Pensioenreglement UNISYS COMBI PENSIOEN

Transcriptie

1 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland Pensioenreglement UNISYS COMBI PENSIOEN Versie 1 januari 2013 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 1

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk I: Inleidende bepalingen... 3 Artikel 1a. Definities... 3 Artikel 1b. Begrippen... 5 Artikel 2. Voorwaarden voor deelname... 5 Artikel 3. Welke pensioenen biedt het Unisys Combi Pensioen?... 6 Hoofdstuk II: Middelloonpensioenregeling... 7 Artikel 4. Pensioenopbouw... 7 Artikel 5. Ouderdomspensioen... 7 Artikel 6. Voorbehoud toereikende jaarpremie... 8 Artikel 7. Partner- en wezenpensioen... 8 Hoofdstuk III: Beschikbare premieregeling... 9 Artikel 8. Pensioenkapitaal... 9 Artikel 9. Beschikbare premies... 9 Artikel 10. Premiegrondslag Artikel 11. Beleggingskeuzes Artikel 12. Pensioenkapitaal gebruiken op de Pensioendatum Artikel 13. Partner- en wezenpensioen tijdens deelneming Artikel 14. Partnerpensioen en wezenpensioen ná deelname (maar vóór de Pensioendatum) Artikel 15. Partnerpensioen bij pensionering Hoofdstuk IV: Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid Artikel 16. Voortzetting pensioenopbouw Artikel 17. Arbeidsongeschiktheidspensioen Artikel 18. Aanvullende bepalingen Hoofdstuk V: Algemene bepalingen Artikel 19. Informatie Artikel 20. Keuze aanwending Pensioenkapitaal Artikel 21. Flexibele elementen in de pensioenregeling Artikel 22. Beëindiging deelname Artikel 23. Uitgaande individuele waardeoverdracht Artikel 24. Scheiding Artikel 25. Afkoop Artikel 26. Parttime werken Artikel 27. Perioden van verlof Artikel 28. Financiering Artikel 29. Voorbehoud Werkgever Artikel 30. Wijzigen van pensioenreglement Artikel 31. Behoud van Pensioenaanspraken Artikel 32. Toeslagen Artikel 33. Fiscale bepalingen Artikel 34. Verplichtingen (Gewezen) Deelnemer Artikel 35. Uitbetaling van pensioen door het Pensioenfonds Artikel 36. Onvoorziene gevallen Artikel 37. Klachtenregeling Artikel 38. Overgangsbepalingen Artikel 39. Inwerkingtreding... 26

3 Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen N Artikel 1a. Definities 1. Arbeidsongeschikt: arbeidsongeschikt volgens de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). 2. Beleggingsmodel: methode waarbij naar mate de Pensioendatum nadert het beleggingsrisico afneemt. 3. Beleggingsprofiel: helpt bij het bepalen van: a) de risicohouding van de Deelnemer; b) de typering van de Deelnemer als belegger voor zijn pensioen; c) de best bij de Deelnemer passende beleggingsmethode en d) de best bij de Deelnemer passende samenstelling van de beleggingen. 4. Bestuur: Bestuur van het Pensioenfonds. 5. Deelnemer: de (gewezen) Werknemer, die op grond van een Pensioenovereenkomst Pensioenaanspraken verwerft bij het Pensioenfonds. 6. Franchise: gedeelte van het vast pensioengevend salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. 7. Gepensioneerde: Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan. 8. Gewezen deelnemer: de (gewezen) Werknemer door wie op grond van een Pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die na beëindiging van de deelname een Pensioenaanspraak heeft behouden bij het Pensioenfonds. 9. Gewezen partner: a) persoon, die in het verleden echtgenoot van de (Gewezen) Deelnemer was; b) persoon, die in het verleden geregistreerde Partner van de (Gewezen) Deelnemer was of c) persoon, die in het verleden samenwoonde met de (Gewezen) Deelnemer. 10. Maximum jaarloon: het door de Sociale Verzekeringsbank vastgestelde jaarbedrag dat wordt gebruikt bij de berekening van de WIA-uitkering. 11. Minimaal vereist eigen vermogen: het bedrag dat het Pensioenfonds minimaal als eigen vermogen moet hebben. 12. Nabestaande(n): persoon/personen, die Partner was en Pensioengerechtigd(e) kind(eren) op het moment van overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. 13. Partner: a) man of vrouw met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de Pensioendatum is getrouwd; b) man of vrouw met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de Pensioendatum een geregistreerd partnerschap, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, is aangegaan of c) man of vrouw - met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een partnerschap is aangegaan vóór de pensioendatum en - met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde 6 maanden of langer een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en - die niet in de rechte lijn is verwant en - die niet in de horizontale lijn is verwant, tot in de derde graad en - waarvan uit een notariële samenlevingsovereenkomst blijkt dat de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een gezamenlijk huishouding voert met deze man of vrouw. Uit de overeenkomst blijkt tevens dat de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde de Partner aanwijst als begunstigde voor het partnerpensioen. Als een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde meer dan een Partner heeft, bepaalt het Bestuur wie als Partner wordt aangemerkt. 14. Peildatum: 1 januari van ieder jaar. 15. Pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening. 16. Pensioendatum: eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer zijn eerste ouderdomspensioenuitkering ontvangt. Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 3

4 17. Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland. 18. Pensioengerechtigde: persoon voor wie, op grond van de Pensioenovereenkomst en dit pensioenreglement, het pensioen is ingegaan. 19. Pensioengerechtigd kind: kind dat op het moment van overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde jonger is dan 18 jaar. Een kind dat volgens Wet op Studiefinanciering 2000 studeert of arbeidsongeschikt is volgens de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong), heeft op latere leeftijd nog recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen stopt uiterlijk bij het bereiken van de leeftijd van 27 jaar. Met kind wordt bedoeld: a) een kind, dat in een familierechtelijke betrekking staat tot een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde; b) kinderen van de Partner en pleegkinderen, waarvan de (Gewezen) Deelnemer tijdens hun minderjarigheid de zorg droeg voor hun onderhoud en opvoeding alsof het zijn eigen kinderen waren. 20. Pensioenkapitaal: het voor de (Gewezen) Deelnemer beheerde en geadministreerde saldo van de beleggingsrekening, dat uitsluitend is bedoeld voor de aankoop van pensioen. Dit saldo bestaat uit de ingelegde premies, de in mindering gebrachte kosten en het met de beleggingen behaalde rendement. 21. Pensioenkapitaalplan: de pensioenregeling voor de Werknemer van Unisys Nederland NV, die op of na 1 september 2012 in dienst is getreden. 22. Pensioenovereenkomst: hetgeen tussen de Werkgever en de Werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. 23. Pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening. Dat kan zijn een ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen. 24. Pensioenrichtdatum: eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 65 jaar wordt. 25. Premieovereenkomst: Pensioenovereenkomst, waarbij voor de (Gewezen) Deelnemer een percentage van zijn premiegrondslag als premie beschikbaar is/was voor de opbouw van een Pensioenkapitaal. Uiterlijk op de Pensioendatum wordt het Pensioenkapitaal omgezet in een pensioenuitkering. De beschikbare premieregeling (Hoofdstuk III) valt onder deze definitie. 26. Prijsindexcijfer: het Prijsindexcijfer dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd over de gezinsconsumptie (reeks consumentenprijsindex voor alle huishoudens). 27. Scheiding: beëindiging van een formele relatie met een Partner door: a) echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; b) beëindiging van een geregistreerd partnerschap, tenzij sprake is van een omzetting in een huwelijk of c) beëindiging van het samenlevingsverband of de samenlevingsovereenkomst, vastgelegd door een notaris. 28. Technische voorzieningen: de waarde van de verplichtingen van het Pensioenfonds om alle (toekomstige) pensioenen van alle (Gewezen) Deelnemers, Pensioengerechtigden en alle andere gerechtigden tot een pensioen uit te keren. 29. Toeslagen: verhoging van: a) een Pensioenrecht van de Pensioengerechtigde; b) een Pensioenaanspraak van de Gewezen deelnemer, voor zover die verhoging niet voortvloeit uit behaald beleggingsrendement; c) een Pensioenaanspraak van de Deelnemer aan de middelloonregeling, voor zover die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal deelnamejaren of wijziging van de Pensioenovereenkomst of d) een Pensioenaanspraak van een Gepensioneerde ten behoeve van zijn Partner. 30. Uitkeringsovereenkomst: een Pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. De middelloonpensioenregeling (Hoofdstuk II) valt onder deze definitie. 31. Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen het Pensioenfonds en de Werkgever over de uitvoering van de Pensioenovereenkomst(en). 4 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

5 32. Verzekeringsmaatschappij: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen. 33. Werkgever: Unisys Nederland NV, Unisys Europe Africa Services BV en Unisys Corporation IDC. 34. Werknemer: degene die op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de Werkgever. N Artikel 1b. Begrippen 1. De begrippen in de tekst die met een hoofdletter zijn geschreven verwijzen naar de bijbehorende definities in artikel 1a. 2. Waar in dit pensioenreglement staat: Werknemer, Deelnemer, hij of zijn kan ook Werkneemster, Deelneemster, zij of haar worden gelezen. N Artikel 2. Voorwaarden voor deelname Deelname 1. Als Deelnemer wordt in het Pensioenfonds opgenomen: de Werknemer, die: a) op 31 augustus 2012 bij de Werkgever onafgebroken in dienst is, tot 1 januari 2013 Deelnemer was aan het Unisys Pensioenreglement en geen Deelnemer aan het Pensioenkapitaalplan. b) op 31 augustus 2012 bij de Werkgever onafgebroken in dienst is maar op dat moment nog niet 21 jaar oud was en geen Deelnemer aan het Unisys pensioenreglement en geen Deelnemer aan het Pensioenkapitaalplan. 2. De deelname aan de middelloonpensioenregeling (Hoofdstuk II) begint op 1 januari 2013 of op het moment dat de Werknemer 21 jaar wordt, als dat later is. 3. De deelname aan de beschikbare premieregeling is afhankelijk van de hoogte en samenstelling van het pensioengevend salaris. De deelname aan de beschikbare premieregeling (Hoofdstuk III) kan dus op een later tijdstip beginnen en wel op het moment dat de Deelnemer aan de inkomenseis voldoet. 4. Het Pensioenfonds houdt het aantal jaren waarover de Deelnemer pensioen opbouwt bij. Deze deelnamejaren is het aantal jaren en volledige maanden nauwkeurig dat de Deelnemer ononderbroken deelnam aan de pensioenregeling. Deze registratie geldt ook voor de deelnamejaren aan het Unisys pensioenreglement. Einde deelname 5. De deelname eindigt: a) als de Deelnemer vóór zijn Pensioendatum uit dienst gaat; b) als de Deelnemer overlijdt of c) op de Pensioendatum. 6. De deelname aan de beschikbare premieregeling (Hoofdstuk III) kan op een eerder tijdstip dan de Pensioendatum eindigen. De deelname aan de beschikbare premieregeling is afhankelijk van de hoogte en samenstelling van het pensioengevend salaris. Voortzetting deelname 7. In afwijking van de leden 5 en 6 eindigt de deelname niet indien en zolang: a) de Deelnemer recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid tot aan de Pensioenrichtdatum of de eerdere Pensioendatum of b) de deelname wordt voortgezet op verzoek van de Werkgever en indien het Pensioenfonds met de voortzetting heeft ingestemd. 8. Het recht op voortzetting deelname kan geheel of gedeeltelijk zijn. Voortzetting deelname kan naast gedeeltelijke voortzetting van de arbeidsovereenkomst met de Werkgever bestaan. Er is altijd sprake van één deelname. 9. Bij aanvang van voortzetting deelname wordt vastgelegd op basis van welke grondslagen devoortzetting plaatsvindt. Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 5

6 Aansluitende arbeidsovereenkomsten 10. Aansluitende arbeidsovereenkomsten tussen een Werknemer en de Werkgever worden als een doorlopende deelname beschouwd. N Artikel 3. Welke pensioenen biedt het Unisys Combi Pensioen? 1. Deelname aan deze pensioenregeling geeft recht op: a) levenslang ouderdomspensioen, voor de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde; b) levenslang partnerpensioen na overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde voor zijn Partner; c) tijdelijk wezenpensioen na overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde voor zijn Kind(eren) en d) arbeidsongeschiktheidspensioen voor de Deelnemer en premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid. 2. De opgebouwde Pensioenaanspraken, de Pensioenrechten en het Pensioenkapitaal luiden in euro s en worden naar boven afgerond in centen nauwkeurig vastgesteld. 6 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

7 Hoofdstuk II. Middelloonpensioenregeling De hier beschreven middelloonpensioenregeling heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst. Elk jaar bouwt de Deelnemer een deel van het pensioen op. Die jaarlijkse pensioenopbouw is echter afhankelijk van door de Werkgever verschuldigde premie en het in dat jaar verdiende salaris, evenals het parttime percentage. Het uiteindelijke pensioen is de optelsom van de tijdens de deelname per jaar opgebouwde bedragen. De in dit reglement beschreven middelloon- en beschikbare premieregeling gezamenlijk kwalificeert als een collectieve beschikbare premieregeling. Dat betekent dat de Werkgever een vaste premie afdraagt aan het Pensioenfonds. Door het betalen van deze premie heeft de Werkgever aan zijn verplichtingen voldaan. De pensioenopbouw kan worden verlaagd als de premie niet voldoende is voor volledige pensioenopbouw in dat jaar. N Artikel 4. Pensioenopbouw Berekening pensioenopbouw 1. De opbouw van het ouderdomspensioen begint op 1 januari 2013 en loopt door tot het einde van de deelname. Het Pensioenfonds gaat uit van het aantal volle maanden dat de deelname heeft geduurd. 2. De jaarlijkse pensioenopbouw is 2% van de pensioengrondslag, berekend op de Peildatum, tenzij het bepaalde in artikel 6, lid 1 van toepassing is. 3. De pensioengrondslag is gelijk aan het vast pensioengevend salaris verlaagd met de Franchise. Pensioengevend salaris 4. Het vast pensioengevend salaris bestaat uit 12 vaste bruto maandsalarissen verhoogd met vakantiegeld, berekend op de Peildatum. 5. Het vast pensioengevend salaris is nooit hoger dan het maximum pensioengevend salaris voor de middelloonregeling ( in 2013). Het maximum pensioengevend salaris wordt elk jaar op 1 januari verhoogd met de stijging van het Prijsindexcijfer over de maand oktober van het voorafgaande jaar. De stijging van het maximum pensioengevend salaris bedraagt nooit meer dan 3% per jaar. 6. Bij voortzetting deelname gaat het Pensioenfonds uit van het vast pensioengevend jaarsalaris dat is vastgesteld op de Peildatum, voorafgaand aan het moment waarop het recht op voortzetting is ontstaan. Het vast pensioengevend salaris wordt daarna telkens op de peildatum aangepast in overeenstemming met de algemene salarisverhoging, zoals de Werkgever die kenbaar heeft gemaakt. Franchise 7. De Franchise wordt elk jaar op de Peildatum verhoogd met het percentage waarmee de enkelvoudige AOW-uitkering voor een gehuwde in het voorafgaande jaar is gestegen. De Franchise is voor 2013 vastgesteld op N Artikel 5. Ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen gaat in de op Pensioenrichtdatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt. Het ouderdomspensioen kan eerder of later ingaan dan de Pensioenrichtdatum (zie artikel 21). 2. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de optelsom van de bedragen die de Deelnemer jaarlijks aan pensioen heeft opgebouwd. Die jaarbedragen kunnen worden verhoogd met toeslagen (zie artikel 32). Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 7

8 N Artikel 6. Voorbehoud toereikende jaarpremie 1. De hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw is afhankelijk van de door de Werkgever verschuldigde jaarpremie (zie artikel 28). Het opbouwpercentage in de middelloonregeling wordt voor alle Deelnemers verlaagd, als de jaarpremie onder aftrek van de premies voor de beschikbare premieregeling (Hoofdstuk III) en het Pensioenkapitaalplan lager is dan de kostendekkende premie voor de middelloonregeling. De omvang van de verlaging wordt door het Bestuur zodanig vastgesteld dat de door de Werkgever verschuldigde jaarpremie gelijk is aan de kostendekkende premie. 2. De kostendekkende premie voor de middelloonregeling bestaat uit: a) de premies voor de opbouw van de pensioenen uit de middelloonpensioenregeling (Hoofdstuk II) en voor zover van toepassing - uit de overgangsbepalingen (Hoofdstuk V); b) de premies voor het partner- en wezenpensioen (Hoofdstuk II en III) en het arbeidsongeschiktheidspensioen en voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (Hoofdstuk IV); c) de kosten die het Pensioenfonds maakt voor de uitvoering van de pensioenregelingen; d) de opbouw van de door het Pensioenfonds aan te houden eigen vermogen. 3. Als de verwachting van het Bestuur is dat de jaarpremie voor meerdere jaren lager is dan de kostendekkende premie, kan het Bestuur besluiten om, na overleg met de Werkgever, de pensioenregeling aan te passen. De wijziging wordt in het pensioenreglement vastgelegd. N Artikel 7. Partner- en wezenpensioen 1. De Partner van de Deelnemer heeft recht op een jaarlijks partnerpensioen van 1,4% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het fictief aantal deelnamejaren, gerekend vanaf 1 januari Het fictief aantal deelnamejaren voor het partnerpensioen is gelijk aan het aantal jaren dat de Deelnemer zou hebben kunnen bereiken als hij tot zijn Pensioenrichtdatum in dienst van de Werkgever zou zijn gebleven. 3. De Partner van de Gewezen deelnemer heeft recht op een jaarlijks partnerpensioen van 1,4% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal deelnamejaren gelegen tussen 1 januari 2013 en het einde van de deelname. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is overleden en loopt door tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt. 4. Voor ieder Pensioengerechtigd kind is een wezenpensioen verzekerd. 5. Het wezenpensioen is gelijk aan 20% van het partnerpensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. 6. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd zolang het Pensioengerechtigd kind aan de gestelde voorwaarden voldoet. Het recht op wezenpensioen herleeft als het Pensioengerechtigd kind - na een onderbreking - zijn studie hervat en aan de gestelde voorwaarden voldoet. Zie artikel 1 voor de definitie van Pensioengerechtigd kind. 8 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

9 Hoofdstuk III. Beschikbare premieregeling De hier beschreven beschikbare premieregeling is voor wat het ouderdomspensioen betreft een Premieovereenkomst. In overeenstemming met de door de (Gewezen) Deelnemer gemaakte beleggingskeuze is/wordt een Pensioenkapitaal opgebouwd. Dat Pensioenkapitaal wordt uiterlijk op de Pensioendatum omgezet in een pensioenuitkering. De hoogte van de pensioenuitkering is afhankelijk van de hoogte van het Pensioenkapitaal en de tarieven die de Verzekeringsmaatschappij hanteert op het moment van omzetting. De pensioenregeling is voor wat het partner- en wezenpensioen (tijdens de deelname) en het arbeidsongeschiktheidspensioen betreft een Uitkeringsovereenkomst. Het partner- en wezenpensioen zijn vooraf vastgestelde uitkeringen. Op de beschikbare premieregeling zijn van toepassing de van tijd tot tijd geldende productbepalingen van de door het Bestuur aangewezen beheerder van de Pensioenkapitalen (hierna de vermogensbeheerder ). De deelname aan de beschikbare premieregeling kan later ingaan dan de deelname aan de middelloonpensioenregeling (Hoofdstuk II), omdat de deelname afhankelijk is van de hoogte van het pensioengevend salaris. In de beschikbare premieregeling wordt opgenomen de Deelnemer met pensioengevend salaris hoger dan het maximum pensioengevend salaris voor de middelloonregeling. Dat is anders als het pensioengevend salaris onder dat maximum ligt en deels uit variabel salaris (bonus) bestaat. De opbouw van pensioen over het pensioengevend variabel salaris valt altijd onder de beschikbare premieregeling. N Artikel 8. Pensioenkapitaal 1. De Deelnemer bouwt individueel een Pensioenkapitaal op. 2. Voor de Deelnemer wordt bij de vermogensbeheerder een geblokkeerde beleggingsrekening geopend. Op die beleggingsrekening worden de beschikbare premies gestort. De (Gewezen) Deelnemer kan zelf geen bedragen storten op of onttrekken aan de beleggingsrekening. De vermogensbeheerder administreert het Pensioenkapitaal, onder verantwoording van het Pensioenfonds. 3. Het rendement op de beleggingen wordt op de beleggingsrekening bij- of afgeschreven. Het rendement is afhankelijk van de beleggingskeuze van de (Gewezen) Deelnemer en komt ten goede aan de (Gewezen) Deelnemer. 4. Het Pensioenkapitaal wordt verminderd met (beleggings)kosten. Deze kosten worden door het Bestuur vastgesteld. Het Bestuur bepaalt ook hoe de kosten aan het Pensioenkapitaal worden onttrokken. Er worden geen bedragen onttrokken voor het partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen. 5. Bij overlijden van de Deelnemer keert het Pensioenfonds een partner- en/of wezenpensioen uit aan de Nabestaande(n) van de Deelnemer. Het Pensioenkapitaal vervalt aan het Pensioenfonds en wordt dus niet uitgekeerd aan zijn Nabestaande(n). 6. Bij overlijden van de Gewezen deelnemer wordt het Pensioenkapitaal wel uitgekeerd aan zijn Nabestaande(n). De Partner gebruikt een Pensioenkapitaal voor de aankoop van partner- en wezenpensioen. N Artikel 9. Beschikbare premies 1. De beschikbare premie wordt volledig op de beleggingsrekening van de Deelnemer gestort. Er worden geen bedragen onttrokken voor de dekking van het partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen. De jaarlijkse premie wordt in 12 maandelijkse termijnen op de beleggingsrekening bijgeschreven. 2. De beschikbare jaarpremie is leeftijdsafhankelijk en wordt bepaald op basis van de tabel hieronder. Voor de toepassing van de tabel wordt de leeftijd van de Deelnemer op Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 9

10 1 januari van elk jaar bepaald. Als de Deelnemer niet het gehele jaar deelneemt wordt de jaarpremie pro rata vastgesteld. 3. Percentages: Leeftijd Deelnemer Percentage van de premiegrondslag % % % % % % % % % % N Artikel 10. Premiegrondslag 1. De premiegrondslag is gelijk aan de som van het vast pensioengevend salaris verlaagd met het maximum pensioengevend salaris voor de middelloonregeling en verhoogd met het variabel pensioengevend salaris (bonus). De premiegrondslag wordt op de Peildatum berekend en geldt vervolgens voor de rest van het jaar. Er geldt een maximale premiegrondslag. Het totale pensioengevend salaris (vast en variabel) bedraagt nooit meer dan Het vast pensioengevend salaris bestaat uit 12 vaste bruto maandsalarissen verhoogd met het vakantiegeld, zoals dat is vastgesteld bij aanvang van de deelname en op de Peildatum. 3. Het variabel pensioengevend salaris is het gemiddelde van de bedragen die als bonus aan de Deelnemer zijn uitbetaald in de 3 kalenderjaren voorafgaand aan de Peildatum. Als het dienstverband voorafgaand aan de Peildatum nog geen 3 jaar heeft geduurd, wordt het totale bedrag dat aan bonussen is uitgekeerd gedeeld door De Werkgever informeert het Pensioenfonds of een variabel salarisbestanddeel pensioengevend is. Alleen niet-terugvorderbare bonussen worden meegeteld. 5. Bij voortzetting van de deelname gaat het Pensioenfonds uit van het pensioengevend jaarsalaris dat is vastgesteld op de Peildatum voorafgaand aan het moment waarop het recht op voortzetting ontstaat. Het vast pensioengevend salaris wordt daarna telkens per 1 januari aangepast aan de algemene salarisverhoging bij de Werkgever. N Artikel 11. Beleggingskeuzes 1. De Deelnemer kan het opgebouwde Pensioenkapitaal beleggen binnen de mogelijkheden die het Bestuur heeft bepaald. Het Bestuur heeft een standaard Beleggingmodel (life cycle) vastgesteld. De Deelnemer kan daarvan afwijken door: a) een ander Beleggingsmodel te kiezen; b) zijn beleggingsmix zelf samen te stellen en de verantwoordelijkheid voor zijn beleggingen over te nemen; c) te sparen. 2. Als de Deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen overneemt (= ervoor kiest zijn beleggingsmix zelf samen te stellen en en de verantwoordelijkheid voor zijn beleggingen over te nemen), kan hij alleen beleggen in de door het Bestuur vooraf bepaalde beleggingsfondsen. 3. Het standaard Beleggingsmodel is met zorg opgesteld. Het Pensioenfonds is niet aansprakelijk voor eventuele tegenvallende beleggingsresultaten. 4. De (Gewezen) Deelnemer kan een eenmaal gemaakte beleggingskeuze veranderen, binnen de mogelijkheden die het Bestuur heeft bepaald. 10 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

11 5. Door of namens het Pensioenfonds wordt tijdig informatie verstrekt die van belang is voor de beleggingskeuzes, de daaraan verbonden beleggingsrisico s en de aan de beleggingskeuzes verbonden (beleggings)kosten. 6. Het Bestuur kan andere beleggingsfondsen introduceren of een beperking aanbrengen. Bij een beperking van het aantal beleggingsfondsen kan de (Gewezen) Deelnemer verplicht worden zijn beleggingskeuze aan te passen. 7. Het Bestuur kan een andere vermogensbeheerder aanwijzen. In dat geval mag het Bestuur de Pensioenkapitalen, zonder dat de instemming van de (Gewezen) Deelnemer noodzakelijk is, overdragen naar die andere vermogensbeheerder. Zorgplicht 8. Als de (Gewezen) Deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen overneemt, adviseert het Pensioenfonds de (Gewezen) Deelnemer over de spreiding van de beleggingen in samenhang met de periode tot de Pensioenrichtdatum. Hierbij wordt het beleggingsrisico kleiner naar mate de Pensioenrichtdatum dichterbij komt. 9. Het Pensioenfonds onderzoekt tenminste een keer per jaar of de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer voldoende zijn gespreid en informeert de (Gewezen) Deelnemer hierover. 10. Een Deelnemer die niet wil beleggen volgens het standaard Beleggingsmodel moet dat melden bij het Pensioenfonds. De Deelnemer is dan verplicht een Beleggingsprofiel op te stellen, in overeenstemming met de door het Bestuur gestelde regels. Het Pensioenkapitaal wordt vervolgens belegd rekening houdend met het Beleggingsprofiel. 11. Op basis van het Beleggingsprofiel wordt een advies verstrekt voor de samenstelling van de beleggingen. Deze adviesbeleggingsmix is ook bedoeld om de feitelijke door de (Gewezen) Deelnemer gekozen samenstelling van de beleggingen mee te vergelijken. 12. Van iedere (Gewezen) Deelnemer wordt een zorgplichtdossier bijgehouden. Hierin staan alle stappen en acties genomen bij het samenstellen en beheren van de beleggingen door de (Gewezen) Deelnemer, inclusief het Beleggingsprofiel. N Artikel 12. Pensioenkapitaal gebruiken op de Pensioendatum 1. Op de Pensioendatum koopt de (Gewezen) Deelnemer met het Pensioenkapitaal een direct ingaand ouderdomspensioen aan bij een Verzekeringsmaatschappij naar keuze. 2. De (Gewezen) Deelnemer met een Partner is verplicht om op de Pensioendatum naast het ouderdomspensioen een partnerpensioen aan te kopen. 3. Het partnerpensioen is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen. De (Gewezen) Deelnemer kan hiervan afwijken. Het partnerpensioen mag in een andere verhouding worden aangekocht. De (Gewezen) Deelnemer en zijn Partner moeten een verzoek hiertoe minimaal 3 maanden vóór de Pensioendatum bij het Pensioenfonds indienen. De door de (Gewezen) Deelnemer gemaakte keuze is onherroepelijk. 4. De (Gewezen) Deelnemer bepaalt zelf bij welke Verzekeringsmaatschappij hij het pensioen aankoopt. De Verzekeringsmaatschappij berekent het ouderdomspensioen op basis van de op dat moment geldende tarieven. Deze keuze moet minimaal 3 maanden vóór de beoogde Pensioendatum bij het Pensioenfonds worden gemeld. 5. De (Gewezen) Deelnemer verstrekt aan het Pensioenfonds de definitieve opgave van de Verzekeringsmaatschappij waar hij het pensioen aankoopt. N Artikel 13. Partner- en wezenpensioen tijdens deelneming 1. De Partner heeft recht op een jaarlijks partnerpensioen van 1,4% van de laatst vastgestelde premiegrondslag vermenigvuldigd met het fictief aantal deelnamejaren, gerekend vanaf 1 januari Tenzij de deelname aan de beschikbare premieregeling na 1 januari 2013 aanvangt, dan worden de deelnamejaren vanaf die latere datum berekend. Als de Deelnemer vóór de Pensioendatum overlijdt, vervalt het Pensioenkapitaal aan het Pensioenfonds. Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 11

12 2. Het fictief aantal deelnemingsjaren is gelijk aan het aantal jaren dat de Deelnemer zou hebben kunnen bereiken als hij tot zijn Pensioenrichtdatum in dienst van de Werkgever zou zijn gebleven. 3. De premiegrondslag voor het partnerpensioen is gelijk aan de premiegrondslag voor het ouderdomspensioen. Het enige verschil is dat het variabel pensioengevend salaris is gebaseerd op de in de 5 voorafgaande jaren uitbetaalde bonussen. Als het dienstverband nog geen 5 jaar heeft geduurd, wordt het totale bedrag aan uitbetaalde bonussen gedeeld door Het partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de Deelnemer is overleden en loopt door tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt. 5. Het partner- en wezenpensioen worden op risicobasis verzekerd; zodra de deelname is beëindigd vervalt deze risicodekking. 6. Voor ieder Pensioengerechtigd kind is een wezenpensioen verzekerd. 7. Het wezenpensioen is gelijk aan 20% van het partnerpensioen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. 8. Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de Deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd zolang het Pensioengerechtigd kind aan de gestelde voorwaarden voldoet. Het recht op wezenpensioen herleeft als het kind - na een onderbreking - zijn studie hervat en aan de gestelde voorwaarden voldoet. Zie artikel 1 voor de definitie van Pensioengerechtigd kind. N Artikel 14. Partnerpensioen en wezenpensioen ná deelname (maar vóór de Pensioendatum) 1. Met het tot het moment van overlijden van de Gewezen deelnemer opgebouwde Pensioenkapitaal wordt door de Partner van de Gewezen deelnemer een partnerpensioen aangekocht, tenzij artikel 21, lid 30 van toepassing is. Het aan te kopen partnerpensioen is mede afhankelijk van de hoogte van het Pensioenkapitaal. Het partnerpensioen wordt aangekocht bij een Verzekeringsmaatschappij naar keuze van de Partner. 2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de Gewezen deelnemer is overleden en loopt door tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt. 3. Met het Pensioenkapitaal bij overlijden wordt voor ieder Pensioengerechtigd kind ook een wezenpensioen aangekocht. 4. Het wezenpensioen is gelijk aan 20% van het partnerpensioen. 5. Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand waarin de Gewezen deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd zolang het Pensioengerechtigd kind aan de gestelde voorwaarden voldoet. Zie artikel 1 voor de definitie van Pensioengerechtigd kind. N Artikel 15. Partnerpensioen bij pensionering 1. Bij pensionering wordt het Pensioenkapitaal gebruikt voor een direct ingaand pensioen. Als de (Gewezen) Deelnemer op zijn Pensioendatum een Partner heeft wordt het ouderdomspensioen gecombineerd met een partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. 2. De (Gewezen) Deelnemer kan hiervan afwijken. Het partnerpensioen mag in een andere verhouding worden aangekocht. De (Gewezen) Deelnemer en zijn Partner moeten een verzoek hiertoe minimaal 3 maanden vóór de Pensioendatum bij het Pensioenfonds indienen. De door de (Gewezen) Deelnemer gemaakte keuze is onherroepelijk. 12 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

13 Hoofdstuk IV. Voorzieningen bij arbeidsongeschiktheid N Artikel 16. Voortzetting pensioenopbouw 1. Tijdens een periode waarin de Deelnemer ononderbroken een uitkering volgens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) ontvangt, wordt de deelname en daarmee de opbouw van de Pensioenaanspraken en het Pensioenkapitaal (gedeeltelijk) voortgezet. Ook de dekking van het partner- en wezenpensioen wordt (gedeeltelijk) premievrij voortgezet. Dit volgens de tabel hieronder: Mate van arbeidsongeschiktheid Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 0% - 35% 0% 35% - 45% 40% 45% - 55% 50% 55% - 65% 60% 65% - 80% 72,5% 80% - 100% 100% 2. Bij de premievrijevoortzetting neemt het percentage waarop de beschikbare premie wordt gebaseerd toe steeds als de Deelnemer in een volgende leeftijdcategorie komt. 3. De voortzetting van de opbouw van de Pensioenaanspraken vindt plaats op basis van de pensioengrondslag, zoals die van toepassing was op het moment dat de WIA-uitkering werd toegekend. De opbouw van de pensioenaanspraken die samenhangt met het arbeidsgeschikte deel - waarvoor de Deelnemer nog in dienst is bij de Werkgever - vindt plaats op basis van maximaal 100% verminderd met het vrijstellingspercentage. 4. De voortzetting van de opbouw van het Pensioenkapitaal vindt plaats op basis van de premiegrondslag, zoals die van toepassing was op het moment dat de WIA-uitkering werd toegekend. De opbouw van het Pensioenkapitaal die samenhangt met het arbeidsgeschikte deel - waarvoor de Deelnemer nog in dienst is bij de Werkgever - vindt plaats op basis van maximaal 100% verminderd met het vrijstellingspercentage. 5. De premievrije voortzetting loopt door zolang een recht op een WIA-uitkering bestaat maar uiterlijk tot de Pensioenrichtdatum. Het recht op premievrijevoortzetting eindigt op de Pensioendatum, wanneer dat eerder is dan de Pensioenrichtdatum. N Artikel 17. Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Een arbeidsongeschiktheidspensioen is verzekerd voor de Deelnemer met een totaal pensioengevend salaris vast en variabel dat hoger is dan het Maximum jaarloon waarover de WIA-uitkering wordt berekend. 2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is per jaar 70% van het positieve verschil tussen het totale pensioengevend salaris en het Maximum jaarloon. Het totale pensioengevend salaris (vast en variabel) kan nooit hoger zijn dan Het pensioengevend salaris en het Maximum jaarloon worden vastgesteld op de Peildatum voor het moment waarop de Deelnemer Arbeidsongeschikt is geworden. 3. Het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vervolgens bepaald aan de hand van de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit volgens de tabel hieronder: Mate van arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheidspensioen 0% - 35% 0% 35% - 45% 28% 45% - 55% 35% 55% - 65% 42% 65% - 80% 50,75% 80% - 100% 70% Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 13

14 4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in zodra de Deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering en loopt door zolang dat recht bestaat maar uiterlijk tot de Pensioenrichtdatum. Als de Pensioendatum vóór de Pensioenrichtdatum ligt, eindigt het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen op de Pensioendatum. N Artikel 18. Aanvullende bepalingen 1. De arbeidsongeschiktheid moet zijn ontstaan tijdens de deelname aan deze pensioenregeling. 2. Bij een vermindering van de arbeidsongeschiktheid worden de premievrijstelling en het arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf dat moment aangepast. Een vermeerdering van de arbeidsongeschiktheid nadat de deelname aan deze pensioenregeling is beëindigd, leidt niet tot een hogere premievrijstelling of een hoger arbeidsongeschiktheidspensioen. 3. De Deelnemer is verplicht alle informatie te geven, die het Pensioenfonds nodig heeft voor de goede uitvoering van deze regeling. Als de Deelnemer die informatie niet zelf heeft, moet hij alle medewerking verlenen voor het verkrijgen van die informatie. 14 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

15 Hoofdstuk V. Algemene bepalingen N Artikel 19. Informatie Het Pensioenfonds is verplicht de (Gewezen) Deelnemer en de Pensioengerechtigde en een andere Aanspraakgerechtigde te informeren over de pensioenregeling. In bijlage 1 zijn de informatieverplichtingen opgesomd. De Deelnemer aan de beschikbare premieregeling ontvangt daarnaast de productvoorwaarden van de vermogensbeheerder. N Artikel 20. Keuze aanwending Pensioenkapitaal 1. De (Gewezen) Deelnemer kan op de Pensioendatum met het Pensioenkapitaal een direct ingaand ouderdomspensioen in combinatie met een partnerpensioen bij het Pensioenfonds aankopen. Ook de Partner van de Gewezen deelnemer kan met het tot het moment van overlijden van de Gewezen deelnemer opgebouwde Pensioenkapitaal een direct ingaand partnerpensioen bij het Pensioenfonds aankopen. 2. Deze keuze bestaat alleen indien het Pensioenkapitaal op de Pensioendatum of het moment van overlijden van de Gewezen deelnemer minder is dan een door het Bestuur vast te stellen bedrag (= grensbedrag). Het grensbedrag is opgenomen in bijlage Het grensbedrag wordt door het Bestuur jaarlijks vastgesteld na overleg met de Werkgever. 4. Het bepaalde in artikel 12, lid 2 en 3 is van toepassing op de (Gewezen) Deelnemer die bij het Pensioenfonds een ouderdomspensioen aankoopt. Het bepaalde in artikel 14, lid 3 en 4 is van toepassing op de Partner van de Gewezen deelnemer die bij het Pensioenfonds een partnerpensioen aankoopt. 5. Het Bestuur stelt jaarlijks de tarieven vast voor de aankoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het Bestuur houdt hierbij in ieder geval rekening met de wettelijke eisen voor de vorming van eigen vermogen van het Pensioenfonds. In bijlage 3 zijn de tarieven opgenomen. 6. Het Bestuur kan voorwaarden stellen aan het aankopen van pensioen bij het Pensioenfonds. N Artikel 21. Flexibele elementen in de pensioenregeling Vervroegen van ouderdomspensioen 1. De (Gewezen) Deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan. 2. Als de (Gewezen) Deelnemer kiest voor vervroeging, dan geldt dit voor het totale bij het Pensioenfonds opgebouwde pensioen. 3. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen moet samenvallen met de eerste dag van een kalendermaand die ligt op of na de 60-ste verjaardag van de (Gewezen) Deelnemer. 4. Het ouderdomspensioen wordt vervroegd op basis van factoren die het Pensioenfonds of de Verzekeringsmaatschappij hebben vastgesteld. De factoren die het Pensioenfonds gebruikt zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement. 5. Als de (Gewezen) Deelnemer vóór de Pensioenrichtdatum met pensioen wil gaan, moet hij dit schriftelijk melden bij het Pensioenfonds. Dit moet minimaal 6 maanden vóór de Pensioendatum gebeuren. 6. Een eenmaal gekozen en bij het Pensioenfonds gemelde Pensioendatum is onherroepelijk en kan dus niet meer worden veranderd. 7. De keuze van de (Gewezen) Deelnemer heeft ook gevolgen voor het verevende (en niet geconverteerde) gedeelte van ouderdomspensioen (zie artikel 24). Uitstel van ouderdomspensioen 8. De (Gewezen) Deelnemer kan het ouderdomspensioen later laten ingaan. 9. Als de (Gewezen) Deelnemer kiest voor uitstel, dan geldt dit voor het totale bij het Pensioenfonds opgebouwde pensioen. Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 15

16 10. Het ouderdomspensioen gaat niet later in dan op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 70 jaar wordt. 11. Het ouderdomspensioen wordt uitgesteld op basis van factoren die het Pensioenfonds of de Verzekeringsmaatschappij hebben vastgesteld. De factoren die het Pensioenfonds gebruikt zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit pensioenreglement. 12. Als de Deelnemer het ouderdomspensioen later wil laten ingaan, moet hij dit minimaal 6 maanden vóór het bereiken van de Pensioenrichtdatum bij het Pensioenfonds melden. Voorwaarde is wel dat de Werkgever en de Werknemer een voortzetting van het dienstverband tot na de Pensioenrichtdatum zijn overeengekomen. Bij voortzetting van het dienstverband met de Werkgever loopt de pensioenopbouw en de dekking van het partner- en wezenpensioen door. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de voorwaarden die de Wet op de loonbelasting 1964 aan een voortzetting van de pensioenopbouw stelt. 13. Als de Gewezen deelnemer het ouderdomspensioen later wil laten ingaan, moet hij dit minimaal 6 maanden vóór het bereiken van de Pensioenrichtdatum bij het Pensioenfonds melden. Het Pensioenfonds kan voorwaarden aan de inhoud van dit verzoek verbinden, zoals een bewijs dat de Gewezen deelnemer elders in dienst is. 14. De (Gewezen) Deelnemer geeft aan het Pensioenfonds direct iedere wijziging door van het aantal uren dat hij werkt. Worden de werkzaamheden beëindigd dan gaat het ouderdomspensioen in, tenzij de doorwerkverplichting als bedoeld in lid 12 en 13 niet van toepassing is op de Deelnemer respectievelijk de Gewezen deelnemer. 15. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk en kan dus niet meer worden veranderd. 16. De keuze van de (Gewezen) Deelnemer heeft ook gevolgen voor het verevende (en niet geconverteerde) gedeelte van ouderdomspensioen (zie artikel 24). Variatie in hoogte van pensioenuitkeringen 17. De (Gewezen) Deelnemer kan op de Pensioendatum kiezen om het ouderdomspensioen eenmalig in hoogte te laten variëren. De (Gewezen) Deelnemer kan kiezen voor een hoog ouderdomspensioen gevolgd door een laag ouderdomspensioen of voor een laag ouderdomspensioen gevolgd door een hoog ouderdomspensioen. De (Gewezen) Deelnemer moet deze keuze minimaal 6 maanden vóór de Pensioendatum maken en melden bij het Pensioenfonds. 18. Het Pensioenfonds stelt vast binnen welke leeftijdsgrenzen de (Gewezen) Deelnemer het hoog laag ouderdomspensioen of het laag hoog ouderdomspensioen kan kiezen. De (Gewezen) Deelnemer bepaalt de periode van variatie in jaren. 19. De vaststelling van het ouderdomspensioen vindt plaats aan de hand van de door de (Gewezen) Deelnemer gekozen periode en de verhouding 100:75. De lagere uitkering is minimaal 75% van de hogere uitkering. Deze verhouding geldt voor het totale bij het Pensioenfonds opgebouwde pensioen. 20. Een eenmaal gekozen variatie in de hoogte van het pensioen is onherroepelijk en kan niet meer worden veranderd. 21. Een hoog ouderdomspensioen gevolgd door een laag ouderdomspensioen of een laag ouderdomspensioen gevolgd door een hoog ouderdomspensioen is niet van invloed op de hoogte van het partnerpensioen, dat is vastgesteld voordat de (Gewezen) Deelnemer deze keuze heeft gemaakt. 22. In bijlage 2 staan alle ruilfactoren vermeld, die het Pensioenfonds gebruikt om de variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen te kunnen berekenen. Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen 23. De (Gewezen) Deelnemer kan geheel of gedeeltelijk afstand doen van zijn recht op partnerpensioen. Het partnerpensioen wordt dan geheel of gedeeltelijk omgezet in een extra ouderdomspensioen. De keuze kan de (Gewezen) Deelnemer alleen maken op de Pensioendatum. Het verzoek tot uitruil moet minimaal 3 maanden vóór de beoogde Pensioendatum worden ingediend. 24. Het Pensioenfonds ruilt het partnerpensioen automatisch om in extra ouderdomspensioen als de (Gewezen) Deelnemer geen Partner heeft. Tenzij de (Gewezen) Deelnemer daartegen bezwaar maakt, uiterlijk 3 maanden voor de Pensioenrichtdatum. 25. Een eenmaal gekozen uitruil is onherroepelijk en kan niet meer worden veranderd. 16 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

17 26. Het percentage waarmee het ouderdomspensioen wordt verhoogd, wordt vastgesteld door het Pensioenfonds of de Verzekeringsmaatschappij. In bijlage 2 staan de uitruilfactoren van het Pensioenfonds vermeld. Aanvullende bepalingen 27. Als de (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van een van de keuzemogelijkheden als bedoeld in dit artikel moet zijn Partner daarmee schriftelijk instemmen. 28. Voor deze keuzemogelijkheden geldt dat aan de Wet op de loonbelasting 1964 moet worden voldaan. 29. Het Bestuur kan voorwaarden verbinden aan het gebruik van deze keuzemogelijkheden. Uitruil Pensioenkapitaal in partnerpensioen 30. Bij beëindiging van de deelname biedt het Pensioenfonds de Deelnemer aan een deel van het Pensioenkapitaal te gebruiken voor partnerpensioen. De hoogte van het aan te kopen partnerpensioen wordt vastgesteld alsof bij de beëindiging van de deelname een ouderdomspensioen en een partnerpensioen in verhouding 100:70 wordt aangekocht. N Artikel 22. Beëindiging deelname 1. Bij de beëindiging van de deelname, anders dan door het overlijden van de Deelnemer of het ingaan van het ouderdomspensioen, blijft het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen en het Pensioenkapitaal behouden voor de Gewezen deelnemer. 2. Het partnerpensioen in de middelloonpensioenregeling (Hoofdstuk II) vervalt niet bij de beëindiging van de deelname. 3. Het partnerpensioen in de beschikbare premieregeling (Hoofdstuk III) is op risicobasis verzekerd. Dit betekent dat het partnerpensioen bij de beëindiging van de deelname vervalt. 4. Ook het arbeidsongeschiktheidspensioen vervalt bij beëindiging van de deelname. Een voor de beëindiging van de deelname toegekend arbeidsongeschiktheidspensioen en een toegekend recht op premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid eindigen niet bij de beëindiging van de deelname. 5. Het Pensioenkapitaal wordt na beëindiging van de deelname beheerd volgens de beleggingskeuze van de Gewezen deelnemer. De Gewezen deelnemer kan zijn beleggingskeuze na beëindiging van de deelname nog wijzigen. 6. De Deelnemer aan de beschikbare premieregeling die direct na beëindiging van de deelname recht heeft op een WW-uitkering, behoudt zolang hij die uitkering ontvangt, een recht op partnerpensioen voor zijn Partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof het partnerpensioen niet op risicobasis zou zijn verzekerd maar zou zijn opgebouwd. Als grondslag voor de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen gaat het Pensioenfonds uit van het pensioengevend salaris op de Peildatum voor de deelname eindigde. N Artikel 23. Uitgaande individuele waardeoverdracht 1. Het opgebouwde pensioen en het Pensioenkapitaal kunnen op verzoek van de Gewezen deelnemer worden overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder als: a) de Gewezen deelnemer uit dienst is gegaan (= individuele beëindiging van de deelname) en b) de Gewezen deelnemer pensioen gaat opbouwen bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever (de ontvangende pensioenuitvoerder) en c) de Partner - voor wie het partnerpensioen is bedoeld - instemt met de waardeoverdracht van het partnerpensioen. Na de waardeoverdracht heeft de Gewezen deelnemer geen Pensioenaanspraken meer bij het Pensioenfonds. 2. Het Pensioenfonds werkt mee aan de waardeoverdracht, als de Gewezen deelnemer dit, binnen 6 maanden nadat hij bij de ontvangende pensioenuitvoerder pensioen is gaan opbouwen, aanvraagt. Waardoverdracht is niet mogelijk wanneer de Technische voorzie- Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland 17

18 ningen niet in evenwicht zijn met de bezittingen van het Pensioenfonds. Het verzoek tot waardeoverdracht wordt namens de Gewezen deelnemer gedaan door de ontvangende pensioenuitvoerder. 3. De waardeoverdracht geldt voor het opgebouwde pensioen en het Pensioenkapitaal gezamenlijk. 4. Het Pensioenfonds brengt geen kosten in rekening bij de Gewezen deelnemer voor de waardeoverdracht. 5. Bij waardeoverdracht wordt ook het deel van het ouderdomspensioen en/of Pensioenkapitaal dat vanuit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voor de Gewezen partner is bedoeld meegenomen. Hiervoor is geen toestemming van de Gewezen partner nodig. Door de waardeoverdracht heeft de Gewezen partner geen recht meer op uitbetaling van pensioen tegenover het Pensioenfonds. Tenzij Conversie heeft plaatsgevonden. Het bijzonder partnerpensioen (zie artikel 24) blijft achter bij het Pensioenfonds. N Artikel 24. Scheiding 1. Als de datum einde gemeenschappelijke huishouding houdt het Pensioenfonds aan: de datum waarop volgens een door een notaris ondertekende verklaring blijkt dat de partnerrelatie is beëindigd. Uit de registers van de Burgerlijke stand moet blijken dat geen sprake meer is van een gemeenschappelijke huishouding. 2. Als de datum einde geregistreerd partnerschap houdt het Pensioenfonds aan: de datum van inschrijving van de beschikking van de beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de verklaring dat een beëindigingsovereenkomst is gesloten, in de registers van de Burgerlijke stand. 3. Als de datum scheiding of ontbinding huwelijk houdt het Pensioenfonds aan: a) in het geval van echtscheiding: datum van de inschrijving van de beschikking in de registers van de Burgerlijke stand. b) in het geval van scheiding van tafel en bed: datum waarop de beschikking onherroepelijk vaststaat of c) in het geval van ontbinding na scheiding van tafel en bed: datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de Burgerlijke stand. Bijzonder partnerpensioen 4. Als de partnerrelatie van een Deelnemer wordt beëindigd, heeft de Gewezen partner nog altijd recht op een partnerpensioen en een deel van Pensioenkapitaal dat is bedoeld voor het partnerpensioen. Dat recht wordt berekend alsof op het moment van het einde van de partnerrelatie de deelname zou zijn beëindigd. Dit recht op partnerpensioen voor de Gewezen partner wordt bijzonder partnerpensioen genoemd. 5. Als de partnerrelatie van een Gewezen deelnemer of Gepensioneerde wordt beëindigd heeft de Gewezen partner nog altijd recht op bijzonder partnerpensioen en een deel van het Pensioenkapitaal dat is bedoeld voor het partnerpensioen. Op voorwaarde dat de Gewezen deelnemer of Gepensioneerde bij beëindiging van de deelname nog een recht op partnerpensioen had. 6. Het Pensioenkapitaal dat is bedoeld voor het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het op de Scheidingsdatum bereikte Pensioenkapitaal, dat bestemd zou zijn voor de aankoop op dat moment van een partnerpensioen. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de Scheidingsdatum de Pensioendatum zou zijn. Dit deel van het opgebouwde Pensioenkapitaal wordt binnen 12 maanden na de Scheidingsdatum door de Gewezen partner gebruikt om een bijzonder partnerpensioen aan te kopen. 7. Er wordt geen bijzonder partnerpensioen en geen gedeelte van het Pensioenkapitaal toegekend als beide partners hierover andere afspraken hebben gemaakt. Die afspraken moeten zijn vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden of een schriftelijke overeenkomst in verband met de Scheiding. Het Pensioenfonds moet wel bereid zijn een eventueel afwijkend pensioenrisico te dekken. 8. Het bijzonder partnerpensioen en het gedeelte van het Pensioenkapitaal dat is bedoeld voor het bijzonder partnerpensioen kan niet zonder de toestemming van de Gewezen partner door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde worden verminderd. 18 Combi Pensioenreglement 2013 Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland