Nummer van het vonnis: ^ Nummer van het parket: BG66.RW KOGP Nummer van het repertorium: 3 oo

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Nummer van het vonnis: ^ Nummer van het parket: BG66.RW KOGP Nummer van het repertorium: 3 oo"

Transcriptie

1 Nummer van het vonnis: ^ Nummer van het parket: BG66.RW KOGP Nummer van het repertorium: 3 oo DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE BRUGGE, zestiende kamer, zetelend in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken. In de zaak ambtshalve vervolgd door het openbaar ministerie en: SL1< DE GEMACHTIGDE AMBTENAAR ONROEREND ERFGOED, bevoecd voor en handelend namens het VLAAMSE GEWEST, met kantoren te 1210 Brussel, Phoenixgebouw, Koning Albert II-laan, 19, bus 22; - eiser tot herstel - vertegenwoordigd door meester N. De Wint loco meester B. Bronders, advocaat te Oostende. teeen: ~xr O n h_ nummer ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondememingen onder, waarvan de vennootschapszetel gevestigd is te vertegenwoordigd door meester G. Ampe, advocaat te Oostende - O') r 2., geboren te op, wonende te bijgestaan door meester G. Ampe, advocaat te Oostende o o -J 3., geboren te op wonende te ; bijgestaan door meester G. Ampe, advocaat te Oostende Beklaaed om: Te vanaf minstens 23 mei 2011 tot en met 21 ianuari 2013 DE EERSTE, DE TWEEDE EN DE DERDE om het wanbedrijf te hebben uitgevoerd of aan de uitvoering ervan rechtstreeks te hebben meegewerkt, of door enige daad tot de uitvoering zodanige hulp te hebben verleend dat het wanbedrijf niet had kuruien worden gepleegd, of door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gczag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden of het wanbedrijf rechtstreeks te hebben uitgelokt, als dader of mededader in de zin van artikel 66 van het strafwetboek;

2 blad 2 bij inbreuk op artikel van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, als eigenaar, erfpachthouder, opstalhouder of vruchtgebruiker verzuimd te hebben de overeenkomstig artikelen 5 7 en 11 1 van hoger vemoemd decreet bepaalde voorschriften te hebben nageleefd, als eigenaar of vruchtgebruiker van een bcschermd monument of van een in een beschermd stads- of dorpsgezicht gelegen onroerend goed, niet dc nodige instandhoudings- en onderhoudswerken te hebben uitgevoerd, het in goede staat te hebben behouden en het niet te hebben ontsierd, te hebben beschadigd of te hebben vemield, meer bepaald niet de nodige onderhouds- en instandhoudingswerken te hebben uitgevoerd. Met de omstandigheid dat DE EERSTE EN DE TWEEDE vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun berocp of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of door personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep, in de zin van artikel van het hoger vemoem.de decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. De kadastrale omschrijving van het onroerend goed dat het voonverp van het misdrijfis, zijnde: ligging: aard en oppervlakte: windmolen, 2 a 90 ca wijk en nummer van het kadaster: en de eigenaar ervan geidentificeerd zijnde als: ondememingsnummer, met zetel te met die de eigendomstitel heeft verkregen krachtens de akte van aankoop verleden op 04/09/2000. Gczien de dagvaarding aan dc beklaagden betekend; Gezien de stukken van de bundei; Gehoord eiser tot herstel bij monde van zijn raadsman voomoemd; Gehoord het openbaar ministerie in zijn vordering; Gehoord de beklaagden in hun antwoorden en verdediging; Dc behandeling van de zaak en de debatten hadden plaats in openbare terechtzitting.

3 blad 3 OP STRAFGEBIED De is eigenaar door aankoop op 4 September 2000 van een windmolen, gelegen te kadastraal gekend De molen gekend als of is delinitief beschermd als monument ingevolge het Beschermingsbesluit dd. 24 april (st. 9) en zijn echtgenote zijn de gedelegeerd bestuurders van de, opgericht op 18 maart 1993, met als maatschappelijk doel het beheer van onrocrend goed en de bemiddeling bij aankoop, verkoop en verhuur van onroerend goed. Bij proces-verbaal dd. 30 juni 2011 wordt door de Inspectie RWO, na een melding door het agentschap Ruimte en Erfgoed, Industrieel erfgoed, inzake verwaarlozing van de, vastgesteld dat het onrocrend goed zich in een zwaar verwaarloosde toestand bevindt. Fase l werd uitgevoerd in 2008, met name de ontmanteling van de molen. Na deze fase werden geen acties meer ondernomen door de eigenaar. Ook blijkt geen enkel onderhoud meer te zijn gebeurd, waardoor de deterioratie van de romp versnelt en belangrijke erfgoedwaarden teloor gaan. Bij proces-verbaal dd. 18 januari 2012 wordt door de politiezone Regio vastgesteld dat de toestand van de molen slechter is geworden sedert de aanvankelijke vaststellingen. Meer stukken zijn naar beneden gekomen. 1. In hoofde van de eerste en de tweede beklaaede. De materialiteit van de feiten, voorwerp van de tenlastelegging, wordt door de eerste beklaagde, eigenaar, en de tweede beklaagde, gedelegeerd bestuurder van de eerste beklaagde, niet betwist. De beklaagden beroepen zich zowel op overmacht (p. 5 - punt 2.2 van hun besluiten) als op noodtoestand (p.6- punt 5 van hun besluiten) onder verwijzing naar de zware financidle moeilijkheden waarin de is terechtgekomen waardoor zij niet in de mogelijkheid was de restauratie verder te zetten. Noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond waarbij de dader een beredeneerde keuze maakt tussen enerzijds het naleven van de wet en anderzijds het plegen van een misdrijf om een belangrijker schade te vcrmijden. De wil van de dader is aldus niet uitgeschakeld. Overmacht daarentegen veronderstelt dat de vrije wil van de dader is uitgeschakeld en is een schulduitsluitingsgrond. Een verweer dat zowel op overmacht als op noodtoestand is gesteund is in dat opzicht dan ook tegenstrijdig. (Corn Gent 5 december 1991, TMR 1992, 100 ; Corr. Gent 18 mei 1999, TMR 1999, 496)

4 < blad 4 Overmacht kan enkel voortvloeien uit een gebeurtenis buiten de wil van de mens die door deze wil niet kan worden voorzien of vermeden. De financiele moeilijkheden van de, ingevolge een faliekant afgelopen financigle investering in een niet nader genoemd bouwproject, kunncn niet als overmacht gelden, zelfs al lag de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning voor dit niet nader genoemd bouwproject in de lijn van de verwachtingen. Op het ogenblik van de aankoop van de beschermde, verkeerde deze reeds in staat van verval (cfr. p. 18 strafdossier : "Huidige eigenaar uit kocht de molen in "Ik werkte toen als schrijnwerker in ", vertelt hij. "De molen trok mijn aandacht: het deed pijn te zien hoe die molen in verval raakte. "). De financiele implicates hiervan waren de eerste en de tweede bcklaagde dan ook op het ogenblik van de aankoop voldoende bekend. Door alsnog wetens en widens tot de aankoop van het beschermde monument, in de vervallen staat waarin het zich bevond, over te gaan, zonder hiertoe vooraf voldoende financiele reserves te voorzien of aan te leggen, handelden de beklaagden in strijd met wat een normaal zorgvuldige en vooruitziende persoon, geplaatst in dezelfde feitelijke omstandigheden, zou hebben gedaan. Dc rechter kan slechts aannemen dat de bcklaagde heeft gehandeld in noodtocstand, indien hij op basis van feitelijke elementen vaststelt dat de beklaagde was geplaatst voor een emstig, zeker en dreigend kwaad dat hij niet anders de belangen heeft kunnen vrijwaren, die hij verplicht of gerechtigd was voor alle andere te beschermen, door het plegen van het ten laste gelegde feit. Een nog ver verwijderd, denkbeeldig of louter theoretisch kwaad volstaan niet: het moet onmiddellijk of actueel en zeker of regel zijn. De beklaagden tonen niet aan dat de faling van de zich tijdens de incriminatieperiode regel aandiende, terwijl de vrees voor een mogelijke faling het ten laste gelegde feit niet rechtvaardigt. Algemenc fmancigle moeilijkheden volstaan niet, Overigens werd de eerste beklaagde bij Ministerieel Besluit dd een restauratiepremie van ,13 euro toegekend voor fase 1, waarvan de uitvoering werd verlengd tot bij besluit dd van de administrateur-generaal. Dat er op heden niets meer ter beschikking is ingevolge het verval van deze premie per is enkel aan de beklaagden zelf te wijten, die niet de nodige initiatieven hebben ondemomen om een bijkomende termijn van verlenging aan te vragen. (cfr. st. 3 beklaagden) Overigens dient te worden vastgesteld dat, lopende het opsporingsonderzoek, veeleer de malversaties met de architect en/of tussen de architect en de overheid als hoofdreden werd naar voor geschoven voor het uitblijven van de restauratie van de I! i

5 blad 5 Gelet op de gegevens van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting is de tenjastelegging in hoofde van de eerste en de tweede beklaagde bewezen. De beklaagden maken het bestaan van een schulduitsluitingsgrond, zoals overmacht of onoverkomelijke dwaling, of van een rechtvaardigingsgrond, zoals noodtoestand, niet enigszins geloofwaardig. De beklaagden handeldcn in strijd met wat een normaal zorgvuldige en vooruitziende persoon, geplaatst in dezelfde feitelijke omstandigheden, zou hebben gedaan. De feiten werden wetens en willens gepleegd voor rekening van de eerste beklaagde ; er is sprake van een eigen strafrechtelijke fout van de rechtspersoon, nl. door het gebrek aan zorg voor naleving van de regelgeving ter bescherming van het Vlaams Onroerend Erfgoed binnen de rechtspersoon. De tweede beklaagde stond als gedelegecrd bestuurder in voor de dagelijkse werking van de rechtspersoon en besliste tot het plegen van de feiten. De tenlastelegging dient de beide beklaagden te worden toegerekend en is hen verwijtbaar. Een geldboete zoals hiernabepaald, te vermeerderen met de opdcciemen, maakt een passende bestraffing uit, noodzakelijk om de beklaagden te doen inzien dat zij zich in de toekomst aan de decretale voorschriften dienen te houden. De feiten situeren zich voor, op en na 1 januari 2012, datum waarop de strafrechtelijke geldboeten, ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie van 28 december 2011 (Belgisch Staatsblad van 30 december 2011) met vijftig opdecimes dienen verhoogd te worden. De geldboete lastens eerste en tweede beklaagde uit te spreken dient dan ook telkens met vijftig opdecimes verhoogd te worden. 2. In hoofde van de derde beklaagde. De derde beklaagde, eveneens gedelegeerd bestuurder van de eerste beklaagde, vervult een louter administratieve functie binnen de eerste beklaagde en is als dusdanig niet betrokken bij het -project. Gelet op de gegevens van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting is de tenlastelegging in hoofde van de derde beklaagde niet bewezen. 3. De herstelvordering. Bij brief aan het parket van 21 juni 2009 heeft de gcmachtigde ambtenaar onroerend erfgoed een herstelvordering ingeleid. Zij strekt tot hcrstel van de plaats in de oorspronkelijke staat, meer bepaald : Herstel van alle beschadigingen door verwaarlozing met de bedoeling een bouwfysisch gezond monument te bekomen volgens herstelmethodes eigen aan

6 blad 6 historische monumentcn, meer bepaald windmolens. Er wordt uitgegaan van een maximaal hergebruik van het aanwezige en/of opgeslagen materiaal. Alle te vervangen materialen dienen qua (materiaaltechnischc) cigcnschappen, structuur, afmetingen (secties,...) kleur en (oppcrvlakte-)afwerking identiek te zijn aan het bcstaande en aanwezige materiaal. Voor alle houtwerk is de impregnate tegen verrotting en de behandeling tegen houtworm inbegrepen. Voor het uitvoeren van herstel dienen de tekeningen en plannen van het eertijds opgemaakt dossier nopens de molentechnische restauratie van de te worden gebruikt als leidraad. Fase 1: bouwkundig gcdcclte : EXTERIEUR - Uitvoeren van de nodige stabiliteitswerken om verdere scheur- en barstvorming te voorkomen door het aanbrengen van een verbrede (waarbij de huidige hiaten worde opgevangen, bvb. aan de poort) zool onder de wanden, opgebouwd in segmenten van 0,8 tot 1 meter (zie principeschets in bijlage). - Vakkundig herstel van de bedaking van het bijgebouw (afgedekt met rode dakpannen). - Demontage van de noodkap op de molenromp. - De reconstructie/het herstel van de molenkap met inbegrip van timmer- en dakschrijnwerk (afgedekt met natuurleien) waarbij eveneens alle nodige loodwerken dienen voorzien. Voor de verbindingen wordt de ambachtelijke wijze als oorspronkelijk toegepast. Het timmerwerk wordt aan de ruwbouw verankerd zodanig dat geen vcrschuivingen kunnen optreden. - Plaatsen van de nodige regenwaterafvoer in zink (bijgebouw). - Fundamenteel herstel van de scheur- en barstvorming in de molenromp. Herstel van het parement van de molen : * verwijderen van slechte, gescheurde bakstcen te vervangen door (herbruik-)bakstenen; * gedeeltelijke heropbouw van het parement en uitvoeren van de nodige herstellingen aan het parement (waarbij gebruik wordt gemaakt van kalmortel); * reinigen van het parement na afname (op deskundige wijze) van de bestaande buitencementering; * hervoegen van het parement (bij het verwijderen van de voegen wordt geen gebruik gemaakt van slijpschijven); * kaleien van het parement. - Voorzien van de nodige ankers. - Herstel van de buitenraamdorpels in platte getrokken tegelpannen, blauwe hardsteen (onderdorpels buitendeuren) of Boomse tcgels (naar oorspronkelijk model en plaatsing). - Herstel en deels reconstructs naar oorspronkelijk model van het buitenschrijnwerk en de lintelen (hang- en sluitwerk, voor zover historisch,

7 I - '- ' blad 7 maximaal te herbruiken. Voor de beglazing wordt opnieuw enkel getrokken j glas toegepasl. Het schrijnwerk dient opnieuw op een dcgelijke wijze geplaatst (zie plannen in bijlage). - Herstel van de houten gaanderij (grotendeels reconstructie). i INTERIEUR I - Herstel van dc houten vloeren en het vloertimmcrwerk per zolder (voorzien van de nodige uitsparingen voor trappcn, luivallen, e.a.) De nodige luiken dienen te worden herplaatst. - Herstel van de constructies in het interieur: de nodige balkkoprestauraties dienen uitgevoerd. Waar nodig worden verdeclbalkjes voorzien. - Herstel van de binnenafwerking, waarbij rekening gehoudcn wordt met het feit dat dit geheel niet gepleisterd was wel geschilderd. Bij het schilderwerk dient in de eerste plaats een onderzoek te gebeuren naar vochtschade, schimmelontwikkeling en mogelijke schade door zwammen en worden daartoe de nodige maatregelen genomen. Het beschadigdc metselwerk zal worden vervangen door stenen en voegwcrk gelijk aan de bestaande toestand, zij het in goede toestand. - Herplaatsen en/of herstel van de molentrappen waar nodig, naar oorspronkelijk model. j Fase 2 : molentcehnisch gedeelte. i EXTERIEUR Herplaatsen van de staart, lange zwepen, lange en korte spruitbalk, kruiwerk, rollenkruiwerk, wieken met geklinknagelde roeden/zomen van het hekwerk en windplanken, vangtrommel, vangbalk en sabel,... volgens de regels van de kunst. INTERIEUR j ( * J Herplaatsen van het volledige lopende werk (tandwielen, koningsspil, sporpot, meelgoten, meelbak, molenstenen,.,.) volgens de regels van de kunst. De gemachtigde ambtcnaar onroerend erfgoed vordcrt tevens dc verbeurte van een dwangsom. ; ij De rechtbank dient de herstelvordering op haar extemc en interne wettigheid te toetsen en te onderzoekcn of ze strookt met de wet, dan wel of ze op machtsoverschrijding of machtsafwending berust. In het Monumentendecreet is het enige herstel logischerwijze het (mogelijke) herstel in de oorspronkelijke toestand. De gemachtigde ambtenaar onroerend erfgoed verwijst ter verantwoording van de vordering tot herstel in de oorspronkelijke toestand naar de vaststclling dat het als monument beschermd goed werd verwaarloosd, waarbij gevaar bestaat voor j. j steeds verdervoortschrijdend verval. :j! In besluilen neergelegd ter zitting dd wordt tevens verwezen naar de { I I i t

8 blad 8 architecturale waarden van de en het waardevol molenbestand in Dc stukken van het dossier, met inbegrip van deze neergelegd door de beklaagden, tonen niet aan dat de feitelijke toestand waarop de herstelvordering steunt op voor de gegrondheid ervan relevante wijze is gewijzigd. Het door de herstelvorderende overheid gevorderde herstel van de plaats in haar oorspronkelijkc toestand is nog steeds noodzakelijk om aan de gevolgcn van het misdrijf omschreven in de tenlastelegging ecn einde te stellen. Het voordeel voor de goede monumentenzorg door het herstel van de plaats in de oorspronkelijke toestand weegt op tegen de last die er voor de overtreders uit voortvloeit. Het bestuur hecft uit de correct bcoordeelde feitelijke situatie dc naar recht en redelijkheid verantwoorde conclusie getrokken. De vordering is niet kennelijk onredelijk. Zij strookt met dc wet. In acht genomen de aard van de inbreuk bepaalt de rechtbank de termijn van het herstel - Voor wat betreft befiindiging fase 1 : binnen 24 maanden vanaf het in kracht van gewijsde gaan van huidig vonnis ; - Voor wat betreft befiindiging fase 2 : binnen 36 maanden vanaf het in kracht van gewijsde gaan van huidig vonnis ; om de eerste en de tweede beklaagde de nodige tijd te verschaffen om zich aan dc hen bij dit vonnis opgelegde verplichtingen te conformeren. De gemachtigde ambtenaar onroerend erfgoed vordert gemachtigd te worden tot ambtshalve uitvoering van de uitspraak en de niet-nakoming van het bevel tot herstel in de oorspronkelijke toestand te sanctioneren met de verbeurte van een dwangsom. De eerste en de tweede beklaagde hebben al voldoende tijd gckregen om vrijwillig het herstel uit te voeren, wat zij nalieten, zodat terecht de verbeurte van een dwangsom wordt gevorderd bij niet naleving van het bevel tot herstel. De hiema uitgesproken modaliteiten vormen een gepaste en noodzakelijkc aansporing van de beklaagden om hiertoe zelf over te gaan. De gemachtigde ambtenaar onroerend erfgoed vraagt om het vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad. Het zou niet passen dat het beoogde herstel, ingevolgc gebeurlijke dilatoire rechtsmiddelen, vertraging oploopt. In die omstandigheden kan de voorlopige tcnuitvocrlegging van het vonnis worden toegestaan. I I

9 blad 9 OM DEZE REDENEN: Gelet op de volgende artikelen door de Voorzittcr aangeduid: 2, 40, 50,100 van het Strafwetboek; 11, 12, 14, 31, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken; 162, 182, 184, 185, 189, 190, 191,194, 195, 203 par. 3, 407 van het Wetboek van Strafvordering; 1 van de wet van zoals gewijzigd door artikel 2 van de wet van houdende diverse bepalingen inzake justitie (II) (B.S ); en de hiervoor vermelde artikelen. DE RECHTBANK, Recht doende op tcgenspraak. Verklaart dc tenlastelegging niet bewezen in hoofde van derde beklaaede; spreekt derde beklaagde vrij uit dien hoofde en ontslaat haar van verdere rechtsvervolging ter zake, zonder kosten. Verklaart de tenlastelegging bewezen lastens eerste beklaagde en veroordeelt haar uit dien hoofde tot een geldboete van HONDERD EURO. Verklaart de tenlastelegging bewezen in hoofde van tweede beklaagde en veroordeelt hem uit dien hoofde tot een geldboete van HONDERD EURO. Veroordeelt eerste en tweede beklaagde solidair tot twee/derden van de kosten gevallen aan de zijde van het openbaar ministerie, tot heden in totaal begroot op de som van 148,39 euro, hetzij twee/derden van 148,39 euro of 98,93 euro. Legt een/derde van voormelde kosten, hetzij een/derde van 148,39 euro of 49,46 euro, ten laste van de Belgische Staat. Zegt dat bij toepassing van artikel 1, eerste en tweede lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, gewijzigd bij de wetten van 26 juni 2000, 7 februari 2003 en 28 december 2011, voormelde geldboeten met vijftig opdecimes verhoogd worden en aldus gebracht op telkens 600,00 euro. Beveelt dat bij gebreke van betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, de in hoofde van tweede beklaagde uitgesproken geldboete van honderd euro zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van <5n maand. Verplicht de veroordeelden elk een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO, verhoogd met 50 opdeciemen en aldus gebracht op telkens HONDERDV1JFTIG EURO (150,00 EURO) te betalen bij wijze van bijdrage tot de financiering van het Fonds tot financifile hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders (art. 29 van de wet van zoals laatst gewijzigd door K.B. van ; artikel 1 van de wet van zoals

10 «' blad 10! : gewijzigd door artikel 2 van de wet van houdende diverse bepalingen inzake justitie (II) (B.S )). Legt de veroordeelden elk de vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken op van teikens EENENVIJFTIG EURO TWINTIG CENT (51,20 EURO) in uitvoering van art. 91 tweede lid van het Koninklijk Bcsluit van 28 december 1950, houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals laatst gewijzigd door de artikclen 1 en 2 van het Koninklijk Besluit van 11 december 2001 betreffende de invoering van de euro in de regelgeving inzake justitie (geindexeerd zoals voorzien in artikel 148 van het K.B. van 28 december 1950 en de ministeriele omzendbrief nummer 131quater (ns) van 31 januari 2013). Beveelt de eerste en de tweede beklaagde solidair over te gaan tot herstel van de plaats nader vermeld in de oorspronkelijke dagvaarding, in de oorspronkelijke toestand, dit door: Herstel van alle beschadigingen door verwaarlozing met de bedoeling een bouwfysisch gezond monument te bekomen volgens herstelmethodes eigen aan historische monumenten, meer bepaald windmolens. Er wordt uitgegaan van een maximaal hergebruik van het aanwezige en/of opgeslagen materiaal. Alle te vervangen materialen dienen qua (materiaaltechnische) eigenschappen, structuur, afmetingen (secties,...) kleur en (oppervlaktc-)afwerking identiek te zijn aan het bestaande en aanwezige materiaal. Voor alle houtwerk is de impregnate tegen verrotting en de bchandeling tegen houtworm inbegrepen. Voor het uitvoeren van herstel dienen de tekeningen en plannen van het eertijds opgemaakt dossier nopens de molentechnische restauratie van de te worden gebruikt als leidraad. Fase 1 : bouwkundig gedeelte : EXTERIEUR - Uitvoeren van de nodige stabiliteitswerken om verdere scheur- en barstvorming te voorkomen door het aanbrengen van een verbrede (waarbij de huidige hiaten worde opgevangen, bvb. aan d.c poort) zool onder de wanden, opgcbouwd in segmenten van 0,8 tot 1 meter (zie principeschets in bijlage). - Vakkundig herstel van de bedaking van het bijgebouw (afgedekt met rode dakpannen). - Demontage van de noodkap op de molenromp. - De reconstructie/hct herstel van de molenkap met inbegrip van timmer- en dakschrijnwerk (afgedekt met natuurleien) waarbij eveneens alle nodige loodwerken dienen voorzien. Voor de verbindingen wordt de ambachtelijke wijze als oorspronkelijk toegepast. Het timmerwerk wordt aan de ruwbouw verankerd zodanig dat geen verschuivingen kunnen optreden. I

11 blad 11 - Plaatsen van de nodige regenwaterafvoer in zink (bijgebouw). - Fundamenteel herstel van de scheur- en barstvorming in de molenromp. - Herstel van het parement van de molen : * verwijderen van slechte, gescheurde baksteen te vcrvangen door (herbruik-)bakstenen; * gedeeltelijke heropbouw van het parement en uitvoeren van de nodige hcrstellingen aan het parement (waarbij gebruik wordt gemaakt van kalmortel); * reinigen van het parement na afname (op deskundige wijze) van de bestaande buitencementering; * hervoegen van het parement (bij het verwijderen van de voegen wordt geen gebruik gemaakt van slijpschijven); * kaleien van het parement. - Voorzien van de nodige ankers. - Herstel van de buitenraamdorpels in platte getrokken tegelpannen, blauwe hardsteen (onderdorpels buitcndcuren) of Boomse tegels (naar oorspronkelijk model en plaatsing). - Herstel en deels reconstructs naar oorspronkelijk model van het buitenschrijnwerk en de lintelen (hang- en sluitwerk, voor zover historisch, maximaal te herbruiken. Voor de beglazing wordt opnieuw enkel getrokken glas toegepast. Het schrijnwerk dient opnieuw op een degelijke wijze geplaatst (zie plannen in bijlage). - Herstel van de houten gaanderij (grotendeels reconstructs). INTERIEUR - Herstel van de houten vloeren en het vloertimmerwerk per zolder (voorzien van de nodige uitsparingen voor trappen, luivallen, e.a.) De nodige luiken dienen te worden herplaatst. - Herstel van de constructies in het interieur : de nodige balkkoprestauraties dienen uitgevoerd. Waar nodig worden verdeelbalkjes voorzien. - Herstel van de binnenafwerking, waarbij rekcning gehouden wordt met het feit dat dit geheel niet gepleisterd was wel geschilderd. Bij het schilderwerk dient in de eerste plaats een onderzoek te gebeuren naar vochtschade, schimmelontwikkeling en mogelijke schade door zwammen en worden daartoe de nodige maatregelen genomen. Het beschadigde metselwerk zal worden vervangen door stenen en voegwerk gelijk aan de bestaande toestand, zij het in goede toestand. - Herplaatsen en/of herstel van de molentrappen waar nodig, naar oorspronkelijk model. Fase 2 : molentechnisch gedeelte. EXTERIEUR Herplaatsen van de staart, lange zwepen, lange en korte spruitbalk, kruiwerk, rollenkruiwerk, wieken met geklinknagelde roeden/zomen van het hekwerk en windplanken, vangtrommel, vangbalk en sabel,... volgens de regels van de kunst.

12 blad 12 INTERIEUR Herplaatsen van het volledige lopende werk (tandwielen, koningsspil, sporpot, meelgoten, meelbak, molenstenen,,..) volgcns dc regels van de kunst. - binnen een termijn van 24 maanden vanaf het in kracht van gewijsde gaan van huidig vonnis, voor wat betreft besindiging fase 1 en - binnen een termijn van 36 maanden vanaf het in kracht van gewijsde gaan van huidig vonnis, voor wat betreft beeindiging fase 2. Veroordcelt de eerste en de tweede beklaagde solidair tot het bctalen aan de ambtenaar aangewezen door de Vlaamse Regering van een DWANGSOM van 100,00 euro per dag vertraging voor het geval dat de veroordeling tot herstel zoals hierboven vermeld niet volledig werd uitgevoerd, met dicn verstande dat de dwangsom zal verbeuren vanaf de eerste dag na de hoger vermelde hersteltermijn in zoverre huidig vonnis vooraf werd betekend. Dit betreft geen dwangsom in de zin van artikel 1385bis Ger.W. Beveelt dat voor het geval de plaats niet in de oorspronkelijke toestand wordt hersteld binnen voormelde termijn de Vlaamse Regering of de door de Vlaamse Regering aangewezen ambtenaar van ambtswege en op kosten van de veroordeelden in de uitvoering ervan kan voorzien, overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 15 3 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. Beveelt dat dit vonnis, wat betreft de beslissing over het herstel, uitvoerbaar is bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep. *** Alles wat voorafgaat werd, overeenkomstig de gebruik der talen, in het Nederlands behandeld. Aldus gevonnist en uitgesproken op de negenentwintig januari tweeduizend en veertien, bepalingen van de wet op het openbare terechtzitting van waar zetelden: I. Devisscher, alleenrechtsprekend rechter; N. Djillali, substituut- procureur des Konings; M. d Hoore, griffier, I.Devisscher