2 havo Kapitel 1 Du und ich

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 havo Kapitel 1 Du und ich"

Transcriptie

1 2 havo Kapitel 1 Du und ich l Redemittel E Wer bist du? Wie ben jij? Ich bin Sophie. Woher kommst du? Ich komme aus den Niederlanden. Wie alt bist du? Ich bin dreizehn Jahre alt. Und wer ist das? Das ist mein Freund. Ik ben Sophie. Waar kom je vandaan? Ik kom uit Nederland. Hoe oud ben jij? Ik ben dertien jaar oud. En wie is dat? Dat is mijn vriend. Wie heißt du? Hoe heet jij? Ich heiße Jonas. Wo wohnst du? Ich wohne in Sagehorn. Liegt das in Österreich? Nein, das ist in Deutschland. Gehst du in die Schule? Ja, ich gehe in Bremen in die Schule. Ik heet Jonas. Waar woon jij? Ik woon in Sagehorn. Ligt dat in Oostenrijk? Nee, dat is in Duitsland. Ga je naar school? Ja, ik ga in Bremen naar school. Hast du ein Haustier? Heb je een huisdier? Ich habe drei Katzen. Wie heißt ihr? Wir sind Peter und Max. Woher kommt ihr? Wir kommen aus den Niederlanden Wie alt seid ihr? Wir sind vierzehn Jahre alt. Ik heb drie katten. Hoe heten jullie? Wij zjin Peter en Max Waar komen jullie vandaan? Wij komen uit Nederland. Hoe oud zijn jullie? Wij zijn veertien jaar oud.

2 Kapitel 1 Redemittel M l Ist das ein Mädchen? Nein, das ist ein Junge. Wie heißt er? Er heißt Luca. Geht er in die Schule? Ja, er ist Schüler. Wer ist das? Das ist Tanika. Wo wohnt sie? Sie wohnt in Rotterdam. Woher kommt sie? Sie kommt aus Surinam. Was ist dein Familienname? Achterberg. Und was ist dein Vorname? Henri. Was ist dein Wohnort? Arnheim. Wo liegt das? Es ist eine Stadt in den Niederlanden. Is dat een meisje? Nee, dat is een jongen. Hoe heet hij? Hij heet Luca. Gaat hij naar school? Ja, hij is een scholier. Wie is dat? Dit is Tanika. Waar woont zij? Zij woont in Rotterdam. Waar komt zij vandaan? Ze komt uit Suriname. Wat is je achternaam? Achterberg. En wat is je voornaam? Henri. Wat is je woonplaats? Arnhem. Waar ligt dat? Het is een stad in Nederland. Stell dich bitte vor! Ich bin Fatma und ich komme aus der Türkei. Was ist dein Alter? Ich bin zwölf. In welche Klasse gehst du? Ich gehe in die achte Klasse. Stel jezelf alsjeblieft voor! Ik ben Fatma en ik kom uit Turkije. Wat is je leeftijd? Ik ben twaalf. In welke klas zit je? Ik zit in de tweede (letterlijk: achtste) klas. Stellen Sie sich bitte vor! Ich bin Frau Jansen und wohne in Jorwerd. Ist das eine Stadt? Nein, das ist ein Dorf. Stelt u zichzelf alstublieft voor! Ik ben mevrouw Jansen en ik woon in Jorwerd. Is dat een stad? Nee, dat is een dorp. Guten Tag! Hallo! Goedendag! Hallo! Wie heißen Sie? Hoe heet u? Mein Name ist Keller. Kommen Sie aus Deutschland, Frau Keller? Nein, ich bin aus der Schweiz. Auf Wiedersehen! Tschüs! Mijn naam is Keller. Komt u uit Duitsland, mevrouw Keller? Nee, ik kom uit Zwitserland. Tot ziens! Doei!

3 2 havo Kapitel 2 Verwandte und Bekannte l Redemittel E Wie heißen deine Eltern? Hoe heten je ouders? Mein Vater heißt Markus und meine Mutter heißt Ulrike. Mijn vader heet Markus en mijn moeder heet Ulrike. Wie alt sind sie? Hoe oud zijn zij? Meine Mutter ist 39 und mein Vater 42. Mijn moeder is 39 en mijn vader 42. Wo arbeitet dein Vater? Waar werkt je vader? Er arbeitet als Verkäufer bei BMW. Hij werkt als verkoper bij BMW. Was ist deine Mutter von Beruf? Wat is je moeder van beroep? Sie arbeitet als Lehrerin. Ze werkt als lerares. Leben deine Großeltern noch? Ich habe noch eine Oma. Wie alt ist sie? Sie ist schon 79 Jahre alt. Hast du Geschwister? Ja, ich habe zwei Brüder. Hast du keine Schwestern? Ich habe auch eine Schwester. Was macht sie? Sie studiert in Hamburg. Leven je grootouders nog? Ik heb nog een oma. Hou oud is zij? Ze is al 79 jaar oud. Heb je broers en/of zussen? Ja, ik heb twee broers. Heb je geen zussen? Ik heb ook een zus. Wat doet zij? Ze studeert in Hamburg. Welche Adresse hast du? Wat is je adres? Fichtenweg 56. Fichtenweg 56. Was ist die Postleitzahl? Wat is de postcode? Die Postleitzahl ist De postcode is Und was ist deine Telefonnummer? En was is je telefoonnummer? 030/ / Hast du auch ein Handy? Heb je ook een mobieltje? Ja, die Nummer ist 0172/ Ja, het nummer is 0172/ Frau Müller, sind Sie verheiratet? Nein, ich bin geschieden. Haben Sie Kinder? Ich habe einen Sohn und eine Tochter. Wie heißt dein Onkel? Mein Onkel heißt Hans. Hast du auch eine Tante? Ja, sie heißt Karin. Wie viel Cousins hast du? Ich habe keine Cousins. Ich habe aber vier Cousinen. Mevrouw Müller, bent u getrouwd? Nee, ik ben gescheiden. Hebt u kinderen? Ik heb een zoon en een dochter. Hoe heet je oom? Mijn oom heet Hans. Heb je ook een tante? Ja, ze heet Karin. Hoeveel neven heb je? Ik heb geen neven. Maar ik heb wel vier nichten.

4 Kapitel 2 Redemittel M Wann bist du geboren? Ich bin 1995 geboren. Und deine kleine Schwester? Sie ist 2002 geboren. Wann ist dein Vater geboren? Mein Vater ist 1963 in Österreich geboren. Wie alt bist du? Ich bin 13. Wann hast du Geburtstag? Am 3. Mai. Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag! Danke. Kommst du zu meiner Party? Wann feierst du? Am 12. Dezember. Wo ist deine Party? Bei uns zu Hause. Wanneer ben je geboren? Ik ben in 1995 geboren. En je kleine zusje? Zij is in 2002 geboren. Wanneer is je vader geboren? Mijn vader is in 1963 in Oostenrijk geboren. Hou oud ben je? Ik ben dertien. Wanneer ben je jarig? Op 3 mei. Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag! Dankjewel. Kom je op mijn feest? Wanneer vier je het? Op 12 december. Waar geef je je feest? Bij ons thuis. Wie heißt ihr Bruder? Hoe heet haar broer? Er heißt Peter. Hij heet Peter. Wie alt ist seine Mutter? Hoe oud is zijn moeder? Sie ist 35. Ze is 35. Woher kommen seine Großeltern? Waar komen zijn grootouders vandaan? Sie kommen aus der Schweiz. Ze komen uit Zwitserland. Ich lade dich zu meiner Geburtstagsparty ein. Toll! Wann ist die Party? Ich feiere am 25. Januar. Wer kommt alles? Meine Freunde kommen alle. Kommt deine Verwandtschaft auch? Meine Großeltern kommen morgen schon. Ich sehe dich dann auf deiner Fete. Was machst du morgen? Morgen habe ich eine Geburtstagsparty. Wer hat Geburtstag? Meine Freundin feiert ihren 14. Geburtstag. Hast du schon ein Geschenk? Nein, noch nicht. Ik nodig je uit voor mijn verjaardagsfeest. Leuk! Wanneer is dat feest? Ik vier het op 25 januari. Wie komt er allemaal? Al mijn vrienden komen. Komt je familie ook? Mijn grootouders komen morgen al. Ik zie je dan op je feest. Wat doe je morgen? Morgen heb ik een verjaardagsfeest. Wie is er jarig? Mijn vriendin viert haar 14e verjaardag. Heb je al een cadeautje? Nee, nog niet.

5 2 havo Kapitel 3 Schule Redemittel E Kann ich Sie etwas fragen? Bitte. Ich suche die Mozartstraße. Sehen Sie das Kaufhaus dort? Da gehen Sie nach links. Vielen Dank. Bitte. Wo ist der Bahnhof, bitte? Tut mir leid, ich bin nicht von hier. Ist die Sporthalle hier in der Nähe? Du fährst hier geradeaus und dann die zweite Straße links. Wie weit ist das? Etwa fünfhundert Meter. Wissen Sie, wo das Schwimmbad ist? Gehen Sie geradeaus. An der ersten Kreuzung ist das Schwimmbad. Danke. Keine Ursache. Verzeihung, kann ich dich etwas fragen? Ja, bitte. Weißt du, wo hier ein Internetcafé ist? Das weiß ich auch nicht. Entschuldigung, wo ist das Fußballstadion? An der Ampel dort biegen Sie rechts ab und dann die dritte Straße links. Wissen Sie, wo die nächste U-Bahn- Station ist? Überqueren Sie hier die Straße und gehen Sie immer geradeaus. Vielen Dank. Bitte. Mag ik u wat vragen? Toe maar. Ik zoek de Mozartstraat. Ziet u dat warenhuis daar? Daar gaat u naar links. Dank u wel. Graag gedaan. Kunt u mij zeggen waar het station is? Sorry, ik ben niet van hier. Is de sporthal hier vlakbij? Je gaat hier rechtdoor en dan de tweede straat links. Hoe ver is dat? Ongeveer vijfhonderd meter. Weet u waar het zwembad is? U gaat rechtdoor. Bij het eerste kruispunt is het zwembad. Bedankt. Geen dank. Sorry, mag ik je wat vragen? Ga je gang. Weet je waar hier een internetcafé is? Dat weet ik ook niet. Sorry, waar is het voetbalstadion? Bij het verkeerslicht daar slaat u af naar rechts en dan de derde straat links. Weet u waar ik het dichtstbijzijnde metrostation kan vinden? U steekt hier de straat over en ga dan alsmaar rechtdoor. Dank u vriendelijk. Alstublieft.

6 Kapitel 3 Redemittel M In welche Schule gehst du? Ich gehe in eine Realschule. Wann beginnt die Schule? Um Viertel vor acht fangen wir an. Wie fährst du zur Schule? Ich fahre mit dem Fahrrad. In welche Klasse gehst du? Ich gehe in die achte Klasse. Wie lange dauert eine Stunde? Die dauert 45 Minuten. Wie viel Stunden hat dein Bruder? Das weiß ich nicht. Was ist dein Lieblingsfach? Mein Lieblingsfach ist Technik. Welches Fach findest du langweilig? Kunst finde ich blöd. Welche Note hast du in Geschichte? In Geschichte habe ich eine Drei. Welches Fach hast du Montag die erste Stunde? Da habe ich Mathe. Und am Dienstag die dritte Stunde? Da haben wir Deutsch. Wann hast du Sport? Am Freitag habe ich eine Doppelstunde. Wann beginnt die kleine Pause? Um Viertel nach neun. Wie lange dauert die große Pause? Die dauert 35 Minuten. Hast du viel Hausaufgaben? Ja, in Englisch, Bio und Erdkunde. Wann machst du deine Hausaufgaben? Die mache ich vor dem Abendessen. Naar welke school ga je? Ik zit op de havo. Hoe laat begint de school? Om kwart voor acht beginnen we. Hoe ga je naar school? Ik ga op de fiets. In welke klas zit je? Ik zit in de achtste/tweede klas. Hoe lang duurt een lesuur? Een lesuur duurt 45 minuten. Hoeveel lesuren heeft jouw broer? Dat weet ik niet. Wat is jouw lievelingsvak? Mijn lievelingsvak is Techniek. Welk vak vind je saai? Handvaardigheid vind ik stom. Welk cijfer heb je voor geschiedenis? Voor geschiedenis heb ik een drie/zeven. Welk vak heb je op maandag het eerste uur? Dan heb ik wiskunde. En op dinsdag het derde uur? Dan hebben we Duits. En wanneer heb je gym? Op vrijdag heb ik een blokuur. Hoe laat begint de kleine pauze? Om kwart over negen. Hoe lang duurt de grote pauze? Die duurt 35 minuten. Heb je veel huiswerk? Ja, Engels, biologie en aardrijkskunde. Wanneer doe je je huiswerk? Dat doe ik voor het avondeten.

7 2 havo Kapitel 4 Feizeit Redemittel E Machst du Sport? Nein, ich mache keinen Sport. Hast du andere Hobbys? Ich spiele eine Stunde Gitarre pro Tag. Dann hörst du bestimmt auch gerne Musik? Ja, am liebsten Popmusik und aktuelle Hits. Liest Nadine gerne Bücher? Nein, sie liest nicht gern. Geht sie auch gerne in die Disko? Dafür ist sie noch zu jung. Was macht sie noch gern? Sie chattet gern im Internet. Sieht dein Bruder seine Freunde oft? Eigentlich jeden Nachmittag. Auch am Wochenende? Meistens nur am Samstag. Was machen die denn so? Sie spielen Computerspiele oder sehen fern. Was machen Sie in Ihrer Freizeit? Ich sehe viel fern. Sehen Sie auch Serien? Nein, ich sehe abends Filme. Ist Erwin gut in Computerspielen? Ja, seine Gegner verlieren oft. Spielt er auch im Netz? Natürlich, live macht das viel mehr Spaß. Is er Anfänger? Nein, Profi, er kann es schon wirklich gut. Liest dein Vater morgens die Bild-Zeitung? Ja, jeden Morgen eine halbe Stunde. Und du, kannst du schon Deutsch lesen? Nein, aber ich werde es schnell lernen. Doe je aan sport? Nee, ik doe niet aan sport. Heb je andere hobby s? Ik speel een uur per dag gitaar. Dan luister je vast ook graag naar muziek? Inderdaad, het liefst naar popmuziek en actuele hits. Leest Nadine graag boeken? Nee, ze houdt niet van lezen. Gaat ze ook graag naar de disco? Daar is ze nog te jong voor. Wat doet ze verder nog graag? Ze houdt van chatten op internet. Ziet je broer zijn vrienden vaak? Eigenlijk elke middag. Ook in het weekend? Meestal alleen op zaterdag. Wat doen ze meestal? Ze doen computerspelletjes of kijken tv. Wat doet u in uw vrije tijd? Ik kijk veel tv. Kijkt u ook naar series? Nee, ik kijk s avonds naar films. Is Erwin goed in computerspelletjes? Ja, zijn tegenstanders verliezen vaak. Speelt hij ook op internet? Natuurlijk, live is het veel leuker. Is hij een beginner? Nee, hij is ver gevorderd, hij kan het echt al goed. Leest je vader s morgens de Bild-Zeitung? Ja, elke ochtend een half uur. En jij, kun jij ook al Duits lezen? Nee, maar ik zal het gauw leren.

8 Kapitel 4 Redemittel M Hast du viele Hobbys? Ja, ich spiele Tennis, Fußball und Handball. Was machst du am liebsten? Fußball. Ich bin in einem Verein. Gewinnt ihr oft? Ja, beim letzten Spiel haben wir 5 zu 1 gewonnen. Wann hast du Klettertraining? Wir trainieren samstags in der Kletterhalle. Bist du in einem Team? Ja, im Jugendteam von unserem Klub. Hast du auch Wettkämpfe? Ja, am Samstag oder am Sonntag. Habt ihr jetzt frei? Ja, wir werden jetzt losfahren. Kann ich mitkommen? Ja, klar! Hast du ein Fahrrad für mich? Wozu brauchst du das? Wir machen heute eine Mountainbike-Tour. Du kannst das Rad von Jochem nehmen. Fährst du noch schnell ein Rennen gegen mich? Nein, ohne eigenes Rad verliere ich doch. Gegen euch verlieren wir immer! Wir haben immer Glück! Ich glaube, ihr trainiert auch viel mehr. Wahrscheinlich, wir sind dreimal pro Woche auf dem Sportplatz. Was kannst du gut? Ich bin gut in Eishockey. Machst du das auch gern? Ja, aber Skifahren gefällt mir besser. Heb je veel hobby s? Ja, ik speel tennis, voetbal en handbal. Wat doe je het liefst? Voetbal. Ik zit op een vereniging. Winnen jullie vaak? Ja, het laatste spel hebben we met 5-1 gewonnen. Wanneer heb je klimtraining? We trainen op zaterdag in de klimhal. Zit je in een team? Ja, in het jeugdteam van onze club. Doe je ook mee aan wedstrijden? Ja, op zaterdag en zondag. Zijn jullie nu vrij? Ja, we gaan nu vertrekken. Mag ik mee? Ja, natuurlijk. Heb je een fiets voor mij? Waar heb je die voor nodig? We gaan vandaag mountainbiken. Je kunt de fiets van Jochem lenen. Ga je nog even snel een wedstrijdje doen met mij? Nee, zonder eigen fiets verlies ik het toch. Tegen jullie verliezen we ook altijd! Wij hebben altijd geluk! Ik denk dat jullie ook veel vaker trainen. Waarschijnlijk wel, wij zijn drie keer per week op het sportveld. Wat kun jij goed? Ik ben goed in ijshockey. Doe je dat ook graag? Jazeker, maar skiën vind ik nog leuker.

9 Havo 2 Kapitel 5 Essen und Trinken l Redemittel E Was isst du gern zum Frühstück? Ein Brötchen mit Butter und Käse. Was trinkst du dazu? Dazu trinke ich immer ein Glas Milch. Magst du auch Nudeln? Ja, die mag ich gern zum Abendessen. Was isst du überhaupt nicht? Salat schmeckt mir nicht. Und was ist dein Lieblingsessen? Am liebsten mag ich Eis. Hast du Hunger? Nein, ich habe Durst. Also, nimmst du eine Cola? Nein, ich möchte Orangensaft. Was essen Sie am liebsten? Mein Lieblingsessen ist Pizza. Und in der Pause? Dann trinke ich nur einen Tee. Schmeckt das Huhn? Nein, Fleisch und Fisch esse ich nicht. Ich bin Vegetarier. Was isst du denn immer in der Pause? Oft Gemüsesuppe und noch eine Orange oder einen Apfel. Wann esst ihr warm? Wir essen mittags warm. Was esst ihr heute? Wir essen Spaghetti. Esst ihr abends auch viel? Nein, dann essen wir meistens nur ein bisschen. Ich möchte gern Pfeffer und Salz. Warum? Diese Tomatensuppe schmeckt mir nicht. Hier, bitte. Möchtest du Zucker haben? Nein danke. Und Milch? Auch nicht. Ich trinke den Kaffee lieber schwarz. Wat eet je graag als ontbijt? Een broodje met boter en kaas. Wat drink je er bij? Ik drink er altijd een glas melk bij. Hou je ook van pasta? Ja, die vind ik lekker als avondeten. Wat eet je helemaal niet? Sla vind ik helemaal niet lekker. En wat is je lievelingseten? Het liefst lust ik ijs. Heb je honger? Nee, ik heb dorst. Dus je neemt een cola? Nee, ik wil graag sinaasappelsap. Wat eet u het liefst? Mijn lievelingseten is pizza. En in de pauze? Dan drink ik alleen een kop thee. Smaakt de kip? Nee, vlees en vis eet ik niet. Ik ben vegetariër. Wat eet je dan altijd in de pauze? Vaak groentesoep en nog een sinaasappel of een appel. Wanneer eten jullie warm? Wij eten tussen de middag warm. Wat eten jullie vandaag? Wij eten spaghetti. Eten jullie s avonds ook veel? Nee, dan eten wij meestal maar een beetje. Ik wil graag peper en zout. Waarom? Ik vind deze tomatensoep niet lekker. Hier, alsjeblieft. Wil je graag suiker? Nee, dank je. En melk? Ook niet. Ik drink mijn koffie liever zwart.

10 Kapitel 5 Redemittel M Was möchtet ihr? Ich möchte einen gemischten Salat. Und was nimmst du? Ich nehme das Huhn mit Reis. Möchtet ihr auch was trinken? Ja, einen Eistee und ein Mineralwasser bitte. Guten Appetit! Gleichfalls! Einmal Pommes mit Mayo, bitte. Bitte schön. Haben Sie auch Hamburger? Nein, im Moment leider nicht. Wie viel kostet eine Dose Eistee? Ein Euro fünfzig. Wie viel macht das zusammen? Drei Euro zwanzig, bitte. Entschuldigung, ich habe ein Messer, aber keine Gabel. Ich bringe sofort eine Gabel. Haben Sie auch einen kleinen Löffel? Ja, natürlich. Kann ich zahlen? Ja, ich komme sofort. Nehmen wir noch einen Nachtisch? Ich nehme einen großen Eisbecher mit Sahne. Ich lade dich ein. Super! Wat willen jullie? Ik wil een gemengde salade. En wat neem jij? Ik neem de kip met rijst. Willen jullie ook iets drinken? Ja, een ijsthee en een mineraalwater alstublieft. Eet smakelijk! Insgelijks! Eenmaal patat met mayonaise, alsjeblieft Alsjeblieft. Heeft u ook hamburgers? Nee, op dit moment helaas niet. Wat kost een blikje ijsthee? Een euro vijftig. Hoeveel is dat bij elkaar? Drie euro twintig, alstublieft. Sorry, ik heb een mes, maar geen vork. Ik breng u meteen een vork. Heeft u ook een lepeltje? Natuurlijk. Kan ik betalen? Ja, ik kom eraan. Nemen wij nog een dessert? Ik neem een grote ijscoupe met slagroom. Ik nodig je uit. / Ik zal betalen. Super! Die Speisekarte bitte! Mogen wij de menukaart? Danke. Dank u. Was wünschen Sie? Wat mag het zijn? Einen Kaffee und einen Tee bitte. Een koffie en een thee alstublieft.

11 Havo 2 Kapitel 6 Medien Redemittel E Was hast du gestern Abend gemacht? Ich habe drei Stunden ferngesehen. Was hast du danach gemacht? Ich habe eine Zeitschrift gelesen. Bist du auch im Internet gewesen? Nein, mein Computer ist kaputt. Was hast du gestern Abend gemacht? Ich habe Musik gehört. Was hast du sonst noch gemacht? Ich habe am Computer gechattet. Und was hast du dann gemacht? Dann bin ich ins Bett gegangen. Wat heb je gisteravond gedaan? Ik heb drie uur lang tv gekeken. Wat heb je daarna gedaan? Ik heb een tijdschrift gelezen. Heb je ook op internet gesurft? Nee, mijn computer is kapot. Wat heb je gisteravond gedaan? Ik heb naar muziek geluisterd. Wat heb je verder nog gedaan? Ik heb achter de computer zitten chatten. En wat heb je toen gedaan? Toen ben ik gaan slapen. Was habt ihr am Wochenende gemacht? Wat hebben jullie in het weekend gedaan? Da haben wir zusammen die VIVA Top 100 Toen hebben wij samen naar de VIVA Top gesehen. 100 gekeken. Habt Ihr auch den Film mit Brad Pitt gesehen Hebben jullie ook de film met Brad Pitt gezien? Ja, danach. Wirklich spitze! Ja, daarna. Echt top! Haben Sie heute schon Zeitung gelesen? Heeft u vandaag de krant al gelezen? Ja, aber im Internet. Ja, maar op internet. Und Zeitschriften? En tijdschriften? Nein, dazu habe ich noch keine Zeit gehabt. Nee, daar heb ik nog geen tijd voor gehad. Haben Sie Zeit, Bücher zu lesen? Heeft u tijd om boeken te lezen? Ja, nach der Arbeit. Ja, na het werk. Hat dein Vater schon mal Radio Energy gehö Heeft je vader al eens naar Radio Energy geluisterd? Das weiß ich doch nicht. Dat weet ik toch niet?! Aber er hört doch sicher gern die Nachrichten Maar hij luistert toch zeker graag naar het nieuws? Ja, das schon. Ja, dat wel.

12 Kapitel 6 Redemittel M l Mein neuer Computer ist wirklich gut. Mein Computer ist aber besser. Der neue von Anne ist aber am besten. Ja, das stimmt. Bist du viel im Internet? Ich chatte jeden Abend eine Stunde. Hast du auch eine eigene Homepage? Ja, Was steht da alles drauf? Bilder und natürlich mein Blog. Blog? Was ist denn das? Ein Tagebuch, aber dann im Netz. Welche Medien findest du am besten? Internet finde ich spitze! Wie findest du MSN? Toll, aber ich spiele lieber Computerspiele. Wie lange arbeitest du am Computer? Jeden Tag zwei Stunden. Auch für die Schule? Ich mache eine Stunde Hausaufgaben. Kannst du mir die Datei mit den Bildern schicken? Die stehen doch in meinem Weblog. Kann ich sie da einfach runterladen? Ja, natürlich. Ich brenne die dann sofort auf DVD. Kannst du machen. Aber drucke sie bitte auch aus. Wir brauchen die morgen in der Schule. Ich habe ein neues Programm runtergeladen. Was kann man damit machen? Es ist ein Wörterbuch mit Niederländisch, Englisch und Deutsch. Richtig praktisch, kannst du mir den Link auch schicken? Bist du online? Nein, schreib mir eine . Meine Eltern haben einen neuen Rechner. Wie groß ist die Festplatte? Ich weiß es nicht. Habt ihr jetzt digitales Fernsehen? Ja, seit gestern. Das ist ja richtig klasse! Mijn nieuwe computer is echt goed. Maar mijn computer is beter! De nieuwe van Anne is het best. Ja, dat klopt. Zit je veel op internet? Ik chat iedere avond een uur lang. Heb je ook een eigen homepage? Ja, Wat staat daar allemaal op? Fotos en natuurlijk mijn blog. Blog? Wat is dat dan? Een dagboek, maar dan op het web. Welke media vind jij het best? Internet vind ik geweldig! Hoe vind je MSN? Leuk, maar ik hou meer van computerspelletjes. Hoe lang werk je op de computer? Elke dag twee uur lang. Ook voor school? Ik doe een uur over mijn huiswerk. Kun je mij het document met de foto s sturen? Die staan toch op mijn blog. Kan ik ze daar gewoon downloaden? Ja, natuurlijk. Ik brand ze dan meteen op dvd. Doe maar. Maar print ze ook maar even uit, we hebben ze morgen op school nodig. Ik heb een nieuw programma gedownload. Wat kun je daar mee doen? Het is een woordenboek in het Nederlands, Engels en Duits. Reuze handig, kun je mij die link ook even sturen? Ben je online? Nee, stuur mij maar een mailtje. Mijn ouders hebben een nieuwe computer. Hoe groot is de harde schijf? Dat weet ik niet. Hebben jullie nu digitale tv? Ja, sinds gisteren. Dat is echt cool!

13 Havo 2 Kapitel 7 Einkaufen l Redemittel E Trägst du gerne einen Rock? Ja, aber am liebsten trage ich Jeans. Welche Farbe gefällt dir am besten? Meine Lieblingsfarbe ist gelb. Ich meine eigentlich die Farbe bei Jeans. Ach so, am liebsten trage ich blaue Jeans. Was ist deine Lieblingskleidung? Ich trage gern etwas Einfaches: eine Hose und ein T-Shirt. Und wenn es kalt ist? Dann ziehe ich natürlich einen Pulli an. Trägst du nie ein Top? Doch, wenn ich am Wochenende ausgehe. Draag jij graag en rok? Ja, maar het liefst draag ik een spijkerbroek. Welke kleur vind je het mooist? Mijn lievelingskleur is geel. Ik bedoel eigenlijk: je favoriete kleur spijkerbroek. O, ik draag het liefst een blauwe spijkerbroek. Wat draag je het liefst? Ik draag graag iets eenvoudigs: een broek en een t-shirt. En als het koud is? Dan doe ik natuurlijk een trui aan. Draag je nooit een topje? Jawel, als ik in het weekend uit ga. Darfst du deine Kleider selbst aussuchen? Mag je je kleren zelf uitzoeken? Ja, ich kriege Taschengeld. Davon kaufe ich auch Kleider. Ja, ik krijg zakgeld. Daar koop ik ook kleren van. Wie viel Taschengeld bekommst du? Hoeveel zakgeld krijg je? 75 Euro im Monat. 75 euro per maand. Kaufst du auch schon mal Koop je af en toe ook merkkleding? Markenkleidung? Nein, dafür habe ich kein Geld. Nee, daar heb ik geen geld voor. Hast du eine neue Uhr? Ja, die habe ich gestern gekauft. War sie teuer? Ein bisschen schon, aber sie sieht einfach toll aus. Es ist wirklich eine schöne Uhr. Das finde ich auch. Dürft ihr in der Klasse eine Kappe tragen? Nein, das ist bei uns in der Schule verboten. Wie findest du das? Das ist mir egal. Und wie ist es mit Jacken? Auch die darf man natürlich nicht tragen. Findest du das nicht blöd? Nur wenn es zu kalt ist. Heb je een nieuw horloge? Ja, dat heb ik gisteren gekocht. Was het duur? Wel een beetje, maar ik vind hem gewoon heel mooi. Het is echt een mooi horloge. Dat vind ik ook. Mogen jullie in de klas een pet dragen? Nee, dat is bij ons op school verboden. Wat vind je daarvan? Dat kan mij niet schelen. En hoe zit het met jassen? Die mag je natuurlijk ook niet aanhouden. Vind je dat niet stom? Alleen als het te koud is.

14 Kapitel 7 Redemittel M Entschuldigung, wo ist die Spielwarenabteilung? Die ist im vierten Stock. Herzlichen Dank. Gern geschehen. Wer ist dran? Was kosten die Tomaten? Die kosten heute 1 Euro 50 das Kilo. Das ist nicht teuer. Sind sie im Angebot? Ja, aber nur heute. Dann möchte ich ein Pfund, bitte. So, bitte. Das macht 75 Cent. Bitte. Und 25 Cent zurück. Brauchen Sie eine Tüte? Nein, ich habe eine Tasche dabei. Wiedersehen. Auf Wiedersehen. Kann ich helfen? Ja, ich suche die neue CD von Beyoncé. Die ist leider schon ausverkauft. Schade. Was kostet diese Zeitschrift? Die Zeitschriften sind gratis. Dann nehme ich eine mit. Sorry, waar is de speelgoedafdeling? Die is op de vierde verdieping. Hartelijk dank. Graag gedaan. Wie is aan de beurt? Wat kosten de tomaten? Die zijn vandaag 1,50 per kilo. Dat is niet duur. Zijn ze in de aanbieding? Ja, maar alleen vandaag. Doe mij dan maar een pond, alsjeblieft. Hier, alsjeblieft. Dat wordt dan 75 eurocent. Alsjeblieft. En 25 cent retour. Wilt u een tasje? Nee, ik heb een tas bij me. Tot ziens. Tot ziens. Kan ik helpen? Ja, ik zoek de nieuwe cd van Beyoncé. Die is helaas al uitverkocht. Jammer. Wat kost dit tijdschrift? Die tijdschriften zijn gratis. Dan neem ik er een mee. Hallo, ich möchte das grüne Kleid mal anprobieren. Hallo, ik wil graag die groene jurk eens passen. Natürlich. Hast du die richtige Größe? Natuurlijk. Heb je de juiste maat? Ja, Größe 38. Ja, maat 38. Die Umkleidekabinen sind da drüben. De pashokjes zijn daarginds. Danke. Dankjewel. Und passt das Kleid? En? Past de jurk? Nein, ich brauche doch eine Nummer Nee, ik moet toch een maatje groter hebben. größer. Ist es jetzt besser? Is het nu beter? Ja, ich nehme es. Ja, ik neem hem. Prima. Prima. Was kann ich für dich tun? Vier Brötchen, bitte. Sonst noch etwas? Ja, ein kleines Stück Obstkuchen. Das Stück hier oder möchtest du ein anderes Stück? Das hier ist gut. Vielen Dank. Wat kan ik voor je doen? Vier broodjes, alstublieft. Verder nog iets? Ja, een klein stukje vruchtengebak. Dit stukje hier, of wil je een ander stuk? Dit is prima. Dank je wel.

15 Havo 2 Kapitel 8 Urlaub Redemittel E Was macht ihr in den Ferien? Wir werden nach Österreich fahren. Wo übernachtet ihr? Wir wohnen in einem Hotel. Bleibst du lange weg? Vierzehn Tage. Wat doen jullie in de vakantie? Wij gaan naar Oostenrijk. Waar gaan jullie overnachten? We zitten in een hotel. Blijf je lang weg? Veertien dagen. Hotel Schatzalp. Hotel Schatzalp. Hier Lex van Straaten. Kann ich noch ein Doppelzimmer buchen? Met Lex van Straaten. Kan ik nog een tweepersoonskamer boeken? Aber gerne, wann kommen Sie? Jazeker, wanneer arriveert u? Am siebten August. Op zeven augustus. Wie lange möchten Sie bleiben? Hoe wilt u blijven? Eine Nacht. Eén Nacht. Möchten Sie ein Zimmer mit Bad oder Wilt u een kamer met bad of met douche? Dusche? Ich möchte ein Bad, bitte. Was kostet das? Ik wil graag een kamer met bad. Wat kost dat? 90 Euro, Frühstück inklusive. 90 Euro, inclusief ontbijt. Okay, können Sie das Zimmer dann für mich reservieren? Oké, kunt u deze kamer dan voor mij reserveren? Gern, danke für die Reservierung. Graag, dank voor de reservering. Wiederhören! Tot horens! Wie fährst du in Urlaub? Ich möchte mit dem Auto fahren. Aber? Das geht nicht. Warum nicht? Mein Vater möchte unbedingt mit dem Fahrrad. Wohin fahrt ihr in den Sommerferien? Wir möchten nach Salou. Habt ihr schon eine Ferienwohnung gemietet? Nein, wir werden zelten. Habt ihr schon gebucht? Das machen wir heute. Viel Spaß dann! Danke. Hoe ga je op vakantie? Ik wil graag met de auto gaan. Maar? Dat kan niet. Waarom niet? Mijn vader wil per se op de fiets. Waar gaan jullie in de zomervakantie naar toe? Wij willen graag naar Salou. Hebben jullie al een vakantiewoning gehuurd? Nee, we gaan kamperen. Hebben jullie al geboekt? Dat gaan we vandaag doen Nou dan veel plezier! Dankjewel.

16 Kapitel 8 Redemittel M Willst du wandern? Nein, ich möchte etwas mit mehr Action. Was möchtest du denn machen? Ich möchte Kite surfen. Dann machen wir das. Toll. Was willst du heute machen? Ich will in ein Museum gehen. Das haben wir gestern schon gemacht! Dann besuchen wir ein Schloss. Können wir nicht einfach in der Sonne liegen? Ist auch gut. Übernachtet ihr auf diesem Campingplatz? Ja, wir zelten hier. Und was ist euer Programm? Wir spielen Volleyball und andere Spiele. Geht ihr auch an den Strand? Ja, wir gehen jeden Tag baden. Wil je wandelen? Nee, ik heb zin in iets met wat meer actie. Wat wil je dan doen? Ik heb zin om te gaan kitesurfen. Dan doen we dat toch? Cool. Wat wil je vandaag doen? Ik heb zin om naar een museum te gaan. Dat hebben we gisteren al gedaan! Dan gaan we een kasteel bekijken. Können we niet gewoon in de zon gaan liggen? Is ook goed. Staan jullie op deze camping? Ja, we kamperen hier. En wat is jullie programma? We spelen volleybal en andere spellen. Gaan jullie ook naar het strand? Ja, we gaan elke dag zwemmen. Ja, bitte! Ja, alsjeblieft? Zwei Eintrittskarten, bitte. Twee entreekaartjes, alsjeblieft. Studenten? Studenten? Nein, wir sind Schüler. Nee, we zijn scholieren. Das macht dann 5 Euro 60. Dat wordt dan 5 euro 60. Bitte sehr. Alsjeblieft. Grüß Gott! Guten Tag! Was kann ich für dich tun? Gibt es hier viel zu tun? Eigentlich ganz viel. Was wollt ihr machen? Wir wollen in die Disko. Dann empfehle ich die Diskothek Schauhaus. Gibt es hier auch einen Aussichtsturm? Ja, hier ganz in der Nähe. Dann gehen wir zuerst dorthin. Danke für die Auskunft. Gern geschehen! Wiederschauen! Tschüs! Goededag! (Zuid-Duitsland en Oostenrijk) Goededag! Wat kan ik voor je doen? Is er hier veel te doen? Eigenlijk best wel veel. Wat willen jullie gaan doen? We willen naar de disco. Dan kan ik je de discotheek Schauhaus aanbevelen. Is er hier ook een uitkijktoren? Ja, hier heel vlakbij. Dan gaan we daar eerst naartoe. Dank voor je inlichtingen. Graag gedaan! Tot ziens! Doei!

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine die Familie Wir sind verwandt Wir sind verwandt. Ich habe mein Arbeitsbuch vergessen Ich habe mein Arbeitsbuch vergessen. Können Sie das aufschreiben Können Sie das aufschreiben? Kann ich die Antworten

Nadere informatie

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg. Ich heiße Anna. Ich bin neunzehn Jahre alt und komme aus Deutschland. Ich wohne in Duisburg und gehe dort zur Berufsschule. Das ist mein Freund Max. sich kennenlernen Hallo! Hi! Servus! Grüß Gott! Guten

Nadere informatie

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands. Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands. (8 punten) 1. Welk compliment geeft Igor (de jongen) aan Linda (het meisje)? 2. In

Nadere informatie

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten Neue Kontakte 1-2 thv Spreekkaarten Kapitel 1 Kennen wir uns? Spreekkaart A Je bent op vakantie in Oostenrijk. Je komt een meisje tegen. Je voert een gesprek om wat meer van haar te weten te komen 1 [>]

Nadere informatie

Ich lese ein Buch. Ich lese ein Buch. Siehst du viel fern. Siehst du viel fern? Am Sonntag besuche ich meine Oma. Am Sonntag besuche ich meine Oma.

Ich lese ein Buch. Ich lese ein Buch. Siehst du viel fern. Siehst du viel fern? Am Sonntag besuche ich meine Oma. Am Sonntag besuche ich meine Oma. Hausaufgaben machen Ich lese ein Buch Ich lese ein Buch. das Buch das Buch Bücher Gitarre spielen Siehst du viel fern Siehst du viel fern? ausschlafen mit dem Hund Gassi gehen Computerspiele spielen ins

Nadere informatie

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also.

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also. eine Zugfahrkarte kaufen Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Wann möchten Sie fahren? Am Donnerstag / den 17. Oktober am Vormittag / bitte. Vormittags also. Mal sehen. Es fährt ein Zug um

Nadere informatie

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3 Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3 Neue Kontakte 5 e, VMBO KGT 1-2 Werkwoorden TB 49 3 e naamval TB 54 Rangtelwoorden (overzicht) Kloktijden (overzicht) Werkwoorden TB 49 wissen = weten

Nadere informatie

Alltag: Lesen KGT 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/52601

Alltag: Lesen KGT 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/52601 Alltag: Lesen KGT 2 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 15 July 2015 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/52601 Dit lesmateriaal is gemaakt met

Nadere informatie

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID PTA SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID Algemene informatie Taal Duits Duur 10 minuten Weging 20 % (4 x) Herkansbaar Ja Hulpmiddelen Geen Datum Vrijdag 2 februari (indeling volgt nog) Opbouw Het mondeling bestaat

Nadere informatie

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan.

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan. Naam: Klas: Datum: HÖREN Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan. (5 punten) 1. Waarom is Annika zo blij om op de markt in München te zijn? A Eindelijk

Nadere informatie

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting Rode tekst = tip Grammatica Imperfekt (verleden tijd) wollen (willen) sollen (moeten) müssen (moeten) wissen (weten) ich wollte sollte musste wusste du wolltest

Nadere informatie

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche An der Rezeption Ich habe eine Frage. Ich habe meine Handtücher vergessen / weil ich dachte / es sind welche auf dem Zimmer. Aber für zwei Euro können Sie sich Das war dann wohl ein hier welche leihen

Nadere informatie

Samenvatting Duits Grammatica

Samenvatting Duits Grammatica Samenvatting Duits Grammatica Samenvatting door een scholier 1253 woorden 18 maart 2008 4,7 34 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits na klar redemittel en grammatica (werkwoorden, 1e en 4e naamval,

Nadere informatie

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Kannst du mir das erklären? Ich warte nur noch auf die Bestätigung vom Arbeitsamt. In der Forschung beschäftigt man sich schon lange mit dieser Frage.

Nadere informatie

Top 100 Duitse woorden

Top 100 Duitse woorden Top 100 Duitse woorden hinter achter hinten achteraan letzten Monat afgelopen maand schon al nur (of: nur noch) alleen maar nur noch alleen nog wenn als bitte alstublieft (als je iets geeft) immer altijd

Nadere informatie

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan Opdrachten Taaldorp Duits Om sommige onderstaande opdrachten te kunnen doen moet je beschikken over geld. Dit kun je bij de pinautomaat verkrijgen. Volg de instructies op de pinautomaat. Situatie 1: Leerling

Nadere informatie

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden ein Missverständnis an der Rezeption haben / hatten / hätten bin / war / wäre können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden sich entschuldigen Es tut mir leid! Das wollte

Nadere informatie

die Meldung bestätigen nicht jetzt

die Meldung bestätigen nicht jetzt am Computer sitzen im Internet surfen Informationen suchen mit einem Freund chatten eine E-Mail schreiben Nachrichten lesen Freunde finden ein Foto hochladen eine Datei herunterladen einen Film gucken

Nadere informatie

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug.

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug. Polizei Polizei Dialog 1- Handy Dialog 1 - Handy Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug. 2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Vertel, dat je zaktelefoon is gestolen. 3 Können Sie mir erzählen,

Nadere informatie

Kapitel 8 Nervenkitzel

Kapitel 8 Nervenkitzel 1: Am See Kapitel 8 Nervenkitzel 4. 1. gedacht 4. kans 2. blokken 5. verknalt 3. kamerarrest 6. redt 6. 1. Groβeltern Köningswinter 2. Bruder Brandenburg 3. Ste. Maxime Campingplatz 4. Sylt Insel 5. zu

Nadere informatie

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie.

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie. Arzt Arzt Dialog 1 - Grippe Dialog 1 - Grippe 1 Guten Tag. 1 Je groet terug. 2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie. 4 Dann brauche ich zuerst

Nadere informatie

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1 Antwoorden Duits Hoofdstuk 1 Antwoorden door T. 668 woorden 25 september 2008 4,9 81 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits Antwoorden, Havo 4, Na Klar, Hoofdstuk 1. 2. Uitspraken die goed zijn:

Nadere informatie

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4 Naamvallen Tabel Begrijpen Klas 3/4 Wil je weten hoe de Naamvallen Tabel in elkaar zit, dan is dit de juiste workshop voor jou. A) Naamvaltabel (overzicht) B) Tools om met de Naamvaltabel aan de slag te

Nadere informatie

lassen fahren finden

lassen fahren finden ein Wochenende planen Lasst uns wirklich mal ein Wochenende nach Berlin fahren. Wie wäre es / wenn wir in einem Hotel übernachten? Ein Hotel finde ich zu teuer. Lasst uns lieber am Stadtrand zelten gehen.

Nadere informatie

Woordenlijst Nederlands Duits

Woordenlijst Nederlands Duits Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Duits Hoofdstuk 2 Het feest Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014

Nadere informatie

Samenvatting door Rosa 795 woorden 15 december keer beoordeeld. Pagina 1 van 6

Samenvatting door Rosa 795 woorden 15 december keer beoordeeld.   Pagina 1 van 6 Samenvatting door Rosa 795 woorden 15 december 2014 0 keer beoordeeld Vak Duits https://www.scholieren.com/verslag/83927 Pagina 1 van 6 werkwoorden einkaufen gehen essen kochen frühstücken aufs Brot schmieren

Nadere informatie

Samenvatting Duits Grammatica Duits

Samenvatting Duits Grammatica Duits Samenvatting Duits Grammatica Duits Samenvatting door S. 836 woorden 20 februari 2013 5,8 61 keer beoordeeld Vak Duits Naamvallen. Nederlands: 2e naamval 4e naamval (bijvoegelijke bepaling, is 3e naamval

Nadere informatie

der Ball der Klub der Computer der Krimi der Film der Platz der Punkt der Schnee der Sport der Titel der Urlaub der Fußball

der Ball der Klub der Computer der Krimi der Film der Platz der Punkt der Schnee der Sport der Titel der Urlaub der Fußball der Ball der Klub der Computer der Krimi der Film der Platz der Punkt der Schnee der Sport der Titel der Urlaub der Fußball der Freizeittipp die Bibliothek die Kultur die Disko die Party die Zeitung die

Nadere informatie

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben Antwoorden 1 Sehen a 1 Deutschland, die Schweiz, Österreich, Frankreich, Italien 2 bijvoorbeeld: Ja, in Tirol. b 3 glad 4 de rots 5 het touw 6 de hut 7 gelukt 8 uitglijden

Nadere informatie

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni 2018 5,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Duits Neue Kontakte Prüfungsteil Schreiben Schrijfvaardigheid formele brief - conventies Dit kan zijn een sollicitatiebrief,

Nadere informatie

Redemittel E. Meine Adresse ist Schulstraße 39. Mijn adres is Schoolstraat 39. 39. 39. Entschuldigung, wie heißen Sie? Pardon, hoe heet u?

Redemittel E. Meine Adresse ist Schulstraße 39. Mijn adres is Schoolstraat 39. 39. 39. Entschuldigung, wie heißen Sie? Pardon, hoe heet u? Vwo 2 Kapitel 1 Neue Freunde Redemittel E Guten Tag! Goedendag! Guten Morgen! Goedemorgen! Wie heißt du? Hoe heet je? Ich heiße Christoph. Ik heet Christoph. Wo wohnst du? Waar woon je? Ich wohne in Wien.

Nadere informatie

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt.

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt. sich in der Stadt verabreden Gut dann gehen wir gleich in die Stadt shoppen? Und ich gehe in den Plattenladen. Das ist ein guter Plan. Und dann treffen wir uns wieder / um fünf oder so? Ja / fünf Uhr ist

Nadere informatie

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL Sie können hier leider nur bar bezahlen. Von diesem Gewürz bekomme ich immer Kopfschmerzen. Diese Hosen sind im Moment sehr gefragt. Am Wochenende habe ich kaum Zeit für meine Hausaufgaben. Ich finde es

Nadere informatie

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt)

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt) Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt) De voltooid tegenwoordige tijd wordt in het Duits meestal in de spreektaal gebruikt. Ik heb huiswerk gemaakt. Ik maak -> ik maakte Ich habe Hausaufgaben gemacht.

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Können Sie mir bitte helfen? Om hulp vragen Sprechen Sie Englisch? Vragen of iemand Engels spreekt Sprechen Sie _[Sprache]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ich

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ik spreek geen

Nadere informatie

1-2 vwo Vertalingen Redemittel. D Redemittel

1-2 vwo Vertalingen Redemittel. D Redemittel Kapitel 1 Sprich mit! D Redemittel Wer bist du? Mein Name ist Lina. Wie alt bist du? Ich bin dreizehn Jahre alt. Wie ben jij? Mijn naam is Lina. Hoe oud ben jij? Ik ben dertien jaar oud. Wie heißen Sie?

Nadere informatie

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel 1 Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel Wie war dein Urlaub? Einfach toll! Wo wart ihr? Wir waren zuerst in Frankreich und dann in Spanien. Mit wem warst du in Urlaub? Mit meinen Eltern und mit einer

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Können Sie mir bitte helfen? Om hulp vragen Sprechen Sie Englisch? Vragen of iemand Engels spreekt Sprechen Sie _[Sprache]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt Ich

Nadere informatie

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door Beste lezer, U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2 augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door de vereniging voor Evangelisatie & Recreatie.

Nadere informatie

Sprechmittel Endlich Ferien!

Sprechmittel Endlich Ferien! Sprechmittel Endlich Ferien! Je zegt dat je zin in de vakantie hebt. Je geeft aan dat je zin hebt op reis te gaan. Je vertelt het liefste thuis te blijven. Je wilt naar het buitenland. Eindelijk eens van

Nadere informatie

bringen nehmen Hat es geschmeckt? fertig das Brötchen gibst du mir... das Messer die Gabel der Löffel der Teller die Tasse der Tisch

bringen nehmen Hat es geschmeckt? fertig das Brötchen gibst du mir... das Messer die Gabel der Löffel der Teller die Tasse der Tisch das Frühstück Guten Appetit! das Besteck das Messer die Gabel der Löffel der Teller die Tasse der Tisch die Torte der Kaffee der Tee der Kuchen der Apfel Erdbeeren der Quark die Schokolade die Schlagsahne

Nadere informatie

bringen nehmen Hat es geschmeckt? fertig das Brötchen gibst du mir... das Messer die Gabel der Löffel der Teller die Tasse der Tisch

bringen nehmen Hat es geschmeckt? fertig das Brötchen gibst du mir... das Messer die Gabel der Löffel der Teller die Tasse der Tisch das Frühstück Guten Appetit! das Besteck das Messer die Gabel der Löffel der Teller die Tasse der Tisch die Torte der Kaffee der Tee der Kuchen der Apfel Erdbeeren der Quark die Schokolade die Schlagsahne

Nadere informatie

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten.

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten. nett ehrlich hilfsbereit tierlieb treu chaotisch lieb schüchtern spontan Was sind deine Hobbys? Was machst du am liebsten am Wochenende? Was machst du in deiner Freizeit? Treibst du Sport? Spielst du ein

Nadere informatie

Duits voor zelfstudie

Duits voor zelfstudie Prisma Taaltraining Duits voor zelfstudie dr. Katja B. Zaich INHOUD Voorwoord INHOUD Les 1 Tekst 1 9 Begroetingen 9 Du of Sie? 10 Vragen hoe het met de ander gaat 11 Zich voorstellen 11 Tekst 2 13 Vragen

Nadere informatie

TOETS VWO(H) 1 (A1) Schritt 1-16, Garmisch-Partenkirchen

TOETS VWO(H) 1 (A1) Schritt 1-16, Garmisch-Partenkirchen TOETS VWO(H) 1 (A1) Schritt 1-16, Garmisch-Partenkirchen LET OP!! Dit is een voorbeeld van de kennistoets van ZugSpitze. Deze toets is nog niet gecertificeerd conform het keurmerk toetsen. Naam: Klas:

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Duits Persoonlijk voornaamwoord 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie 3 e nv mir dir ihm ihr ihm uns euch ihnen Ihnen 4 e

Nadere informatie

3 Hier ist die Karte. Bitte schön. 3 Doe je bestelling.

3 Hier ist die Karte. Bitte schön. 3 Doe je bestelling. Café Dialog 1 - Unterwegs 1 Guten Abend. Haben Sie reserviert? 2 Hier in der Ecke ist noch einer frei. Nehmen Sie bitte Platz. Möchten Sie etwas trinken? Café Dialog 1 - Unterwegs 1 Je hebt niet gereserveerd,

Nadere informatie

weiblich das Alter der Beruf

weiblich das Alter der Beruf das Formular erreichen der Fehler Nachname Vorname Land Telefonnummer Geburtsdatum Straße Postleitzahl Ort Handynummer Sprachen das Passwort der Benutzername die Staatsangehörigkeit das Geschlecht männlich

Nadere informatie

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017 In stillem Gedenken an Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017 Annegret Korte schrieb am 21. September 2017 um 21.47 Uhr Liebe Familie Egbers, und Freundin mit Tochter. Es tut schon weh, am Grabe von Pascal

Nadere informatie

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON BRIEVEN ALS BRONMATERIAAL: BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON Ook de Duitse vijand schreef brieven en stond in contact met het thuisfront. Zoals reeds eerder vermeld werden er vaak vormen van

Nadere informatie

Mein Name ist Mara. Ich komme aus den Niederlanden. Ich wohne in Groningen. Am Wochenende arbeite ich in der Videothek.

Mein Name ist Mara. Ich komme aus den Niederlanden. Ich wohne in Groningen. Am Wochenende arbeite ich in der Videothek. Mein Name ist Mara. Ich komme aus den Niederlanden. Ich wohne in Groningen. Meine Adresse ist Hornstraße 41. Ich bin 19 Jahre alt. Ich habe eine Schwester und einen Bruder. Ich gehe in die Berufsschule.

Nadere informatie

Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch

Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch Samenvatting Duits H4 Einen guten Rutsch Samenvatting door een scholier 1005 woorden 30 mei 2017 1 1 keer beoordeeld Vak Duits Einen guten Rutsch! Vocabulaire https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-h4-einen-guten-rutsch

Nadere informatie

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen. Print het Word-document uit. Afrekenen met de klant Opdracht 1 Luister naar luisterfragment 6 Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Nadere informatie

Das erste niederländische Lesebuch für Anfänger

Das erste niederländische Lesebuch für Anfänger Aart Rembrandt Das erste niederländische Lesebuch für Anfänger Stufen A1 und A2 zweisprachig mit niederländisch-deutscher Übersetzung 1 Wir geben unser Bestes, um Tippfehler und Irrtümer zu vermeiden.

Nadere informatie

Duits deel 1 / Grammatica en woorden. Uitspraak. Buch 1/2 Kapitel 1 und 2 Lesmodulen t/m

Duits deel 1 / Grammatica en woorden. Uitspraak. Buch 1/2 Kapitel 1 und 2 Lesmodulen t/m Duits deel 1 / Grammatica en woorden Buch 1/2 Kapitel 1 und 2 Lesmodulen 00001000 t/m 00002210 Uitspraak De a in Mann spreek je uit als de a in het Nederlandse passen. De e in lehren spreek je uit als

Nadere informatie

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Er kam zu dem Schluss, dass er mehr für die Schule tun musste. Ich konnte doch nicht ahnen, dass ich dich damit verletzen würde. Das Ergebnis hat

Nadere informatie

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder?

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder? Telefon Dialog 1 - Verbinden 1 Guten Tag. Deutsche Bank. Sie sprechen mit Frau/Herrn Rau. Telefon Dialog 1 - Verbinden Kunde 1 Groet terug en stelt je voor. 2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of

Nadere informatie

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammat Samenvatting door een scholier 1676 woorden 7 maart 2018 6,1 3 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! Duits toetsweek 2 Hoofdstuk 3 Voegwoorden Wanneer Wanneer

Nadere informatie

Op het potje Aufs Töpfchen

Op het potje Aufs Töpfchen Op het potje Aufs Töpfchen Wat is zindelijkheid? Je kind is zindelijk als het: - niet meer in zijn broek plast. - overdag droog is. - zelf op het potje of het toilet gaat zitten wanneer het moet plassen.

Nadere informatie

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar

Nadere informatie

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen Uiteenzetting door M. 560 woorden 22 mei 2013 5,4 108 keer beoordeeld Vak Methode Duits Na Klar! 1) Naamvallen Een naamval is de functie van een zinsdeel. VB: lijdend

Nadere informatie

k ga naar school ch gehe zur Schule

k ga naar school ch gehe zur Schule Nederlandstalig onderwijs k ga naar school ch gehe zur Schule Nederlands Deutsch k ga naar school ch gehe zur Schule Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat

Nadere informatie

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen - Bij de ingang Ik wil graag een tafel reserveren voor _[aantal mensen]_ om _[tijdstip]_. Een reservering doen Een tafel voor _[number of people]_ graag. Om een tafel vragen Neemt u creditcards aan? Vragen

Nadere informatie

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen - Bij de ingang Ich würde gern einen Tisch für _[Personenanzahl]_ Personen um _[Uhrzeit]_ reservieren. Een reservering doen Einen Tisch für _[Personenanzahl]_ Personen, bitte. Om een tafel vragen Kann

Nadere informatie

Samenvatting Duits H3 Hurra, eine Eins!

Samenvatting Duits H3 Hurra, eine Eins! Samenvatting Duits H3 Hurra, eine Eins! Samenvatting door een scholier 1233 woorden 30 mei 2017 9,8 2 keer beoordeeld Vak Duits H3 Hurra, eine Eins! Vocabulaire https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-duits-h3-hurra-eine-eins

Nadere informatie

Woordenlijst Nederlands Duits

Woordenlijst Nederlands Duits Taaltalent deel 1 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Woordenlijst Nederlands Duits Hoofdstuk 1 De cursus Henny Taks Katja Verbruggen u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2014

Nadere informatie

INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Week 2: dagplanning 17 Week 3: dagplanning 25

INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Week 2: dagplanning 17 Week 3: dagplanning 25 INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Im Flugzeug: Nieuwe woorden Uitspraak Grammatica? Goed nieuws! Leer uit het hoofd Duits spreken Test uw kennis

Nadere informatie

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G Opdracht door een scholier 1074 woorden 10 oktober 2011 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Duits Neue Kontakte Neue Kontakte Digizine 5 2 Antwoorden bij de leesteksten Goethe! Trailer: 1F 2D 3G 4A 5H 6C 7B

Nadere informatie

Animatie /Animation. Mathilde & Lisanne. Buongiorno bambini! V001

Animatie /Animation. Mathilde & Lisanne. Buongiorno bambini! V001 Animatie /Animation Buongiorno bambini! Wat leuk dat je dit jaar op vakantie bent in Italië! Deze zomer gaan we er weer een avontuurlijke vakantie van maken met veel leuke activiteiten. Dit jaar hebben

Nadere informatie

morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann?

morgen, übermorgen, morgen früh, heute Abend, Wann? 47 Morgen ist er nicht da. Ich brauche einen neuen Termin. Geht es morgen? O.k., dann also Montagnachmittag! Nein, morgen ist Dr. Feucht nicht da, morgen operiert er im Krankenhaus. Aber Montagnachmittag

Nadere informatie

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6 Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem Nederlands: Duits: 10 1 9 8 2 7 3 6 4 5 5 4 en lager 6 In t Duits kennen we 3 lidwoorden: Aantekening hs1 de lidwoorden -der -die de/het -----> bepaald lidwoord

Nadere informatie

Redemittel Kapitel 1 t/m 8 Neue Kontakte 3-Havo!! versie 5

Redemittel Kapitel 1 t/m 8 Neue Kontakte 3-Havo!! versie 5 Kapitel 1 Neue Kontakte 3-Havo!! versie 5!!! Die Zahlen bitte immer vollständig sagen / aufschreiben!!! Schülersprache (Textbuch Seite 6+7) Ich bin sch-o-n fertig. [lange oo] Können Sie das noch mal erklären?

Nadere informatie

Grammatica Jaar 1-2 & 3

Grammatica Jaar 1-2 & 3 Grammatica Jaar 1-2 & 3 Beste Leerling, Met deze grammatica heb je een overzicht over de grammatica die wij in klas 1-2 besproken hebben en in het klas 3 zullen bespreken. Deze opdrachten staan natuurlijk

Nadere informatie

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Fragment:

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Fragment: Logboek bij de lessenserie over Cengiz und Locke van Zoran Drvenkar Groep: Leden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Fragment: ANWEISUNGEN Dit is een serie van drie lessen. Jullie gaan in zes groepen van vier of vijf leerlingen

Nadere informatie

O vreemde talen. Topklassers. deel 3 Duits Antwoordenboek. Duits. Auteur drs. H. Heijboer-Sinke. Zelfstandig werken Vreemde talen.

O vreemde talen. Topklassers. deel 3 Duits Antwoordenboek. Duits. Auteur drs. H. Heijboer-Sinke. Zelfstandig werken Vreemde talen. Zelfstandig werken Vreemde talen Duits Topklassers Taal Groep 7-8 Antwoorden O T Pkl vreemde talen deel Duits Antwoordenboek Auteur drs. H. Heijboer-Sinke ssers Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige

Nadere informatie

Das ist totale Nebensache. Jij doet vrijwilligerswerk. Iemand wil weten wat je daarvoor krijgt. Je doet het Diese Arbeit mache ich umsonst.

Das ist totale Nebensache. Jij doet vrijwilligerswerk. Iemand wil weten wat je daarvoor krijgt. Je doet het Diese Arbeit mache ich umsonst. SPECHHILFE JOB-GELD Iemand vraagt aan jou, wat je belangrijk Ich finde Geld wichtig. vindt. (geld) Iemand zegt tegen jou: Geld maakt niet gelukkig. Antwoord met het volgende: Nein, aber Geld macht das

Nadere informatie

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk Hoe vonden jullie de dag vandaag? Positief feedback: gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter dan les. Toppie man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk leerzaam,

Nadere informatie

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits Dit document is samengesteld als aanvulling op de test Succesvol zakendoen in het Duits. Wilt u ontdekken hoe goed u geëquipeerd bent voor zakendoen met Duitstalige

Nadere informatie

Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN

Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN ab les 8: VIER OP EEN RIJ (Vier gewinnt) Vorbereitung Kopieren Sie die Aufgabenkarten auf festes Papier und schneiden Sie sie aus. Kopieren Sie auch das Spielbrett mit den 25 Feldern auf festes Papier.

Nadere informatie

Vwo 3 Kapitel 1 Fette Ferien

Vwo 3 Kapitel 1 Fette Ferien Vwo 3 Kapitel 1 Fette Ferien Redemittel E Mit wem bist du in Spanien gewesen? Ich war da mit meinem Bruder. Wo liegt Lübeck? Moment, ich hole eine Landkarte. Wann warst du wieder da? Am Wochenende. Du

Nadere informatie

- Das darf ich nicht sagen. Wie alt bist du und wo wohnst du? - Ich bin vierundzwanzig Jahre alt und wohne in Köln.

- Das darf ich nicht sagen. Wie alt bist du und wo wohnst du? - Ich bin vierundzwanzig Jahre alt und wohne in Köln. ICH BIN BERÜHMT Stell dir vor: du bist eine Berühmtheit. Notiere, wer du sein möchtest. Dein(e) Partner(in) darf NICHT wissen, wer du bist. Er/Sie muss dahinter kommen, indem er/sie dir Fragen stellt!

Nadere informatie

Gefeliciteerd! Zet de zinnen in de juiste volgorde. Dat vinden wij allen zo prettig ja ja. In de gloria. Lang zal hij leven. Hij leve lang hoera hoera

Gefeliciteerd! Zet de zinnen in de juiste volgorde. Dat vinden wij allen zo prettig ja ja. In de gloria. Lang zal hij leven. Hij leve lang hoera hoera Gefeliciteerd! 1 Zet de zinnen in de juiste volgorde. Dat vinden wij allen zo prettig ja ja In de gloria Lang zal hij leven Hij leve lang hoera hoera Hij leve lang hoera hoera Lang zal hij leven In de

Nadere informatie

1-2 VMBO-KGT/H EN 3 HAVO OVERBRUGGINGSMODULE

1-2 VMBO-KGT/H EN 3 HAVO OVERBRUGGINGSMODULE ELISABETH LEHRNER-TE LINDERT 1-2 VMBO-KGT/H EN 3 HAVO OVERBRUGGINGSMODULE Malmberg, s-hertogenbosch Derde druk www.naklar.nl Overbruggingsmodule Welkom bij de overbruggingsmodule grammatica. Als je van

Nadere informatie

Stammtisch an der Küste 22.05.2014 25.05.2014

Stammtisch an der Küste 22.05.2014 25.05.2014 Stammtisch an der Küste 22.05.2014 25.05.2014 23 campers Deze keer in het Nederlands. Dit leek ons nu wel eens tijd worden Joke en ik hopen dat jullie het kunnen vertalen. Woensdag 21 mei waren er al veel

Nadere informatie

Kapitel 6 Typisch. Nakijkreader Na Klar dl. 1 - klas 2 vwo Copyright St.-Odulphuslyceum, Tilburg. 1: Das Tagebuch

Kapitel 6 Typisch. Nakijkreader Na Klar dl. 1 - klas 2 vwo Copyright St.-Odulphuslyceum, Tilburg. 1: Das Tagebuch 1: Das Tagebuch Kapitel 6 Typisch 7. 1. Stinkig 5. Schluss 2. Notizbuch 6. Skiurlaub 3. verknallt 7. Songtext 4. zurücklegen 8. geklaut De juiste volgorde: 2-8- 6-4- 1-3- 7-5 8. 1. Welt 5. Einmarsch 2.

Nadere informatie

Reizen De weg vinden. De weg vinden - Locatie. Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent.

Reizen De weg vinden. De weg vinden - Locatie. Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent. - Locatie Ich habe mich verirrt. Niet weten waar je bent. Können Sie mir zeigen, wo das auf der Karte ist? Vragen naar een bepaalde op de kaart Wo kann ich finden? Naar een bepaalde vragen... ein Badezimmer?...

Nadere informatie

Kapitel 3 Mies oder Topfit?

Kapitel 3 Mies oder Topfit? 1: Hertha BSC 1. 1. blauw en wit 2. de oude dame Kapitel 3 Mies oder Topfit? 7. 1. weiter 6. Runde 2. Bude 7. Skinheads 3. ziemlich 8. Nasenring 4. Freundschaftsspiel 9. Unterarm 5. gegen 10. Geld 2: Die

Nadere informatie

Grammatica Jaar 1-2. www.meesterarndt.nl: Ga dan naar Tools Duits Klas 1-2 Grammatica. Veel succes met het leren van de Duitse taal.

Grammatica Jaar 1-2. www.meesterarndt.nl: Ga dan naar Tools Duits Klas 1-2 Grammatica. Veel succes met het leren van de Duitse taal. Grammatica Jaar 1-2 Beste Leerling, Met deze grammatica heb je een overzicht over de grammatica die wij in jaar 1-2 bespreken. Deze opdrachten staan natuurlijk ook online: www.meesterarndt.nl: Ga dan naar

Nadere informatie

http://www.schoolsamenvatting.nl/ - De site voor samenvattingen

http://www.schoolsamenvatting.nl/ - De site voor samenvattingen GRAMMATICA OEFENINGEN DUITS Vertaal mbv woordenboek!!!! 1. Ik hoor het vrij vaak = Ich höre es oft 2. Op de eerste plaats = 3. Ik weet niet, of hij kan komen = 4. Hij wil zelfmoord plegen = 5. Kunt u mij

Nadere informatie

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen - Vinden Wo kann ich finden? Om de weg naar je accommodatie vragen Waar kan ik vinden?... ein Zimmer zu vermieten?... een kamer te huur?... ein Hostel?... een hostel?... ein Hotel?... een hotel?... eine

Nadere informatie

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen - Vinden Waar kan ik vinden? Om de weg naar je accommodatie vragen Wo kann ich finden?... een kamer te huur?... ein Zimmer zu vermieten?... een hostel?... ein Hostel?... een hotel?... ein Hotel?... een

Nadere informatie

Kapitel 1 Sie wünschen?

Kapitel 1 Sie wünschen? Kapitel 1 Sie wünschen? D Redemittel Was kann ich für euch tun? Wir sollen uns hier melden. Was habt ihr gemacht? Wir sollen unsere Hausaufgaben hier machen. Das verstehe ich nicht. Warum? Ich meine, wir

Nadere informatie

VRAGENKAARTJES THE ISLAND OF ALL TOGETHER

VRAGENKAARTJES THE ISLAND OF ALL TOGETHER VRAGENKAARTJES THE ISLAND OF ALL TOGETHER Dank je wel voor het downloaden van de vragenkaartjes. Graag delen we vrijblijvend een paar van onze ervaringen: 1. Wij lieten mensen eerst een minuut of tien

Nadere informatie

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen - Finden Wo kann ich finden? Nach dem Weg zur fragen Waar kan ik vinden?... ein Zimmer zu vermieten?... een kamer te huur? Art der... ein Hostel?... een hostel? Art der... ein Hotel?... een hotel? Art

Nadere informatie

Aufgabe 1 a 1 Frankrijk, Monaco, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Duitsland en Liechtenstein 2 eigen antwoord 3 eigen antwoord

Aufgabe 1 a 1 Frankrijk, Monaco, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Duitsland en Liechtenstein 2 eigen antwoord 3 eigen antwoord Kapitel 6 Unterwegs Antwoorden A Sehen Aufgabe 1 a 1 Frankrijk, Monaco, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Slovenië, Duitsland en Liechtenstein 2 eigen antwoord 3 eigen antwoord b rutschig der Fels das Seil

Nadere informatie

talen leren met prisma

talen leren met prisma talen leren met prisma Als u een taal wilt leren, kunt u met de op elkaar afgestemde uitgaven van Prisma uw eigen leerprogramma samenstellen. Afhankelijk van uw leerdoel kunt u verschillende taalvaardigheden

Nadere informatie

Taalkalender. 1. De tijd. 2. Voorzetsels. 3. Wat hoort bij elkaar? 4. Werkwoorden: zijn. 5. Persoonlijke voornaamwoorden

Taalkalender. 1. De tijd. 2. Voorzetsels. 3. Wat hoort bij elkaar? 4. Werkwoorden: zijn. 5. Persoonlijke voornaamwoorden Birgitta Bexten, 5/2003 (birgitta.bexten@ruhr-uni-bochum.de) laatste bewerking: 23 05 2003 niveau A1 geoefende vaardigheden grammatica, woordenschat (gemengd: Taal Vitaal les 1-6) Taalkalender soort lesactiviteit

Nadere informatie