Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de aanvraag van de vzw Identifin ontvangen op 17 november 2015;

Transcriptie

1 1/13 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 07/2016 van 10 februari 2016 Betreft: aanvraag van de vzw Identifin om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister zodat de verzekeringsondernemingen ingevolge het overlijden van een verzekerde persoon de lijst 201 zouden kunnen sturen naar de Administratie van Financiën (RN-MA ) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis ; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ; Gelet op de aanvraag van de vzw Identifin ontvangen op 17 november 2015; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 11 december 2015 Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 6 januari 2016; Gelet op het verslag van de Voorzitter;

2 Beraadslaging RR 07/ /13 Beslist op 10 februari 2016, na beraadslaging, als volgt : I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1. De aanvraag heeft als doel de vzw Identifin, hierna de aanvrager, te machtigen, om toegang te hebben tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 en 2 van de WRR; het rijksregisternummer te gebruiken (artikel 8 van de WRR); zodat de verzekeringsondernemingen die verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" commercialiseren als bedoeld in artikel 5.12 van de wet van 4 april 2014, na het overlijden van een verzekerde persoonaan de Administratie van Financiën de zogenaamde "lijst 201" zouden kunnen sturen. Deze lijst moet het rijksregisternummer vermelden, als vereist krachtens de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij wet van 21 december De aanvrager werd opgericht op 7 januari 2009 ingevolge een initiatief van de beroepsorganisaties van de verzekeringssector (Assuralia) en de banken (Febelfin). Als initiële (en wettelijke) opdracht moet hij de verzoeken om toegang tot het Rijksregister centraliseren die de verzekeringsondernemingen en banken moeten indienen in het kader van een onderzoek naar slapende fondsen, overeenkomstig de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (artikelen 23 tot 52). De aanvrager wordt vermeld in artikel 46 van deze wet. 3. Het Sectoraal comité heeft de aanvrager gemachtigd om toegang te hebben tot het Rijksregister in het kader van de slapende fondsen met zijn beraadslaging nr. 22/2009 van 25 maart Zoals de aanvrager meldt, werden zijn opdrachten vervolgens uitgebreid tot het centraliseren van de raadplegingen van het Rijksregister die: de verzekeringsondernemingen en de banken moeten verrichten in de strijd tegen het witwassen van geld en financiering van terrorisme de banken hebben moeten verrichten voor het opzetten van een centraal aanspreekpunt binnen de Belgische Nationale Bank. 5. De aanvrager wenst diezelfde rol van tussenpersoon te vervullen voor de verzekeringsondernemingen aangezien zij krachtens de artikelen 96 en 97 van het Wetboek van successierechten, in het kader van een overlijdensverzekering na het overlijden van een verzekerde

3 Beraadslaging RR 07/ /13 persoon, verplicht zijn om aan de Administratie van Financiën een document te bezorgen, de zogenaamde "201-lijst" waarop het rijksregisternummer van de overledene moet worden vermeld. De aanvrager stelt dat hij voor de verzekeringsondernemingen, die nog niet over het rijksregisternummer beschikken, de ideale instelling is om de toegangsverzoeken tot het Rijksregister te centraliseren. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR) 6. Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 2 en artikel 8 van de WRR, verleent het Comité machtiging om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister: aan de openbare en private instellingen van Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door het voormelde sectoraal comité.». 7. De aanvrager doet een machtigingsaanvraag voor toegang tot het Rijksregister en het gebruik van het rijksregisternummer ten behoeve van de verzekeringsondernemingen opdat die laatsten hun verplichting zouden kunnen vervullen die hen is opgelegd door de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij wet van 21 december Deze bepalingen verplichten hen om aan de Administratie van Financiën een document mee te delen, de zogenaamde "lijst 201", in het kader van een overlijdensverzekering en nadat een verzekerde persoon is overleden. 8. De artikelen 92, 2 en 93, 2 van de wet van 21 december 2013 bepalen: «2 het artikel wordt aangevuld met drie leden, luidende : De in het eerste lid bedoelde personen vermelden in het bericht het Rijksregisternummer van de overledene of het identificatienummer in het bisregister, dat hem is toegekend bij toepassing van artikel 4, 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, wanneer zij gemachtigd zijn dat nummer te gebruiken. De Koning kan bepalen dat de berichten op elektronische wijze moeten worden gegeven en de nadere regels daarvan bepalen. 9. De aanvrager zegt dat hij een aanvraag voor toegang indient ten behoeve van de levensverzekeringsondernemingen die nog niet over een rijksregisternummer beschikken. Hij

4 Beraadslaging RR 07/ /13 verduidelijkt dat hoewel bepaalde verzekeringsondernemingen al beschikken over het rijksregisternummer, de toegang tot dit nummer slechts beperkt is tot zeer specifieke gevallen in de strijd tegen witwassen van geld en opsporen van slapende fondsen, en bovendien, in tegenstelling tot de verplichting die voortvloeit uit de artikelen 96 en 97 van het Wetboek van successierechten, geen betrekking heeft op de verzekerde maar wel op de verzekeringnemer of de rechthebbende. Alle verzekeringsondernemingen uit de sector bedoeld in de bovenvermelde bepalingen 96 en 97 beschikken dus niet noodzakelijk over dit rijksregisternummer voor de identificatie van de overleden verzekerde. 10. Naast de uitleg die de aanvrager verstrekte, stelt het Comité vast dat de tekst van die bepalingen blijkbaar slechts in de mededeling van het rijksregisternummer voorziet in het geval dat de betrokken verzekeringsonderneming al over dit nummer zou beschikken. Anders gezegd, op het eerste gezicht zouden het enkel deze ondernemingen zijn die het rijksregisternummer moeten meedelen. 11. Het Comité stelt evenwel in eerste instantie vast dat alle verzekeringsondernemingen bij het overlijden van een van hun verzekerden, onderworpen zijn aan de verplichte mededeling van de "lijst 201" aan de Administratie van Financiën. De artikelen 96 en 97 maken voor de vervulling van deze opgelegde verplichting aan derden, immers geen onderscheid tussen de ondernemingen die al over het rijksregisternummer beschikken en deze die daar niet over beschikken, met als doel een correcte heffing van de successierechten die verschuldigd zijn ingevolge het overlijden van inwoners van het Koninkrijk. Bovendien lijkt de mededeling van het rijksregisternummer te dienen als een middel voor administratieve vereenvoudiging en als garantie dat er geen verwarring bestaat over de overledene, die bij de levensverzekeringsonderneming is verzekerd die de hem betreffende 'lijst 201" moet meedelen. 12. Vervolgens is de aanvrager die de aanvraag doet ten behoeve van alle levensverzekeringsondernemingen al gemachtigd om tussen te komen voor rekening van de verzekeringsondernemingen die betrokken zijn in de strijd tegen het witwassen van geld en opsporen van slapende rekeningen, om toegang te hebben tot het Rijksregister en het rijksregisternummer te gebruiken. Mocht een onderscheid worden gemaakt tussen de verzekeringsondernemingen die reeds gemachtigd zijn om het rijksregisternummer te gebruiken en deze die dat niet zijn, zou dit niet alleen de opdracht van de aanvrager ingewikkelder maken maar zou dat er ook toe leiden dat de verzekeringsondernemingen, in het kader van eenzelfde verplichting, verschillend worden behandeld, een verschil dat naar weten van de het Comité niet gerechtvaardigd is. 13. Gelet op wat voorafgaat en op voorwaarde dat de levensverzekeringsondernemingen voor de uitvoering van hun taken de identificatiegegevens van hun overleden verzekerden moeten verwerken

5 Beraadslaging RR 07/ /13 en controleren,, komen zij krachtens de artikelen 5, eerste lid en 8 van de WRR in aanmerking om gemachtigd te worden om toegang te hebben tot het Rijksregister en het rijksregisternummer te gebruiken. 14. Het Comité stelt vast dat de aanvrager al gemachtigd is om toegang te hebben tot de gegevens van het Rijksregister en om het rijksregisternummer te gebruiken Deze machtigingen werden echter verleend op grond van wettelijke bepalingen waarin uitdrukkelijk is voorzien in de tussenkomst van de aanvrager voor een rechtstreekse toegang tot het Rijksregister ten behoeve van de verzekeringsondernemingen, banken en andere financiële instellingen 2, wat voor de huidige aanvraag niet het geval is. 16. Aangezien de wet Identifin vroeger al uitdrukkelijk heeft aangesteld om ten behoeve van de verzekeringsondernemingen en andere financiële instellingen tussen te komen om toegang te hebben tot het Rijksregister en de artikelen 96 en 97 uitdrukkelijk machtiging verlenen aan de financiële instellingen die daartoe al gemachtigd zijn om toegang te hebben tot het Rijksregister, zou de stelling dat Identifin in dit geval uitgesloten wordt van zijn opdracht als tussenpersoon voor die instellingen, de machtiging die hem werd verleend in het kader van die andere wetgevingen ondoeltreffend maken. Overigens, naast de andere uitdrukkelijke bepalingen, benadrukt de aanvrager dat hij "de ideale instelling is om de verzoeken om toegang tot het Rijksregister van de verzekeringsinstellingen in dit kader te centraliseren", omdat hij "beschikt over de noodzakelijke infrastructuur en omkadering om dit soort verzoeken met eerbiediging van de wetgevingen inzake rijksregister en gegevensbescherming te verwerken" en omdat "de machtigingen die hem in het verleden door het Comité werden verleend, aantonen dat hij alle voorwaarden vervult, om die taak uit te voeren". 17. Gelet op wat voorafgaat, is het Comité van oordeel dat de aanvrager eerst zijn statuten moet wijzigen en uitdrukelijk deze nieuwe tussenkomst ten behoeve van zijn sociaal doel moet inschrijven vooraleer zijn tussenkomst voor de toegang tot het Rijsregister ten behoeve van de levensverzekeringsondernemingen, als bedoeld in de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der 1 Beraadslaging RR nr 22/2009 van 25 maart 2009: het opsporen van de houders van slapende rekeningen en Beraadslaging nr. 02/2011 van 26 januari 2011: met het oog op de toepassing van artikel 16 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. 2 Artikelen 26, 36 en 46 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen; artikel 18 van de wet van 18 januari 2010 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en het Wetboek van vennootschappen; KB van 3 februari 2014 waarbij de Nationale Bank van België en de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gemachtigd worden tijdelijk toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.

6 Beraadslaging RR 07/ /13 successierechten, als rechtmatig kan worden beschouwd in het licht van de artikelen 5, 2 en 8 van de WRR. A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP) 18. Op grond van artikel 4 van de WVP vormen de informatiegegevens van het Rijksregister en het Rijksregisternummer persoonsgegevens, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. B. FINALITEIT 19. De verzekeringsondernemingen willen toegang tot de gegevens van het Rijksregister en gebruik maken van het rijksregisternummer van hun overleden verzekerde om dit nummer mee te delen via de "lijst 201", die zij moeten sturen naar de Administratie van Financiën na het overlijden van de betrokkene, zoals bepaald in de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten, gewijzigd bij wet van 21 december De moeilijkheid ligt in het feit dat niet alle betrokken levensverzekeringsondernemingen beschikken over het rijksregisternummer. Enkel deze die daartoe gemachtigd zijn voor de doeleinden strijd tegen het witwassen van geld en opsporen van slapende fondsen kunnen daar vandaag gebruik van maken. Deze wetgevingen betreffende deze twee andere doeleinden hebben overigens geen betrekking op de verzekerde, zoals dat het geval is in de voorliggende aanvraag maar wel op de verzekernemer en/of begunstigde van de levensverzekering. 21. Zoals uitgelegd onder punt A van deze beraadslaging, is het voor de bedoelde levensverzekeringsondernemingen noodzakelijk om machtiging te krijgen voor toegang tot bepaalde gegevens van het Rijksregister en het rijksregisternummer te gebruiken om aan hun verplichting te kunnen voldoen, waaraan zij onderworpen zijn krachtens de bepalingen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten zodat de Administratie van Financiën, ontvanger van de lijst 201, hun werk doeltreffender zou kunnen uitvoeren. 22. Bijgevolg stelt het Comité vast dat het voor de levensverzekeringsondernemingen gaat over een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doeleinde als bedoeld in artikel 4, 1 en 2, WVP aangezien de verwerkingen van persoonsgegevens die daaruit voortvloeien berusten op artikel artikel 5, eerste lid, c) en e) van de WVP.

7 Beraadslaging RR 07/ / Identifin wil, net als bij de slapende fondsen en de strijd tegen het witwassen van geld, toegang hebben tot het Rijksregister om de toegangen tot het RR gecentraliseerd te beheren en om in het kader van de huidige aanvraag, het rijksregisternummer te kunnen meedelen aan de levensverzekeringsondernemingen, die hem daarom verzoeken zodat zij hun verplichtingen zouden kunnen vervullen die hen werd opgelegd in de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten. 24. Wat de aanvrager (Identifin) aangaat, stelt het Comité vast dat hij het best geplaatst is om tussen te komen als centralisator van de toegangen voor rekening van de levensverzekeringsondernemingen. Dit zal in ieder geval zo zijn voor de verzekeringsondernemingen die al over een rijksregisternummer beschikken in het kader van andere wetgevingen waarvoor Identifin het uitdrukkelijk mandaat kreeg om dit te doen. Dat geldt bijgevolg evenzeer voor de andere levensverzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan de verplichting om de "lijst 201" mee te delen maar die nog niet over het rijksregisternummer beschikken, zodat deze verzekeringsondernemingen geen ongelijke behandeling zouden ondergaan en zodat een goed toegangsbeheer tot het Rijksregister verzekerd is. Het Comité is dus van oordeel dat het doeleinde dat de aanvrager nastreeft, in overeenstemming is met artikel 4, 1 en 2 van de WVP en met artikel 5, eerste lid, e) van de WVP. C. PROPORTIONALITEIT C.1 Ten overstaan van de gegevens 25. De aanvrager wenst toegang tot de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 en 2 van de WRR, namelijk: de naam en voornamen; geboortedatum. 26. De aanvrager legt uit dat hij met die gegevens homoniemen kan vermijden, opsporen en verwerken en er zo zeker van te zijn dat het rijksregisternummer van de juiste persoon werd ingewonnen. 27. Gelet op de uitleg die de aanvrager heeft verstrekt, is het Comité van mening dat een toegang tot de informatie, vermeld onder artikel 3, eerste lid, 1 en 2 van de WRR toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is uitgaande van het nagestreefde doeleinde (artikel 4, 1, 3, WVP). C.2. Ten overstaan van het gebruik van het rijksregisternummer

8 Beraadslaging RR 07/ / Krachtens de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten, moeten de levensverzekeringsondernemingen die al over het rijksregisternummer beschikken dit nummer vermelden op de "lijst 201", die aan de Administratie van Financiën moet worden verstrekt telkens een van hun verzekerden is overleden. De noodzaak om aan de levensverzekeringsondernemingen het recht op gebruik van ditzelfde nummer te erkennen, met name deze die nog niet over dit nummer beschikken, is gerechtvaardigd gelet op het feit dat zij in ieder geval onderworpen zijn aan dezelfde verplichting om de "lijst 201" mee te delen en omdat hiermee zowel zijzelf als de Administratie van Financiën hun administratieve taken doeltreffender zullen kunnen uitvoeren. 29. Hoewel de aanvrager nu al tussenpersoon is voor de ondernemingen "die al over dit nummer beschikken", moet hij dezelfde dienst kunnen verlenen aan de andere verzekeringsondernemingen, zodra dit valt binnen het kader van de opdrachten die hem gewoonlijk worden toebedeeld. 30. Gelet op en binnen de perken van wat voorafgaat, wordt vastgesteld dat het gebruik van het rijksregisternummer overeenstemt met artikel 4, 1, 3 van de WVP. C.3. Ten overstaan van de frequentie van de toegang en de duur waarvoor toegang en gebruik worden gevraagd 31. Er wordt permanent toegang gevraagd tot de informatie van het Rijksregister aangezien dit register bij ieder overlijden van een verzekerde persoon moet worden geraadpleegd. 32. Het Comité stelt vast dat onder die omstandigheden een permanente toegang gerechtvaardigd is (artikel 4, 1, 3 van de WVP). 33. Aangezien de verplichting die het Wetboek der successierechten oplegt aan de levensverzekeringsondernemingen niet beperkt is in de tijd, wordt het gebruik voor onbepaalde duur gevraagd. 34. Hoewel niet uitdrukkelijk bepaald in diezelfde wet, is de rechtmatigheid van de tussenkomst van de aanvrager als tussenpersoon overigens hierboven aangetoond. 35. In het licht hiervan, oordeelt het Comité dat een machtiging van onbepaalde duur gerechtvaardigd is (artikel 4, 1, 3, WVP).

9 Beraadslaging RR 07/ /13 B.4. Ten overstaan van de bewaartermijn 36. Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager de gegevens van het Rijksregister, na een met redenen omkleed verzoek, niet zal bewaren maar dat die gegevens integendeel gedurende een maand zullen worden bewaard door de betrokken verzekeringsondernemingen. De aanvrager zal ook het rijksregisternummer niet bewaren, maar het zal daarentegen gedurende 10 jaar worden bewaard, te rekenen vanaf de dag dat de termijn voor de neerlegging van de successieaangifte door de begunstigde(n) is verlopen. Het betreft een verjaringstermijn als bedoeld in het Wetboek der successierechten Het Comité stelt vast dat op voorwaarde dat de aanvrager en de verzekeringsondernemingen naleven wat voorafgaat, zij handelen in overeenstemming met artikel 4, 1, 5 van de WVP. C.5. Intern gebruik en/of mededeling aan derden 38. De aanvrager maakt geen gebruik van de gegevens die hij van het Rijksregister heeft verkregen op basis van een met redenen omkleed verzoek. Het zelfde geldt voor het rijksregisternummer. De gegevens en het nummer worden verstrekt aan de levensverzekeringsondernemingen die geacht worden de "lijst 201" op te maken. 39. Het Comité neemt hier akte van. 40. Vervolgens worden die gegevens en het rijksregisternummer meegedeeld aan de bevoegde ambtenaar bij de Administratie van Financiën aan wie de lijsten 201 moeten worden gericht. Het gaat hier meer bepaald over de ambtenaar van de algemene administratie patrimoniumdocumentatie die voor dit doel werd aangesteld Het Comité neemt hier akte van. C.6. Netwerkverbindingen. 42. Uit de uitleg die de aanvrager verstrekte, blijkt dat hij op basis van het rijksregisternummer geen enkele informatie zal uitwisselen met derden en dat er bijgevolg geen netwerkverbindingen zullen zijn. 3 Cfr. artikelen 137, 3 van het Wetboek der successierechten van het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. 4 Cfr. artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten.

10 Beraadslaging RR 07/ / Het Comité neemt hier akte van. 44. Volledigheidshalve benadrukt het Comité dat: indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moeten brengen; In ieder geval kan het rijksregisternummer slechts gebruikt worden in relaties met derden voor zover dit kadert binnen de doeleinden waarvoor deze laatsten eveneens gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken. D. BEVEILIGING D.1. Consulent inzake informatiebeveiliging 45. Overeenkomstig artikel 8, 2, eerste lid en artikel 10 van de WRR, moet iedere instelling die gemachtigd is om toegang te hebben tot het Rijksregister en/of het rijksregisternummer te gebruiken een consulent inzake informatiebeveiliging aanstellen. 46. Identifin deelde de identiteit mee van zijn consulent inzake informatiebeveiliging. Uit de aanvraag en de verstrekte informatie blijkt dat de betrokkene kan worden aanvaard als consulent inzake informatiebeveiliging. 47. De levensverzekeringsondernemingen hebben de identiteit van hun consulent(en) inzake informatiebeveiliging nog niet meegedeeld, wat verplicht is. Een consulent inzake informatiebeveiliging moet in alle onafhankelijkheid de veiligheid van de informatie kunnen beoordelen. Wanneer de identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid wordt meegedeeld, moet daarnaast nog het volgende nader worden omschreven: het profiel van de functie met vermelding van de plaats binnen de organisatie, de te bereiken resultaten en de vereiste vaardigheden; de opleiding die de betrokkene heeft gevolgd of zal volgen; de tijd die hij zal kunnen besteden aan die functie; de andere functies die hij eventueel uitoefent, die niet onverenigbaar mogen zijn met deze van consulent inzake informatieveiligheid.

11 Beraadslaging RR 07/ /13 D.2. Informatiebeveiligingsbeleid 48. Uit de documentatie die Identifin verstrekte, blijkt dat hij beschikt over een beleid inzake informatiebeveiliging en over een uitvoeringsplan daarvan. 49. Het Comité neemt hier akte van. 50. De levensverzekeringsondernemingen die de "lijst 201" verplicht moeten meedelen, moeten aan het Comité informatie verstrekken over hun informatiebeveiligingsbeleid. D.3. Personen die toegang zullen hebben tot de gegeven, het rijksregisternummer gebruiken en lijst van die personen 51. Uit de aanvraag blijkt dat binnen de personeelsdienst van de aanvrager geen enkel personeelslid toegang zal hebben tot de gegevens aangezien de procedure volledig geautomatiseerd is. Iedere verzekeringsonderneming beschikt immers over een eigen "directory" waarin de antwoorden op zijn verzoeken om toegang tot het Rijksregister uitsluitend voor hem toegankelijk zullen zijn. 52. De verzekeringsondernemingen zullen overigens aan Identifin een lijst van personen meedelen die binnen hun organisatie toegang mogen hebben tot de gegevens. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd worden en ter beschikking van het Comité gehouden worden. Het Comité stelt vast dat dit tegemoetkomt aan de vereisten van artikel 12 van de WRR. 53. Identifin zal, vooraleer hij overgaat tot de verwerking van de toegangsverzoeken tot het Rijksregister van de levensverzekeringsondernemingen als bedoeld in de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten, nagaan of hij de lijst van deze personeelsleden heeft ontvangen. 54. Bovendien, moeten de opgelijste personen een schriftelijke verklaring ondertekenen waarin zij zich er toe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens te bewaren

12 Beraadslaging RR 07/ /13 OM DEZE REDENEN, Het Comité, 1 machtigt onder de voorwaarden bedoeld in deze beraadslaging en onder de opschortende voorwaarde dat de statuten van de asbl Identifin eerst worden gewijzigd zoals omschreven onder punt 17 van de beraadslaging: Identifin om toegang te hebben tot het Rijksregister en om het rijksregisternummer te gebruiken om ze mee te delen aan de levensverzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan de verplichting als bedoeld in artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten om de "lijst 201" mee te te delen aan de Administratie van Financiën met vermelding van het rijksregisternummer van een van hun overleden verzekerden; de voormelde verzekeringsondernemingen om het rijksregisternummer te gebruiken om ze aan de Administratie van Financiën mee te delen bij de verzending van de lijst 201 als bedoeld in de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten; 2 bepaalt dat de bovenvermelde machtigingen gelden voor onbepaalde duur en toegepast moeten worden met eerbiediging van de modaliteiten als omschreven in deze beraadslaging, wat voor de toegang tot het Rijksregister met zich meebrengt dat het een permanente toegang betreft, beperkt tot de gegevens zoals vermeld in artikel 3, eerste lid, 1 en 2, en 8 van de WRR. Identifin zal, vooraleer hij overgaat tot de verwerking van de toegangsverzoeken tot het Rijksregister van de levensverzekeringsondernemingen als bedoeld in de artikelen 96 en 97 van het Wetboek der successierechten, nagaan of het Comité, op grond van documenten en inlichtingen die de betrokkenen hebben meegedeeld, heeft kunnen vaststellen, dat zij: een consulent inzake informatiebeveiliging met de noodzakelijke garanties, hebben aangesteld; toereikende informatie hebben verstrekt over hun informatiebeveiliging. Het Comité zal Identifin daarover systematisch inlichten. 3 stipuleert dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de informatiebeveiliging die een impact kan hebben op de antwoorden uit het formulier inzake beveiliging dat aan het Comité werd verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatiebeveiliging en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de beveiliging), de

13 Beraadslaging RR 07/ /13 aanvrager een nieuwe vragenlijst i.v.m.. de stand van de informatiebeveiliging naar waarheid moet invullen en aan het Comité moet bezorgen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren. 4 bepaalt dat wanneer het Comité de rechthebbenden van onderhavige machtiging een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidsstatus toestuurt, deze laatste de lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. De Wnd. Administrateur, De Voorzitter, (get.) An Machtens (get.) Mireille Salmon