Veelgestelde vragen over effectiviteit in de jeugdzorg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Veelgestelde vragen over effectiviteit in de jeugdzorg"

Transcriptie

1 Veelgestelde vragen over effectiviteit in de jeugdzorg Rapport voor Spirit Amsterdam Carolien Konijn en Wieneke Bruinsma Afdeling Jeugdzorg en Opvoedhulp Postbus 19221, 3501 DE Utrecht Telefoon: (030) , Website: Utrecht januari 2008

2 Veelgestelde vragen over effectiviteit in de jeugdzorg In Spirit werken professionals Spirit is afgelopen jaren gestart met beleid om de effectiviteit van de hulpverlening, van de professionals die binnen Spirit werken, te vergroten. Hulpverleners zien het meeste resultaat van hun werk als zij een goede werkrelatie met hun cliënten aan kunnen gaan, effectieve methodieken gebruiken en goed op hun werk reflecteren. Daarom ontwikkelt Spirit ook steeds zijn methodieken. Daarnaast is Spirit in 2007 gestart met de methode-evaluaties. In 2008 wordt de invoering hiervan breed in de instelling voortgezet. Bij de methode-evaluatie evalueren teams geregeld (minstens een keer per jaar) met elkaar welke cliënten zij de afgelopen periode geholpen hebben, wat de aangeboden hulp is geweest en met welk resultaat de hulp is afgesloten. Zo kan worden nagegaan welke hulp voor welke groepen ouders en jeugdigen heel goed heeft gewerkt, maar ook welke hulp minder goede resultaten heeft opgeleverd. Voor de groep die minder profijt had van de hulp, kan het team met elkaar nagaan wat er zou moeten gebeuren om soortgelijke cliënten in de toekomst beter te helpen. Deze verbetersuggesties zullen ook door andere geledingen van Spirit worden besproken en kunnen vervolgens leiden tot aanpassingen en verbeteringen van het zorgprogramma. Deze vorm van feedback organiseren, is essentieel voor de continue professionele ontwikkeling van hulpverleners in de jeugdzorg. Op deze manier worden professionals in staat gesteld om aan de hand van hun resultaten en enkele kenmerken van de hulp die werd verleend, te evalueren wat goed ging en wat beter kon. Zo stellen hulpverleners zich open voor ontwikkeling en kan de hulp steeds verder verbeteren aan de hand van hun eigen praktijkervaringen en die van hun collega s. Vanuit het perspectief van de zorginstellingen is deze vorm van continue feedback te zien als een strategisch instrument voor kwaliteitsverbetering. Vanuit het perspectief van de hulpverlener is het een instrument voor hun eigen professionele ontwikkeling. Aan de hand van de eigen ervaringen worden hulpverleners zo steeds beter in hun vak. In het kader van de invoering van deze methode-evaluaties heeft Spirit het Nederlands Jeugdinstituut gevraagd een notitie te schrijven die aangeeft wat de achtergronden zijn van de methode-evaluaties (waarom doet Spirit dit?) en in welke ontwikkeling van de jeugdzorg dit geplaatst kan worden. Daarnaast is gevraagd antwoord te geven op veelgestelde vragen over effectiviteit van de jeugdzorg en de bevordering daarvan. In deze notitie geven we dan ook eerst aan welke ontwikkelingen en discussies er de laatste tijd in de jeugdzorg hebben plaatsgevonden, voor zover het gaat om de effectiviteit. In het tweede gedeelte geven we antwoord op tien veelgestelde vragen. 2

3 1. Werken aan de effectiviteit van de jeugdzorg Effectiviteit is de mate van doeltreffendheid, de mate waarin de gestelde doelen worden gerealiseerd. De doeltreffendheid is nog geen leidraad voor beleid en financiering van de jeugdzorg. Tot nu toe is er vooral een inspanningsverplichting van instellingen om jeugdigen en hun ouders goed te helpen; de financiering is niet afhankelijk van de resultaten die de instellingen boeken. De Nederlandse jeugdzorg is dus nog weinig resultaatgestuurd, maar wel steeds meer resultaatgericht. Instellingen voor jeugdzorg (en de financiers) willen in toenemende mate weten welke resultaten worden geboekt om zo meer inzicht te krijgen in de sterke kanten van de hulpverlening en de mogelijke verbeterpunten. Zo zijn de financiers (provincies) en de brancheorganisatie van de jeugdzorg (MOgroep) onlangs overeengekomen om voortaan te rapporteren over zogenoemde prestatie-indicatoren, zoals de mate waarin men doelen realiseert, de mate waarin de ernst van de problematiek afneemt, de mate waarin de hulp regulier wordt afgesloten, de cliënttevredenheid, et cetera. Goede resultaten bereiken bij ouders en kinderen met psychosociale problemen is waar het uiteindelijk wel om gaat. Dat vinden niet alleen de financiers, maar ook de instellingen en hulpverleners zelf. Wat weten we van de effectiviteit van de Nederlandse jeugdzorg? Op dit moment worden resultaten nog onvoldoende systematisch gemeten en gevolgd om hier een eenduidig antwoord op te geven. Bij een aantal zorgaanbieders, waaronder die in de stadsregio Amsterdam, worden doelrealisatie naar inschatting van de hulpverlener, de reguliere beëindiging (en omgekeerd: het aantal cliënten dat uitvalt tijdens de hulp) en de cliënttevredenheid standaard gemeten. Maar dat gebeurt nog niet bij allemaal en nog maar een paar jeugdzorgaanbieders gaan sinds korte tijd na in hoeverre de problemen van de cliënten bij afronding van de hulp zijn afgenomen. Bovendien is er nog maar weinig onderzoek in de Nederlandse jeugdzorg gedaan dat zicht geeft op wat goed en wat minder goed werkt. De overheid geeft hieraan met een zesjarige subsidie ( ) aan ZonMw voor onder meer effectonderzoek naar preventieve en curatieve interventies wel een flinke stimulans. De verwachting is dan ook dat we de komende tijd meer informatie krijgen over wat wel en niet werkt in de jeugdzorg. Op dit moment zijn er enkele interventies waarvan in een wetenschappelijk verantwoord onderzoeksdesign N is gebleken dat het werkt voor cliënten met bepaalde problematiek. Wereldwijd zijn er wel meer dan 1500 interventies op het terrein van jeugd en opvoeding (Loeffen e.a., 2004). Men schat dat daarvan slechts 1 tot 5% (15 tot 75) evidence based is (zie N In dergelijk onderzoek worden de resultaten van de onderzochte interventie vergeleken met die van een controlegroep van cliënten aan wie niets (wachtlijst) of een alternatieve behandeling wordt aangeboden. Vergelijking van de resultaten geeft aan wat de meerwaarde van de onderzochte behandeling is ten opzichte van geen of andere hulp. Met een dergelijk ontwerp van onderzoek zijn we ervan verzekerd dat de gevonden resultaten echt komen door de gegeven behandeling. Soms problemen ook af zonder dat je iets doet. Naar wetenschappelijke maatstaven kan een interventie evidence based (letterlijk: gebaseerd op bewijs van effectiviteit) worden genoemd als er minstens twee gerandomiseerde en gecontroleerde onderzoeken zijn gedaan met positief resultaat door van de ontwikkelaars onafhankelijke onderzoekers. 3

4 voetnoot 1 voor de term evidence based ). Op dit moment weten we in ieder geval dat het programma Minder Boos en Opstandig (naar voorbeeld van het Amerikaanse Coping Power Program) bewezen effectief is. Daarnaast zijn ook enkele preventieve interventies evidence based (zie ook Hermanns, Öry & Schrijvers, 2005) zoals Taakspel (waarover hieronder straks meer). Op dit moment wordt een aantal onderzoeken uitgevoerd met eerdergenoemde ZonMwsubsidies zodat over enkele jaren het bewijs van effectiviteit (of niet-effectiviteit) van interventies in de jeugdzorg aanzienlijk zal zijn gegroeid. Er lopen momenteel effectonderzoeken naar onder meer de programma s Triple P, Parent Management Training Oregon (PMTO), Tegendraadse Jeugd, Spoedhulp, Multisysteemtherapie (MST) en Family Functioning Therapy (FFT). De eerste drie zijn opvoedingsondersteunings- en oudertrainingsprogramma s, Spoedhulp betreft ambulante crisishulp en de laatste twee zijn gezins- of systeeminterventieprogramma s voor gezinnen met kinderen met ernstige gedragsproblemen of delinquent gedrag. Dat we in Nederland nog betrekkelijk weinig hebben gemeten en onderzocht in de jeugdzorg, betekent niet dat we niets weten van wat werkt. In het buitenland, en dan met name in de Angelsaksische landen (V.S., Engeland en Australië), bestaat al een langere traditie op dit punt. Op basis daarvan kunnen we in de Nederlandse jeugdzorg vernieuwingen doorvoeren. Het is echter niet zo dat wat werkt in het buitenland altijd direct toepasbaar is in Nederland met dezelfde positieve resultaten. Er is vaak een vertaalslag nodig (letterlijk en figuurlijk) op basis van onderzoek waarin wordt nagegaan of de in het buitenland behaalde resultaten ook in Nederland gerealiseerd worden. Een voorbeeld van hoe belangrijk deze vertaalslag is, hebben we gezien bij Taakspel, een preventieve interventie die naar Amerikaans voorbeeld (daar Good Behavior Game geheten) in het Nederlandse onderwijs al vaak wordt uitgevoerd. Met de interventie wordt voorkomen dat kinderen met beginnende gedragsproblemen uitgroeien tot lastpakken. Een van de belangrijkste werkzame bestanddelen is een betere toerusting van leerkrachten om met regeloverschrijdend gedrag van leerlingen om te gaan en een positief onderwijsklimaat te creëren. In het programma worden kinderen gestimuleerd om op elkaar te letten door de leerlingen te vragen taakgerichte opdrachten in groepjes uit te voeren. Ze krijgen als groep beloning van het gewenste gedrag. In de Verenigde Staten wordt daarbij veelvuldig gebruik gemaakt van de concurrentie tussen groepjes om betere resultaten te behalen. Daar werkt dat inderdaad heel stimulerend. In Nederland echter niet. Veel Nederlandse kinderen voelen zich door teveel concurrentie niet gestimuleerd maar eerder belemmerd om meer te presteren. De activiteiten voor de kinderen zijn in de Nederlandse interventie daarom aangepast. Binnen de gedachtegang van het Amerikaanse programma zijn activiteiten ontwikkeld die beter passen bij de aard van de schoolgaande kinderen in Nederland (meer informatie op: Crijnen, 2005). Bestuurders en financiers van de jeugdzorg stellen steeds vaker alleen nog evidence based jeugdzorg te willen. Het zal duidelijk zijn dat dit - gezien het bovenstaande - een wens is die niet direct geëffectueerd kan worden. Er is op dit moment onvoldoende evidence based zorg in Nederland voorhanden. Maar deze wens kan wel richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van de jeugdzorg. 4

5 Wat is nodig om de kennis over effectiviteit van de jeugdzorg te vergroten? Op basis van de hierboven gegeven analyse zijn de volgende aanbevelingen mogelijk: 1. meer wetenschappelijk onderzoek om inzicht te krijgen in wat wel en niet werkt in de Nederlandse jeugdzorg; 2. de interventies waarvan we weten dat ze werken (op basis van tot nu toe nog vaak buitenlands onderzoek) implementeren (en aanpassen aan de Nederlandse situatie); 3. bevorderen van praktijkonderzoek door de instellingen zelf. Sommigen vinden dat er prioriteit moet liggen bij wetenschappelijk onderzoek. Maar een gemiddeld effectonderzoek duurt drie à vier jaar en is kostbaar (gemiddeld 3 à 4 ton per onderzoek). Het is onmogelijk om binnen afzienbare termijn alle (1500) interventies die voor het terrein van jeugd en opvoeding bestaan, op die manier te onderzoeken. Daarnaast is dus echt iets anders nodig. Het beste is om alle drie aanbevelingen uit te voeren. In de praktijk zijn namelijk twee bewegingen tegelijkertijd nodig: (1) evidence based interventies zoeken en invoeren en (2) bewijs zoeken in de praktijk van de jeugdzorg zelf en op basis daarvan de kwaliteit bevorderen (schema 1). Overigens is praktijkonderzoek niet alleen nodig omdat wetenschappelijk onderzoek te lang duurt en te kostbaar is; praktijkonderzoek is ook belangrijk omdat de toepassing in de dagelijkse praktijk in aanvulling op wetenschappelijk kennis altijd nodig zal blijken. Later hierover meer. Schema 1: Strategie ter verbetering van kwaliteit en effectiviteit van jeugdzorg Wetenschap Evidence based practice Jeugdzorgpraktijk Practice-based evidence Bron: Van Yperen (2006) We lichten hieronder deze strategie nader toe en geven aan hoe instellingen en hulpverleners in de jeugdzorg hieraan kunnen bijdragen. Verzamelen kennis en invoeren van evidence based interventies In de eerste plaats is er meer wetenschappelijk onderzoek nodig om meer te weten te komen over wat werkt in de Nederlandse jeugdzorg praktijk. Jeugdzorginstellingen kunnen hierin van betekenis zijn om samen met wetenschappers het initiatief te nemen tot dit type onderzoek en onderzoekers in hun praktijk toe te laten. Zonder toegang tot en medewerking van de praktijk kan er immers geen onderzoek worden gedaan. 5

6 In de tweede plaats kunnen instellingen reeds bewezen effectieve interventies of programma s invoeren om zo de kwaliteit van de hulpverlening aan bepaalde groepen cliënten te verbeteren. Dit is vooral raadzaam wanneer er signalen zijn dat de huidige zorg voor die groep(en) beneden de maat is of als de cliënten voor die instelling een nieuwe groep betreft en er nog geen zorg is ingericht. Overigens is ook hierbij onderzoek nodig. Onderzoek om na te gaan of de resultaten uit het buitenland hier worden geëvenaard en om na te gaan of er aanpassingen nodig zijn van het programma. In de derde plaats kunnen er op basis van (buitenlandse) onderzoeken suggesties worden gedaan voor innovatie van de Nederlandse jeugdzorg. Er is recentelijk een aantal overzichtstudies gepubliceerd waarin wordt samengevat wat we weten (Hermanns e.a. 2005; Konijn e.a., 2007; Boendermaker e.a., 2007). Deze overzichtstudies geven inzicht in de ingrediënten of onderdelen van de interventies die werkzaam blijken bij de aanpak van bepaalde problemen van cliënten. Deze werkzame ingrediënten invoeren in de Nederlandse programma s kan de hulp op een snelle manier effectiever maken. Door het meten van resultaten zal nog wel moeten worden aangetoond of dit het geval is. De overzichtstudies wijzen op twee typen werkzame ingrediënten. Op de eerste plaats zijn dat algemeen werkzame factoren. Dit zijn factoren van uitgevoerde interventies die ongeacht de problematiek van cliënten altijd betere resultaten blijken te geven. Daarbij kun je denken aan goed opgeleide (deskundige) medewerkers, een aanvaardbare caseload voor hulpverleners, voldoende garanties voor veiligheid van de hulpverleners, de interventie uitvoeren zoals bedoeld en afgesproken, goede afstemming van het hulpaanbod op de vraag van cliënten, een goede motivatie van cliënten voor de aangeboden hulp, et cetera. Maar goede resultaten van hulp hebben naast algemeen werkzame ingrediënten - in de tweede plaats - ook altijd specifiek werkzame ingrediënten nodig. Dat zijn ingrediënten die effectief op de specifieke problematiek van cliënten ingrijpen. Daarbij kun je denken aan bepaalde medicijnen bij ADHD of depressie, of aan een cognitief gedragsmatige aanpak bij gedragsproblemen van kinderen, et cetera. Een overzicht van dergelijke ingrediënten is onder meer te vinden in Konijn e.a. (2007). Verzamelen van practice based interventies Maar zoals hierboven al gesteld, is er ook een andere beweging nodig om op afzienbare termijn meer informatie te verzamelen over de effectiviteit van de jeugdzorg zodat de kwaliteit verder verbeterd kan worden. Instellingen kunnen zelf informatie verzamelen over de resultaten van de hulp; sommige instellingen doen dat ook al, zoals hierboven werd aangegeven. Over het algemeen zijn daarbij de volgende uitkomstmaten gangbaar: 1. doelrealisatie, waaronder probleemafname en herstel van autonomie van cliënten; 2. mate van reguliere beëindiging van de zorg (of mate van uitval); 3. cliëntsatisfactie. De eerste uitkomstmaat is het meest gecompliceerd maar tegelijkertijd ook het meest veelzeggend voor het resultaat van de zorg. Doelrealisatie wil zeggen: in hoeverre de doelen, die de hulpverlener samen met de cliënt heeft geformuleerd, bij afsluiting van de hulp zijn behaald. Het is dan belangrijk dat de doelen zo zijn geformuleerd dat ze relevant zijn voor de problematiek van de cliënt en goed meetbaar. Wanneer de doelen niet goed zijn geformuleerd, is 6

7 het meten van doelrealisatie een farce, nietszeggend. Voor het meten van het behalen van de doelen wordt doorgaans een kleine drie- of vijfpuntsschaal van (geheel) niet behaald tot (volledig) behaald, gebruikt. Eén van de doelen die gemeten kunnen worden is: het verminderen van de problemen waarmee de cliënten (ouder en/of jeugdige) zich aanmeldden bij de jeugdzorg. Dit is volgens internationale wetenschappelijke standaard het belangrijkste doel in de zorg. In effectonderzoeken is het meetinstrumentarium dan ook meestal hierop gericht. In Nederland is daaraan de afgelopen jaren echter een reeks aan andere doelen toegevoegd. Zo zijn in de praktijk ook doelen van groot belang die het vergroten van vaardigheden en competenties beogen zodat de cliënt in de toekomst terugkomende of nieuwe problemen zelf beter aan kan pakken. Daarnaast is, op initiatief van stadsregio Amsterdam, ook het doel herstel van autonomie toegevoegd aan de landelijke prestatie-indicatoren van de jeugdzorg (2006). Doel van de hulp is zo is hierbij de gedachte dat cliënten de problemen in het vervolg zelf of met steeds lichtere hulp en steun kunnen oplossen. Door bij alle zorginstellingen in de regio voor cliënten unieke nummers in te voeren, kan op regioniveau worden geanalyseerd welke cliënten zich opnieuw aanmelden voor hulp en kan bovendien worden nagegaan of de vervolghulp lichter is dan zij eerder kregen. Om de afname van de aangemelde problematiek bij cliënten te meten, is een aantal acties nodig. Bij aanmelding moet de (ernst van de) problematiek met valide en betrouwbare vragenlijsten worden gemeten. Bij afsluiting dient dan die meting nogmaals plaats te vinden. Het verschil tussen deze twee metingen geeft aan welke vooruitgang tijdens de hulp is geboekt. Of dit verschil door de hulp wordt veroorzaakt, is niet zeker tenzij er vergelijkingsmateriaal (ook twee metingen) beschikbaar is van cliënten met vergelijkbare problematiek aan wie men geen of andere hulp heeft verleend. Omdat veel van de geboekte vooruitgang bij afronding van de hulp na verloop van tijd wegebt, is het goed als cliënten ongeveer een half jaar na afsluiting van de hulp nog een keer worden benaderd om na te gaan wat de cliënt heeft geleerd van de hulp en wat zich heeft beklijft. De tweede uitkomstmaat, de mate van reguliere beëindiging, wordt meestal standaard geregistreerd. Als een cliënt de hulp voortijdig staakt of de hulpverlener de hulp aan een cliënt voortijdig afbreekt, worden de hulpverleningsdoelen doorgaans niet gehaald en wordt de hulp als niet succesvol opgevat. De derde uitkomstmaat, cliënttevredenheid, wordt door veel instellingen standaard gemeten, ook in de stadsregio Amsterdam. Het geeft aan in hoeverre cliënten tevreden zijn over de bejegening door de hulpverlener, de informatie die hen is gegeven over de hulp en het resultaat van de hulp. Omdat cliënten zelf onderdeel uitmaken van het hulpverleningsproces, is het voor hen soms lastig om kritisch te zijn, met name op de bejegening door de hulpverlener. Want als men zich daar achteraf negatief over uitlaat, waarom heeft men daar niet eerder wat over gezegd? Over het algemeen geven de cliënten die zo n vragenlijst invullen (meestal niet meer dan 40% van de cliënten) gemiddeld positieve oordelen over de hulp die zij kregen. Het is wel zaak om meer antwoorden van cliënten te krijgen om uit te sluiten dat de cliënten die de lijst niet invullen, relatief negatief zijn over de hulp. 7

8 Instellingen kunnen met deze feedback het meeste doen als de oordelen van cliënten worden vergeleken. Zo kunnen de oordelen over verschillende zorgprogramma s, verschillende regio s of verschillende onderwerpen (bejegening, resultaat, informatie, etc) met elkaar vergeleken worden. Ook kunnen oordelen uit voorgaande jaren vergeleken worden met de recent vergaarde. Gemiddelde totale oordelen zijn over het algemeen geen stimulerende feedback omdat het onvoldoende aangeeft wat er precies goed gaat of wat verbetering behoeft. Hoe kunnen instellingen zelf hun resultaten volgen en de zorg verbeteren? Om resultaten geregeld en goed te meten, moet heel wat georganiseerd worden. Wanneer aan de volgende voorwaarden niet wordt voldaan, is de kans groot dat het resultaten meten onzorgvuldig en onbetrouwbaar gebeurt en onvoldoende kan worden benut voor het verbeteren van de kwaliteit van de jeugdzorg. In schema 2 ( op pagina 8) is een werkmodel voor effectiviteitsverbetering aangegeven. 1. Per programma dient men aan te geven wat de hoofddoelen zijn die men wil bereiken (zie A. in schema 2). Vervolgens kiest men de meetinstrumenten of vragenlijsten die inzicht geven in de mate waarin deze doelen worden bereikt (zie C en E in schema 2). Zo kan men bijvoorbeeld bij een programma dat het doel heeft de gedragsproblemen bij de aangemelde jonge kinderen te verminderen, kiezen voor een vragenlijst die het gedrag van het kind in kaart brengt (zoals de CBCL of SDQ) en voor een lijst die de opvoedingsstress van ouders beoordeelt (zoals de NOSI of VGFO). Richt het programma zich echter op jongeren die zich na veel problemen voorbereiden op een zelfstandig leven, dan is het beter om naast het volgen van de geconstateerde problemen ook vooruitgang in hun competenties vast te leggen. In alle gevallen kan de Standaard Taxatie Ernst van de Problematiek (STEP) worden afgenomen om aan te tonen dat de ernst van de problematiek is afgenomen. 2. De gekozen meetinstrumenten dienen goed ingebed te worden in het primaire hulpverleningsproces, dat wil zeggen: het afnemen van instrumenten dient nuttig te zijn in het hulpverleningscontact met de cliënt. Meestal betreft het instrumenten die snel en gedegen inzicht geven in de problematiek en de competenties van de cliënt. Als de ingevulde vragenlijsten snel worden verwerkt tot een rapportje, kan dit gebruikt worden in het volgende gesprek tussen de hulpverlener en de cliënt over de problemen en de te stellen doelen. Op deze manier kan de cliënt de conclusies die naar voren komen ook nog van commentaar voorzien. De ervaring leert dat het vooral een feest van herkenning is en dat cliënten zo n systematisch en snelle verkenning van de problematiek erg op prijs stellen. De instelling dient de logistiek voor het snel verwerken van de vragenlijsten tot rapportjes dan wel goed te hebben geregeld. Daarnaast dienen hulpverleners te worden getraind in het voeren van zo n gesprek aan de hand van de uitkomsten van de vragenlijst(en). 3. Vervolgens kan men nagaan of de zorgprogramma s in de praktijk worden uitgevoerd zoals dat bedoeld en afgesproken is (rubriek D in schema 2). De hulp die uitgevoerd moet worden, dient daarom helder en duidelijk te zijn omschreven voor de hulpverleners (evt. geprotocolleerd) (zie B in schema 2). Bij evaluatie van de zorg zijn naast gegevens over de problematiek van de cliënten en van de resultaten, ook van de hulp die is uitgevoerd, 8

9 noodzakelijk. Ten eerste om na te gaan of de hulp inderdaad is uitgevoerd zoals bedoeld; dit is een algemeen werkzame factor en levert altijd betere resultaten op dan anders uitgevoerde zorg. Ten tweede zijn gegevens over de uitgevoerde hulp nodig om verbeterpunten op te sporen. Wanneer er onverwacht negatieve resultaten worden gemeten, moet men na kunnen gaan wat er is gedaan door de hulpverleners. Als men de resultaten vervolgens wil verbeteren, moet men gerichte veranderingen van de hulpverlening kunnen voorstellen (rubriek F in schema 2). Wanneer met andere hulp betere resultaten worden geboekt, heeft men een verbetering te pakken: het programma kan hieraan worden aangepast. 4. Geregeld zullen er zoals bij punt 3 al is aangestipt - evaluaties in teamvergaderingen moeten worden georganiseerd om na te gaan welke cliënten baat hebben bij de geboden zorg en voor welke cliënten de zorg aangepast zou moeten worden (rubriek F in schema 2). Bij Spirit heet dit methode-evaluatie. Voor die evaluaties zijn gegevens over een bepaalde periode nodig van: a. De problematiek en andere kenmerken van de cliënten; b. De gegeven hulp (interventies en toegepaste technieken); c. De resultaten van de hulp (uitval, cliëntsatisfactie en doelrealisatie waaronder probleemafname). Om een zinnige discussie te kunnen voeren zullen deze gegevens van te voren door een iemand (lid van het team of een beleidsmedewerker) moeten worden verzameld en gerapporteerd. Mogelijke interpretaties van de analyses kunnen daarbij reeds worden verkend. 9

10 Schema 2: Werkmodel voor effectiviteitsverbetering Algemeen Methodiek Praktijk G. Goede opleiding medewerkers H. Goede werkomstandigheden (o.a. veiligheid hulpverleners, acceptabele caseload) A. Doelgroepomschrijving en doel van programma B. Beschrijving aanpak: - theoretisch goed onderbouwd - passend bij wat werkt bij de problemen van de doelgroep - goed gestructureerd (start-, veranderings- en afbouwfase) - aangegeven wat de kern en wat variabel is C. Probleemvragenlijsten: - jeugdige (bijv. CBCL of SDQ) - ouders (bijv. NOSI, VGFO) - ernst problematiek (bijv. Quick- STEP) D. Uitvoering van de methodiek zoals beschreven: - bijhouden uitgevoerde activiteiten / technieken / hulpmiddelen - intervisie en/of supervisie: deskundige begeleiding bij uitvoering: evaluatie programmaintegriteit - werken aan goede werkrelatie tussen hulpverlener en cliënt E. Einde hulp: - uitval noteren - afname probleemvragenlijsten - afname Quick-STEP - vragenlijst Doelrealisatie F. Regelmatige evaluaties in teamvergaderingen van o.a.: - wordt de beoogde doelgroep bereikt? (registratie + probleemvragenlijsten) - wat werkt goed en wat minder goed? (ingezette technieken x resultaten) - wat werkt voor wie? (kenmerken cliënten x resultaten) 5. Behalve voor evaluatie van de geboden hulpverlening op teamniveau, kunnen de vragenlijstgegevens worden gebruikt om inzicht te krijgen in de problematiek van cliënten bij een zorgprogramma of bij de instelling. Als er terugkoppeling plaatsvindt van de problematiek van de cliënten, de hulp die is gegeven en de resultaten die zijn geboekt, aan de hulpverleners van een zorgprogramma, vervullen de gegevens een rol in de verbetercyclus of kwaliteitscyclus van het programma. Het is belangrijk om te beseffen dat dit niet de eerste bestemming van die gegevens is. Als de inbedding in het primaire proces niet goed is gelukt (punt 1 t/m 4), zal de betrouwbaarheid van de gegevens te wensen overlaten. 10

11 Het doel van het aldus verzamelen van practice based evidence is drieledig: (1) we gaan op deze manier na in hoeverre de in het buitenland bewezen effectieve programma s ook in Nederland goede resultaten behalen; (2) we gaan na in hoeverre de programma s worden uitgevoerd zoals bedoeld; (3) en: we gaan zo na welke interventies veelbelovend zijn (doeltreffend). Deze kunnen vervolgens onderwerp van wetenschappelijk (effect)onderzoek zijn. Zorgprogramma s waarvan bewijs van goede resultaten in de praktijk bestaat, worden doeltreffend genoemd. Ook wordt wel gezegd dat er dan voorlopig bewijs van effectiviteit is. Door zowel reeds bewezen effectieve programma s in de praktijk te implementeren als in de eigen praktijk resultaten te meten, zorgen we ervoor dat de hulpverlening aan cliënten steeds meer gebaseerd wordt op bewijzen van effectiviteit. 2. Veelgestelde vragen en hun antwoorden Hieronder staan tien veelgestelde vragen. Er volgt een kort antwoord waarna in het kader telkens meer uitleg te vinden is over het antwoord. Soms overlapt dit antwoord met bovenstaande tekst. We hebben ervoor gekozen deze dan nog maar eens kort te herhalen zodat het antwoord op de vraag wel compleet blijft. Vraag 1. Wat is belangrijker: algemeen of specifiek werkzame factoren? Algemeen werkzame factoren zijn niet van meer belang dan specifiek werkzame factoren of andersom. Ze zijn beiden even belangrijk. Algemeen werkzame factoren zijn onderdelen van een interventie en omstandigheden waaronder die worden uitgevoerd, die altijd tot het betere resultaten leiden bij alle cliënten (met allerlei problemen) dan interventies. Ze zijn de basis voor een goede hulpverlening. Het gaat om een goede relatie tussen hulpverlener en cliënt, aansluiten bij de motivatie van de cliënt, aansluiten bij de hulpvraag van de cliënt, goede structurering van de interventie, uitvoeren van de behandeling zoals bedoeld (ook wel programma-integriteit genoemd), voldoende professionaliteit van de behandelaar en goede werkomstandigheden (veiligheid, acceptabele caseload). Zonder de basis van de algemeen werkzame factoren kunnen specifiek werkzame factoren sterk in hun werkzaamheid worden beknot. Algemeen werkzame factoren alleen zijn echter niet voldoende om de problemen van jeugdigen en hun ouders te verhelpen. Hiervoor is de inzet van specifieke interventies, waarvan bekend is dat ze werken bij bepaalde problematiek, onontbeerlijk. Dit zijn specifiek werkzame factoren: elementen die leiden tot goede resultaten bij cliënten met bepaalde problematiek. Zo weten we inmiddels dat een combinatie van medicatie (Ritalin of een ander product), een gedragsmatige aanpak en een oudertraining voor de ouders goed werkt voor kinderen met ADHD. Ook weten we dat opvoedingsondersteuning voor de ouders in combinatie met een training oplossende vaardigheden voor het kind goed werkt voor (ouders van) kinderen met opstandig gedrag. En we 11

12 weten dat intensief casemanagement, waarbij een casemanager niet alleen coördineert maar ook hulp verleent, goed werkt bij dak- en thuisloze jongeren. Algemeen werkzame factoren zijn dus niet van meer belang dan specifiek werkzame factoren of andersom. Ze zijn beiden even belangrijk en versterken beide het resultaat. 2. Waarom is kennis over algemeen en specifiek werkzame factoren zo belangrijk voor mij als hulpverlener? Omdat hulpverleners met behulp van deze kennis weten welke onderdelen van het uitgevoerde zorgprogramma van groot belang zijn voor het verkrijgen van een goed resultaat. Wanneer hulpverleners, bijvoorbeeld omdat cliënten dat vragen, willen afwijken van de afgesproken richtlijn of van het zorgprogramma, moeten zij over voldoende kennis beschikken om na te kunnen gaan welke onderdelen noodzakelijk zijn om goede resultaten te behalen en welke kunnen worden weggelaten of vervangen door andere. Zoals gezegd bij vraag 1 zijn algemeen werkzame factoren de basis voor een goede hulpverlening. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een goede relatie tussen hulpverlener en cliënt ongeveer 30 procent van het resultaat van de hulpverlening bepaalt. Samen met een goede motivatie van cliënten voor de hulp, bepalen ze zelfs meer dan de helft van het resultaat. Deze informatie is belangrijk voor hulpverleners, omdat het hen duidelijk maakt dat zij in deze aspecten moeten investeren tijdens de hulpverlening (de werkrelatie, de motivatie van de cliënt voor de hulp, et cetera). Algemeen werkzame factoren alleen zijn echter niet voldoende om de problemen van jeugdigen en hun ouders te verhelpen. Hiervoor is de inzet van specifieke interventies, waarvan bekend is dat ze werken bij bepaalde problematiek, onontbeerlijk. Kennis over specifiek werkzame factoren helpt hulpverleners bij hun keuze voor een bepaalde interventie bij een bepaald probleem. Zo is het belangrijk te weten dat een cognitief gedragsmatige aanpak goed werkt bij kinderen met gedragsproblemen, maar niet bij kinderen met ADHD. Vanuit kennis over algemeen en specifiek werkzame factoren weten hulpverleners welke onderdelen van het uitgevoerde zorgprogramma van groot belang zijn voor een goed resultaat en welke bij bepaalde cliënten gezien hun problematiek ook weggelaten of vervangen kunnen worden. Vraag 3. Specifiek werkzame factoren werken goed bij bepaalde problemen van cliënten. Gezinnen hebben echter een eigen stijl en verschillen van elkaar in de wijze waarop ze problemen aanpakken, oplossen en van interventies leren. In hoeverre houden de specifiek werkzame factoren hier rekening mee? Professionals moeten kennis hebben van de specifiek werkzame factoren (wat werkt bij welk probleem), maar kunnen op basis van ervaring of op vraag van cliënten - afwijken van het programma als zij inschatten dat een bepaald onderdeel niet zal werken bij het desbetreffende gezin. 12

13 Specifiek werkzame factoren zijn de elementen die goede resultaten boeken bij cliënten met bepaalde problematiek. We weten inmiddels dus voor veel problemen welke aanpak goede resultaten heeft. Wanneer alle onderdelen van deze aanpak volgens de bewezen uitgangspunten en richtlijnen worden uitgevoerd, levert dit het beste resultaat (programma-integriteit). Vanzelfsprekend is het zo dat ieder gezin uniek is. Hulpverleners hebben daarom, wanneer zij denken dat een bepaald onderdeel niet zal werken bij een bepaald gezin, de ruimte om af te wijken van het programma. Waar het om gaat, is dat professionals enerzijds goed op de hoogte zijn van wat het programma inhoudt en wat goed werkt bij welke problematiek. En dat anderzijds - als er afgeweken wordt van het programma - dit weloverwogen gebeurt en hierover collegiaal overleg is. Vraag 4. Is programma-integriteit niet een ander woord voor keurslijf voor professionals? Nee, programma-integriteit is geen keurslijf, maar een houvast voor zelfstandig werkende professionals en voor cliënten, waarvan beredeneerd en gemotiveerd afgeweken mag worden. Effectieve programma's zijn ontwikkeld en ontworpen op basis van theoretische verklaringen voor bepaald probleemgedrag, die door middel van (wetenschappelijk) onderzoek zijn getoetst en bewezen. Programma-integriteit houdt in dat alle onderdelen van een programma volgens de afgesproken uitgangspunten en richtlijnen moeten worden uitgevoerd. Van alle geplande onderdelen is immers bewezen dat zij bijdragen aan de aanpak van het probleem en verbetering van de situatie. De theoretische fundering staat hiervoor garant. Het achterwege laten van bepaalde onderdelen van de aanpak doet de kans op het behalen van het beoogde resultaat afnemen. De resultaten worden namelijk behaald met het gehele programma. Een helder programma (en je hieraan in de uitvoering daadwerkelijk houden) heeft ook belangrijke voordelen voor cliënten. Er kan aan cliënten duidelijk worden gemaakt wat er wanneer gaat gebeuren en bovendien waarom. Het gesprek over de wijze waarop de hulp vorm krijgt en wat cliënten daarvan vinden, kan zo beter verlopen. Het is dus inderdaad de bedoeling dat professionals hun eigenzinnigheid opzij zetten en gewoon uitvoeren wat volgens onderzoek bleek te werken. Maar cliënten zijn niet allemaal gelijk. Wanneer een professional op basis van ervaring veronderstelt dat bepaalde onderdelen niet goed zullen werken bij een bepaalde cliënt, of als een cliënt zelf aangeeft ernstige bezwaren te hebben bij bepaalde onderdelen, mag afgeweken worden van het programma. Dit wordt ook wel het beginsel van responsiviteit van de professional genoemd. Waar het om gaat is dat professionals enerzijds goed op de hoogte zijn van wat het programma inhoudt en wat werkt bij welke problematiek. En dat anderzijds - als er afgeweken wordt van het programma - dit weloverwogen gebeurt en hierover collegiaal overleg is. Bij de evaluatie van de hulpverlening kan voorts - op basis van de resultaten - worden nagegaan of de verandering inderdaad goed heeft gewerkt en of overwogen moet worden het programma voor bepaalde (groepen) cliënten aan te passen. Programma-integriteit is dus geen keurslijf maar een houvast voor zelfstandig werkende professionals en voor cliënten, waar beredeneerd van afgeweken mag worden. 13

14 Vraag 5. Waarom mag ik als hulpverlener niet standaard de interventies uitvoeren waar ik de meeste affiniteit mee en expertise in heb? Een goede uitvoering van de interventie biedt toch de beste garantie voor goede resultaten? Een goede uitvoering van een interventie is een belangrijke succesfactor, maar door algemeen werkzame factoren alleen worden problemen niet adequaat verholpen. Het gaat er daarnaast om of de interventie voldoende effectief is om de problemen van de cliënten te verminderen. Een goede uitvoering van de interventie is te zien als een algemeen werkzame factor. Algemeen werkzame factoren alleen zijn echter niet voldoende om de problemen van jeugdigen en hun ouders te verhelpen. Hiervoor is de inzet van specifieke interventies, waarvan bekend is dat ze werken bij bepaalde problematiek, nodig. We weten steeds meer over de vraag wat werkt bij bepaalde problemen. Zo weten we inmiddels dat opvoedingsondersteuning voor de ouders in combinatie met een training oplossende vaardigheden voor het kind goed werkt voor (ouders van) kinderen met gedragsproblemen. En dat videohometraining of video-interactiebegeleiding beter werkt bij gezinnen met jonge kinderen dan met oudere kinderen; bovendien werkt het het beste bij lichte en matige gedragsproblemen en minder goed bij ernstige problematiek. Naast een goede uitvoering van de interventie is het dus van belang dat jeugdigen en hun gezinnen de hulp krijgen waarvan bekend is dat deze werkt. Anders onthoud je cliënten de best mogelijke zorg. Vraag 6. Is niet elke cliënt uniek, dus kun je niets over effectiviteit zeggen? Bij de uitvoering van een interventie moet vanzelfsprekend rekening gehouden worden met de uniciteit van de cliënt. Maar we moeten de cliënten van hun uniciteit ontdoen en ze groeperen op bepaalde overeenkomsten met anderen, om verder te komen in de wetenschappelijke kennis van wat werkt bij wie. Daarmee is uiteindelijk ook die unieke cliënt geholpen. Effectieve jeugdzorg is gebaseerd op theorieën die het desbetreffende probleemgedrag of de probleemsituatie interpreteren en verklaren. Deze theorieën geven inzicht in achtergronden en oorzaken en in risicofactoren en beschermende factoren. Als men weet hoe en waarom probleemsituaties zo in elkaar steken, kan men daaraan aanknopingspunten voor hulpverlening ontlenen. Dat vervolgens uit onderzoek blijkt dat een bepaalde ingreep inderdaad goed werkt (probleem neemt af of verdwijnt zelfs), geeft aan die theorie juist was. Cliënten verschillen uiteraard van elkaar, maar komen overeen in hun problematiek. Om te weten te komen wat werkt voor wie, zullen we cliënten moeten groeperen op bepaalde kenmerken waar hun problematiek er één van is, en onderzoeken welk programma van activiteiten die problemen het beste aanpakt. Wanneer we dit niet doen, kunnen we inderdaad niets zeggen over effectiviteit van een bepaalde aanpak. Als we cliënten elk als individu blijven beschouwen, blijven zij een verzameling cases en komen we niet verder in de ontwikkeling van effectieve jeugdzorg. Als iets bij één cliënt goed werkt, werkt het misschien nog niet bij een ander. Kennis over wat werkt bij bepaalde problemen, kunnen we alleen krijgen door onderzoeken onder groepen cliënten met vergelijkbare problematiek. We zijn immers op zoek naar wat werkt bij welk type problematiek en cliënt. 14

15 Bij de uitvoering van de interventie moet vervolgens vanzelfsprekend rekening gehouden worden met de uniciteit, de hulpbehoefte of de vragen van de cliënt (zie ook toelichting vraag 4). Maar om verder te komen in de wetenschappelijke kennis van wat werkt bij wie, moeten we de cliënten van hun uniciteit ontdoen en ze groeperen op bepaalde overeenkomsten met anderen. Daarmee is uiteindelijk ook die unieke cliënt geholpen. Vraag 7. Is oplossingsgericht werken niet het betere alternatief voor al die moeizame discussies over effectiviteit? Oplossingsgericht werken is geen alternatief voor werken aan effectiviteit. Het draagt misschien wel bij aan goede resultaten van de jeugdzorg, hoewel dat nog niet (wetenschappelijk) is onderzocht. Bij oplossingsgericht werken gaat om een bepaalde houding en bepaalde wijze van bejegening van alle cliënten. Het gaat daarbij vooral om de gesprekstechnieken en de manier waarop men samen met de cliënt tot doelen van de hulp komt. Het is dus vergelijkbaar met een algemeen werkzame factor, hoewel de effectiviteit van de aanpak nog niet voldoende is onderzocht. En net zoals geldt voor algemeen werkzame factoren (zie antwoord op vraag 1) zal oplossingsgericht werken alleen niet genoeg zijn voor de beste resultaten van hulp. Daarnaast zal altijd gekeken moeten worden naar wat de problemen en vragen van de cliënten zijn en zullen specifiek daarop gerichte interventies moeten worden ingezet. Vraag 8. Wie zegt dat interventies die in het buitenland bewezen effectief zijn (zoals PMTO, Triple P, MTFC) ook in Nederland effectief zullen zijn? Omdat de resultaten van die evidence based programma s in verschillende landen positief zijn, mag in Nederland ook een groot effect verwacht worden. Dit dient echter onderzocht te worden met een effectonderzoek. Soms moeten enkele aanpassingen in het programma worden gemaakt om de effecten te vergroten. De evidence based interventies uit het buitenland zijn onderzocht met wetenschappelijk effectonderzoek. In dit soort onderzoek wordt de interventie waarvan men het effect wil meten (de experimentele groep) vergeleken met een groep waarbij een andere of geen interventie is toegepast (de controlegroep). Als de proefpersonen willekeurig over de experimentele en controlegroep zijn verdeeld, spreekt men van een RCT: 'randomized controlled trial' of 'randomized clinical trial'. Dit onderzoek heeft een hoge kwaliteit. Triple P is zijn bijvoorbeeld op deze manier onderzocht in Australië. De resultaten waren zeer positief, waardoor ook in Nederland de interesse voor dit programma toenam. In Nederland is onderzoek gedaan tijdens de proefimplementatie (zonder controlegroep) en de resultaten waren veelbelovend. Momenteel wordt het programma nog beter onderzocht met een gecontroleerd onderzoek dat gelijk is gestart met de implementatie van Triple P, o.a. in de regio Amsterdam. Dezelfde procedure is gestart met Multisysteemtherapie (MST), PMTO en gestructureerde gezinstherapie (FFT). Omdat de resultaten in verschillende vergelijkbare landen zo positief zijn, mag ook in Nederland een goede uitkomst verwacht worden. Eventueel worden er enkele aanpassingen gedaan om het 15

16 effect nog meer te vergroten (zie ook het verhaal over de aanpassing van Taakspel in het eerste gedeelte van deze notitie). Vraag 9. Er wordt hoog opgegeven over deze evidence based interventies uit het buitenland. Zijn onze interventies, die gedegen ontwikkeld en in de praktijk doorontwikkeld zijn, dan niet goed? Deze interventies kunnen ook goed zijn, maar dat weten we gewoon nog niet op dit moment omdat dat nog niet door (wetenschappelijk) onderzoek wordt bewezen. De interventies die op dit moment in de praktijk worden uitgevoerd, kunnen goed zijn, maar dit wordt op dit moment nog niet door wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Het is dus beter om te zeggen dat we niet weten wat de effecten zijn van onze jeugdzorg, dan te zeggen dat deze niet goed zou zijn. Het is wel van belang dat, met behulp van het meten van resultaten en het uitvoeren van effectonderzoek, aangetoond wordt dat onze jeugdzorg werkt. Daarom is het zo belangrijk dat instellingen gaan meten wat hun resultaten zijn. Het zou best eens kunnen blijken dat we in de praktijk betere resultaten behalen dan we misschien zouden verwachten. Vraag 10. Bepaalt de mate van ketensamenwerking en de mate waarin cliënten snel doorverwezen worden ook de mate van effectiviteit? Goede ketensamenwerking en korte of geen wachttijden verhogen de motivatie voor hulp en zou daarmee een positieve invloed op het resultaat van die hulp kunnen hebben. Maar feitelijk is de samenhang tussen samenwerking en resultaten van hulp nog niet onderzocht. De effectiviteit van de verleende zorg hangt samen met de kwaliteit van de uitvoering en de mate waarin cliënten snel op de juiste plek belanden. Als je lang moet wachten of eerst verkeerd verwezen bent, zal de hulp anders beginnen dan wanneer je al snel op de juiste plaats wordt geholpen. Hier is echter geen onderzoek naar gedaan. Er is wel onderzoek gedaan naar de invloed van motivatie van een cliënt op het effect van de hulp, en die is aanzienlijk. Dit is één van de algemeen werkzame factoren. Uit het Doorbraakproject (verkorting wacht- en doorlooptijden) blijkt dat bij snel startende hulp motivatieproblemen nog maar zelden voorkomen. Goede ketensamenwerking en korte of geen wachttijden lijken dus de motivatie voor hulp te verhogen en zullen daarmee een positieve invloed op het resultaat hebben. Maar dit is nog slechts een hypothese die door indrukken uit de praktijk is onderbouwd. Onderzoek dat dit bewijst, is (nog) niet beschikbaar. 16

17 Literatuurverwijzingen Boendermaker, L. A. Harder e.a. (2007). Programmeringsstudie Jeugdzorg. Utrecht/Groningen: NJi/RUG. Crijnen, A.A.M. & P. Cuijpers (2005). Preventie van emotionele en gedragsproblemen bij kinderen en adolescenten in Nederland. In: J. Hermanns, C. van Nijnatten, F. Verhey & M. Reuling (2005). Handboek Jeugdzorg. Deel 2 : Methodieken en programma's. Houten: Bohn, Stafleu, van Loghum. Hermanns, J., F. Öry, G. Schrijvers (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller, beter. En advies over vroegtijdige signalering en interventies bij opvoed- en opgroeiproblemen. Utrecht: Julius Centrum UMC. Konijn, C., M. van der Steege, E. Elderman, W. Bruinsma en J. van der Braak (2007). Werkzame Werkwijzen. Verkenning van effectieve interventies in de jeugdzorg. Utrecht: NJi. Yperen, T. van (2006). Practice Based Evidence. Lezing op de NVO-studiedag protocollen in de jeugdzorg. Utrecht: NJi. Prestatie-indicatoren Jeugdzorg. Naar een gezamenlijke integrale visie en implementatie. Landelijke werkgroep prestatie-indicatoren jeugdzorg. Februari

Werken aan effectiviteit

Werken aan effectiviteit Werken aan effectiviteit Globale doorlichting van drie werksoorten van SPIRIT te Amsterdam Beter met Thuis Regionaal Ambulante Teams Nieuwe Perspectieven Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Joost

Nadere informatie

Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg

Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg Evidence based practice 1. Invoeren bewezen effectieve interventies; 2. Wetenschappelijk onderzoeken veelbelovende eigen interventies; 3. Consolideren

Nadere informatie

Positief Opvoeden, Triple P in de transitie stelsel jeugd

Positief Opvoeden, Triple P in de transitie stelsel jeugd Positief Opvoeden, Triple P in de transitie stelsel jeugd Jacqueline van Rijn Jolyn Berns www.nji.nl Marion van Bommel Sandra Hollander Oktober 2013 Triple P Triple P is een evidence based opvoedondersteuningsprogramma,

Nadere informatie

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies Infosheet Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies Tijdig ingrijpen betekent voorkomen dat een de fout ingaat. Wie wil dat niet? Dat is dan ook precies wat deze infosheet beoogt: inzicht

Nadere informatie

Sturen op resultaten. Zijn gestandaardiseerde vragenlijsten bruikbaar?

Sturen op resultaten. Zijn gestandaardiseerde vragenlijsten bruikbaar? Sturen op resultaten Zijn gestandaardiseerde vragenlijsten bruikbaar? Anna van Spanje (Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie) Jan Willem Veerman (Radboud Universiteit, NJi / SEJN) Congres Transformeren

Nadere informatie

Samenvatting Het draait om het kind

Samenvatting Het draait om het kind Samenvatting Het draait om het kind Visie op monitoring in de opvoedingsvariant van pleegzorg Inleiding Aangezien de pleegzorg een onvoldoende geobjectiveerd overzicht heeft van hoe het met de jeugdige

Nadere informatie

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173 Inhoud Inleiding 7 Deel 1: Theorie 1. Kindermishandeling in het kort 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Aard en omvang 13 1.3 Het ontstaan van mishandeling en verwaarlozing 18 1.4 Gevolgen van kindermishandeling

Nadere informatie

Effectieve zorg bestaat uit effectieve methodieken, maar hoe effectief is effectief? Jan Willem Veerman Ede, 28 september 2005

Effectieve zorg bestaat uit effectieve methodieken, maar hoe effectief is effectief? Jan Willem Veerman Ede, 28 september 2005 Effectieve zorg bestaat uit effectieve methodieken, maar hoe effectief is effectief? Jan Willem Veerman Ede, 28 september 2005 Het ideaal Er zijn problemen en/of risicofactoren Waarvoor een behandeling

Nadere informatie

Evidence-based interventies voor agressieregulatie en woedebeheersing

Evidence-based interventies voor agressieregulatie en woedebeheersing Evidence-based interventies voor agressieregulatie en woedebeheersing Hoe vergelijk je methodieken op basis van welke criteria? Marjolein Oudhof Mariska van der Steege 23 april 2009 Inhoud workshop Werken

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

Centrum voor Jeugd en Gezin. Bouwstenen voor de groei

Centrum voor Jeugd en Gezin. Bouwstenen voor de groei Centrum voor Jeugd en Gezin Bouwstenen voor de groei Moduleaanbod Stade Advies Centrum voor Jeugd en Gezin; Bouwstenen voor de groei Hoe organiseert u het CJG? Plan en Ontwikkelmodulen: Module Verkenning

Nadere informatie

Voorlichting Dialoogtafelmethodiek. Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals

Voorlichting Dialoogtafelmethodiek. Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals Voorlichting Dialoogtafelmethodiek Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals Academische Werkplaatsen TJ Wat? Kennisinfrastructuur waarin praktijk, beleid, onderzoek en onderwijs

Nadere informatie

Sturen op kwaliteit. Theorie en praktijk. Dr. Wim Gorissen, Directeur Effectiviteit & Vakmanschap

Sturen op kwaliteit. Theorie en praktijk. Dr. Wim Gorissen, Directeur Effectiviteit & Vakmanschap Sturen op kwaliteit Theorie en praktijk Dr. Wim Gorissen, Directeur Effectiviteit & Vakmanschap Opbouw verhaal Wat willen we in het jeugdveld Evidence-based werken en vakmensschap Samen lerend doen wat

Nadere informatie

Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief

Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief Jan Willem Veerman Jeugd in Onderzoek Nieuwegein, 11-03-2013 Opbouw 1. Waar gaat het over? 2. Hoe ziet het eruit? 3. Hoe wordt het gebruikt?

Nadere informatie

De GGZ. Zitten blijven of overgaan? Jo Hermanns. H & S Consult

De GGZ. Zitten blijven of overgaan? Jo Hermanns. H & S Consult De GGZ Zitten blijven of overgaan? 28-10-2016 Jo Hermanns Waarom was de transformatie jeugdzorg nodig? De politiek wilde het anders 1. Nadruk op preventie 2. Eigen kracht aanspreken 3. Demedicaliseren

Nadere informatie

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen Overzichtskaart 3 Opvoedingsondersteuning voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen Zelfreflectie-instrument individuele opvoedingsondersteuning Sommige JGZ-professionals zullen al over

Nadere informatie

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling Onderbouwing Opvoedingsondersteuning in de JGZ De JGZ-medewerker heeft een taak bij het schatten van de opvoedingscompetentie en opvoedingsonmacht van ouders.

Nadere informatie

Methodisch werken met vragenlijsten

Methodisch werken met vragenlijsten Methodisch werken met vragenlijsten Je raakt eraan verslaafd! dries.roosma@yorneo.nl 30-08-2013 WMV de context Wetenschappelijk (empirische cyclus) Beleid (PDCA cyclus) Practicebased evidence Evidencebased

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Samenvatting. Gezin Centraal

Samenvatting. Gezin Centraal Samenvatting Gezin Centraal Gezin Centraal is een experimenteel hulpverleningsprogramma dat zich richt op kinderen (6 14 jaar) met ernstige psychosociale problemen en hun gezinnen. Het programma maakt

Nadere informatie

Werkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?

Werkbladen.  Wat werkt in de pleegzorg? Werkbladen www.nji.nl/watwerkt Wat werkt in de pleegzorg? Wat werkt in de pleegzorg? Het Nederlands Jeugdinstituut beschrijft in de publicatie Wat werkt in de pleegzorg? wat er uit wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag.

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Samenvatting De Top600 bestaat uit een groep van 600 jonge veelplegers

Nadere informatie

De keuze van Amersfoort: integraal opererende wijkteams. Interview met Monique Peltenburg, tot voor kort programmadirecteur Sociaal Domein

De keuze van Amersfoort: integraal opererende wijkteams. Interview met Monique Peltenburg, tot voor kort programmadirecteur Sociaal Domein De keuze van Amersfoort: integraal opererende wijkteams Interview met Monique Peltenburg, tot voor kort programmadirecteur Sociaal Domein 2015 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden

Nadere informatie

Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS

Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS NJi 1 oktober 2013 Naar aanleiding van de plannen rond de nieuwe jeugdbeschermingsmaatregelen heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie het Nederlands

Nadere informatie

Quick scan Ambulant begeleid wonen. Rapport naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg bij Kompaan

Quick scan Ambulant begeleid wonen. Rapport naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg bij Kompaan Quick scan Ambulant begeleid wonen Rapport naar aanleiding van het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg bij Kompaan Inspectie jeugdzorg September 2006 Inleiding De Inspectie jeugdzorg wil een inschatting

Nadere informatie

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing Tom van Yperen Nederlands Jeugdinstituut 18 januari 2012 te Den Bosch t.vanyperen@nji.nl / s.vanhaaren@nji.nl Waarom de stelselwijziging? 1.

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen

Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen Op weg naar meer kennis over wat werkt voor multiprobleemgezinnen (MPG) MSc L. (Loraine) Visscher, Universitair Medisch Centrum Groningen Consortium ZOP&MPG Aanleiding In de Databank Effectieve Interventies

Nadere informatie

gedrags- en maatschappijwetenschappen

gedrags- en maatschappijwetenschappen gedrags- en maatschappijwetenschappen orthopedagogiek Veelgestelde vragen (FAQ) Onderzoek RuG Op de volgende pagina s vindt u veelgestelde vragen met betrekking tot het onderzoek naar intensieve ambulante

Nadere informatie

Spirit onderzoekt eigen effectiviteit

Spirit onderzoekt eigen effectiviteit foto: Stijn Rademaker Praktijkgerichte analyse van methodieken Spirit onderzoekt eigen effectiviteit Door Carolien Konijn, Ellen Schulze en Theo Schut Hoewel de roep om evidence based werken in ons land

Nadere informatie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie Interventie: Families First Deelcommissie: 1 Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier Datum vergadering: 11 april 2014 Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie De commissie

Nadere informatie

PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD.

PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD. PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD. Informatiebrief voor ouders Beste ouder(s)/verzorger(s),

Nadere informatie

Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen

Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen Jan Willem Veerman SEJN, 24 juni 2 Meten in de praktijk: zo doe je dat! Personele, materiële, organisatorische randvoorwaarden

Nadere informatie

Outcome in Zicht via CBS. Startpakket

Outcome in Zicht via CBS. Startpakket Outcome in Zicht via CBS Startpakket Inleiding Outcome-monitoring Jeugdhulpaanbieders en gemeenten voelen zich samen verantwoordelijk voor een goed functionerende jeugdhulp van hoge kwaliteit. Daarnaast

Nadere informatie

Overheid, onderwijsraden, Nji

Overheid, onderwijsraden, Nji Aanpak pesten in Nederland Overheid, onderwijsraden, Nji dr. Daan Wienke Antipestprogramma s Beoordeling, effectiviteitsonderzoek, toekomst Toelichting op de gevolgde werkwijze en uitkomsten inzake beoordeling

Nadere informatie

Afbeelding: TriamFloat Effectmetingsmodel

Afbeelding: TriamFloat Effectmetingsmodel Het meten van het effect van leren en ontwikkelen is een belangrijk thema bij onze klanten. Organisaties willen de toegevoegde waarde van leren weten en verwachten een professionele aanpak van de afdeling

Nadere informatie

Overzicht van vijftien jaar jeugdzorgonderzoek

Overzicht van vijftien jaar jeugdzorgonderzoek foto: Herbert Wiggerman Programmeringsstudie jeugdzorg Overzicht van vijftien jaar jeugdzorgonderzoek Door Paula Speetjens 30 Bijna honderd jeugdzorginterventies zijn tussen 1991 en zomer 2006 in Nederland

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten Met veel interesse hebben wij - de gemeente Houten - op 1 februari 2016 kennis genomen van het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Houten. Om te komen

Nadere informatie

HAN. Alliantie tussen cliënt en hulpverlener : daar moet en kun je iets mee! Rinie van Rijsingen & Jacqueline Theunissen

HAN. Alliantie tussen cliënt en hulpverlener : daar moet en kun je iets mee! Rinie van Rijsingen & Jacqueline Theunissen Introductiefilmpje lectoraat: http://www.youtube.com/watch?v=dq8cjwwgd6q Rinie van Rijsingen & Jacqueline Theunissen CC Wybren Grooteboer & Huub Pijnenburg Kennisdag HAN Sociaal 19 april 2013 HAN R E S

Nadere informatie

VERBINDING VAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK IN DE WIJK. Marjan de Lange 16 mei 2017

VERBINDING VAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK IN DE WIJK. Marjan de Lange 16 mei 2017 VERBINDING VAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK IN DE WIJK Marjan de Lange 16 mei 2017 KERNELEMENTEN VAN EFFECTIEVE HULP Kernelementen: gemeenschappelijke bestanddelen uit meerdere interventies voor eenzelfde doelgroep

Nadere informatie

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei 2018 De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s pagina 2 van 6 Bij kinderen met traumatische ervaringen (ernstige negatieve jeugdervaringen),

Nadere informatie

Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt

Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt Behandelen gestuurd door directe feedback: samen kennis genereren over wat werkt Rint de Jong - Karakter Heddeke Snoek Karakter Judith Horstman Pionn Marleen van Aggelen - Pionn 22 september 2015 Met welke

Nadere informatie

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010)

Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010) AH 740 2010Z13219 Antwoord van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 9 december 2010) 1 Bent u bekend met nieuw onderzoek van Michigan State University

Nadere informatie

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker Interventies voor jji en jeugdzorgplus Leonieke Boendermaker 20 mei 2009 Evident? 1. Problemen doelgroep 2. Interventies die leiden tot vermindering problemen 3. Noodzaak goede implementatie 2 Om wat voor

Nadere informatie

Doelstelling van het onderzoek en onderzoeksvragen

Doelstelling van het onderzoek en onderzoeksvragen Samenvatting Jeugdcriminaliteit vormt een ernstig probleem. De overgrote meerderheid van de jeugdigen veroorzaakt geen of slechts tijdelijk problemen voor de openbare orde en veiligheid. Er is echter een

Nadere informatie

Kwaliteitsmeting. Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2016

Kwaliteitsmeting. Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2016 Kwaliteitsmeting Ambulante Spoedhulp (ASH) en Families First (FF) Resultaten kwaliteitsmeting tweede helft 2016 Marsha Philipsen Ronald De Meyer Milou Golbach Webinar 9 maart 2017 Wat gaan jullie zien?

Nadere informatie

Laagdrempelige toegang voor mensen met een beperking

Laagdrempelige toegang voor mensen met een beperking Laagdrempelige toegang voor mensen met een beperking Evaluatie Pilot clientondersteuning in de Rotterdamse Vraagwijzers MEE Rotterdam-Rijnmond Datum Januari 2017 Opdrachtgever Opdrachtnemer Status Gemeente

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over het taxeren van scheidingsproblematiek:

Uitkomsten enquête over het taxeren van scheidingsproblematiek: Uitkomsten enquête over het taxeren van scheidingsproblematiek: november 2016 KEES is hét kennisplatform Kind En (Echt)Scheiding in Noord Nederland. In het door ZonMw gesubsidieerde project wordt door

Nadere informatie

Cursus Positief opvoeden volgens Triple P - Amsterdam

Cursus Positief opvoeden volgens Triple P - Amsterdam Praktijkvoorbeeld Cursus Positief opvoeden volgens Triple P - Amsterdam Samenvatting Door de samenwerking en het gezamenlijk geven van de cursus Positief Opvoeden volgens Triple P door verschillende disciplines

Nadere informatie

Perspectief in Pleegzorg:

Perspectief in Pleegzorg: Perspectief in Pleegzorg: hoe lang zoekend en hoe snel biedend? Peter van den Bergh Pleegzorg Laatste 20 jaar populair Verdubbeling van het aantal plaatsingen Weinig onderzoek naar effectiviteit Veel retrospectief

Nadere informatie

Monitors voor de jeugdhulp. Kwaliteit door grip op cijfers

Monitors voor de jeugdhulp. Kwaliteit door grip op cijfers Monitors voor de jeugdhulp Kwaliteit door grip op cijfers Jeugdhulp in cijfers Om als gemeente of jeugdhulpaanbieder goed te kunnen sturen hebt u betrouwbare informatie en cijfers nodig. De vraag is niet

Nadere informatie

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin.

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin. Bijlage 6: Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin. Op 30 augustus gingen ouders, kinderen, raadsleden en wethouders, professionals en ambtenaren met elkaar in gesprek

Nadere informatie

Het Kwaliteitskompas: de Amsterdamse lerende aanpak. Waarom we moeten veranderen om onszelf te verbeteren. Door Lou Repetur en Tom van Yperen

Het Kwaliteitskompas: de Amsterdamse lerende aanpak. Waarom we moeten veranderen om onszelf te verbeteren. Door Lou Repetur en Tom van Yperen Het Kwaliteitskompas: de Amsterdamse lerende aanpak. Waarom we moeten veranderen om onszelf te verbeteren. Door Lou Repetur en Tom van Yperen Op naar een leerinfrastructuur Aanpassing aan nieuwe, demografische,

Nadere informatie

Kenniswerkplaats Tienplus

Kenniswerkplaats Tienplus Workshop Jeugd in Onderzoek Kenniswerkplaats Tienplus Laagdrempelige ondersteuning van ouders met tieners in Amsterdam http://www.kenniswerkplaats-tienplus.nl Triple P divers Marjolijn Distelbrink Verwey-Jonker

Nadere informatie

Methodiek Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften (GIZ- methodiek)

Methodiek Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften (GIZ- methodiek) Methodiek Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften (GIZ- methodiek) Wat is de GIZ- methodiek? De GIZ-methodiek is een innovatieve, integrale taxatiemethodiek waarmee de professional de krachten, ontwikkel-

Nadere informatie

JJEUGDHULP. Specialistische jeugdhulp in regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland vanaf 2018

JJEUGDHULP. Specialistische jeugdhulp in regio Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland vanaf 2018 Gemeenten kopen de specialistische jeugdhulp niet langer als losse producten in, maar als onderdeel van een breder perspectiefplan dat vooraf wordt opgesteld. Specialistische jeugdhulp in regio Amsterdam-Amstelland

Nadere informatie

PBS Positive Behavior Support

PBS Positive Behavior Support PBS Positive Behavior Support 4 juni 2010 Drs. Emilie van Leeuwen methodiekontwikkelaar/ trainer bij PI Research Drs. Inge Reijnders Onderwijskundige GZ psycholoog Opvoeden is van iedereen! Hoe ziet dat

Nadere informatie

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving Aanpak: Bemoeizorg De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: GGD West-Brabant

Nadere informatie

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Inleiding De veiligheid van het kind is een van de belangrijkste

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

1a. Is de centrale doelstelling van het hele programma zorgacademie voor u duidelijk? Wat zijn volgens u de voornaamste doelstellingen?

1a. Is de centrale doelstelling van het hele programma zorgacademie voor u duidelijk? Wat zijn volgens u de voornaamste doelstellingen? Appendix 1 chapter 4 Interview schema Zorgacademie Voorafgaand aan het interview graag achterhalen of de geïnterviewde toestemming geeft voor het opnemen van het gesprek. Kort uitleggen dat het interview

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Hulp na kindermishandeling

Hulp na kindermishandeling Hulp na kindermishandeling Ingrid ten Berge, Marjolein Knaap, Ilona Meuwissen, Cora Bartelink 27 september 2012 Jonge kinderen in de knel (2001) Systematische scholing en training van beroepskrachten Investeren

Nadere informatie

Raad op zaterdag 24 september 2016

Raad op zaterdag 24 september 2016 Raad op zaterdag 24 september 2016 Astrid Jansen, projectleider jeugd VNG Afke Donker, Nederlands Jeugdinstituut Gespecialiseerde jeugdhulp en meten van effecten Hoe weet u of uw beleid effect heeft? Programma

Nadere informatie

Professionals in jeugden opvoedhulp

Professionals in jeugden opvoedhulp Professionals in jeugden opvoedhulp Pactum biedt jeugd- en opvoedhulp in Gelderland en Overijssel. Thuis, op school en in de buurt verzorgen we specialistische hulpverleningsprogramma s. Ook bieden we

Nadere informatie

PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD.

PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD. PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD. Informatiebrief voor leerkrachten Beste leerkracht,

Nadere informatie

Raad op zaterdag Eindhoven 28 januari 2017 Ronde 1 van uur

Raad op zaterdag Eindhoven 28 januari 2017 Ronde 1 van uur Raad op zaterdag Eindhoven 28 januari 2017 Ronde 1 van 10.30-11.45 uur Astrid Jansen, projectleider jeugd VNG Afke Donker, Nederlands Jeugdinstituut Gespecialiseerde jeugdhulp en meten van effecten Hoe

Nadere informatie

OPEN INSCHRIJVING UTRECHT

OPEN INSCHRIJVING UTRECHT OPEN INSCHRIJVING UTRECHT KORTE OPLOSSINGSGERICHTE THERAPIE (OPLOSSINGSGERICHT WERKEN) 1 KORTE OPLOSSINGSGERICHTE THERAPIE WAT IS DE KORTE OPLOSSINGSGERICHTE THERAPIE? De Solution-Focussed Therapy is ontwikkeld

Nadere informatie

Begeleiding. in en om de school

Begeleiding. in en om de school Begeleiding in en om de school De meeste kinderen gaan gewoon naar school en ontwikkelen zich goed. Een klein deel heeft daarbij extra ondersteuning of hulp nodig. Bijvoorbeeld op het gebied van gedrag

Nadere informatie

Investeren in opvoeden en opgroeien loont!

Investeren in opvoeden en opgroeien loont! Investeren in opvoeden en opgroeien loont! Kosteneffectiviteit van de preventie van pedagogische, psychosociale en psychosomatische problematiek door de jeugdgezondheidszorg Investeren in opvoeden en opgroeien

Nadere informatie

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde Universitair Medisch Centrum Utrecht Verplegingswetenschappen cursusjaar

Nadere informatie

Richtlijn Opvoedondersteuning (2013)

Richtlijn Opvoedondersteuning (2013) Richtlijn Opvoedondersteuning (2013) Onderbouwing Uitgangsvraag Hoe verhouden de kosten en baten van preventie van opvoed- en psychosociale problemen en opvoedingsondersteuning zich tot elkaar? Conclusies

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting

Samenvatting Samenvatting Samenvatting Samenvatting Binnen het domein van hart- en vaatziekten is een bypassoperatie de meest uitgevoerde chirurgische ingreep. Omdat bij een hartoperatie het borstbeen wordt doorgesneden en er meestal

Nadere informatie

Notitie effect- en inzetstudie wijkcoaches Velve Lindenhof

Notitie effect- en inzetstudie wijkcoaches Velve Lindenhof Notitie effect- en inzetstudie wijkcoaches Velve Lindenhof Pieter-Jan Klok Bas Denters Mirjan Oude Vrielink Juni 2012 Inleiding Onderdeel van het onderzoek zou een vergelijkende studie zijn naar de effectiviteit

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Agenda. Opwarmer. Voorstellen en Opzet. Waaruit bestaat Triple P: Positief Opvoeden? Wat is Triple P Positief Opvoeden

Agenda. Opwarmer. Voorstellen en Opzet. Waaruit bestaat Triple P: Positief Opvoeden? Wat is Triple P Positief Opvoeden Agenda 1. Voorstellen en Opzet 2. Opwarmer: Triple P en OvTJ: Hand in hand of oog om oog/tand om tand? Congres Triple P 24 april 2012 Workshop Verhouding OvTJ en Triple P Drs. Nita van Veluw, programmaleider

Nadere informatie

Vaktherapie: Wat werkt?

Vaktherapie: Wat werkt? Vaktherapie: Wat werkt? Ontwikkeling interventies en werkzame factoren Tom van Yperen, Nji / Universiteit Groningen Ede, 10 juni 2017 Vak in ontwikkeling ZIN: Maak uw interventies meer evidence-based.

Nadere informatie

Gemeenten en de kwaliteit van sociale interventies

Gemeenten en de kwaliteit van sociale interventies Gemeenten en de kwaliteit van sociale interventies Gemeenten en de kwaliteit van sociale interventies Werkt buurtbemiddeling nu eigenlijk echt? Welke resultaten zijn hiervan bekend? En wat weten we bijvoorbeeld

Nadere informatie

Organisaties. Onderzoeksvraag Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden

Organisaties. Onderzoeksvraag Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden Organisaties Symposiumleider: Carlo Schuengel Focus op Onderzoek 2 december 2011 Marja Hodes, Marieke Meppelder, Jos de Kimpe, Carlijn Nieuwenhuis, Sabina Kef, Cees Janssen, Lieneke Claassens, Elleke Lemmers,

Nadere informatie

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding Inleiding Het LEOZ (Landelijk Expertisecentrum Onderwijs en Zorg) is een samenwerkingsproject van: Fontys Hogescholen, Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg,

Nadere informatie

Quick scan Ambulant begeleid wonen

Quick scan Ambulant begeleid wonen Quick scan Ambulant begeleid wonen 21-07-2006 Rapport n.a.v. het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg bij Jarabee Inspectie jeugdzorg Juli 2006 Inleiding De Inspectie jeugdzorg wil een inschatting maken

Nadere informatie

Zorgverbetering: Hoe relevante gegevens te genereren en benutten

Zorgverbetering: Hoe relevante gegevens te genereren en benutten Zorgverbetering: Hoe relevante gegevens te genereren en benutten Marc Delsing, Praktikon Inge Linde, De Rading Verbeteren kwaliteit zorg Welke gegevens? Hoe komen we aan die gegevens? Hoe benutten we die

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland

Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland Caroline Vink Nederlands Jeugdinstituut 28-02-2012 Inleiding: De ontwikkeling van de CJGs in Nederland Stelselwijziging De positie van het CJG in het nieuwe stelsel

Nadere informatie

Aanpak: Gezinscoaching. Beschrijving

Aanpak: Gezinscoaching. Beschrijving Aanpak: Gezinscoaching De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: BJZ Flevoland

Nadere informatie

VoorZorg: ondersteuning bij zwangerschap, opvoeden en opgroeien. Klaas Kooijman, Nederlands Jeugdinstituut Congres Jeugdzo!

VoorZorg: ondersteuning bij zwangerschap, opvoeden en opgroeien. Klaas Kooijman, Nederlands Jeugdinstituut Congres Jeugdzo! VoorZorg: ondersteuning bij zwangerschap, opvoeden en opgroeien Klaas Kooijman, Nederlands Jeugdinstituut Congres Jeugdzo!, 7 november 2012 (VoorZorg =)Nurse-Family Partnership Goed onderzocht (3 trials),

Nadere informatie

Kenniskring Entree van zorg

Kenniskring Entree van zorg Kenniskring Entree van zorg Derde bijeenkomst, 5 november 2013 Groningse zorg voor jeugd en (multiprobleem)gezinnen Programma 1. Opening Lucienne van Eijk 2. Foto van de zorg voor jeugd Marieke Nanninga

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie

Aanpak: Interventieteam Gezinnen. Beschrijving

Aanpak: Interventieteam Gezinnen. Beschrijving Aanpak: Interventieteam Gezinnen De gemeente heeft de vragenlijst betreffende deze aanpak ingevuld en relevante documentatie toegestuurd. Een beperktere vragenlijst over deze aanpak is ingevuld door: Fier

Nadere informatie

Zoeken naar het beste bewijs met het goed genoeg onderzoek

Zoeken naar het beste bewijs met het goed genoeg onderzoek Zoeken naar het beste bewijs met het goed genoeg onderzoek Bas Bijl Jan Willem Veerman Tom van Yperen Jeugd in Onderzoek, 13 maart 2017 Achtergrond Steeds meer druk om te werken met interventies van bewezen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Uitkomsten enquête over het taxeren van scheidingsproblematiek

Uitkomsten enquête over het taxeren van scheidingsproblematiek mei 2016 : KEES is hét kennisplatform Kind En (Echt)Scheiding in Noord Nederland. In het door ZonMw gesubsidieerde project wordt door verschillende partijen die te maken hebben met cliënten in een (vecht)scheiding

Nadere informatie

Samenwerkingsafspraken crisisinterventie Jeugd in de Gelderse jeugdhulpregio s

Samenwerkingsafspraken crisisinterventie Jeugd in de Gelderse jeugdhulpregio s CONVENANT DEEL 1 ALGEMEEN 1. Aanleiding Door de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk geworden voor de crisishulp aan jeugdigen en hun ouders. Voor het maken van een

Nadere informatie

Bewezen effectief werken. Korte introductie

Bewezen effectief werken. Korte introductie Bewezen effectief werken Korte introductie Gert van den Berg Brussel, 20 maart 2018 Programma Evidence-based werken Werken aan verbetering Databank en Commissie * Voorbeelden Verdere ontwikkeling 2 Achtergrond

Nadere informatie

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma 7 Samenvatting 8 Dit proefschrift beschrijft de voorbereiding op de landelijke implementatie van het Dutch Obesity Intervention in Teenagers (DOiT) programma. Daarnaast wordt de evaluatie beschreven die

Nadere informatie

Samen Beter Beslissen met cliënten. dr. Inez Berends, Liset van der Glas, MSc, drs. Rena Eenshuistra

Samen Beter Beslissen met cliënten. dr. Inez Berends, Liset van der Glas, MSc, drs. Rena Eenshuistra Samen Beter Beslissen met cliënten dr. Inez Berends, Liset van der Glas, MSc, drs. Rena Eenshuistra En jullie zijn Doen wat werkt Effectieve behandelmethoden inzetten Significante verbetering! Maar: Het

Nadere informatie

EFQM model theoretisch kader

EFQM model theoretisch kader EFQM model theoretisch kader Versie 1.0 2000-2009, Biloxi Business Professionals BV 1. EFQM model EFQM staat voor European Foundation for Quality Management. Deze instelling is in 1988 door een aantal

Nadere informatie

Evaluatie Zorg Advies Teams 0-12 jarigen Maassluis

Evaluatie Zorg Advies Teams 0-12 jarigen Maassluis Evaluatie Zorg Advies Teams 0-12 jarigen Maassluis 1/5 Inleiding Aanleiding voor het schrijven van deze evaluatie over de Zorg Advies Teams (ZAT) is de komst van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in

Nadere informatie