VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45 11.45 UUR (Mulo IV kandidaten)"

Robert Thys
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 MNSERE AN ONDERWJS EN OLKSONWKKELNG EXAMENBUREAU UNFORM ENDEXAMEN MULO tevens OELANGSEXAMEN WO/HAO/NAN 008 AK : NAUURKUNDE DAUM : RJDAG 04 JUL 008 JD : UUR (Mulo kandidaten) UUR (Mulo kandidaten) DEZE AAK BESAA U 36 EMS. Mulo kandidaten maken item t/m 30 Mulo kandidaten maken t/m Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/gC Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur alcohol 0,8, C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/mc aluminium,7 0, ,04 benzine 0,8 glas,5 glycerine, ijs 0,9, ijzer 7,9 0, ,0 kaarsvet 0,95, koper 8,9 0, ,08 kwik 3,6 0, lood, 0, lucht) 0,003 olie 0,9,7 30 petroleum 0,85 5 spiritus 0,8 terpentine 0, wanahout water 0,6,0 4, 00 zilver 0,5 0, g = 0 m/s² = 0 N/kg. = 3,4 *) bij 0 C en bar Bij de opgaven mag je bovenstaande gegevens gebruiken. N.B.: Niet alle gegevens zijn nodig voor het oplossen van de vraagstukken.

Mulo kandidaten maken item t/m 30 Mulo kandidaten maken t/m 36

2 5 0,8 g/cm 3 = kg/dm 3 A 0,0008 B 0,8 C 800 D Welke van de onderstaande grootheden hoort NE bij de eenheid joule? A arbeid B energie C vermogen D warmte 3 Een eenheid van de elektrische weerstand is k. Een eenheid van het vermogen is watt cm De binnenkant van een visvijver heeft een lengte van meter en een breedte van meter en een hoogte van meter. Het water in de vijver staat 90 cm hoog. Hoeveel vissen van 0,5 liter kunnen in het water geplaatst worden zodat het water nog net tot de rand komt te staan? A 00 B 400 C 000 D 4000 wee identieke vaten P en Q bevatten verschillende vloeistoffen. n vat P zit water tot een hoogte van 0 cm en in vat Q zit kwik ook tot een hoogte van 0 cm. De druk op de bodem van P en de druk op de bodem van Q verhouden zich als :. De kracht op de bodem van P en de kracht op de bodem van Q verhouden zich als : 3,6. 6 Een maatglas bevat 00 ml water. n het maatglas met water wordt er een stuk metaal van 86 g geplaatst waardoor de waterspiegel tot 0 ml stijgt. Het stuk metaal bevindt zich geheel onder water. Bereken de dichtheid van het metaal in g/cm 3. A,55 B,86 C 9,3 D 4,3 Een voorwerp met een massa van, kg is geheel ondergedompeld in alcohol. De dichtheid van het voorwerp bedraagt,5 g/cm 3. Bereken het volume van de verplaatste alcohol. A 0,8 cm 3 B,5 cm 3 C 800 cm 3 D 500 cm 3 7

4 90 cm De binnenkant van een visvijver heeft een lengte van meter en een breedte van meter en een hoogte van meter. Het water in de vijver staat 90 cm hoog.

3 8 Bij een hydraulisch werktuig kan met een kleine kracht een grote kracht ontwikkeld worden. Bij een hydraulisch werktuig wordt de druk onveranderd naar alle kanten doorgegeven. 9 Een blokje hout drijft in een vloeistof. deel van het blokje steekt boven de vloeistof uit. 4 De dichtheid van de vloeistof is 0,8 g/cm 3. n het midden van het blokje plaatst men glas van 6 g waardoor de bovenkant van het blokje gelijk komt te staan met de vloeistofspiegel. Bereken de massa van het blokje hout. A 6 g B 36 g C 48 g D 64 g n twee identieke maatglazen zit 50 ml water. Beide maatglazen worden op een balans geplaatst. Men plaatst een blokje naast het ene maatglas en bij het andere maatglas wordt er een identiek blokje in het water geplaatst. De balans geeft in beide gevallen dezelfde massa aan. De vloeistofdruk op de bodem van maatglas is gelijk aan de vloeistofdruk op de bodem van maatglas. 0 Een u-buis is gedeeltelijk gevuld met kwik. Het kwik staat in beide benen even hoog. De doorsnede van de linkerbuis is 5 cm en van de rechterbuis 0 cm. n het linkerbeen giet men alcohol tot een hoogte van 30 cm, waardoor het kwik in het rechterbeen een beetje stijgt. Hoeveel cm 3 glycerine moet men in het rechterbeen gieten zodat de kwikspiegels even hoog staan? A 0 B 4 C 50 D 00 Een slappe dichtgeknoopte ballon ligt in een ruimte die luchtdicht afgesloten kan worden. De lucht in deze ruimte wordt gedeeltelijk weggepompt. De ballon wordt hierdoor groter. De temperatuur van het geheel blijft constant. ijdens het wegpompen wordt de druk in de ballon groter. ijdens het wegpompen wordt de dichtheid van de lucht in de afgesloten ruimte kleiner.

n het midden van het blokje plaatst men glas van 6 g waardoor de bovenkant van het blokje gelijk komt te staan met de vloeistofspiegel. Bereken de massa van het blokje hout.

4 3 6 n een afgesloten ruimte is er een hoeveelheid gas. is het volume, p de druk en t de temperatuur. n welk diagram is de wet van Boyle van toepassing? p p n een buis wordt een luchtkolom afgesloten door een oliekolom van 0 cm. De druk van de afgesloten lucht is 0,48 N/cm. Bereken de druk van de buitenlucht in N/cm. A 9,5 B 0, C 0,0 D 0,30 A p B t 4 Een hoeveelheid gas met spanning p, volume en temperatuur wordt verwarmd tot temperatuur, terwijl het volume wordt gebracht op. De spanning p is dan gelijk aan... A B C D p p p p 5 n een joulemeter met een warmtecapaciteit van 500 J/C zit 00 g water van 0C en 00 g ijs van 0C. Hoeveel joule aan warmte is er nodig om de joulemeter met water en ijs tot 0C in temperatuur te laten stijgen? A , J B , J C , J D , J (K) C t 7 D Q(kJ) 5 kg van een vaste stof wordt verwarmd. n het diagram is het verband aangegeven tussen de temperatuur van de stof en de toegevoerde warmte Q. Bereken de smeltwarmte van de stof. A ( 5 5 ) kj/kg B ( 5 8) kj/kg C ( 43 5 ) kj/kg D ( 43 8) kj/kg 8 Een koperen staaf heeft bij 50C een lengte van 5 m. Deze staaf wordt verwarmd tot 50C. Bereken de uitzetting van deze staaf in mm. A 4,5 B 8,0 C,5 D 7,0

A 9,5 B 0, C 0,0 D 0,30 A p B t 4 Een hoeveelheid gas met spanning p, volume en temperatuur wordt verwarmd tot temperatuur, terwijl het volume wordt gebracht op. De spanning p is dan gelijk aan.

5 9 50 g kaarsvet wordt van 5C tot vloeibaar kaarsvet van 57C verwarmd. A Hoeveel warmte is er hiervoor nodig? = 9 A 4640 J B J C J D J 0 S 5 A n het schema zijn er weerstanden getekend; R en R. Bereken de weerstandswaarde van R. A 3,6 B 6 C 9 D 8 3 De lampen, en 3 zijn identiek en branden normaal als de schakelaar S gesloten is. De lampen zijn elk van 6-6W. Wat zullen de ampèremeter en de voltmeter respectievelijk aanwijzen, wanneer de schakelaar S geopend wordt? A 3 A en 0 B 0 A en 6 C 3 A en 6 D 0 A en 8 Een spaarlamp verbruikt 40% minder elektrische energie dan een gloeilamp van 60 W. De gloeilamp en de spaarlamp branden elk 0 uren. kwh kost 4 Surinaamse dollarcent. Hoeveel Surinaamse dollarcent is de kostenbesparing bij het gebruiken van de spaarlamp? A 0,96 cent B,4 cent C 8,64 cent D 4 cent 4 Op apparaat P staat 0-300W en op apparaat Q staat 0-500W. Beide apparaten worden op de juiste spanning aangesloten. Onderzoek de juistheid van de volgende beweringen. Apparaat P verbruikt per seconde meer energie dan apparaat Q. De stroomsterkte door apparaat Q is groter dan de stroomsterkte door apparaat P. an een schakeling is een schema gegeven. De lampen zijn identiek en branden normaal en de spanningsbron levert een constante spanning. Eén van de lampen gaat kapot. Bereken het vermogen dat de spanningsbron dan levert. A 0 W B 5 W C 0 W D 5 W

A 3,6 B 6 C 9 D 8 3 De lampen, en 3 zijn identiek en branden normaal als de schakelaar S gesloten is. De lampen zijn elk van 6-6W.

6 5 De hoeveelheid elektrische energie kan berekend worden met de formule Q =.R.t. Welke eenheid hoort hierbij? 8 Een brandende kaars staat vertikaal voor een vlakke spiegel. Op de spiegel valt een divergerende lichtbundel. A..s B A..s C A..s D.A.s S 6 De teruggekaatste lichtbundel is convergerend. Het beeld van de kaars dat door de spiegel gevormd wordt is reëel. 9 ier lampen zijn aangesloten op een spanningsbron en branden normaal. S is een open schakelaar. Hoeveel lampen branden wanneer de schakelaar S gesloten wordt? A 0 B C 3 D 4 7 emand beschikt over een bolle lens. Wat is juist? Met deze lens kan... A alleen een vergroot reëel beeld gevormd worden. B alleen een vergroot virtueel beeld gevormd worden. C zowel een vergroot reëel als vergroot virtueel beeld gevormd worden. D noch een vergroot reëel noch vergroot virtueel beeld gevormd worden. 30 Bij een holle lens staat het voorwerp voor de lens. Het beeld dat gevormd wordt, is... A virtueel vergroot. B virtueel verkleind. C reëel vergroot. D reëel verkleind. EROLG MULO KANDDAEN Een lichtstraal valt op een glazen plaat. De lichtstraal verlaat de glasplaat aan de onderkant. Welke van de uittredende lichtstralen hoort bij de invallende lichtstraal? A straal B straal C straal 3 D Geen van de drie stralen behoort bij de invallende lichtstraal. 3 Een auto rijdt van plaats P naar plaats L in 40 minuten. De afstand bedraagt 30 km. De gemiddelde snelheid van de auto op dit traject bedraagt... A 0 km/h B 30 km/h C 40 km/h D 45 km/h

9 ier lampen zijn aangesloten op een spanningsbron en branden normaal. S is een open schakelaar. Hoeveel lampen branden wanneer de schakelaar S gesloten wordt?

7 3 34 Een voorwerp met een massa van 4 kg wordt gelegd op een helling waarvan de hellingshoek 30 is. Het voorwerp staat op het punt naar beneden te glijden. Op dit voorwerp laat men nu een kracht(f) werken evenwijdig aan de helling naar boven. Het voorwerp beweegt zich onder invloed van deze kracht (F) langs de helling naar boven. Na 5 s is de snelheid van het voorwerp 0 m/s. Bereken de grootte van die kracht(f). A 8 N B 8 N C 40 N D 48 N s(m) 33 Een auto rijdt eenparig langs een rechte weg. Op een bepaald moment(t n ) moet de chauffeur remmen. Hij remt eenparig vertraagd tot de auto tot stilstand komt. Welk van de grafieken in het s-t diagram geeft de beweging van de auto juist weer? A B C D 35 an een toren laat men een voorwerp vallen. Dit voorwerp bereikt na,4 s de grond. De wrijving van de lucht is te verwaarlozen. t(s) Een voorwerp voert een rechtlijnige beweging uit. an deze beweging is het plaats-tijd diagram gegeven. Ga de juistheid van de beweringen na. n de eerste twee seconden is de beweging eenparig versneld. n de vijfde seconde is de afgelegde weg 4 m. Bereken de hoogte van de toren. A,0 m B 4,0 m C 8,8 m D 57,6 m 36 Een vleermuis zendt geluidssignalen uit om zijn prooi te zoeken en te vangen. Het teruggekaatste geluid wordt opgevangen door de vleermuis. Een vleermuis vangt het teruggekaatste geluid 0,08 s na het uitgezonden signaal op. De snelheid van geluid in lucht is 340 m/s. Hoe ver is de prooi van de vleermuis verwijderd op dat moment? A 3,6 m B 7, m C 54,4 m D 70,0 m

Na 5 s is de snelheid van het voorwerp 0 m/s. Bereken de grootte van die kracht(f). A 8 N B 8 N C 40 N D 48 N s(m) 33 Een auto rijdt eenparig langs een rechte weg.

Vergelijkbare documenten

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45 11.45 UUR (Mulo IV kandidaten)

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : 09.45 11.25 UUR (Mulo III kandidaten) 09.45 11.45 UUR (Mulo IV kandidaten) MNSERE N ONERWJS EN OLKSONWKKELNG EXMENUREU UNFORM ENEXMEN MULO tevens OELNGSEXMEN WO/HO/NN 008 K : NUURKUNE UM : RJG 04 JUL 008 J : 09.45.5 UUR (Mulo kandidaten) 09.45.45 UUR (Mulo kandidaten) EZE K ES