1. Variatie in vraagstelling voor dezelfde doelstelling qua vorm en inhoud
|
|
- Christiana Maes
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Hoe kan het anders?? 1. Variatie in vraagstelling voor dezelfde doelstelling qua vorm en inhoud Tijdens hun vakantie besluiten drie vrienden om 24 uur wakker te blijven. Om die uitdaging gemakkelijker haalbaar te maken drinken ze in de loop van die 24 uur cafeïnehoudende dranken, want die houden je wakker als je moe bent. Bart drink 4 blikjes Red Bull, Thomas drinkt 5 koppen instant koffie van elk 200 ml en Joris drinkt 6 glazen Coca-Cola van 275 ml. Bereken via de formule van de massaconcentratie hoeveel cafeïne elk van de drie vrienden tot zich nam, rekening houdend met onderstaande gegevens. Wie gebruikte de meeste cafeïne?! Hoeveelheid ( ml ) Koffie Filter Instant Espresso Decafeïné Thee Zwart Groen Blaadjes Chocomelk Coca-cola Pepsi-cola Cafeïne ( mg) Veelal worden rekenvraagstukken gegeven zonder context. De getallen die erin gegeven worden zijn vaak fictief. De link met de realiteit is vaak zoek. Hier wordt ook gebruikgemaakt van een tabel waardoor van de leerling meer geëist wordt dan rekenvaardigheid. Dat sluit meer aan bij het onderzoekend leren, doordat men een doel heeft: wie van de 3 gebruikt de meeste cafeïne. 2. Voorbeelden van valide en niet-valide vraagstelling 2.1 Bereken de molaire massa van natriumcarbonaat. Het antwoord is 106 g/mol indien de leerling de juiste chemische formule Na 2 CO 3 gebruikt. Vertrekt de leerling bijvoorbeeld vanuit de formule NaCO 3 dan werd M = 83 g/mol correct berekend! Vermits de beoogde doelstelling het berekenen van de molaire massa is en niet het vertalen van namen naar formules zal eerlijkheidshalve in dit voorbeeld ook nagenoeg de maximale score toegekend worden aan 83 g/mol. Alternatieve formulering: Bereken de molaire massa van Na 2 CO Vermeld bij elke bewering of het gegeven juist of fout is. Een waterstofbrug is een intermoleculaire binding. Een NH 3 -oplossing heeft een ph < 7. Deze formuleringen geven 50 % kans om de juiste antwoorden aan te duiden zelfs zonder kennis van chemie en zijn als dusdanig te mijden. De eerste bewering is juist en vergt geen expliciet antwoord. De vraagsteller kan niet onderscheiden of dit item
2 wel of niet beantwoord werd. In het tweede item kan de leerling het antwoord focusseren op twee verschillende delen en is meer dan 1 juist antwoord mogelijk: Een NH 3 -oplossing heeft een ph>7. of Een HCl-oplossing heeft een ph<7. Welk antwoord beoogde de vraagsteller? Realiseert de vraagsteller zich dat er meerdere juiste antwoorden zijn? Wordt elk mogelijk juist antwoord maximaal gequoteerd of enkel het beoogde antwoord? Alternatieve formulering: Corrigeer indien nodig de onderstreepte gedeelten. Is de bewering juist, vermeld dan "juist". Een waterstofbrug is een intermoleculaire binding. Een NH 3 -oplossing heeft een ph < 7 Telkens wordt het beoogde deel gefocusseerd en op elke bewering moet expliciet een antwoord neergeschreven worden. 3. Sterke en minder sterke vragen op vakinhoudelijk gebied 3.1 Corrigeer indien nodig de onderstreepte gedeelten. Is de bewering juist, vermeld dan "juist". Een HCl-oplossing van 9 mol/liter kan bereid worden door gelijke volumes HCloplossing met concentratie 3 mol/liter en 6 mol/liter samen te voegen. Een juiste berekening leidt naar 15 mol/liter waar de maximaal mogelijke concentratie van een HCl-oplossing 12 mol/liter bedraagt. 3.2 Met hoeveel ml HNO 3 (c = 5 mol/l) moet men 50 ml Ca(OH) 2 oplossing met ph = 9 titreren om het equivalentiepunt te bereiken? Bereken de ph als men 10 ml in overmaat toevoegt. Het juist berekende antwoord van de a-vraag is 10-4 ml, niet afleesbaar in een klassieke buret en een weinig realistische hoeveelheid t.o.v. 50 ml base. Voor de b-vraag werd later (als aanpassing) vermeld dat Ca(OH) 2 in overmaat toegevoegd wordt. Toevoegen bij een titratie gebeurt via een buret en in dit voorbeeld bevat de buret waterstofnitraat. 4. Taalaspect in de vraagstelling 4.1 Bij het verwarmen van 43,4 g kwikoxide ontstaat 40,1 g kwik. a. Schrijf de reactievergelijking voor deze reactie. b. Welk soort reactie is dit (twee mogelijke benamingen)? c. Hoeveel van het tweede eindproduct wordt er gevormd. Er worden verschillende doelstellingen tegelijkertijd getoetst. Als op deelvraag a fout
3 geantwoord wordt, kan b en c niet meer juist zijn. De oplossing is 2HgO -> 2 Hg + O 2. Het is niet duidelijk wat met "tweede eindproduct" bedoeld wordt (Hg of O 2 ). Er is ook niet aangegeven in welke eenheid het antwoord verwacht wordt. Een betere formulering van de vraag zou zijn: Bij het verwarmen van 43,4 g kwikoxide ontstaat 40,1 g kwik. De reactievergelijking kan als volgt genoteerd worden: 2 HgO -> 2 Hg + O 2. a. Welk soort reactie is dit? (2 mogelijke benamingen) b. Bereken de massa dizuurstof die gevormd wordt. Druk je resultaat uit in gram. 4.2 Men voegt de volgende twee elektrolytoplossingen bij elkaar. In welk geval verdwijnen het grootste aantal ionen uit de oplossing? Motiveer. CaS + H 2 SO 4 Ba(NO 3 ) 2 + H 2 SO 4 NaOH + H 2 SO 4 Beter zou de vraag op volgende manier gesteld worden: Hierna volgen 3 reactievergelijkingen die plaatsvinden wanneer twee elektrolytoplossingen bij elkaar worden gevoegd. a. Welke ionen verdwijnen in elke reactie uit de oplossing? b. Onder welke vorm verdwijnen deze ionen uit de oplossing? CaS + H 2 SO 4 Ba(NO 3 ) 2 + H 2 SO 4 NaOH + H 2 SO 4
4 Om in te gaan op een ander facet van evaluatie, nl. minder kennisgericht en meer competentiegericht evalueren, kunnen andere voorbeelden worden aangehaald. Het evaluatiegedrag van de leerkracht conditioneert het leergedrag van de leerlingen. Daarnaast is het een verzuchting van heel wat leerkrachten dat ze ondervinden dat leerlingen geen overzichtsvragen, inzichtsvragen meer aankunnen of moeite hebben om grote gehelen te verwerken. Dit kan als vertrekpunt gebruikt worden om aan te geven dat kennisgericht werken tijdens de les zijn weerslag heeft op de evaluatie. Door de focus bij het lesgeven te verleggen naar leercompetentgericht werken, waar naast kennis ook vaardigheden en houding aandacht krijgen, en door contextueel of conceptueel leerinhouden aan te brengen, opent men perspectieven naar de evaluatie die eraan gekoppeld wordt. Meer en meer wordt in de nieuwe leerplannen gesproken van leren onderzoeken en onderzoekend leren. Dat kan daar perfect op aansluiten. Volgend voorbeeld wordt gebruikt om dit te verduidelijken. In zowat alle leerplannen van de tweede graad komen de minerale stoffen aan bod. Veelal worden de 4 klassen van oxiden, zuren, basen en zouten elk afzonderlijk behandeld en neemt dat 1 trimester in beslag. Door het creëren van de gepaste context kunnen we een rode draad zichtbaar maken. We vertrekken vanuit het verhaal dat door de invoering van het Globally Harmonised System we in het lab onze etiketten van de chemicaliën dienen te vernieuwen en aan te passen aan de nieuwe H- en P-zinnen. Alle producten worden uit de kast gehaald en de leerlingen krijgen de opdracht om ze te rangschikken, voorzien van de nieuwe etiketten. Volgende brutoformules worden opgegeven: CaO, Al(OH) 3, K 3 PO 4, Na 3 PO 4, H 2 SO 4, CO, MgO, KOH, HNO 3, MgCl 2, CaCO 3, Fe 2 O 3, SO 2, Ca(OH) 2, H 3 PO 4, KNO 3, Pb(NO 3 ) 2, K 2 O, N 2 O, HCl, NaOH, H 2 S, CaSO 4, Na 2 S, Al 2 O 3, NO 2, NaCl. Alhoewel de leerlingen de minerale stofklassen nog moeten leren kennen, slagen ze erin, in het kader van een onderwijsleergesprek, puur op basis van de brutoformule de verschillende producten weer op hun plaats te zetten. Er zijn immers meerdere producten waarbij de brutoformule eindigt met O en begint met een metaal of eindigt met O en begint met een nietmetaal of eindigt met OH of begint met H. Na deze inleiding wordt die kast in elk van de volgende lessen opnieuw geprojecteerd en verder aangevuld. De zaken die later worden aangevuld zijn in blauw (+ H 2 O) en paars (de pijlen en het bindingstype) weergegeven. De kleuren van de vakken voor hydroxiden en zuren zijn de kleuren van universeel indicatorpapier en hiermee kan de link met de ph gelegd worden. Ook de zouten kleuren we groen wat overeenkomt met een neutrale oplossing (ontstaan door samenvoegen van een zuur en een base).verder in de lessen kan men de zuren en basen wat groeperen, waardoor men het onderscheid kan maken tussen zwakke en sterke basen en tussen zwakke en sterke zuren. Het noteren van een ph-schaal kan een volgende stap zijn. Hetzelfde kan gedaan worden met de zouten naar oplosbaarheid toe. Ze kunnen in een zekere volgorde geplaatst worden en dan goed, minder goed en slecht oplosbaar genoemd. Les na les worden de verschillende vakken van de kast besproken, behouden de leerlingen het overzicht en zien ze de rode draad. Door de eigenheid van ons wetenschapsvak besteden we heel wat aandacht aan het komen tot inzicht, waardoor we soms minder het overzicht benadrukken.
5 Een dergelijk overzicht-schema, dat regelmatig weer wordt opgebouwd of hergebruikt bij de start van een nieuw hoofdstuk, kan voor leerlingen in de loop van een trimester ook die vooruitgang zichtbaar maken. Een belangrijk voordeel hierbij is dat we hen ook aanleren hoe ze dat moeten verwerken door rekening te houden met enkele cruciale voorwaarden, nl. integratie, horizontale continuïteit en verticale continuïteit. En dat komt uiteindelijk ook de evaluatie ten goede. MINERALE STOFKLASSEN Metaal-oxiden MO niet-metaaloxiden nmo CaO Fe2O3 MgO K2O Al2O3 CO SO2 N2O NO2 ionbinding + H2O atoombinding Sterk Hydroxiden MOH Zwak Zwak Zuren HZ Sterk KOH Ca(OH)2 NaOH H2SO4 HCl HNO3 Al(OH)3 H3PO4 H2CO3 HI HBr ionbinding atoombinding Zouten Goed oplosbaar MZ Slecht oplosbaar NaCl K3PO4 CaCO3 PbSO4 MgI2 Na2CO AgCl HgBr KNO3 FeS ionbinding! Die manier van werken kunnen we dan doortrekken naar onze vraagstelling, wat tevens de variatie bevordert. Weer enkele voorbeelden om dat te verduidelijken. 1. Klassieke vraag: hoeveel atomen bevat een plaatje koper van 3 g? Aangepaste vraag: We leggen een loodplaatje en een koperplaatje op tafel. We zorgen ervoor dat het kleinste plaatje de meeste atomen bevat. We vragen welk metaalplaatje de meeste atomen bevat. Welke kennis heb ik nodig om het probleem op te lossen? Welke gegevens heb ik nodig om het probleem op te lossen? Hoe geraak ik aan de nodige gegevens? Hoe bepaal ik de massa van de plaatjes? 2. Al te vaak start men met rekenvraagstukken om stoichiometrische begrippen bij te brengen. Voor sommige leerlingen is dat een te hoge opstap, waardoor ze afhaken. Nochtans zijn elementaire stoichiometrische problemen eenvoudig en op te lossen als men ze op een onderzoekende manier aanbrengt. Met volgende Excel-toepassing kan men op een eenvoudige manier hoeveelheden, overmaat, voor reactie, na reactie... bijbrengen.
6 6 Stoichiometrie Al te vaak start men met rekenvraagstukken om stoichiometrische begrippen bij te brengen. Voor sommige (vele?) leerlingen is dit een te hoge opstap, waardoor men uiteindelijk afhaakt bij dergelijke problemen. Nochtans zijn elementaire stoichiometrische problemen eenvoudig en zouden deze door de meeste leerlingen moeten begrepen worden. Met volgende Excel-toepassing kan men op een onderzoekende manier begrippen als stoichiometrische hoeveelheden, overmaat, ondermaat, bijbrengen en toepassen. Schermafdruk van de Excel-toepassing: (de toepassing staat op cd) Nadien zouden leerlingen Na inoefening zouden in staat leerlingen moeten in staat moeten zijn zijn om om volgende problemen problemen op te lossen: op te lossen. Gegeven volgende situatie: Stuurgroep Chemie - Eekhoutcentrum Kortrijk 8 Dag van Chemie: Torhout, 8 maart 2008 a) Welke stof en hoeveel mol van deze stof is in overmaat aanwezig? b) Hoeveel mol van stof A reageert met 1 mol van stof B? c) Hoeveel mol van stof C wordt gevormd als 1 mol van stof B reageert? d) Omcirkel de reactievergelijking die overeenkomt met de grafiek? - 2 A + B 2 C - A + 2 B 2 C - A + 2 B C - 2 A + B C 4 Werken rond onderzoekscompetenties Een competentie is een set van kennis, vaardigheden en attitudes die men in een bepaalde context hanteert. Wanneer men dus spreekt over onderzoekscompetenties dan gaat het over de geïntegreerde aanpak van kennis, vaardigheden en attitudes om via een onderzoek een bepaald onderzoeksprobleem op te lossen of te analyseren. - De noodzakelijke kennis (of informatie) voor de onderzoeksopdracht kan men reeds bezitten (voorkennis) of maakt men zich eigen door het gericht verzamelen, ordenen en bewerken van informatie (ET 32). Het spreekt voor zich dat men hierbij ook moet beschikken over de nodige vaardigheden (ict-vaardigheden, opzoekvaardigheden, ) en attitudes (orde, stiptheid, nauwkeurigheid ) om deze informatie te verzamelen, te ordenen en te bewerken. - Daarna gaat men aan de slag, waarbij men het onderzoek(je) voorbereidt, uitvoert en evalueert (ET 33). - Tot slot worden de resultaten weergegeven in een verslag (rapport) (ET 34) Op deze nascholing willen we vooral focussen op ET 33. Hoe kunnen we leerlingen aanzetten om meer zelfstandig aan de slag te gaan? Ook hier kunnen we via kleinere opdrachten (vanaf het derde jaar tot het zesde jaar) tewerk gaan. Dit kan eventueel uitmonden in een grotere opdracht, een project waarbij de leerling zelfstandig een onderzoekje uitvoert. 4.1 Kleinere onderzoeksopdrachten 1 In welke oplossing is de concentratie zuur het grootst? Maak van een zuur twee oplossingen met verschillende concentratie (bvb. 0,1 mol/l en 1,0 mol/l HCloplossing). Onderzoeksprobleem (leraar) Je krijgt van een zuur twee oplossingen met een verschillende concentratie. Welke oplossing heeft de grootste concentratie? Onderzoeksvragen (leerlingen) - Wat is de betekenis van zure oplossing en concentratie? - Wat heb ik nodig om de meest zure oplossing te bepalen? - Hoe voer ik mijn onderzoek uit? Stuurgroep Chemie - Eekhoutcentrum Kortrijk Dag van Chemie: Torhout, 8 maart
1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieZelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.
Cursus Chemie 4-1 Hoofdstuk 4: CHEMISCH EVENWICHT 1. DE STERKTE VAN ZUREN EN BASEN Als HCl in water opgelost wordt dan bekomen we een oplossing die bijna geen enkele covalente HCl meer bevat. In de reactievergelijking
Nadere informatieChemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten
Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Teken de structuurformule van salpeterigzuur HNO 2 en van salpeterzuur HNO 3 : Doevoor jezelf telkens ook de controles! Controles HNO 2 : - 2x6 e - (2 O)
Nadere informatießCalciumChloride oplossing
Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul
Nadere informatieHoofdstuk 6. Zuren en basen. Chemie 5 (2u)
Hoofdstuk 6 Zuren en basen Chemie 5 (2u) Deze slides voor de lesbegeleiding worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Dissociatie van ionverbindingen
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieuniversele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden:
Nuttige gegevens: universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 vogadroconstante: N = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden: θ = 0 p = 1013 hpa molair volume van een ideaal gas onder normomstandigheden:
Nadere informatieWat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen?
Wat zijn anorganische of minerale stoffen? A. Deze stoffen komen hoofdzakelijk voor in de niet-levende natuur. In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen? B. 4 Welk van deze stofklassen
Nadere informatieOpgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M
Hoofdstuk 8 Rekenen met de mol bladzijde 1 Opgave 1 n = m / M a 64,0 g zuurstofgas (O 2) = 2,00 mol (want n = 64,0 / 32,0) enz b 10,0 g butaan (C 4H 10) = 0,172 mol c 1,00 g suiker (C 12H 22O 11) = 0,00292
Nadere informatieOplossingen oefeningenreeks 1
Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10
Nadere informatiePbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl
Hoofdstuk 11 Chemische reacties bladzijde 1 Opgave 1 De ionen die in water ontstaan: a NaCl Na Cl - b AgNO 3 Ag - NO 3 c (NH 4) 2SO 4 2 NH 4 SO 4 d KOH K OH - e NiSO 4 Ni 2 SO 4 Opgave 2 Schrijf de volgende
Nadere informatieWat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?
Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 1 : 1 : 4 2 : 1 : 4 2 : 3 : 12 3 : 2 : 8 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke
Nadere informatieWat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?
Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 3 : 2 : 8 2 : 3 : 12 2 : 1 : 4 1 : 1 : 4 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieVoorkennis chemie voor 1 Ba Geografie
Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen
Nadere informatieHoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph
Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph 6.1 Herhaling: zure en basische oplossingen Arrhenius definieerde zuren als volgt: zuren zijn polaire covalente verbindingen die bij het oplossen in water H +
Nadere informatie5 VWO. H8 zuren en basen
5 VWO H8 zuren en basen Inleiding Opdracht 1, 20 min in tweetallen Nakijken; eventueel vragen stellen 8.2 Zure, neutrale en basische oplossingen 8.2 Zure, neutrale en Indicator (tabel 52A) Zuurgraad 0-14?
Nadere informatieGegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:
Chemie Vraag 1 Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt: CS2 + X + KOH K2SO4 + K2CO3 + KCl + H2O De hoeveelheden (in mol) van de betrokken
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatie6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.
6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers. Opgave I. 1 Je wilt een buffermengsel maken met ph = 4,20. Welke stoffen kun je het beste als uitgangsstoffen nemen? Opgave II. 2 In 1,00 liter water is opgelost
Nadere informatieHoofdstuk 3: Water, zuren en basen
Hoofdstuk 3: Water, zuren en basen NaSk II Vmbo 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 3: Water, zuren en basen NaSk II 1. Bouw van materie 2. Verbranding 3. Water, zuren en basen 4. Basis chemie voor beroep
Nadere informatieHoofdstuk 3: Zuren en basen
Hoofdstuk 3: Zuren en basen Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken Koolstofchemie
Nadere informatieMens erger je niet: chemistry edition
Mens erger je niet: chemistry edition Behandelde leerstof: Het spel gaat over het thema: gedrag van stoffen in water. Inhoud: Het spel Mens erger je niet: chemistry edition bevat: - 1 spelbord - 1 dobbelsteen
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen
Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen Samenvatting door een scholier 1810 woorden 4 december 2017 4,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde hoofdstuk 8 Zuren
Nadere informatieHet spel: Rad van Fortuin
Het spel: Rad van Fortuin Spelregels: - iedereen draait om beurt aan het rad. - als het rad stopt, moeten ze een vraag beantwoorden. Goed antwoord: krijgen ze de punten waar het rad is gestopt en mogen
Nadere informatieHOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties
HOOFDSTUK 11. Kwantitatieve aspecten van reacties Nadat je dit hoofdstuk verwerkt heb, kun je de volgende vragen beantwoorden: - Wat is de massa van een molecule H 2 SO 4? Van een Fe 2+ -ion? - Hoeveel
Nadere informatieHoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten
Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten 4.1 Deeltjesmassa 4.1.1 Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa van een H-atoom is gelijk aan 1,66 10 27 kg. m(h) = 0,000 000 000 000 000 000
Nadere informatieHoofdstuk 14: Zuur-Base
Hoofdstuk : uur-ase Wat is een zuur? -het bevat H-atomen -het splitst H af bij oplossen in water HO H zelfde energie als covalente binding H-rest H rest H-rest HO HO rest HO permanent Hl H l Sp² hybridisatie
Nadere informatieAluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.
RECTIESCHEM S EINDS LEVEL 2 RECTIESCHEM S EINDS C LEVEL 2 luminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie. IJzer reageert met zuurstof tot IJzer(III)oxide. Geef
Nadere informatieOpgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14
Opgaven zuurgraad (ph) berekenen Met behulp van deze formules dien je berekeningen te kunnen uitvoeren. Deze hoef je niet uit je hoofd te leren, maar je moet ze wel kunnen toepassen. Bij een toets zullen
Nadere informatieDe waterconstante en de ph
EVENWICHTEN BIJ PROTOLYSEREACTIES De waterconstante en de ph Water is een amfotere stof, dat wil zeggen dat het zowel zure als basische eigenschappen heeft. In zuiver water treedt daarom een reactie van
Nadere informatieBUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding
BUFFEROPLOSSINGEN Inleiding Zowel in de analytische chemie als in de biochemie is het van belang de ph van een oplossing te regelen. Denk bijvoorbeeld aan een complexometrische titratie met behulp van
Nadere informatieKaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.
Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? KAlSO4 KAl(SO4)2 K3Al(SO4)2
Nadere informatieKaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.
Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? K3AlSO4 K3Al(SO4)2 KAl(SO4)2
Nadere informatieWet van Behoud van Massa
Les 3 E42 Wet van Behoud van Massa In 1789 door Antoine Lavoiser ontdekt dat : De totale massa tijdens een reactie altijd gelijk blijft. Bij chemische reacties worden moleculen dus veranderd in andere
Nadere informatieJe kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.
Boekverslag door Merel 797 woorden 22 januari 2017 6.9 14 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Zie de bijlage voor de grafiek en alle tabellen. H8 Zuren en en Basen Chemie Overal 8.2 De
Nadere informatieScheikunde SE2. Hoofdstuk 8
Scheikunde SE2 Hoofdstuk 8 Paragraaf 2 Indicatoren: stoffen waarmee je kunt bepalen of een oplossing zuur of basisch is. Zuur: als een oplossing een ph heeft van minder dan 7. Basisch: als een oplossing
Nadere informatievrijdag 15 juni 2012 15:26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012
H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012 Toetsing in periode 4! 6 juni! DTM-T zuur/base t/m 6.6! Tabel 6.10,6.13,6.17 en ph-berekeningen (zoals in vragen 14,15,26 en 27)! Toetsweek einde periode! TW441 H1
Nadere informatieOEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO
OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO Gesloten vragen 1. Carolien wil de zuurgraad van een oplossing onderzoeken met twee verschillende zuur-baseindicatoren en neemt hierbij het volgende waar: I de oplossing
Nadere informatieHoofdstuk 12 Zuren en basen
Hoofdstuk 12 Zuren en basen bladzijde 1 Opgave 1 Reactie van de volgende zuren met water: HNO 3 HNO 3 H 2O H 3O NO 3 C 2H 5NH 3 C 2H 5NH 3 H 2O H 3O C 2H 5NH 2 HCN HCN H 2O H 3O CN HClO 4 HClO 4 H 2O H
Nadere informatieEVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN
EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN Een zuur is een chemisch bestanddeel dat waterstofionen afsplitst bij oplossen in water H zuurrest water H zuurrest Een base is een chemisch bestanddeel dat hydroxide-ionen
Nadere informatieUitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1
Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1 Opgave 1 Bereken met behulp van het oplosbaarheidsproduct de oplosbaarheid (g/l) in zuiver water bij kamertemperatuur, van: a CuBr K s = 5,2 x 10-9 CuBr Cu + + Br
Nadere informatie29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE
Actieve steun Vlaamse Chemie Olympiade UAntwerpen K.U.Leuven K.U.Leuven Kulak UGent UHasselt VUB BNV KVCV VOB KBIN VeLeWe 29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE Sponsors 16 november 2011 Gewest Brussel
Nadere informatieHoofdstuk 3-5. Reacties. Klas
Hoofdstuk 3-5 Reacties Klas 3 MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2O C 2H 6 C C 2H 6O D CO 2 E F C 4H 8O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3H 6O C C 2H 2 D C 6H 5NO
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 018 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 15 tot en met 7 januari 018 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en opgaven met in totaal
Nadere informatieSCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE
SKILL TREE MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2 O C 2 H 6 C C 2 H 6 O D CO 2 E F C 4 H 8 O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3 H 6 O C C 2 H 2 D C 6 H 5 NO E C 5 H
Nadere informatieOefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10
Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11 Zuren en basen Opgave 1 1 Ga na of de volgende zuren en basen met elkaar kunnen reageren. Zo ja, geef de reactievergelijking. Zo nee, leg duidelijk uit waarom niet.
Nadere informatieSEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE
SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1 OVERZICHT 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen
Nadere informatie7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen
7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.1 Oxiden Vrijwel alle elementen kunnen, min of meer heftig reageren met zuurstof. De gevormde verbindingen worden oxiden genoemd. In een van de voorafgaande
Nadere informatieCursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r)
Cursus Chemie 5-1 Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) A r = een onbenoemd getal dat de verhouding weergeeft van de atoommassa
Nadere informatie1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een geheimschrift ontwikkelen m.b.v. natriumcarbonaat?
blauw geheimschrift 1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een geheimschrift ontwikkelen m.b.v. natriumcarbonaat? 2. Voorbereiding a. Begrippen als achtergrond voor experiment Indicator (een stof waarmee we
Nadere informatieOplossingen Scheikunde van 2001
www. Oplossingen Scheikunde van 2001 Disclaimer: Alle uitwerkingen zijn onder voorbehoud van eventuele fouten. Er is geen enkele aansprakelijkheid bij de auteur van deze documenten. Om deze vragen te kunnen
Nadere informatieVerbetering Chemie 1997 juli
www. Verbetering Chemie 1997 juli Vraag 1 Reactievergelijking: Fe 2 O 3 + 2 Al Al 2 O 3 + 2 Fe Molaire massa s: Fe 2 O 3 : ( 2 x 55,9) + (3 x 16,0) = 159,8 g mol -1 Al: 27 g mol -1 Hoeveelheid stof: Fe
Nadere informatie5 Water, het begrip ph
5 Water, het begrip ph 5.1 Water Waterstofchloride is een sterk zuur, het reageert als volgt met water: HCI(g) + H 2 0(I) Cl (aq) + H 3 O + (aq) z b Hierbij reageert water als base. Ammoniak is een zwakke
Nadere informatieRekenen aan reacties (de mol)
Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html
Nadere informatie5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen
Opmerking: We gaan ervan uit, dat bij het mengen van oplossingen geen volumecontractie optreedt. Bij verdunde oplossingen is die veronderstelling gerechtvaardigd. 5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren
Nadere informatieScheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8
Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8 2 Een oplossing kan zuur, basisch of neutraal zijn. Om het verschil in zuurgraad in een getal te kunnen uitdrukken gebruik je de ph. Is de ph < 7 is de
Nadere informatieBasisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media
Hoofstuk 8 Zuren en basen blazije 1 Opgave 1 Reactie van e volgene zuren met water: a HNO 3 HNO 3 + H 2O H 3O + + NO 3 b C 2H 5NH + 3 C 2H 5NH + 3 + H 2O H 3O + + C 2H 5NH 2 c HCN HCN + H 2O H 3O + + CN
Nadere informatieCurie Hoofdstuk 6 HAVO 4
Rekenen aan reacties Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4 6.1 Rekenen met de mol 6.2 Rekenen met massa s 6.3 Concentratie 6.4 SPA en Stappenplan 6.1 Rekenen met de mol Eenheden en grootheden 1d dozijn potloden 12
Nadere informatie25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008
25 ste Vlaamse Chemie-Olympiade 2008 Schiftingsproef 13 februari 2008 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: Aantal uur chemie dat je dit schooljaar
Nadere informatieOEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen
OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen OPGAVE 1 01 Bereken hoeveel mmol HCOOH is opgelost in 40 ml HCOOH oplossing met ph = 3,60. 02 Bereken ph van 0,300 M NaF oplossing. 03 Bereken hoeveel
Nadere informatieStoffen, structuur en bindingen
Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE af te nemen in de periode van januari tot en met 5 februari 04 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en open opgaven
Nadere informatie3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3
Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het
Nadere informatieHoofdstuk 6. De ph/zuurgraad is een getal waarin de hoeveelheid zuur of base wordt uitgedrukt. Dit getal ligt meestal tussen de 0 en 14.
Samenvatting door W. 879 woorden 15 oktober 2012 5,8 52 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 6 2 De PH van een oplossing De ph/zuurgraad is een getal waarin de hoeveelheid zuur
Nadere informatieModule 2 Chemische berekeningen Antwoorden
2 Meten is weten 1 Nee, want bijvoorbeeld 0,0010 kg is net zo nauwkeurig als 1,0 gram. 2 De minst betrouwbare meting is de volumemeting. Deze variabele bepaald het aantal significante cijfers. 3 IJs: 1,5
Nadere informatieZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.
PARATE KENNIS CHEMIE 4 e JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,
Nadere informatieANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers
ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers 1) Wat geeft de onderstaande afbeelding weer? Je ziet deze deeltjes afgebeeld: het zwakke zuur HA (want veel deeltjes zijn niet geïoniseerd), de zwakke base
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over
Nadere informatieUitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN 9789077423875, 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1
Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1 Opgave 1 rekenformule: c(b) = ------- toepassen: n B V opl. Bereken de analytische concentratie (mol/l) in elk van de volgende oplossingen: a 5,00 mol NaCl in 5,00
Nadere informatieUitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 3 Acidimetrie bladzijde 1
Hoofdstuk 3 Acidimetrie bladzijde 1 Opgave 1 a We titreren HCl met NaOH. Welke van de boven gegeven indicatoren kunnen we gebruiken? Elke genoemde indicator, de phverandering gaat ongeveer van ph = 3 tot
Nadere informatieFosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.
1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch
Nadere informatie26ste Vlaamse Chemie Olympiade 2008-2009
Georganiseerd door de sectie Cultuur en Popularisering van de Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging De Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen worden actief gesteund door: 26ste Vlaamse Chemie Olympiade
Nadere informatieNatuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.
Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie
Nadere informatiedoor gebruik van de smaak en van indicatoren een oplossing karakteriseren als zuur, neutraal of basisch;
Leergebied: oplossing Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 1.4.1 - met een voorbeeld uitleggen wat een oplossing is; 5.3 - de elektrolyse van een natriumchloride-oplossing voorstellen op het elektrisch schema
Nadere informatieUitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4
Uitwerkingen 4.3.1 1 1,5 12 = 18 eieren 2 3,25 144 = 468 figuurzaagjes 3 25 24 = 600 bierflesjes 4 3,75 20.000 = 75.000 korrels hagelslag 5 2,25 10.000.000 = 22.500.000 zoutkorrels 6 1,5 6 10 23 = 9 10
Nadere informatieKristallisatie in snel tempo
Kristallisatie in snel tempo 1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we op een snellere manier zoutkristallen maken? 2. Voorbereiding a. Begrippen als achtergrond voor experiment Neutralisatiereactie: reactietype
Nadere informatieBij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?
Chemie Vraag 1 Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag? NaNO3-oplossing, AgNO3-oplossing en BaCl2-oplossing K2SO4-oplossing, (CH3COO)2Pb-oplossing
Nadere informatieBij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?
Chemie Vraag 1 Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag? NH4Cl-oplossing, KOH oplossing en CuSO4-oplossing NH4NO3-oplossing, Na3PO4-oplossing
Nadere informatieChemisch rekenen, zo doe je dat!
1 Chemisch rekenen, zo doe je dat! GOE Opmerkingen vooraf: 1. Belangrijke schrijfwijzen: 100 = 10 2 ; 1000 = 10 3, enz. 0,1 = 1/10 = 10-1 ; 0,001 = 1/1000 = 10-3 ; 0,000.000.1 = 10-7, enz. gram/kg = gram
Nadere informatie2 Concentratie in oplossingen
2 Concentratie in oplossingen 2.1 Concentratiebegrippen gehalte Er zijn veel manieren om de samenstelling van een mengsel op te geven. De samenstelling van voedingsmiddelen staat op de verpakking vermeld.
Nadere informatieZuren en basen. Inhoud
Zuren en n Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek waar je bent. Gewoon
Nadere informatieZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013
ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het HAVO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water
Nadere informatieWeet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?
Hoofdstuk 21 Chemisch rekenen (4) bladzijde 1 Opgave 1 Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan? Opgave 2 We lossen op: 25,0 g NaCl in een maatkolf tot 100 ml. De
Nadere informatie30 ste Vlaamse Chemie Olympiade
30 ste Vlaamse Chemie Olympiade 2012-2013 2 de ronde 20 februari 2013 Je naam en voornaam: E-mail: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: Aantal lesuren chemie per week
Nadere informatieIn de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.
Chemie Vraag 1 In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor. Nuclide Nuclidemassa (u) 63 Cu 62,93 65 Cu 64,93 35 Cl 34,97 37 Cl 36,95 Wat is de verhouding
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN
MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN
Nadere informatie7.4.3 - de ph-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en basische oplossingen en met de concentratie van H+-ionen en OH--ionen;
Leergebied: concentratie Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 5.5.2 - de massaconcentratie van een oplossing definiëren als het aantal gram opgeloste stof per 100 ml oplossing; de oplosbaarheid van een stof
Nadere informatieAugustus geel Chemie Vraag 1
Chemie Vraag 1 Men beschikt over een oplossing van ijzer(ii)nitraat met c = 3,00 mol/l en heeft voor een experiment 0,600 mol nitraationen nodig. Hoeveel ml van de oplossing dient men te gebruiken?
Nadere informatie7. Chemische reacties
7. Chemische reacties 1. Definitie Bij een chemische reactie verdwijnen één of meer stoffen en ontstaan één of meer nieuwe stoffen. De stoffen die verdwijnen noemen we de uitgangsstoffen of reagentia.
Nadere informatie5 Formules en reactievergelijkingen
5 Formules en reactievergelijkingen Stoffen bestaan uit moleculen en moleculen uit atomen (5.1) Stoffen bestaan uit moleculen. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. Een molecuul is een groepje
Nadere informatie36 e Nationale Scheikundeolympiade
36 e Nationale Scheikundeolympiade YARA Sluiskil PRACTICUMTOETS correctievoorschrift dinsdag 9 juni 2015 Experiment 1 Bepaling van de hardheid van Zeeuws Vlaams leidingwater(40 punten) De volgende praktische
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 30 januari 2013 tot en met woensdag 6 februari 2013 Deze voorronde bestaat uit 22 meerkeuzevragen verdeeld
Nadere informatieOnderzoekscompetenties. 3 de jaar. Hoe verlopen chemische reacties? A Tekst leerlingen: leerwerkboek
Onderzoekscompetenties 3 de jaar Hfdst 4 Hoe verlopen chemische reacties? A Tekst leerlingen: leerwerkboek Onderzoek: het behoud van atoomsoorten in een reactiereeks Werkmethode 1. Wat onderzoeken? Probleemstelling
Nadere informatie36ste Vlaamse Chemieolympiade
36ste Vlaamse Chemieolympiade 2018-2019 2de ronde 27 februari 2019 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: antal lesuren chemie per week die je dit schooljaar
Nadere informatieZijn alle zuren even sterk?
Zijn alle zuren even sterk? 1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een verschil in zuursterkte tussen 2 verschillende zuren aantonen? 2. Voorbereiding a. Begrippen als achtergrond voor experiment -Zuur = een
Nadere informatieStabilisator voor PVC
Stabilisator voor PVC 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Als chlooretheen polymeriseert ontstaan lange ketens zonder dwarsverbindingen. De ketens kunnen langs elkaar bewegen (bij
Nadere informatie