Asset Liability Management (ALM) voor Levensverzekeraars onder Solvency II
|
|
- Guus Maes
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Asset Liability Management (ALM) voor Levensverzekeraars onder Solvency II Ilona Balvert Drs. Rob Bruning AAG Bachelorscriptie Actuariaat 1 e versie 4 juni 2010
2 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Solvency II Solvency I Solvency II Quantitative Impact Studies 6 3. De Standaard Solvabiliteitseis onder Solvency II De Best Estimate De risicomarge De Minimum Capital Requirement De Standaard Solvabiliteitseis (SCR) Toepassing van de Standaard Solvabiliteitseis op een gestileerde levensverzekeraar De gestileerde levensverzekeraar De balans onder Solvency I De balans onder Solvency II De rentegevoeligheid van de balans Resultaten van de Standaard Solvabiliteitseis onder Solvency II De invloed van verschillende beleggingsmogelijkheden De solvabiliteitseis met een 10-jarige horizon Introductie van het model Resultaten voor het oorspronkelijke beleggingsbeleid Resultaten van verschillende beleggingsmogelijkheden Conclusies 28 Bibliografie 29 Appendix A: De QIS-4 SCR parameters 30 2
3 1. Inleiding Al enkele jaren wordt in Europees verband gewerkt aan een sterk herzien en verbeterd stelsel van eisen aan en toezicht op verzekeraars: Solvency II (DNB (I), 2009). De huidige regelgeving waarin de solvabiliteitseisen 1 voor verzekeraars zijn vastgelegd, Solvency I, voldoet niet meer in de moderne economische tijd en zal op 31 oktober 2012 vervangen worden door de nieuwe Europese richtlijn. Het belangrijkste verschil is dat Solvency II risicogebaseerd is; Een hoger risicoprofiel leidt tot hoger vereist kapitaal dat een verzekeraar moet aanhouden. Omdat een lage kapitaaleis natuurlijk aantrekkelijker is, zal hierdoor effectieve risicospreiding en dus goed risicomanagement gestimuleerd worden. Solvency II kent twee kapitaaleisen; de minimale kapitaaleis, de Minimum Capital Requirement (MCR) en een risicogevoelige kapitaaleis, de Solvency Capital Requirement (SCR). De MCR is de ondergrens voor het aanwezige kapitaal. De SCR wordt berekend op basis van de specifieke risico s die de verzekeraar loopt. Elke verzekeraar probeert zijn bezittingen zo goed mogelijk af te stemmen op zijn (toekomstige) verplichtingen. Dit zogenoemde balansmanagement wordt in de verzekeringswereld Asset and Liability Management (ALM) genoemd. Het tweede basisprincipe van Solvency II is dat alle bezittingen en verplichtingen op de balans van de verzekeraar marktconsistent gewaardeerd moeten worden. Dit geeft een actueel beeld van de financiële positie van de verzekeraar en vergroot daarmee de transparantie (Liedorp & van Welie, 2008). Een verzekeraar heeft ook verplichtingen die niet op basis van marktprijzen gewaardeerd kunnen worden. Deze verplichtingen worden gesplitst in een Best Estimate en een risicomarge. De Best Estimate is de verwachtingswaarde van de toekomstige kasstromen die volgen uit de verplichtingen van de verzekeraar. Als we kijken naar uitvaartverzekeringen, bestaan de verplichtingen van de verzekeraar uit het uitkeren van kapitaal als er iemand overlijdt. Maar je weet uiteraard nooit exact hoeveel je het komende jaar moet uitkeren. Hiervoor kan alleen maar een zo goed mogelijke inschatting gemaakt worden op basis van kansen. Er bestaat natuurlijk altijd het risico dat de werkelijkheid zich in de toekomst ongunstiger voordoet dan dat in de verwachtingswaarde berekend was. Dit risico wordt vertaald in een risicomarge en komt bovenop de Best Estimate. Deze som heet de technische voorziening. In deze scriptie worden de gevolgen van de nieuwe richtlijn, Solvency II, voor ALM voor levensverzekeraars in kaart gebracht. Hiervoor is gebruik gemaakt van de meest recente studie binnen Europa naar de impact van Solvency II: QIS-4. Om een goed beeld te geven, is de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II toegepast op een gestileerde levensverzekeraar en is deze situatie vergeleken met die onder het huidige regime Solvency I. Tevens is voor deze levensverzekeraar 1 Solvabiliteit is de mate waarin een verzekeraar in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen 3
4 gekeken naar de invloed van verschillende beleggingsmogelijkheden op de solvabiliteitseis door variatie aan te brengen in de duration 2 en in de verdeling (allocatie) van de bezittingen. In het tweede hoofdstuk komen kort de theoretische aspecten en de ontwikkeling van Solvency II aan de orde. Hoofdstuk drie is gewijd aan de standaard solvabiliteitseis waarbij wordt ingegaan op de berekening van de Best Estimate, de risicomarge, de MCR en de SCR. In het vierde hoofdstuk wordt de standaard solvabiliteitseis toegepast op de gestileerde verzekeraar met twee soorten uitvaartverzekeringen. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de invloed van verschillende beleggingsmogelijkheden van deze levensverzekeraar. In hoofdstuk vijf wordt het effect van verschillende beleggingsmogelijkheden op de gestileerde levensverzekeraar verder onderzocht door de standaard solvabiliteitseis uit te breiden naar het uitvoeren van meerjarige simulaties. Wat dit precies inhoudt wordt later duidelijk gemaakt. Tot slot volgt in hoofdstuk zes de conclusie. 2 De duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van bepaalde obligaties in een beleggingsportefeuille. 4
5 2. Solvency II In dit hoofdstuk wordt de nieuwe regelgeving voor levensverzekeraars behandeld. Allereerst wordt de solvabiliteitseis onder het huidige regime (Solvency I) kort besproken zodat duidelijk naar voren komt wat de verschillen zijn. Daarna worden de kenmerken van de nieuwe regelgeving behandeld en aan het eind van dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van Solvency II besproken door middel van de Quantitative Impact Studies (QIS). 2.1 Solvency I Volgens Liedorp en van Welie (2008, p.42) voldoet de bestaande solvabiliteitsregelgeving voor verzekeraars, Solvency I, niet meer aan de moderne standaarden voor het toezicht; De regels zijn weinig risicogevoelig, kennen geen beloning voor een effectieve risicospreiding en vertalen zich evenmin in een hogere solvabiliteitseis in geval van slecht risicomanagement. De technische voorziening onder Solvency I wordt berekend met sterftekansen uit het verleden en een vaste rentevoet. De Solvabiliteitseis voor levensverzekeraars is verder simpel geformuleerd: het eigen vermogen (het overschot op de balans) dient ten minste te bestaan uit 4% van de technische voorziening vermeerderd met 0,3% van het risicokapitaal. Het eerste deel wordt gezien als buffer voor beleggingsrisico s, het tweede deel als een buffer voor sterfterisico s (Bruning, 2008). Er worden voor de solvabiliteitseis dus maar twee risico s meegenomen, maar een levensverzekeraar wordt uiteraard aan meerdere risico s blootgesteld. In de tijd dat Solvency I ontstond, in de jaren zeventig, werd er nog nauwelijks met computers gewerkt, daarom moesten de berekeningen voor de solvabiliteitseis uiteraard weinig complex zijn. Ook waren de levensverzekeringsproducten in die tijd veelal nog simpel. Ondertussen zijn er veel nieuwe en gecompliceerde levensverzekeringsproducten op de markt gekomen, die een meer complexe berekening voor de solvabiliteitseis noodzakelijk maken. Dit is in de huidige technologische tijd ook mogelijk. 2.2 Solvency II Zoals aangegeven in de inleiding is het belangrijkste kenmerk van Solvency II dat het meer risicogebaseerd is. Dit houdt in dat in de berekening van de solvabiliteitseis rekening wordt gehouden met een groot aantal risico s. Deze solvabiliteitseis bestaat uit twee eisen, de Minimal Capital Requirement (MCR) en de Solvency Capital Requirement (SCR), waarbij de SCR afhankelijk is van de specifieke risico s die een verzekeraar loopt en de MCR bepaald wordt aan de hand van de 5
6 SCR. Het tweede kenmerk, ook beschreven in de inleiding, is dat alle bezittingen en verplichtingen op de balans van de levensverzekeraar op marktconsistente wijze gewaardeerd dienen te worden. En ten derde houden de regels onder Solvency II rekening met de grootte en het vermogen van de verzekeraar. Voor kleine verzekeraars die niet in staat zijn om complexe berekeningen uit te voeren, biedt Solvency II vereenvoudigde berekeningen. Grotere verzekeraars met genoeg kennis en data hebben de mogelijkheid om een intern model te ontwikkelen waarmee ze hun eigen risico s kunnen modelleren. Voor banken bestaat al enige tijd een nieuwe solvabiliteitsregelgeving onder de naam Bazel II. Solvency II is gebaseerd op dezelfde basisprincipes als Bazel II. Evenals Bazel II, bestaat het Solvency II raamwerk uit drie verschillende pijlers (zie Figuur 2.1). De eerste pijler heeft betrekking op de waardering van de bezittingen en verplichtingen en de berekening van het vereiste kapitaal. Deze pijler richt zich hiermee op de kwantitatieve aspecten van de regelgeving. Pijler twee betreft de eisen voor het toezichtproces op verzekeraars en richt zich duidelijk op de kwalitatieve aspecten. Het doel van pijler drie is het bevorderen van marktdiscipline door middel van eisen aan de transparantie ofwel openheid van de verzekeraar naar de markt toe. Deze scriptie zal zich richten op pijler 1. Figuur 2.1 De 3 pijlers onder Solvency II ( 2.3 Quantitative Impact Studies (QIS) Solvency II is nog steeds in ontwikkeling. Om de impact van Solvency II op verzekeraars te bestuderen zijn er verschillende Quantitative Impact Studies gedaan. Deze studies worden door verzekeraars op 6
7 vrijwillige basis uitgevoerd. Het doel van deze studies is om de berekening van de SCR, ofwel de standaard solvabiliteitstest zo goed mogelijk aan te passen op de huidige verzekeringswereld. Er zijn tot nu toe vier studies uitgevoerd. De eerste studie, QIS-1, vond plaats tegen het einde van Hieraan namen maar erg weinig verzekeraars deel. QIS-1 fungeerde hierdoor voornamelijk als een experiment. QIS-2 (medio 2006) was duidelijk meer een succes. Hierin werd voor het eerst de basisberekening van de SCR, de MCR en de technische voorziening geïntroduceerd. Ook deden hier veel meer verzekeraars aan mee. Het belangrijkste resultaat was dat de ontwikkelde berekeningen niet geschikt waren voor kleine verzekeraars. De berekeningen werden aangepast en in 2007 startte QIS-3 met zeker een verdubbeling van het aantal deelnemende verzekeraars. Uit de resultaten van deze studie werd duidelijk dat verdere aanpassing zeker nog nodig was, de uitkomst van enkele verzekeraars was namelijk dat de MCR hoger uitkwam dan de SCR. De SCR hoort natuurlijk groter te zijn dan de MCR, omdat de MCR een bodemgrens moet aangeven. In 2008 werd gestart met QIS-4 waar verzekeraars uit alle EU-landen aan deelnamen. In QIS-4 werd voor het eerst de flexibiliteit voor de verzekeraar geïntroduceerd. Voor kleine verzekeraars bleek namelijk de standaard solvabiliteitstest volgens QIS-3 te complex, dus werd voor deze groep verzekeraars de berekening vereenvoudigd. Ook werd er veel aandacht besteed aan het toetsen van interne modellen, zodat grote verzekeraars met toestemming van de toezichthouder gebruik kunnen maken van een eigen ontwikkeld intern model. QIS-4 kan worden beschouwd als een representatieve voorganger van de Solvency II richtlijn. Momenteel wordt er gestart met de laatste Quantitative Impact Study, QIS-5, op basis waarvan de uiteindelijke richtlijn wordt vastgesteld en zoals nu gepland is, zal deze ingaan op 31 oktober
8 3. De Standaard Solvabiliteitseis onder Solvency II In dit hoofdstuk wordt naar de standaard solvabiliteitseis, ofwel de bepaling van de vereiste hoeveelheid kapitaal onder Solvency II, toegewerkt. Zoals vermeld, moeten alle bezittingen en verplichtingen (assets and liabilities) onder Solvency II op marktwaarde gewaardeerd worden. Voor verzekeringsverplichtingen is de marktwaarde gedefinieerd als de Best Estimate, ofwel de best mogelijk ingeschatte waarde van de toekomstige verplichtingen (zwarte balk in figuur 3.1) plus de risicomarge (witte balk in figuur 3.1). Voor de bepaling van de risicomarge is de Solvency Capital Requirement (SCR) nodig, gedefinieerd als de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II. Eerst wordt in dit hoofdstuk de berekening van de technische voorziening besproken, opgesplitst in de Best Estimate en de risicomarge. Vervolgens wordt kort de Minumum Capital Requiremen (MCR) behandeld en aan het eind van dit hoofdstuk volgt de beschrijving van de standaard solvabiliteitseis, de SCR. Figuur 3.1 De Balans onder Solvency II( 3.1 De Best Estimate (BE) De Best Estimate is de hoeveelheid kapitaal die aangehouden moet worden om aan de verwachte toekomstige uitkeringen te kunnen voldoen waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte toekomstige inkomende premies. De Best Estimate wordt berekend door de waarde van de verwachte toekomstige kasstromen te berekenen en deze te verdisconteren (contant te maken naar tijdstip 0) met behulp van de actuele risiconeutrale rentecurve. De waarde van de verwachte toekomstige kasstromen kunnen berekend worden met behulp van sterftekansen. De Best Estimate kan voor uitvaartverzekeringen (kapitaal bij overlijden) als volgt worden geformuleerd: 8
9 BE t = (v(0,t)* t p x ) -1 *( k = t u k * k q x *v(0,k) - k = t b k * k p x *v(0,k) ) waarbij v(0,t) = (1 + z(t,0)) -t De Best Estimate op tijdstip t representeert de waarde van de verdisconteerde huidige en toekomstige kasstromen op tijdstip t die berekent zijn op basis van sterftekansen. v(0,k) representeert op tijdstip 0 hoeveel een euro waard is op tijdstip k. v(0,t) -1 representeert op tijdstip t hoeveel een euro waard was op tijdstip 0. Z(t,0) is de rente uit de risiconeutrale rentecurve. Deze curve verandert elke dag. De curve is hier waargenomen op tijdstip 0 en t representeert het aantal jaren in de toekomst. k p x is de kans dat een x-jarige over k jaar nog leeft (overlevingskans) en k q x is de kans dat een x-jarige in jaar k overlijdt. u k is de uitkering in jaar k+1 en b k is de premie in jaar k. De relatie tussen de sterftekans en de overlevingskans is als volgt: t q x = 1 - t p x 3.2 De Risicomarge (RM) De verzekeraar moet bovenop de Best Estimate een risicomarge aanhouden. Het idee achter de berekening van de risicomarge is dat deze het verschil tussen de worst-case situatie en de Best Estimate situatie in de toekomst afdekt. Met andere woorden, de risicomarge dekt het risico dat de werkelijkheid zich ongunstiger voordoet dan van tevoren verwacht was. Onder de huidige Solvency II richtlijn, QIS-4, wordt de risicomarge berekend op basis van de Cost-of-Capital (CoC) methode. De CoC-methode berekend de risicomarge aan de hand van de SCR. In de paragraaf 4 van dit hoofdstuk wordt de SCR behandeld. De berekening van de risicomarge volgens de CoC-methode aan het begin van jaar t=0 wordt beschreven aan de hand van de volgende stappen (zie figuur 2): Bereken de SCR voor elk verzekeringssegment (bv. premie of uitkering) voor alle toekomstige jaren waarin de verplichting van het verzekeringssegment nog doorloopt. Vermenigvuldig alle toekomstige SCR s met de Cost-of-Capital factor. De CoC-factor is het kostenpercentage voor het aanhouden van kapitaal; Deze factor is volgens QIS-4 vastgesteld op 6% en wordt dus in deze scriptie ook gebruikt. Verdisconteer elke berekende waarde uit de vorige stap met behulp van de risiconeutrale rentecurve op t=0. De som van de verdisconteerde waarden is gelijk aan de risicomarge van een verzekeringssegment. De totale risicomarge is de som van de risicomarge van alle verzekeringssegmenten. De risicomarge in formulevorm: 9
10 RM t = CoC*v(0,t) -1 * k = t SCR k * k p x *v(0,k) waarbij CoC = 6% kp x is hierin de kans dat een x-jarige k jaar overleeft en SCR k is de SCR in jaar k+1. De berekening van de SCR wordt in paragraaf vier behandeld. Figuur 3.2 De Cost-of-Capital methode (CRO Forum, A Market Cost of Capital Approach to Market Value Margin) 3.3 De Minimum Capital Requirement (MCR) De MCR fungeert als de drempel voor het aan te houden kapitaal voor een verzekeraar en is daarom lager dan de SCR. Als de verzekeraar niet aan de MCR kan voldoen, dan volgen er zware toezichtsancties. Omdat het hier gaat om een minimumeis, moet de MCR redelijk simpel te berekenen en goed vergelijkbaar tussen verzekeraars zijn (CEIOPS 2008, TS.XV.A.2). De berekening is daarom meer eenvoudig en robuust dan die van de SCR. De MCR richt zicht alleen op de belangrijkste risicocomponenten van de SCR op een simpelere manier en wordt net als de SCR berekend op basis van een 1-jarige horizon, maar dan met een lager betrouwbaarheidsniveau. Onder QIS-4 is de MCR onderworpen aan een ondergrens van 20% van de SCR en aan een bovengrens van 50% van de SCR. Aan de precieze berekening wordt hier verder geen aandacht besteedt, omdat de MCR in deze scriptie verder niet gebruikt wordt. 10
11 3.4 De Standaard Solvabiliteitseis (de SCR) De standaard solvabiliteitseis komt overeen met het kapitaal dat een verzekeraar moet aanhouden om de kans op faillissement in het komende jaar tot 0,5% te beperken. Met andere woorden, het representeert de hoeveelheid kapitaal die een verzekeraar nodig heeft om met 99,5% zekerheid, over een tijdslijn van 1 jaar (de 1-jargie horizon), aan de verplichtingen te kunnen voldoen. De standaard solvabiliteitseis bestaat uit de verschillende kapitaaleisen (SCR s) die berekend moeten worden voor elk risicocomponent waaruit de standaard solvabiliteitseis is opgebouwd (zie figuur 3.3). Figuur 3.3 Overzicht van de standaard solvabiliteitseis (CEIOPS) Asset and Liability Management betreft de volgende risicocomponenten: 1. Market risk (SCR mkt ), opgesplitst in Interest rate risk (MKt int ) = renterisico Equity risk (MKt eq ) = aandelenrisico Spread risk (MKt sp ) = spreidingsrisico Currency risk (MKt fx ) = valutarisico Property risk (MKt prop ) = vastgoedrisico Concentration risk (MKt conc ) concentratierisico 11
12 2. Life (underwriting) risk (SCR life ), opgesplitst in Mortality risk (Life mort ) = sterfterisico Longevity risk (Life long ) = langlevenrisico Catastrophe risk (Life cat ) = catastroferisico Revision risk (Life rev ) = herzieningsrisico Disability risk (Life dis ) = arbeidsongeschiktheidsrisico Lapse risk (Life lapse ) = afkooprisico Expense risk (Life exp ) = kostenrisico De SCR voor elk risicocomponent wordt gedefinieerd als de Best Estimate voor de worst-case situatie minus de Best Estimate voor de verwachte situatie. De Best Estimate voor de worst-case situatie wordt ook wel de geschokte Beste Estimate genoemd, omdat deze Best Estimate berekend wordt op basis van een negatieve schok op een bepaald risicocomponent. In appendix A worden de geschokte situaties voor elk risicocomponent beschreven. De SCR voor elk risicocomponent in formulevorm: SCR t = BE t met schok BE t Voor het samenvoegen van de kapitaaleisen van alle risicocomponenten moet rekening gehouden worden met de specifieke correlaties tussen de verschillende sub risico s (zoals mortality risk en equity risk). De correlatiecoëfficiënten die voor het samenvoegen gebruikt moeten worden staan in appendix A. Er zijn niet alleen correlaties tussen de sub risico s, maar ook tussen de verschillende type risico s (zoals market risk en life risk). Voor het samenvoegen tot de Basic Solvency Capital Requirement (BSCR) moet dus ook weer gebruik gemaakt worden van de correlatiecoëfficiënten. De BSCR representeert de waarde van het vereiste kapitaal dat voortkomt uit alle risicocomponenten met uitzondering van operationeel risico. Dit risico wordt afzonderlijk bepaald (zie appendix A) en toegevoegd aan de BSCR wat resulteert in de totale solvabiliteitseis, de SCR. Deze SCR representeert de totale hoeveelheid vereiste kapitaal onder de Solvency II richtlijn. 12
13 4. Toepassing van de Standaard Solvabiliteitseis op een gestileerde levensverzekeraar In dit hoofdstuk wordt de standaard solvabiliteitseis toegepast op een gestileerde levensverzekeraar die in de eerste paragraaf wordt besproken. Dan bekijken we de traditionele balans onder Solcency I en de marktwaarde balans onder Solvency II voor een duidelijk verschil. Vervolgens wordt de rentegevoeligheid op de bezittingen en de verplichtingen van de verzekeraar geanalyseerd waarna de resultaten van de standaard solvabiliteitseis volgen. Tot slot gaat de laatste paragraaf in op de invloed van verschillende beleggingsmogelijkheden van de verzekeraar. 4.1 De gestileerde levensverzekeraar De gestileerde levensverzekeraar heeft enkel twee soorten uitvaartverzekeringen, namelijk verzekeringen met en zonder winstdeling (profit sharing). Een uitvaartverzekering met winstdeling houdt in dat de verzekerde meedeelt in de winst die de verzekeraar haalt uit de rente over de opgebouwde premies. In deze portefeuille bestaat 75% van de polissen uit een verzekering met winstdeling. De winstdeling houdt voor de verzekeraar het volgende in: Het verzekerde kapitaal (de uitvaartkosten) groeien elk jaar met de winstdeling; De winstdeling wordt berekend door drie procent van het gemiddelde van de 10-jarige U- rente af te trekken en dit te vermenigvuldigen met de technische voorziening. De U-rente is een specifieke rente voor winstdeling welke in Nederland is afgeleid van het rendement op bepaalde staatsobligaties. De gestileerde verzekeraar belegt zijn bezittingen op de volgende manier: 10% ervan wordt belegd in vastgoed (real estate/property), 20% in aandelen (equity) en 70% in vastrentende waarden (fixed income). De duration van vastgoed en aandelen wordt verondersteld nul te zijn en de duration van vastrentende waarden is gelijk aan 4. Dit geeft een totale duration van 10%*0 + 20%*0 + 70%*4 = 2, De balans onder Solvency I In figuur 4.1 is de traditionele balans onder Solvency I van deze levensverzekeraar aan het eind van 2009 weegegeven. De bezittingen zijn wel op marktconsistente wijze gewaardeerd, maar de 13
14 verplichtingen zijn gewaardeerd met actuariële methodes die gebaseerd zijn op vaste disconteringsrentes wat resulteert in een boekwaarde 3. We definiëren de financieringsgraad als de waarde van de bezittingen gedeeld door de technische voorziening. Op deze balans is deze ratio gelijk aan 116%. Zoals beschreven in hoofdstuk 2 is het vereiste kapitaal onder Solvency I gelijk aan 4% van de technische voorziening. Voor deze verzekeraar resulteert dit in een bedrag van 40 miljoen euro. Het overschot op de balans bedraagt 160 miljoen euro en is daarmee vier maal zo hoog als van het vereiste kapitaal onder Solvency I. Dit geeft een solvabiliteitsgraad (aanwezige kapitaal gedeeld door het vereiste kapitaal) van 400%. Figuur 4.1 De balans onder Solvency I (technische reserve = technische voorziening) Deze balans onder Solvency I moet nu veranderd worden, zodat ook de verplichtingen op marktwaarde gewaardeerd zijn. Als de marktwaarde van het overschot dan nog steeds groter is dan het vereiste kapitaal, dan voldoet de verzekeraar aan de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II. 4.3 De balans onder Solvency II De bezittingen zijn al op basis van marktprijzen gewaardeerd. Nu moeten de verplichtingen dus nog op marktwaarde gewaardeerd worden. Een belangrijk onderdeel van de marktwaarde van de verplichtingen is de huidige waarde van de toekomstige winstdeling. De toekomstige winstdeling kan goed worden vertaald in een embedded optie (een optie met een specifieke structuur). De embedded optie wordt gewaardeerd met risiconeutrale Monte-Carlosimulaties 4 die gebaseerd zijn op een groot aantal rente scenario s. Er zijn twee redenen waarom een waardering op basis van Monte-Carlosimulaties de voorkeur heeft boven een analytische benadering. Ten eerste is het de complexiteit van de embedded opties. De winstdeling over alle jaren van de verzekering behoren tot de uiteindelijke hoeveelheid kapitaal die bij de oorspronkelijke uitkering wordt opgeteld, dus de winstdeling in het verleden vormt ook een basis voor de huidige en toekomstige winstdeling. De tweede reden is dat 3 Boekwaarde is het bedrag waarvoor een bezitting of verplichting in de boekhouding is opgenomen 4 Monte-Carlosimulatie is een simulatietechniek waarbij door vele herhalingen, elke keer met een andere startwaarde, een verdelingsfunctie wordt verkregen 14
15 gedetailleerde waarderingen in plaats van minder nauwkeurige analytische benaderingen nodig zijn voor de rapportage en de solvabiliteitseis onder Solvency II. De waarde van de embedded optie is weergegeven in de tabel van figuur 4.2. De waarde van de totale optie wordt onderverdeeld in een intrinsieke waarde en een tijdswaarde, ook wel volatiliteit 5 genoemd. De intrinsieke waarde is de waarde van de optie als de volatiliteit gelijk is aan nul. De tijdswaarde van de optie is het gevolg van volatiliteit van de rentestanden. In de tabel is ook weergegeven wat de waarde van de optie is in het geval dat de rentecurve hoger dan verwachting (schok omhoog) of lager dan verwachting (schok omlaag) uitvalt. De geschokte situaties zijn zoals beschreven in de Solvency II richtlijn (zie appendix A). Zoals te zien in de tabel verhoogt de waarde van de optie als de rente stijgt en andersom. Dit komt omdat de winstdeling optie meer uitbetaald als de rente hoger is. De kosten van de embeded optie zijn redelijk hoog (vooral als de rente hoog is), dus bij het prijzen van het verzekeringsproduct met winstdeling moet hier zeker rekening mee gehouden worden. Figuur 4.2 De waarde van de embedded optie (in miljoenen euro s) Figuur 4.3 geeft de resulterende balans onder Solvency II weer. Deze balans is hetzelfde als die onder Solvency I, maar de technische voorziening is hier op marktconsistente wijze gewaardeerd waardoor het overschot ook automatisch op marktwaarde wordt weergegeven. De marktwaarde van de verplichtingen worden als volgt berekend: de verdisconteerde waarde van de Best Estimate van de uitkeringen - de verdisconteerde waarde van de Best Estimate van de resterende premies + de waarde van de winstdeling optie (zoals berekend in figuur 4.2). Bovenop de uitkomst van deze som komt nog de Cost-of-Capital risicomarge waardoor we de marktwaarde van de technische voorziening vinden. De financieringsgraad is gestegen van 116% onder Solvency I naar 130% onder Solvency II. Dit komt doordat de marktwaarde van de technische voorziening lager is dan de boekwaarde van de technische voorziening. De belangrijkste oorzaak hiervan, is dat in de berekening van de Best Estimate nu lagere sterftekansen worden meegenomen (door de sterftetrend dat mensen 5 Volatiliteit is de mate van beweeglijkheid van de koers van een aandeel of ander financieel product zoals een optie of valuta 15
16 tegenwoordig langer leven) en er dus langer premies betaald worden door de verzekerden en het langer duurt voordat er uitgekeerd moet worden. Figuur 4.3 De balans onder Solvency II (surcharge = risicomarge) 4.4 De rentegevoeligheid van de balans Voordat de uiteindelijk standaard solvabiliteitseis wordt berekend, wordt de rentegevoeligheid van de bezittingen en de verplichtingen gedetailleerder geanalyseerd en daarbij ook die van de financieringsgraad van de verzekeraar. Door een betere analyse wordt duidelijk hoe de uitkomst van de component renterisico onder Solvency II tot stand komt. In de grafiek van figuur 4.4 is weergegeven hoe de waarde van de verschillende marktgewaardeerde verplichtingen veranderen als de rente verandert. De horizontale as representeert de rente, variërend van 1% tot 10%. De verticale as representeert de marktwaarde van de verplichtingen, opgesplitst in de verzekeringen met en zonder winstdeling. Zoals de grafiek weergeeft is zelfs de invloed van lage rentes onder de 3% op winstdeling significant. De oorzaak hiervan is dat de winstdeling bepaald wordt door het gemiddelde van de 10-jarige U-rente. Hoge rentes uit het verleden resulteren nog steeds in een hoge winstdeling in de nabije toekomst. Tevens draagt de volatiliteit of de tijdswaarde van de opties bij aan een significante waarde van de optie bij een lage rente. Alle marktgewaardeerde verplichtingen weergeven een convex patroon waarbij de waarde van de verplichting scherp stijgt wanneer de rente daalt. Dit wordt verklaard doordat de gegarandeerde rente waartegen de polis verkocht is instort. 16
17 Figuur 4.4 Rentegevoeligheid van de verplichtingen In de grafiek van figuur 4.5 is de rentegevoeligheid van de financieringsgraad weergegeven. De rechter horizontale as representeert de financieringsgraad. De rente termijnstructuur aan het eind van 2009 wordt het beste benaderd door een rentecurve van 3%. Zoals te zien is in de grafiek daalt de financieringsgraad tot onder de 100% als de rente termijnstructuur daalt met ongeveer 1,5%, omdat in dat geval de waarde van de verplichtingen sterker stijgen dan de waarde van de bezittingen. De marktgewaardeerde financieringsgraad van 130% lijkt dus erg comfortabel, maar uit de grafiek kan je aflezen dat het overschot compleet verdwijnt wanneer de rente met 1,5% of meer daalt. 17
18 Figuur 4.5 Rentegevoeligheid van de financieringsgraad (funded ratio) De hoge rentegevoeligheid van de financieringsgraad wordt veroorzaakt door een groot verschil tussen de duration van de bezittingen en de duration van de verplichtingen. Om dit toe te lichten, wordt in figuur 4.6 de duration van de verplichtingen weergegeven bij verschillende standen van de rentecurve. De duration van de verplichtingen (19) is veel hoger dan de duration van de bezittingen (4) bij de rente van eind 2009 van 3%. Dit heeft als gevolg dat een daling van de rente van ongeveer 1% resulteert in een stijging van de verplichtingen met 19% en maar een stijging van de bezittingen met 4%. Dit betekent een daling van de financieringsgraad met 15%. Figuur 4.6 laat ook zien dat de winstdeling een daling in de duration van de verplichtingen veroorzaakt, doordat de hoeveelheid winstdeling stijgt als de rente stijgt. De duration van de verplichtingen stijgt sterk als de rente daalt, wat wederom een convexe curve tot stand brengt. De bezittingen hebben echter een weinig convexe vorm, doordat de duration relatief constant is. Daarbij is de duration van de bezittingen bij alle rentestanden lager dan die van de verplichtingen. Uit de grafiek kan geconcludeerd worden dat het verschil tussen de duration van de verplichtingen en de duration van de bezittingen significant verandert wanneer de rente stijgt of daalt. Het verschil bedraagt ongeveer 2,5 bij een rente van 10%, maar bedraagt zelfs 25 bij een rente van 1%! 18
19 Figuur 4.6 Duration van de bezittingen en de verplichtingen 4.5 Resultaten van de Standaard Solvabiliteitseis onder Solvency II Eerder in dit hoofdstuk is de marktwaarde van de verplichtingen berekend en is onderzocht wat de invloed is van renterisico op de balans. Nu kan de uitkomst van de standaard solvabiliteitseis gepresenteerd worden. Voor de gestileerde levensverzekeraar wordt het overzicht van de standaard solvabiliteitseis weergegeven in figuur 4.7. De hoeveelheid vereist kapitaal bedraagt nu euro en is daarmee 24,7% van de technische voorziening, wat meer dan zes keer zo hoog is dan het vereiste kapitaal onder Solvency I van 4%. Het vereiste kapitaal wordt sterk beïnvloed door het renterisico en het aandelenrisico. Wat ook opvalt, is de relatief hoge bijdrage van life risk in dit geval, vooral in vergelijking met de SCR voor market risk (vaak is het aandeel van market risk namelijk vele malen groter dan dat van life risk). Life risk is samengesteld uit verschillende subrisico s die betrekking hebben op de risico s waaraan de verzekeraar of de processen en modellen van de verzekeraar worden blootgesteld. Sterfterisico is bijvoorbeeld de onzekerheid van de sterftekansen die gebruikt zijn bij het berekenen van de Best Estimate. Het vereiste kapitaal dat voor dit risico moet worden aangehouden wordt bepaald door te berekenen wat de invloed is op de waarde van de verplichtingen als de sterftekansen met 15% zouden stijgen. Dit komt overeen met de geschokte Best Estimate zoals beschreven in appendix A voor mortality risk. 19
20 Figuur 4.7 Resultaten van de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II Zoals berekend in paragraaf 4.3, bedraagt de financieringsgraad 130%. Dit betekent dat de hoeveelheid beschikbaar kapitaal (het overschot) 30% van de verplichtingen bedraagt. De hoeveelheid beschikbaar kapitaal lijkt misschien hoog, maar is noodzakelijk om de grote hoeveelheid renterisico, aandelenrisico en vastgoedrisico te dekken. De solvabiliteitsgraad van 400% onder Solvency I geeft een veel te optimistisch beeld van de werkelijke solvabiliteitspositie van de levensverzekeraar. De solvabiliteitsgraad onder Solvency II daalt drastisch naar 122%, maar geeft een meer realistisch beeld van de werkelijke solvabiliteitspositie. 4.6 De invloed van verschillende beleggingsmogelijkheden In deze paragraaf wordt de invloed van het beleggingsbeleid op het vereiste kapitaal onderzocht. Door de grote invloed van het renterisico, vastgoedrisico en aandelenrisico is het goed om te kijken naar verschillende beleggingsmogelijkheden door variatie aan te brengen in de verdeling (allocatie) en de duration van de bezittingen. Zoals vermeld in de eerste paragraaf, belegt deze levensverzekeraar zijn bezittingen alleen in vastgoed, aandelen en vastrentende waarden. Voor deze situatie wordt aangenomen dat de verzekeraar tussen de 0% en 30% belegt in vastgoed en aandelen in constante verhoudingen (nu 10% 20
21 versus 20%) en tussen de 70% en 100% belegt in vastrentende waarden. De duration wordt gevarieerd tussen de 2,5 en 20 (op dit moment 2,8). De duration voor vastgoed en aandelen wordt nog steeds verondersteld gelijk te zijn aan nul. Voor elke combinatie tussen de allocatie en duration wordt de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II toegepast voor het bepalen van het vereiste kapitaal. In figuur 4.8 wordt voor de verschillende beleggingsmogelijkheden het vereiste kapitaal weergegeven als een percentage van de marktgewaardeerde verplichtingen. De verticale as representeert het vereiste kapitaal, de horizontale as representeert de totale duration van de bezittingen en de diepte as geeft de belegging in vastgoed en aandelen in percentages weer. Er is duidelijk te zien in de figuur dat het vereiste kapitaal daalt wanneer het percentage van de belegging in vastgoed en aandelen daalt. Dit komt simpelweg door het afnemende effect van negatieve schokken in vastgoed en aandelen wanneer de belegging in deze bezittingen afneemt. De figuur geeft weer dat het vereiste kapitaal zijn minimum bereikt in het geval dat de totale duration van de bezittingen rond de 10 ligt. Zoals in figuur 4.6 te zien was, ligt de duration van de bezittingen in de huidige situatie (eind 2009 bij een rente van 3%) rond de 20. Dit zou dus een halvering betekenen. Er zijn verschillende redenen waarom de optimale duration van de bezittingen lager is dan 20. De belangrijkste reden is dat de financieringsgraad hoger is dan 100% (130%). Als gevolg hiervan heeft de duration van de bezittingen een relatief grote invloed op de rentegevoeligheid van het overschot. Ook non-parallelle verschuivingen van de rentecurve hebben invloed op de optimale duration van de bezittingen. Wanneer de belegging in vastgoed en aandelen wordt teruggebracht naar nul en op hetzelfde moment de duration stijgt naar 10, neemt het vereiste kapitaal af van 24,7% (zie paragraaf 4.5) naar 15,4%. Dit betekent dat de solvabiliteitsgraad stijgt van 122% (zie paragraaf 4.5) naar ongeveer 200%. 21
22 Figuur 4.8 Het vereiste kapitaal bij verschillende beleggingsmogelijkheden Één van de belangrijkste verschillen tussen de bepaling van het vereiste kapitaal onder Solvency I en Solvency II is dat de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II risicogebaseerd is en alle typen risico s meeneemt. Onder Solvency I wordt bijvoorbeeld helemaal geen rekening gehouden met beleggingsrisico. Daarom hebben veranderingen in het beleggingsbeleid onder Solvency II direct invloed op het vereiste kapitaal. Bij de levensverzekeraar besproken in deze scriptie was de solvabiliteitsgraad in eerste instantie 122%. Door het verkopen van al het vastgoed en aandelen en het verhogen van de duration kan deze solvabiliteitsgraad worden verhoogd naar 200%. Maar betekent dit dat dit de meest ideale situatie is voor de levensverzekeraar in deze scriptie? Het antwoord hierop is nee. Ten eerste betekent het feit dat de huidige solvabiliteitsgraad voldoende is niet dat dit in de toekomst ook zo blijft als er veranderingen plaatsvinden in de marktcondities en in de kenmerken van de bezittingen en de verplichtingen. In hoofdstuk 5 wordt bijvoorbeeld laten zien dat er een erg grote kans is op kapitaaltekorten in de komende 10 jaar. Ten tweede, geven de resultaten in figuur 4.8 niet voldoende informatie welke beleggingsomstandigheden optimaal zijn. Een duration van 2,5 in combinatie met 0% belegging in vastgoed en aandelen heeft bijvoorbeeld bijna hetzelfde resultaat in vereist kapitaal als een duration van 10 in combinatie met 30% belegging in vastgoed en aandelen (20,4% versus 20,9%). De solvabiliteitsrisico s van deze twee situaties zijn dus ongeveer van hetzelfde 22
23 niveau. Maar dit geeft geen enkele informatie over de verwachte opbrengst van de verschillende situaties. Er kan dus geen optimale verhouding tussen risico en opbrengst bepaald worden op basis van het vereiste kapitaal alleen. Het is daarom ook niet verstandig om te kiezen voor de minimale risicocombinatie (hier bij een duration van 10 en 0% belegging in vastgoed en aandelen), omdat een laag risico vaak samen gaat met een lage verwachte opbrengst. En ten derde, is de 1-jarge horizon in de standaard solvabiliteitseis er kort in vergelijking met het lange bestaan van een levensverzekeraar. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het bepalen van de standaard solvabiliteitseis onder Solvency II niets verandert aan het feit dat verzekeraars nog steeds hun beleggingsbeleid moeten optimaliseren met betrekking tot korte en lange termijn risico s en opbrengsten. Wat wel verandert en het daarom ook moeilijk maakt, is dat de criteria voor de optimalisatie ingewikkelder worden. Om dit toe te lichten, wordt in hoofdstuk 5 het voorbeeld van de gestileerde levensverzekeraar uitgebreid met behulp van meerjarige (langere tijdshorizon) simulaties. 23
24 5. De solvabiliteitseis met een 10-jarige horizon In dit hoofdstuk wordt het effect van verschillende beleggingsmogelijkheden onderzocht met behulp van gesimuleerde scenario s met een horizon van tien jaar. De solvabiliteitseis met een horizon van 10 jaar representeert de vereiste hoeveelheid kapitaal die een verzekeraar aan dient te houden om met een zekerheid van 99,5% de komende tien jaar aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen en dus niet failliet te gaan. Allereerst volgt en korte introductie van het nieuwe model. Vervolgens wordt de aangepaste solvabiliteitseis toegepast op het oorspronkelijke beleggingsbeleid (30% vastgoed en aandelen) en tot slot wordt de aangepaste solvabiliteitseis toegepast op de andere beleggingsmogelijkheden die besproken zijn in paragraaf 4.6 om de verhouding tussen risico en opbrengst te kunnen optimaliseren. 5.1 Introductie van het model De 10-jarige scenario s voor de opbrengst van vastgoed en aandelen en voor de rentecurve worden gegenereerd met een Vector Auto Regressief (VAR) model dat gebaseerd is op jaarlijkse tijdreeksen voor de periode van Dit houdt in dat de volatiliteit en correlaties in overeenstemming zijn met de historische gegevens. De kans dat de verzekeraar niet voldoet aan de vereiste solvabiliteitsmarge onder Solvency II, met andere woorden de kans dat het aanwezige kapitaal van de verzekeraar kleiner is dan het vereiste kapitaal in overeenstemming met de standaard solvabiliteitseis, wordt hier gebruikt als risico criterium. Als opbrengst criterium wordt de gemiddelde financieringsgraad (marktwaarde) over de 10-jarige simulatie periode gebruikt. 5.2 Resultaten voor het oorspronkelijke beleggingsbeleid Figuur 5.1 geeft de resultaten van het model weer. In grafiek A worden de scenario s voor de rentecurve weergegeven die gegeneerd zijn met het VAR model. Grafiek B representeert de overeenkomstige scenario s voor het vereiste kapitaal, de SCR, als percentage van de marktgewaardeerde verplichtingen. De startwaarde aan het eind van 2009 is 24,7% uit paragraaf 4.5. In grafiek C wordt het verschil tussen het aanwezige kapitaal en het vereiste kapitaal als percentage van de verplichtingen weergegeven waarbij een negatieve waarde overeenkomt met een tekort aan kapitaal. Grafiek D representeert ten slotte de scenario s van de marktgewaardeerde financieringsgraad (bezittingen/verplichtingen). 24
25 Figuur 5.1 Analyse van de verschillende scenario s met een horizon van 10 jaar Grafiek B laat zien dat het vereiste kapitaal nog vrij veel varieert tussen de 15%en 35% voor verschillende scenario s. Door deze grote volatiliteit zien we in grafiek C dat er een redelijk grote kans bestaat, ongeveer 6%, op significante kapitaaltekorten in de toekomst. In grafiek D is te zien dat de kans dat de marktgewaardeerde financieringsgraad daalt tot onder de 100% erg klein is, rond de 2%. De kans om onder de ondergrens te komen is hier dus veel kleiner dan bij het aanwezig kapitaal. De geselecteerde scenario s (de zwarte lijn in elke grafiek) laten zien dat dit voornamelijk het geval is bij lage rentes. De oorspronkelijke solvabiliteitsgraad van 122% kan dus snel verslechteren als de rente worden verlaagd. Hieruit blijkt maar weer dat een solvabiliteitseis alleen niet voldoende is om de solvabiliteitspositie van een verzekeraar te beoordelen. Als er extreme ongunstige verschuivingen in de markt plaatsvinden, kan al het kapitaal zomaar verdwijnen. Er zijn geen garanties dat de markt in de jaren daarna zal herstellen terwijl wettelijk het vereiste kapitaal nog steeds aanwezig moet zijn. Uit de analyse in paragraaf 4.4 is nu wel duidelijk dat het significante verschil in de rentegevoeligheid tussen de bezittingen en de verplichtingen een belangrijke oorzaak is voor de waargenomen risico s. 5.3 Resultaten voor verschillende beleggingsmogelijkheden In deze paragraaf wordt de invloed van de verschillende beleggingsmogelijkheden uit paragraaf 4.6 op de solvabiliteitseis met een horizon van tien jaar onderzocht, waarbij de verhouding tussen risico en opbrengst wordt geoptimaliseerd. Voor de verschillende combinaties van allocatie en duration 25
26 van de bezittingen is daarvoor de verwachte marktgewaardeerde financieringsgraad en de kans dat het aanwezige kapitaal kleiner is dan het vereiste kapitaal onder de solvabiliteitseis berekend. De resultaten hiervan zijn weergegeven in figuur 5.2. De verticale as representeert de kans (in %) dat het aanwezige kapitaal kleiner is dan het vereiste kapitaal onder de solvabiliteitseis en de horizontale as geeft de marktgewaardeerde financieringsgraad weer. Het oorspronkelijke beleggingsbeleid wordt aangeduid met een cirkel en weergeeft de 6% kans op kapitaaltekort in de toekomst (zie paragraaf 5.2) en een verwachte financieringsgraad van 130% (zie ook de startwaarde van grafiek D in figuur 5.1). Naast het oorspronkelijke beleggingsbeleid zijn drie verschillende lijnen te zien. Lijn één representeert beleidsmogelijkheden waarbij alleen het percentage van de belegging in vastgoed en aandelen kan worden verlaagd en de totale duration van de bezittingen gelijk blijft. Precies het tegenovergestelde zien we bij lijn twee; Op deze lijn zijn de beleggingsmogelijkheden weergegeven waarbij de allocatie van de bezittingen gelijk blijft, maar de duration varieert. Tot slot representeert lijn drie de beleggingsmogelijkheden waarbij een duration van 10 gecombineerd wordt met verschillende allocaties van de bezittingen. Figuur 5.2 Risico en opbrengst voor verschillende beleggingsmogelijkheden In paragraaf 4.6 werd geconcludeerd dat de solvabiliteitseis alleen niet genoeg informatie geeft om een keuze te maken tussen het wel of niet verhoging van de duration en het wel of niet verlagen van het percentage belegging in vastgoed en aandelen. Voor twee compleet verschillende situaties was 26
27 het vereiste kapitaal namelijk ongeveer even hoog en het effect van verwachte opbrengst werd niet meegenomen. In figuur 5.2 is te zien dat het verhogen van de duration van de bezittingen naar 10 een veel efficiëntere beleggingsmogelijkheid is dan de belegging in vastgoed en aandelen te verlagen naar 10%. De eerste mogelijkheid heeft een hogere verwachte opbrengst en tegelijkertijd ook nog een lager risico dan de laatste mogelijkheid. Dit komt doordat de solvabiliteitspositie niet alleen wordt bepaald door het vereiste kapitaal, maar ook door het aanwezige kapitaal. In het geval van de hogere duration is het aanwezige kapitaal veel gunstiger ten opzichte van het vereiste kapitaal. Hier zijn twee redenen voor. Ten eerste, heeft een belegging in aandelen en een hogere duration een hogere verwachte opbrengst. En dit veroorzaakt weer een hogere opwaartse trend in het aanwezige kapitaal. Ten tweede, veroorzaakt een hogere duration van de bezittingen, een betere aansluiting tussen de bezittingen en de verplichtingen. Hierdoor sluit het aanwezige kapitaal ook beter aan bij het vereiste kapitaal. Het meest efficiënte beleggingsbeleid ligt daarom op lijn drie en representeert een duration van de bezittingen van 10 in combinatie met een belegging in vastgoed en aandelen van 10% of meer. Het positieve effect van de belegging in aandelen bij een duration van 10 valt namelijk weg als de totale belegging in vastgoed en aandelen lager is dan 10%. Als de beleggingsmogelijkheden in figuur 5.2 alle beleggingsmogelijkheden in de werkelijkheid zouden representeren, moet er een keuze worden gemaakt uit één van de beleggingsmogelijkheden op lijn 3, afhankelijk van het vereiste of gewenste risiconiveau. Ook moet meegenomen worden in de keuze dat het verlagen van de belegging in vastgoed en aandelen tot gevolg heeft dat de verwachte opbrengst meer afneemt dan dat het risico afneemt. Er moet echter opgemerkt worden dat zelfs bij het minimum risicobeleid van 10% belegging in vastgoed en aandelen in combinatie met een duration van 10, er nog een kans van 2% is op kapitaaltekort. Gelukkig zijn er in werkelijkheid meer beleggingsmogelijkheden met grotere efficiëntie en meer risicoverlaging. 27
28 5. Conclusies In dit hoofdstuk wordt de centrale vraag (Wat zijn de gevolgen van de nieuwe richtlijn, Solvency II, voor ALM voor levensverzekeraars?) kort en bondig beantwoord naar aanleiding van de bevindingen in deze scriptie. De aankomende Solvency II richtlijn heeft een grote invloed op het financieringsbeleid en risicomanagement van levensverzekeraars. De kans is groot dat het aanwezige kapitaal (het overschot op de balans) onder Solvency II zal dalen, omdat de marktwaarde van de embedded opties van verzekeringscontracten (zoals polissen met het winstdeling principe) moet worden meegenomen in de technische voorziening en een sterke invloed heeft. Bij het prijzen van een verzekeringsproduct waarbij gebruik gemaakt moet worden van de embedded opties is het dus verstandig rekening te houden met de kosten van deze opties. Onder Solvency I heeft het beleggingsbeleid geen invloed op de solvabiliteitsgraad maar onder Solvency II verandert dit volledig. Met het gebruik van een realistisch voorbeeld van een levensverzekeraar met uitvaartverzekeringen, is in deze scriptie laten zien dat de solvabiliteitsgraad drastisch kan veranderen. De solvabiliteitsgraad van 400% onder Solvency I daalde onder Solvency II naar 122%, bepaald onder de Solvency II richtlijn zoals gedefinieerd in de vierde Quantitative Impact Study. Ook kwam naar voren in deze scriptie, dat het beleggingsbeleid, in termen van de duration en verdeling (allocatie) van de bezittingen, een grote invloed kan hebben op het vereiste kapitaal, of de solvabiliteitseis, onder Solvency II. Door bijvoorbeeld alle aandelen en vastgoed te verkopen en de duration van vastrentende waarden te verhogen, stijgt de solvabiliteitsgraad van 122% naar 200%. Een probleem bij Solvency II is echter, dat de berekening van de Standaard Solvabiliteitseis gebaseerd is op een tijdshorizon van 1 jaar, waardoor er niet wordt gekeken naar de lange termijn. Het kan namelijk wel zo zijn, dat door het verlagen van het korte termijn risico, de verwachte opbrengst op lange termijn enorm daalt. Alle levensverzekeraars willen uiteraard de beste balans vinden tussen de hoeveelheid risico die ze lopen en de opbrengst die het uiteindelijk oplevert. Het optimaliseren van deze balans kunnen levensverzekeraars daarom het beste doen door meerjarige (langere horizon) berekeningen voor verschillende scenario s uit te voeren en op deze manier het beste beleggingsbeleid vast te stellen. 28
29 Bibliografie CEIOPS (2008) QIS4 technical specifications CEIOPS (2009) CEIOPS advice for level 2 implementing measures on Solvency II: standard formula SCR Article 109 c. Life underwriting Risk CEIOPS (2009) CEIOPS advice for level 2 implementing measures on Solvency II: SCR standard formula article 111b calibration of Market Risk Module CEIOPS (2009) CEIOPS advice for level 2 implementing measures on Solvency II: article 111 and 304 Equity Risk sub-module CEIOPS (2009) CEIOPS advice for level 2 implementing measures on Solvency II: SCR standard formula - article 111(f) Operational Risk CRO Forum (2008) Market Value of Liabilities for Insurance Firms implementing elements for Solvency II FOPI (2006) The Swiss Experience with Market Consistent Technical Provisions the Cost of Capital Approach Liedorp, F. & van Welie, D. (2008) QIS4- Laatste halte voor Solvency II? Uit De Actuaris Ballota, L. & Haberma, S. (2009) Investment strategies & risk management for participating life insurance contracts EDHEC-Risk Asset Management Research The impact of IFRS and Solvency II on Asset-Liability Management in Insurance Companies Basse, T. & Friedrich, M. (2008) Solvency II, asset liability management, and the European bond market theory and empirical evidence McCulloch, C. (2008) ALM in a Solcency II world Krouse, C.G. (2009) Portfolio Balancing Corporate Assets and Liabilities with Special Application to Insurance Management Sørensen, C. (2009) Dynamic Asset Allocation and Fixed Income Management Hoevenaar, R., Schotman, P. en Steenkamp, T. (2008) Strategic asset allocation with liabilities: Beyond stocks and bonds DNB (I), (2009) - Delta Lloyd Groep (2009) Investment Policy Delta Lloyd Groep (2009) Asset and Liability Management Policy 29
decem Solven cy II Kapita alsber ekenin g (10 spatie s) voette kst wijzig en via Invoeg en Kopte kst en voette kst
141 decem Traini ber ng 2012 Solven cy II Kapita alsber ekenin g Klantn 13 juni 1 aam 2013 (10 spatie s) voette kst wijzig en via Invoeg en Kopte kst en voette kst SOLVENCY II TOEPASSEN IN DE PRAKTIJK
Nadere informatieqis4 legt de risico s van verzekeraars langs de meetlat
Afgelopen zomer hebben maar liefst 125 Nederlandse verzekeraars vrijwillig de impact van een conceptversie van een nieuw Europees kapitaalraamwerk (Solvency ii) op hun financiële positie berekend. Uit
Nadere informatieRegelgeving versus sturing: De spagaat van een verzekeraar. Annemarie Mijer 7 november 2013
Regelgeving versus sturing: De spagaat van een verzekeraar Annemarie Mijer 7 november 2013 Wet- en regelgeving in een overgangsfase Solvency I Interim Measures TSC ERB Solvency II 2014 2016 2 De spagaat
Nadere informatieTransparantie van de solvabiliteit Presentatie Actuariaatcongres 2014 Bevordert de regelgeving de transparantie van de solvabiliteit?
Transparantie van de solvabiliteit Presentatie Actuariaatcongres 2014 Bevordert de regelgeving de transparantie van de solvabiliteit? Wouter Elshof Wouter Klaassen 5 maart 2014 Inleiding Thema Actuariaatcongres:
Nadere informatieEffectief gebruik van kapitaal in een Solvency II context
Effectief gebruik van kapitaal in een Solvency II context door: Drs. Wouter Elshof AAG Solvency II lijkt in eerste instantie voornamelijk de focus te leggen op het beheersen en managen van risico s zonder
Nadere informatieMarktrisico Non-life risico Tegenpartij kredietrisico Operationeel risico Correlatie effecten totaalniveau 500,0% 400,0% 300,0% 200,0% 100,0% 0,0%
Aan: Van: Directie, XYZ verzekeraar Arcturus Datum: 25 oktober 2010 Betreft: Rapportage QIS 5 op basis boekjaar 2009 (FICTIEF) Management Samenvatting DNB heeft in augustus 2010 verzekeraars gevraagd om
Nadere informatieLevensverzekeraars reduceren renterisico met derivaten
Levensverzekeringen worden in de regel voor een lange periode afgesloten. De rente speelt hierdoor voor levensverzekeraars een belangrijke rol. Bij een rentedaling daalt het eigen vermogen van deze sector
Nadere informatieRapport Triple A - Risk Finance B.V. terzake Vergelijking pensioenproduct met de markt voor
Rapport Triple A - Risk Finance B.V. terzake Vergelijking pensioenproduct met de markt voor Zwitserleven N.V. Inhoudsopgave 1. Management samenvatting...1 2. Zwitserleven DC Product...2 3. Beschrijving
Nadere informatieVergelijking verzekeraars en banken
Vergelijking verzekeraars en banken Level playing field vanuit toezicht en kapitaaleisen? Presentatie door drs. Juriaan Borst AAG ACIS Symposium - Universiteit van Amsterdam 5 september 2014 2014 Towers
Nadere informatieNieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009
Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009 Ontwikkelde oplossingen voor FOV-leden Out of the box actuaries and risk professionals 1 INTRODUCTIE In 2012 worden op Europese schaal nieuwe solvabiliteitseisen
Nadere informatieDe grote accountancykantoren berichten
René Steen en Auke Jan Hulsker zijn werkzaam bij Sofia Consulting network IFRS 17 INSURANCE CONTRACTS De impact van IFRS 17 op de balans en resultatenrekening van verzekeraars Verzekeraars zijn al jarenlang
Nadere informatieSolvency II: Impact op Financiële instellingen
Solvency II: Impact op Financiële instellingen Op weg naar een risico georiënteerde financiële branche Eye on Insurance 9 December 2009 Niek Hoek Agenda Belang risico management voor financiële instellingen
Nadere informatieSolvency voor pensioenfondsen. Actuariaatcongres 2011 VSAE Agnes Joseph
Actuariaatcongres 2011 VSAE Agnes Joseph Agenda Pensioenfondsen Huidig toezicht op Nederlandse pensioenfondsen Europees toezicht financiële instellingen Solvency II voor pensioenfondsen Tot slot: Aangekondigde
Nadere informatieVBA ALM Congres. ALM + Risk Budgeting binnen een verzekeraar. Otto Veldt. Directeur Balansmanagement Eureko
VBA ALM Congres ALM + Risk Budgeting binnen een verzekeraar Otto Veldt Directeur Balansmanagement Eureko 1 Agenda Aansturing Verzekeraar Ontwikkeling ALM Risk Budgeting Conclusies 2 Verzekeraar vs pensioenfonds
Nadere informatieHet Garantiepensioen met collectief beleggen en kasstroommatch
Het Garantiepensioen met collectief beleggen en kasstroommatch Het Garantiepensioen met collectief beleggen en kasstroommatch Pag. /8 Delta Lloyd garandeert de opgebouwde aanspraken en tarieven. Het Garantiepensioen
Nadere informatieDe Ultimate Forward Rate Methodiek
De Ultimate Forward Rate Methodiek Notitie van het Actuarieel Genootschap 23 augustus 2012 Inleiding Voor het zomerreces heeft de Tweede Kamer een aantal debatten gevoerd over de Hoofdlijnennota herziening
Nadere informatieOnderbouwing van de rendementsverwachtingen
Onderbouwing van de rendementsverwachtingen 2013 Portfolio Management Ostrica BV Februari 2013 Rendementsverwachtingen Ostrica 2013 In dit document wordt een onderbouwing gegeven van de rendementsverwachtingen
Nadere informatieOnderbouwing van de rendementsverwachtingen 2014
Onderbouwing van de rendementsverwachtingen 2014 Portfolio Management Ostrica BV Januari 2014 Rendementsverwachtingen Ostrica 2014 In dit document wordt een onderbouwing gegeven van de rendementsverwachtingen
Nadere informatieHerstel van de verzekeringsbranche in 2003
Herstel van de verzekeringsbranche in 2003 Uit voorlopige cijfers 1 van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) blijkt dat de verzekeringsbranche na een moeizame periode (vanaf 1999) zich enigszins hersteld
Nadere informatieBELEGGINGSMOGELIJKHEDEN PENSIOEN JANUARI 2018
Generali BELEGGINGSMOGELIJKHEDEN PENSIOEN JANUARI 2018 www.asr.nl/gnl INHOUDSOPGAVE 1 Algemene informatie over dit document... 3 2 Zorgvuldig beleggingsbeleid... 4 2.1 UW GELD IN GOEDE HANDEN...4 2.2 HET
Nadere informatieVervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010
Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010 Ontwikkelde oplossingen voor FOV-leden Out of the box actuaries and risk professionals 1 SOLVENCY II In 2012 zal de Europese Commissie (EC) het huidige
Nadere informatieVerzekeraars, Lange-Termijn Garanties Investeringen en Toezicht De curve kwestie. Theo Berg
Verzekeraars, Lange-Termijn Garanties Investeringen en Toezicht De curve kwestie Theo Berg Veranderende kapitaal regimes Sinds begin jaren 70 Solvency I regime: Wettelijk kader en volume gedreven In Nederland
Nadere informatieHoofdstuk 20: Financiële opties
Hoofdstuk 20: Financiële opties Hoofdstuk 20 introduceert financiële opties, die beleggers het recht geven om een aandeel te kopen of te verkopen in de toekomst. Financiële opties zijn een belangrijk instrument
Nadere informatieEen illiquiditeitspremie bij de waardering van verzekeringsverplichtingen
drs. Jenneke Meijer Scriptie Jenneke Meijer 27 mei 2011 Onder begeleiding van: Prof. dr. ir. M. H. Vellekoop Prof. dr. R Kaas Drs. P. ter Berg Dr. W. J. Willemse Een illiquiditeitspremie bij de waardering
Nadere informatieKort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux
Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Beleggingen Het totaal rendement over het afgelopen boekjaar 2010 is uitgekomen op 15,6%. Als we naar de onderverdeling kijken zien we het
Nadere informatieUpdate over Advies Commissie UFR Alleen voor professionele beleggers
Investment Solutions & Research Update oktober 2013 Update over Advies Commissie UFR Alleen voor professionele beleggers Door Peter van der Spek, Remmert Koekkoek, Daniel Lai - Customized Overlay Management
Nadere informatieDe Risicomarge: Feit en Fictie
De Risicomarge: Feit en Fictie Prof. dr. Roger J. A. Laeven 1 15 september 2017 De Risicomarge: Feit en Fictie Mini Symposium 15 september 2017 Koninklijke Industrieele Groote Club Prof. dr. Roger J. A.
Nadere informatieGenerali Beleggingsmogelijkheden Pensioen
1. Algemene informatie over dit document Waarom krijgt u dit document U krijgt deze informatie omdat u via uw werkgever deelneemt aan een pensioenregeling bij Generali. In uw pensioenregeling staat hoe
Nadere informatieJaarbericht Terugblikken en vooruitkijken. delta lloyd pensioenfonds
delta lloyd pensioenfonds Jaarbericht 2010 Terugblikken en vooruitkijken In dit Jaarbericht leest u wat er in 2010 bij het pensioenfonds gebeurde. We gaan wat dieper in op onze beleggingen en andere financiële
Nadere informatie2 Model voor beleggingsbeleid en renteafdekking
1 Inleiding Dit achtergronddocument licht toe hoe het beleggingsbeleid en de renteafdekking in de persoonlijke pensioenrekeningen beschreven in hoofdstuk 4 van de Policy Brief Pensioen en rentegevoeligheid
Nadere informatieBerekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij ABTN
Berekenmethode Vereist Eigen Vermogen Bijlage J bij december 2017 Dit document heeft 7 pagina s Versiebeheer Versie Auteur Datum Revisie V1.0 KPMG 1 november 2010 Herijkte versie V2.0 KPMG 20 juli 2011
Nadere informatieLevensverzekering Schadeverzekering
CENTRALE BANK VAN CURACAO EN SINT MAARTEN (CENTRALE BANK) Richtlijn Liability Adequacy Test Levensverzekering Schadeverzekering WILLEMSTAD, September 2015 1 Inhoudsopgave Introductie... 3 Toekomstige betalingsverplichtingen...
Nadere informatie1. Vragen over het ouderdomspensioen
Aegon Uitkerend Beleggingspensioen Veelgestelde vragen 1. Vragen over het ouderdomspensioen Wat heeft invloed op de hoogte van mijn pensioen? De volgende factoren hebben invloed op de hoogte van uw pensioen:
Nadere informatieInformatiebijeenkomst. Solvency II Basic Dry run 2014 25 maart 2015
Informatiebijeenkomst Solvency II Basic Dry run 2014 Programma 14:00 Opening 14:10 Dry run op hoofdlijnen 14:30 Balans, beleggingen, eigen vermogen 15:15 Pauze 15:30 Kapitaalvereiste en technische voorzieningen
Nadere informatie17 juni Concept-toelichting bij het invullen van de staat Organisatie en Risico
17 juni 2013 Concept-toelichting bij het invullen van de staat Organisatie en Risico Inhoudsopgave 1. Inleiding...3 2. Onderdeel organisatie...3 3. Onderdeel scenarioanalyses...4 3.1 Renterisico...4 3.2
Nadere informatieAsset Liability Management voor Levensverzekeraars Wendy Montulet
Asset Liability Management voor Levensverzekeraars Wendy Montulet Asset Liability Management (ALM) is balansmanagement. Doel is om de bezittingen van een levensverzekeraar zo goed mogelijk af te stemmen
Nadere informatieDe Dynamische Strategie Portefeuille DSP
De Dynamische Strategie Portefeuille DSP Onderdeel van het beleggingsbeleid van Pensioenfonds UWV 1 Inhoudsopgave Waarom beleggen? 4 Beleggen is niet zonder risico s 4 Strategische beleggingsportefeuille
Nadere informatieALM en het nieuwe pensioencontract. Theo Nijman 17 December 2010
ALM en het nieuwe pensioencontract Theo Nijman 17 December 2010 Agenda Schets structuur nieuwe pensioencontracten Mogelijke ontwikkeling toezichtsmodel ALM toepassingen voor nieuwe contract en uitdagingen
Nadere informatieSchaduwboekhouding bij een gemengde verzekering
Universiteit van Amsterdam Faculteit Economie en Bedrijfskunde Vak: Afstudeerseminar en Bachelorscriptie Actuariaat Begeleider: drs. R. Bruning Schaduwboekhouding bij een gemengde verzekering Naam auteur:
Nadere informatieStichting Pensioenfonds Huntsman Rozenburg Beleggingsplan 2011
Stichting Pensioenfonds Huntsman Rozenburg Beleggingsplan 2011 April 2011 ING Investment Management / ICS Inleiding Jaarlijks stelt het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Huntsman Rozenburg (Huntsman)
Nadere informatieUpdate UFR. Update UFR 17 juli 2015 For professional investors. Inleiding
1 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 Zero rentes Update UFR 17 juli 2015 For professional investors Update UFR Voor een gemiddeld pensioenfonds stijgt de waardering van de verplichtingen
Nadere informatieHoe te beleggen onder Solvency II regelgeving t.a.v. verdiscontering verplichtingen?
Hoe te beleggen onder Solvency II regelgeving t.a.v. verdiscontering verplichtingen? 1 Impact regelgeving t.a.v. beleggingsbeleid! "! # $ %&! $' (" ' )* + *! " &,!,, --- 2 Verdisconteringscurve: van economisch
Nadere informatieAG8 Derivatentheorie Les6 Hedging. 14 oktober 2010
AG8 Derivatentheorie Les6 Hedging 14 oktober 2010 1 Agenda Huiswerk Casus Hedgen 2 Dag 1 Structured Products 3 Payoff structures Je baas wil nieuwe producten ontwikkelen die het makkelijker maken voor
Nadere informatieDoor Hans Waszink Drs. Hans Waszink AAG is eigenaar van Waszink Actuarieel Advies B.V.
Standaard en Interne Modellen onder Solvency II Hoe een intern model kan bijdragen tot beter risicobeheer Door Hans Waszink Drs. Hans Waszink AAG is eigenaar van Waszink Actuarieel Advies B.V. Inleiding
Nadere informatieGenerali beleggingsmogelijkheden pensioen informatie voor de werkgever
Generali beleggingsmogelijkheden pensioen informatie voor de werkgever Inhoudsopgave Algemene informatie over dit document 2 1. Zorgvuldig beleggingsbeleid 3 2. Algemene informatie over een pensioen op
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift ontwikkel ik enige kwantitatieve methoden die gebruikt kunnen worden bij het nanciële risicomanagement van in de eerste plaats een levensverzekeraar
Nadere informatieSolvency II. Vanaf 1 januari 2016 is Solvency II van kracht. Waarom wordt Solvency I vervangen? Voor welke verzekeraars geldt het nieuwe kader?
Solvency II Een nieuw raamwerk voor prudentieel toezicht op verzekeraars 1 Vanaf 1 januari 2016 is Solvency II van kracht. Solvency II is een nieuw raamwerk voor prudentieel toezicht op verzekeraars. Dit
Nadere informatieRisico pariteit -1- 1 Aandelen Wereldwijd Ontwikkelde Markten - MSCI World Index MSCI Daily Net TR World Euro, Aandelen Wereldwijd
Risico pariteit Risico pariteit is een techniek die wordt ingezet om de risico s in een beleggingsportefeuille te reduceren. Sinds 2008 heeft risico pariteit om drie redenen veel aandacht gekregen: 1.
Nadere informatieNieuwsbrief februari 2016
Nieuwsbrief februari 2016 In deze nieuwsbrief vindt u de volgende onderwerpen: - De beleggingsresultaten over 2015 - Vragen en antwoorden over de beleggingsresultaten en uw pensioenregeling bij Aegon PPI
Nadere informatieNieuwe ronde, nieuwe risico s, nieuwe kansen? VBA Seminar Risicomanagement, 27 september 2012 Maarten Roest
Nieuwe ronde, nieuwe risico s, nieuwe kansen? VBA Seminar Risicomanagement, 27 september 2012 Maarten Roest Wat wil ik behandelen Marktwaardering UFR Risicomanagement 1 1. Marktwaardering Dekkingsgraad
Nadere informatieCapital generation Seminar InAudit, niets is wat het lijkt
Capital generation Seminar InAudit, niets is wat het lijkt 3 oktober 2017 Tom Veerman 1 Agenda 1. Capital generation KPI s in de markt om onder Solvency II op waarde te sturen Inzicht in de wijze waarop
Nadere informatiePersbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011
Persbericht Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Hoofdpunten: Dekkingsgraad van 94% is te laag: aanvullende maatregelen nodig Beschikbaar vermogen stijgt met ruim 11 miljard Door gedaalde rente nemen
Nadere informatieKwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014
Kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015 Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Dekkingsgraad: 111,5% Beleidsdekkingsgraad: 112,6% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2014: 27,6%
Nadere informatieGenerali beleggingsmogelijkheden pensioen informatie voor de deelnemer
Generali beleggingsmogelijkheden pensioen informatie voor de deelnemer Inhoudsopgave Algemene informatie over dit document 2 1. Zorgvuldig beleggingsbeleid 3 2. Algemene informatie over een pensioen op
Nadere informatieImpactstudie 2013 Theoretisch Solvabiliteitscriterium
Impactstudie 2013 Theoretisch Solvabiliteitscriterium 6 juni 2013 1 Wanneer gaat wat gelden? Theoretisch solvabiliteitscriterium eerste rapportage juni 2014 grote en middelgrote levensverzekeraars natura-uitvaart
Nadere informatieRegeling parameters pensioenfondsen. Artikel 1. Artikel 2. Regeling parameters pensioenfondsen
Regeling parameters pensioenfondsen Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2006, nr. AV/ PB/2006/102565b, tot vaststelling van de parameters voor pensioenfondsen
Nadere informatieJaarcijfers 2012. 6 maart 2013
Jaarcijfers 2012 6 maart 2013 Overzicht Klantbelang gediend met stevig financieel fundament Resultaat 255 miljoen Dividendvoorstel 88 miljoen Solvabiliteit 293% Kosten verder verlaagd met 6% Eigen Vermogen
Nadere informatieLangleven Herverzekering voor Pensioenfondsen en Verzekeraars: Case Study en Ervaringen uit Praktijk
Langleven Herverzekering voor Pensioenfondsen en Verzekeraars: Case Study en Ervaringen uit Praktijk Olav Cuiper RGA Reinsurance Company Ltd. & Hen Veerman Triple A Risk Finance Pensioenfondsen in zwaar
Nadere informatieStichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Deelnemersvergadering Arthur van der Wal Nieuwegein, 28 september 2006 Agenda < Huidig Mandaat bij ING IM < Performance, Beleid en Vooruitzichten < Financieel Toetsingskader
Nadere informatieVariabele pensioenuitkeringen. Bas Werker Netspar kennis bijeenkomst 5 juli 2016
Variabele pensioenuitkeringen Bas Werker (Werker@TilburgUniversity.edu) Netspar kennis bijeenkomst 5 juli 2016 Inhoud Risico en rendement van variabele uitkeringen eerst met vaste looptijd voor het begrip
Nadere informatieDirect Ingaand Pensioen
Direct Ingaand Pensioen Ruime keuzemogelijkheden voor een pensioenuitkering die bij u past Gaat u binnenkort met pensioen? En hebt u pensioen opgebouwd via uw werkgever, waarbij op uw pensioendatum een
Nadere informatieBeleggingen institutionele beleggers in 2004 met 8,1 procent omhoog
Publicatiedatum CBS-website Centraal Bureau voor de Statistiek 9 december 25 Beleggingen institutionele beleggers in 24 met 8,1 procent omhoog drs. J.L. Gebraad Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen,
Nadere informatieRegeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft
Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft Reactie van het Koninklijk Actuarieel Genootschap op consultatie Utrecht, 21 november 2013 Koninklijk Actuarieel Genootschap Postbus
Nadere informatiedr. Ruud Kleynen AAG Turning Ideas into Action
dr. Ruud Kleynen AAG Turning Ideas into Action Agenda Feedback en verbetering Governance ALM Replicating Portfolio s Risk Management Kies beleid Ex ante denken Maak risicoprofiel beter inzichtelijk Actieve
Nadere informatieReële karakteristieken van beleggingscategorieën
Reële karakteristieken van beleggingscategorieën Henk Hoek ORTEC Postbus 4074 3006 AB Rotterdam Max Euwelaan 78 Tel. +31 (0)10 498 6666 info@ortec.com www.ortec.com 6 november 2008 Inleiding: nominaal
Nadere informatieAddendum. Ultimate Forward Rate
Addendum Ultimate Forward Rate Wilt u meer weten over renterisico s, swaps en swaptions? Neem dan contact op met uw Account-CIO of met onze balansmanagement adviseurs Bas Scholten via bas.schoiten@achmea.ni
Nadere informatieBij deze opgave horen de informatiebronnen 4 tot en met 6.
Opgave 5 Bij deze opgave horen de informatiebronnen 4 tot en met 6. De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat (hierna te noemen Het Pensioenfonds) verzorgt de pensioenen van
Nadere informatieVastgoed in ALM context
Vastgoed in ALM context april 2010 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Nieuw uitgevoerde ALM analyses... 4 2.1 Huidige economische basisset... 4 2.2 Direct OG in goed gespreide portefeuille... 5 2.3 Beursgenoteerd
Nadere informatieVerklaring van beleggingsbeginselen
Verklaring van beleggingsbeginselen Inleiding Stichting Pensioenfonds APF (APF) voert de pensioenregeling uit voor de (voormalige) werknemers van AkzoNobel. Om de pensioenen te kunnen uitkeren, ontvangt
Nadere informatieInformele vertaling van de CEIOPS handleiding: Manual for the completion of QIS5 spreadsheet by solo undertakings
Informele vertaling van de CEIOPS handleiding: Manual for the completion of QIS5 spreadsheet by solo undertakings Handleiding bij het invullen van het QIS5 werkblad (voor solo verzekeraars) Wij attenderen
Nadere informatieVragen & antwoorden over uw pensioen en de kredietcrisis
Vragen & antwoorden over uw pensioen en de kredietcrisis Corporate Pensioen 4 Juni 2009 Vragen 1. Hoe zeker is mijn toekomstige pensioenvoorziening bij Nationale-Nederlanden? 3. Hoe weet ik hoeveel pensioen
Nadere informatieGenerali beleggingsmogelijkheden Generali pensioen
Generali beleggingsmogelijkheden Generali pensioen informatie voor de deelnemer INHOUDSOPGAVE Algemene informatie over dit document 2 1. Zorgvuldig beleggingsbeleid 3 2. Algemene informatie over een pensioen
Nadere informatieGevolgen marktwaardering verplichtingen op beleid pensioenfondsen
Gevolgen marktwaardering verplichtingen op beleid pensioenfondsen Inleiding Op dit moment wordt bij pensioenfondsen veel onderzoek gedaan naar de beleidseffecten van het waarderen van pensioenverplichtingen
Nadere informatieNetto resultaat H1 163 miljoen Actieve benadering klanten beleggingsverzekeringen in volle gang
Netto resultaat H1 163 miljoen Actieve benadering klanten beleggingsverzekeringen in volle gang Toelichting op de halfjaarcijfers 2011 door: Jos Baeten, Voorzitter Raad van Bestuur Roel Wijmenga, CFO Ontwikkelingen
Nadere informatieDe kwestie van opties en garanties
De kwestie van opties en garanties Een consistente waardering voor alle toepassingen Verzekeringsproducten worden vaak gekenmerkt door garanties of opties die contractueel door de verzekeraar zijn toegezegd
Nadere informatieWe zijn daarbij uitgegaan van de onderstaande keuzes en bijbehorende kosten:
Zelf beleggen Zelf beleggen kan als de werkgever in de pensioenregeling voor ruime beleggingsvrijheid heeft gekozen. Er kan dan gekozen worden uit verschillende fondsen. Als u zelf uw beleggingen wil kiezen,
Nadere informatieOntwikkeling schademarkt
Ontwikkeling schademarkt Waardering Technische Voorzieningen SII Michiel van Dellen & Harold Hendriks DNB heeft zorgen over de Schadesector FD 26-11-2014: Voor verzekeraars zijn er geen eenvoudige oplossingen
Nadere informatieDirect Ingaand Pensioen
Direct Ingaand Pensioen Een pensioenuitkering die bij u past U heeft een Direct Ingaand Pensioen (van Delta Lloyd) aangekocht van uw opgebouwde pensioen. Hiermee heeft u de uitkering gekozen die bij u
Nadere informatieOudedagsvoorzieningen. LeefVrij
Oudedagsvoorzieningen LeefVrij Oudedagsvoorzieningen LeefVrij Uw lijfrenteverzekering komt binnenkort tot uitkering. Daar heeft u jaren premies of een koopsom voor betaald. Nu is de tijd gekomen om ervan
Nadere informatieKwartaalbericht 3e kwartaal 2009
Kwartaalbericht 3e kwartaal 2009 Dekkingsgraad 107% Belegd vermogen 81,9 miljard Rendement derde kwartaal 9,1% Premie- en indexatiebesluit in vierde kwartaal Het Pensioenfonds Zorg en Welzijn heeft in
Nadere informatieVolatiliteit in een markt-consistente wereld
Volatiliteit in een markt-consistente wereld Bronnen van volatiliteit Anti-cyclische maatregelen binnen Solvency II Hoe omgaan met (resterende) volatiliteit Financiële rapportering in de toekomst zal voornamelijk
Nadere informatie2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017
Kwartaalbericht 2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017 Samenvatting cijfers per 30 juni 2017 Dekkingsgraad (UFR): 104,9% Beleidsdekkingsgraad: 101,8% Belegd vermogen: 23,5 miljard Rendement 2017 t/m juni:
Nadere informatie01.01.2009-31.12.2009
Kosten & waardeoverzicht 2009 In dit overzicht vindt u informatie over uw pensioenbeleggingsverzekering in 2009. Hoe heeft de waarde van uw verzekering zich ontwikkeld? Hoeveel premie is in 2009 betaald?
Nadere informatieBetreft: De Ultimate Forward Rate Methodiek / Notitie van het AG
De heer dr. P.H. Omtzigt Rapporteur Pensioenen Europa namens de Regering en de Tweede Kamer Postbus 20018 2500 EA 's Gravenhage Utrecht, 23 augustus 2012 Betreft: De Ultimate Forward Rate Methodiek / Notitie
Nadere informatieTowers Watson Replica. Complexe modellen eenvoudig gemaakt
Towers Watson Replica Complexe modellen eenvoudig gemaakt Towers Watson Replica Complexe modellen eenvoudig gemaakt Regelgeving verhoogt de druk De huidige regelgeving verhoogt de druk op verzekeraars
Nadere informatieConsumentenbrief beleggingen van. Tielkemeijer & Partners Vermogensbeheer
Consumentenbrief beleggingen van Tielkemeijer & Partners Vermogensbeheer Introductie Een groot aantal brancheorganisaties waaronder DSI, DUFAS, NVB, VBA en VV&A hebben het initiatief genomen om Consumentenbrief
Nadere informatieInhoud. Deel 1 Geen rendement zonder risico 1 Rustig en onrustig beleggen 12 2 Alles heeft z n prijs 27 3 Verdeel en heers 41
Inhoud Inleiding 9 Deel 1 Geen rendement zonder risico 1 Rustig en onrustig beleggen 12 2 Alles heeft z n prijs 27 3 Verdeel en heers 41 Deel 2 Eigen vermogen of onvermogen 4 Eigen vermogen 56 5 Uit balans
Nadere informatieKwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016
Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2016-1 juli 2016 t/m 30 september 2016 De maandelijkse nominale dekkingsgraad ultimo september is 102,4% en is gestegen ten opzichte van eind juni
Nadere informatieNieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden
Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden Employee Benefits Institute 1. Welke zijn de nieuwe rentevoeten die AXA Belgium waarborgt
Nadere informatieS&V Reflector. Dienen de pensioenfondsen hun langlopende swaps te verkopen? Een risicomanagement discussie
S&V Reflector Dienen de pensioenfondsen hun langlopende swaps te verkopen? Een risicomanagement discussie Juni 2011 Sprenkels & Verschuren wil met dit document haar bijdrage leveren aan een verantwoord
Nadere informatieRobeco Flexioen FLEXIBEL INDIVIDUEEL PENSIOEN
Robeco Flexioen FLEXIBEL INDIVIDUEEL PENSIOEN Uw pensioen en Flexioen Via uw werkgever bouwt u een pensioeninkomen op. U ontvangt dit pensioeninkomen naast uw AOW-uitkering, nadat u gepensioneerd bent.
Nadere informatieALM als basis van Zorgvuldig Beleggen
ALM als basis van Zorgvuldig Beleggen Samenhang en voorbeelden Ronald Janssen, Ortec Finance 1 Klant centraal stellen: Doelstelling Managen van de verwachtingen van onze cliënten Hoe kunnen we dat doen?
Nadere informatieToenemende concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt
Toenemende concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt FEBRUARI 2016 www.dmfco.nl Met de toenemende beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen in Nederlandse hypotheken kent de hypotheekmarkt nu drie
Nadere informatieDe actuariële aspecten van het nieuw prudentieel kader voor IBP s. Verband tussen het nieuw prudentieel kader en de actuariële praktijken
De actuariële aspecten van het nieuw prudentieel kader voor IBP s Verband tussen het nieuw prudentieel kader en de actuariële praktijken 6 december 2007 1 Verband tussen het nieuw prudentieel kader en
Nadere informatieDe onmisbare actuaris. VSAE congres 20 september 2011 Sabijn Timmers
De onmisbare actuaris VSAE congres 20 september 2011 Sabijn Timmers Eigenaar van de Black Box Inhoud Introductie Ontwikkelingen in S2 Waar we vandaan komen Waar we heen gaan Waarom we onmisbaar zijn En
Nadere informatieMarktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.
Kwartaalbericht 2013 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2013 122,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement
Nadere informatieRecente ontwikkelingen in Solvency II. Drs. Ir. Erwin Bramer De Nederlandsche Bank 20 september 2011
Recente ontwikkelingen in Solvency II Drs. Ir. Erwin Bramer De Nederlandsche Bank 20 september 2011 Inhoud 1. Achtergrond: van SI naar Solvency II 2. Solvency II - Pilaar 1 beginselen 3. QIS5 (vijfde impactstudie)
Nadere informatieWaarderen van garanties in life-cycle unit-linked contracten: een risicoanalyse
Waarderen van garanties in life-cycle unit-linked contracten: een risicoanalyse Verzekeraars leggen de laatste jaren veel nadruk op de marktwaardering van de verplichtingen, om meer inzicht krijgen in
Nadere informatie