BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING gemeente Epe

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING gemeente Epe"

Transcriptie

1 BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2016 gemeente Epe 1

2 BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN EPE Overwegende dat het gewenst is dat de gemeente beleidsregels vaststelt ter uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gelet op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gelet op recente uitspraken van de onafhankelijke bezwarencommissie in Epe. BESLUITEN: vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016, gemeente Epe. 2

3 INHOUSOPGAVE AFKORTINGENLIJST INLEIDING.. 5 HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN 9 HOOFDSTUK 2 TOEGANGSPROCEDURE 15 HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING HOOFDSTUK 4 BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN. 25 HOOFDSTUK 5: PROCEDURELE BEPALINGEN

4 AFKORTINGENLIJST ADL AWB Awbz BRP CAK CIZ CRvB GBA MEE PGB SVB VNG Zvw Wlz Wmo Wpg Wvg Wwb VWS Algemene dagelijkse levensverrichtingen Algemene wet bestuursrecht Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Basisregistratie personen Centraal Administratie Kantoor Centrum Indicatiestelling Zorg Centrale Raad van Beroep Gemeentelijke basis administratie Ondersteunende organisatie voor iedereen met een beperking Persoonsgebonden budget Sociale Verzekeringsbank Vereniging der Nederlandse Gemeenten Zorgverzekeringswet Wet langdurige zorg Wet maatschappelijke ondersteuning Wet publieke gezondheid Wet voorziening gehandicapten Wet werk en bijstand Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 4

5 INLEIDING In de voor u liggende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016 zijn de beleidsregels uit 2015 aangepast aan recente uitspraken van de onafhankelijke bezwarencommissie Epe. Het betreft een kleine herziening van de beleidsregels. Naast de aanpassing van deze beleidsregels, worden ook het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de PGB notitie aangepast. In de zomer 2017 vindt een volledige herziening plaats van de WMO verordening 2015, beleidsregels 2016 en besluit maatschappelijke verordening Deze herziening betreft alle aanpassingen die nodig zijn, gebaseerd de op dat moment bekende jurisprudentie en wijzigingen vanuit de lokale kaders zoals geformuleerd in de transformatie-agenda. Wmo 2015 Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. De verantwoordelijkheid van de gemeente wordt uitgebreid met taken vanuit de landelijke Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten). Daarnaast heeft het rijk voor de uitvoering van deze taken forse bezuinigingen aangekondigd. Om de nieuwe taken met een bezuiniging te kunnen uitvoeren, volstaat het niet om de nieuwe taken in de Wmo 2007 onder te brengen. Het rijk heeft om deze reden een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemaakt met andere uitgangspunten. Daarbij hanteert het rijk het adagium dat de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen. Terugblik Met de invoering van de Wmo in 2007 werd de basis gelegd voor ondersteuning dichtbij inwoners en het versterken van de eigen kracht. Was onder de Wet voorziening gehandicapten (Wvg) sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vroeg om een nieuwe aanpak die werd vertaald in de gekantelde Wmo verordening 2013, gemeente Epe, met bijbehorende beleidsregels. Kernbegrippen vormden het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling van een aanvraag, of al tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag, kwam eerst het resultaat dat bereikt moest worden aan de orde, daarna passeerden de verschillende oplossingen de revue, waaronder mogelijk de individuele voorzieningen. De belangrijkste wijzigingen van de Wmo 2015 ten opzichte van de Wmo 2007 Maatwerkvoorziening in plaats van compensatieplicht De eerste verandering is dat de compensatieplicht in de Wmo 2015 niet meer op dezelfde manier terugkomt in de wet. In plaats daarvan wordt de term maatwerkvoorziening geïntroduceerd. Het doel van de maatwerkvoorziening is het leveren van een bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Zelfredzaamheid is in de Wmo 2015 gedefinieerd als in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Participatie als deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. De burger wordt aangesproken op wat er redelijkerwijs van hemzelf verwacht mag worden en wat de gemeente aanvullend kan doen. Dit is een andere opdracht dan de opdracht van de huidige Wmo aan de gemeente om burgers te compenseren voor hun beperkingen. 5

6 Geen compensatiedomeinen meer De tweede verandering is het feit dat de domeinen van de Wmo 2007, waarop de gemeente de burger met belemmeringen moest compenseren, in de Wmo 2015 niet meer genoemd worden. Voor de nieuwe taken zijn geen domeinen meer opgenomen. In plaats daarvan wordt gesproken over maatwerkvoorzieningen bieden ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, beschermd wonen en opvang. Huishoudelijke hulp wordt in de nieuwe Wmo 2015 ook niet meer genoemd. Dit betekent echter niet dat de gemeente deze hulp niet meer hoeft in te zetten als dit de meest passende oplossing in een individuele situatie is. Versterking positie cliënt in de toegangsprocedure Ten derde is de positie van de cliënt in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. In de procedure wordt onderscheid gemaakt tussen een melding en de aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Na een melding doet de gemeente onderzoek. Voor het onderzoek naar een gemelde hulpvraag geeft de wet een maximale termijn van zes weken en voor het afhandelen van een aanvraag een maximale termijn van twee weken. Na een melding volgt in de regel een gesprek met de melder. De melder wordt gewezen op de mogelijkheid zich door een cliëntondersteuner te laten bijstaan en op de mogelijkheid om zelf een ondersteuningsplan te maken. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de melder om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen. Vervolgens wordt beoordeeld of een mantelzorger / vrijwilliger of een algemene voorziening een oplossing kan bieden. Pas wanneer dat niet voldoende is, komt de melder in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Van dit gesprek wordt altijd schriftelijk verslag gemaakt dat de basis kan zijn voor een eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Uiteraard is het ook mogelijk dat de melder na een kort gesprek geholpen is met een goede verwijzing en zichzelf verder kan redden. Dan is een verslag niet altijd nodig en hoeft er geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening te worden ingediend. Toegankelijkheid en veiligheid In de Wmo 2015 is expliciet de bevordering van een inclusieve samenleving en de veiligheid in de leefomgeving toegevoegd. Dus het bevorderen van toegankelijkheid en de veiligheid van voorzieningen en diensten. In de nieuwe wet zijn verder bepalingen opgenomen over geweld in de hulpverlening en in huiselijke kring. Richtinggevende kaders Voor de bepaling van de reikwijdte van de gemeentelijke verantwoordelijkheid zijn de volgende kaders richtinggevend: 1. De Wmo 2015 en dan met name het artikel over de maatwerkvoorziening. 2. De sociale agenda , het Beleidsplan Wmo en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Voor al het sociaal beleid geldt de sociale agenda als kader waarbinnen het sociaal beleid in de gemeente Epe wordt ingericht. De basisprincipes zijn zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. In aansluiting op deze sociale agenda heeft de gemeente Epe een Beleidsplan Wmo vastgesteld met als belangrijkste uitgangspunten: keuzevrijheid voor inwoners, financiële beheersbaarheid, eigen kracht, zorg en ondersteuning dichtbij georganiseerd, ondersteuningsaanbod afgestemd op leefgebieden van de inwoner en vergroting van participatiemogelijkheden van de inwoner. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 is opgenomen dat de gemeente op onderdelen nadere regels kan stellen. De nadere regels met betrekking tot maatwerkvoorzieningen zijn uitgewerkt in deze Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning De jurisprudentie met betrekking tot de Wmo Deze jurisprudentie heeft in de afgelopen jaren richting gegeven aan de reikwijdte van de compensatieplicht. Uit die jurisprudentie zijn bepaalde algemene grenzen af te leiden. Bijvoorbeeld het feit dat een gemeente verschillende tarieven voor het persoonsgebonden budget (pgb) ten behoeve van huishoudelijke ondersteuning mag hanteren. Een tarief voor een particulier mag lager zijn dan een tarief voor een medewerker van een thuiszorgorganisatie. Deze jurisprudentie blijft onder de nieuwe Wmo van kracht voor zover nog relevant onder de Wmo 2015 en tenzij uit nieuwe jurisprudentie het tegendeel blijkt. 6

7 4. De huidige Awbz praktijk met betrekking tot de taken die naar de Wmo 2015 gaan (begeleiding, dagbesteding, vervoer en kortdurend verblijf). De grenzen die daarvoor in de Awbz zijn aangegeven kunnen als uitgangspunt worden genomen. Gemeenten hoeven niet meer te doen dan in de Awbz gangbaar was. Uiteraard mag een gemeente wel meer doen, maar het beschikbare budget zal hiervoor weinig ruimte bieden. 5. Voorzieningen en zorg die op grond van andere wetten zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) worden geleverd, vallen niet onder de Wmo Overigens wil dit niet zeggen dat voorzieningen die niet onder de Zvw of Wlz worden geleverd automatisch onder de Wmo 2015 vallen. Een voorbeeld is de rollator die uit het basispakket van de Zvw is gehaald. Deze hoeft niet onder de Wmo 2015 vergoed te worden. De rollator is daarmee algemeen gebruikelijk geworden en burgers betalen die zelf. 6 De gemeentelijke budgetten voor de Wmo taken zoals bepaald in het regeerakkoord, de zorgakkoorden van 2013 en 2014, de afspraken met betrekking tot. de rijksbegroting 2014 en de meicirculaire, gemeente Epe Zoals bekend gaat de decentralisatie van de Wmo gepaard met behoorlijke kortingen op het budget (ook al zijn deze kortingen met name in het overgangsjaar 2015 verzacht). 7. Het in de Wmo 2015 bepaalde overgangsrecht voor verschillende doelgroepen. Voor burgers met een Wmo-voorziening heeft de gemeente Epe in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 een overgangsrecht van zes maanden opgenomen 1. Voor burgers in een beschermde woonvorm (Awbz) geldt een overgangsrecht van 5 jaar en geen bezuiniging op het budget. De overige Awbz gebruikers krijgen een overgangstermijn van één jaar tot uiterlijk 1 januari Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht, Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Epe De cliënt behoudt het recht op de CIZ-indicatie. De gemeente mag de ondersteuning / voorziening die met de CIZ-indicatie is verzilverd wel anders invullen 7

8 Ten geleide De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de verdere Kanteling van de Wmo is geen statisch gebeuren. Onder invloed van de praktijk ontstaat er nieuwe jurisprudentie en die zal weer zijn plaats moeten krijgen in - met name - de beleidsregels. Daardoor winnen deze regels aan invloed. Beleidsregels vinden hun basis in de Algemene wet bestuursrecht en zijn voor gemeenten evenzeer bindend als de verordening. Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente de eigen regels, zoals neergelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016 wel correct heeft gehanteerd. De voor u liggende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2016 bevorderen de taak van de gemeente Epe bij: het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving 8

9 HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN In de nieuwe Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk nadrukkelijk voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de burger niet zelf of met de hulp van dat netwerk tot participatie kan komen. De gedachte die jaren geleden met De Kanteling al is ingezet, wordt nu in de wet verankerd. 1.1 Zelfredzaamheid Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure in de nieuwe Wmo Dit betekent dat zelfredzaamheid tijdens het gesprek met de zorgvrager, nog meer dan voorheen, het vertrekpunt is. De omschrijving van zelfredzaamheid bevat twee elementen: 1. het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL); 2. het voeren van een gestructureerd huishouden. Reikwijdte algemene dagelijkse levensverrichtingen Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van een deel van de persoonlijke verzorging. De ADL-uitgangspunten worden gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van aantoonbare lichamelijke en of geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan uitvoeren, zal hulp nodig hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, zelfs niet langer thuis kunnen blijven wonen. Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende ADL-verrichtingen van belang: ondersteuning bieden bij het in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact. Bij de beoordeling in hoeverre iemand zelfredzaam is op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt nadrukkelijk gekeken naar: het bieden van ondersteuning bij het laten uitvoeren van deze handelingen door de inwoner zelf. Bijvoorbeeld; aansporen om uit bed te komen of juist naar bed te gaan, aansporen om te eten en te drinken, aansporen om medicijnen in te nemen etc. Soms bestaat (ook) behoefte aan aanvullende ondersteuning bij de ADL-verrichtingen, zoals aansporing om onder de douche te gaan (lichamelijke hygiëne). Onder de Awbz was deze laatste vorm van ondersteuning onderdeel van de functie persoonlijke verzorging. Na inwerkingtreding van de Wmo 2015 valt deze ondersteuning, die niet ingegeven is door een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Reikwijdte gestructureerd huishouden Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld. 1.2 Participatie Op grond van de Wmo 2015 gaat het bij participatie om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen. 9

10 1.3 Financiële zelfredzaamheid In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 is bepaald dat gemeenten rekening houden met de mogelijkheden die iemand heeft om zelf in financiële zin kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te nemen. De discussie loopt of gemeenten ook rekening mogen houden met het vermogen van iemand. Dus niet alleen met het inkomen uit vermogen. Uit de Wmo 2015 en uit de jurisprudentie kan nog geen heldere lijn worden gehaald. Aan de ene kant heeft de Centrale Raad van Beroep in meerdere uitspraken duidelijk gemaakt dat gemeenten geen absolute inkomensgrenzen mogen hanteren om mensen buiten de Wmo te sluiten. Aan de andere kant is er jurisprudentie waarbij de Raad wel rekening hield met het financiële vermogen van burgers om zelf in een oplossing te voorzien. Enkele voorbeelden zijn: - Van een oudere persoon die zijn auto heeft verkocht omdat hij het niet meer veilig vindt om te rijden en bij de Wmo aanklopt voor een scootmobiel, mag worden verwacht dat hij met de opbrengst van de auto op eigen kosten een scootmobiel aanschaft. - Een echtpaar met twee huizen in bezit, verkoopt het aangepaste huis, gaat wonen in het niet aangepaste huis en vraagt bij de Wmo nieuwe woningaanpassingen aan. De rechter oordeelde dat het echtpaar bij de verkoop van de woning rekening had kunnen houden met de noodzakelijke aanpassingen van het andere huis. - Een oudere persoon die servicekosten van een particulier serviceappartement zelf betaalde en huishoudelijke ondersteuning bij de Wmo aanvroeg, kreeg van de rechter te horen dat gelet op de hoge eigen bijdrage voor de servicekosten en het vermogen waarover de persoon beschikte, hij de huishoudelijke ondersteuning zelf kon betalen. - Een echtpaar koopt een huis voor een miljoen euro en vraagt de woningaanpassingen bij de gemeente aan. De gemeente vindt dat zij in staat zijn de aanpassingen zelf te betalen gelet op de prijs die ze voor een huis kunnen betalen. De rechter gaat hier in mee. - Een persoon die altijd particuliere hulp heeft gehad, vraagt om huishoudelijke ondersteuning uit de Wmo nadat de particuliere hulp ermee opgehouden is. Omdat er in zijn situatie verder niets is veranderd, wordt hij geacht de huishoudelijke ondersteuning net als voorheen zelf te regelen en te betalen. In de Wmo 2015 wordt gesteld dat gemeenten burgers niet vanwege hun inkomen en vermogen mogen uitsluiten van de Wmo. Bij het gesprek zal de gemeente nagaan of de aanvrager zelf in een oplossing kan voorzien. Het kan niet anders of de financiële zelfredzaamheid zal daarbij aan de orde komen. Er ligt nu eenmaal een verband tussen de zelfredzaamheid van een persoon en diens financiële omstandigheden. Zoals het er nu uitziet, kan de gemeente daar alleen op vrijwillige basis een beroep op doen. De verwachting is dat ook met de Wmo 2015 de juridische discussie over financiële zelfredzaamheid door zal gaan. 1.4 Gebruikelijke hulp Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die- ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning wordt beoordeeld aan de hand van de concrete en feitelijke situatie. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen en voordeur door elkaar lopen. Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdrage leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen en het helpen bij de afwas. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de 10

11 huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (bijvoorbeeld door regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd worden. In situaties korter dan drie maanden moet alle hulp door de gebruikelijke zorger worden geboden. Gebruikelijke begeleiding Voor zorg van ouders ten opzichte van hun kinderen geldt dat gebruikelijke begeleiding onder gebruikelijke hulp valt. Onder gebruikelijke begeleiding behoort: - het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie; - het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek en huisarts; - het bieden van hulp of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie; - het leren omgaan van derden (familie en vrienden) met de cliënt; - het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 17 jaar zowel in kortdurende als langdurige situaties gebruikelijk. Het rijk heeft in het kader van de Awbz een richtlijn ontwikkeld voor gebruikelijke hulp voor ouders ten opzichte van hun kinderen. Gekozen is om deze richtlijnen niet op te nemen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015, omdat dit niet aansluit bij de Kantelingsgedachte. 1.5 Mantelzorg en bovengebruikelijke zorg Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die rechtstreeks voortvloeien uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van hulpverlenend beroep. Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt bovengebruikelijke zorg genoemd. Tot 2013 was mantelzorg per definitie bovengebruikelijke zorg die voor vergoeding in het kader van de Awbz in aanmerking kwam. In de Wmo 2015 blijft mantelzorg in principe vrijwillig. Wel krijgt de gemeente de opdracht om eerst na te gaan of het probleem van de cliënt met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met het eigen sociaal netwerk of de mantelzorger wordt afgesproken dat deze bovengebruikelijke zorg levert. 3 Bij deze afweging dient de gemeente de belangen en de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen. Inzet van respijtzorgvoorzieningen kan de draagkracht van de mantelzorger versterken. Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen zelfstandig recht op een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel krijgt de gemeente de opdracht de mantelzorger(s) te betrekken bij het gesprek en na te gaan of behoefte bestaat aan ondersteuning vanuit algemene voorzieningen. 3 Het Rijk heeft in het kader van de Awbz richtlijnen ontwikkeld voor gebruikelijke- en bovengebruikelijk hulp. Gekozen is om deze richtlijnen niet op te nemen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015, omdat dit niet aansluit bij de Kantelingsgedachte. 11

12 1.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo te worden verstrekt. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze: - niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, én; - in de reguliere handel verkrijgbaar is, én - in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten. Heel duidelijk zijn deze criteria niet. De jurisprudentie verwoordt het zo: een voorziening waarvan aannemelijk is te achten dat belanghebbende daarover ook zou hebben beschikt als hij niet gehandicapt was. 4 Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat een voorziening voor de ene persoon wel algemeen gebruikelijk kan zijn en voor de ander niet. Zo kunnen beugels in het toilet voor een persoon van boven de 70 jaar algemeen gebruikelijk zijn, maar voor een jongere persoon die na een ongeluk gehandicapt is geraakt, niet. Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin: - de handicap plotseling ontstaat, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal aangeschaft of vervangen moeten worden; - de aanvrager een inkomen heeft, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem geldende bijstandsnorm dreigt te komen. Er is geen complete lijst van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, maar voorbeelden zijn: - tandem (met uitzondering van een ouderkind tandem); - fiets met lage instap, ligfiets; - spartamet/ tandemmet; - rollator; - elektrische fiets/tandem (al dan niet met lage instap) voor een persoon van 16 jaar en ouder; - bakfiets, fietskar, aanhangfiets; - personenauto en de gebruikskosten die daaraan verbonden zijn; - autoaccessoires: airconditioning, stuurbekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak; - eenhendelmengkranen; - thermostatische kranen; - keramische- of inductiekookplaat; - verhoogd toilet of toiletverhoger; - tweede toilet/sanibroyeur; - renovatie van badkamer en keuken na 20 jaar *; - antislipvloer/coating; - wandbeugels; - zonwering (inclusief elektrische bediening); - ophogen tuin/bestrating bij verzakking; - luchtbevochtiger; - wasdroger; - korfladen; - elektrische garagedeuropener; - oplaadpunt ten behoeve van opladen elektrisch vervoermiddel; - tweede toilet (tenzij eerste toilet niet toegankelijk is vanwege beperkingen). * Bij de Wmo wordt ervan uit gegaan dat elke badkamer of keuken eens in de zoveel jaar vernieuwd wordt. Bij een aanvraag voor een woningaanpassing van een badkamer of keuken wordt rekening gehouden met de leeftijd van de badkamer of keuken. 4 Zie o.a. CRvB , nr. 09/

13 1.7 Algemene voorzieningen De definitie van een algemene voorziening in de Wmo 2015 luidt: een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening. Dit betekent dat de gemeente eerst beoordeelt of het probleem van een persoon met een beperking kan worden opgelost door middel van een algemene voorziening. De zin zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk moet wel in de context worden bekeken. Het betekent in dit verband dat de gemeente voor deze voorziening geen beschikking afgeeft. 5 De voorziening in kwestie zal wel een toegangstoets doen of iemand tot de doelgroep van de voorziening behoort Bijvoorbeeld: om gebruik te maken van een passantenverblijf zal de cliënt moeten aantonen dat hij dakloos is. De Wmo 2015 biedt gemeenten meer mogelijkheden om voor voorzieningen te verwijzen naar gesubsidieerde of commerciële algemene voorzieningen. Voorbeelden van algemene voorzieningen die (mede) door de gemeente Epe gefinancierd zijn: - Peuterspeelzaalwerk - Algemeen Maatschappelijk Werk - Schuldhulpverlening - Repaircafé - GGD - Welzijnswerk - Maaltijdvoorziening - Was- en strijkservice Voorbeelden van algemene voorzieningen in de (commerciële) markt, zijn: - Kinderopvang - Glazenwasser - Tuinonderhoud - Maaltijdvoorziening Voor informatie over maatwerkvoorzieningen, zie hoofdstuk Goedkoopst compenserend Dit begrip is ontleend aan de praktijk van de voormalige Wet voorziening gehandicapten en wordt ook in de Awbz en de Wmo toegepast. De gemeente mag de voorziening die het goedkoopst compenserend is inzetten. Dit begrip betekent zoveel als dat de voorziening doelmatig moet zijn. Het begrip heeft zowel betrekking op een voorziening in natura als op een persoonsgebonden budget (pgb). Om tot een budgetbepaling te komen, wordt de hoogte van het pgb gekoppeld aan de tegenwaarde van de in natura te verstrekken goedkoopst compenserende voorziening. Een gemeente die door het afsluiten van een contract met een leverancier een inkoopvoordeel heeft behaald, kan bij het bepalen van de hoogte van het pgb rekening houden met dit voordeel. Een cliënt die een duurdere voorziening wenst dan de voorziening die het goedkoopst compenserend is, betaalt de meerkosten zelf. Voor het vervoer van en naar de dagbesteding kan het principe goedkoopst compenserend tot 5 Het verwijzen van cliënten naar een algemene voorziening of het geven van inzicht dat zij bepaalde zaken wellicht ook zelf zouden kunnen doen of regelen, is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Van een besluit is pas sprake nadat een aanvraag is ingediend en daarop is beslist. 13

14 gevolg hebben dat een cliënt die naar een andere dagbestedingslocatie wil dan de voorziening die het dichtst bij zijn woonplaats is gevestigd, de meerkosten van het vervoer zelf moet betalen. 1.9 Voorzienbaarheid In de jurisprudentie is over dit begrip nog geen duidelijkheid. Het begrip is vooral van toepassing op ouderen die een Wmo-voorziening aanvragen. Een oudere die een aantal jaren ingeschreven staat voor een appartement of serviceflat en op het moment van verhuizing een verhuiskostenvergoeding bij de Wmo aanvraagt, had deze verhuizing kunnen zien aankomen en daarvoor kunnen reserveren. Mogelijk geldt het criterium ook voor de aanvragen voor huishoudelijke ondersteuning en bepaalde woningaanpassingen. Bij het ouder worden mag van mensen gevraagd worden dat zij anticiperen op beperkingen die te maken hebben met ouderdom en daarvoor reserveren. Voor huishoudelijke ondersteuning vindt de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat deze bij een zeker inkomen en bij een zekere leeftijd als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Daarnaast wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst. Bij de keuze van een nieuw te betrekken woning mag uiteraard verwacht worden dat men rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of te verwachten beperkingen rekening wordt gehouden. Kosten hiervoor komen voor eigen rekening. Blijft men wonen in de huidige woning, dan wordt van de burger verwacht te anticiperen op, en te reserveren voor de toekomst. Er zijn voorzieningen waarvan voorzienbaar is dat deze ooit nodig zullen zijn, en waarvoor men zelf dient te zorgen. Dit zijn ook algemeen gebruikelijke voorzieningen. - wandbeugels; - extra trapleuning; - dorpels in de woning verwijderen; - opheffen van niveauverschillen bij de voordeur en achterdeur m.b.v. oprijplaat of - ophogen straatwerk; - verwijderen bad of douchecabine en realiseren douche zonder instap, voor zover het gaat om reguliere renovatie. 14

15 HOOFDSTUK 2 TOEGANGSPROCEDURE De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. Burgers moeten zich eerst melden bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Dan gaat de gemeente onderzoek doen naar wat de aanvrager precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit geregeld wordt, is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager al behandeld wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt. In de praktijk gebeurde dit onder de oude Wmo ook. Dit is een uitvloeisel van het keukentafelgesprek en de Kantelingsgedachte. Nu wordt deze werkwijze in de nieuwe wet expliciet benoemd. 2.1 Procedurele bepalingen Melding hulpvraag Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij de gemeente worden gemeld. De gemeente bevestigt de ontvangst van de melding altijd schriftelijk. Aandachtspunten: Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet (of voorliggende voorziening) kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Leerplichtwet, Wet langdurige zorg (Wlz), Participatiewet, Jeugdwet of Wet publieke gezondheid (Wpg). De gemeente moet na de melding van de hulpvraag in het onderzoek dus eerst zorgvuldig nagaan of de melding thuishoort in de Wmo. Clientondersteuning De gemeente wijst de cliënt en zijn mantelzorger(s) voorafgaande aan het onderzoek op de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van gratis cliëntondersteuning. 6 Bij deze cliëntondersteuning vormt het belang van de cliënt het uitgangspunt. Vooronderzoek - De gemeente onderzoekt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek. - Voor het gesprek verschaft de cliënt de gemeente alle overige gegevens die naar het oordeel van de gemeente voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument ter inzage. - Als de cliënt bekend is bij de gemeente kan de gemeente, in overeenstemming met de cliënt, afzien van een vooronderzoek. Er kunnen immers gewijzigde omstandigheden zijn, die bij een melding nog niet duidelijk zijn. - De gemeente brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk ondersteuningsplan op te stellen waarin hij de omstandigheden beschrijft en aangeeft op welke maatschappelijke ondersteuning hij naar zijn mening het meest is aangewezen. Het zelf kunnen indienen van een persoonlijk ondersteuningsplan vergroot de mogelijkheden voor eigen regie van cliënten en hun mantelzorgers. De gemeente stelt de cliënt na de melding gedurende zeven dagen in de gelegenheid het plan te overhandigen. Aandachtspunten: De Wmo 2015 kent de term vooronderzoek niet. In de verordening wordt hiermee bedoeld een ambtelijke voorbereiding op het gesprek. Het vooronderzoek dient zo nodig plaats te vinden in samenspraak met de cliënt, omdat de cliënt in deze fase gegevens moet overleggen. Op basis van deze gegevens besluit de gemeente of de melding onder de Wmo valt en er een gesprek zal plaatsvinden voor verder onderzoek. 6 De gemeente Epe heeft op 7 juli 2014 ingestemd met het voorstel ( ) om voor 2015 een overeenkomst te sluiten met MEE Veluwe aangaande cliëntenondersteuning. De organisatie van cliëntondersteuning na 2015 wordt nog nader uitgewerkt. 15

16 Voor het opstellen van een persoonlijk ondersteuningsplan krijgt de cliënt zeven dagen de tijd. Deze zeven dagen vallen binnen de afhandelingstermijn van zes weken. De gemeente betrekt het betreffende persoonlijke ondersteuningsplan bij het gesprek. Gesprek - De gemeente onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: A de behoefte en persoonskenmerken van de cliënt; B. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; C de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om te voorkomen dat de cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening en de behoefte van een cliënt aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang; D. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zelfredzaamheid of zijn participatie. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om te voorkomen dat de cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening en de behoefte van een cliënt aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang; E. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; F. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of zijn participatie. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om te voorkomen dat een cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening en de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang; G. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan de verbetering van zijn zelfredzaamheid en zijn participatie of de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang; H. de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening te verstrekken, waarvoor de cliënt na het voeren van een gesprek een aanvraag kan indienen. I. welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd is. J. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze. - Indien de cliënt een persoonlijk ondersteuningsplan aan de gemeente heeft overhandigd, betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek. - De gemeente informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, de rechten en plichten, de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken. Voor de criteria voor een pgb zie Notitie Het persoonsgebonden budget in de Wmo en de Jeugdwet 2015, in de bijlage van deze beleidsregels. Aandachtspunten: De gemeente dient na melding van een inwoner een onderzoek uit te voeren om de leefsituatie van de cliënt zo volledig mogelijk in beeld te brengen. Het na melding verwijzen naar een algemene voorziening volstaat niet, tenzij de inwoner hier zelf expliciet om vraagt. Zie het voorbeeld in het kader. 16

17 Neem de eenzame oudere, die op zich wel over geld beschikt maar niet over contacten, die zich via het buurtwerk tot de gemeente wendt met de volgende vraag: Ik zit maar binnen en kom de deur niet meer uit en zie haast niemand. Dat komt vooral doordat ik niet meer zelf de boodschappen kan doen en aangewezen ben op tafeltje dekje en de boodschappendienst. Als ik nu maar weer eens zelf die boodschappen kan doen. Elke dag even naar de bakker voor een broodje en een praatje, of de haringkar In de huidige Wmo praktijk kan de gemeente verwijzen naar de algemeen gebruikelijke oplossingen (dat zijn geen voorzieningen) als Albert en Meals on Wheels. Het zou best eens kunnen dat als de rechter de Memorie van Toelichting leest dat minder snel zal accorderen en bovendien zal willen zien dat in kaart is gebracht hoe dan op andere wijze de eenzaamheid is bestreden op een wijze die bij de man/vrouw past! Daarbij zal het herhaaldelijk in de Kamerstukken gehanteerde begrip voorkeuren van de cliënt een behoorlijke importantie hebben. Alleen als er een onderzoek zoals beschreven in de wet is uitgevoerd kan worden vastgesteld dat de behoeften behoorlijk in kaart zijn gebracht. Een snel en eenvoudig onderzoek als methode is gedoemd te mislukken. 7 Het gesprek vindt, zo mogelijk plaats bij de cliënt thuis, zodat er een totaalbeeld van betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Mantelzorger en hulp vanuit het sociaal netwerk is bovengebruikelijk en vrijwillig van aard en de te verlenen hulp kan niet verplicht worden. Tijdens het gesprek worden ook de mogelijkheden en de grenzen aan de belastbaarheid van mantelzorgers en hun ondersteuningsbehoefte onderzocht. Belangrijk is het vermelden van het gewenste resultaat van de maatschappelijke ondersteuning. Het bereiken van dit resultaat staat centraal in de Wmo Dit resultaat kan worden opgenomen in het verslag en in de beschikking t.b.v. de maatwerkvoorziening en/of algemene voorziening. Ook de financiële gevolgen voor de cliënt, zoals eigen bijdragen, moeten in het gesprek aan de orde komen. De Wmo 2015 is voor iedereen toegankelijk, ongeacht inkomen of vermogen De cliënt is niet verplicht gegevens over zijn financiële positie te overleggen. Verslag - De gemeente zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. Opmerkingen van de cliënt worden als bijlage aan het verslag toegevoegd. - Binnen vijf werkdagen na het gesprek verstrekt de gemeente aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. - De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf dagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij een gesprek heeft gevoerd - Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is. - Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag. Aandachtspunten Het feit dat een cliënt geen zaken aan het verslag van het gesprek kan wijzigen, als hij van mening is dat er onjuistheden in staan, is nadelig voor de positie van de cliënt. Het kan zijn dat er zaken gewijzigd dienen te worden omdat ze niet juist genoteerd of geïnterpreteerd zijn. In dat geval tekent de cliënt voor gezien en kan daarbij aangeven waarom hij niet akkoord is. Het verslag is vormvrij en kan dienen als input voor het persoonlijk ondersteuningsplan. In dat geval dient het als basis voor de aanvraag en zullen gemeente en cliënt beide moeten ondertekenen. 7 Maatwerk in het wetsvoorstel maatschappelijke ondersteuning 2015 van Matthijs Vermaat, Nederlandse Juristenblad, , aflevering 20, p

18 Aanvraag maatwerkvoorziening - Een cliënt of zijn gemachtigde kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij de gemeente door middel van een door de gemeente vastgesteld aanvraagformulier. - De gemeente kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven. - De gemeente neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. Voor de criteria voor een maatwerkvoorziening zie het volgende hoofdstuk. Aandachtspunten: In de Wmo 2015 wordt op de levensterreinen arbeid, onderwijs, wonen, mobiliteit, zorg en preventie een integrale aanpak bepleit: samenhang tussen Wlz, Zvw, Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. Eén coördinerend persoon dient de aanvraag af te stemmen met de cliënt zelf en met andere betrokken partijen en/of andere regelingen. Het resultaat van de ondersteuning wordt in een persoonlijk plan of het verslag van het onderzoek en de aanvraag zelf opgenomen. Hierin wordt dan de samenhang met andere leefgebieden benoemd. In de beschikking dient in elk geval het resultaat van de maatwerkvoorziening te worden opgenomen. In het eerste lid van artikel 7 van de verordening Wmo 2015, gemeente Epe (aanvraag) is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon een aanvraag kan indienen. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging gesteld. Advisering bij beoordeling aanvraag maatwerkvoorziening De gemeente kan een aangewezen adviesinstantie om advies vragen als dit van belang geacht wordt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. De gemeente betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan. Aandachtspunten: Het is belangrijk dat de advisering onafhankelijk is om te voorkomen dat het aanbod van een welzijns- of zorgaanbieder bepalend wordt voor het advies. De cliënt zelf dient altijd betrokken te worden bij het advies. Nu staat er in de verordening Wmo 2015 gemeente Epe dat een cliënt verplicht is medewerking te verlenen. Persoonlijk ondersteuningsplan - Het format voor het persoonlijk ondersteuningsplan is door cliënten zelf in te vullen. Het is een cliënt georiënteerd hulpmiddel dat in het primaire proces wordt ingezet. Gedeelde besluitvorming is de kern van dat proces. - Het verslag van het onderzoek is gelijk aan het ondersteuningsplan. Het is belangrijk dat dubbelregistratie wordt voorkomen. - Het persoonlijk ondersteuningsplan is zowel voor de cliënt als voor betrokken hulpverleners toegankelijk. - Het persoonlijk ondersteuningsplan is bondig, eenvoudig en kort als het kan, complex en uitgebreid als het nodig is. - Het persoonlijk ondersteuningsplan is afgestemd op eventuele ondersteuningsplannen van andere gezinsleden dan wel afgestemd op mogelijkheden en behoeften van deze gezinsleden. - Er wordt een toelichting voor het invullen van het format ontwikkeld. - Het format zal de komende jaren verder ontwikkeld worden. Beschikking - In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 18

19 - Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. daar waar mogelijk, wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt; d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. - Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. - Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd. Aandachtspunten: Het verwijzen van cliënten naar een algemene voorziening of het geven van inzicht dat zij bepaalde zaken wellicht ook zelf zouden kunnen doen of regelen, is geen besluit in de zin van de Awb. Van een besluit is pas sprake nadat een aanvraag is ingediend en daarop is beslist. Is de cliënt het niet eens met de verwijzing naar een algemene voorziening dan kan hij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening doen. De gemeente moet wel registreren dat een persoon is verwezen naar een algemene voorziening. In de praktijk zal er vaak een combinatie van algemene- en maatwerkvoorzieningen zijn. In dit geval dient de gemeente wel een beschikking af te geven. De gemeente dient bovendien in de beschikking te motiveren hoe de aanvrager gecompenseerd wordt. De gemeente mag alle voorzieningen die zij als maatwerkvoorziening kan aanbieden ook als algemene voorziening aanbieden m.u.v. beschermd wonen. Niet in alle gevallen is het duidelijk wat de ingangsdatum is van een verstrekking, denk hierbij aan scootmobielen en trapliften. In dit geval wordt de datum aangehouden waarop de rapportage is afgerond. Duur van de voorziening (tijdelijk of blijvend) is afhankelijk van wat is opgenomen in het ondersteuningsplan. 2.2 Redelijke termijn volgens Algemene wet bestuursrecht Onder de Wmo 2007 had de gemeente, vanaf de aanvraag, de gehele beslistermijn om een zorgvuldig onderzoek uit te voeren. Dit betekende dat de gemeente in de meeste gevallen minimaal 8 weken de tijd had voor het onderzoek. Op grond van artikel lid 1 Wmo 2015 heeft de gemeente maximaal 6 weken de tijd voor een zorgvuldig onderzoek. Daarbij wordt in artikel lid 2 Wmo 2015 aangegeven op welke punten onderzoek moet plaatsvinden. Dit is uitgebreider dan onder de oude Wmo waar een dergelijke verplichting niet gold. De gemeente krijgt dus minder tijd voor een veel uitgebreider zorgvuldig onderzoek. Een termijn van maximaal zes weken wordt in de Wmo 2015 dus redelijk geacht om de melding te onderzoeken. Mocht langer nodig zijn, dan wordt de cliënt op de hoogte gesteld. Wanneer de uitkomsten van het onderzoek uitblijven en/of de cliënt is het hier niet mee eens, staat het de cliënt vrij na zes weken een formele aanvraag in te dienen. Op die aanvraag dient de gemeente dan vervolgens binnen de gestelde termijn van twee weken te beslissen. In totaal duurt de procedure dan 8 weken conform de Awb. 19

20 HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING Het verschil tussen maatwerkvoorziening en individuele voorziening wordt als volgt uitgelegd in de Wmo 2015: het begrip maatwerkvoorziening duidt beter dan het voorheen gebruikelijke begrip individuele voorziening aan dat het niet gaat om één of meer concrete en herhaalbaar in te zetten aanbod van activiteiten en voorzieningen, maar op een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel van maatregelen. 3.1 Resultaat maatwerkvoorziening Een maatwerkvoorziening is dus een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van: A. zelfredzaamheid en participatie B. beschermd wonen en opvang. A. Zelfredzaamheid en participatie De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. Te bereiken resultaat De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven. B. Opvang en beschermd wonen De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten (al dan niet in verband met risico s voor veiligheid) voor zover de cliënt deze problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. Te bereiken resultaat De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Resultaatverplichting Toch hebben gemeenten ook in de Wmo 2015 een resultaatverplichting. Het uitgangspunt is dat zelfredzaamheid en meedoen de verantwoordelijkheid is van mensen zelf. Maar gemeenten zijn gehouden om beleid te maken ter ondersteuning van mensen die niet volledig zelf kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid en participatie, of behoefte hebben aan beschermd wonen of opvang. 3.2 Afwegings- en afwijzingsgronden maatwerkvoorziening Afwegingsgronden De maatwerkvoorziening dient te zijn afgestemd op: A. de leefomstandigheden en mogelijkheden van de cliënt; B. zorg en overige diensten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet; C. jeugdhulp, als bedoeld in de jeugdwet, die de cliënt ontvangt of kan ontvangen; D. onderwijs dat de cliënt volgt dan wel zou kunnen volgen; E. betaalde werkzaamheden; F. scholing die de cliënt volgt of kan volgen; G. ondersteuning inzake de Wet werk en bijstand; 20