Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 - Parlementaire democratie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 - Parlementaire democratie"

Transcriptie

1 Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2 - Parlementaire democratie Samenvatting door een scholier 2536 woorden 8 jaar geleden 6,9 28 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE 1. Wat is politiek? Wat is politiek en waarom is het belangrijk dat we ons er mee bemoeien? Politiek -> manier waarop land bestuurd wordt. Regering + parlement -> meeste macht + maken beslissingen Zaken -> algemeen van belang: - openbare orde + veiligheid - buitenlandse betrekkingen - infrastructuren - welvaart - welzijn - onderwijs Belastingplicht -> recht om invloed uit te oefenen op politiek. Manieren om invloed uit te oefenen op politiek: - stemmen - lid worden van politieke partij - contact met politici -> spreekuur - verzoek indienen - media benaderen - aansluiten bij actiegroep - bezwaarschrift indienen / naar rechter stappen - overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid -> openlijk overtreden van de wet -> politici ervan overtuigen dat genomen besluit verkeerd was Democratie -> staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op politieke besluitvorming. Vrijheid + gelijkheid -> belangrijkste waarden in democratie. Directe democratie -> beslissingen genomen door volksstemmingen (-> op stadspleinen). Indirecte democratie -> gekozen vertegenwoordigers nemen beslissingen (ook wel parlementaire democratie -> parlement neemt beslissingen). Pagina 1 van 9

2 Kenmerken van parlementaire democratie: - Alle Nederlanders +18 mogen stemmen/gekozen worden. - Iedereen mag politieke partij/vereniging oprichten - Iedereen mag demonstreren/mening uitten - Leden Staten-Generaal (1e + 2e kamer) gekozen door geheime stemming - Wetten vastgesteld door regering + Staten-Generaal Communisme -> arbeiders hebben macht. Fascisten -> vinden eigen land + volk beste + belangrijkste. Religieuze dictatuur -> gebaseerd op religie. Dictatuur/autocratie -> alle macht in handen van één persoon of een kleine groep. Kenmerken van een dictatuur: - grondrechten worden niet beschermd - geen vrije meningsuiting - oppositiepartijen zijn verboden - grote politieke rol voor militairen - (schijn)verkiezingen. 2. Politieke stromingen Welke verschillende politieke stromingen zijn er, en wat willen ze? Ideologie -> geheel van ideeën over de mens en de gewenste richting van de samenleving. Aanhangers ideologie -> politieke stroming. Ideeën ideologie: - waarden + normen - ideale sociaal economische verhoudingen - ideale machtsverdeling in samenleving Nederland heeft 3 ideologieën(/stromingen): - liberalisme - socialisme - confessionalisme Progressief -> vooruitstrevend, maatschappij willen veranderen. Conservatief -> behoudend, maatschappij hetzelfde willen houden. Conservatieven die regels van vroeger terug willen -> reactionair. Links/rechts -> verschillende visies op rol van de overheid op sociaaleconomische verhoudingen: Rechts -> eigen verantwoordelijkheid + vrijheid. Links -> gelijkwaardigheid + iedereen gelijke kansen. Veel mensen hebben linkse + rechtse standpunten -> druk in politieke midden. Liberalisme -> Ideaal rijke mensen -> persoonlijke + economische vrijheid. Staat bemoeit zich niet met economie. Progressieve liberalen -> steun bij socialisten. Vrijemarkteconomie -> beste voor land volgens liberalen. Slechte werkomstandigheden in 19e eeuw -> ontstaan socialisme. Doel -> einde maken aan armoede + ongelijkheid. Hoe gelijkheid bereiken?: Pagina 2 van 9

3 - communiceren -> door de revolutie macht. - sociaaldemocraten -> door deelname aan verkiezingen, zorgen voor sociale wetgeving. Socialisten nu -> overheid moet zwakkeren beschermen. Kennis + inkomen + macht -> eerlijk verdeeld. Sociaaldemocraten -> verzorgingsstaat beste, zo sociale grondrechten vastgeleggen. Confessionalisme -> politieke opvattingen op geloof gebaseerd. Christendemocraten -> samenleving op christelijke grondslag. Belangrijkste: - rentmeesterschap -> taak van mens goed voor aarde te zorgen. - solidariteit -> naastenliefde, zorgen voor kwetsbaren in samenleving. - harmonie -> zorgzame samenleving, mensen verantwoordelijk voor elkaar. - gespreide verantwoordelijkheid -> organisaties + burgers + overheid samenwerken. Overheid -> aanvullende rol -> rest overlaten aan maatschappelijk middenveld (schoolbestuur + welzijnsinstellingen). 3. Politieke partijen Welke partijen zijn er en wat zijn hun standpunten? Politieke partijen -> groep mensen met zelfde ideeën over ideale samenleving. Bereiken doelen via parlement. Politiek -> voor algemeen belang. Actiegroepen -> 1 bepaalde doelstelling, buitenparlementaire acties. Belangenorganisaties -> behartigen belangen 1 bepaalde groep mensen. Politici soms wel eens met groep/organisatie. Soorten partijen: - ideologie - one-issuepartij -> richten zich op 1 aspect van de samenleving + duidelijk standpunt - protestpartijen -> ontstaan uit onvrede met politiek - niet-democratische partij -> belang autochtone bevolking centraal + standpunten = racistisch. Politieke partijen hebben taken in democratie: - integratiefunctie -> door eisen + wensen wordt partijprogramma gemaakt. - informatiefunctie -> kiezers informeren over standpunten. - participatiefunctie -> burgers stimuleren actief deel te nemen aan politiek. - selectiefunctie -> alleen via bestaande/eigen partij politiek bereiken. 4. Verkiezingen Hoe worden de verkiezingen georganiseerd? Politici op verschillende niveaus: - het Europese Parlement - de Tweede Kamer - de Provinciale Staten - de gemeenteraden Iedereen mag partij oprichten, maar partij moet: - zich officieel laten registreren bij Kiesraad Pagina 3 van 9

4 - bij alle kiesdistricten kandidatenlijst en ondertekende steunbetuiging (30 pers) inleveren - borgsom betalen (krijgen ze terug bij 75% voor 1 zetel) Actief kiesrecht -> recht om stem uit te brengen. Passief kiesrecht -> recht om je verkiesbaar te stellen. Mensen met buitenlands paspoort -> alleen kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. Verkiezingsprogramma -> staan standpunten van de partij in. Lijsttrekker -> bekendste kandidaat van partij, nummer één (gezicht van de partij). Voor verkiezingen -> lijsttrekkers beloven veel voor winnen van kiezers. Na verkiezingen -> onderhandelen met partijen over samenstelling regering -> in onderhandeling verdwijnen veel verkiezingsbeloften. Redenen om op partij te stemmen: - standpunten - belangen - strategie - lijsttrekker Verkiezingen -> worden gehouden volgens stelsel van evenredige vertegenwoordiging -> alle zetels worden eerlijk verdeeld op basis van alle geldig uitgebrachte stemmen. -> Uitgegaan van kiesdeler -> hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor 1 zetel. Je stemt op persoon -> mensen kunnen hoger op komen door voorkeursstemmen. Veel voorkeursstemmen op vrouw/allochtoon -> zijn ondervertegenwoordigd in politiek. Rond verkiezingen -> media grote rol. Doel tv-optredens (zoals tv-debat) -> zwevende kiezers te winnen -> kiezers die niet op een vaste partij stemmen maar makkelijk van partij wisselen. Door grote rol media tijdens verkiezingen -> Nederland tv- en internetdemocratie. Uitslag verkiezingen -> bepaalt welke partijen kabinet gaan vormen. -> alle ministers en staatssecretarissen samen. 5. De regering Hoe wordt een kabinet gevormd, wat doen ministers en wat doet de koning(in)? Regering -> koningin + ministers Kabinet -> ministers + staatssecretarissen Na Tweede Kamerverkiezingen kabinetsformatie -> doel om kabinet te vormen: - samen globaal eens over toekomstig beleid - samen steun hebben van meerderheid Tweede Kamer Kabinetsformatie in stappen: Dag na verkiezingen -> vicepresident van Raad van State + voorzitters Eerste en Tweede Kamer + fractievoorzitters van politieke partijen met koningin bijeen in Tweede Kamer. -> adviseren haar welke partijen beste regering kan vormen -> koningin benoemt op basis hiervan informateur. Informateur onderzoekt welke combinatie van partijen meeste kans op slagen heeft. Behalve meerderheid in Tweede Kamer -> moeten ook goed kunnen samenwerken. Door verschillende standpunten -> informateur laat partijen compromissen sluiten -> als dat lukt -> Pagina 4 van 9

5 coalitie (samenwerkingsverband tussen 2 of meer partijen) dus mogelijk. O.l.v. informateur -> coalitiepartijen stellen regeerakkoord op -> hoofdlijnen van het beleid van de komende jaren staan daarin. Informateur brengt verslag uit aan koningin -> opdracht mislukt? = Nieuwe informateur. Coalitie gelukt? = Benoemt koningin formateur -> voor bij elkaar zoeken ministers + staatssecretarissen. -> Formateur = (bijna) altijd afkomstig van grootste regeringspartij -> wordt meestal zelf ministerpresident. Andere posten -> evenwichtig over partijen verdeeld. Wordt gekeken naar: - hoeveel zetels partijen hebben - voorkeuren van partijen - zwaarte van functies Formateur klaar -> koningin benoemt ministers + staatssecretarissen -> bordesfoto. Kabinet blijft 4 jaar aan -> niet altijd. Soms dient Tweede Kamer motie van wantrouwen in tegen minister/staatssecretaris -> daarop dient hij/zij ontslag in en wordt vervangen. Soms problemen zo hoog -> kabinetscrisis. 2 manieren: - Ministers onderling oneens over kwesties - Meerderheid Tweede Kamer steunt kabinet niet meer. Bij ontslag kabinet -> vervroegde verkiezingen. Om land niet onbestuurbaar te maken -> Oude ministers in functie tot nieuw gevormd kabinet -> demissionair kabinet. 6. Het parlement Wat doet het parlement en hoe is de taakverdeling met de ministers? Politieke cultuur -> manier waarop de regering en parlement met elkaar omgaan -> poldermodel, bereidheid tot overleg en sluiten van compromissen. Parlement -> Eerste en Tweede Kamer (Staten-Generaal) Parlementsleden -> volksvertegenwoordigers (door bevolking gekozen) Tweede Kamer -> direct gekozen (rechtstreeks) Eerste Kamer -> indirect gekozen = door leden Provinciale Staten (getrapte verkiezing) Tweede Kamer -> behandeld wetsvoorstellen als 1e, mag afwijzen/veranderen. Eerste Kamer -> mag wetsvoorstel goed/af-keuren (controle op Tweede Kamer). Kamerleden door partij gekozen -> behoort tot fractie -> groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Politieke partijen in Eerste + Tweede Kamer worden verdeeld -> regeringsfractie + oppositiepartijen; - Regeringsfractie -> partijen met ministers - Oppositiepartijen -> alle partijen die niet in regering zitten (vaak niet eens met minister) Ministers -> wetgevende/uitvoerende macht. - Wetgevende -> gedeeld met parlement -> meeste wetsvoorstellen afgekeurd door ministers, uiteindelijk stemt parlement erover. - Uitvoerende -> ministers bepalen hóe wetten uitgevoerd worden + nemen er besluiten over. Trias politica -> scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht -> in NL strikt. Pagina 5 van 9

6 Macht parlement -> belangrijkste taken; - (mede)wetgeving - controle v/d ministers Voor gezamenlijk beslissen -> Eerste en Tweede Kamer 2 rechten -> - stemrecht bij wetsontwerpen -> recht om wetsvoorstel te aanvaarden/afkeuren. - budgetrecht -> recht om Rijksbegroting wel of niet goed te keuren. Tweede kamer 2 extra dingen: - recht van initiatief -> recht om wetsontwerpen in te dienen. - recht van amendement (bindend) -> recht om wetsvoorstel te wijzigen. Ministers hebben controlerende taak -> Rechten om informatie te krijgen: - recht om schriftelijke vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen. - recht van interpellatie ->minister ter verantwoording roepen. - recht op parlementaire enquete -> onderzoek naar onderdeel van regeringsbeleid. - recht om motie in te dienen -> verzoek aan ministers om iets wel/niet te doen. Motie van afkeuring -> beleid van minister wordt afgekeurd, zonder motie van wantrouwen hoeft hij/zij niet te stoppen. 7. Gemeente en provincie 3 niveaus politiek besluitvorming: - het Rijk - de provincie - de gemeente Rijksoverheid stelt grote lijnen van beleid af, gedetailleerde invulling -> lagere overheden -> gedecentraliseerde eenheidstaat. Uitgangspunt -> besluitvorming moet op zo laag mogelijk niveau, zo dicht mogelijk bij betrokkenen plaatsvinden. Lagere overheden moeten: - beter op hoogte zijn van situatie -> beter beoordelen wat er nodig is. - dichter bij burgers staan -> burgers kunnen daardoor bestuur makkelijk aanspreken. Belangrijkste taken provincie: - ruimtelijk ordening - milieu Provincie maakt streekplannen -> staat in waar welke activiteiten in gebied passen -> voor het opstellen moet provincie rekening houden met rijksbeleid. Rijksoverheid besluit -> provincie moet zich er bij neerleggen. Leden Provinciale Staten kiezen uit hun dagelijkse bestuur -> Gedeputeerde-Staten (minister op provincieniveau). Voorzitter Gedeputeerde-Staten/Provincie Staten -> commissaris van de koningin. Vertrouwenscommissie maakt profielschets -> beschrijving waar aan de commissaris moet voldoen. Vervolgens -> Pagina 6 van 9

7 - minister van Binnenlandse Zaken selecteert kandidaten + voert gesprekken met ze - politieke kleur -> belangrijke rol - na gesprekken -> 2/3 mensen mogelijke keus Bestuurslaag dichtstbij burger -> gemeente. Gemeente bestuur = verantwoordelijk voor ordelijk verloop in gemeente. Bestemmingsplannen (bouwvergunningen/huisvesting enz.) -> laatste jaren beleidstaken voor gemeente. -> + ook financiële middelen naar gemeente. Waarom naar gemeenten? - gemeentebestuur beter dan het Rijk in overzien wat in gemeente nodig is. - gemeente zal sneller maatregelen treffen als daar financieel belang bij is. Bestuur van gemeente gevormd door gemeenteraadsleden -> 1x in de 4 jaar. Dagelijks bestuur gemeente -> College van Burgemeester en Wethouders (B&W). Wethouders voorgedragen door partijen die bestuur vormen + gekozen door gemeenteraad. Burgemeester -> voor 6 jaar benoemd; - profielschets - aantal kandidaten gekozen - vertrouwenscommissie doet voordracht - 1 kandidaat voorgedragen Minister van Buitenlandse Zaken beslist. 8. Internationale politiek Hoe en waarom werken we samen met andere landen? Samenwerking met andere landen = noodzaak. Nederland neemt deel aan: - NAVO - WTO - VN - EU Samenwerking goed -> - landen voor oplossen probleem afhankelijk van elkaar. - efficiënter om probleem/initiatief gezamenlijk aan te pakken. Samenwerking -> soevereiniteit wordt ingeperkt. -> recht om zelf te bepalen welke regels worden vastgesteld. Na WOll 3 redenen voor samenwerking: - wilden voorkomen dat Europees land oorlog zou beginnen. - wilden op economisch gebied beter concurreren met VS. - wilden zich beter beschermen tegen opkomende communisme van Rusland. Beginpunt EU bij oprichting Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). -> samenwerkingsverband tussen 6 Europese landen, gericht op gemeenschappelijke markt (kolen/staal) als ooit nog oorlog zou komen -> werd succes, uitgebreid. In > Verdrag van Maastricht -> Eu met 1 munt. In > 27 landen lid, helft daarvan met. EU kent scheiding der machten: - Raad van Ministers keurt wetten goed/af. Pagina 7 van 9

8 - Europese Commissie voert uit. - Europees Parlement controleert. - Europese Hof van Justitie is rechtsprekende macht. Kritiek in EU: - weinig-democratische karakter v/d Europese Unie. - dreigend verlies van de nationale soevereiniteit. - dreigend verlies van werkgelegenheid. Staat -> eigen grond gebied + bevolking + overheid die land bestuurt. Secretaris-generaal -> hoogste ambtenaar van de VN. -> geeft leiding aan VN en voorzitter van Algemene Vergadering. Veiligheidsraad -> 15 landen, 5 permanent -> Rusland/VS/China/Frankrijk/Engeland. -> hebben vetorecht -> recht om uitvoering van revolutie te verbieden. Wel akkoord? -> Internationale VN-vredesmissie opgericht. 9. Politiek in de praktijk Hoe verloopt politieke besluitvorming en wie zijn daarbij betrokken? Bestuurlijke processen in 4 fasen: - Invoer -> eisen en wensen ingevoerd, door media enz. op politieke agenda. - Omzetting -> wethouder/minister vraagt ambtenaar zaak te onderzoeken + advies uit te brengen, beleidsvoorbereiding. (In deze fase demonstraties) - Uitvoer -> als wetsvoorstel is aangenomen, ambtenaar voert het uit. - Terugkoppeling -> maatregelen niet voldoende geweest, besluitvormingsproces opnieuw. Politieke actoren -> alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces. Ministers verantwoordelijk voor dagelijks bestuur van het land, maar echt werk gedaan door ambtenaren -> houden zich bezig met beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Ambtenaren -> Vierde macht. Media vervult 5 politieke functies: 1. Informatieve functie -> politieke discussies/debat op tv. 2. Agendafunctie -> media signaleren problemen in samenleving, komt op poltieke agenda. 3. Commentaarfunctie -> in kranten columns, cartoons etc. 4. Spreekbuisfunctie -> kranten/tv geven politici/actiegroepen etc. ruimte om zegje te doen. 5. Controlerende functie -> media volgen ministers en kijken of ze wel doen wat ze beloven. Media dragen bij aan meningsvorming -> door alles wat we zien/horen vormen we mening. Pluriformiteit van media belangrijk -> verschillende kranten met verschillende meningen. Pressiegroepen -> groepen proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Ze gaan lobbyen -> zoeken persoonlijk contact met politici om hen te overtuigen. Pressiegroepen bestaan uit actiegroepen + belangenorganisaties -> Vijfde Macht. Kloof tussen burger en politiek -> helft van burgers maar naar stembus. Voor verkleinen afstand tussen burgers en politiek, diverse voorstellen: - direct kiezen van minister president en burgemeester. - referendum (volksstemming) -> kunnen kiezers direct hun mening geven. Pagina 8 van 9

9 -> raadplegend referendum; uitslag = advies. -> bindend referendum = uitslag bepalend voor besluit. - andere politieke cultuur -> politieke besluiten moet veel openbaarder gemaakt worden. Pagina 9 van 9