Spreekvaardigheid Nederlands Taalautomaat. Spreekvaardigheid Nederlands. Zinsstructuur - B1. Taalautomaat Zinsstructuur - 5
|
|
- Janne van der Zee
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Spreekvaardigheid Nederlands Zinsstructuur - B1 Zinsstructuur - 5
2 Lees de zinnen hardop en bekijk de uitleg. 1.a. Ik ben Anna. Jij bent Mark. U bent Mark. Hij is Jan. Zij is Mariska. 1.b. Wij zijn Anna en Marloes. Jullie zijn Mark en Erik. Zij zijn Mariska en Gerard. 1.c. De film is spannend. De films zijn spannend. De personen: Ik (één persoon) Jij (= de ander, tegen wie ik gewoon praat) U (= de ander, tegen wie ik beleefd praat) Hij (= de ander, over wie wij samen praten: een man) Zij (= de ander, over wie wij samen praten: een vrouw) Het (= een iets, over wie wij samen praten: een ding) Wij (meer personen) Jullie (= anderen, tegen wie ik praat) Zij (= anderen, over wie wij samen praten: man en vrouwen) Ze (= dingen, waarover wij samen praten) Het werkwoord verandert, als het onderwerp verandert. Ik jij? Jij/U Hij/zij/het t Wij/jullie/zij Het werkwoord zijn : Personen: Ik ben Ben jij? Jij/U bent Hij/zij/het is Wij/jullie/zij zijn Dingen: Hij/zij is (de-woorden enkelvoud) Het is (het-woorden enkelvoud) Ze zijn (de- woorden en het-woorden meervoud) 6 - Verhaalland Taalleerlijn
3 2.a. Loopt Marieke naar school? (Elske en Feline) Nee, Marieke loopt niet naar school. Elske en Feline lopen naar school. 2.b. Schrijft Rudolf in het boek? (Tom en Willem) Nee, Rudolf schrijft niet in het boek. Tom en Willem schrijven in het boek. Iets ontkennen: Nee Voorbeeld: Het werkwoord werken : Ik werk Werk jij? Jij/U werkt Hij/zij/het werkt Herman werkt Wij/jullie/zij werken Mark en Nico werken 3. De kat slaapt in de mand. Slaapt de kat in de mand? 4.a. Ik ben Nederlander. Ja, bent u ook Nederlander? 4.b. U bent Nederlander? Bent u Nederlander? 4.c. Hij heeft een lange reis gemaakt. Heeft hij een lange reis gemaakt? Een vraag maken: Normale zinsbouw: informeren: onderwerp + werkwoord + rest. Inversie! : vragen: werkwoord + onderwerp + rest? Een vraag maken + vragen of de ander hetzelfde doet of is (ook) : Ook : komt na: werkwoord + onderwerp komt vóór: wat misschien hetzelfde is Volgorde: Werkwoord + onderwerp + ook + object Iets bevestigen: Ja De werkwoorden hebben en zijn bij U : hebben : U hebt zijn : U bent Zinsstructuur - 7
4 01. a. (Enkelvoud ) meervoud 1. De jurk is duur. De jurken zijn duur. 2. Elise speelt prachtig viool. (en Marleen) Elise en Marleen spelen op grandioze wijze viool. 3. De jongen is over een steen gevallen. 4. De molenaar woont in de molen. 5. De vrouw loopt zenuwachtig heen en weer. 6. De klant bestelt koffie. 7. De leraar geeft nooit hoge cijfers. 8. Het kind maakt veel rommel in de speelkamer. 9. De bekende acteur staat mooi op de foto. 10. Marloes lacht stiekem om de grap. (en Karin) 11. Het meisje hoort altijd rare geluiden in de klas. 12. De leerling heeft vanavond veel huiswerk. 13. De paddenstoel groeit onder de oude boom. 14. De gids kan goed uitleg geven. 15. Albert wil hondentrainer worden. (en Herman) 01. b. (Meervoud ) enkelvoud 1. De schoenen zijn te klein. De schoen is te klein. 2. Susan en Linda zingen een mooi lied. Susan zingt een mooi lied. 3. De kinderen klimmen in de boom. 4. De bakkers bakken lekkere koekjes. 5. De vogels vliegen in de winter naar het zuiden. 6. De boeken liggen op de tafel. 7. De jongens schrikken van het geluid. 8. De ramen staan de hele dag open. 9. De bekende zangers hebben met iedereen ruzie. 10. Karel en Tom bouwen een hut in de tuin. 11. De klanten krijgen 50 procent korting. 12. De meisjes kijken naar een enge film. 13. De rozen ruiken heerlijk. 14. De docenten hebben geen geduld meer. 15. Albert en Brenda kopen een huis. 8 - Verhaalland Taalleerlijn
5 59. Negatief antwoord: Nee, dit/dat niet, maar dat/die andere wel 1. Is dít schrift vol? Nee, dít schrift niet, maar dat ándere schrift wel. 2. Staat déze streek bekend om zijn regenbuien? Nee, déze streek niet, maar die ándere streek wel. 3. Was dit concert binnen een uur uitverkocht? 4. Is dit hotel volgeboekt? 5. Kwam dit vliegtuig naast de baan terecht? 6. Werkt deze stewardess op Schiphol? 7. Koelt deze koelkast tot min zeven graden? 8. Heeft dit huis vier kamers? 9. Is dit examen moeilijk? 10. Houdt deze winkel vandaag uitverkoop? 11. Gaat deze bus naar het station? 12. Zijn deze gegevens uw persoonlijke gegevens? 13. Is dit kind klaar voor de operatie? 14. Bouwt deze vogel een nest in de heg? 15. Staat deze klok goed? 60. Vroeger + verleden tijd 1. Hij vist ieder weekend. Vroeger viste hij ieder weekend. 2. Hij leest het boek elke avond. 3. Hij gelooft in Sinterklaas. 4. Hij speelt vaak met zijn Lego-trein. 5. Hij woont in de Appeltjeswijk. 6. Hij danst vaak de hele avond. 7. Hij werkt ieder weekend. 8. Hij kampeert de hele zomer aan zee. 9. Hij schrijft veel brieven. 10. Hij heeft altijd trek in een broodje kaas. 11. Hij houdt van geitenmelk. 12. Hij zwemt graag in de zee. 13. Hij leent elke woensdag mijn fiets. 14. Hij doet elk jaar mee aan het Nationaal Dictee. 15. Hij heeft veel verstand van tuinieren. Zinsstructuur - 9
6 75. Antwoord geven: Als ik tijd heb 1. Wanneer schilder je het huis? Als ik tijd heb, schilder ik het huis. 2. Wanneer schrijf je een boek? 3. Wanneer stop je met werken? 4. Wanneer bezoek je de zieke buurvrouw? 5. Wanneer koop je een auto? 6. Wanneer oefen je voor het examen? 7. Wanneer vertel je de waarheid? 8. Wanneer verkoop je het huis? 9. Wanneer ga je trouwen? 10. Wanneer bel je hem? 11. Wanneer ga je naar de dokter? 12. Wanneer doe je de boodschappen? 13. Wanneer neem je een beslissing? 14. Wanneer verschoon je de bedden? 15. Wanneer kom je op bezoek? 76. Maar HIJ zegt, dat GEEN 1. Ik heb leuk werk. Maar HIJ zegt, dat ik GEEN leuk werk heb. 2. Ik heb lieve ouders. Maar HIJ zegt, dat ik GEEN lieve ouders heb. 3. Ik heb een mooie stem. 4. Ik heb een goed humeur. 5. Ik heb een slecht cijfer. 6. Ik heb een goed plan. 7. Ik heb een aardige zoon. 8. Ik heb een volle spaarpot. 9. Ik heb kleine voeten. 10. Ik heb een fijne vriend. 11. Ik heb een goed lopende zaak. 12. Ik heb een hippe spijkerbroek. 13. Ik heb een goede fiets. 14. Ik heb leuke ideeën. 15. Ik heb een grote auto Verhaalland Taalleerlijn
7 96. Een vraag stellen: Maar toch al lang? 1. Renske woont op kamers. Maar Renske woont toch al lang op kamers? 2. Saskia zit op de middelbare school. 3. Sander studeert Nederlands. 4. Martijn voetbalt in het eerste elftal. 5. Sarah heeft vakantie. 6. Renate zoekt een nieuwe baan. 7. Rik heeft een hond. 8. Simone houdt van sinaasappels. 9. Ronald werkt als koerier. 10. Simone woont in de stad. 11. Rianne heeft het werkstuk af. 12. Sylvia heeft kort haar. 13. Rein heeft een nieuwe vriendin. 14. Susan schrijft boeken. 15. Senna werkt op school Worden + voltooid deelwoord 1. Zij zet de radio zachter. De radio wordt zachter gezet (door haar). 2. Zij verzorgt de gewonde jongen. De gewonde jongen wordt verzorgd (door haar). 3. Zij zet de bloemetjes buiten. 4. Zij maakt de auto schoon. 5. Zij beïnvloedt het meisje sterk. 6. Zij maakt de kleuter bang. 7. Zij informeert de hele familie. 8. Zij leest de krant bijna nooit. 9. Zij wint alle wedstrijden. 10. Zij helpt op woensdagmiddag alleen kinderen. 11. Zij doet het meeste werk op maandag. 12. Zij onderzoekt alle andere mogelijkheden. 13. Zij poetst elke dag het zilver. 14. Zij verkoopt het huis aan de hoogste bieder. 15. Zij verstuurt de brief per aangetekende post. Zinsstructuur - 11
8 01.a. (Enkelvoud ) meervoud 1. De jurk is duur. De jurken zijn duur. 2. Elise speelt prachtig viool. (en Marleen) Elise en Marleen spelen prachtig viool. 3. De jongen is over een steen gevallen. De jongens zijn over een steen gevallen. 4. De molenaar woont in de molen. De molenaars wonen in de molen. 5. De vrouw loopt zenuwachtig heen en weer. De vrouwen lopen zenuwachtig heen en weer. 6. De klant bestelt koffie. De klanten bestellen koffie. 7. De leraar geeft nooit hoge cijfers. De leraren geven nooit hoge cijfers. 8. Het kind maakt veel rommel in de speelkamer. De kinderen maken veel rommel in de speelkamer. 9. De bekende acteur staat mooi op de foto. De bekende acteurs staan mooi op de foto. 10. Marloes lacht stiekem om de grap. (en Karin) Marloes en Karin lachen stiekem om de grap. 11. Het meisje hoort rare geluiden in de klas. De meisjes horen rare geluiden in de klas. 12. De leerling heeft vanavond veel huiswerk. De leerlingen hebben vanavond veel huiswerk. 13. De paddenstoel groeit onder de oude boom. De paddenstoelen groeien onder de oude boom. 14. De gids kan goed uitleg geven. De gidsen kunnen goed uitleg geven. 15. Albert wil hondentrainer worden. (en Herman) Albert en Herman willen hondentrainer worden. 01.b. (Meervoud ) enkelvoud 1. De schoenen zijn te klein. De schoen is te klein. 2. Susan en Linda zingen een mooi lied. Susan zingt een mooi lied. 3. De kinderen klimmen in de boom. Het kind klimt in de boom. 4. De bakkers bakken lekkere koekjes. De bakker bakt lekkere koekjes. 5. De vogels vliegen in de winter naar het zuiden. De vogel vliegt in de winter naar het zuiden. 6. De boeken liggen op de tafel. Het boek ligt op de tafel. 7. De jongens schrikken van het geluid. De jongen schrikt van het geluid. 8. De ramen staan de hele dag open. Het raam staat de hele dag open. 9. De bekende zangers hebben met iedereen ruzie. De bekende zanger heeft met iedereen ruzie. 10. Karel en Tom bouwen een hut in de tuin. Karel bouwt een hut in de tuin. 11. De klanten krijgen 50 procent korting. De klant krijgt 50 procent korting. 12. De meisjes kijken naar een enge film. Het meisje kijkt naar een enge film Verhaalland Taalleerlijn
9 13. De rozen ruiken heerlijk. De roos ruikt heerlijk. 14. De docenten hebben geen geduld meer. De docent heeft geen geduld meer. 15. Albert en Brenda kopen een huis. Albert koopt een huis. 02. Negatief antwoord, positieve toelichting : Nee, niet, 1. Fietst Anna naar school? (Marleen en Norah) Nee, Anna fietst niet naar school, Marleen en Norah fietsen naar school. 2. Gaat Mark naar de markt? (Anna en Marleen) Nee, Mark gaat niet naar de markt. Anna en Marleen gaan naar de markt. 3. Werkt Edith in de supermarkt? (Mark en Anna) Nee, Edith werkt niet in de supermarkt. Mark en Anna werken in de supermarkt. 4. Hoopt Marieke op een strenge winter? (Edith en Mark) Nee, Marieke hoopt niet op een strenge winter. Edith en Mark hopen op een strenge winter. 5. Zorgt Hannah voor de planten? (Marieke en Edith) Nee, Hannah zorgt niet voor de planten. Marieke en Edith zorgen voor de planten. 6. Wacht Bas op de bus? (Hannah en Marieke) Nee, Bas wacht niet op de bus. Hannah en Marieke wachten op de bus. 7. Zoekt Linda naar het goede antwoord? (Bas en Hannah) Nee, Linda zoekt niet naar het goede antwoord. Bas en Hannah zoeken naar het goede antwoord. 8. Komt Karin te laat op school? (Linda en Bas) Nee, Karin komt niet te laat op school. Linda en Bas komen te laat op school. 9. Woont Sander in Amsterdam? (Karin en Linda) Nee, Sander woont niet in Amsterdam. Karin en Linda wonen in Amsterdam. 10. Stopt Saskia voor het rode stoplicht? (Sander en Karin) Nee, Saskia stopt niet voor het rode stoplicht. Sander en Karin stoppen voor het rode stoplicht. 11. Leert Eline voor de toets? (Saskia en Sander) Nee, Eline leert niet voor de toets. Saskia en Sander leren voor de toets. 12. Praat Jasper met de gasten? (Eline en Saskia) Nee, Jasper praat niet met de gasten. Eline en Saskia praten met de gasten. 13. Kijkt Piet naar de televisie? (Jasper en Eline) Nee, Piet kijkt niet naar de televisie. Jasper en Eline kijken naar de televisie. 14. Is Gerda bang voor spinnen? (Piet en Jasper) Nee, Gerda is niet bang voor spinnen. Piet en Jasper zijn bang voor spinnen. 15. Wordt Simon boos om de grap? (Gerda en Anna) Nee, Simon wordt niet boos om de grap. Gerda en Anna worden boos om de grap. 44. Maar daar + wel 1. Hier verkopen ze geen vis en vlees. Maar daar verkopen ze wel vis en vlees. 2. Hier staan geen agenten. Maar daar staan wel agenten. 3. Hier geven ze geen goede service. Maar daar geven ze wel goede service. 4. Hier hebben ze geen huishoudelijke apparaten. Maar daar hebben ze wel huishoudelijke apparaten. 5. Hier staan geen lantaarnpalen. Maar daar staan wel lantaarnpalen. 6. Hier doen we geen boodschappen. Maar daar doen we wel boodschappen. 7. Hier gebeuren geen ongelukken. Maar daar gebeuren wel ongelukken. 8. Hier bouwen ze geen nieuwe huizen. Maar daar bouwen ze wel nieuwe huizen. 9. Hier draaien ze geen leuke muziek. Maar daar draaien ze wel leuke muziek. 10. Hier fietsen geen kinderen. Maar daar fietsen wel kinderen. Zinsstructuur - 13
10 11. Hier serveren ze geen goede maaltijden. Maar daar serveren ze wel goede maaltijden. 12. Hier regelen ze geen nieuwe tickets. Maar daar regelen ze wel nieuwe tickets. 13. Hier geven ze geen hulp. Maar daar geven ze wel hulp. 14. Hier spelen geen leuke bands. Maar daar spelen wel leuke bands. 15. Hier hebben ze geen huisdieren. Maar daar hebben ze wel huisdieren Antwoord geven: Deze/die/dit /dat + ik + willen + splitsbare werkwoorden 1. Welke paraplu neemt u mee? Deze paraplu wil ik meenemen. 2. Welk gebakje kiest u uit? Dit gebakje wil ik uitkiezen. 3. Welke oefening maakt u af? Deze oefening wil ik afmaken. 4. Welk woord spreekt u uit? Dit woord wil ik uitspreken. 5. Welke vrouw belt u op? Deze vrouw wil ik opbellen. 6. Welke informatie vraagt u aan? Deze informatie wil ik aanvragen. 7. Welk fruit prijst u aan? Dit fruit wil ik aanprijzen. 8. Welke film neemt u op? Deze film wil ik opnemen. 9. Welke diploma s reikt u uit? Deze diploma s wil ik uitreiken. 10. Welke datum spreekt u af? Deze datum wil ik afspreken. 11. Welke Nederlandse steden zoekt u op? Deze Nederlandse steden wil ik opzoeken. 12. Welk schilderij hangt u op? Dit schilderij wil ik ophangen. 13. Welke afspraak zegt u af? Deze afspraak wil ik afzeggen. 14. Welk boek leest u uit? Dit boek wil ik uitlezen. 15. Welk plan stelt u voor? Dit plan wil ik voorstellen Verhaalland Taalleerlijn
Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6
Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieREGELS. Lees de zinnen. Staat er een relatieve bijzin in de zin?
241 241 REGELS 1 Lees de zinnen. Staat er een relatieve bijzin in de zin? ja nee 1 Die jongen is mijn broer. 2 De jongen die daar loopt, is mijn broer. 3 Dat bedrijf is groot. 4 Het bedrijf dat daar staat,
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieAflevering: 31. Te + infinitief
Te + infinitief A: Te + Infinitief: twee dingen tegelijk. Jan staat in de keuken. Hij doet de afwas. Jan staat in de keuken de afwas te doen. Tom zit op zijn stoel. Hij leest een boek. Tom zit op zijn
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieAntwoordenmodel. Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1. Oefening 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009. 255 euro per maand 272 euro per maand
Antwoordenmodel Herhalingsoefeningen De Sprong, Thema 1 Oefening 1 1. studiejaar 2007/2008 studiejaar 2008/2009 255 euro per maand 272 euro per maand 182.000 studenten 200.000 studenten 5.800 Nederlandse
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatiewerkbladen thema 5 werk
werkbladen thema 5 werk 5.0 vragen bij de film alleen Kijk naar de film. Geef antwoord op de vragen. eerste ronde filmkijken 1 Jan staat voor het uitzendbureau. Jan heeft werk. Tarik wil taxichauffeur
Nadere informatieRia Massy. De taart van Tamid
DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in
Nadere informatie2c nr. 1 zinnen met want en omdat
OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieBij H&M. Nederlandse Academie 02/2184707 A2
Bij H&M Tiebe is bij H&M. Zij is samen met haar kind. Het kind heet Laura. Laura is drie jaar. Tiebe is op de derde verdieping. Ze wil een jurk voor een feest kopen. Ze ziet veel mooie jurken. Dan kijkt
Nadere informatieGrammatica Woordbenoemen 3. Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 5 en 6
3 Werkboek gemengde opgaven Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Overzichtslijsten 4 en 5 Inkleuren, ondertrepen, omcirkelen Lidwoord, Zelfstandig naamwoord en Werkwoord 6 + + Hulpwerkwoord en
Nadere informatieDinie Ea van Oort Verhaalland Taalleerlijn www.verhaalland.nl
E1. De werkwoorden 1. horen: ik hoor 2. zien: ik zie jij hoort jij ziet u hoort u ziet hij hoort hij ziet zij hoort zij ziet het hoort het ziet wij horen jullie horen zij (meer) horen wij zien jullie zien
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieWoordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.
Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk
Nadere informatieWerkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.
Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent
Nadere informatieA) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.
A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je
Nadere informatieALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN
STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?
Nadere informatieThema Op zoek naar werk
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Les 8. Praten en bellen over een baantje Inleiding Deze les gaat verder over het zoeken naar werk. De vrouw, Maria, gaat weer naar de winkel om over werk te
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieDe leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3 Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek Het wiel doet raar! 1 Naar wie gaat Daan? a Naar school b Naar Loes c Naar Rik 2
Nadere informatieLeer-werkboek. Werkwoorden. in uitvoering. Deel B: Werkwoorden in zinnen. Werkwoorden in uitvoering Werkwoorden in zinnen - 1
Leer-werkboek Werkwoorden in uitvoering Deel B: Werkwoorden in zinnen Werkwoorden in uitvoering Werkwoorden in zinnen - 1 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave 7 2. Werkwoorden, een verhaal 9 Werkwoorden en
Nadere informatieSpreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1
SPREKEN NIVEAU A1 www.nt2taalmenu.nl Wat leer je? Spreken Oefentoets spreken Dit is een oefentoets voor cursisten die klaar zijn met het programma voor niveau A1. Hier zijn een paar tips om de oefening
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieOEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1
OEFENSCHRIFT DEEL 3 A2-B1 Basisleergang Nederlands voor anderstaligen Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Nederlands Taalonderwijs en Taaladvies (INTT) Nicky Heijne Marten Hidma Karolien Kamma Vrije
Nadere informatieIMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer
Nadere informatieMelkweg. Naar de dokter. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: De huisarts
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Naar de dokter Gezondheid: De huisarts Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Van kop tot teen, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann
Nadere informatieVeertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel
Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om
Nadere informatieMelkweg. Wat leert je kind? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Taal en ouders: de basisschool
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Wat leert je kind? Taal en ouders: de basisschool Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Wat leert je kind?, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 8
1 BEGINNERSCURSUS DAG 8 A. FORCING Tekst: Bij de dokter B. GRAMMATICA Gebruik van de infinitief: dubbele inf. om + te + inf. aan het + inf. te + inf. De stamtijden (Dag 6 pagina s 8-11) C. CONVERSATIE
Nadere informatieREGELS. Wat hoort bij elkaar?
171 171 REGELS 1 1 Ik ga iets eten want a ze geven een feestje. 2 Ik ga iets eten omdat b ik heb honger. 3 Vanavond gaan we naar de buren want c ze een feestje geven. 4 Vanavond gaan we naar de buren omdat
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke
Nadere informatieEen meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?
Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij? Wat een mooie luchtballonnen! Geel, oranje, groen en blauw. Kies maar uit Daan,
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieWat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.
103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel
Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel Inleiding Deze les gaat over het zoeken naar werk. Over hoe je een baan kunt vinden. In deze les gaat een vrouw, Maria, naar een winkel om
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. 1. Moet je morgen naar de tandarts? 1. Nee, ik moet morgen
Nadere informatieTOETS NT2-1 spreken. Goed voorbereid slagen. voor het staatsexamen NT2 programma 1. Opgavenboekje nr. 1 SPREKEN. niveau B1. tijdsduur: 30 minuten
Goed voorbereid slagen voor het staatsexamen NT2 programma 1 Opgavenboekje nr. 1 SPREKEN niveau B1 tijdsduur: 30 minuten Deel 1: korte antwoorden 20 seconden spreektijd 1. Situatie: U werkt bij een reisbureau.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 7 Werken
Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet
Nadere informatieGeregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN
Geregeld spreken Ditte Oost & Monique Schoorl LES 1 11 Maak de zinnen af 1 Het meisje is blij. 2 De dokter is in het ziekenhuis. 3 De kinderen zijn op school. 4 De man is bij de gemeente. 5 De docent is
Nadere informatieKijk op YouTube spreekvaardigheid A1
Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Oefenexamen Ad Appel Spreekvaardigheid A1 10 vragen serie A 1. Hoe vaak doet u boodschappen? 2. Wanneer bent u geboren? 3. Wat drinkt u het liefst? 4. Wat vindt u van
Nadere informatieGrammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.
Grammatica Inhoud 1. De en het 2. Meervoud 3. Werkwoord 4. Vraagwoorden 5. Zinnen maken 1 6. Zinnen maken 2 7. Zinnen maken 3 8. Zinnen maken 4 9. Niet en geen 10. Lange woorden 11. Het verkleinwoord 12.
Nadere informatieSamen lezen. > Reporter: Dagemawi Sisay Tedla. Tekst
Tekst > Reporter: Dagemawi Sisay Tedla Mieke Geenen Ik zal het eerst lezen en dan zal ik wat vragen stellen. En dan mogen jullie zeggen wat je er van vindt. Mezelf in de spiegel zien kijken naar mij. Daar
Nadere informatieInhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126
Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL 8 1 Ziek 8 2 Plus en min 14 3 Wat moet en wat is goed? 20 4 De bel 26 Woorden 32 LES 2: VRIJE TIJD 38 1 Naar de film 38 2 Rada wil fit zijn 44 3 Vrije tijd 50 4 Ik ben
Nadere informatieThema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken
http://www.edusom.nl Thema Op zoek naar werk Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken Inleiding Maria heeft een sollicitatiegesprek met de manager. Deze les gaat over het tweede deel van het gesprek.
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieREGELS. Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin.
261 261 REGELS 1 Onderstreep het onregelmatige werkwoord in de zin. 1 Kun je het boek even aanpakken? 2 Het hangt ervan af of je het goed aantekent. 3 Voordat ik het bekendmaak, zal ik je bellen. 4 Ik
Nadere informatieThema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang
www.edusom.nl Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. Ze belt naar een kinderdagverblijf. Is er een plaats vrij? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat
Nadere informatieREGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.
61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieHOOFDSTUK 14. En wat doe jij? Lees de woorden. Hoort het bij een baan of bij werk zoeken?
229 229 HOOFDSTUK 14 En wat doe jij? WOORDEN 1 Lees de woorden. Hoort het bij een baan of bij werk zoeken? baan werk zoeken 1 sollicitant 2 contract 3 uitzendbureau 4 vergadering 5 cv 2 Wat hoort bij elkaar?
Nadere informatieAlles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.
Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.
Nadere informatieOntkenning niet of geen
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Jenneke van der Craats 22 februari 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/96998 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van
Nadere informatieTaalklas.nl Plus Cursistenmateriaal
Opdracht 1 Nieuwe woorden Lees het woord Bedek het woord Schrijf het woord in de zin Klopt het? de computer Bart speelt vaak spelletjes op de In de leer ik hoe internet en e-mail werken de computerles
Nadere informatieHoe gaat het met je studie?
195 195 HOOFDSTUK 12 Hoe gaat het met je studie? WOORDEN 1 Kies uit: onvoldoende controleren gymnastiek mening huiswerk 1 Heb je je al gemaakt? 2 Ik was op school niet zo goed in. Ik vond sport niet leuk.
Nadere informatieMelkweg. Een fijne wijk. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: buren
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een fijne wijk Wonen: buren Colofon Melkweg: Een fijne wijk, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 2 bij 5.1 ** Bedenk nu zelf een gesprek. Cursist A: je werkt op het gemeentehuis. Cursist B: je bent bij het gemeentehuis. Kies zelf wat je daar komt doen: bijvoorbeeld
Nadere informatieOntkenning niet of geen
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Jenneke van der Craats 22 february 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/96998 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van
Nadere informatieEen gevaarlijke vriend
MARIAN HOEFNAGEL Een gevaarlijke vriend Uitgeverij Eenvoudig Communiceren 1 Een mooie auto De bel gaat; het is vijf over drie. De school gaat uit. Kamal doet zijn boeken in zijn rugtas en loopt naar de
Nadere informatieEen retour Rotterdam
71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart
Nadere informatieNAAM: Instructies in de klas Voer de opdrachten uit. 1. Zet een kruisje op de olifant. 2. Kleur het haar van de juf bruin.
Werkbundel Instructies in de klas 1. Zet een kruisje op de olifant. 2. Kleur het haar van de juf bruin. 3. Kleur de boeken op de onderste plank rood. 4. Zet een kring rond het meisje. 5. Doorstreep het
Nadere informatieThema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht. Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de leerkracht. Zinnen maken met omdat. Hulp vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen
Nadere informatieKijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.
Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 5 Gemeente
Spreekopdrachten thema 5 Gemeente Opdracht 1 bij 5.1 Doe de opdracht met de groep. Knip de kaartjes met antwoorden op deze pagina los. Geef iedere cursist een kaartje. Als er meer cursisten dan kaartjes
Nadere informatieOefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.
Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn
Nadere informatieGrammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6
Grammatica 2 Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Voegwoord 4 Telwoorden: hoofdtelwoorden 7 Telwoorden: rangtelwoorden 10 Telwoorden: hoofd- en rangtelwoorden 13 Persoonlijk voornaamwoord
Nadere informatieLesbrief 1. Bij de huisarts
Thema Gezondheid Lesbrief 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts beantwoorden. Veel
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatiebruin bruin de kuil de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid a/aa, e/ee, o/oo, u/uu, i/ ie, ij/ei, oe, ui, eu, au/ou
Pen! nr. 11 - de bruine trui 1 11.1 Lees en schrijf de ui de uil de muis het huis de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid de tuin de fluit het fruit de huid de kuil bruin bruin
Nadere informatieWEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.
Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. 1 Voeg een woord aan de zin toe zodat hij correct wordt. Micky werkt graag in tuin. Verbeter de fout in de zin. Floortje leeft
Nadere informatieAntwoorden Thema 2 Feesten
Antwoorden Thema 2 Feesten Lezen Oefening 2 1 c Simone. 2 b Zaterdagavond. Luisteren Oefening 3 1 b Een boek. 2 b Een kopje koffie en taart. 3 b Op Simone. 4 c Haar zus woont bij haar vader. 5 b 7 jaar
Nadere informatieTe huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement
51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer
Nadere informatie1 Werkwoord. (wonen, werken, lopen,...) 8 Grammatica is niet moeilijk. wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden.
1 Werkwoord (wonen, werken, lopen,...) wonen, werken, lopen,... noemen we werkwoorden. 8 Grammatica is niet moeilijk 1.1 woon, woont, wonen Ik woon nu in Nederland. Jij woont nu in Nederland. U woont nu
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieThema 3 Vervoer. Inhoudsopgave
Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8
Nadere informatieDe leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3. Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek
De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3 Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek Waar is Rik? 1 Met wie gaat Rik op de foto? a Met groep 3 b Met Leen c Met groep
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein
Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein brengt zijn dochter Ama naar school. Hij praat met een moeder van een ander kind op het schoolplein. De moeder heet. Waar werkt? Wat leert u in
Nadere informatieLes 1. Bij de huisarts
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 1. Bij de huisarts Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met de huisarts. Uw klachten beschrijven. Vragen stellen aan de huisarts. Vragen van de huisarts
Nadere informatie1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar
1. De verjaardag OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. a) Wij praten over de kinderen met de buurman. 2. b) Zal ik me even voorstellen?
Nadere informatieJuf is Ziek boekje. Groep 8
Juf is Ziek boekje Groep 8 Wanneer je dit boekje hebt is de juf of meester waarschijnlijk ziek. Met dit boekje kun je vandaag zelfstandig aan het werk. Er zitten verschillende opdrachten in voor rekenen,
Nadere informatieThema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang
Thema Kinderen en school. Demet TV Lesbrief 9. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. belt naar een kinderdagverblijf. Is er plaats? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat inschrijven
Nadere informatieCursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 8 Openbaar vervoer
Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 8 Openbaar vervoer 1 Woorden 1 de agent 2 de auto 3 de bestuurder 4 de bus 5 de fiets 6 het hek 7 de herfst 8 de lente 9 de rails 1 10 de stad 11 de step 12 het stoplicht
Nadere informatie1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.
1. Joris Hé Roos, fiets eens niet zo hard. Roos schrikt op en kijkt naast zich. Recht in het vrolijke gezicht van Joris. Joris zit in haar klas. Ben je voor mij op de vlucht?, vraagt hij. Wat een onzin.
Nadere informatieLuister naar het gedicht. Geef aan welke van de onderstaande woorden in het gedicht voorkomen.
12 Drs. P Troostvogel werkblad 1 Luister naar het gedicht. Geef aan welke van de onderstaande woorden in het gedicht voorkomen. naars raars iemand niemand concurrent mankement verloren verstoren parkiet
Nadere informatie2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands
SPREKEN EXAMEN I Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten 2002/2003 Opgavenboekje Examennummer kandidaat: Aanwijzingen Staatsexamen Nederlands NT als tweede taal 2 U gaat een spreektoets maken. De toets
Nadere informatieRaar is leuk Klein Orkest
20 Klein Orkest Raar is leuk werkblad 1 Luister naar het gedicht en lees mee met de tekst. Vul de ontbrekende woorden in. Raar is leuk Klein Orkest Vuur is koud en kleddernat, de zee is (1) droog. De ballon
Nadere informatieSoms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,
Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram, mijn kleine broer Dat is niet van mij mama Dan zegt ze
Nadere informatieBIJLAGEN LESPAKKET 1.2
BIJLAGEN LESPAKKET 1.2 BIJLAGE 1 A4 BLADEN THEMA S BIJLAGE 2 DOMINO EMOTIES BIJLAGE 3 MATCHING OEFENING GEVOELENS BIJLAGE 4 VRAGENLIJST FILM BIJLAGE 5 VRAGENSTROOKJES HOEKENWERK BIJLAGE 6 ANTWOORDENBLAD
Nadere informatieLes 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas
Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo
Nadere informatieThema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.
http://www.edusom.nl Thema Op het werk Lesbrief 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? De woorden van les 12, 13, 14 en 15. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag
Nadere informatie