Een onderzoek naar de fiscale rechtspositie van de oprichter in de voorperiode van de BV. Masterscriptie mei 2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een onderzoek naar de fiscale rechtspositie van de oprichter in de voorperiode van de BV. Masterscriptie mei 2014"

Transcriptie

1 Een onderzoek naar de fiscale rechtspositie van de oprichter in de voorperiode van de BV Masterscriptie mei 2014 Daniel Sopar Studentnummer Scriptiebegeleider: dhr. dr. J.L. van de Streek

2 Inhoudsopgave Inleiding Introductie in de (voor-)voorperiode Oprichtingsformaliteiten voor de BV Handelen namens de BV i.o Preconstitutieve rechtshandelingen Hoofdelijke aansprakelijkheid Terugwerkende kracht Het civiele tijdvak Intentieverklaring en voorovereenkomst De (voor-)voorperiode Conclusie De fiscale toerekening en de gevolgen voor de oprichters Inleiding Fiscale toerekening door de jaren heen Toerekening aan de oprichters Toerekening aan de BV BV i.o. als subjectief belastingplichtig lichaam Fiscale toerekening voor-voorperiode De lengte van de voorperiode Fiscale gevolgen voor de oprichter Conclusie Toepasbaarheid fiscale regelingen in de voorperiode Inleiding Aanmerkelijk belang in de voorperiode De oprichter is aanmerkelijkbelanghouder Relevante jurisprudentie De oprichter vergelijkbaar met houder koopoptie? Winstuitdeling in de voorperiode Terbeschikkingstellingsregeling in de voorperiode Vereisten voor toepassing Van onbestaanbaar naar bestaanbaar? Het huidige beleid

3 3.4.4 Het moment van belasten Lijfrentepremieaftrek in de voorperiode Investeringsaftrek in de voorperiode Beloning en pensioenopbouw in de voorperiode Arbeidsbeloning in de voorperiode De gebruikelijkloonregeling in de voorperiode De 30%-regeling in de voorperiode Pensioenopbouw over de voorperiode Conclusie Aanbevelingen Inleiding Mogelijke wetswijzigingen Aanmerkelijkbelangregeling Terbeschikkingstellingsregeling Gebruikelijkloonregeling Pensioenopbouw Conclusie Terug naar de oprichter of rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting Terug naar de oprichter Rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting Optionele fiscale transparantie Conclusie Ontwikkelingen die mogelijk van invloed zijn op de voorperiode Afschaffen notariële oprichtingsakte BV Conclusie Bibliografie Literatuur Besluiten Parlementaire stukken Jurisprudentie Overige

4 Inleiding Sinds 1 oktober 2012 is het recht voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: BV ) eenvoudiger en flexibeler geworden. 1 Eén van de belangrijkste wijzigingen is het vervallen van het minimumkapitaal en daarnaast zijn er verschillende formaliteiten rondom de oprichting van de BV versoepeld. Het doel van het nieuwe BV-recht is om een rechtsvorm te creëren die eenvoudiger is op te richten en beter aansluit bij de wensen die in de praktijk bestaan. Zo is er met het nieuwe BV-recht meer ruimte ontstaan om de inrichting van de vennootschap aan te passen aan de aard van de onderneming en aan de wensen van de oprichters. 2 Hiermee is het oprichten van een BV voor de oprichter civielrechtelijk sneller en eenvoudiger geworden, maar is het fiscale recht omtrent die oprichting voor de oprichter ongewijzigd gebleven. Indien de oprichter wenst te ondernemen voordat de BV is opgericht zal hij te maken krijgen met de complexe fiscale aspecten van de voorperiode. De voorperiode is het tijdvak dat aanvangt op het moment, aangegeven in de zogenaamde voorovereenkomst dan wel in de (concept)oprichtingsakte, waarop de onderneming voor rekening en risico van de toekomstige BV zal worden gedreven. Dit houdt in dat de oprichters handelingen kunnen verrichten namens en vóór rekening van de op te richten vennootschap voordat aan alle formele vereisten voor de oprichting van een BV is voldaan. Deze handelingen moeten wel na de oprichting door de vennootschap worden bekrachtigd. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 28 mei worden de behaalde winsten tijdens de voorperiode fiscaal toegerekend aan de toekomstige BV en niet langer aan de oprichters. Het fiscaal toerekenen aan de BV is een ingewikkelde zaak, nu de op te richten vennootschap civielrechtelijk nog niet bestaat. 4 De voorperiode van een BV in oprichting (hierna: BV i.o. ) heeft voor de behandeling van de oprichter in de inkomstenbelasting daarom al veel vragen opgeroepen. Het feit dat de oprichter gedurende de voorperiode kan handelen op naam en voor rekening van de nog niet bestaande rechtspersoon dwingt de rechter tot het kwalificeren van deze handelingen omdat dit fiscaal niet door de wetgever is geregeld. De wetgever zou het huidige fiscale recht omtrent de voorperiode kunnen codificeren en mogelijk kunnen 1 Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht van 18 juni 2012 (Stb. 2012, 299). Deze wet is op 1 oktober 2012 in werking getreden (Stb. 2012, 300). 2 Kamerstukken II 2006/07, , nr. 3, p. 1 (MvT). 3 HR 28 mei 1952, BNB B Zie ook P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p

5 vereenvoudigen zodat er meer duidelijkheid komt inzake de fiscale rechtspositie van de oprichter. Een belangrijke vraag binnen de voorperiodeproblematiek is of de oprichter kan worden aangemerkt als aanmerkelijkbelanghouder in de zin van art. 4.6 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). De Staatssecretaris van Financiën is van mening dat de oprichter in de voorperiode een aanmerkelijk belang heeft in de op te richten vennootschap. 5 De oprichter heeft immers het recht om alle, nog te creëren aandelen in zijn BV te verwerven terwijl het economisch belang van de nog uit te geven aandelen reeds bij hem berust. Ligthart is het oneens met de staatssecretaris, er kan naar zijn mening niet aan het feit worden voorbijgegaan dat een vennootschap in de voorperiode nog niet bestaat. Er kan daarom geen sprake zijn van een economisch belang bij een aandeel. Er zijn immers nog geen aandelen, hetgeen gezien het formele aandeelhoudersvereiste van art. 4.6, sub a, Wet IB 2001 van doorslaggevend belang is. 6 Essers is net als de Staatssecretaris van mening dat er sprake is van aanmerkelijk belang, maar volgens hem volgt dit niet uit het arrest waar de staatssecretaris zich op beroept. 7 Een antwoord op de vraag of de oprichter gedurende de voorperiode kan worden aangemerkt als aanmerkelijkbelanghouder is onder andere van belang in het geval de oprichter zijn recht op levering van de nog te creëren aandelen in de voorperiode vervreemd. Daarnaast is een antwoord op deze vraag relevant voor de vraag of de terbeschikkingstellingsregeling (hierna: tbs-regeling ) van art Wet IB 2001 en de gebruikelijkloonregeling van art. 12a Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) van toepassing zijn tijdens de voorperiode. In de literatuur is er geen overeenstemming omtrent de vraag of er bepaalde fiscale regelingen in de voorperiode toegepast moeten worden. Nu de flexibilisering van het BV-recht vorig jaar is ingevoerd kan het fiscale recht omtrent de oprichting van een BV niet achterblijven. In deze masterscriptie doe ik een onderzoek naar de fiscale rechtspositie van de oprichter in de voorperiode van de BV. Mijn onderzoeksvraag luidt: Op welke wijze kan het fiscale recht voor de oprichter vereenvoudigd worden zodat er meer duidelijkheid komt omtrent zijn fiscale rechtspositie gedurende de voorperiode van de BV? 5 Besluit van 1 december 2008, nr. CPP2008/520M, Stcrt. 243, BNB 2009/33, onderdeel N.M. Ligthart, De oprichter in de voorperiode, NTFR-B 2007/28, p P.H.J. Essers, De fiscale voorperiodeproblematiek, in: Schonis-bundel, Deventer: Kluwer 2006, p

6 Dit onderzoek doe ik aan de hand van het beantwoorden van een aantal deelvragen. Allereerst schets ik een beeld van hoe de (voor-)voorperiode werkt en welke gevolgen de voorperiode heeft voor de op te richten BV en de oprichters. Vervolgens onderzoek ik welke fiscale regelingen in de voorperiode op de oprichter van toepassing zijn en ga ik in op de fiscale knelpunten die hierbij spelen. Ik doe op basis daarvan enkele aanbevelingen voor een vereenvoudiging van het fiscale recht. Tenslotte besteed ik kort aandacht aan het idee om de notariële oprichtingsakte voor de BV af te schaffen, waarna ik eindig met mijn conclusie. 1. Introductie in de (voor-)voorperiode 1.1 Oprichtingsformaliteiten voor de BV De laatste jaren zijn er verschillende formaliteiten rond de oprichting van de BV versoepeld dan wel afgeschaft. Zo dienden oprichters voorheen bijvoorbeeld bij het Ministerie van Justitie een verklaring van geen bezwaar 8 aan te vragen alvorens tot oprichting kon worden overgegaan. Per 1 juli 2011 is deze verklaring afgeschaft. 9 Er hoeft daardoor geen rekening meer te worden gehouden met een wachttijd op de aanvraag van de verklaring van geen bezwaar. Deze wachttijd ontstond doordat de door de aanvrager verstrekte inlichtingen moesten worden beoordeeld. Indien er niets aan de hand was kon de aanvraag in een paar weken afgehandeld zijn. Indien de curator of de officier van justitie geraadpleegd moest worden dan kon de beschikking enkele maanden op zich laten wachten. 10 Met inwerkingtreding van het geflexibiliseerde BV-recht zijn ook de bankverklaring en de accountantsverklaring afgeschaft. 11 Tot 1 oktober 2012 was de bankverklaring een vereiste indien storting op de aandelen van de BV plaatsvond in geld en de accountantsverklaring wanneer de inbreng geschiedde in natura. Deze wijzigingen zijn ingevoerd om de kosten en de administratieve lasten met betrekking tot de oprichting van een BV te verminderen. 12 Er zijn echter nog altijd belangrijke formaliteiten aan de oprichting van een BV verbonden. Zo moet de oprichtingsakte van de BV op grond van art. 2:175 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW ) notarieel worden verleden en moet de BV op grond van art. 2:180 BW worden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. 8 Zie art. 2:179 (oud) BW. 9 Wet van 7 juli 2010 in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar ( Stb. 2010, 280). Deze wet is op 1 juli 2011 in werking getreden ( Stb. 2011, 194). 10 Zie P. van Schilfgaarde, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2013, p Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht van 18 juni 2012 (Stb. 2012, 299). Deze wet is op 1 oktober 2012 in werking getreden (Stb. 2012, 300). 12 Zie Kamerstukken II 2006/07, , nr. 3, p.3 en 8 (MvT). 6

7 1.2 Handelen namens de BV i.o Preconstitutieve rechtshandelingen Voordat aan deze formaliteiten is voldaan en de BV tot stand is gekomen kunnen de oprichters al namens de op te richten vennootschap handelen. Deze rechtshandelingen worden preconstitutieve rechtshandelingen genoemd en zijn geregeld in art. 2:203 BW. De preconstitutieve rechtshandelingen kunnen rechten en verplichtingen voor de BV doen ontstaan, mits de BV aan de rechtshandelingen wordt gebonden. Dit kan op twee verschillende manieren geschieden. De BV kan na de oprichting aan de preconstitutieve rechtshandelingen worden gebonden door middel van bekrachtiging of de BV kan direct gebonden worden door de BV in de akte van oprichting rechtstreeks te verbinden. Door middel van een clausule in de oprichtingsakte kan de BV bijvoorbeeld rechtstreeks worden verbonden tot betaling van de kosten van de oprichting. De categorieën rechtshandelingen waaraan de BV direct kan worden gebonden is limitatief opgesomd in art. 2:203 lid 4 BW. Deze rechtshandelingen zijn: uitgifte van aandelen, het aanvaarden van stortingen daarop, het aanstellen van bestuurders, het benoemen van commissarissen, bezwarende rechtshandelingen en het betalen van kosten die met de oprichting verband houden Hoofdelijke aansprakelijkheid Op grond van het tweede lid van art. 2:203 BW zijn de oprichters hoofdelijk aansprakelijk zolang de bekrachtiging van de preconstitutieve rechtshandelingen nog niet heeft plaatsgevonden. Er vindt dus in beginsel pas een verschuiving van de aansprakelijkheid plaats van de oprichters naar de BV op het moment dat de rechtshandelingen door de BV worden bekrachtigd. Op grond van art. 2:203 lid 3 BW kunnen de oprichters ook na de bekrachtiging nog hoofdelijk aansprakelijk zijn indien zij wisten of redelijkerwijs konden weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. 14 Art. 2:203 lid 2 BW biedt de oprichter een mogelijkheid om uitdrukkelijk te bedingen dat hij bij het uitblijven van de bekrachtiging door de BV niet gebonden zal zijn. Er mag echter niet op lichte gronden worden aangenomen dat de wederpartij afstand doet van de bescherming die art. 2:203 lid 3 13 Zie uitgebreid P. van Schilfgaarde, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2013, p Zie o.a. HR 28 maart 1997, nr , NJ 1997/582. 7

8 BW hem biedt. Een verwijzing naar een bepaling in de algemene voorwaarden is bijvoorbeeld niet voldoende Terugwerkende kracht In obligatoire zin heeft de bekrachtiging terugwerkende kracht. Namelijk alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de preconstitutieve rechtshandeling komen alsnog voor rekening en risico van de vennootschap. Ook zakelijke rechten vallen onder art. 2:203 BW, wat betekent dat roerende en onroerende goederen namens een BV i.o. in eigendom kunnen worden aanvaard. 16 Het juridisch eigendom wordt dan door de bekrachtiging van de aanvaarding overgedragen. In de literatuur zijn de meningen verdeeld over wanneer het eigendom precies wordt overgedragen. Enerzijds zijn er auteurs van mening dat de aanvaarding terugwerkt tot het tijdstip van oprichting. 17 Anderzijds zijn er auteurs die helemaal geen terugwerkende kracht aan de aanvaarding toekennen. 18 Vast staat dat het juridisch eigendom op het moment van bekrachtiging wordt overgedragen. 1.3 Het civiele tijdvak Intentieverklaring en voorovereenkomst In het geval er sprake is van één oprichter wordt het voornemen tot het oprichten van de vennootschap vastgelegd in een intentieverklaring. De intentieverklaring is een eenzijdig opgestelde verklaring waarin de oprichter zijn voornemen tot het oprichten van de vennootschap vastlegt. In de gevallen waarin een BV wordt opgericht door meer dan één persoon wordt het voornemen tot het oprichten van de vennootschap vastgelegd in een voorovereenkomst. De voorovereenkomst is een meerzijdig opgestelde overeenkomst waarin de oprichters zich over en weer verbinden alles te zullen doen om de oprichting te verwezenlijken. De intentieverklaring of de voorovereenkomst hoeft niet notarieel verleden te worden. 19 Het bestaan van een voorovereenkomst wordt materieel getoetst. In de intentieverklaring en de voorovereenkomst dient een clausule te worden opgenomen dat 15 T&C Burgerlijk Wetboek, commentaar op art. 203 Boek 2 BW, onderdeel Zie HR 24 mei 1968, nr , NJ 1969/ Zie P. van Schilfgaarde, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2013, p Zie Van der Heijden & Van der Grinten, Handboek voor de naamloze en de besloten vennootschap (1992), nr en N.M. Ligthart, De oprichter in de voorperiode, NTFR-B 2007/ P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p

9 vanaf de datum van het sluiten van de intentieverklaring of de voorovereenkomst alle vooren nadelen van de ondernemingsuitoefening voor rekening van de toekomstige BV komen. 20 De Registratiewet 1970 is op 1 januari 2013 gewijzigd. 21 Onder de oude regelgeving kon iedere willekeurige akte bij de Belastingdienst ter registratie worden aangeboden. Aan het begrip akte werd in de registratiewet een zeer ruime betekenis toegekend. De registratieverplichting gold ook voor de intentieverklaring of voorovereenkomst. Sinds de wetswijziging van 1 januari 2013 is registratie van akten bij de Belastingdienst slechts mogelijk voor akten waarvan registratie verplicht is gesteld. Het gaat hier voornamelijk om akten waarbij een bezitloos pandrecht wordt gevestigd. Er was in de praktijk een discussie gaande of de intentieverklaring en de voorovereenkomst nog steeds bij de Belastingdienst moesten worden geregistreerd. 22 Met ingang van 3 januari 2014 kan een voorovereenkomst of intentieverklaring niet meer worden geregistreerd. Deze moet nu aangetekend aan de Belastingdienst worden toegezonden. Er moet een geleideformulier worden meegezonden dat gedownload kan worden van de internetsite van de Belastingdienst De (voor-)voorperiode Het tijdvak waarin namens de op te richten BV rechtshandelingen worden verricht wordt in het civiele recht aangeduid als de voorperiode. Deze periode vangt aan op het moment aangegeven in de zogenaamde intentieverklaring dan wel in de voorovereenkomst waarop de onderneming voor rekening en risico van de toekomstige BV zal worden gedreven. Dit tijdvak eindigt op het moment dat de vennootschap formeel tot stand komt of op het moment dat komt vast te staan dat de oprichting niet door zal gaan. 24 Er wordt in het fiscale recht ook over een voor-voorperiode gesproken. In geval van een ruisende of geruisloze omzetting kan er fiscaal gezien aan een voorperiode nog een voor-voorperiode voorafgaan. Door terugwerkende kracht aan de intentieverklaring of voorovereenkomst toe te kennen ontstaat er fiscaal een voor-voorperiode en kan de winst die voor de voorovereenkomst is ontstaan aan de toekomstige BV worden toegerekend. 20 P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p Wet van 13 december 2012 tot wijziging van de Registratiewet 1970 en enige andere wetten in verband met de invoering van de elektronische registratie van onderhandse akten en de gedeeltelijke afschaffing van de registratie van onderhandse akten (Wet elektronische registratie notariële akten), (Stb. 2012, 648). 22 Redactie NTFR, Voorovereenkomsten nog steeds laten registreren bij de Belastingdienst, NTFR 2013/ Zie aantekening 1.18, Vakstudie Belastingen van rechtsverkeer, art. 5 Registratiewet Zie P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p. 4. 9

10 1.4 Conclusie Voor de oprichting van een BV dient er nog altijd een notariële oprichtingsakte verleden te worden en moet de BV ingeschreven worden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Indien er nog niet is voldaan aan deze oprichtingsformaliteiten kunnen oprichters van een BV al namens de BV i.o. handelen. Deze periode wordt in het civiele recht aangeduid als de voorperiode. De voorperiode vangt aan op het moment dat is aangegeven in de intentieverklaring of in de voorovereenkomst waarop de onderneming voor rekening en risico van de toekomstige BV zal worden gedreven. De voorovereenkomst of intentieverklaring kunnen niet meer worden geregistreerd maar moeten nu aangetekend aan de Belastingdienst worden toegezonden. De voorperiode eindigt op het moment dat de vennootschap formeel tot stand komt of op het moment dat komt vast te staan dat de oprichting niet door zal gaan. 2. De fiscale toerekening en de gevolgen voor de oprichters 2.1 Inleiding Binnen het fiscale recht ligt de nadruk op de vraag wat de consequenties zijn voor de fiscale toerekening en de winstberekening indien in de voorperiode een in te brengen onderneming voor rekening en risico van de op te richten BV wordt gedreven. De winsten die in de voorperiode worden behaald zouden in beginsel aan drie verschillende (rechts)personen kunnen worden toegerekend. De voorperiodewinst kan worden toegerekend aan de oprichters, aan de BV of aan de BV i.o. als subjectief belastingplichtig lichaam voor de vennootschapsbelasting. 25 In dit hoofdstuk beschrijf ik de verschillende toerekeningsmogelijkheden en ga ik in op hoe het toerekeningsprobleem zich in de jurisprudentie heeft ontwikkeld. Daarnaast bespreek ik de grens aan de lengte van de voorperiode en als laatste breng ik de gevolgen voor de oprichters 25 P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p.4. 10

11 2.2 Fiscale toerekening door de jaren heen Toerekening aan de oprichters Onder de Wet IB 1914 werd de voorperiodewinst toegerekend aan de oprichters. Daarbij speelde het bronnenfictiestelsel 26 een centrale rol. De Hoge Raad was van mening dat aandelen in een nog niet bestaande vennootschap onmogelijk bronnen van inkomen konden zijn. 27 Dit had voor de oprichters de consequentie dat voor de toepassing van het bronnenfictiestelsel de onderneming bron van inkomen bleef totdat de vennootschap was opgericht, ook al werd het economisch eigendom van de onderneming al in de voorperiode preconstitutief ingebracht. De Hoge Raad verbond dus geen fiscale consequenties aan het bestaan van een voorperiode waarin voor rekening van een op te richten vennootschap een onderneming werd gedreven. De onderneming bleef de bron van inkomen en de voorperiodewinst werd dus gewoon toegerekend aan de oprichters Toerekening aan de BV Sinds het arrest van de Hoge Raad van 28 mei is de toerekening van de voorperiodewinst verschoven van de oprichters naar de BV. Door de introductie van het reële stelsel 30 in het Besluit IB werd het mogelijk om aansluiting te zoeken bij de bedoeling van partijen. De Hoge Raad oordeelde dan ook dat het de bedoeling van partijen was om de in de voorperiode gerealiseerde winst toe te rekenen aan de vennootschap en niet aan de oprichters. De BV bestaat echter gedurende de voorperiode civielrechtelijk nog niet. Er kan dan ook geen aanslag vennootschapsbelasting worden opgelegd doordat de BV i.o. nog niet subjectief belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad oordeelde daarom in dit arrest dat de winst die wordt gerealiseerd in de voorperiode moet worden 26 De kern van het bronnenfictiestelsel was dat aan het begin van het belastingjaar de bronnen van inkomen werden vastgesteld waarover een belastingplichtige op dat moment de beschikking had. Vervolgens werd van elk van deze bronnen een jaaropbrengst bepaald. Wanneer de bron voor de belastingplichtige gedurende het volle jaar had bestaan werd bij wijze van fictie haar opbrengst over het komende belastingjaar gelijkgesteld aan die welke in het afgelopen jaar was genoten. Indien de opbrengst niet over een vol jaar was genoten werd de vermoedelijke opbrengst over het komende belastingjaar deels geschat. De vastgestelde inkomsten waren dus vaak niet de daadwerkelijke inkomst, wat ruimte bood voor ontgaansgedrag. Zie P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p HR 11 juni 1925, WdB 1926/2818, blz P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p HR 28 mei 1952, BNB B De kern van reële stelsel is dat slechts hetgeen wordt belast dat gedurende een bepaalde periode daadwerkelijk is genoten. Voor het bepalen van de inkomstenbelastingschuld werd gewacht tot het einde van het belastingjaar. 31 Besluit inkomstenbelasting 1941, Verordeningenblad 105/

12 toegerekend aan het eerste boekjaar na de totstandkoming van de BV. 32 De voorperiodewinst moet dus sinds dit arrest aan de toekomstige BV worden toegerekend. Pas wanneer de oprichting geen doorgang vindt komen de oprichters weer in beeld. Indien de oprichting geen doorgang vindt zal de oorspronkelijke rechtstoestand herleven en zal de winst bij de oprichters worden belast. 33 Indien de oprichting geen doorgang vindt en de voordelen bij de oprichter worden belast mogen die voordelen alleen als winst uit onderneming worden genoten wanneer er wordt voldaan aan de fiscale criteria die gelden voor het bestaan van een onderneming. In het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 11 september voldeed de oprichter niet aan deze criteria omdat het ondernemersrisico bij de oprichter ontbrak. De voordelen uit de voorperiode werden daarom als resultaat uit overige werkzaamheden door de oprichter genoten waardoor er geen gebruik gemaakt mocht worden van ondernemersfaciliteiten BV i.o. als subjectief belastingplichtig lichaam Zowel voor als na het arrest van HR 28 mei wordt er in de literatuur gesproken over een derde mogelijkheid voor de toerekening van de voorperiodewinst. De voorperiodewinst zou namelijk ook aan de BV i.o. als subjectief belastingplichtig lichaam voor de vennootschapsbelasting kunnen worden toegerekend. 36 In de fiscale literatuur was een oude vraag of de BV i.o., met meer dan één oprichter, als burgerlijke maatschap op aandelen kon worden beschouwd, wat als gevolg heeft dat de BV i.o. op grond van art. 2, lid 1, onderdeel a, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) subjectief belastingplichtig zou kunnen zijn voor de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 februari geoordeeld dat een maatschap tussen de oprichters van een BV alleen aanwezig kan worden geacht indien blijkt dat zij een dergelijke maatschap of vennootschap hebben willen aangaan. Omtrent de feiten waaruit de bedoeling van de oprichters zou kunnen blijken geeft de Hoge Raad geen duidelijkheid. In het arrest van 24 november heeft de 32 Dit kan in beginsel alleen ten aanzien van de winst die is gerealiseerd in de voorperiode en in beginsel niet ten aanzien van de winst die is gerealiseerd in de periode voorafgaand aan de voorovereenkomst (de voorvoorperiode). Zie HR 28 mei 1952, B (m.b.t. de voorperiode) en HR 4 november 1953, nr , BNB 1954/18 (m.b.t. de voor-voorperiode). 33 P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p Gerechtshof Arnhem 11 september 2007, nr.06/00173, NTFR 2007/ HR 28 mei 1952, BNB B P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p HR 21 februari 1973, nr , BNB 1973/ HR 24 november 1976, nr , BNB 1978/13. 12

13 Hoge Raad beslist dat een burgerlijke maatschap op aandelen aan de vennootschapsbelasting onderworpen is indien haar vennootschappelijk kapitaal in gelijke of evenredige delen is verdeeld. Daarnaast moeten de aandelen zonder toestemming van de andere vennoten kunnen worden vervreemd. De subjectieve belastingplicht kan aldus in theorie aanvangen vóór het moment van de oprichting van de BV. 39 Om de BV i.o. altijd aan te merken als subjectief belastingplichtig lichaam voor de vennootschapsbelasting is een wetswijziging noodzakelijk. Een mogelijkheid daarvoor zou kunnen zijn om het fiscale ontstaansmoment van de BV aan te laten vangen op het moment dat de voorovereenkomst bij de Belastingdienst wordt geregistreerd Fiscale toerekening voor-voorperiode In het arrest van 4 november besliste de Hoge Raad dat de winst die is gerealiseerd in de periode voorafgaand aan de voorovereenkomst niet aan de toekomstige BV kan worden toegerekend. In beginsel kan er aldus geen terugwerkende kracht aan een intentieverklaring of voorovereenkomst worden toegekend, waardoor de voor-voorperiodewinst niet aan de vennootschap kan worden toegerekend. Indien er sprake is van een onderneming die in een nieuw op te richten BV zal worden ingebracht kan er echter door de Belastingdienst onder bepaalde voorwaarden wel terugwerkende kracht aan een intentieverklaring of voorovereenkomst worden toegekend, waardoor een voor-voorperiode wordt toegestaan en de gerealiseerde winst in deze voor-voorperiode óók aan de toekomstige BV kan worden toegerekend. De onderneming kan zowel ruisend als geruisloos worden ingebracht. De belangrijkste voorwaarden om terugwerkende kracht aan de intentieverklaring of de voorovereenkomst te verlenen zijn dat de oprichter geen incidenteel fiscaal voordeel nastreeft en dat de terugwerkende kracht naar het begin van het boekjaar moet plaatsvinden. 42 De terugwerkende kracht die maximaal aan de voorovereenkomst kan worden toegekend is bij een geruisloze inbreng 9 maanden 43 en bij een ruisende inbreng 3 maanden. 44 Omdat de 39 Zie P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p Zie P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p HR 4 november 1953, nr , BNB 1954/ Zie P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p Besluit van 30 juni 2010, nr. DGB 2010/3599M, Stcrt nr inzake geruisloze omzetting en standaardvoorwaarden ex art Wet IB Zie Besluit van 16 september 2008, nr. CPP 2008/1626M, Stcrt. nr

14 terugwerkende kracht naar het begin van het boekjaar moet plaatsvinden, moet de voorovereenkomst dus voor 1 oktober van het jaar worden opgemaakt. 2.4 De lengte van de voorperiode Aan de lengte van de voorperiode is geen duidelijke grens verbonden. Uit de jurisprudentie volgt dat indien er sprake is van een ongebruikelijke lange voorperiode er alsnog toerekening aan de oprichters kan plaatsvinden. 45 In het arrest van HR van 27 augustus vond de Hoge Raad de enkele reden dat er een voorperiode van acht jaar aanwezig was géén reden om de winst weer toe te rekenen aan de oprichters. De Hoge Raad besliste: indien belanghebbende de langdurige vertraging in de uitvoering van de overeenkomst kan rechtvaardigen, staat het enkele feit van de vertraging niet in de weg aan toerekening van de winst aan de op te richten besloten vennootschap. Het geding werd verwezen om uit te maken of een dergelijke rechtvaardiging aanwezig was. Uit een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 februari volgt dat niet alleen externe factoren een doorslaggevende rol spelen, ook een door de oprichter zelf veroorzaakte vertraging kan een gerechtvaardigde vertraging zijn. In dit arrest kon de voorperiode van vier jaar worden gerechtvaardigd onder meer op grond van het feit dat de oprichting moest worden uitgesteld omdat de jaarstukken over het jaar van de voorovereenkomst na drie jaar pas gereed waren. 48 Vanuit fiscaal oogpunt is het gunstig om zo lang mogelijk de voorperiode aan te houden aangezien er nog geen belastingheffing plaatsvindt en zo de belastingheffing wordt uitgesteld. Er wordt ook wel over een tijdelijk heffingsvacuüm gesproken. Indien te rechtvaardigen valt dat de lengte van een voorperiode een aantal jaren duurt, kan de vraag worden gesteld of gedurende deze jaren de BV i.o. niet zelfstandig subjectief belastingplichtig zou kunnen zijn. 49 Indien een ondernemer zijn onderneming geruisloos wenst in te brengen in een nieuw opgerichte BV moet er voldaan worden aan de Standaardvoorwaarden voor de geruisloze omzetting. 50 In de achtste Standaardvoorwaarde voor de geruisloze omzetting is er een 45 Onder andere HR 27 augustus 1986, nr , BNB 1987/2, HR 29 september 1982, nr , BNB 1983/35 en Gerechtshof Amsterdam 8 december 1999, nr. 98/3472, V N 2000/ HR 27 augustus 1986, nr , BNB 1987/2. 47 Gerechtshof Amsterdam 2 februari 1987, nr. 2976/84, BNB 1988/ Zie ook P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p Zoals behandeld in paragraaf Besluit van 30 juni 2010, nr. DGB 2010/3599M, Stcrt nr inzake geruisloze omzetting en standaardvoorwaarden ex art Wet IB

15 duidelijke grens aan de lengte van de voorperiode bepaald. Die grens is vastgesteld op vijftien maanden. De vennootschap dient binnen vijftien maanden na het tijdstip dat de onderneming voor rekening van de BV wordt gedreven (het overgangstijdstip) tot stand te komen en de inbreng dient eveneens binnen deze termijn plaats te vinden. De voorperiode kan dus niet langer dan vijftien maanden duren. Indien de oprichting en de inbreng van de onderneming niet binnen een termijn van vijftien maanden heeft plaatsgevonden, bestaat er overigens geen bezwaar tegen dat een ander overgangstijdstip wordt gekozen. Het nieuwe overgangstijdstip kan dan liggen op of na de datum van de voorovereenkomst. Uiteraard geldt de termijn van vijftien maanden ook ten aanzien van het nieuw gekozen overgangstijdstip. 51 Daarnaast is het noodzakelijk dat de partij(en) zich bij de intentieverklaring of voorovereenkomst tot de inbreng van de onderneming en de toerekening van het resultaat aan de vennootschap daadwerkelijk hebben verbonden. Blijkt uit de omstandigheden dat de beslissing door de oprichters vooruit wordt geschoven en niet aan derden kenbaar wordt gemaakt dan is er geen sprake is van een voorperiode. 52 De voorovereenkomst dient dan te worden genegeerd, zodat de ondernemer zijn onderneming gewoon heeft voortgezet. De oorspronkelijke rechtstoestand zal herleven en de winst zal alsnog bij de (ex-)oprichters worden belast (eventueel door middel van navordering) Fiscale gevolgen voor de oprichter De oprichter staakt zijn onderneming op het moment dat de voorperiode aanvangt. Dit gevolg treedt op omdat de onderneming niet meer voor rekening en risico van de oprichter wordt gedreven. De oprichter geniet geen winst uit onderneming meer in de zin van art. 3.1 Wet IB Het gevolg van de staking voor de oprichter is dat er moet worden afgerekend over de stille reserves (waaronder goodwill) en de fiscale reserves die op dat moment in de onderneming aanwezig zijn. Deze stakingswinst kan worden voorkomen door op grond van art Wet IB 2001 een geruisloze overgang te verzoeken. Indien de onderneming geruisloos wordt ingebracht hoeft er niet over de stakingswinst te worden afgerekend, maar worden de stille reserves (en de eventuele goodwill) overgebracht naar de nieuw op te richten BV. Indien de onderneming ruisend wordt ingebracht moet wel over de stille reserves en de goodwill in de onderneming worden afgerekend. Indien de oprichter er voor kiest om de 51 Zie par Besluit van 30 juni 2010, nr. DGB 2010/3599M, Stcrt nr inzake geruisloze omzetting en standaardvoorwaarden ex art Wet IB Gerechtshof s-hertogenbosch 3 april 2009, nr. 07/00252, V-N 2009/ P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p

16 onderneming ruisend in te brengen, dient de vraag zich aan op welk moment de afrekening zal plaatsvinden. De inbrenger heeft de vrijheid om te kiezen in welk jaar hij de stakingswinst in de inkomstenbelasting wil laten belasten. Dit is mogelijk in het jaar waarin de voorovereenkomst wordt gesloten dan wel in het jaar waarin de BV tot stand komt en de daadwerkelijke omzetting plaatsvindt. Het jaar dat de voorovereenkomst wordt gesloten en het jaar dat de BV tot stand komt hoeven immers niet hetzelfde jaar te zijn. De Staatssecretaris heeft dit aanvaard in de Resolutie van 21 december Daarnaast is het ook in het geval van een voor-voorperiode mogelijk om die keuze te maken. 55 De berekening van de omvang van de stakingswinst vindt plaats naar de situatie op het moment van aanvang van de voorperiode. Dat is immers het moment van staking Conclusie De winsten die in de voorperiode worden behaald zouden in beginsel aan drie verschillende (rechts)personen kunnen worden toegerekend. Onder de Wet IB 1914 werd de voorperiodewinst toegerekend aan de oprichters. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 28 mei is de toerekening van de voorperiodewinst verschoven van de oprichters naar de BV. Een andere mogelijkheid voor de toerekening van de voorperiodewinst is het beschouwen van de BV i.o. als een burgerlijke maatschap op aandelen, waardoor de BV i.o. subjectief belastingplichtig zou kunnen zijn voor de vennootschapsbelasting. Echter is een wetswijziging noodzakelijk wil de BV i.o. in alle gevallen kwalificeren als een subjectief belastingplichtig lichaam voor de vennootschapsbelasting. De winst die wordt gerealiseerd in de voorperiode moet worden belast in het eerste boekjaar na de totstandkoming van de BV. In het geval van een voor-voorperiode kunnen de winsten worden toegerekend aan het eerste boekjaar van de BV indien er aan de intentieverklaring of voorovereenkomst terugwerkende kracht wordt toegekend. Dit is alleen mogelijk indien er wordt voldaan aan de voorwaarden in het besluit. In het geval dat er een ongebruikelijk lange voorperiode bestaat en de oprichters niet in staat zijn die te rechtvaardigen, kunnen de winsten alsnog aan de oprichters worden toegerekend. Op het moment dat de voorperiode aanvangt staakt de oprichter zijn onderneming. Het gevolg van deze staking voor de oprichter is dat er moet worden afgerekend over de stille reserves en de fiscale reserves die op dat moment in de 54 Resolutie van 21 december 1972, nr. B72/29 378, BNB 1973/ Zie HR 30 juni 1999, nr , BNB 1999/ P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p HR 28 mei 1952, BNB B

17 onderneming aanwezig zijn. Deze stakingswinst kan worden voorkomen door een geruisloze overgang te verzoeken. 3. Toepasbaarheid fiscale regelingen in de voorperiode 3.1 Inleiding Naast dat er een antwoord dient te komen op de vraag hoe de voorperiode werkt en wat de gevolgen van deze voorperiode zijn voor de op te richten BV en de oprichter, dient ook de vraag te worden beantwoord hoe de winst in de voorperiode moet worden vastgesteld. In dit hoofdstuk bespreek ik de fiscale knelpunten die spelen bij de verschillende fiscale regelingen die in de voorperiode op de oprichter van toepassing zouden kunnen zijn. Van belang is bijvoorbeeld of de oprichter al kan worden aangemerkt als aanmerkelijkbelanghouder gedurende de voorperiode. Een antwoord op de vraag of er sprake is van aanmerkelijk belang tijdens de voorperiode is onder andere relevant voor de vraag of de tbs-regeling van art Wet IB 2001 dan wel de gebruikelijkloonregeling van art. 12a Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) van toepassing is gedurende de voorperiode. Daarnaast rijst de vraag hoe moet worden omgegaan met de arbeidsbeloning gedurende de voorperiode, of er over de voorperiode pensioenopbouw door de BV kan plaatsvinden en op welk moment de voordelen die in de voorperiode zijn ontstaan door de oprichter moeten worden genoten. Ook beantwoord ik de vraag of er gebruik mag worden gemaakt van de lijfrentepremieaftrek en de investeringsaftrek in de voorperiode. 3.2 Aanmerkelijk belang in de voorperiode De oprichter is aanmerkelijkbelanghouder De vraag of de oprichter met zijn recht op levering van de nog te creëren aandelen als aanmerkelijkbelanghouder kan worden aangemerkt is onder andere van belang voor de afbakening tussen box II en box III. Het in de voorperiode gerealiseerde resultaat wordt toegerekend aan de toekomstige BV en valt hierdoor onder het bereik van de vennootschapsbelasting. Wanneer er een juiste samenhang tussen de inkomsten- en vennootschapsbelasting wordt beoogd zou het resultaat van de voorperiode dus ook volledig onder het bereik van de aanmerkelijkbelangregeling moeten vallen. Indien de oprichter met zijn recht op levering van aandelen in de op te richten BV niet als aanmerkelijkbelanghouder wordt aangemerkt zullen de resultaten uit de voorperiode wel onder het bereik van de vennootschapsbelasting vallen, maar niet onder het bereik van de 17

18 aanmerkelijkbelangregeling. Een dergelijk gevolg strookt niet met de samenhang tussen de inkomsten- en vennootschapsbelasting in het algemeen en ook niet met doel en de strekking van de aanmerkelijkbelangregeling in het bijzonder. 58 Het bovenstaande vormt een praktisch probleem wanneer de oprichter in de voorperiode zijn gerechtigheid tot de BV i.o. vervreemd. 59 Indien de oprichter gedurende de voorperiode niet als aanmerkelijkbelanghouder kan worden aangemerkt kan de waardevermeerdering van dit recht niet in de aanmerkelijkbelangheffing worden betrokken. Er ontstaat mogelijk een heffingslek. Daarnaast heeft de vraag of de oprichter als aanmerkelijkbelanghouder kan worden aangemerkt gevolgen voor het wel of niet toepassen van andere fiscale regelingen. Indien de oprichter gedurende de voorperiode als aanmerkelijkbelanghouder kan worden aangemerkt, betekent dit dat ten aanzien van hem ook de terbeschikkingstellingsregeling van art Wet IB 2001 en de gebruikelijkloonregeling van art. 12a Wet LB van toepassing kunnen zijn. De vraag of een oprichter gedurende de voorperiode al kan worden aangemerkt als aanmerkelijkbelanghouder in de zin van art. 4.6 Wet IB 2001 is in de literatuur een veel bediscussieerde vraag. 60 Het formele criterium voor de aanwezigheid van een aanmerkelijk belang vereist dat de belastingplichtige voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Formeel gezien kan er gedurende de voorperiode nog niet over aandelen en aandeelhouders worden gesproken, waardoor er niet aan de formele eis van het aanmerkelijkbelangcriterium wordt voldaan. Het recht van de oprichter op de levering van de aandelen in de toekomstige BV valt vanuit deze benadering niet onder het bereik van de aanmerkelijkbelangregeling. Toch is de Staatssecretaris van Financiën van mening dat de oprichter tijdens de voorperiode als aanmerkelijkbelanghouder in de zin van art. 4.6 Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. De oprichter heeft immers het recht om alle nog te creëren aandelen in zijn BV te verwerven terwijl het economisch belang van de nog uit te geven aandelen reeds bij hem berust, aldus de Staatssecretaris. 61 De Staatssecretaris gaat daarmee 58 Zie A.C. Rijkers & J.E.A.M. van Dijck, De aanmerkelijkbelangregeling in de Wet IB 1964 en de Wet IB 2001, Deventer: Fed Fiscale Brochures 2000, p Zie uitgebreid P.H.J. Essers, Aanmerkelijk belang in de voorperiode, WFR 1990/ Zie o.a. P.H.J. Essers, Aanmerkelijk belang in de voorperiode, WFR 1990/658, A.C. Rijkers & J.E.A.M. van Dijck, De aanmerkelijkbelangregeling in de Wet IB 1964 en de Wet IB 2001, Deventer: Fed Fiscale Brochures 2000, p , N.M. Ligthart, De oprichter in de voorperiode, NTFR-B 2007/28 en R.P.C. Cornelisse, Geruisloze omzetting, Deventer: Fed Fiscale Brochures 2010, p Besluit van 1 december 2008, nr. CPP2008/520M, Stcrt nr. 243, BNB 2009/33. 18

19 uit van een meer economische benadering. Dat er in juridische zin in de voorperiode nog geen aandelen zijn uitgegeven acht hij van ondergeschikte betekenis. Essers komt in zijn proefschrift 62 en in een bijdrage aan het Weekblad voor Fiscaal Recht 63 net als de Staatssecretaris tot de conclusie dat de oprichter ter zake van zijn recht op levering van de aandelen in de op te richten BV als aanmerkelijkbelanghouder zou moeten worden aangemerkt. Indien men uitgaat van een op doel en strekking van de aanmerkelijkbelangregeling gebaseerde benadering moeten de in de voorperiode gevormde winstreserves als voordeel uit aanmerkelijk belang worden aangemerkt. Hierbij hoeft de formele eis van het geplaatste kapitaal geen probleem op te leveren. Essers is van mening dat een bepaling in de voorovereenkomst waarin staat dat de onderneming vanaf een bepaalde datum voor rekening en risico van de op te richten BV wordt gedreven tot gevolg heeft dat op die datum het economisch eigendom wordt gestort. In een meer op doel en strekking gerichte benadering van de aanmerkelijkbelangregeling zou er volgens hem met de storting van het economisch eigendom aan de eis van het geplaatste kapitaal kunnen worden voldaan. Het komt er volgens Essers op neer dat er in de voorperiode winstreserves worden gevormd waar de aanmerkelijkbelangregeling op ziet, welke conclusie in overeenstemming is met de grondslag van de aanmerkelijkbelangregeling. Ligthart is het oneens met de Staatssecretaris en houdt meer vast aan de formele benadering. Hij is van mening dat er niet voorbij kan worden gegaan aan het feit dat er bij een vennootschap die niet bestaat geen sprake kan zijn van een economisch belang bij een aandeel. Er zijn immers nog geen aandelen, hetgeen gezien het formele aandeelhoudersvereiste van art. 4.6, sub a, Wet IB 2001 van doorslaggevend belang is. 64 Doornebal is ook van mening dat de oprichter tijdens de voorperiode van de BV niet als aanmerkelijkbelanghouder kan worden aangemerkt. Hij is net als Ligthart van mening dat de oprichter gedurende de voorperiode geen aandeelhouder kan zijn omdat de BV die de toekomstige aandelen moet emitteren nog niet bestaat en het ook niet zeker is dat deze feitelijk tot stand zal komen P.H.J. Essers, Fiscale aspecten van de voorperiode van de BV, (Fiscale monografiën nr. 52), Deventer: Kluwer 1989, p. 258 e.v. 63 P.H.J. Essers, Aanmerkelijk belang in de voorperiode, WFR 1990/ N.M. Ligthart, De oprichter in de voorperiode, NTFR-B 2007/ J. Doornebal in P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p

20 Naar mijn mening moet de oprichter gedurende de voorperiode ter zake van zijn recht op levering van aandelen in de op te richten BV als aanmerkelijkbelanghouder worden aangemerkt. De economische benadering acht ik juist, omdat mijns inziens moet worden aangesloten bij het economisch eigendom. De waardeontwikkeling van de toekomstige aandelen start op het moment dat de voorperiode aanvangt, aangezien de onderneming op dat moment voor rekening en risico van de op te richten BV wordt gedreven. Het economisch eigendom van de nog uit te geven aandelen berust dus reeds op het moment dat de voorperiode aanvangt bij de oprichter. Indien de oprichter in de voorperiode zijn recht op levering van de nog te creëren aandelen vervreemd zal een eventuele waardevermeerdering van zijn gerechtigheid tot de BV i.o. in de aanmerkelijkbelangheffing kunnen worden betrokken. De aanmerkelijkbelangregeling is onder andere ingevoerd om dergelijke waardevermeerderingen van (rechten op) aandelen bij de aanmerkelijkbelanghouder te belasten. 66 Het aanmerken van de oprichter als aanmerkelijkbelanghouder strookt daarom met doel en strekking van de aanmerkelijkbelangregeling, waardoor deze benadering een wenselijkere uitkomst biedt dan wanneer wordt vastgehouden aan een letterlijke interpretatie van art. 4.6 Wet IB De BV i.o. valt immers via toerekening na oprichting materieel al onder de vennootschapsbelasting. Indien er zou worden vastgehouden aan de letterlijke interpretatie van het aanmerkelijkbelangcriterium zal deze winst wel onderhevig zijn aan de vennootschapsbelasting maar niet onder het bereik van de aanmerkelijkbelangregeling vallen. Er ontstaat dan een heffingslek. Dit strookt niet met de samenhang tussen de inkomsten- en vennootschapsbelasting Relevante jurisprudentie Diverse auteurs zijn van mening dat hun ingenomen standpunt door de Hoge Raad wordt bevestigd. 67 Echter, is er in de jurisprudentie nog steeds geen expliciet antwoord gegeven op de vraag of er sprake is van de aanwezigheid van een aanmerkelijk belang in de voorperiode. In het arrest van 15 maart heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er nog géén aandelen zijn uitgegeven wanneer er sprake is van de voorperiode. Dit heeft volgens de Hoge Raad tot gevolg dat er nog geen juridisch of economisch eigenaar kan bestaan. Dit arrest is gewezen in het kader van de tot april 1990 van belang zijnde annaal-bezitseis van de deelnemingsvrijstelling. In geschil was of er door de belastingplichtige aan de annaal- 66 Kamerstukken II 1995/96, , nr. 3, par Vermeld in deze paragraaf. 68 HR 15 maart 1995, nr , BNB 1995/

21 bezitseis werd voldaan. Indien er aan de annaal-bezitseis zou worden voldaan zou de deelnemingsvrijstelling van toepassing zijn en kon de belastingplichtige het vervreemdingsvoordeel van zijn verkochte (net opgerichte) deelneming onbelast genieten. Om aan de annaal-bezitseis te voldoen moest er sedert het begin van het boekjaar sprake zijn van een bezit aan aandelen. De BV werd pas in de looptijd van het boekjaar opgericht en de Hoge Raad besliste dat er gedurende de voorperiode van een bezit aan aandelen nog géén sprake kon zijn. Er was dan ook niet voldaan aan de annaal-bezitseis. De lijn in dit arrest mag naar mijn mening worden doorgetrokken naar de toepassing van de aanmerkelijkbelangregeling. 69 Er kan in dit arrest daarom steun worden gevonden voor de opvatting dat de oprichter niet als aanmerkelijkbelanghouder kan worden aangemerkt. 70 De formele benadering van de Hoge Raad in dit arrest is veel in de literatuur bekritiseerd. 71 De Hoge Raad lijkt in latere arresten een andere koers in te zetten en zal mogelijk in de toekomst terugkomen op dit gewezen arrest. De redactie Vakstudie Nieuws is van mening dat de Hoge Raad in zijn arrest van 26 november heeft bepaald dat de verkoop van de gerechtigheid tot de toekomstige aandelen van een BV i.o. leidt tot een aanmerkelijkbelangheffing. 73 Het ging in dit arrest echter niet om een verkoop van de gerechtigheid tot de toekomstige aandelen van een BV i.o. maar om een aanmerkelijkbelanghouder die zijn aanmerkelijk belang-aandelen verkocht aan een BV i.o., wat leidt tot een aanmerkelijkbelangheffing bij de verkopende aanmerkelijkbelanghouder. Het feit dat de vervreemding van aandelen aan een BV i.o. kan worden aangemerkt als een aanmerkelijkbelangvervreemding impliceert naar mijn mening niet dat het recht van de oprichter op levering van zijn toekomstige aandelen onder de aanmerkelijkbelangregeling valt, maar laat wel zien dat de Hoge Raad een overeenkomst tussen de oprichter en de BV i.o. mogelijk acht Zie eveneens Essers in: P.H.J. Essers, De voorperiode revisited, in: A.C. Rijkers & I.J.F.A. van Vijfeijken (Ed.), Geppaartbundel. Beschouwingen over grondslagen, Deventer: Kluwer 1996, p O.a. Doornebal is deze mening toegedaan. Zie Doornebal in P.H.J. Essers & M.L.M. van Kempen, Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting Studenteneditie 2011/2012, Deventer: Kluwer 2011, p Zie o.a. de noot van D. Juch bij het arrest HR 15 maart 1995, nr , BNB 1995/177 en P.H.J. Essers e.a., De voorperiode revisited, in: A.C. Rijkers & I.J.F.A. van Vijfeijken (Ed.), Geppaartbundel. Beschouwingen over grondslagen, Deventer: Kluwer HR 26 november 1997, nr , BNB 1998/ De Redactie Vakstudie Nieuws beroept zich in haar aantekening bij het Vraag- en Antwoordbesluit van 29 april 2004, V-N 2004/23.6, op het arrest HR 26 november 1997, nr , BNB 1998/ Ook Essers is van mening dat uit dit arrest slechts kan worden afgeleid dat een vervreemding van aandelen in een bestaande BV aan een nog op te richten BV een aanmerkelijkbelangvervreemding is en niet dat een oprichter tijdens de voorperiode ook aanmerkelijkbelanghouder is ten aanzien van zijn recht op levering van 21

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht en de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Geruisloze omzetting eenmanszaak heroverwogen

Kluwer Online Research Vermogende Particulieren Bulletin Geruisloze omzetting eenmanszaak heroverwogen Vermogende Particulieren Bulletin Geruisloze omzetting eenmanszaak heroverwogen Auteur: Mr. E. Alink[1] Elders in deze uitgave wordt aandacht besteed aan de Flex-bv. Invoering van dat wetsvoorstel kan

Nadere informatie

Personenvennootschappen

Personenvennootschappen Personenvennootschappen mei 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld voor schade

Nadere informatie

INTENTIEVERKLARING INBRENG EENMANSZAAK. De heer., BSN.., geboren te op.. 19, wonende aan de te, hierna te noemen Ondernemer

INTENTIEVERKLARING INBRENG EENMANSZAAK. De heer., BSN.., geboren te op.. 19, wonende aan de te, hierna te noemen Ondernemer INTENTIEVERKLARING INBRENG EENMANSZAAK ONDERGETEKENDEN: De heer., BSN.., geboren te op.. 19, wonende aan de te, hierna te noemen Ondernemer IN AANMERKING NEMENDE DAT: Ondernemer voor eigen rekening en

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

Aandeelhouders STAK LOM

Aandeelhouders STAK LOM Memo Van : Joris de Leur Aan : Roelof van der Wielen (Uno Bedrijfsadviseurs) Datum : 16 februari 2017 Betreft : Realisatie LEM/LOM structuur Referentie : 225340/JL 1. Structuur 1.1. Uitgaande van een scheiding

Nadere informatie

Wet Flex-BV in vogelvlucht

Wet Flex-BV in vogelvlucht Wet Flex-BV in vogelvlucht Van Wim Eikendal en Janou Briaire Plaats/Datum Maastricht, 20 juni 2012 Op 1 oktober 2012 treedt de wetgeving inzake de vereenvoudiging en flexibilisering van het BV-recht in

Nadere informatie

INTENTIEVERKLARING RUISENDE INBRENG VOF-AANDEEL. De heer.., geboren te.. op. 19, wonende te ( )., en gehuwd met mevrouw, hierna te noemen Ondernemer A

INTENTIEVERKLARING RUISENDE INBRENG VOF-AANDEEL. De heer.., geboren te.. op. 19, wonende te ( )., en gehuwd met mevrouw, hierna te noemen Ondernemer A INTENTIEVERKLARING RUISENDE INBRENG VOF-AANDEEL DE ONDERGETEKENDE: De heer.., geboren te.. op. 19, wonende te ( )., en gehuwd met mevrouw, hierna te noemen Ondernemer A IN AANMERKING NEMENDE DAT: De ondergetekende

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

Bart van der Vorm HetRegister

Bart van der Vorm HetRegister Moeder-dochterfusie en zusterfusie: mooie middelen bij een herstructurering Bart van der Vorm Mr. B.L. van der Vorm FB is belastingadviseur bij ESJ Accountants & Belastingadviseurs te Breda. De civielrechtelijke

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Uitspraak. FutD V-N 2002/ BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 1340/98 en 301/99 1 juni 2001

Uitspraak. FutD V-N 2002/ BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 1340/98 en 301/99 1 juni 2001 ECLI:NL:GHLEE:2001:AB1961 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-06-2001 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 1340/98 en 301/99 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

de afschaffing van de zogenoemde commerciële herwaardering; de afschaffing van het zogenoemde agioverbod.

de afschaffing van de zogenoemde commerciële herwaardering; de afschaffing van het zogenoemde agioverbod. Voorwoord VOORWOORD De eerste drie drukken van deze brochure zijn van de hand van mr. Th.S. IJsselmuiden. Sedert het verschijnen van de door mij geschreven vierde druk van deze brochure is met de invoering

Nadere informatie

Voorwaarden voor de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 (Geruisloze omzetting)

Voorwaarden voor de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 (Geruisloze omzetting) Voorwaarden voor de toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 () Besluit van 11 augustus 2004, nr. CPP2004/664M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 december 2004, nr. CPP2004/1568M Belastingdienst/Centrum

Nadere informatie

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Nadere informatie

VOLSTORTING VAN AANDELEN BIJ OPRICH- TING BESLOTEN VENNOOTSCHAP NAAR NE- DERLANDS RECHT

VOLSTORTING VAN AANDELEN BIJ OPRICH- TING BESLOTEN VENNOOTSCHAP NAAR NE- DERLANDS RECHT VOLSTORTING VAN AANDELEN BIJ OPRICH- TING BESLOTEN VENNOOTSCHAP NAAR NE- DERLANDS RECHT PAS OP VOOR AANSPRAKELIJKHEID! Bij faillissement van een kapitaalvennootschap naar Nederlands recht, onderzoekt de

Nadere informatie

Flex-BV. 1. Inleiding en conclusie

Flex-BV. 1. Inleiding en conclusie Flex-BV 1. Inleiding en conclusie Alweer vijf jaar geleden, namelijk op 31 mei 2007, werd het wetsvoorstel Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht (31 058) ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel

Nadere informatie

CHECKLIST JURIDISCHE FUSIE

CHECKLIST JURIDISCHE FUSIE ACTIES 1 WIE WANNEER Voorbereidende handelingen Informeer cliënt ten aanzien van de te ondernemen stappen voor de juridische fusie 2. Informeer/adviseer cliënt over de juridische 3 en financiële gevolgen

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao

Nadere informatie

Flex-bv: nieuwe kansen, en hoe verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe bv-recht

Flex-bv: nieuwe kansen, en hoe verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe bv-recht Flex-bv: nieuwe kansen, en hoe verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe bv-recht 2012 Inhoudsopgave Inleiding 3 Juridische gevolgen 4 Winstrechtloze en stemrechtloze aandelen 5 Fiscale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

De overtredende commanditaire vennoot en de zelfstandigenaftrek

De overtredende commanditaire vennoot en de zelfstandigenaftrek De overtredende commanditaire vennoot en de zelfstandigenaftrek Tracey Hu-a-ng 5692512 Semester 2, studiejaar 2008/2009 10 juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : Dr. J.L. van de Streek Inhoud 1. Inleiding

Nadere informatie

EIM / Frits Suyver en John Boog 5

EIM / Frits Suyver en John Boog 5 aan Actal datum 5 november 2007 van EIM / Frits Suyver en John Boog pagina's 5 onderwerp Antwoord op aanvullende vragen van Actal m.b.t. studie Kleine ondernemers, hoge lasten Notitie voor ACTAL EIM heeft

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden; toelichting

Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden; toelichting Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden; toelichting Directoraat-generaal Belastingdienst/Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 30 juni 2010, nr. DGB 2010/3599M,

Nadere informatie

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Handelsregister 1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen Op grond van art. 5 aanhef en sub a Handelsregisterwet 2007 wordt een onderneming die in Nederland is gevestigd en die toebehoort

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10512 7 juli 2010 Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting. Geruisloze omzetting; standaardvoorwaarden; toelichting

Nadere informatie

Elektronische winstaangifte

Elektronische winstaangifte Elektronische winstaangifte De wettelijke bepalingen en de invulling daarvan In het Programma Overheidsloket 2000 heeft het toenmalige kabinet reeds bepaald dat in het jaar 2002 minimaal 25% van de publieke

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; diverse onderwerpen 1 Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; diverse onderwerpen Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Nadere informatie

INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

$ 100,000 (2punten) Pand gebruik genot $ 417,500 50% $ 208,750 Boekwaarde $ 250,000 -/- 1 Hypotheek $ 100,000 +/+ 1.

$ 100,000 (2punten) Pand gebruik genot $ 417,500 50% $ 208,750 Boekwaarde $ 250,000 -/- 1 Hypotheek $ 100,000 +/+ 1. Opgave 1 Activa Fiscale Werkelijke Passiva Fiscale Werkelijke boekwaarde waarde boekwaarde waarde Alternatief per goed Bedrijfspand 250,000 350,000 Kapitaal 337,500 667,500 getal 2 (x3) Voorraad 200,000

Nadere informatie

Het besturen van een vereniging en stichting

Het besturen van een vereniging en stichting Het besturen van een vereniging en stichting Roland van Mourik notaris Cursus Goed Bestuur Nijmegen 6 oktober 2009 Roland van Mourik 37 jaar 1990-1991 propaedeuse rechten te Leiden 1991-1996 notarieel

Nadere informatie

pagina 1 van 7 Het verantwoorden van belangen in en resultaten uit personenvennootschappen NTFR2006-311 Belastingjaar/tijdvak Trefwoorden Wetsartikelen Auteur dr. J Doornebal vorig volgend Op 22 november

Nadere informatie

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Blad 1 INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal) Heden, ***, verscheen voor mij, mr. **, notaris te **: **, te dezen handelend als schriftelijk

Nadere informatie

De rechtsvorm die u past

De rechtsvorm die u past De rechtsvorm die u past Van Kaam Notarissen Someren, Witvrouwenbergweg 8a, tel. (0493) 49 43 52 Zonder rechtspersoonlijkheid Voor ondernemers is het belangrijk om bedrijfsmatige- en privézaken goed op

Nadere informatie

Een bv was nog nooit zo interessant Hoe overstappen naar een flex-bv u nieuwe kansen biedt. WHITEPAPER

Een bv was nog nooit zo interessant Hoe overstappen naar een flex-bv u nieuwe kansen biedt. WHITEPAPER Een bv was nog nooit zo interessant Hoe overstappen naar een flex-bv u nieuwe kansen biedt. WHITEPAPER Gemaakt door: info@tavernemeun.nl www.tavernemeun.nl 0318-518810 Introductie van de flex-bv Per 1

Nadere informatie

De flexibilisering van het B.V. recht

De flexibilisering van het B.V. recht Seminar De flexibilisering van het B.V. recht 6 juni 2012 Dagvoorzitter: Kees Goeman Sprekers: Dirk School Lisan Vermeer Govert Vorstenbosch Sirik Goeman 1 www.bgadvocaten.nl Bogaerts & Groenen advocaten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

28 oktober 2010 Modernisering van het Nederlandse ondernemingsrecht / presentatie 28 oktober 2010 Ellen Timmer

28 oktober 2010 Modernisering van het Nederlandse ondernemingsrecht / presentatie 28 oktober 2010 Ellen Timmer Modernisering van het Nederlandse ondernemingsrecht (o.a. flex) 28 oktober 2010 door ( Rotterdam Ellen Timmer (kantoor Belangrijke veranderingen in het Nederlandse ondernemingsrecht, onder meer: flexibilisering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2 GBE3.2 (FE) les 4 programma Wat is een fusie Bedrijfsoverdracht en bedrijfsfusie Bedrijfsfusie Juridische fusie Een fusie is het samengaan van twee meer ondernemingen die daarna als economische eenheid

Nadere informatie

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Stamrecht: veel gestelde vragen. De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. Stamrecht Stamrecht: veel gestelde vragen De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten. De toepassing van stamrechtvrijstelling, zoals opgenomen

Nadere informatie

PERSONEN VENNOOTSCHAPPEN

PERSONEN VENNOOTSCHAPPEN PERSONEN VENNOOTSCHAPPEN Versie PV2017/3.1 Juridische aspecten van personenvennootschappen Dit document behandelt in kort bestek de juridische aspecten van personenvennootschappen. Een personenvennootschap

Nadere informatie

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd. Onderneemt u vanuit meerdere bv s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid

Nadere informatie

Verkoop onderneming aan kinderen

Verkoop onderneming aan kinderen Verkoop onderneming aan kinderen Waar moeten ouders van een eenmanszaak of een vof (vennootschap onder firma) op letten bij de verkoop van de onderneming van de zoon of dochter? Dit artikel benoemt de

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,

Nadere informatie

Highlights van de Flex BV

Highlights van de Flex BV Highlights van de Flex BV Dag van de Limburgse Financial 26 september 2012 Peter Brouns en Remco Rosbeek Waarom nieuwe BV-wetgeving? Vereenvoudiging van het BV-recht Afschaffing van als nodeloos ervaren

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

25.De flexibele BV; oprichting, aandelen zonder stemrecht en zonder winstrecht

25.De flexibele BV; oprichting, aandelen zonder stemrecht en zonder winstrecht 25 25.De flexibele BV; oprichting, aandelen zonder stemrecht en zonder winstrecht In het voorstel van Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht worden onder andere de vereisten voor de oprichting

Nadere informatie

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht.

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht. Ondernemerschap in de Wet IB 1964 Mw. mr A.H.H. Vandenboorn 1 1. Inleiding Wie is ondernemer in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964)? In de loop der jaren zijn criteria ontwikkeld waaraan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Een eigen onderneming starten?

Een eigen onderneming starten? Een eigen onderneming starten? 2013 Daar komt heel wat bij kijken. U zult keuzes moeten maken. Bijvoorbeeld welke rechtsvorm gaat u kiezen, waar gaat u uw bedrijf vestigen, gaat u personeel in dienst nemen?

Nadere informatie

DE FLEX-BV KORT & BONDIG

DE FLEX-BV KORT & BONDIG DE FLEX-BV KORT & BONDIG Marxman Advocaten B.V. Sectie Ondernemingen Inleiding & Indeling Met ingang van 1 oktober 2012 treedt de Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht (hierna: de Flexwet ) in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 709 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 262 Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen) Nr. 3 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38087 7 juli 2017 Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon 3 april 2017 nr. 2017/116 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap]

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap] Overeenkomst van (ver)koop van aandelen in [naam vennootschap] Tussen: 1. [Statutaire naam], statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam] aan de [adres], hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

Bepaalde dienstenverleners, zoals bijvoorbeeld artsen, maken veel gebruik van een personenvennootschap

Bepaalde dienstenverleners, zoals bijvoorbeeld artsen, maken veel gebruik van een personenvennootschap Bepaalde dienstenverleners, zoals bijvoorbeeld artsen, maken veel gebruik van een personenvennootschap Ter promotie van Curaçao en zijn financiële sector schreven de advocaten Sueena Francisco en Arthur

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting winst 1 programma Ondernemerschap Ondernemer versus onderneming Urencriterium Ongebruikelijke samenwerking Inleiding fiscale winstbepaling Goedkoopmansgebruik 1 Bronnenstelsel De inkomstenbelasting

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling. Diverse onderwerpen. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling. Diverse onderwerpen. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Overdrachtsbelasting. Vrijstelling. Diverse onderwerpen Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 21 juni 2013, nr. BLKB/2013/642M. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

Ontbinding en vereffening

Ontbinding en vereffening Ontbinding en vereffening Art. 208-214 Situering TITEL III : VENNOOTSCHAPSBELASTING Art. 179-219bis HOOFDSTUK I : AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN Art. 179-182 HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten 1 Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) Nr. 11 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 oktober 2011

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

Besluit overdrachtsbelasting Nieuwe goedkeuringen.

Besluit overdrachtsbelasting Nieuwe goedkeuringen. Besluit overdrachtsbelasting Nieuwe goedkeuringen. Den Haag, 30 juni 2014 Het besluit nr. BLKB/2014/194M van 3 juni 2014 vervangt het besluit van 14 december 2011, nr. BLKB2011/1803M en bevat beleid over

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3 HOOFDSTUK 3 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste verschil tussen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid en ondernemingen met rechtspersoonlijkheid? Rechtspersonen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen

Nadere informatie

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt.

Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt. RJ-Uiting 2012-5: Ontwerp - Toepassing Richtlijn 252 / Richtlijn B10 Voorzieningen met betrekking tot de crisisheffing en wijziging Richtlijn 271.6 Personeelsbeloningen Bezoldigingen van bestuurders en

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer:

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer: Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Naam: Lennart van der Heijde Administratienummer: 344625 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 19 november 2012 Examencommissie :

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54139 11 oktober 2018 Vennootschapsbelasting. Subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen (artikel 6 van

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Oudedagsreserve

Inkomstenbelasting. Oudedagsreserve Inkomstenbelasting. Oudedagsreserve 1 Inkomstenbelasting. Oudedagsreserve Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten Besluit van 24 juni 2005, nr. CPP2005/1323M

Nadere informatie

Branchemodel voorovereenkomst beroepsgoederenvervoer

Branchemodel voorovereenkomst beroepsgoederenvervoer Branchemodel voorovereenkomst beroepsgoederenvervoer de ondergetekenden: de eenmanszaak / VOF / maatschap / coöperatie / vereniging / stichting / de besloten vennootschap , gevestigd

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen 1 Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 3 april 2017, nr. 2017/116, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende

Nadere informatie

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014)

Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) Concept Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van (Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2014) De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, handelend in overeenstemming

Nadere informatie

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven Jaarrekening 2012 Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund Jaarrekening 2012 Inhoudsopgave Jaarstukken

Nadere informatie

Flex-BV: nieuwe kansen, en hoe nu verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe BV-recht

Flex-BV: nieuwe kansen, en hoe nu verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe BV-recht Flex-BV: nieuwe kansen, en hoe nu verder? De juridische en fiscale gevolgen van het nieuwe BV-recht BV's die na 1 oktober 2012 opgericht worden, zullen meteen met de wijzigingen van de Flex-BV geconfronteerd

Nadere informatie

Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen

Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen Praktische-opdracht door een scholier 1848 woorden 19 december 2007 7,5 9 keer beoordeeld Vak M&O De opdracht: 1 ondernemingsvormen - Zoek via

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Nadere informatie

Flex BV. Stan Commissaris Jolande van Loon. Rotterdam 17 november 2011

Flex BV. Stan Commissaris Jolande van Loon. Rotterdam 17 november 2011 Flex BV Stan Commissaris Jolande van Loon Rotterdam 17 november 2011 Onderwerpen - Inleiding - Stemrechtloze / winstrechtloze aandelen - Uitkeringstest en accountantsverklaring - Positie bestuur - Certificering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

1. Nieuwe regelgeving rond personenvennootschappen ( Drs. J.E. van den Berg * [1] )

1. Nieuwe regelgeving rond personenvennootschappen ( Drs. J.E. van den Berg * [1] ) 1. Nieuwe regelgeving rond personenvennootschappen ( Drs. J.E. van den Berg * [1] ) Momenteel ligt in de Eerste Kamer het wetsvoorstel Personenvennootschappen, met nieuwe regels voor de zogeheten 'personenvennootschappen'

Nadere informatie

Corporate Alert: de 403-verklaring

Corporate Alert: de 403-verklaring Corporate Alert: de 403-verklaring Kort na elkaar heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over vragen waartoe de 403- verklaring aanleiding geeft. De meest in het oog springende beslissing (HR 20 maart

Nadere informatie

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

CONCEPT UITSLUITEND VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN O P T I E O V E R E E N K O M S T De ondergetekenden: 1. [ ] B.V., gevestigd te en kantoorhoudende te [ ], aan [ ], hierna te noemen: Optieverlener, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutair

Nadere informatie

NOTULEN AUTEUR / INLICHTINGEN: 12 mei 2011 10060553/11-00258663/eti Concept-notulen flexbv

NOTULEN AUTEUR / INLICHTINGEN: 12 mei 2011 10060553/11-00258663/eti Concept-notulen flexbv NOTULEN VAN DE ALGEMENE VERGADERING VAN EEN BESLOTEN VENNOOTSCHAP NAAR NEDERLANDS RECHT, GEBASEERD OP DE WETSVOORSTELLEN INZAKE FLEXIBILISERING VAN HET BV-RECHT. Bijgaand eerst een toelichting en daarna

Nadere informatie

Factsheet vorm MSB: maatschap - coöperatie - BV

Factsheet vorm MSB: maatschap - coöperatie - BV Factsheet vorm MSB: maatschap - coöperatie - BV 1. Inleiding De OMS werkt modellen uit om een handreiking te bieden aan medisch specialisten vrij beroepsbeoefenaren bij hun veranderende positie met de

Nadere informatie

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT Cassatiemiddelen Schending van het recht, in het bijzonder doel en strekking van artikel 16 lid 2 letter c van de Algemene Wet Rijksbelastingen (hierna ook: I6,2,c AWR),

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie