Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen"

Transcriptie

1 CVDR Officiële uitgave van Assen. Nr. CVDR93997_1 4 april 2017 Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen Burgemeester en wethouders van de gemeente Assen: overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten behoeve van het beleid, te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of het eigen aandeel en het persoonsgebonden budget op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning; gehoord de zienswijze van de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van vragers van maatschappelijke ondersteuning (Wmo Platform, Seniorenraad en Stichting gehandicapten Platform Assen); gelet op de verordening als bedoeld in artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het besluit van 2 oktober 2006 van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en het wijzigen van andere besluiten, Stb. 450 (Besluit maatschappelijke ondersteuning); gelet op de uitspraak van de Raad om het huidige beleid (vanuit Wvg en AWBZ) in dit overgangsjaar zoveel mogelijk voort te zetten; b e s l u i t e n: vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen. ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN. In dit besluit wordt verstaan onder: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q. r. s. besluit: verordening: Algemene Maatregel van Bestuur: maximale bijdrage: inkomen: norminkomen: draagkracht: draagkrachtpercentage: maaltijdvoorzieningen: personenalarmering: algemeen gebruikelijke voorzieningen: gebruikelijke zorg: geclassificeerd tarief voor hulp bij het huishouden: woningaanpassing: financiële tegemoetkoming: forfaitaire vergoeding: gemaximeerde vergoeding: voorziening in natura: normbedrag: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen; de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen; het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 450; de verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid van de Algemene Maatregel van Bestuur; het verzamelinkomen of belastbaar inkomen dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage die in een kalenderjaar verschuldigd is, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de Algemene Maatregel van Bestuur; de normen genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand; de ruimte tussen het voor de Wmo in aanmerking te nemen inkomen en het inkomen; het percentage van de ruimte in het voor de Wmo in aanmerking te nemen inkomen; Maaltijden aan huis voor mensen die niet (meer) in staat zijn zelf de maaltijd te bereiden; systeem waarbij in geval van nood met een druk op de afstandsbediening direct een voorgeprogrammeerd telefoonnummer wordt gebeld en contact wordt gelegd met een centrale meldpost; voorziening waarvan het aannemelijk is te achten dat de belanghebbende daarover de beschikking zou kunnen hebben, ook al had hij geen beperkingen als bedoeld in artikel 1, aanhef en sub c van de verordening; indicatie van de aard en het niveau van de zorg die erop duidt dat eventueel andere personen binnen een leefeenheid in staat zijn om hulp bij het huishouden te bieden; het bedrag per uur van de voorziening huishoudelijke verzorging uitgedrukt in klassen, als bedoeld in artikel 11 van de verordening; ingreep van bouwkundige of woontechnische aard die: -gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte; of -betrekking heeft op een uitraasruimte; een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de belanghebbende; een bijdrage ineens los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens; een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens; een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in huur wordt verstrekt; een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding; 1

2 t. u. B&W: goedkoopst adequaat: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen; naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt en niet duurder dan noodzakelijk. ARTIKEL 2. weigeringsgronden en begrenzingen. 1. Wanneer de belanghebbende op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking, tenzij de concrete omstandigheden uitwijzen dat (met toepassing van de hardheidsclausule) ten gunste van de belanghebbende van dit beginsel dient te worden afgeweken. 2. B&W kan een bedrag vaststellen dat als besparingsbijdrage geldt bij verstrekking van een driewielfiets of een fiets in bijzondere uitvoering (bijvoorbeeld een tandemfiets). Voor het jaar 2007 wordt deze bijdrage op nihil gesteld. 3. Geen voorziening wordt toegekend voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat. HOOFDSTUK 2. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB) EN EIGEN BIJDRAGEN. ARTIKEL 3. ALGEMENE VOORWAARDEN VERSTREKKING PGB. Voor alle voorzieningen waarvoor een PGB wordt verstrekt, geldt het navolgende: a. de bepalingen van de verordening zijn onverkort van toepassing met als uitgangspunt dat naar objectieve maatstaven gemeten de goedkoopste adequate voorziening wordt verstrekt; b. de belanghebbende is verplicht bij aankoop van rolstoelen, scootermobielen en andere mobiliteitsbevorderende voorzieningen een onderhoudscontract en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten. De vergoeding van deze kosten maakt deel uit van het totale PGB; c. als het niet mogelijk is een onderhoudscontract af te sluiten voor rolstoelen, scootermobielen en andere mobiliteitsbevorderende voorzieningen verstrekt de gemeente voor de duur van de looptijd van het PGB een forfaitair bedrag voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie; d. het PGB wordt uitbetaald aan de aanvrager of diens wettelijk vertegenwoordiger dan wel diens gemachtigde; e. het PGB kan ineens voor meerdere jaren worden verstrekt. De periode wordt zo mogelijk gekoppeld aan de economische afschrijvingstermijn van de voorziening; f. de met het PGB aan te schaffen geïndiceerde voorzieningen moeten gekocht worden bij een erkende leverancier en voorzien zijn van een geldig keurmerk, zoals het CE- of GQ-keurmerk. Bij rolstoelen, scootermobielen en andere mobiliteitsvoorzieningen geldt in ieder geval dat deze voorzien zijn van het GQ-keurmerk; g. in de beschikking kunnen nadere (aanvullende) voorwaarden opgenomen worden. ARTIKEL 4. AANVULLENDE VOORWAARDEN PGB. 1. Bij het verstrekken van een PGB hanteren B&W de volgende aanvullende voorwaarden: a. de indicatiestelling wordt integraal, objectief en onafhankelijk gesteld door het CIZ; b. als door de belanghebbende een medisch en ergonomisch rapport wordt overlegd (bijvoorbeeld van een revalidatiecentrum) behouden B&W zich het recht voor dit rapport door een door haar aangewezen deskundige instantie te laten toetsen; c. de belanghebbende mag gedurende de looptijd van het PGB, gerekend vanaf het moment dat de beschikking is afgegeven, niet opnieuw een beroep doen op de gemeentelijke zorgplicht voor dezelfde voorziening. Van deze voorwaarde wordt afgeweken als de frequentie van het gebruik, een veranderde medische situatie of de kwaliteit van de aangeschafte voorziening hiertoe aanleiding geven; d. vervanging of tussentijdse aanpassingen van met het PGB aangekochte voorzieningen is alleen toegestaan als hiervoor een medische noodzaak bestaat. De belanghebbende heeft daarbij opnieuw de mogelijkheid te kiezen voor een PGB; e. de belanghebbende moet binnen twee maanden nadat de beschikking is afgegeven voor een PGB de geïndiceerde voorziening(en) besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk hiervan aan B&W overleggen. 2. Het PGB wordt teruggevorderd als: a. het budget niet wordt aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt (het aankopen van de geïndiceerde voorzieningen); 2

3 b. de belanghebbende voordat hij de voorziening heeft aangekocht of besteld overlijdt of verhuist naar een andere gemeente; c. door een voortschrijdend ziektebeeld de geïndiceerde voorziening niet meer adequaat is en de belanghebbende met het toegekende PGB de voorziening nog niet heeft aangekocht of besteld; d. de belanghebbende zich niet houdt aan voorwaarden waaronder het PGB is verstrekt. 3. In geval van overlijden van de belanghebbende kunnen B&W besluiten de aangeschafte voorziening terug te vorderen. ARTIKEL 5. VASTSTELLING EN HOOGTE PGB. 1. De wijze van vaststelling van de hoogte van het PGB kan per voorziening verschillen. 2. De hoogte van het PGB voor de verschillende voorzieningen wordt in beginsel vastgesteld door: a. de tegenwaarde te bepalen van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier van hulpmiddelen waarmee de gemeente een contract heeft gesloten; of b. het hanteren van richtprijzen voor vervoers-, rolstoel- en woonvoorzieningen met behulp van een door de leverancier vastgestelde prijslijst; c. de uitkomst, als bedoeld onder a en b, zonodig te vermeerderen met een genormeerde vergoeding voor de kosten van instandhouding, dat wil zeggen keuring, onderhoud, of reparatie van voorziening(en) en een eventuele verplichte verzekering. 3. De hoogte van het PGB voor eenvoudige woningaanpassingen (bijvoorbeeld anti-slipcoating, een douche/toiletstoel e.d.) stelt B&W vast op basis van het medisch en ergonomisch advies. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een vastgestelde prijslijst van de leverancier voor dergelijke woonvoorzieningen of door de richtprijzen te hanteren uit het Handboek Hulpmiddelen in Nederland van de KBOH. ARTIKEL 6. EISEN AAN DE BELANGHEBBENDE. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. ARTIKEL 7. EIGEN BIJDRAGE BIJ HUISHOUDELIJKE VERZORGING IN NATURA EN PGB. 1. Het bedrag dat personen als eigen bijdrage voor de huishoudelijke verzorging dienen te betalen is: a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan ,00 het bedrag van 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en ,00; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan ,00 het bedrag van 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en ,00; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan ,00 het bedrag van 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en ,00; d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan ,00 het bedrag van 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en , De eigen bijdrage kan nooit hoger zijn dan de kosten van de voorziening. ARTIKEL 8. HOOGTE FINANCIËLE TEGEMOETKOMING EN EIGEN BETALING BIJ een woonvoorziening. 1. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub b en c van de verordening bedraagt bij inkomens tot en met 1,5 maal het norminkomen 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. 2. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub b en c van de verordening bedraagt bij inkomens boven 1,5 maal het norminkomen 75% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. 3. Indien de eigen betaling als gevolg van hetgeen in het tweede lid is bepaald de draagkracht van de belanghebbende te boven gaat, wordt de financiële tegemoetkoming in de kosten van een 3

4 woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub b en c van de verordening zodanig verhoogd dat de draagkracht niet wordt overschreden. ARTIKEL 9. HOOGTE FINANCIËLE TEGEMOETKOMING BIJ VERVOERSVOORZIENINGEN. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub a bedraagt: a. bij inkomens tot en met 1,5 maal het norminkomen 100% van de werkelijke kosten; b. bij inkomens boven 1,5 maal het norminkomen 100% van de werkelijke kosten verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de draagkracht. ARTIKEL 10. cumulatie VAN EIGEN BIJDRAGEN. Voor de onder de artikelen 7, 8 en 9 vermelde berekeningen geldt dat er een koppeling bestaat met de overige eigen bijdrageregelingen. Dit betekent dat de hoogte van de eigen bijdrage bij personen vanaf 18 jaar, door een cumulatie van eigen bijdragen op grond van de AWBZ en dit besluit al zijn opgelegd, lager wordt vastgesteld dan de op grond van de berekening in de artikelen 7, 8 en 9 bepaalde bijdrage. Het totaal mag de beschikbare draagkracht niet overschrijden. Artikel 11. eigen bijdrage of EIGEN aandeel bij rolstoelvoorzieningen. Een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt niet geheven bij rolstoelvoorzieningen. HOOFDSTUK 3. HULP BIJ HET HUISHOUDEN. ARTIKEL 12. TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN. 1. Individuele voorzieningen die in natura verstrekt worden ten aanzien van hulp bij het huishouden, zijn: a. algemeen direct beschikbare hulp bij het huishouden. Deze hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven en wordt verleend door de zorgaanbieder die daarvoor door B&W wordt ingeschakeld; b. op de individuele persoon afgestemde hulp bij het huishouden. Deze hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven, maar de algemeen direct beschikbare hulp bij het huishouden, als bedoeld onder a, voorziet hierin niet omdat die onvoldoende adequaat of niet aanwezig is. 2. Bij het vaststellen van een aanspraak op een voorziening voor hulp bij het huishouden wordt de gebruikelijke zorg vastgesteld met toepassing van het Protocol gebruikelijke zorg. ARTIKEL 13. VASTSTELLING PGB. De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats. Er wordt een bedrag (exclusief de eigen bijdrage) beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt: a. voor HV1: 1. klasse 1: 754,00; 2. klasse 2: 2.262,00; 3. klasse 3: 4.147,00; 4. klasse 4: 6.409,00; 5. klasse 5: 8.671,00; 6. klasse 6: ,00; 7. het uurtarief boven klasse 6 bedraagt 14,50. b. voor HV2: 1. klasse 1: 884,00; 2. klasse 2: 2.654,00; 3. klasse 3: 4.844,00; 4. klasse 4: 7.520,00; 5. klasse 5: ,00; 6. klasse 6: ,00; 7. het uurtarief boven klasse 6 bedraagt 17,--. 4

5 HOOFDSTUK 4. WOONVOORZIENINGEN. ARTIKEL 14. SOORTEN WOONVOORZIENINGEN. De door B&W te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een PGB, een voorziening in natura dan wel een financiële tegemoetkoming in de kosten van: a. verhuizing en inrichting, te betalen aan: 1. de hoofdbewoner van de woonruimte; 2. een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte, de woonruimte heeft ontruimd; b. woningaanpassing, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte; c. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de leverancier van de voorziening; d. onderhoud, keuring en reparatie, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte of de leverancier van de voorziening; e. tijdelijke huisvesting, te betalen aan de hoofdbewoner of de eigenaar van de tijdelijke huisvesting; f. huurderving, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte; g. verwijderen van voorzieningen, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte. ARTIKEL 15. HOOGTE FINANCIËLE TEGEMOETKOMING IN KOSTEN VAN VERHUIZING EN INRICHTING. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting als bedoeld in artikel 15 sub a van de verordening bedraagt 1.365,00. ARTIKEL 16. KOSTENSOORTEN WONINGAANPASSINGEN. Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten: a. de aanneemsom (hier inbegrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking; b. de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; c. het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen; d. de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom; e. de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; f. de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; g. renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; h. de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd op hetgeen gesteld is in artikel 20 van dit besluit; i. de door B&W (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn; j. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; k. de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening; l. de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de belanghebbende, voor zover de kosten onder a t/m k meer dan 907,56 bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van 340,34. artikel 17. kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie. 1. B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 14 aanhef en sub d van dit besluit indien: a. de woonvoorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet voorzieningen gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend, en 5

6 b. de woonvoorziening voorkomt in dit besluit. 2. De kosten van keuring, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 14 sub d van dit besluit komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming indien deze kosten betrekking hebben op: a. stoelliften; b. rolstoel- of sta-plateauliften; c. woonhuisliften; d. hefplateauliften; e. balansliften; f. plafondliften; g. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; h. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren; i. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard. 3. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in lid 2 sub f tot en met i genoemde voorzieningen is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. 4. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op de in lid 2 sub a tot en met e genoemde voorzieningen is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van de hierna genoemde bedragen: Keuring van liften Stoellift Rolstoellift Sta-plateaulift Woonhuislift Hefplateaulift Balansliften Frequentie onderhoud Beginkeuring Ja Ja Ja Ja Ja n.v.t. Kosten excl. btw 295,60 295,60 463,20 456,60 463,20 Frequentie periodieke keuring 1 x per 4 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 4 jaar 1 x per 1,5 jaar 1 x per 1,5 jaar 1 x per 1,5 jaar Kosten excl. btw 216,20 216,20 267,20 263,40 267,20 76,50 1 x per jaar 1 x per jaar 1 x per jaar 2 x per jaar 2 x per jaar 1 x per jaar Kosten excl. BTW, incl. voorrijkosten 160,00 160,00 160,00 211,00 211,00 160,00 Maximale toeslagen op bovenstaande tarieven: Ø 50% voor installaties geplaatst buiten de woning; Ø 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen; Ø 50% voor installaties uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen. ARTIKEL 18. KOSTEN VAN TIJDELIJKE HUISVESTING. 1. B&W kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van: a. zijn huidige woonruimte; b. de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte. 2. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. 3. B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele woonlasten heeft. 4. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 14 sub e van dit besluit is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag. 5. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 14 sub e van dit besluit kan maximaal voor zes maanden worden verstrekt. ARTIKEL 19. KOSTEN VAN HUURDERVING. 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte kunnen B&W een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten. 2. Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten als bedoeld in artikel 14 sub f van dit besluit wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan 4.537,80. 6

7 3. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan het bedrag van de kale huur van de woonruimte, met een maximum van 50% van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag. 4. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving kan maximaal voor zes maanden worden verstrekt. 5. Geen financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt verstrekt ter zake van huurderving over de eerste maand aansluitend aan de datum waarop de gelding van de huurovereenkomst is verstreken. ARTIKEL 20. HET VERWERVEN VAN GROND EN HET AANTAL M2 GROND WAARVOOR FI- NANCIËLE TEGEMOETKOMING MOGELIJK IS. 1. Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 14 sub b betreft het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen B&W een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra te verwerven grond tot het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in lid Het aantal m 2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend als bedoeld in lid 1, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning: Soort vertrek Woonkamer Keuken Zit/slaapkamer Eenpersoonsslaapkamer Tweepersoonsslaapkamer Toiletruimte Badkamer: wastafelruimte doucheruimte badruimte Entree/gang/hal Berging Aantal m 2 in geval van aanbouw van een vertrek Aantal m 2 in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek Het aantal m 2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is 20 m 2. ARTIKEL 21. WOONWAGENS, WOONSCHEPEN EN BINNENSCHEPEN. 1. B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien: a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is; b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt; c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond. 2. B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien: a. de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is; b. het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen. 3. Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, kunnen uitsluitend woonvoorzieningen worden verstrekt als bedoeld in artikel 14 sub c en d. 4. B&W verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat: a. in het register, bedoeld in artikel 781 sub d van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; en 7

8 b. bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1987 een laadvermogen van ten minste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde. 5. De aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip worden in de gevallen als bedoeld in lid 3 vergoed tot een bedrag van maximaal 907,56. ARTIKEL 22. NIET TOEPASSEN PRIMAAT VERHUIZING. Het primaat van de verhuizing zoals dat is neergelegd in artikel 16 van de verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien: a. de woning waar naartoe kan worden verhuisd voor de betrokkene niet geschikter en goedkoper is dan zijn huidige woning; b. er niet binnen een tijdsbestek van zes maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd; c. de kosten van woningaanpassing van de door de belanghebbende bewoonde woning minder bedragen dan 4.537,80; d. de kosten van woningaanpassing van de door de belanghebbende bewoonde woning minder bedragen dan 125% van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woningaanpassingen; e. er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen; f. de woning waar naartoe kan worden verhuisd zich niet binnen dezelfde regio bevindt als de woning die de belanghebbende nu reeds bewoont. ARTIKEL 23. AANPASSINGSBEDRAGen VOOR BEZOEKBAAR MAKEN WONING. 1.De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning als bedoeld in artikel 19 lid 2 en volgende van de verordening bedraagt maximaal 2.268,90. artikel 24. terugbepalingsverplichting. 1. Het minimumbedrag van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing als bedoeld in artikel 15 sub b van de verordening waarbij de terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 21 van de verordening geldt, is , De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in artikel 21 van de verordening is gelijk aan het bedrag van de financiële tegemoetkoming na aftrek van ,51, verminderd met 10 procent per jaar. 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de gehandicapte voor wie de aanpassingen zijn aangebracht of een andere gehandicapte aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend. 4. Ter uitvoering van het eerste lid is de eigenaar van de woning verplicht om binnen een maand na het passeren van de akte B&W hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. 5. De toepassing van dit artikel vindt plaats onverminderd het bepaalde in artikel 37 van de verordening. ARTIKEL 25. GEREEDMELDING, VASTSTELLING EN UITBETALING FINANCIËLE TEGEMOET- KOMING. 1. Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 14 sub b, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. 4. Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 14 sub b wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden. artikel 26. onroerende woonvoorzieningen. Artikel 35, lid 2 van de verordening is niet van toepassing op het verlenen van onroerende woonvoorzieningen. 8

9 HOODFSTUK 5. LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL. ARTIKEL 27. ALGEMENE VERVOERSVOORZIENING. 1. B&W verstaan onder een algemene vervoersvoorziening, waaronder een collectieve vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 22 sub a van de verordening: a. een vervoerspas waarmee de gehandicapte, overige gezinsleden en, bij medische noodzaak van begeleiding, diens begeleider gebruik kunnen maken van het collectief systeem van aanvullend vervoer of b. een forfaitaire vergoeding in plaats van een vervoerspas als bedoeld in sub a. 2. B&W verstaan onder een vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 22 sub b van de verordening een al dan niet aangepaste voorziening in de vorm van: a. een al dan niet aangepaste bruikleenauto; b. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; c. een scootermobiel; d. een ander verplaatsingsmiddel. Met betrekking tot een verstrekking in natura wordt een huur- of bruikleenovereenkomst gesloten. 3. B&W verstaan onder een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 22 sub c van de verordening een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van: a. aanpassing van een eigen auto; b. gebruik van een bruikleenauto; c. gebruik van een taxi; d. een eigen auto; e. of een aan een eigen auto gelijk te stellen auto; f. gebruik van een rolstoeltaxi; g. een al dan niet aangepaste bruikleenauto; h. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; i. een scootermobiel; j. aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel. 4. B&W verstaan onder een financiële tegemoetkoming of vergoeding de kosten van onderhoud en reparatie van voorzieningen als genoemd in lid 2. ARTIKEL 28. HET RECHT OP EEN VERVOERsVOORZIENING. 1. B&W houden bij de verstrekking van een vervoersvoorziening rekening met de individuele vervoersbehoefte. 2. De belanghebbende kan slechts voor een (aanpassing van een) auto als verstrekking in natura of als persoonsgebonden budget in aanmerking komen, indien geen van de overige in artikel 27 genoemde voorzieningen als adequaat kan worden aangemerkt. 3. Voor de bij artikel 27 lid 2 sub b tot en met d, artikel 27 lid 3 sub a, c tot en met f en h tot en met i, artikel 27 lid 4 genoemde voorzieningen geldt dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 27 lid 1 verstrekt kunnen worden. 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub b tot en met f, kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de belanghebbende en de mate waarin de voorzieningen als bedoeld in artikel 27 lid 2 en artikel 27 lid 3 sub g tot en met j in die vervoersbehoefte kunnen voorzien. 5. Voor zover de behoeften van echtgenoten samenvallen en gebruik kan worden gemaakt van dezelfde voorziening, bepalen B&W, rekening houdend met de samenvallende behoeften de toe te kennen vervoersvoorziening als bedoeld in artikel Indien het inkomen hoger is dan 1,5 maal het norminkomen wordt geen vervoersvoorziening verstrekt als bedoeld in: a. artikel 27 lid 1; b. artikel 27 lid 2 sub a; c. artikel 27 lid 3 sub b tot en met g. 7. Indien het inkomen meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een rolstoeltaxi en geen gebruik gemaakt kan worden van het collectief vervoer, wordt, in afwijking van het zesde lid, een financiële tegemoetkoming verstrekt die gelijk is aan het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor het gebruik van een rolstoeltaxi. 9

10 8. B&W kunnen een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 27 lid 2 weigeren indien de vervoersbehoefte van de belanghebbende op jaarbasis minder dan 250 kilometer bedraagt. 9. Indien het inkomen als bedoeld in artikel 1 sub e hoger is dan 1,5 maal het norminkomen kan gebruik gemaakt worden van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 27 lid 1 tegen het tarief dat B&W aan de vervoerder betalen. De keuringskosten voor de eerste aanvraag om een vervoersvoorziening van deze doelgroep komt voor rekening van de aanvrager. Voor de eventuele benodigde meereispas kan een bijdrage gevraagd worden. 10. Wanneer blijkt dat de belanghebbende onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van deze verordening toegekende gesloten buitenwagen of scootermobiel, als bedoeld in artikel 27 lid 2 sub b en c en artikel 27 lid 3 sub h en i, verlenen B&W een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training. 11. Bij de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 32 lid 1 van de verordening, kunnen B&W een financiële tegemoetkoming verlenen in de noodzakelijke kosten van vervoer naar en vanaf de door hen bepaalde plaats van onderzoek of ondervraging. 12. De vervoersvoorzieningen vermeld in artikel 27 lid 1 en lid 3 sub b, c en f en in incidentele gevallen de vervoersvoorzieningen in natura vermeld in artikel 27 lid 2 sub d en artikel 27 lid 3 sub j zijn tevens van toepassing op de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen. ARTIKEL 29. HOOGTE VAN DE financiële tegemoetkoming. 1. De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub b tot en met e, is een forfaitaire vergoeding. Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 28 lid 4 is bepaald, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding uitgegaan van de volgende normbedragen per kalenderjaar: a. voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een collectief systeem van aanvullend vervoer geldt een normbedrag van 125,92; b. voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto of een hieraan gelijk te stellen auto geldt een normbedrag van 534,36 indien de belanghebbende niet tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; c. voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto of een hieraan gelijk te stellen auto geldt een normbedrag van 400,77 indien de belanghebbende tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; d. voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van 629,82 indien de belanghebbende niet tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; e. voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van 974,87 indien de belanghebbende niet tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; f. voor de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van 731,15 indien de belanghebbende tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; g. voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van 1.462,06 indien de belanghebbende niet tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; h. voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van 1.096,55 indien de belanghebbende tevens de beschikking heeft over een vervoersvoorziening in natura; i. de tegemoetkoming in de kosten van een begeleider bij gebruik van het openbaar vervoer bedraagt ten hoogte 50% van de paskosten. 2. Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub b tot en met e bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het normbedrag als bedoeld in lid De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 27 lid 3 sub a bedraagt: a. bij inkomens tot en met 1,5 maal het norminkomen 100% van de werkelijke kosten; b. bij inkomens boven 1,5 maal het norminkomen 100% van de werkelijke kosten verminderd met een bedrag dat gelijk is aan de draagkracht. 4. De vervoerswaarde van de tegemoetkomingen in de kosten van vervoer is gesteld op 1500 kilometer. HOOFDSTUK 6. VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING. ARTIKEL 30. VORMEN VAN ROLSTOELVOORZIENINGEN. 1. De door B&W te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: 10

11 a. een handbewogen, elektrische of duwrolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan; b. een sportrolstoel; c. onderhoud, gebruik en reparatie; d. accessoires; e. een financiële tegemoetkoming in de kosten van de onder c en d bedoelde voorzieningen; f. een combinatie van de onder a tot en met e bedoelde voorzieningen. 2. Wanneer blijkt dat de belanghebbende onvoldoende in staat is aan het verkeer deel te nemen met een op grond van de verordening toegekende elektrische rolstoel, verlenen B&W een financiële tegemoetkoming in de kosten van een training. 3. Een rolstoelvoorziening in natura wordt in huur of bruikleen verstrekt en wordt na afloop van de huur/bruikleenperiode ingenomen. ARTIKEL 31. PGB VOOR ROLSTOELEN. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopstadequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door B&W aan de leverancier wordt betaald. Het PGB wordt afgestemd op de economische levensduur van de voorziening. ARTIKEL 32. PGB VOOR SPORTROLSTOELEN. Een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 sub d van de verordening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. De hoogte van de tegemoetkoming in aanschaf bedraagt maximaal 2.150,08; de tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud en reparatie bedraagt 537,52. Deze bedragen zijn bedoeld voor een periode van drie jaar en worden jaarlijks geïndexeerd. HOOFDSTUK 7. BESCHIKKING, ADVISERING, SAMENHANGENDE AFSTEMMING EN HERON- DERZOEKEN. ARTIKEL 33. BESCHIKKING. In de volgende gevallen wordt een beschikking afgegeven : a. de beslissing op een aanvraag om een voorziening (toekenning en afwijzing); b. het niet in behandeling nemen van een aanvraag; c. de beëindiging van een voorziening, bijvoorbeeld wegens overschrijding van de inkomensgrens; d. het herzien van de voorziening na heronderzoek en/of bij gewijzigde omstandigheden; e. het terugvorderen van (een deel van) een toegekende financiële vergoeding; f. het afwijzen van een hernieuwde aanvraag onder verwijzing naar de eerdere afwijzing. artikel 34. bijzondere bepalingen. 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft. 2. Indien een periodieke financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de periode, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de belanghebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan. 3. Indien de periode niet in de beschikking is vermeld, wordt uitgegaan van een verstrekking voor onbepaalde tijd. 4. Bij overlijden van de rechthebbende eindigt de periodieke financiële tegemoetkoming op de eerste dag na de dag van overlijden van de rechthebbende. ARTIKEL 35. VERPLICHT ADVIES. In overeenstemming met het bepaalde in artikel 32, tweede lid van de verordening, vragen B&W een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies, indien de kosten van de voorziening naar verwachting een bedrag van ,00 te boven gaan. ARTIKEL 36. SAMENHANGENDE AFSTEMMING. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies als bedoeld in artikel 37 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan: a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek; c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e. de sociale omstandigheden van de aanvrager. 11

12 Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door B&W bij deze bevindingen aangesloten. ARTIKEL 37. HERONDERZOEKEN. 1. B&W kunnen jaarlijks een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op de ingevolge de verordening toegekende voorzieningen. 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat de belanghebbende niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de verordening, trekken B&W deze voorziening in. HOODFSTUK 8. SLOTBEPALINGEN. ARTIKEL 38. INDEXERING. Op de in dit besluit genoemde bedragen zoals genoemd in het tweede hoofdstuk, in artikel 29 met uitzondering van lid 1 sub a en in artikel 32 van dit Besluit vindt jaarlijks een inflatiecorrectie plaats conform het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). ARTIKEL 39. HARDHEIDSCLAUSULE. B&W beslissen in de gevallen waarin dit besluit niet voorziet. ARTIKEL 40. INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL. 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Dit besluit wordt aangehaald als: "Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Assen". toelichting per Artikel. hoofdstuk 1. algemene bepalingen. ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN. In dit artikel wordt een aantal begrippen nader omschreven. Alleen de begrippen die een nadere toelichting behoeven, worden hier aangehaald. Draagkracht en draagkrachtpercentage. Het begrip draagkrachtpercentage is opgenomen ten behoeve van de berekening van de draagkracht van de gehandicapte. Indien het inkomen van de gehandicapte hoger is dan anderhalf maal het norminkomen is er sprake van ruimte in het inkomen. Hiervan wordt een deel als draagkracht in aanmerking genomen. De draagkracht kan worden berekend door het draagkrachtpercentage toe te passen op de ruimte in het inkomen. Het draagkrachtpercentage bedraagt (maximaal) een kwart van het draagkrachtpercentage zoals de gemeente dat hanteert bij de bijzondere bijstand. Bij zowel voorzieningen in natura als financiële tegemoetkomingen kan de draagkracht geheel of gedeeltelijk in aanmerking genomen worden. Dit betekent dat de gehandicapte dan een deel van de te maken kosten zelf moet betalen. Er is dan sprake van een eigen betaling (bij financiële tegemoetkomingen) of van een eigen bijdrage (bij voorzieningen in natura). Woningaanpassing. In dit besluit wordt onder woningaanpassing verstaan woningaanpassingen van bouwkundige of woontechnische aard (onroerende woonvoorzieningen). Deze categorie betreft de voorzieningen die op grond van de RGSHG en Wvg werden verstrekt en betreft het overgrote deel van de woningaanpassingen. Om voor deze voorzieningen in aanmerking te komen moet er sprake zijn van ergonomische beperkingen of het moet gaan om een uitraasruimte. Het criterium ergonomische beperkingen is dus gekoppeld aan bouwkundige of woontechnische voorzieningen met uitzondering van uitraasruimten. De woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard en verhuiskostenvergoedingen vallen niet onder het begrip woningaanpassing. Ze worden afzonderlijk genoemd. Onder woningaanpassingen wordt tevens verstaan: aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten die noodzakelijk zijn om de individuele woning van de belanghebbende te kunnen bereiken. Financiële tegemoetkoming, forfaitaire vergoeding en gemaximeerde vergoeding: De Wmo definieert financiële tegemoetkomingen, forfaitaire en gemaximeerde vergoedingen niet afzonderlijk. Alle bijdragen in de kosten die belanghebbenden op het terrein van vervoer, wonen en rolstoelen hebben, worden door de wetgever begrepen als financiële tegemoetkomingen. Ten einde het verschil tussen financiële tegemoetkoming, forfaitaire en gemaximeerde vergoedingen duidelijk te maken, wordt in deze verordening voor deze laatste twee begrippen een afzonderlijke omschrijving gegeven. Of voor een bepaalde voorziening een forfaitaire dan wel een gemaximeerde vergoeding wordt verstrekt, bepalen B&W. Onder een financiële tegemoetkoming wordt begrepen een tegemoetkoming in de kosten van de voorziening die op het inkomen van de belanghebbende kan worden afgestemd, terwijl een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding wordt verstrekt los van het inkomen. Vervolgens is het verschil tussen 12

13 een forfaitaire vergoeding en een gemaximeerde vergoeding dat een forfaitaire vergoeding ook los van de werkelijk gemaakte kosten wordt verstrekt terwijl een gemaximeerde vergoeding moet worden aangewend voor het doel waarvoor de vergoeding is verstrekt en dus kan worden afgerekend op declaratiebasis. Een forfaitaire vergoeding is een 'bedrag ineens' en kan dus niet op basis van declaraties worden afgerekend. Goedkoopst adequaat. De begrippen goedkoopst en adequaat moeten in onderlinge samenhang worden bezien. De volgorde waarin deze begrippen in het bepalende criterium "goedkoopste adequate voorziening" geplaatst zijn, betekent niet dat in de afweging die bij het verstrekken van een bepaalde voorziening wordt gemaakt, de hoogte van de kosten van de voorziening voorop staan en pas in tweede instantie wordt gekeken naar het adequaat zijn van de voorziening. Een voorziening moet altijd adequaat zijn. Pas als er meerdere voorzieningen zijn, dan wel andere combinaties van voorzieningen zijn, die de toets van adequatie kunnen doorstaan, kan de goedkoopste oplossing worden gekozen. Het begrip "goedkoop" moet bij de beoordeling van de geschiktheid van een voorziening niet in absolute zin worden uitgelegd. Zo kan een in aanschaf duurdere voorziening bijvoorbeeld langer meegaan en dus uiteindelijk goedkoper zijn. Verder wordt in dit artikel verwezen naar de volgende artikelen. Artikel 4.1 van de AMvB Artikel Indien de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan artikel 15, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van de wet mag de in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, tezamen niet meer bedragen dan: a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan het bedrag van 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en ; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan het bedrag van 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en ; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan het bedrag van 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en ; d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan het bedrag van 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en De gemeenteraad kan de verschuldigde eigen bijdrage of het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, verlagen door het bedrag van 16,60, het bedrag van 23,80 of het percentage van 15 te verlagen of de overige in het eerste lid genoemde bedragen in gelijke mate te wijzigen. 3. Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, kan gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht. 4. Voor een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd. Artikel 4.2 van de AMvB Artikel Het inkomen, bedoeld in het artikel 4.1, eerste lid, bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt: a. indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar; b. in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar. 2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. 13