RISICOBEOORDELING INZAKE AANWEZIGHEID VAN PYRROLIZIDINE ALKALOÏDEN IN VOEDER VOOR PAARDEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RISICOBEOORDELING INZAKE AANWEZIGHEID VAN PYRROLIZIDINE ALKALOÏDEN IN VOEDER VOOR PAARDEN"

Transcriptie

1 RIVM-RIKILT FRONT OFFICE VOEDSELVEILIGHEID RISICOBEOORDELING INZAKE AANWEZIGHEID VAN PYRROLIZIDINE ALKALOÏDEN IN VOEDER VOOR PAARDEN Risicobeoordeling aangevraagd door: Rob Theelen (VWA, Bureau Risicobeoordeling) Datum aanvraag: Datum risicobeoordeling: Coördinator: Ron Hoogenboom (RIKILT) Opsteller(s) risicobeoordeling: Astrid Bulder (RIKILT) Toetser(s) risicobeoordeling: Ron Hoogenboom (RIKILT), Bert-Jan Baars (Externe consultant, Ede, voor RIVM) Projectnummer RIVM: V/320110/08/AA Projectnummer RIKILT: Dit advies is tot stand gekomen met medewerking van Paul Bikker (WUR- Animal Sciences Group), Aad van Ast (WUR Gewas- en onkruidecologie), Ton Rotteveel (Plantenziektenkundige Dienst), Guillaume Counotte en Jet Mars (Gezondheidsdienst voor Dieren) en Johanna Fink-Gremmels (Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht). Onderwerp RIKILT heeft een rapport opgesteld met de titel: Dutch survey on the occurence of pyrrolizidine alkaloids in animal forage, van Mulder et.al. In dit rapport worden gehaltes van verschillende alkaloïden gepresenteerd in diervoeders uit Nederland. In luzerne bleken hoge gehalten pyrrolizidine alkaloïden voor te komen, met een maximum van 5,4 mg/kg luzerne. De alkaloïden lijken met name afkomstig van klein kruiskruid, een veel voorkomende inheemse wilde plant. Vraagstelling In Nederland bestaat veel publieke aandacht voor jacobskruiskruid, met name bij mensen die paarden houden. Door deze mensen wordt het jacobskruiskruid beschouwd als de bron van een groot aantal gevallen van vergiftiging van paarden. Volgens anderen daarentegen wordt dit schromelijk overdreven en zou sterfte door vergiftiging van paarden door het eten van jacobskruiskruid beperkt zijn. Het is daarom van belang een goede indicatie te hebben van de relatie tussen de aanwezigheid van alkaloïden in voeders verontreinigd met wilde inheemse planten en de sterfte van paarden die deze voeders consumeren. Daarom de volgende vragen: 1. Zijn de diervoeders die in het rapport gepresenteerd worden representatief voor de voeders die in Nederland aan paarden gevoederd worden? 2. Indien dat níet het geval is, welk onderzoek is nodig om gegevens van representatieve voeders te verkrijgen. 3. Indien de voeders wel representatief zijn voor de vervoedering aan paarden, wat is de blootstelling van paarden aan alkaloïden door de inname van Nederlandse voeders. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor denkbare variatie tussen paarden- en ponyrassen, het gebruik van het paard (bijvoorbeeld wijze van stalling, rijpaarden versus andere gebruiksvormen), dan wel andere factoren die van invloed zouden kunnen zijn op de wijze en mate van vervoederen. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 1

2 4. Getracht moet worden aan te geven wat het relatieve belang is van verschillende inheemse planten aan de totale blootstelling van paarden aan de alkaloïden. Geeft jacobskruiskruid de hoogste bijdrage? 5. Tenslotte wordt gevraagd te beoordelen welke schadelijke gevolgen voor de gezondheid van paarden bij de blootstellingsniveaus te verwachten zijn, met de nadruk op sterfte. Conclusies 1) Op basis van een grove kwalitatieve analyse zijn de diervoeders zoals gerapporteerd in Dutch survey on the occurrence of pyrrolizidine alkaloids in animal forage representatief voor het paarden(ruw)voer in Nederland. Dit is zowel op basis van geografie als op voedersamenstelling. Het aandeel krachtvoer is echter niet vertegenwoordigd, import- en exportgegevens zijn niet verkregen en niet alle productielocaties konden achterhaald worden. 2) Er zou meer inzicht moeten komen in de ingrediënten voor het krachtvoer, zowel qua samenstelling als PA gehalten. Daarnaast zou het consequent toevoegen van de productielocatie en oogstdatum op de monsterrelaasformulieren de betrouwbaarheid van de uitspraken over representativiteit en lokaliteit van de contaminatie verhogen. 3) Voor paarden is een minder eenduidig voederregime vast te stellen dan bij voedselproducerende landbouwhuisdieren. De factoren die bij de blootstellingsberekening van belang zijn, zijn weidegang (minder gedroogde producten), gebruiksdoel, leeftijd, gewicht, hoeveelheid beweging, en kwaliteitskeuze van het ruwvoer. Op basis van 2 scenario s en de aangetroffen gehaltes is berekend dat in Nederland de maximum inname van PA s door pony s/paarden via ruwvoer µg/kg lichaamsgewicht per dag kan zijn. Hierbij is inname van PA s via het krachtvoer niet meegerekend omdat daar geen meetgegevens van waren. 4) Op basis van de PA-patronen in de geanalyseerde monsters is het aandeel PA s dat paarden in Nederland via het voer binnen krijgen voornamelijk afkomstig van klein kruiskruid in luzerne. 5) Bij een eenmalige inname van µg/kg lichaamsgewicht is geen paardensterfte te verwachten. Echter, bij meer langdurige inname van dit soort gehaltes zijn toxische effecten bij paarden niet uit te sluiten. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 2

3 1. Inleiding Een substantieel aantal intoxicaties van dier en mens, veroorzaakt door de consumptie van bepaalde planten, is toe te schrijven aan de in deze planten aanwezige pyrrolizidine-alkaloïden (PA s, van Engelen et al., 1997). De algemene structuur van PA s is weergegeven in figuur 1. Figuur 1. Chemische structuur van pyrrolizidine alkaloïden en hun N- oxides (Van den Borne, 2007). Circa 3% van alle bloeiende planten bevatten PA s; het jacobskruiskruid (Jacobaea vulgaris) is in Nederland daarvan de bekendste vertegenwoordiger. In het rapport (Mulder et al. 2009) is aangegeven dat de PA s ook in andere kruiskruiden zitten. Deze worden hieronder verder toegelicht. 2. Vóórkomen en beheer van kruiskruiden Voor het RIKILT rapport Dutch survey on the occurrence of pyrrolizidine alkaloids in animal forage zijn de hoeveelheden en patronen van de verschillende PA s gemeten in klein kruiskruid (Senecio vulgaris), jacobskruiskruid en bezemkruiskruid (Senecio inaequidens). In het rapport zijn de planten zelf al beschreven. In dit FrontOffice advies is de aanvullende informatie meer gericht op vóórkomen en mogelijk beheer van de soorten. Klein kruiskruid Klein kruiskruid is een eenjarig akkeronkruid, dat zich via zaadproductie gemakkelijk verspreidt. Klein kruiskruid is gebonden aan open akkermilieus met een goede nutrienten- en vochtvoorziening en die jaarlijks worden bewerkt. Per jaar kunnen onder gunstige omstandigheden 2 of 3 generaties geproduceerd worden. Klein kruiskruid is op de meeste akker- en tuinbouwpercelen aanwezig en wordt in de meeste gewassen afdoende bestreden door de standaard (chemische) onkruidbestrijding. Zaden kunnen jaren in kiemrust in de grond zitten, waardoor na omploegen van het akkerland een nieuwe lichting zal ontkiemen. Het is een zeer algemeen voorkomen onkruid in Nederland,waardoor eliminatie niet mogelijk is, en verspreiding een feit blijft. Jacobs- en bezemkruiskruid Jacobskruiskruid is een twee- of meerjarige plant die het eerste jaar na ontkieming een rozet met wortelpen en -knoppen vormt, en in het tweede jaar een bloeiwijze maakt. Indien wordt gemaaid of de bloeistengels worden afgegraasd zal de soort opnieuw vanuit de wortel uitlopen en kan zodoende meerjarig van karakter worden.hierdoor kan dit onkruid zich niet gemakkelijk in akkerland verspreiden, omdat de wortelpen bij het omploegen van het akkerland vernield wordt vóórdat er zaad gevormd kan worden. Deze soort gedijt in grasland, waar de wortelpen niet beschadigd wordt. Jacobskruiskruid heeft echter open plekken nodig om zich te vestigen. Verschil in beheer van grasland, waarbij de zode gesloten blijft (bv grasproductie) of juist open plekken krijgt (bv ruw maaien, paardenweiden), bepaalt daarom dus mede de verspreiding van deze soorten samen met bemesting en bestrijding. Eenmaal gevestigd in een zode zijn ze moeilijk uit te roeien, na afmaaien van de bloeiwijze sterft de rozet namelijk niet af maar blijft intact tot een volgend seizoen. Jacobskruiskruid kan zo van een tweejarige plant in een meerjarige plant veranderen. Ook het verwijderen van de rozet zonder (de bovenste delen van) de wortelpen met knoppen heeft weinig zin; de knoppen zullen dan meerdere nieuwe rozetten vormen. Uittrekking/vernietiging van de plant met wortel en al is het meest effectief, echter vanwege de hoge dichtheden of oppervlakten niet altijd haalbaar Chemische bestrijding met groeistoffen is echter effectief, zeker in combinatie met goed graslandbeheer waarbij een open zode niet wordt toegestaan. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 3

4 Bezemkruiskruid is een meerjarige plant die het eerste jaar na ontkieming een rozet met wortelpen en - knoppen vormt, en vanaf het tweede jaar een bloeiwijze maakt. In strenge winters sterft bezemkruiskruid af en moet dan uit zaad terugkomen; in series zachte winters gedraagt bezemkruiskruid zich als een halfheester en is meerjarig. Bezemkruiskruid is een exoot uit Zuid Afrika die in het begin van de vorige eeuw via Zuid Frankrijk Europa binnenkwam en zich vervolgens in de tweede helft van de 20 e eeuw explosief via spoorwegen en snelwegen heeft uitgebreid, ook naar Nederland, Duitsland en Polen. De soort is gebonden aan open, droge en warme standplaatsen en lijkt het vermogen te hebben zich in droge natuurterreinen als de duinen te vestigen. Bezemkruiskruid lijkt geen potentieel te hebben voor de Nederlandse akker- of weidebouw. De soort kan in principe via bermhooi van schrale bermen contaminatie van veevoer veroorzaken (persoonlijke commentaren Aad van Ast, WUR Leerstoelgroep Gewas- en onkruidecologie en Ton Rotteveel, Plantenziektenkundige Dienst). In totaal omvat het geslacht Senecio in Nederland nog ca. negen andere, voornamelijk zeldzame, soorten. Voor het onderscheiden van deze soorten heeft het RIKILT in samenwerking met Alterra de computerapplicatie Determinator ontwikkeld, die zowel in het laboratorium (Windows XP) als in het veld (mobiel) gebruikt kan worden (Van Raamsdonk, 2009). Beheersing Momenteel is er geen nationaal beleid gericht op de beheersing van kruiskruiden, hoewel de planten wel in de belangstelling staan. Het areaal van jacobskruiskruid is de laatste jaren uitgebreid naar het noorden, evenals dat van het opkomende bezemkruiskruid. Waterkruiskruid (Jacobaea aquatica) is zoals de naam aangeeft een plant van natte moerassige weilanden die vroeger veelvuldig in Nederland voorkwam. Die soort is zeldzaam geworden door de ontwatering, op een aantal gebieden na. Bovendien werd er vroeger heel gericht geadviseerd op de pleksgewijze bestrijding, hetgeen effectief lijkt te zijn geweest. Toename van nat natuurbeheer kan echter weer voor uitbreiding zorgen (persoonlijke commentaren Ton Rotteveel, Plantenziektekundige Dienst). Gewasbescherming kan echter wel direct en indirect invloed hebben op het lokaal voorkomen van kruiskruid. Zo wordt Klein Kruiskruid van nature door schimmels in bedwang gehouden. In teelten waar veel fungiciden worden toegepast, zoals bloembollen en fruitteelt, verdwijnen deze schimmels, waardoor een uitbundige groei van klein kruiskruid kan plaatsvinden. In veel tuinbouwteelten wordt klein kruiskruid afdoende bestreden met behulp van de standaard chemische onkruidbestrijding. Of de bestrijdingsniveaus altijd voldoende zullen zijn met het oog op eventuele toxische verontreiniging van producten is nu nog niet duidelijk. In de biologische teelt is de bestrijding van klein kruiskruid aanzienlijk lastiger dan in de conventionele teelt. Wat bovenstaande betekent met betrekking tot het optreden van toxisch relevante kruiskruidresten in biologische en andere producten is echter niet duidelijk (persoonlijke commentaren Ton Rotteveel, Plantenziektenkundige Dienst). Variaties in gehalten Vraat kan de hoeveelheid alkaloïden in de kruiskruidpopulatie beïnvloeden. Planten die veel alkaloïden produceren zijn goed beschermd tegen vraat, en herbivoren leren dat de soort zichzelf beschermt d.m.v. deze alkaloïdenproductie. Individuen met lage alkaloïdenconcentraties profiteren daar van mee, en groeien bovendien beter omdat ze geen energie besteden aan de alkaloïdenproductie. Daardoor kunnen, in de afwezigheid van vraat deze alkaloïden-arme typen een populatie op den duur domineren - totdat opnieuw vraat optreedt. Vraat kan ook een direct effect op alkaloïdenconcentraties in de plant hebben. Afhankelijk van genotype, kan vraat aan de wortel of spruit de concentratie in het andere compartiment beïnvloeden (Hol et al., 2004). Een andere factor is de hoeveelheid nutriënten in de bodem. Bij meer nutriënten produceert de plant meer biomassa bij gelijkblijvende hoeveelheid alkaloïden, waardoor de concentraties aan PA s lager worden (Hol et al., 2003). Hierdoor kan door de tijd het gehalte alkaloïden in de planten op één locatie behoorlijk fluctueren. De meetgegevens moeten dan ook in dit licht gezien worden. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 4

5 Conclusie PA bevattende kruiskruiden zijn algemeen voorkomende onkruiden in Nederland, per soort wordt een specifieke niche ingenomen. Per soort is een specifiek PA profiel te onderscheiden, de concentraties lopen echter per plant uiteen. De metingen van de alkaloidgehaltes geven een goede indicatie van de gehaltes die kunnen voorkomen, maar moeten wel gezien worden als een momentopname. Op nationaal of Europees niveau zijn er geen normen voor deze alkaloiden in diervoeders. Er is dan ook geen nationaal beleid gericht op de beheersing van deze kruiskruiden. 3. Grenswaarden voor PA s in diervoeder. De huidige grenswaarden voor PA s in diervoeder zijn weergegeven in tabel 1. De grenswaarden hebben betrekking op gewicht aan PA-bevattende onkruidzaden. Met uitzondering van één (niet PAbevattende) plantensoort (niet vermeld in de tabel) zijn geen specificaties opgenomen voor individuele plantensoorten dan wel (groepen van) PA s. Limieten voor totale hoeveelheden of individuele PA s in diervoeder zijn er dus niet. Tabel 1: EU regelgeving met betrekking tot PA bevattend plantenmateriaal dat gebruikt wordt als veevoeder Richtlijn 2002/32/EG, gewijzigd door 2008/76/EG 1 ). Ongewenste stoffen (of planten) Product bedoeld voor diervoeding Maximum gehalte in mg per kg relatief tot een diervoedergrondstof met Onkruidzaden en ongemalen en ongekneusde vruchten die alkaloïden, glucosiden of andere toxische substanties apart of in combinatie bevatten vochtgehalte van 12% Alle diervoederingrediënten Analyseresultaten Gemeten PA s Monsters gras en luzerne waren afkomstig uit het Nationaal Plan Diervoeders 2006/2007, uit specifieke bemonstering van natuurgras in 2007 en uit specifieke bemonstering voor bepaling van PA s in De monsters zijn geanalyseerd op de PA s zoals opgesomd in het rapport van Mulder et al., Verdere informatie over de analysemethode is daar eveveens terug te vinden. Gehalten De gemeten gehalten van totale PA s in de monsters variëren van <10 (detectielimiet) tot 5401 µg/kg (op basis van 12% vochtgehalte). Een overzicht van de meetgegevens en gehalten staat weergegeven in de tabellen 2 en 3. Uit de gegevens blijkt dat het gemiddelde gehalte over de monsters 117 µg/kg en het maximum gehalte 5401 µg/kg bedroeg (op 12% vochtbasis). In luzerne zaten verreweg de meeste PA s. In natuurgras is in 1 monster PA s aangetroffen. Opvallend is dat in graskuil nauwelijks PA s werden aangetroffen. Dit kan zijn omdat het gras van goed onderhouden zoden komt (zie paragraaf 2: Vóórkomen en beheer ), maar wellicht worden de PA s door het fermentatieproces afgebroken. Dit verschijnsel is eerder in silage waargenomen (Candrian et al., 1984) en tijdens compostering/rotting in zwarte plastic zakken (Crews et al., 2009), hoewel de EFSA nog niet overtuigd lijkt van dit verschijnsel (EFSA, 2007). 1. Hierin staat tevens Datura stramonium L. genoemd, maar deze bevat tropaanalkaloïden maar geen pyrrolizidine alkaloïden RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 5

6 Tabel 3: Monster- en meetgegevens per gebundelde matrix. Gehalten van PA s (in µg/kg) zijn de totaalsom van individuele PA s en hun N-oxides. Gebundeld Aantal monsters Aantal positief Fractie positief (%) Gemiddeld gehalte (µg/kg) Tabel 2: Monster- en meetgegevens. Gehalten van PA s (in µg/kg) zijn de totaalsom van individuele PA s en hun N-oxides. Aantal Aantal Fractie positief Gemiddeld gehalte Standaarddeviatie Maximum gehalte Matrix monsters positief (%) (µg/kg) (µg/kg) 1 = hooi = natuurhooi = graskuil = voordrooggras = gras gedroogd = grasbrok/pellets = graspellets EKO = luzerne/luzernehooi gedroogd = luzernebrok/pellets = luzernebrok/pellets Frans = luzernebrok/pellets EKO Totalen/gemiddelden/maximum Standaarddeviatie Maximum gehalte (µg/kg) Matrix Hooi Kuil/voordrooggras Gedroogd gras/brok Luzerne hooi/brok Totalen/gemiddelden/maximum Herkomst van de monsters Productielocatie De productielocaties zijn in de monsterrelazen opgezocht. Tijdens deze analyse bleek dat hier echter niet een volledig beeld van te krijgen is, door variatie in monsternametechniek. Het is bijvoorbeeld niet altijd duidelijk of een monster gras of luzerne dat genomen is bij een grasdrogerij door de drogerij zelf is geteeld (contractteelt) of van een externe producent afkomstig is. Voor dit advies is aangenomen dat de monsters die bij een drogerij zijn genomen, uit de directe omgeving komen. Vanwege de transportkosten worden de groenvoeders voor het grootste deel (ongeveer 80%) geleverd van percelen binnen een straal van ongeveer dertig kilometer van de drogerijen (De Bont et al., 2008). Teelt in Nederland De teelt voor de Nederlandse groenvoederdrogerijen omvat tot ha, het merendeel hiervan grasland. De teelt van te drogen groenvoedergewassen vindt plaats op ongeveer landbouwbedrijven; in het jaar 2000 waren er nog circa telers. Het aandeel grasbrok in de Nederlandse productie loopt terug. Van de geproduceerde hoeveelheid in 2007 bestond nog ruim de helft uit grasbrok. De andere helft bestond voornamelijk uit luzerne of een mengsel van gras en luzerne. Het overgrote deel van de geproduceerde grasbrok (60%) wordt (terug)geleverd aan boeren en de rest wordt afgezet aan de diervoederindustrie (De Bont et al., 2008). Het areaal luzerne in Nederland omvat de laatste jaren (2006, 2007) omstreeks ha; het areaal laat van jaar tot jaar enige verandering zien (tabel 5). Luzerne wordt, als meerjarig gewas (drie of vier jaar) vooral op kleigrond verbouwd op akkerbouwbedrijven in Groningen, Flevoland, Noord Holland en RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 6

7 Zeeland. Van al deze regio s zijn luzernemonsters onderzocht. Er is in 2007 ca ton geproduceerd, waarvan 30% wordt teruggeleverd aan de boeren. Daarnaast wordt jaarlijks circa à ton luzernepellets, voornamelijk vanuit Frankrijk, ingevoerd (tabel 4). De uitvoer in 2006 kwam uit op circa ton (mededeling Vereniging Nederlandse Groenvoederdrogerijen [VNG], 2008, geciteerd door De Bont et al., 2008) en ging naar ondermeer Duitsland, België, Engeland en Denemarken. Ook Japan is tegenwoordig een belangrijke afnemer van gedroogde groenvoeders. Dit betekent dat het grootste deel van de geproduceerde luzerne ook binnen Nederland vervoederd wordt, waarmee ook de monsters die buiten de drogerijen genomen zijn goed representatief zijn voor de Nederlandse situatie (De Bont et al., 2008). De luzerne wordt grotendeels aan voedselproducerende dieren vervoederd, en in mindere mate aan paarden, hoewel deze laatste markt aan het groeien is. Het gras voor de drogerijen komt voornamelijk van (melk)veebedrijven in Friesland, Drenthe en Overijssel. Voor een deel gaat het om biologische gewassen die (op gemengde biologische bedrijven) worden geteeld als vervanger van aan te kopen biologisch voer. Het aandeel biologisch geteeld is bij luzerne de laatste jaren ongeveer 10% (tabel 5). Op basis van de in de tabel gepresenteerde gegevens van de landbouwtelling is niet vast te stellen of het percentage biologisch gras voor de drogerijen ook omstreeks 15% is, waar VNG van uitgaat (De Bont et al., 2008). Tabel 4: Productie en invoer van grasbrok en luzernepellets/balen in Nederland (x1000 ton) (bron CBS en VNG, uit De Bont et al., 2008) Productie Invoer Tabel 5: Oppervlakte luzerne en grasland en aantal bedrijven hiermee totaal en biologisch (bron CBS landbouwtelling, uit De Bont et al., 2008). De cursief gedrukte waarde is overgenomen uit het rapport van De Bont et al.,( 2008), maar lijkt afwijkend ten opzichte van de andere totaalcijfers in de kolom. Luzerne Grasland Hectare Aantal bedrijven Hectare Aantal bedrijven Jaar totaal w.v. bio (%) totaal w.v.bio (%) totaal w.v. bio (%) totaal w.v. bio (%) nvt 439 nvt nvt nvt nvt 480 nvt nvt nvt nvt 560 nvt nvt nvt nvt 568 nvt nvt nvt , , , , , , , , , , , , , , , , , ,7 Uit de analyse blijkt dat de herkomst van de monsters goed verdeeld is over de regio s en de drogerijen die ruwvoer produceren. Er zijn nog 6 drogerijen in Nederland, van elke drogerij kwamen minimaal 2 monsters. 2 van de 3 hoogpositieve monsters komen van dezelfde locatie, wat echter zoals eerder genoemd niet wil zeggen dat ze van dezelfde producent komen. Er van uitgaande dat ruwvoer niet over lange afstanden wordt vervoerd, is tevens naar postcode gekeken. Ook de overige monsters zijn op basis van de postcode redelijk verdeeld over het land. Productiedatum RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 7

8 De productiedatum van de monsters luzerne is relevant. Zoals uit de ecologie blijkt, kan klein kruiskruid sterk opkomen na omploegen van de bodem. Een praktijkbezoek aan luzernevelden leek hier ook een indicatie voor te geven. De eerste oogst na het omploegen kan daarom meer kans hebben op verontreiniging door klein kruiskruid. Als de luzerne eenmaal een dichte laag heeft gevormd (boven- en ondergronds), dan lijkt de kans op aanwezigheid van klein kruiskruid kleiner. Experimentele bevestiging hiervoor is echter niet beschikbaar. Praktijkonderzoek heeft echter wel uitgewezen dat gedurende de productieperiode van luzerne (3 à 4 jaar) de stand van luzerne holler/ruimer wordt, en onkruiden weer kans kunnen krijgen om op te komen (Meijer en Van Walbeek, 1996). De productiedatum van de monsters is echter slechts sporadisch uit de beschikbare relazen te halen. Wel is te achterhalen dat 2 van de 3 hoogpositieve monsters van de 1 e snede van het jaar zijn, wellicht ook de eerste oogst na inzaaien. Aandeel aan totale volumes Bij de beoordeling dient rekening gehouden te worden met de productievolumes van de Nederlandse grasdrogerijen, die in 2008 zo n ton bedroeg. Gesneden luzerne wordt in grote volumes gedroogd, waarbij enige vermenging optreedt met andere batches, de batch zal echter niet geheel vermengd worden. Oorsprong van de PA s in diervoeder Zoals in het concept rapport van Mulder et al. (2009) is aangegeven, wijst het patroon van de PA s in luzerne op klein kruiskruid als bron. Dit komt overeen met de ecologie van de planten (zie paragraaf 2: Vóórkomen en beheer ). In natuurgras is het profiel minder goed te duiden. Uit mondelinge informatie van een drogerij van luzerne blijkt, dat jacobskruiskruid niet of nauwelijks in luzerne zal voorkomen, omdat de drogerijen hierover contractuele afspraken maken met de producent van luzerne. De afwezigheid van jacobskruiskruid in voeders is in het onderzoek van Mulder et al. (2009) bevestigd. Conclusie PA s in diervoeders in Nederland Het grootste deel van de geproduceerde luzerne wordt binnen Nederland vervoederd, de genomen monsters zijn daarmee representatief zijn voor de Nederlandse situatie. De luzerne wordt grotendeels aan voedselproducerende dieren vervoederd, en in mindere mate aan paarden, hoewel deze laatste markt aan het groeien is. Uit de analyse blijkt dat de herkomst van de monsters goed verdeeld is over de regio s en de drogerijen die ruwvoer produceren, echter meer informatie over de exacte productielocatie- en tijd zou de risicobeoordeling nauwkeuriger maken. Overeenkomstig de ecologie van de kruiskruiden, blijken de PA s in luzerne van klein kruiskruid te komen en niet van jacobskruiskruid. 5. Toxicologie van PA s Er zijn meer dan 660 PA s geïdentificeerd, waarvan ongeveer de helft toxische eigenschappen bezit. Deze omvatten zowel acute, chronische, genotoxische, carcinogene als teratogene effecten. Doelorganen zijn de lever, longen en nieren. Voor een uitgebreid overzicht van de toxische eigenschappen van PA s, alsmede welke PA s worden aangetroffen in welke plantensoorten, wordt verwezen naar eerdere RIVM adviezen over dit onderwerp (van Engelen et al., 1997; van Engelen, 2001; van der Zee, 2005). Toxicologie van PA s bij paarden Na orale opname met het voer worden PA s in de lever van het dier omgezet in toxische pyrrolen. Deze tasten direct de levercellen aan, en deze cellen kunnen afsterven. Hierdoor ontstaan in de lever ook beschadigingen aan de bloedvaten en bloedingen waardoor nog meer actieve levercellen afsterven. Dit proces verergert de leverschade dus ook als het toxine niet meer aanwezig is. Vaak wordt dit voortschrijdende ziektebeeld beschreven als stapeling van PA s in de lever, maar deze veronderstelling is niet zondermeer correct. Hoewel de effecten van PA s in de lever accumulerend zijn in de loop van de tijd, is het onwaarschijnlijk dat grote hoeveelheden PA s en/óf hun metabolieten langere tijd in de RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 8

9 lever aanwezig blijven (Mattocks, 1986). De beschadiging van de lever is wel een voorschrijdend proces en zal uiteindelijk leiden tot levercirrose en zelfs tot leverfalen (Literatuuronderzoek Johanna Fink-Gremmels). Ziekteverschijnselen en ziekteverloop bij paarden De opname van kleine hoeveelheden van PA s heeft geen zichtbare klinische gevolgen, en wordt dus door eigenaren/verzorgers van de dieren niet waargenomen. Na verloop van tijd zal de lever geleidelijk slechter gaan functioneren, zal het dier vermageren, een doffe vacht tonen, wat sloom zijn en slecht eten. Dit kan echter ook bij uiteenlopende andere ziekten optreden die regelmatig bij paarden voorkomen zoals gebitsproblemen, parasitisme, geneesmiddelenbijwerkingen, zodat een aantasting van de lever níet persé het gevolg is van een intoxicatie met PA s uit diervoeder. Pas in een ver gevorderd stadium van een intoxicatie met PA s zullen duidelijke ziekteverschijnselen zichtbaar worden die het teken zijn van een beginnend falen van alle leverfuncties. Tot deze verschijnselen behoren fotosensitatie (huidirritatie bij zonlicht, vooral op de witte of licht behaarde lichaamsdelen), gelige slijmvliezen, verkleurde urine (uitscheiding van de rode kleurstof uit het bloed, hemoglobinemie). Omdat de lever ook stikstofverbindingen (ureum) niet meer onschadelijk kan maken zullen dan ook de verschijnselen van een z.g. hepato-encephalopathie (HE) optreden, met symptomen zoals incoördinatie, onzekere gang, verdwaaldheid (rondjes lopen), polyurie/polydipsie, schrikkerigheid en angsttoestanden en uiteindelijk coma en snelle dood (Knight et al., 1984; Creeper et al., 1999, geciteerd door EFSA, 2007). Bij het postmortale onderzoek vindt men een duidelijk veranderde leverstructuur met bloedingen en cirrose (bindweefselvorming waardoor de lever lijkt te krimpen en een gelige kleur heeft) (Pohlmann et al., 2005). In sommige gevallen wordt ook een aantasting van de nieren gevonden (Curran et al., 1996, geciteerd door EFSA, 2007). Een vroege diagnose van een mogelijke intoxicatie is dus cruciaal. Het nemen van een leverbiopt zou inzicht geven in vroege leverschade, maar geeft risico s op complicaties. Het onderzoek van de z.g. diagnostische leverenzymen voor leverschade geeft wisselende resultaten, de typische transaminasen (ALT, AST) worden slechts kortdurend bij het afsterven van levercellen in het bloedserum gevonden, en zijn niet specifiek voor PA-intoxicatie (pers. commentaren Johanna Fink-Gremmels, Faculteit Diergeneeskunde, UU). Moore et al. (2008) suggereren op basis van in vitro onderzoek dat verandering van het eiwitprofiel na pyrrol blootstelling een mogelijke vroege biomarker voor PAintoxicatie zou kunnen zijn. Grenswaarden PA s voor paarden Een minimaal toxische dosis is bij paarden niet bekend. EFSA (2007) concludeerde dat: At present, the data available for farm animal species do not allow tolerance levels to be set for individual PAs in feed materials. Voor het afleiden van grenswaarden is daarom naar studies in andere diersoorten gekeken, inclusief de mens. Verschillen tussen diersoorten In een WHO rapport (WHO, 1988) staat aangegeven dat er verschillende hoeveelheden plantenmateriaal benodigd zijn om in verschillende diersoorten toxische effecten te veroorzaken. De relative ratio s t.o.v. varken (ratio 1) zijn ongeveer 200 voor schaap en geit, 150 voor muis, 50 voor rat, 14 voor rundvee en paard, en 5 voor kip (geciteerd uit Hooper, 1978). Dit zou betekenen dat paarden zo n 3-4 keer gevoeliger zijn voor PA intoxicatie als ratten. Paarden, evenals ratten, runderen en kippen zijn ook in latere studies als zeer gevoelige soorten voor PA intoxicatie aangemerkt (Cheeke, 1998, geciteerd door Huan et al., 1998). Studies wijzen erop dat verschillen in gevoeligheid niet zozeer liggen aan verschil in pyrrol formatie, maar aan een verschil in gevoeligheid voor de effecten van deze pyrrolen (Winter et al., 1988, Cheeke et al., 1988). Acuut Kijken we voor een grove indicatie naar de rat, dan zijn in de WHO monografie over PA s (1988) LD 50 waarden gegeven voor de rat, waarbij enerzijds wordt aangegeven dat orale blootstelling sterkere effecten geeft dan intraperitoneale blootstelling (LD mg/kg ip versus 48 mg/kg oraal). In de volgende paragraaf concludeert WHO echter dat in ratten voor de hepatotoxiciteit de RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 9

10 blootstellingsroute niet uitmaakt. LD 50 s van de ratten staan vermeld in tabel 6 (op basis van WHO 1988). Deze waardes variëren tussen 34 en 547 mg/kg lg (Tabel 6). Opvallend is dat enkele van de PA s aangetroffen in de huidige studie horen tot de meest toxische. Tabel 6. LD 50 waarden in mannelijke ratten na een enkele intraperitoneale(ip) of orale (po) toediening van enkele hepatotoxische alkaloïden ( uit WHO, 1988). Alkaloïde LD 50 Tijdrange Behandeling Referentie (mg/kg lg) (dagen) Heliotrine ip Bull et al. (1958) Lasiocarpine 77 3 ip Bull et al. (1958) Lasiocarpine N-oxide ip Bull et al. (1958) Monocrotaline ip Bull et al. (1958) Retrorsine* 34 4 of 7 ip Mattocks (1972) Retrorsine-N-oxide* of 7 ip Mattocks (1972) Retrorsine-N-oxide* 48 4 of 7 po Mattocks (1972) Senecionine* 50 7 ip Mattocks (1972) Seneciphylline* 77 3 ip Bull et al. (1958) Senkirkine 220 ** ip Hirono et al. (1979) Symphytine 130 ** ip Hirono et al. (1979) * aangetroffen in luzerne (Mulder et al. 2009) ** niet vermeld Een eenmalige acute blootstelling kan levereffecten teweeg brengen die niet meteen in het klinische beeld herkenbaar zijn. Ook de Australia New Zealand Food Authority (ANZFA, 2001) concludeert dat het vaker voorkomt dat sterfte bij vee optreedt door meerdere sublethale episoden dan door een eenmalige hoge inname. Dit bemoeilijkt het interpreteren van toxicologische studies en afleiden van een acute grenswaarde, maar bevestigt de lethaliteit van PA s bij proefdieren na een langdurige inname van sublethale doses. (Sub)chronisch Het is belangrijk op te merken dat chronische effecten dus zowel het gevolg kunnen zijn van één relatief hoge dosis of van meerdere lage doses (WHO 1988). In die zin lijkt het weinig relevant om onderscheid te maken tussen subchronische en chronische inname. Bovendien is chronische blootstelling is relevant voor paarden omdat de verwachting is dat het merendeel van deze dieren in Nederland tot relatief hoge leeftijd in leven blijven (ten opzichte van landbouwhuisdieren zoals kalveren en varkens). Van der Zee (2005) heeft vanuit de 13-weekse NTP studies met riddelliine in F344/N ratten en B6C3F1 muizen een NOAEL voor histopathologische veranderingen in de lever afgeleid van 3,3 mg/kg lg/d voor muizen en 0,1 mg/kg lg/d voor ratten. Toepassing van onzekerheidsfactoren van 10 en 10 voor inter- en intraspecies variatie geeft een subchronische grenswaarde van 1 µg/kg bw/d. De ANZFA (Nov. 2001) leidt op basis van de beperkt beschikbare data over het voorkomen van venoocclusieve ziekte afkomstig uit een rapport van Ridker et al. (1985) en het in acht nemen van een onzekerheidsfactor van 10 voor individuele variatie (vanuit humane studie) een ptdi voor pyrrolizidine alkaloïden van 1 µg/kg lg/dag af voor de mens. Van der Zee et al. leidden een TDI 2 voor niet-carcinogene toxische effecten (non-neoplastische veranderingen in vrouwelijke ratten in NTP 105-weken carcinogeniteitsstudie) van riddelliine af van 0,1 µg/kg lg/dag (Van der Zee, 2005). De NOAEL lag op 10 µg/kg lg/dag waarbij dus onzekerheidsfactoren van in totaal 100 zijn gebruikt voor afleiding van de TDI. Samenvattend zien we dus NOAELs bij ratten van µg/kg bw/d gebaseerd op effecten op de lever. Wanneer we alleen rekening houden met de 3-4x hogere gevoeligheid van paarden t.o.v. ratten 2 TDI: Tolerable Daily Intake, de grenswaarde voor niet-carcinogene toxische effecten, nl. de dosis die bij levenslange dagelijkse inname geen nadelige gezondheidseffecten (dat wil dus zeggen: de niet-carcinogene effecten) veroorzaakt. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 10

11 (in plaats van de standaard interspecies factor 10), zouden we uitkomen op NOAELs van 2,5-25 µg/kg bw/d. Daarbij wordt dus geen rekening gehouden met verschillen tussen paarden. Zouden we daarvoor een extra intraspecies factor 10 hanteren, zoals gebruikelijk bij de mens, dan komen we uit op veilige doses van 0,25-2,5 µg/kg bw/d. Naast de studies met ratten zijn er ook studies gerapporteerd met runderen en geiten. Johnson (1976) gaven jacobskruiskruid (JJK) op lethale doses (0,5-2 kg/dag) aan zes koeien voor periodes van dagen. De totale hoeveelheid JJK varieerde tussen 25 en 70 kg. Alle koeien in deze studie overleden door de behandeling. De laagste dosering van 1 g JKK/kg lg/dag komt overeen met een PA-dosering van 2,5 mg/kg lg/dag (uitgaande van 0,25% PA s in JKK: in het rapport van Mulder et al. (2009) is een PA percentage van 0,16% voor jacobskruiskruid afgeleid). Dit gaat dus om een toxische dosis. Goeger et al. (1982) voerden 11 geiten met 0,03 tot 0,38 kg JKK per dag gedurende dagen. Een aantal van de geiten met hogere en langdurigere blootstelling overleden door de behandeling, waarbij beide factoren (tijdsduur en dosering) van belang lijken. Voorzichtig zou een NOAEL rond een totale hoeveelheid JKK van 0,5 kg/kg lg kunnen worden afgeleid, hetgeen bij behandeling gedurende 1 jaar neerkomt op zo n 1,4 g JKK/kg lg/dag. Bij een PA gehalte van 0,25% komt dat overeen met 3,4 mg/kg lg/dag. Deze NOAEL ligt hoger dan de hierboven afgeleide LOAEL voor runderen. Dit sluit aan bij het feit dat geiten keer minder gevoelig zouden zijn dan koeien en ook paarden. Uitgaande van deze grotere gevoeligheid zou de NOAEL voor paarden en runderen rond de 0,25 mg/kg lg/d liggen. Uiteraard gaat het bij deze studies om sterfte als eindpunt en lijkt het waarschijnlijk dat bij lagere doseringen reeds andere effecten optreden. Dat wordt bevestigd door de studies met ratten. Chronisch - carcinogeen In het advies uitgebracht in 2005 werd op grond van de carcinogene eigenschappen van een aantal PA s een VSD 3 voor riddelliine (één van de meest onderzochte en volgens de literatuur één van de meest toxische PA s) afgeleid van 0,43 ng/kg lg/dag, equivalent aan (afgerond) 30 ng per persoon per dag (volwassene, lichaamsgewicht (lg) 65 kg). Dat komt overeen met een MTR 4 van 43 ng/kg lg/dag, equivalent aan (afgerond) 3 µg per persoon per dag. Impliciet werden deze grenswaarden, die zijn samengevat in tabel 7, geldig geacht voor (de som van) alle PA s. Tabel 7: Gezondheidskundige grenswaarden voor PA s (totaal) Grenswaarde Type effect PA-dosering Acuut Laagste LD50 in rat (voor retrorsine) 34 mg/kg lg Subchronisch Histopathologische veranderingen in de lever van 25 µg/kg lg/dag de rat (NOAEL met onzekerheidsfactor 4) Chronisch Non-neoplastische lesies in vrouwelijke ratten 2,5 µg/kg lg/dag (NOAEL met onzekerheidsfactor 4) Chronische lethale dosis Chronische lethale dosis (NOAEL geiten met 250 µg/kg lg/d onzekerheidsfactor 15) VSD (virtual safe dose) Carcinogeniteit, additioneel humaan risico 1:10 6 *) (afgeleid uit proefdierstudies) 0,43 ng/kg lg/dag MTR (maximum tolerable risk) Carcinogeniteit, additioneel humaan risico 1:10 4 *) (afgeleid uit proefdierstudies) 43 ng/kg lg/dag *) Bij levenslange dagelijkse blootstelling. 3 VSD: Virtual Safe Dose, een grenswaarde voor carcinogene effecten, nl. de dosis die bij levenslange dagelijkse blootstelling van mensen één additioneel geval van kanker veroorzaakt (het z.g. 1:10 6 additionele risico). 4 MTR: Maximaal Toelaatbaar Risico, een grenswaarde voor carcinogene effecten, nl. de dosis die bij levenslange dagelijkse blootstelling van mensen één additioneel geval van kanker veroorzaakt (het z.g. 1:10 4 additionele risico). RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 11

12 Tabel 7 toont de geschatte doseringen die veilig zouden zijn voor paarden. Afhankelijk van het eindpunt varieren deze tussen 2,5 en 250 µg/kg lg/dag, waarbij nog geen rekening is gehouden met mogelijke verschillen tussen paarden onderling (intra-species variatie, normaal een extra factor 10). Daarnaast bevat de tabel ook de grenswaarden die zijn afgeleid voor de mens m.b.t. de risico s op leverkanker. 6. Blootstelling Kruiskruid en paarden Paarden zullen onder normale omstandigheden geen kruiskruid eten van het veld vanwege de bittere smaak die door de PA s veroorzaakt worden. Er zijn echter drie situaties waarin paarden toch kruiskruid zullen eten: 1. Bij schaarste van andere voedergewassen. In dat geval zullen de paarden zich toch voeden met alle beschikbare planten, waaronder kruiskruid. 2. Bij grote dichtheden van kruiskruid zal er sprake zijn van accidentele opname: het paard kan niet meer om het kruiskruid heen eten en krijgt toch steeds wat binnen 3. In gedroogde/verwerkte vorm; waarin kruiskruid niet meer herkenbaar is voor het paard. Wordt verontreinigd ruwvoer met kruiskruid gedroogd, dan zal het paard het gedroogde kruiskruid in het voeder tot zich nemen. In deze risicobeoordeling gaan we alleen uit van de laatste situatie, aangezien de directe inname van kruiskruid niet bekend is. Paardenvoederregime. Op verzoek van RIKILT en de VWA heeft de Animal Sciences Group van Wageningen UR een onderzoek verricht naar het voederregime van paarden in Nederland, waarbij onderscheid is gemaakt in typen paarden. Het rapport van de resultaten van dit onderzoek is opgenomen als bijlage bij dit advies. Uit dit rapport blijkt, dat voor paarden een minder eenduidig voederregime is vast te stellen dan bij voedselproducerende landbouwhuisdieren. Bij de voeding van paarden spelen meerdere factoren mee, zoals gebruiksdoel, leeftijd, gewicht, hoeveelheid beweging, en emotie van de eigenaar. Een belangrijke factor in de voederregimes is de weidegang van de dieren. Het rantsoen voor een deel van de paarden en pony s zal in de zomer vooral vers gras (wanneer voldoende vers gras beschikbaar is) en in de winter hooi bevatten. De verdeling hiervan verschilt per diercategorie en doel waarvoor de paarden gehouden worden. Fokmerries krijgen in de zomer veelal volledig weidegang, manegepaarden beperkt weidegang en sportpaarden slechts zeer beperkt weidegang. Een groot deel van recreatief gehouden paarden en pony s hebben het gehele jaar toegang tot vers gras en worden zo nodig bijgevoerd met ander ruwvoer en krachtvoer. Overige recreatief gehouden paarden staan op stal en worden gevoederd met gedroogd ruwvoeder en krachtvoer. Recreatief gehouden dieren krijgen relatief meer ruwvoer dan sportpaarden, die vanwege prestaties een beperkte buikomvang moeten houden. Dit ruwvoer wordt in een groot aantal gevallen vooral als kuilvoer verstrekt (Konieczek 2006, geciteerd door Bikker 2009). In de andere gevallen wordt het als hooi gegeven, wat weer onderverdeeld kan worden in goede en matige kwaliteit. Hooi van matige kwaliteit is deels afkomstig van natuur- of beheersgebieden en wordt in een relatief laat stadium gemaaid, waardoor het een hoog vezelgehalte en een matig energie- en eiwitgehalte heeft. Door het late maaitijdstip en de veelal lage bemestingstoestand kunnen andere planten en kruiden veel voorkomen in percelen die gebruikt worden als hooiland. Deze kruiden worden gezien als (smakelijke) bron van nutriënten, maar vormen mogelijk een risico ten aanzien van ongewenste stoffen zoals het jacobskruiskruid en klein kruiskruid. De metingen van Mulder et al. (2009) lijken dit te bevestigen, want in één monster natuurhooi werden PA s aangetroffen. In sommige landen wordt luzernehooi als belangrijkste of enige ruwvoer gebruikt, maar in Nederland is dat niet gebruikelijk. Het wordt hiervoor ook minder geschikt geacht door het hoge eiwit- en RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 12

13 calciumgehalte. In Nederland wordt luzerne met name gebruikt als grondstof in krachtvoer of als aanvullend ruwvoer (1-2 kg per dag) naast een eiwitarm krachtvoer. Daarnaast wordt (losse) luzerne ook wel gemengd met krachtvoer om de eetsnelheid te vertragen en daardoor de kans op verteringsstoornissen te verminderen (Bikker, 2009). Op het Internet wordt luzerne aangeprezen als een kwalitatief hoogwaardig eiwitrijk product met een hoge opname, een hoge structuurwaarde en een goede verteerbaarheid en wordt het aanbevolen voor een goede penswerking (Hartog, 2009). Er zijn geen precieze gegevens bekend van het gebruik van luzerne als ruwvoer, maar het speelt in Nederland een ondergeschikte rol naast gras en hooi. Het meeste luzerne wordt vervoederd aan voedselproducerende landbouwhuisdieren, hoewel de markt voor paarden toeneemt. Veruit de meeste paarden krijgen slechts zeer beperkt luzerne als grondstof (5-10%) in krachtvoer, geschat circa gram luzerne per dier per dag. Een klein aantal bedrijven verkoopt luzerne als aanvullend ruwvoer, circa 1-2 kg per dier per dag. (Ellis, 2004; Bishop, 2005; Hallebeek, 2009; informatie leveranciers paardenvoeding, geciteerd door Bikker, 2009). Blootstellingscenario s Voor deze risicobeoordeling is uitgegaan van een winters scenario, waarin al het ruwvoer in gedroogde vorm gevoederd wordt. Voor het opstellen van de risico-evaluatie is vooral rekening gehouden met de gehalten in luzerne en natuurgras. Hoewel kuilgras volgens Konieczek (2006, geciteerd door Bikker, 2009) op grote schaal vervoederd wordt, kan het voorkomen dat het ruwvoer enkel uit natuurgras en luzerne bestaat, en voor die worst-case situatie is deze risicobeoordeling opgezet. Krachtvoer is vanwege de vermoede wisselende samenstelling buiten beschouwing gelaten. Vanwege de verschillen in typen paarden en voedingsregimes, zijn er voor dit advies twee scenario s opgesteld, één voor een hobbypaard en één voor een sportpaard, met ieder een gemiddelde en een worst-case variant. Voor pony s is aangenomen dat zij per kg lichaamsgewicht eenzelfde voeropname hebben als paarden. Hiermee zijn de extremen afgedekt, echter gezien de verschillen in voederregimes zal per specifiek geval een individuele evaluatie opgesteld moeten worden. Het aandeel luzerne in het ruwvoer is als volgt berekend: Volgens een rapport van Bikker (2009) krijgt een paard maximaal 1 à 2 kg luzerne als ruwvoer. Volgens PAVO (website, 2009) is het advies om luzerne te voeren als 1/3 van totale ruwvoer (graskuil), en Hartog (website, 2009) adviseert voor een pony 1-2 kg per dag en voor een paard 1,5 3 kg per dag naast ander ruwvoer. Dit komt aardig met elkaar overeen. We houden daarom het relatief hoge aandeel van 1/3 van het totale ruwvoer aan als luzerne-aandeel, het overige deel als natuurhooi. Voor de gehalten in luzerne en natuurgras zijn zowel gemiddelden als maximum (worst case) waarden gebruikt. De gemiddelden zijn berekend inclusief de monsters waarin geen PA s zijn aangetoond. Voor luzerne is uitgegaan van alle gehalten in hooi en brok, die in droogbehandeling enkel verschillen in het persproces tot brok. Hierbij is aangenomen dat de gehalten PA s door het persproces intact blijven. Voor natuurhooi was slechts 1 van de 25 monsters positief. Tabel 8: Voederregimes in kg (afgeleid van Tabel 3 en 9 uit rapport Bikker, 2009).DS = droge stof. Scenario Gewicht Voerinname totaal (DS) Aandeel ruwvoer Inname ruwvoer (DS) 1/3 deel luzerne (DS) 1/3 deel luzerne (12% vocht) 2/3 deel natuurgras (DS) 2/3 deel natuurgras (12% vocht) Hobbypaard 450* 8,1 84% 6,8 2,3 2,6 4,5 5,1 Sportpaard 450 8,1 50% 4,1 1,4 1,6 2,7 3,1 RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 13

14 * voor een conservatieve berekening is gerekend met een laag gewicht van 450 kg van paarden en een relatief hoge voerinname. Gemiddeld weegt een volwassen paard echter rond de 600 kg. ** voeders zijn teruggerekend tot 12% vochtgehalte om te kunnen vergelijken met de meetgegevens. Reguliere vochtgehalten zijn 9% vocht in kunstmatig gedroogd luzerne en 16% vocht in hooi. Tabel 9: Inname PA s door pony s en paarden uit luzerne en natuurgras Scenario Totaal PA gehalte Luzerne (µg/kg) Totaal PA gehalte Natuurhooi (µg/kg) Inname PA s vanuit luzerne (µg/dag) Inname PA s vanuit natuurgras (µg/dag) Hobbypaard gemiddeld Hobbypaard worst case Sportpaard gemiddeld Sportpaard worst case 455 (gemiddeld) 5401 (maximum) 455 (gemiddeld) 5401 (maximum) 23 (gemiddeld) 549 (maximum) 23 (gemiddeld) 549 (maximum) Totale PA inname vanuit ruwvoer (µg/dag) PA inname per kg lichaamsgewicht (µg/kg lg/dag) 2,6 * 455 = ,1 * 23 = ,9 2,6 * 5401 = 5,1 * 549 = , ,6 * 455 = 728 3,1 * 23 = ,8 1,6 * 5401 = ,1 * 549 = ,0 Tabel 9 laat zien dat op basis van de gevonden gehaltes in luzerne en natuurhooi, en afhankelijk van de trefkans op hoge gehaltes, de geschatte blootstelling varieert tussen de 1,8 en 37,4 µg/kg lg/dag. 7 Risico-evaluatie Acuut Uit de worst case blootstellingsschatting blijkt dat paarden rond de microgram PA s per kilogram lichaamsgewicht kunnen binnenkrijgen. Uitgaande van een eenmalige dosering is dit is een factor 1000 onder de orale LD50 van mg/kg (retrorsine het PA dat het meest acuut toxisch is, zie tabel 6) in ratten, terwijl paarden een 3-4 keer sterkere gevoeligheid voor PA s lijken te hebben als ratten. Op basis van dit worst-case scenario zijn bij een eenmalige inname geen acute sterfgevallen onder paarden te verwachten. (Sub)chronisch Luzerne wordt meestal in balen of pakken gekocht, en daarom kan verwacht worden dat een batch over meerdere dagen wordt vervoederd. Dit betekent dat er dan een meer langdurige blootstelling plaatsvindt. Dit zou kunnen resulteren in een blootstelling rond de µg/kg lg/dag gedurende een relatief beperkte tijdsduur. Wanneer wordt uitgegaan van een gemiddeld aangetroffen gehalte, dan ligt die blootstelling rond de 2-3 µg/kg lg/dag. Wanneer we dit vergelijken met de geschatte NOAELs voor paarden, dan ligt deze lagere inname rond de NOAELs voor effecten op de lever en zijn effecten niet uit te sluiten, zeker bij gevoeligere dieren waarvoor nu nog niet met een intraspecies onzekerheidsfactor is gerekend. Dat geldt zeker indien alle luzerne over langere tijd uit dezelfde batch gevoerd wordt. Het is echter de vraag of dit reëel is, want over langere periode zal het voer waarschijnlijk uit verschillende batches en seizoenen komen. Chronisch-carcinogeen De humane MTR van 43 ng/kg lg/d wordt met de berekende inname ver overschreden. Hierbij moet opgemerkt worden dat de MTR een additioneel levenslang risico van 1: inhoudt en de levensduur van de paarden dus een aandachtspunt is. Niet alle paarden zullen een volledig leven uitleven. Bij een geschatte populatie van (Hoogeveen en Jager, 2009, landbouwtelling zo n paarden) zijn op basis van een langdurig plaatsvinden van de berekende gemiddelde inname extra kankergevallen niet uit te sluiten. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 14

15 Verwachtingen in de praktijk Uit de analyse blijkt dat pony s en hobbypaarden vanwege een groter aandeel ruwvoer in hun voederregime een grotere blootstelling aan PA s hebben dan sportpaarden. Daarbij is een langdurige inname van sublethale doses van PA s mogelijk, zodat schadelijke effecten op de lever kunnen ontstaan. Het precieze aantal intoxicaties bij paarden door PA s in Nederland is niet bekend. Door veel aandacht voor de problematiek betreffende het jacobskruiskruid verdenken veel eigenaren/verzorgers echter dat dieren die slecht presteren of ziek zijn dat zijn als gevolg van een intoxicatie met PA s uit jacobskruiskruid. Volgens de dierenartsen resp. /paardenspecialisten bij de Faculteit Diergeneeskunde (telefonische rondvraag bij specialisten in dienst van de Faculteit op ) wordt in de buitenpraktijk onder de ruim 5000 visites per jaar bij ca. 2-3 paarden een intoxicatie met PA s gediagnosticeerd. In de kliniek wordt bij minder dan 0,1% van alle patiënten de diagnose PA-intoxicatie gesteld of bevestigd. Worden in deze opsomming ook de telefonische aanvragen door andere dierenartsen uit heel Nederland meegeteld, dan blijkt alsnog het aantal mogelijke intoxicaties (op basis van een waarschijnlijkheidsdiagnose) in Nederland onder 100 gevallen per jaar te blijven (2008/2009, ongepubliceerde informatie prof. Fink-Gremmels, Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Utrecht). Bij de Gezondheidsdienst voor Dieren in Deventer (GD) worden incidenteel gevallen van vergiftiging met jacobskruiskruid (JKK) gerapporteerd, echter niet meer dan enkele per jaar. Wel kan een incident op een bedrijf op hetzelfde moment meerdere paarden/ponies treffen. In het meeste voer dat ter controle naar de GD gestuurd wordt op verdenking van JKK contaminatie is tot op heden echter geen JKK aangetroffen (persoonlijke commentaren Guillaume Counotte en Jet Mars, GD). Conclusie In Nederland lijkt acute sterfte van paarden door vergiftiging met alkaloïden in diervoeders op basis van de aangetroffen gehaltes niet waarschijnlijk. Echter, bij meer langdurige inname van dit soort gehaltes zijn toxische effecten bij paarden niet uit te sluiten. De grootste bijdrage van PA s in de gemeten voeders was afkomstig van klein kruiskruid. Hier zijn dan ook de meeste effecten van te verwachten. Effecten van PA s in jacobskruiskruid zijn minder te verwachten bij consumptie van deze voeders. Effecten zijn echter moeilijk vast te stellen omdat klinische symptomen pas na zeer ernstige levereffecten optreden. Intoxicaties worden in de praktijk slechts incidenteel gediagnostiseerd, naar schatting treden er minder dan 100 gevallen per jaar op in Nederland. 8 Kanttekeningen bij de risico-evaluatie - Niet alle productielocaties zijn bekend. De exacte productielocatie van de monsters zijn moeilijk te achterhalen uit de monsterrelaasformulieren. Voor deze beoordeling is een globale indicatie gebruikt. - Niet alle productiedata zijn bekend. Zoals genoemd zou dit een relevant onderdeel kunnen zijn. De verwachting is dat in het voorjaar in nieuw omgeploegde en ingezaaide akkervelden meer verontreiniging met Klein Kruiskruid optreedt. Dit zou experimenteel bevestigd moeten worden. Als dit zo is, en de monsters zouden allemaal uit een eerste snede batch komen (of juist niet), dan zou dit een overschatting geven van de gehalten aan PA s over het hele jaar. - De maximum blootstelling is berekend op gehalten uit 1 specifieke batch. Het is onduidelijk hoe reëel het is dat een paard langere tijd uit 1 specifieke batch luzerne gevoerd krijgt. Het is echter ook niet uit te sluiten, bijvoorbeeld bij een houder met slechts één of enkele paarden. - De gemeten gehalten zijn een momentopname. De hoeveelheid kruiskruid en de gehalten PA s in de kruiskruiden zelf kunnen variëren. - De gemeten gehalten betreffen een beperkt aantal PA s. Het is goed mogelijk dat het werkelijke gehalte aan PA s hoger is. Hiermee zou de blootstelling dus onderschat worden. - In de blootstellingscenario s is aangenomen dat zowel PA-bevattend natuurgras als luzerne wordt vervoederd. Anderzijds is de bijdrage uit hooi relatief klein. De kans hierop is aanwezig, maar klein. Dit levert een conservatief blootstellingscenario. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 15

16 - In de blootstellingscenario s is aangenomen dat een sportpaard natuurgras vervoerderd krijgt. Het is echter te verwachten dat de voeders voor deze prestatiepaarden van zeer gecontroleerde oorsprong zijn, en natuurgras daarom niet zal worden vervoederd. Hierdoor valt de blootstelling conservatief uit. - De lichaamsgewichten van de dieren in de scenario s zijn gekozen als laag in de betreffende paardencategorie. Dit geeft een conservatief beeld, veel pony s/paarden zullen zwaarder zijn (bijv. sportpaard Corrado uit Cuddeford, 1994, was 660 kg). - Extrapolatie van de grenswaarden naar paarden is niet optimaal, hiervoor zijn slechts enkele oude studies beschikbaar. RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 16

17 Referenties ANZFA. Australia New Zealand Food Authority. Pyrrolizidine alkaloids in food. A Toxicological Review and Risk Assessment. Technical report series no. 2, November ISBN Bikker, P. Gras en luzerne in het rantsoen van paarden. Rapport 259, september Animal Science Group, Wageningen Universiteit en Research Centre. De Bont C.J.A.M., J. Bolhuis en J.H. Jager. Gedroogde groenvoeders en herziening van het EU-beleid. Augustus 2008, Rapport , Projectcode 31306, LEI Wageningen UR, Den Haag. Candrian, U., Luthy, J., Schmid, P., Schlatter, Ch. and Gallasz, E Stability of pyrrolizidine alkaloids in hay and silage. J Agric Food Chem 39: Crews, C., Driffield, M., Berthiller F. and R. Krska. Loss of pyrrolizidine alkaloids on decomposition of ragwort (Senecio jacobaea) as measured by LC-TOF-MS. J. Agric. Food Chem. 2009, 57, Cuddeford, D. Kunstmatig gedroogd luzerne voor paarden. Veterinair document (1994) 135, EFSA Opinion of the Scientific Panel on Contaminants in the Food Chain on a request from the European Commission related to Pyrrolizidine Alkaloids as undesirable substances in animal feed (Question N EFSA-Q ) Adopted on 25 January The EFSA Journal (2007) 447, Hartog Grasdrogerij website (november 2009): Hol, W. H. G., Vrieling, K. and J. A. van Veen. Nutrients Decrease Pyrrolizidine Alkaloid Concentrations in Senecio jacobaea. New Phytologist, Vol. 158, No. 1 (Apr., 2003), pp Hol W.H.G., Macel M., Van Veen J.A. and E. van der Meijdena. Root damage and aboveground herbivory change concentration and composition of pyrrolizidine alkaloids of Senecio jacobaea. Basic and Applied Ecology 5 (2004) Jian-Ya Huan, Cristobal L. Miranda, Donald R. Buhler, Peter R. Cheeke. Species differences in the hepatic microsomal enzyme metabolism of the pyrrolizidine alkaloids. Toxicology Letters 99 (1998) Meijer R, en Van Walbeek, M. Luzerne beperkt alternatief voor gras. WUR Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en Paarden 1996/2. Moore, R.E., Knottenbelt, D., Matthews, J.B., Beynon,.J., Whitfield, P.D. (2008) Biomarkers for ragwort poisoning in horses: identification of protein targets. BMC Veterinary Res. 4: 30. Mulder, P., Beumer, B., Oosterink, E. and De Jong, J. Dutch Survey on the Occurrence of Pyrrolizidine Alkaloids in Animal Forage. Concept report RIKILT 2009, project number Park M. Literatuuronderzoek inzake pyrrolizidine alkaloïden in eetbare producten van landbouwhuisdieren. RIVM/SIR rapport 10490A00, 2006; RIVM, Bilthoven. PAVO website: Pohlmann, J., van Loon, G., Lefère, K., Vanschandevijl, K., Nollet, H., De Clercq, D., Delesalle, C., Deprez, P.. Hepatoencephalopathy caused by Senecio jacobaea intoxication in five horses. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2005, 74, Van den Borne JJGC. Transfer of pyrrolizidine alkaloids from Senecio Jacobaea into milk of dairy cows - A literature review ISSN , WUR/ASG, Lelystad. Van der Zee M. Advies inzake pyrrolizidine alkaloïden in kruidenpreparaten. RIVM/SIR rapport 09685A00, 2005; RIVM, Bilthoven. Van Engelen JGM, van Egmond HP, Speijers GJA. Pyrrolizidine alkaloïden. RIVM/CSR rapport 05666A00, 1997; RIVM, Bilthoven. Van Engelen JGM. Aanvulling op RIVM/CSR rapport 05666A00, 1997; 2001, RIVM, Bilthoven. Van Raamsdonk, L, contactpersoon WHO Monograph on Pyrrolizidine Alkaloids. Environmental Health Criteria 80, WHO, Geneva, ISBN RIVM-RIKILT Front Office Voedselveiligheid 17

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van LNV en de minister van VWS. Advies over Jakobskruiskruid in diervoeders

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van LNV en de minister van VWS. Advies over Jakobskruiskruid in diervoeders > Retouradres Postbus 19506 2500 CM Den Haag Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van LNV en de minister van VWS Prinses Beatrixlaan 2 2595 AL Den Haag Postbus 19506 2500 CM

Nadere informatie

RISICOBEOORDELING VAN DE AANWEZIGHEID VAN NICOTINE EN COTININE IN LEGHENNEN EN EIEREN

RISICOBEOORDELING VAN DE AANWEZIGHEID VAN NICOTINE EN COTININE IN LEGHENNEN EN EIEREN RIVM-RIKILT FRONT OFFICE VOEDSELVEILIGHEID RISICOBEOORDELING VAN DE AANWEZIGHEID VAN NICOTINE EN COTININE IN LEGHENNEN EN EIEREN Advies aangevraagd door: M.J.B. Mengelers (VWA, Bureau Risicobeoordeling)

Nadere informatie

Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten

Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten Risicobeoordeling van lange-termijn inname van fipronil via de consumptie van ei en ei-producten Datum: 26-09-2018 Versie: definitief Onderwerp De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft fipronil

Nadere informatie

1 0 SEP 2014. Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:

1 0 SEP 2014. Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen: Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen: [info@nmv.nu] dinsdag 9 september 2014 14:20 Diergezondheidsproblemen door Jacobskruiskruid B3584 Jacobskruiskruid.pdf; B3584 Bijlage Jacobskruiskruid.pdf Geachte

Nadere informatie

Risicoschatting emissie PFOA voor omwonenden

Risicoschatting emissie PFOA voor omwonenden Risicoschatting emissie PFOA voor omwonenden Inhoud 1. Aanleiding 2. Risicoschatting 3. Resultaten 4. Conclusie Gezondheidsrisico 5. Aanbevelingen PFOA emissies Dordrecht 5 april 2016 1. Aanleiding voor

Nadere informatie

Director of the Office for Risk Assessment of the Food and Consumer Product Safety Authority

Director of the Office for Risk Assessment of the Food and Consumer Product Safety Authority Document type: Title: Author: Country: Please refer to this document as follows: Opinion Recommendation on ragwort in animal feed Director of the Office for Risk Assessment of the Food and Consumer Product

Nadere informatie

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV.

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV. Toelichting op de cijfers van de mestproductie in 2018 zoals berekend in de vorm van momentopnames in kwartaalrapportages en zoals gepubliceerd als voorlopige cijfers d.d.15-2-2018 op de CBS-website. Deze

Nadere informatie

Natuurmaaisel : tussen veevoer en afval. Willy Verbeke, Natuurinvest/Inverde

Natuurmaaisel : tussen veevoer en afval. Willy Verbeke, Natuurinvest/Inverde Natuurmaaisel : tussen veevoer en afval Willy Verbeke, Natuurinvest/Inverde Natuurmaaisel kan afval zijn Voor Nederland en Vlaanderen : Europese regelgeving = Kaderrichtlijn afvalstoffen Artikel 3 lid

Nadere informatie

Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019

Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019 Inschatting gezondheidsrisico s grafietregen Wijk aan Zee RIVM 2019 RIVM project grafietregens en gezondheid Uitstoot grafietregens bij slakverwerking Harsco / Tata Steel Bewoners rondom bedrijf maken

Nadere informatie

Giftige planten onderweg

Giftige planten onderweg Giftige planten onderweg Giftige planten onderweg Als je op pad gaat met een van onze ezels is het belangrijk te weten waar je de ezel met een gerust hart kunt laten grazen en snacken en waar niet. Je

Nadere informatie

Meting van PFOA in serum van omwonenden Chemours. Duiding van de uitkomsten. Joke Herremans RIVM

Meting van PFOA in serum van omwonenden Chemours. Duiding van de uitkomsten. Joke Herremans RIVM Meting van PFOA in serum van omwonenden Chemours Duiding van de uitkomsten Joke Herremans RIVM 14-9-2017 Teflon in de pan PFOA in de ban REACH restrictie Geen productie, gebruik en in de handel brengen

Nadere informatie

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID Beoordeling minerale oliën in kaaskoekjes Risicobeoordeling aangevraagd door: NVWA-BuRO Risicobeoordeling opgesteld door: RIVM Datum aanvraag: 19 december 2016

Nadere informatie

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs...

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs... 7 1.2 Arealen... 7 1.3 Rasontwikkelingen... 8 1.4 Gebruiksvormen van maïs... 10 6 1 Inleiding Na gras is snijmaïs het belangrijkste gewas voor de melkveehouderij.

Nadere informatie

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling

Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling Chemisch toxicologische eigenschappen van acrylonitril en medische aspecten van een blootstelling Prof. Dr. Benoit Nemery KU Leuven Prof. Dr. Christophe Stove UGent Acrylonitril: chemische eigenschappen

Nadere informatie

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID. Fipronil: review van Belgische gegevens en Duitse risicobeoordeling

FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID. Fipronil: review van Belgische gegevens en Duitse risicobeoordeling FRONT OFFICE VOEDSEL- EN PRODUCTVEILIGHEID Fipronil: review van Belgische gegevens en Duitse risicobeoordeling Risicobeoordeling aangevraagd door: NVWA-BuRO Risicobeoordeling opgesteld door: RIVM Datum

Nadere informatie

GRASDUINEN IN HET GRAS

GRASDUINEN IN HET GRAS Ruraal Netwerk 25 april 2013 GRASDUINEN IN HET GRAS GEBRUIKSDOELSTELLINGEN VAN GRAS VOOR LANDBOUW Geert Rombouts Mathias Abts Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Voorlichting

Nadere informatie

De (eco)toxiciteit van PFOS

De (eco)toxiciteit van PFOS De (eco)toxiciteit van PFOS Wat hebben we geleerd van de Schipholcasus en wat weten we nog niet? Inhoud 1. Waarom doelstellingen voor herstel Schiphol 2. Bouwstenen 3. Doelstellingen voor herstel 4. Conclusies

Nadere informatie

De (eco)toxiciteit van PFOS. Wat hebben we geleerd van de Schipholcasus en wat weten we nog niet?

De (eco)toxiciteit van PFOS. Wat hebben we geleerd van de Schipholcasus en wat weten we nog niet? De (eco)toxiciteit van PFOS Wat hebben we geleerd van de Schipholcasus en wat weten we nog niet? Inhoud 1. Waarom doelstellingen voor herstel Schiphol 2. Bouwstenen 3. Doelstellingen voor herstel 4. Conclusies

Nadere informatie

ALLES rondom residuen: wat moeten we weten?

ALLES rondom residuen: wat moeten we weten? ALLES rondom residuen: wat moeten we weten? Inhoud presentatie Wat is een MRL? Waar staan ARfD en ADI voor? Food Chain projecten Bayer CropScience page 2 Alles over residuen winter 2011/2012 Wat zijn residuen?

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

Biotransformatie en toxiciteit van

Biotransformatie en toxiciteit van Biotransformatie en toxiciteit van paracetamol 062 1 Biotransformatie en toxiciteit van paracetamol Inleiding Paracetamol is het farmacologisch actieve bestanddeel van een groot aantal vrij en op recept

Nadere informatie

Vitamine D Hoog gedoseerde voedingssupplementen

Vitamine D Hoog gedoseerde voedingssupplementen Vitamine D Hoog gedoseerde voedingssupplementen Begin 2016 heeft de NVWA verschillende meldingen ontvangen waarin de NVWA gewezen werd op het feit dat er voedingssupplementen met vitamine D op de Nederlandse

Nadere informatie

Biestvervangers onderzocht: CapraCol als beste getest

Biestvervangers onderzocht: CapraCol als beste getest Biestvervangers onderzocht: CapraCol als beste getest Arts Food Products BV Aartshertogenlaan 385 NL-5212 CK s-hertogenbosch Tel.: 0031 (0) 73 6136713 Fax: 0031 (0) 73 6136817 www.capracol.nl info@capracol.nl

Nadere informatie

GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN

GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN Waar ligt de grens? Is een grens te bepalen? Grenzen: België-Nederland GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN Hoe deden/doen we het in de GBBS van de Gezondheidsraad?

Nadere informatie

Onderzoek naar de risico s en kwaliteitsbeleving van ruwvoer bij paardeneigenaren in Nederland

Onderzoek naar de risico s en kwaliteitsbeleving van ruwvoer bij paardeneigenaren in Nederland Onderzoek naar de risico s en kwaliteitsbeleving van ruwvoer bij paardeneigenaren in Nederland M. M. Esposito E. Regelink Paarden Kennis Centrum 17 januari 2011 2 Inhoudsopgave Inleiding... 4 Doel... 4

Nadere informatie

Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien

Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien Quinoa-GPS in het rantsoen voor melkkoeien Ronald Zom, Herman van Schooten en Ina Pinxterhuis Quinoa is een eenvoudig te telen gewas dat in korte tijd een hoge opbrengst geeft, goed te conserveren is en

Nadere informatie

Onderwerp: Toxicologische evaluatie rubbergranulaat kunstgrasvelden in de gemeente Valkenswaard.

Onderwerp: Toxicologische evaluatie rubbergranulaat kunstgrasvelden in de gemeente Valkenswaard. Aan: Hr. B. van Valburg Gemeente Valkenswaard De Hofnar 15 5554 DA Valkenswaard Datum: 16 November 2016 Onderwerp: Toxicologische evaluatie rubbergranulaat kunstgrasvelden in de gemeente Valkenswaard.

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Toxicologie enkele begrippen

Toxicologie enkele begrippen 009 1 Toxicologie enkele begrippen Regelmatig worden wij geconfronteerd met begrippen als zeer giftige stof, of de zeer gevaarlijke chemische stof-x. Vaak zijn deze begrippen niet nader omschreven en is

Nadere informatie

B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f

B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f B i j l a g e 6. N a d e r e o n d e r b o u w i n g g r o n d g e b o n d e n b e d r i j f Datum: maart 2017 Van: mr. drs. D. Harmsen Aan: dhr. G.J. Klont (gemeente Achtkarspelen) CC: dhr. B. van Dellen

Nadere informatie

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 2 Mediaan Maximum % overschrijding norm (5 µg/l) Cadm

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 2 Mediaan Maximum % overschrijding norm (5 µg/l) Cadm Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 1 Bijlage 2 bij advies 01-2005 1.1 Simulatie betreffende de inname en inademing van cadmium door runderen 1. Doel : Het doel van de studie bestaat

Nadere informatie

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de

Nadere informatie

Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering

Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering Waarde van kruidenrijk gras en inpassing in de bedrijfsvoering Hein Korevaar Slotbijeenkomst Praktijknetwerk Natuurlijk kruidenrijk gras voor de veehouderij; Wageningen 12 maart 2014 Inhoud van presentatie

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 318/19

Publicatieblad van de Europese Unie L 318/19 6.12.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 318/19 RICHTLIJN 2005/87/EG VAN DE COMMISSIE van 5 december 2005 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad

Nadere informatie

Toelichting op het RIVM-rapport Mixture exposure to PFAS: A Relative Potency Factor approach. Opstellen van een handelingskader voor PFAS

Toelichting op het RIVM-rapport Mixture exposure to PFAS: A Relative Potency Factor approach. Opstellen van een handelingskader voor PFAS NOTITIE Onderwerp Toelichting op het RIVM-rapport Mixture exposure to PFAS: A Relative Potency Factor approach Project Opstellen van een handelingskader voor PFAS Projectcode DDT219-1 Referentie DDT219-1/18-008.924

Nadere informatie

Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat

Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat Beoordeling gezondheidsrisico's door sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat 19 december 2016 Inhoud 1. Aanleiding 2. Wat heeft het RIVM onderzocht? 3. Verband rubbergranulaat en leukemie 4. Voldoet

Nadere informatie

landbouw-breed CSPE KB 2011 minitoets bij opdracht 15

landbouw-breed CSPE KB 2011 minitoets bij opdracht 15 landbouw-breed CSPE KB 2011 minitoets bij opdracht 15 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef verbeteringen aan volgens voorbeeld 2 of 3.

Nadere informatie

Inhoud. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Inhoud. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven   KvK Utrecht T A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 F 030 274 29 71 info@rivm.nl Datum 3 maart 2019 Behandeld door Els Smit (RIVM-VSP)

Nadere informatie

Factsheet Dioxine 14 januari 2011

Factsheet Dioxine 14 januari 2011 Factsheet Dioxine 14 januari 2011 De informatie in deze factsheet is gebaseerd op de tot op heden bekend gemaakte, officiële informatie die is verkregen van de Duitse autoriteiten, de VWA of de EU. Via

Nadere informatie

3C Voeding herkauwer

3C Voeding herkauwer Naam: Klas:.. Datum: Ruimte voor schoolstempel en paraaf docent 3C Voeding herkauwer WETEN De leerling weet wat krachtvoer en ruwvoer is. De leerling weet dat een herkauwer vier magen heeft. De leerling

Nadere informatie

Afleiding van de normen voor mineralen en spoorelementen voor paarden en pony s. Dr. A.M. van den Top Adviesbureau VOER-RAAD

Afleiding van de normen voor mineralen en spoorelementen voor paarden en pony s. Dr. A.M. van den Top Adviesbureau VOER-RAAD Afleiding van de normen voor mineralen en spoorelementen voor paarden en pony s Dr. A.M. van den Top Adviesbureau VOER-RAAD Indeling Opzet onderzoek Factoriële methode voor berekening van de mineralenbehoefte

Nadere informatie

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische Nederlandse samenvatting Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische farmacokinetische modellen Algemene inleiding Klinisch onderzoek

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild

Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild K.M. Jonker S.J.M. Ottink H.P.G.M. Bos I. ten Broeke KEURINGSDIENST VAN WAREN OOST AFDELING SIGNALERING SECTOR: LABORATORIUM Postbus 202 7200

Nadere informatie

STADSBOERDERIJ VOEREN VAN DIEREN

STADSBOERDERIJ VOEREN VAN DIEREN STADSBOERDERIJ VOEREN VAN DIEREN Rekenen voor vmbo-groen en mbo-groen Colofon RekenGroen. Rekenen voor vmbo- groen en mbo- groen Module Stadsboerderij Voeren van dieren Leerlingtekst Versie 1.0. November

Nadere informatie

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niettechnische samenvatting 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) in kalveren 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) Oktober 2015 oktober 2020

Nadere informatie

Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Brunssum

Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Brunssum Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Brunssum Unit Medische Milieukunde, GGD Zuid Limburg, Geleen, september 2015 Seksuele Gezondheid, Infectieziekten

Nadere informatie

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47

Grasgids voor. Belgisch Witblauw. Méér vlees uit gras. Groot in Gras. Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 BB-082011 Grasgids voor Waar koopt u? Voor verkoopadressen kijk op www.barenbrug.be of bel 03 219 19 47 Belgisch Witblauw Groot in Gras Barenbrug Belgium NV Hogenakkerhoekstraat 19 9150 Kruibeke E-mail:

Nadere informatie

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf Pilotveehouder Henk van Dijk Proeftuinadviseur Gerrit de Lange Countus Accountants Proeftuin Natura 2000 Overijssel wordt mede mogelijk gemaakt door: 8

Nadere informatie

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst Onkruidbestrijding in weiland in nazomer en herfst Inhoud Veel en goed ruwvoer Pag. 3 Pag. 10 Pag. 14 Pag. 15 Veel en goed ruwvoer Onkruidbestrijding in nazomer en najaar Middelen voor onkruidbestrijding

Nadere informatie

Blootstelling van omwonenden aan PFOA door emissie naar lucht en water

Blootstelling van omwonenden aan PFOA door emissie naar lucht en water Blootstelling van omwonenden aan PFOA door emissie naar lucht en water Bas Bokkers 14 sept. 2017 Contactgroep Gezondheid en Chemie (CGC) & Nederlandse Vereniging voor Medische Milieukunde (NvMM) Aanleiding

Nadere informatie

Convenant gedragsregels Jacobskruiskruid Groningen

Convenant gedragsregels Jacobskruiskruid Groningen Convenant gedragsregels Jacobskruiskruid Groningen Partijen Stichting Het Groninger Landschap Staatsbosbeheer Vereniging natuurmonumenten Rijkswaterstaat, dienstkring Groningen Land- en Tuinbouworganisatie

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 november 2013 (OR. nl) 16792/13 DENLEG 136. BEGELEIDENDE NOTA de Europese Commissie ingekomen: 21 november 2013

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 november 2013 (OR. nl) 16792/13 DENLEG 136. BEGELEIDENDE NOTA de Europese Commissie ingekomen: 21 november 2013 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 25 november 2013 (OR. nl) 16792/13 DEEG 136 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 21 november 2013 aan: Nr. Comdoc.: D030008/02 Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

DE KRINGLOOPWIJZER en Grassa!Raffinage

DE KRINGLOOPWIJZER en Grassa!Raffinage DE KRINGLOOPWIJZER en Grassa!Raffinage Kansen voor Gras Bas Aarts (Melkveehouderij Aarts vof) Martijn Wagener (Grassa) 1 Indeling Aanleiding Is er een positief effect van Grassa!raffinage aan te tonen

Nadere informatie

INHOUD 2 1. VOORWOORD 3

INHOUD 2 1. VOORWOORD 3 Mycotoxinemonitoring GRANEN oogst 2018 Inhoud INHOUD 2 1. VOORWOORD 3 2. OBJECTIEVEN 3 3. BRON VAN GEGEVENS 4 4. ANALYSEMETHODES & GESCREENDE MYCOTOXINES 4 5. RESULTATEN NA-OOGST MONITORING 5 5.1 REGIONALE

Nadere informatie

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van VWS en de minister van LNV

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van VWS en de minister van LNV Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van VWS en de minister van LNV onderwerp Advies inzake chemische contaminanten in minerale klei Samenvatting De afgelopen jaren heeft de

Nadere informatie

Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken.

Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken. Instructie bepaling spoed van gevallen van ernstige bodemverontreiniging met lood in stedelijke ophooglagen en toemaakdekken. Versie: 20090403rev1 Bron: www.sanscrit.nl 1 Inleiding Bij de bepaling van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 47c 27 076 Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen) NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET

Nadere informatie

BIJLAGE XV-RAPPORT. Samenvatting. Stofnamen: stoffen in gerecycleerde rubberkorrels die als instrooimateriaal in kunstgras worden gebruikt

BIJLAGE XV-RAPPORT. Samenvatting. Stofnamen: stoffen in gerecycleerde rubberkorrels die als instrooimateriaal in kunstgras worden gebruikt BIJLAGE XV-RAPPORT EEN EVALUATIE VAN DE MOGELIJKE GEZONDHEIDSRISICO'S VAN GERECYCLEERDE RUBBERKORRELS DIE ALS INSTROOIMATERIAAL OP KUNSTGRASVELDEN WORDEN GEBRUIKT Samenvatting Stofnamen: stoffen in gerecycleerde

Nadere informatie

BIJLAGE I. EMEA/CVMP/495339/2007-NL november 2007 1/10

BIJLAGE I. EMEA/CVMP/495339/2007-NL november 2007 1/10 BIJLAGE I NAAM, FARMACEUTISCHE VORM, STERKTE VAN DE GENEESMIDDELEN, DIERSOORTEN, TOEDIENINGSWEGEN EN HOUDER/AANVRAGER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EMEA/CVMP/495339/2007-NL november

Nadere informatie

Onkruidbestrijding in grasland in het najaar

Onkruidbestrijding in grasland in het najaar Onkruidbestrijding in grasland in het najaar Inhoud Pag. 3 Pag. 10 Pag. 14 Pag. 15 Veel en goed ruwvoer Voordelen van een onkruidbestrijding in het najaar Middelen voor een onkruidbestrijding in het najaar

Nadere informatie

Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer. Edward Ensing

Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer. Edward Ensing Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer Edward Ensing Graslandvernieuwing nodig? Nee, waarom graslandvernieuwing? Voer genoeg? Geen vooruitgang rassen? Gras is groen en groeit vanzelf?

Nadere informatie

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement.

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement. Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement. Een statistische onderbouwing voor bemonstering van partijen champignons. P.C.C. van Loon Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Behoud effectief middelenpakket: verantwoord gebruik en risico van einde toelating. Arjan de Bever Berkel Enschot 27 maart 2013

Behoud effectief middelenpakket: verantwoord gebruik en risico van einde toelating. Arjan de Bever Berkel Enschot 27 maart 2013 Behoud effectief middelenpakket: verantwoord gebruik en risico van einde toelating Arjan de Bever Berkel Enschot 27 maart 2013 Inhoud presentatie Emissie oppervlaktewater Normen & waarden Kaderrichtlijn

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting, conclusies en aanbevelingen De laatste jaren worden in toenemende mate geneesmiddelen voor mens en dier a aangetroffen in het milieu. Van enkele van die middelen is bekend dat ze bij vissen,

Nadere informatie

Ruwvoeravond. Passen alternatieve gewassen bij u?

Ruwvoeravond. Passen alternatieve gewassen bij u? Ruwvoeravond Passen alternatieve gewassen bij u? Hoornaar, 16 feb 2017 Akkerbouwmatige Ruwvoerteelt Planmatig werken aan een optimale(ruwvoer)opbrengst door te sturen op bodem en gewas +2.000 kg ds Wat

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie WGD van de Gezondheidsraad gezondheidskundige advieswaarden af voor stoffen in lucht waaraan

Nadere informatie

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna W.J. Willems (PBL) & J.J. Schröder (PRI Wageningen UR) november 2013 Sinds 2010 is de gebruiksnorm

Nadere informatie

CGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers and climate change"

CGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: Crop volunteers and climate change Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Dhr. J.J. Atsma Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 20 september 2011 KENMERK ONDERWERP CGM/110920-02 Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers

Nadere informatie

OMSCHAKELING NAAR DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE

OMSCHAKELING NAAR DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE OMSCHAKELING NAAR DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE Omschakeling naar biologische varkenshouderij 1 www.vlaanderen.be INHOUD 1 Situering... 3 2 Omschakeling naar biologische varkenshouderij in Vlaanderen... 3 2.1

Nadere informatie

2.1.6 Grasland zonder klaver: Natrium

2.1.6 Grasland zonder klaver: Natrium 2.1.6 Grasland zonder klaver: Natrium Het natriumadvies voor grasland is niet gericht op verhoging van de opbrengst, maar wordt uitsluitend gegeven met het oog op de gezondheidstoestand van het rundvee

Nadere informatie

Oplegnotitie bestrijding Japanse duizendknoop.

Oplegnotitie bestrijding Japanse duizendknoop. Oplegnotitie bestrijding Japanse duizendknoop. Bij brief van 19 juli 2018 heeft het College van B&W de raad geïnformeerd over de locaties waar de Japanse duizendknoop in IJsselstein is gelokaliseerd en

Nadere informatie

Risicobeoordeling en beheer met betrekking tot de aanwezigheid van fipronil in eieren, eiproducten, pluimveevlees en verwerkte producten

Risicobeoordeling en beheer met betrekking tot de aanwezigheid van fipronil in eieren, eiproducten, pluimveevlees en verwerkte producten Risicobeoordeling en beheer met betrekking tot de aanwezigheid van fipronil in eieren, eiproducten, pluimveevlees en verwerkte producten Wat is fipronil Gebruik? Fipronil is een insecticide waarvan het

Nadere informatie

Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt

Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt Hervorming Gemeenschappelijk Europees Landbouwbeleid Toeslagrechten 2014 Betalingsrechten 2015 Nationale invulling

Nadere informatie

De effecten van steenmeel op de grasgroei.

De effecten van steenmeel op de grasgroei. `. De effecten van steenmeel op de grasgroei. Bert Westerhuis Rijnveste 18 Wageningen Bert.westerhuis@wur.nl Tony van Dijke Dijkgraaf 4 1c-1 Tony.vandijke@wur.nl Samenvatting. In dit onderzoek word onderzocht

Nadere informatie

N en P excreties in de biologische melkveehouderij in België

N en P excreties in de biologische melkveehouderij in België N en P excreties in de biologische melkveehouderij in België Sam De Campeneere NVWV De wens van de pens 20/05/2011 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid Dier www.ilvo.vlaanderen.be Beleidsdomein

Nadere informatie

Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016

Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016 Evaluatie Maai- en graasplan uitvoering 2016 Kenmerk: IT17.01282 datum: 22 maart 2017 Pagina 1 van 8 Inhoud Inhoud... 1 Samenvatting... 3 1. Evaluatie uitvoering maai- en graasplan... 5 1.1. Inleiding...

Nadere informatie

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 9.7.2018 C(2018) 3304 final VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 9.7.2018 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie

Honing onderzoek bij RIKILT Wageningen UR

Honing onderzoek bij RIKILT Wageningen UR Honing onderzoek bij RIKILT Wageningen UR Leo van Raamsdonk Terugkomdag honingkeurmeesters, Boxtel, 12-10-2013 Inhoud RIKILT Wageningen UR Historie en missie Thema s Highlights Belangrijkste taken Honing

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het aantal mensen met een gestoorde nierfunctie is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit betekent dat er steeds meer mensen moeten dialyseren of een niertransplantatie moeten

Nadere informatie

FIDIN ANTIBIOTICARAPPORTAGE opgesteld door de FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid

FIDIN ANTIBIOTICARAPPORTAGE opgesteld door de FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid FIDIN ANTIBIOTICARAPPORTAGE 2001 opgesteld door de FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid juni 2002 Den Haag - 2 - INLEIDING Antibioticumresistentie is een serieus probleem in de humane geneeskunde en heeft

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Onderzoek van 2003 t/m 2006 P.J. van Leeuwen, P. Vink en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen november 2006 PPO nr.

Nadere informatie

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting Credits for Carbon Care CLM Onderzoek en Advies Alterra Wageningen UR Louis Bolk Instituut Bijlage: bodemanalyses als nulmeting In het project Carbon Credits hadden we oorspronkelijk het idee dat we bij

Nadere informatie

Spuitresidu Veiligheid voor de toepasser/werker/consument en de houding van de retail

Spuitresidu Veiligheid voor de toepasser/werker/consument en de houding van de retail Spuitresidu Veiligheid voor de toepasser/werker en de houding ten opzichte van residuen RESIDUEN Resten van een (gebruikt) gewasbeschermingsmiddel (= actieve stof) die achterblijven in de bodem, in het

Nadere informatie

Stikstofretentie en -excretie door varkens; verschillen tussen beren en borgen

Stikstofretentie en -excretie door varkens; verschillen tussen beren en borgen Stikstofretentie en -excretie door varkens; verschillen tussen beren en borgen Commissie Deskundigen Meststoffenwet. Notitie opgesteld door Dr. P. Bikker, Livestock Research, Wageningen University Goedgekeurd

Nadere informatie

Wat betekent dit voor. van omwonenden?

Wat betekent dit voor. van omwonenden? Emissies van chemische stoffen door ThermPhos Wat betekent dit voor de gezondheid van omwonenden? dr Joost van Rooij - toxicoloog joost.vanrooij@caesar-consult.nl Informatiebijeenkomst omwonenden 1 December

Nadere informatie

Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht

Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels 2017 Informatie en productenoverzicht Weidemengsels Voor de veehouder wordt het steeds belangrijker om zo veel mogelijk ruwvoer zelf te telen. De lagere melkprijs van het afgelopen jaar heeft

Nadere informatie

Erratum Report LEI

Erratum Report LEI Erratum Report LEI 14-128 19 januari 2015 Koeijer, T.J. de, P.W. Blokland, C.H.G. Daatselaar, J.F.M. Helming, H.H. Luesink, 2015. Scenario s voor grondgebondenheid: Een verkenning van de varianten binnen

Nadere informatie

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Januari 2013 Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer Herman van Schooten (WUR-LR) Hans Dirksen (DMS) Januari 2013 Inleiding

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving Niet-technische samenvatting 2016491-2 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Effecten van ijzer op een hormoon dat betrokken is bij het calcium- en fosfaatmetabolisme (FGF23) bij chronische nierpatiënten.

Nadere informatie

Samenvatting Samenvatting 107 Achtergrond van het onderzoek Plaaginsekten kunnen in (fruit)boomgaarden veel schade veroorzaken. Vaak wordt het optreden van plaaginsekten in boomgaarden tegengegaan door

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 144/27 VERORDENING (EU) 2016/863 VAN DE COMMISSIE van 31 mei 2016 tot wijziging van de bijlagen VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie

Nadere informatie

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst DairyGrass mengsels Hoge grasopbrengst oktober 2016 DairyGrass : de beste rassen in een mengsel De top van de CSAR-lijst van meerdere kwekers, gemengd in één zak. Dát is DairyGrass. Op basis van onderzoek

Nadere informatie

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid. over houden van huisdieren

PRAKTISCH. VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid.   over houden van huisdieren l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH VOEDING VAN UW KAT normen en hoeveelheid over houden van huisdieren Het juiste voer en de juiste hoeveelheid

Nadere informatie

Kan stimuleren van agrobiodiversiteit zonder externe gelden?

Kan stimuleren van agrobiodiversiteit zonder externe gelden? Resultaten met functionele agrobiodiversiteitsmaatregelen vanuit project Boeren en Agrobiodiversiteit.. Kan stimuleren van agrobiodiversiteit zonder externe gelden? Jan de Wit Louis Bolk Instituut 1 Biodiversiteit?

Nadere informatie

Eiwitexcretie kan worden bepaald na kort verblijf in metabole kooi

Eiwitexcretie kan worden bepaald na kort verblijf in metabole kooi Eiwitexcretie kan worden bepaald na kort verblijf in metabole kooi Ilse Kion, Jürgen W. A. Sijbesma, Aren van Waarde Afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming, Universitair Medisch Centrum

Nadere informatie

Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf.

Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf. Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf. Eddy Decaesteker Bedrijfsadvisering Melkveehouderij eddy.decaesteker@inagro.be LCV-avond Poperinge 31 jan 2018 Ruwvoederkostprijzen LCV 2012 Kostprijs

Nadere informatie

RIKILT-onderzoek voor veilige diervoeders. dr. Jacob de Jong, themaleider Diervoeders

RIKILT-onderzoek voor veilige diervoeders. dr. Jacob de Jong, themaleider Diervoeders RIKILT-onderzoek voor veilige diervoeders dr. Jacob de Jong, themaleider Diervoeders Overzicht wettelijke taken diervoeders Methodeontwikkeling incl. emerging risks Optimalisering van monitoring en opsporing

Nadere informatie

Deelrapportage. Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven

Deelrapportage. Zware metalen en chroom-6 in stof. Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven Deelrapportage Zware metalen en chroom-6 in stof Gezondheidskundige risicobeoordeling POMS-site Eygelshoven Unit Medische Milieukunde, GGD Zuid Limburg, Geleen, september 2015 Seksuele Gezondheid, Infectieziekten

Nadere informatie