M.e.r.-beoordelingsbesluit van Gedeputeerde Staten Limburg <Gedeputeerde staten van Limburg / Burgemeester en wethouder van..>

Transcriptie

1 M.e.r.-beoordelingsbesluit van Gedeputeerde Staten Limburg <Gedeputeerde staten van Limburg / Burgemeester en wethouder van..> Venlose Metaal Recycling B.V. te Venlo Zaaknummer: Kenmerk: 2015/91009 d.d. 26 november 2015 Verzonden:

2 INHOUDSOPGAVE 1 Aanleiding Vergunde situatie Besluit milieueffectrapportage Afweging Conclusie 9 2 Besluit 10 3 Bezwaar 10 Zaaknummer: 2015/

3 1 Aanleiding Milon BV Huygenseweg 24, TG Schijndel is namens Venlose Metaal Recycling B.V., Columbusweg 5, 5928 LA Venlo voornemens een aanvraag om een omgevingsvergunning in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Limburg voor het veranderen van de inrichting van Venlose Metaal Recycling B.V. Columbusweg 5, 5928 LA Venlo. Voor het verlenen van de vergunning dient beoordeeld te worden of een milieueffectrapport moet worden opgesteld en bij de aanvraag om vergunning moet worden ingediend (mer-beoordelingsplicht). Milon BV heeft daartoe d.d. 10 november 2015 een m.e.r.- beoordelingsnotitie c.q. m.e.r.-beoordelingsverzoek ingediend. Het beoordelingsverzoek is geregistreerd onder nummer De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de hoofdprocedure. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een omgevingsvergunningsprocedure (in onderhavig geval het veranderen c.q. het uitbreiden van de inrichting). In Nederland is de mer geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in de uitvoeringswetgeving in de vorm van een algemene maatregel van bestuur (het Besluit mer). Ook andere wetgeving heeft invloed op de mer, zoals de Crisis- en Herstelwet (Chw). Er is een beperkte en een uitgebreide m.e.r.-procedure. Welke procedure van toepassing is, hangt af van het project. Het Besluit mer maakt onderscheid naar activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapport verplicht is (onderdeel C van de bijlage behorende bij het Besluit mer) en activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt (onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit mer). De voorgenomen activiteit is genoemd in kolom 1 onder categorie 18.1 en 18.8 van onderdeel D van het Besluit mer. Bij verandering/uitbreiding van meer dan 50 ton/dag is Mer-beoordeling noodzakelijk. Aangezien deze in kolom 2 opgenomen drempelwaarde voor de verwijdering wordt overschreden is de voorgenomen wijziging in de activiteiten mer-beoordeling plichtig. De opslagcapaciteit voor schroot inclusief autowrakken is ton en overschrijdt daardoor de drempelwaarde ( ton) van categorie 18.8 van onderdeel D van het Besluit mer niet. 1.1 Vergunde situatie De huidige inrichting In hoofdstuk 1.3 van de m.e.r.-beoordelingsnotitie zijn de vigerende vergunningen vermeld: Revisievergunning ingevolge artikel 8.4 van de Wm (thans omgevingsvergunning Wabo, d.d met kenmerk 2002/34198); Vergunning Wet verontreiniging oppervlaktewater (thans omgevingsvergunning Wabo, d.d met kenmerk V01-113); Veranderingsvergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo (d.d met kenmerk ); Bouwvergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wabo(d.d met kenmerk ); Veranderingsvergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo (d.d met kenmerk ). Zaaknummer: 2015/

4 Voorgenomen veranderingen. De voorgenomen veranderingen betreffen een uitbreiding van de inrichting met een shredder en het vergroten van de jaarlijkse doorzet van de ferro-/non-ferro metalen en A-/B-hout. 1.2 Besluit milieueffectrapportage Ingevolge artikel 7.2 eerste lid onder b Wet milieubeheer (Wm) worden in het Besluit milieueffectrapportage activiteiten aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17 of 7.19 Wm moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Daarnaast worden ingevolge het vierde lid van dit artikel de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan moet worden beoordeeld of die activiteiten de hiervoor genoemde gevolgen kan hebben. In de aanvraag om een omgevingsvergunning zullen op basis van het indieningsvereisten van de Wabo de voorgenomen veranderingen die betrekking hebben op de uitbreiding van de inrichting uitgebreid (milieuhygiënisch) moeten worden beschreven zodat een volledige milieuhygiënische beoordeling kan plaatsvinden. In de m.e.r.-beoordelingsnotie zijn de activiteiten en de veranderingen uitvoerig beschreven. De voorgenomen veranderingen in de activiteiten zijn genoemd in kolom 1 onder categorie 18.1 en 18.8 van onderdeel D van het Besluit mer. Voor deze categorieën is in kolom 2 een drempelwaarde opgenomen voor de verwijdering van afvalstoffen met meer dan 50 ton per dag en van een opslagcapaciteit van ton of meer aan schroot. De totale verwijderingscapaciteit van de inrichting voor afval wordt verhoogd (van 115) tot ongeveer 450 ton per dag en de opslagcapaciteit van de inrichting blijft gelijk op ton aan schroot, 600 ton A-, B- en C-hout en 25 ton aan accu s en batterijen. In de shredder wordt jaarlijks ton A- en B-hout en ton non-ferro metalen verwerkt. De toename in de acceptatie- en verwerkingscapaciteit is 335 ton per dag naar 450 ton per dag. De verwijdering van afvalstoffen moet ruim worden uitgelegd; ook nuttige toepassingshandelingen of voorbereidingshandelingen daartoe vallen onder begrip verwijdering. Bij verandering/uitbreiding van meer dan 50 ton/dag is Mer-beoordeling noodzakelijk. Aangezien de in kolom 2 opgenomen drempelwaarde voor de verwijdering wordt overschreden is de voorgenomen wijziging in de activiteiten van de inrichting mer-beoordeling plichtig. De gemachtigde van aanvrager heeft de intentie om de activiteiten in de inrichting te wijzigen en deze via de m.e.r.-beoordelingsnotitie bij ons aangemeld. In de gegevens van deze notitie en in de bijlagen hiervan is een mer-beoordeling opgenomen. Vervolgens hebben wij op basis van onderhavige overwegingen besloten dat er in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden (artikel 7.8a van de Wm) en dat er dus geen MER behoeft te worden opgesteld. In onderhavige beoordeling is dit besluit nader uitgewerkt. In kolom 1 onder categorie 18.1 en 18.8 van onderdeel D van het Besluit mer staan tevens installaties voor de definitieve verwijdering van afvalstoffen waaronder storten en verbranden zijn begrepen. Dergelijke installaties zullen niet worden aangevraagd en een beoordeling hiervan is dus niet aan de orde. Zaaknummer: 2015/

5 Het voorgaande betekent concreet dat voordat de omgevingsvergunning aangevraagd kan worden aan de hand van de ingediende aanmeldingsnotitie beoordeeld moet worden of een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Op de totstandkoming van dit besluit is paragraaf 7.6 van de Wm van toepassing. 1.3 Afweging Op grond van artikel 7.17, derde lid Wm moet bij de beslissing rekening gehouden worden met de criteria die in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn aangegeven. Deze criteria zijn: 1. Beschrijving van het project, met in het bijzonder: een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project en de eisen met betrekking tot het gebruik van grond en terrein tijdens de constructie- en bedrijfsfasen; een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de productieprocessen, bijvoorbeeld aard en hoeveelheden van de gebruikte materialen; een prognose van de aard en hoeveelheid van de verwachte residuen en emissies (water-, lucht- en bodemverontreiniging, geluidshinder, trillingen, licht, warmte, straling, enz.) ten gevolge van het functioneren van het voorgenomen project. 2. In voorkomend geval een schets van de voornaamste alternatieven die de opdrachtgever heeft onderzocht, met opgave van de voornaamste motieven voor zijn keuze, in het licht van de milieueffecten. 3. Een beschrijving van de waarschijnlijk belangrijke milieueffecten van het voorgenomen project op met name: de bevolking, fauna en flora, bodem, water, lucht, de klimatologische factoren, materiële goederen, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de interrelatie tussen genoemde factoren. 4. Een beschrijving van de waarschijnlijk significante milieueffecten van het voorgestelde project ten gevolge van: het bestaan van het project; het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen; de lozing van verontreinigende stoffen, het ontstaan van milieuhinder en de eliminering van afvalstoffen; en een beschrijving van de methode die de opdrachtgever heeft gebruikt voor de milieueffectbeoordeling. 5. Een beschrijving van de beoogde maatregelen om belangrijke nadelige milieueffecten van het project te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen. 6. Een niet-technische samenvatting van de overeenkomstig bovengenoemde punten verstrekte informatie. 7. Een opgave van de moeilijkheden (technische leemten of ontbrekende kennis) die de opdrachtgever eventueel heeft ondervonden bij het verzamelen van de vereiste informatie. Voor zover deze relevant zijn voor de activiteiten in de inrichting is een uitwerking en beschrijving van deze criteria opgenomen in de m.e.r.-beoordelingsnotitie. In onderstaand hoofdstuk 1.4. wordt een beoordeling hiervan gegeven. Zaaknummer: 2015/

6 1.4 Beoordeling Voor de voorgenomen (wijzigingen in) de activiteiten in de inrichting moeten op basis van de criteria vermeld in artikel artikel 7.17, derde lid Wm de volgende aspecten beschreven en beoordeeld worden. In de hoofdstukken 2 en 3 van de m.e.r.-beoordelingsnotitie heeft gemachtigde van aanvrager deze aspecten uitgebreid uitgewerkt: 1. De kenmerken van het project; 2. De plaats van het project in relatie tot de gevoeligheid van omliggende gevoelige gebieden; 3. De prognoses en kenmerken van de potentiële (milieu)effecten. 1. DE KENMERKEN VAN HET PROJECT De omvang van het project/aard van de be- en verwerking en soorten afvalstoffen De activiteiten in de inrichting zijn reeds sinds jaren bestaande activiteiten op de bedrijfslocatie van het bedrijf met de op dit moment vergunde afvalstoffen (op- en overslag, sorteren en bewerken (o.a. pyrolyseoven) van ferro- en non-ferro metalen). De aangevraagde veranderingen betreffen zoals vermeld een uitbreiding van de inrichting met een nieuwe dieselaangedreven shredder en het vergroten van de jaarlijkse doorzet van de ferro-/non-ferro metalen en A-/B-hout. Een beschrijving van de bestaande reeds vergunde activiteiten is opgenomen in de aanvragen van de vigerende vergunningen zoals voorgaand in hoofdstuk 1.1 is vermeld. Een beschrijving van de voorgenomen veranderingen met de shredder en de capaciteitsvergroting voor het be- en verwerken van de afvalstoffen is opgenomen in de bijlagen van het bij de m.e.r.- beoordelingsnotitie gevoegde akoestisch onderzoek. Tevens is in hoofdstuk 2 van de m.e.r.- beoordelingsnotitie de ligging van de inrichting in de omgeving in voldoende mate beschreven waardoor een goed beeld van de fysieke omstandigheden in de inrichting wordt verkregen. De milieuhygiënische consequenties van de veranderingen zijn eveneens in voldoende mate in de m.e.r.-beoordelingesmotie weergegeven. Processen. In hoofdstuk 2.2 van de notitie worden de vigerende processen aangegeven: op- en overslaan en bewerken van metalen (ferro- en non-ferro), het op- en overslaan van afvalhout (A, B en C), accu s en metaalhoudende (grof) huishoudelijk en bedrijfsafval. De bewerkingen betreffen het (voor)sorteren, shredderen en het thermisch behandelen (pyrolyseren) van metaalafvalstoffen. De veranderingen zijn: Een vergroting van de doorzet van ferro- en non-ferro metalen en A en B afvalhout. Dat betekent een toename van het gebruik van de kraan, transporten, het gebruik van de weegbrug en het aantal containerwisselingen (inclusief het laden en lossen). Gebruik (gedurende 6 uren per dag) van een diesel aangedreven shredder voor het shredderen van non-ferro metalen en A en B afvalhout. De plaats van de (veranderingen in) de activiteiten is in hoofdstuk 2.3. aangegeven met daaraan verbonden de milieuhygiënisch effecten en omstandigheden ten aanzien van de belasting hiervan in omgeving. Doelmatigheidscriterium In hoofdstuk 3.2 onder (afval)stoffen wordt de doelmatigheid van veranderingen in de processen binnen de inrichting beoordeeld. Als algemene conclusie kan worden aangegeven dat de activiteiten en processen op grond van het LAP binnen de inrichting als doelmatig kunnen worden aangemerkt. Zaaknummer: 2015/

7 De cumulatie met andere projecten In de omgeving bevinden zich enkele bedrijven. Voor zover bekend is treden bij deze bedrijven geen zodanige veranderingen op dat daarbij extra rekening moet worden gehouden met cumulatie. De gecumuleerde milieueffecten (bijvoorbeeld geluid, lucht) van de activiteiten worden uitgebreid en in voldoende mate in hoofdstuk 3.2 beschreven. Op basis hiervan kan een goede beoordeling van de milieueffecten naar de omgeving plaatsvinden. Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en archeologische relevantie. Binnen de inrichting worden geen natuurlijke hulpbronnen gebruikt. De veranderingen in de activiteiten hebben geen consequenties voor eventuele archeologische waarden van het gebied. De locatie heeft in het bestemmingsplan geen aardkundige of cultuurhistorische waardering. De productie van afvalstoffen De activiteiten in de inrichting zijn er op gericht om de afvalstoffen geschikt te maken voor hergebruik en nuttige toepassing. De activiteiten leiden er niet toe dat er meer of andere afvalstoffen ontstaan. Dit aspect blijft ongewijzigd. Hooguit kan worden aangegeven dat meer afvalstoffen na be- en verwerking beter geschikt worden voor hergebruik (product) en nuttige toepassing. 2. DE PLAATS VAN HET PROJECT Locatie in relatie tot de gevoeligheid van het gebied De inrichting is niet gelegen in de nabijheid van een Natura 2000 gebied. Er zijn derhalve geen (uitbreidingen van de) nadelige gevolgen/effecten op een te beschermen natuurwaarde te verwachten. Sinds de oprichting van de inrichting hebben deze effecten zich ook niet voorgedaan. De aangevraagde (veranderingen in de) activiteiten hebben geen significante nadelige effecten op beschermde dier- en plantensoorten. 3. DE PROGNOSES EN KENMERKEN VAN DE POTENTIELE (MILIEU)EFFECTEN Kenmerken van de mogelijke effecten Door de uitbreiding van de inrichting zal de hinder in potentie toe kunnen nemen, doch hiertoe worden door initiatiefnemer/vergunninghouder diverse maatregelen getroffen om de milieugevolgen hiervan uit te sluiten dan wel te beperken. Onderstaand wordt beoordeeld of de maatregelen afdoende zijn. Mogelijk relevante milieugevolgen liggen voornamelijk op het vlak van geluid, verkeer en vervoer gerelateerde milieueffecten en eventueel verstoring van natuur (zie onder 2). In hoofdstuk 3 van de mernotitie is een uitgebreide toelichting op deze aspecten gegeven. De overige niet relevante aspecten worden ook - kort - benoemd. Ruimtelijk-visuele (landschappelijke) effecten De activiteiten vinden plaats op de huidige locatie op het reeds sinds jaren bestaande bedrijventerrein. Van inbreuk op bestaande landschapswaarden in dit gebied is, zoals reeds onder 2 is aangegeven, geen sprake. De waarschijnlijkheid van de effecten Zodra de uitbreiding is gerealiseerd zullen in zijn algemeenheid de potentiële effecten hiervan erg gering zijn, mede gezien het feit dat de huidige vergunde situatie niet erg afwijkt van de situatie na de uitbreiding en er geen klachten over de vigerende vergunde situatie bij ons bekend zijn. Zie hiervoor ook de beoordeling van de afzonderlijke milieucompartimenten. Zaaknummer: 2015/

8 De duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten Voor de voorgenomen activiteiten zal aanvraag om een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo moeten worden ingediend. De omgevingsvergunning zal voor onbepaalde tijd worden aangevraagd. Omdat de activiteiten zullen moeten voldoen aan de daarvoor in aanmerking komende wettelijke normen en de inrichting is gelegen op een daartoe bestemd industrieterrein, zullen de effecten, mochten deze zich al voordoen, slechts in de directe omgeving van de inrichting merkbaar zijn. Relevante milieuaspecten Luchtkwaliteit Ten behoeve van de (nog aan te vragen) veranderingsvergunning heeft De Roever Omgevingsadvies een luchtkwaliteitsonderzoek van de totale inrichting (inclusief de veranderingen) uitgevoerd, toegespitst op 2 relevante aspecten Stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM10). Van de resultaten zijn 2 rapporten opgesteld en bijgevoegd bij de m.e.r.-beoordelingsnotitie. Om de luchtemissies (stof, pyrolyseoven etc.) zoveel mogelijk te beperken zijn in de inrichting diverse maatregelen (op pagina 6 van de m.e.r.-beoordelingsnotitie vermeld) getroffen. Uit de beoordeling van de mogelijke effecten blijkt dat de activiteiten in de inrichting geen significante gevolgen of toename van stikstof op de Natura 2000-gebieden veroorzaken ten opzichte van de huidige vergunning. Deze aspecten vormen dus geen belemmering voor het uitvoeren van de activiteiten. Uit de rekenresultaten blijkt verder dat de bijdrage van de activiteiten aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving van de inrichting niet in betekenende mate (NIBM) is. Er behoeft derhalve niet te worden getoetst. Er wordt desondanks ruim voldaan aan de in de Wm opgenomen grenswaarden voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en activiteiten. Geur: Er worden in de inrichting geen (bedrijfsafval)stoffen ingenomen die verspreiding van geur kunnen veroorzaken. Hierin komt geen verandering. Geluid en verkeer Ten behoeve van de (nog aan te vragen) veranderingsvergunning heeft De Roever Omgevingsadvies een akoestisch onderzoek uitgevoerd en de resultaten in een rapport opgenomen. Uitgaande van de inzet van de shredder is inzichtelijk gemaakt wat de veranderingen in de inrichting voor gevolgen heeft op de totale geluidbelasting in de dagperiode ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen, op diverse zonebewakingspunten en op diverse referentiepunten waarbij in de berekening 3 situaties zijn berekend, uitgaande van het gegeven dat de shredder niet of op 2 verschillende plaatsen is/wordt ingezet (Representatieve geluidsitaties RBS 1 (zonder shredder), RBS 2A en RBS 2B (shredder op positie A en B)). In de avond en nachtperiode vinden geen wijzigingen plaats. De wijzigingen in de geluidbelasting behoeven derhalve niet te worden beoordeeld in deze perioden. De hoogst berekende waarden voor de geluidbelasting c.q. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L Ar, LT inclusief de veranderingen bedraagt: langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ) (dagperiode) Beoordelingspunt RBS 1 RBS 2A RBS 2B woning punt Geliskensdijkweg (15.1_A) Zonebewakingspunt 6_A Zaaknummer: 2015/

9 De hoogst berekende waarde L Amax bij woning Geliskensdijkweg 71 bedraagt 45 db(a) in de dagperiode. De berekende waarden passen ruimschoots binnen de op de zone gestelde grenswaarden. Indirecte hinder. Gelet op de ligging van de inrichting op het bedrijventerrein in de directe nabijheid van de autowegen A67 en A73 en het feit dat na het verlaten van de inrichting het vrachtverkeer direct wordt opgenomen in het heersende verkeersbeeld van en naar het industrieterrein is directe hinder als gevolg (van de toename) van het (vracht)verkeer verwaarloosbaar. De geluidbelasting vanwege de indirecte hinder bedraagt maar circa 15 db(a). Verder heeft aanvraagster diverse (BBT) maatregelen voorzien en reeds op basis van de vigerende vergunning getroffen en beschreven op pagina 6 van de m.e.r.-beoordelingsnotitie. De geluidbelasting naar de omgeving vormt geen belemmering om een gewenste omgevingsvergunning te weigeren. Bodem Door de uitbreiding van de activiteiten zal er in potentie nauwelijks een toename in het risico s op een bodemverontreiniging optreden. In de vigerende vergunning zijn bovendien voorschriften gesteld op basis van de NRB aan de uitvoering van de te treffen maatregelen en bodem beschermende voorzieningen die ook gelden voor de veranderingen. Hierin vindt geen wijziging plaats. Op basis van het Activiteitenbesluit geldt voor de inrichting een van rechtswege geldend bodem beschermend regime dat vereist dat het risico op bodemverontreiniging verwaarloosbaar moet zijn. Afvalwater Uit de aanvraag blijkt dat de activiteiten niet voor een wijziging in het lozingsdebiet zorgt en evenmin voor een verslechtering van de kwaliteit van het lozingswater. De nieuwe activiteiten leiden niet tot andere of grotere gevolgen voor het milieu. Veiligheid De activiteiten in de inrichting zijn niet BRZO 15 en Bevi plichtige activiteiten. De inrichting beschikt over een brandveiligheidsrapport en een calamiteitenprocedure beiden in overleg en onder goedkeuring van de plaatselijke brandweer opgesteld. In de totale opslagcapaciteit binnen de inrichting vindt geen wijziging ten opzichte van de vigerende vergunning plaats. De (brand)veiligheid van de vergunde activiteiten (met name het gebruik van de pyrolyseoven) is uitgebreid getoetst in de vigerende vergunning. Hierin vinden geen wijzigingen plaats. De (externe) veiligheid vormt dus geen belemmering voor het verlenen van een gewenste omgevingsverguning. 1.5 Conclusie De voorgenomen uitbreiding van de activiteiten vormen geen onacceptabele toename of onoverkomelijke bezwaren of effecten voor de belasting van het milieu. Een milieueffectrapport behoeft derhalve niet te worden opgesteld. Zaaknummer: 2015/

10 2 Besluit Gelet op artikel 7.17, lid 1 van de Wm besluiten wij dat voor de benodigde omgevingsvergunning ingevolge de Wabo voor de voorgenomen veranderingen binnen de inrichting van Venlose Metaal Recycling B.V., gelegen aan de Columbusweg 5 te Venlo, vanwege het ontbreken van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, geen milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld. Ondertekening Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, G.C.H. Broen afdelingshoofd afdeling Provincie Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord 1 3 Bezwaar Dit besluit is een beslissing betreffende de procedure tot het voorbereiden van een besluit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, juncto artikel 2.6 van de Wabo. Op grond van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht is dit besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep. Dit is anders wanneer u, los van het voor te bereiden besluit, rechtstreeks in uw belang wordt getroffen. Alleen in dat geval kan bezwaar worden gemaakt bij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg. Wel kan een ieder gebruik maken van het rechtsmiddel dat geboden wordt in het kader van de procedure om te komen tot een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, juncto artikel 2.6 van de Wabo voor de verandering van de inrichting. Als dit besluit uw belang rechtstreeks raakt en u het met de inhoud van dit besluit niet eens bent, kunt u bezwaar maken. U moet dan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden een bezwaarschrift indienen. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de datum; c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, en; d. de redenen van het beroep (motivering). 1 De Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (RUD LN) verzorgt namens de gemeenten in Midden en Noord-Limburg en namens de provincie Limburg de opgedragen (milieu)taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Zaaknummer: 2015/

11 Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: Gedeputeerde Staten van Limburg Juridische Zaken en Inkoop, team Rechtsbescherming Postbus MA Maastricht. Voor meer informatie verwijzen wij u naar en klik vervolgens op e-loket. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Als u een bezwaarschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, sector Bestuursrecht, Postbus 1988, 6201 BZ Maastricht. U kunt ook digitaal een verzoek indienen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Afschriften Een afschrift van dit besluit is verzonden aan: het gemachtigde bedrijf, zijnde Milon B.V., Huygensweg 24, 5482 TG Schijndel; aanvrager van de vergunning, zijnde Venlose Metaal Recycling B.V., Columbusweg 5, 5928 LA Venlo; het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, Postbus 3434, 5902 RK Venlo: Waterschap Peel en Maasvallei, Afd. Vergunningen en Handhaving, Postbus 3390, 5902 RJ Venlo. Zaaknummer: 2015/