Overzicht wijziging van de Verordening sociaal domein Alphen aan den Rijn met ingang van 1 januari 2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Overzicht wijziging van de Verordening sociaal domein Alphen aan den Rijn met ingang van 1 januari 2017"

Transcriptie

1 Overzicht wijziging van de Verordening sociaal domein Alphen aan den Rijn met ingang van 1 januari 2017 Artikel 1 Begrippen Oud Nieuw Reden wijziging Lid 2. In deze verordening wordt onder Lid 2. Alle begrippen die in deze De Algemene wet bestuursrecht de niet-gedefinieerde begrippen verordening worden gebruikt en die was abusievelijk niet opgenomen verstaan, wat daarmee in de Jeugdwet, niet nader worden omschreven hebben in lid 2. Het begrip de Wmo of de Participatiewet, IOAW of dezelfde betekenis als in de Awb, belanghebbende is in de Awb IOAZ wordt bedoeld. Jeugdwet, de Wmo 2015 of de opgenomen in artikel 1:2. Participatiewet, IOAW of IOAZ. Lid 3. In deze verordening wordt verder Lid 3. In deze verordening wordt verder Gelet op de jeugdhulp zijn de verstaan onder: verstaan onder: begrippen inwoner en team in sub b. belanghebbende: een persoon als b. vervallen e. en j. duidelijker omschreven. bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de Participatiewet. Sub h. betreft een tekstuele e. inwoner: iemand die woont in de e. inwoner: iemand die woont in de aanvulling. Een persoonsgebonden gemeente Alphen aan den Rijn. gemeente Alphen aan den Rijn. budget kan ook voor een Hieronder worden ook jeugdigen en/of Hieronder worden ook jeugdigen en/of hulpmiddel verstrekt worden. hun (pleeg)ouders verstaan. hun (pleeg)ouders verstaan die in de gemeente Alphen aan den Rijn hun woonplaats hebben, zoals bedoeld in h. persoonsgebonden budget (pgb): de Jeugdwet. een bedrag waarmee inwoners zelf hun jeugdhulp of ondersteuning kunnen h. persoonsgebonden budget (pgb): inkopen. een bedrag waarmee inwoners zelf hun jeugdhulp, ondersteuning of j. team: het integraal hulpmiddel kunnen inkopen. ondersteuningsteam dat kan bestaan uit: j. team: het integraal 1. jeugdhulpverleners die binnen het ondersteuningsteam dat kan bestaan Centrum voor Jeugd en Gezin uit: jeugdhulp en diagnostiek bieden aan 1. jeugdhulpverleners die consultatie jeugdigen en/of hun (pleeg)ouders als en advies, basisdiagnostiek, ambulante de jeugdige en/of hun (pleeg)ouders jeugdhulp en zorgcoördinatie bieden 1

2 niet op eigen kracht en binnen eigen mogelijkheden uit de jeugdhulpvraag komen. Dit jeugd- en gezinsteam (jgt) wordt ingesteld door het college. aan jeugdigen en/of hun (pleeg)ouders of zorgen voor de toeleiding naar gespecialiseerde jeugdhulp als de jeugdige en/of de (pleeg)ouders niet op eigen kracht en binnen eigen mogelijkheden uit de jeugdhulpvraag komen. Artikel 6 Beschikking maatwerkvoorziening Wmo en Jeugdwet Lid 3. Een beschikking voor een maatwerkvoorziening Jeugdwet wordt in ieder geval afgegeven: d. als een ouderbijdrage verschuldigd is. Lid 6. Als sprake is van een te betalen (ouder)bijdrage wordt de inwoner daarover in de beschikking geïnformeerd. Hierbij wordt voor jeugdhulp paragraaf 8.2 van de Jeugdwet in acht genomen. Lid 3 sub d. vervallen Lid 6. Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de inwoner daarover in de beschikking geïnformeerd. De ouderbijdrage is per 1 januari 2016 afgeschaft in de Jeugdwet. Artikel 9 Algemene voorzieningen jeugd Lid 1. Onderdeel van algemene voorzieningen zijn de vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen. Hieronder vallen: a. basisvoorzieningen voor inwoners (zoals genoemd in het beleidsplan Beter voor elkaar ), hieronder vallen in ieder geval de jeugdgezondheidszorg en de preventieve activiteiten van het Centrum voor Jeugd en Gezin, en b. het jeugd- en gezinsteam, zoals genoemd in het beleidsplan Beter voor elkaar. Lid 1. Onder de algemene voorzieningen voor jeugd vallen: a. basisvoorzieningen gericht op preventie, zoals activiteiten aangeboden door het Centrum voor Jeugd en Gezin; b. het jeugd- en gezinsteam, zoals genoemd in de beleidsplannen Beter voor Elkaar ( ) en Beter voor Elkaar c. diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie, mits deze geboden wordt door een door het college gecontracteerde aanbieder. Lid 1sub a en b betreft een tekstuele aanpassing ter verduidelijking en actualisering beleidsplannen. Sub c: Ernstige Enkelvoudige Dyslexie is in de huidige nadere regels beschreven in artikel 18. Voor de Wmo zijn de algemene voorzieningen vastgelegd in de Verordening (zie artikel 11). Voor jeugd hanteren we dezelfde integrale systematiek (verschuiving van artikel 18 Nadere regels naar dit artikel). 2

3 Artikel 10 Maatwerkvoorzieningen jeugd Lid 1. Onder de maatwerkvoorzieningen jeugd vallen de specialistische jeugdhulpvoorzieningen, zoals genoemd in het beleidsplan Beter voor elkaar. Hieronder vallen in ieder geval: a. Generalistische Basis GGZ Jeugd; b. Specialistische GGZ Jeugd; c. Gespecialiseerde jeugdhulp jeugdigen met een beperking; d. 24 uurs zorg Jeugd- en Opvoedhulp; e. Gesloten jeugdhulp. Lid 1. Onder de maatwerkvoorzieningen voor jeugd vallen: a. de specialistische jeugdhulpvoorzieningen, die aangeboden worden door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder; b. gesloten jeugdhulp. Paragraaf 2 Voorzieningen op grond van de Wmo Artikel 11 Aanvullende voorwaarden Artikel 11c (vernummering) voor maatwerkvoorzieningen Wmo toegevoegd: Lid 4. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van dit artikel. Artikel (titel) Algemene voorzieningen op grond van de Wmo Lid 1. Algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijke voorzieningen die aangeboden worden door een door de gemeente gecontracteerde derde en gericht zijn op maatschappelijke ondersteuning. Lid 2. Algemene voorzieningen bestaan uit een aanbod van individuele of collectieve ondersteunings- en dagbestedingstrajecten, activiteiten en diensten, die kunnen veranderen indien Voor de jeugdhulp 2017 wordt niet uitgegaan van de klassieke indeling van de jeugdhulp zoals omschreven onder oud, maar gaan we uit van maatwerkoplossingen/arrangemen ten. Lid 4 was in de eerdere versie abusievelijk niet opgenomen. Een artikel over algemene voorzieningen ontbrak in vorige versie van de Verordening. Om het onderscheid tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen duidelijker te maken, wordt dit nu nader vastgelegd in de Verordening. 3

4 Artikel 11 a Maatwerkvoorzieningen huishoudelijke ondersteuning en resultaatgebieden dit voortvloeit uit de behoefte van inwoners. Lid 3. Een algemene voorziening wordt uitgevoerd door een door de gemeente gecontracteerde derde en is bedoeld om één van de volgende resultaten te bereiken: a. de inwoner heeft onderdak; b. de inwoner kan optimaal sociaal en persoonlijk functioneren; c. de inwoner kan deelnemen aan de samenleving; d. de inwoner kan zijn financiële huishouding voeren; e. de inwoner heeft een structuur/ invulling van de dag; f. de inwoner is verzorgd/voert de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zoveel als mogelijk zelf uit; g. de mantelzorgers van de inwoner worden tijdelijk ontlast. Lid 4. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van dit artikel. -- Lid 1. Een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kan toegekend worden om één van de volgende resultaten te bereiken: a. de inwoner woont in een schoon en leefbaar huis; b. de inwoner beschikt over goederen voor primaire levensbehoeften; c. de inwoner beschikt over schone, In vorige versie van de Verordening ontbraken de resultaatbeschrijvingen van de huishoudelijke ondersteuning. Op grond van recente jurisprudentie van de CRvB moet dit in de Verordening worden opgenomen. 4

5 Artikel 11b Maatwerkvoorziening begeleiding Artikel 12 Ondersteuning en voorzieningen voor arbeidsinschakeling draagbare en doelmatige kleding en beddengoed; d. de inwoner zorgt thuis voor kinderen die tot het gezin behoren; e. de inwoner voert een gestructureerd huishouden. Lid 2. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste lid. -- Lid 1. Een maatwerkvoorziening begeleiding kan toegewezen worden wanneer de in artikel 11 genoemde resultaten niet behaald kunnen worden met een algemene voorziening. Dit geldt in ieder geval voor: a. de begeleiding binnen het ontmoetingscentrum dementie; b. begeleiding en opvang van inwoners waar gezien de aard van de problematiek een aparte voorziening voor getroffen moet worden. Lid 2. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste lid. Lid 3. Aan de belanghebbenden als Lid 3. Aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a onder 4 bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a onder 4 en 7 van de Participatiewet vraagt het en 7 van de Participatiewet kan het college een bijdrage in de kosten van college een bijdrage vragen in de de voorziening. Deze bijdrage wordt kosten van de voorziening. Deze bepaald op basis van de draagkracht bijdrage wordt bepaald op basis van de bijzondere bijstand die door het draagkracht bijzondere bijstand. college vastgesteld is. In navolging op artikel 11a is ook besloten om de resultaatgebieden voor begeleiding in de Verordening op te nemen. Het is in sommige situaties onwenselijk dat belanghebbenden voor een voorziening een bijdrage moeten betalen. Dit speelt bijvoorbeeld bij niet uitkeringsgerechtigde (nugger) arbeidsbeperkten (onder andere wachtlijst WSW of voorheen onder de wajong doelgroep vielen), die in aanmerking komen voor beschut werk of vallen onder de doelgroep 5

6 loonkostensubsidie. Artikel 14 Scholing Lid 2. Het college kan op individuele gronden besluiten de in het eerste lid bedoelde scholing en/of opleiding te maximeren tot het niveau van hoger beroepsonderwijs. Lid 2. het college kan op individuele gronden besluiten de in het eerste lid bedoelde scholing en/of opleiding te laten volgen op een ander niveau. Om statushouders te ondersteunen om te komen tot duurzame arbeidsinschakeling, wordt (uiterlijk ) een convenant afgesloten. Dit kan betekenen dat het college besluit, dat een statushouder in zijn eigen vak en op zijn eigen niveau kan studeren en werken. Dit maakt aanpassing van dit artikel nodig. Uitstroom op basis van algemeen geaccepteerde arbeid conform de Participatiewet blijft de regel. Artikel 19 No-risk polis Werkgevers kunnen bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst met een werknemer uit de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak in het kader van de Participatiewet bij ziekte van deze werknemer gebruik maken van de no-riskpolis, die het UWV aanbiedt. Vervallen Dit is inmiddels bij wet geregeld (harmonisering instrumenten Participatiewet) Artikel 26 Regels voor bijdragen Wmo en kostprijs maatwerkvoorzieningen Lid 1. Een inwoner kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en b. voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het (titel) Regels voor bijdragen in de kosten voor Wmo voorzieningen Lid 1. Voor een algemene voorziening wordt geen bijdrage in de kosten gevraagd. Lid 2. Voor een maatwerkvoorziening (in natura of pgb) kan aan de inwoner een bijdrage in de kosten gevraagd worden overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zolang hij/zij gebruik maakt van de De gemeente Alphen aan den Rijn vraagt voor algemene voorzieningen geen bijdrage in de kosten. De wijziging van lid 2 e.v. is een gevolg van recente jurisprudentie van de CRvB, waarin aangegeven wordt dat dit in de Verordening moet worden vastgelegd (verschuiving van artikelen 29 en 30 Nadere regels naar dit artikel). 6

7 pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn echtgenoot of partner. Lid 2. Het college stelt in nadere regels vast: a. voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de inwoner een bijdrage verschuldigd is; b. wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; c. dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb voor een woningaanpassing voor een minderjarige overeenkomstig artikel lid 1 sub a en b van de Wmo is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders of daarmee in dat artikel gelijkgestelden; d. op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb bepaald wordt, en e. de termijnen waarover een bijdrage voor een maatwerkvoorziening en pgb gevraagd wordt; f. door welke andere instantie dan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) in de gevallen als bedoeld in artikel lid 7 van de Wmo de bijdragen voor een maatwerkvoorziening en pgb worden vastgesteld en geïnd. maatwerkvoorziening of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn/haar echtgeno(o)te of partner. Lid 3. Het college vraagt geen bijdrage voor: a. voorzieningen voor inwoners onder de 18 jaar; b. een rolstoel en het onderhoud hiervan, maar voor voorzieningen die van de rolstoel een vervoersvoorziening maken, wordt wel een bijdrage gevraagd; c. het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV), hiervoor wordt een gereduceerd tarief (ritbijdrage) aan de inwoner gevraagd; d. vergoeding voor verhuiskosten, woningsanering, autokosten en sportvoorzieningen. Lid 4. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. Lid 5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb wordt gevraagd zolang de voorziening gebruikt wordt of tot de kostprijs bereikt is. Lid 6. De bijdrage voor een Strikt genomen gaat de jurisprudentie alleen over het vragen van bijdrage in algemene voorzieningen. Zekerheidshalve toch ook maar voor maatwerkvoorzieningen naar de verordening getild. Voor een aantal vergoedingen die mensen ontvangen als tegemoetkoming in de kosten wordt geen bijdrage gevraagd, omdat dit in de praktijk niet wenselijk is. Voor de eenduidigheid wordt nooit een bijdrage gevraagd bij Wmo voorzieningen voor inwoners onder de 18 jaar. 7

8 maatwerkvoorziening of pgb wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Lid 7. De bijdrage voor maatschappelijke opvang wordt vastgesteld en geïnd door het CAK als het gaat om mensen met een Wlzindicatie; de Binnenvest heeft deze taak als het gaat om mensen zonder een Wlz-indicatie die gebruikmaken van de maatschappelijke opvang van de centrumgemeente. Artikel 36 Langdurig laag inkomen Een inwoner heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36 lid 1 van de Participatiewet als gedurende een referteperiode van 36 maanden het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub c van de Participatiewet. Een inwoner heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36 lid 1 van de Participatiewet als gedurende een referteperiode van 36 maanden het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 sub c van de Participatiewet. Betreft een technische aanpassing. Bedoeld wordt artikel 5 sub c van de Participatiewet. Artikel 37 Hoogte individuele inkomenstoeslag Lid 1. Een individuele inkomenstoeslag wordt berekend van de norm genoemd in artikel 21 onderdeel b van de Participatiewet en bedraagt per 12 maanden afgerond in hele euro s voor: a. alleenstaanden: 30% van deze norm b. alleenstaande ouders: 35% van deze norm c. gehuwden: 40% van deze norm Lid 1. Een individuele inkomenstoeslag wordt berekend van de norm genoemd in artikel 21 onderdeel b van de Participatiewet en bedraagt per 12 maanden afgerond in hele euro s voor: a. alleenstaanden: 30% van deze norm b. alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar: 35% van deze norm c. alleenstaande ouders met tenminste 1 kind in de leeftijd van 12 jaar tot 18 jaar: 40% van deze norm d. gehuwden met of zonder kinderen In 2015 heeft het Nibud een minima-effectrapportage (MER) opgesteld. Hieruit bleek dat vooral huishoudens met kinderen in de leeftijd het financieel zwaar hebben. Maandelijks hebben zij een fors tekort. Op basis van een aanbeveling vanuit de MER verhogen wij daarom de individuele inkomenstoeslag voor deze huishoudens met 5% ten opzichte van

9 tot 12 jaar: 40% van deze norm e. gehuwden met ten minste 1 kind in de leeftijd van 12 jaar tot 18 jaar: 45% van deze norm Artikel 38 Voorwaarden individuele studietoeslag De volgende voorwaarden gelden om voor een individuele studietoeslag in aanmerking te komen: c. het inkomen van de aanvrager bedraagt niet meer dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub c van de Participatiewet. De volgende voorwaarden gelden om voor een individuele studietoeslag in aanmerking te komen: c. het inkomen van de aanvrager bedraagt niet meer dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 sub c van de Participatiewet. Betreft een technische aanpassing. Bedoeld wordt de norm in artikel 5 sub c van de Participatiewet. Artikel 64 Overgangsrecht Lid 1. Voor inwoner(s), zoals jeugdigen en/of hun (pleeg)ouders die op het moment van inwerkingtreding van de Jeugdwet en deze verordening al een verwijzing in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of een indicatiebesluit in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet op de jeugdzorg (Wjz) hebben, is het overgangsrecht van toepassing als bedoeld in artikel 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet. Lid 2. Wanneer sprake is van overgangsrecht is het college ervoor verantwoordelijk dat de jeugdige de jeugdhulp kan voortzetten bij dezelfde aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Daarbij geldt dat deze verwijzingen en indicatiebesluiten maximaal een jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet blijven gelden. Vervallen Overgangsrecht is niet meer van toepassing waardoor dit artikel kan vervallen. Voor zover er nog oude rechten bestaan van voor de inwerkingtreding van deze verordening is dit bij beschikking vastgelegd. Ook voor Jeugd kan artikel 64 vervallen, omdat het overgangsrecht gelijk aan lid 2 en 3 vastgelegd is in artikel 10.3 vierde lid van de Jeugdwet. 9

10 Lid 3. In afwijking van het tweede lid geldt in geval sprake is van een indicatiebesluit waarin is vastgelegd dat de jeugdige aangewezen is op pleegzorg, geen einddatum voor de rechten en plichten die verbonden zijn aan dit besluit jegens het college. Lid 4. Aanspraken op zorg en afgegeven indicatiebesluiten op basis van de AWBZ worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 8.1 tot en met 8.4 van de Wmo. Lid 5. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013, vastgesteld door de raden van de voormalige gemeente Alphen aan den Rijn, Boskoop of Rijnwoude op 30 mei 2013, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen, waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken. Hierbij wordt een redelijke overgangstermijn in acht genomen. Lid 6. Aanvragen die zijn ingediend onder één van de verordeningen, zoals genoemd in het vijfde lid, en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening sociaal domein Alphen aan den Rijn, worden 10

11 afgehandeld krachtens de laatstgenoemde verordening. Lid 7. Op bezwaarschriften, gericht tegen een besluit op grond van de verordeningen, zoals genoemd in het vijfde lid, wordt beslist met inachtneming van de betreffende verordening op basis waarvan het besluit is genomen. Lid 8. Een persoon die gebruik maakt van een op grond van de Reintegratie-verordening Gemeente Alphen aan den Rijn (2014), Boskoop (2009) of Rijnwoude (2012) toegekende voorziening behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit die verordening, zoals de betreffende verordening luidde voor 1 januari Lid 9. Indien er sprake is van een gedraging die betrekking heeft op een uitkeringsperiode voor inwerkingtreding van deze verordening en het van kracht worden van de Participatiewet, is de opgelegde maatregel in ieder geval niet zwaarder dan op grond van de ingetrokken verordening van toepassing zou zijn. 11