REACTIE VAN DE NEDERLANDSCHE BANK INZAKE DE CONSULTATIE VAN HET WETSVOORSTEL TER IMPLEMENTATIE VAN DE CAPITAL REQUIREMENTS DIRECTIVE (CRD IV)

Transcriptie

1 REACTIE VAN DE NEDERLANDSCHE BANK INZAKE DE CONSULTATIE VAN HET WETSVOORSTEL TER IMPLEMENTATIE VAN DE CAPITAL REQUIREMENTS DIRECTIVE (CRD IV) Deze reactie is oor De Neerlansche Bank aangeboen via e internet consultatie van e Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV). De Neerlansche Bank 24 mei 2013 Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

2 REACTIE VAN DE NEDERLANDSCHE BANK INZAKE DE CONSULTATIE VAN HET WETSVOORSTEL TER IMPLEMENTATIE VAN DE CAPITAL REQUIREMENTS DIRECTIVE (CRD IV) Deze reactie betreft e wijze van verankering van Europees recht in nationale regelgeving in breer verban. DNB heeft eveneens een meer specifieke, artikelsgewijze reactie op e consultatie gegeven. Zie hiervoor bijlage 1. Tevens heeft DNB een analyse uitgevoer over e volleighei van e implementatie van CRD IV in e Wft, zie hiervoor bijlage 2. De consultatie van e aanpassingen in e Wet op het financieel toezicht (Wft) ter implementatie van e gewijzige Capital Requirements Directive (CRD IV) is een belangrijke stap in e formele invoering van e CRD IV. De CRD en haar voorlopers zijn al ecennia een van e belangrijkste onerelen van het Europese toezichtregelgeving. Ook vormt e CRD e ruggengraat van e nationale regelgeving op het terrein van pruentieel toezicht, zelfs voor sectoren waarop e CRD zelf niet rechtstreeks van toepassing is. Voor eze sectoren heeft e Neerlanse wetgever besloten (elen van) e CRD overeenkomstig van toepassing te verklaren. Daarnaast is e CRD -en aaroor ook e nationale implementatie van e CRD IV- e basis van het op hanen zijne Europese banken toezicht oner e noemer van het Single Supervisory Mechanism (SSM). De Neerlansche Bank (DNB) maakt graag gebruik van e mogelijkhei in eze publieke consultatie te reageren, in aanvulling op e inzichten ie in e werkrelatie tussen het Ministerie van Financiën (het ministerie) en DNB rees geeel zijn. Dit ocument benoemt allereerst zorgen van DNB ten aanzien van e onerliggene structuur en inrichting van e Wft. Deze zorgen zijn toegenomen als gevolg van e wijze van implementatie van e CRD IV in e Wft structuur, maar hangen evengoe samen met e wijze van implementatie van aner Europees recht, recentelijk met name e inbeing van e Solvency II kaerrichtlijn en e AIFMD. DNB eelt eze reactie juist nu, mee gezien op e intentie van e Europese Commissie om meer richtlijnen ter hervormen tot veroreningen. DNB onersteunt het ministerie esgewenst bij het toewerken naar structurele herziening van e Wft met het oog op een toekomstbestenige inrichting van nationale pruentiële regelgeving. In sectie 3 zijn e belangrijkste zorgen van DNB naer uitgewerkt. In sectie 4 is een aantal mogelijkheen om e Wft toekomstbesteniger op te zetten opgenomen. 1. HOOFDLIJN VAN DE REACTIE VAN DNB DNB is van mening at e geconsulteere Wft aanpassingen ter implementatie van e CRD IV te weinig recht oen aan e wenselijkhei structurele en sector-overstijgene aanpassingen in e Wft aan te brengen. De implementatie CRD IV boo een kans eze al langer bestaane uitagingen te aresseren. De huiige Wft structuur lijkt niet, of in elk geval in stees minere mate, e meest voor e han liggene structuur om e Europese regelgeving op een inzichtelijke manier in e nationale regelgeving in te been. Met name waar rechtstreeks werken recht van e Unie samenhangt of overlapt met bepalingen in nationale regelgeving, kunnen vraagstukken ontstaan over e formele verhouing Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

3 tussen verschillene vormen van regelgeving en e afwingbaarhei aarvan. Daarbij is e cross-sectorale structuur van e Wft een complicerene factor, gezien e sterk sectoraal georiënteere aar van EU rechtshanelingen en e inhouelijke verschillen ie aaruit per sector voortvloeien voor soortgelijke regels en begrippen. DNB stelt aarnaast vast at e frequentie en omvang van wijzigingen in EU recht e laatste vijf jaar sterk is toegenomen. Dit vormt een aanvullene bron van complicatie aangezien het Neerlanse proces van regelgeving in e praktijk wringt met e in EU recht voorziene implementatietijslijnen. Dien ten gevolge is e inhouelijke kwaliteit van implementatie in nationale regelgeving oner ruk komen staan. De CRD IV is een aanzienlijke veranering van het pruentiële kaer voor het toezicht op een groot eel van e financiële sector, zowel qua inhou als qua vorm. Het lijkt voor e han te liggen eze wezenlijke veranering van Europees recht te weerspiegelen in nationaal recht. Het voorliggene wetsvoorstel reflecteert eze wezenlijke veranering echter in e optiek van DNB niet. DNB is voorts kritisch op e consistentie van e implementatie van e CRD IV mee gezien e implementatie van aner Europees recht. Een belangrijk onereel in eze kritiek ligt besloten in het gebruik van termen en geefinieere begrippen in e Wft. Vanwege het bestaan van efinities of woorelijk gelijke termen in e CRD Verorening (CRR), kunnen eze termen niet eenuiig woren toegepast. De Wft wijkt in een aantal gevallen terminologisch af van e CRD, waaroor e Wft strijig is met e CRR. In ie gevallen zal e CRR prevaleren. Nationale bestuursorganen, waaroner DNB, ienen zich onverkort te houen aan Europees recht, ook waar at strijig is met nationaal recht. Aangezien e gangbare opvatting is at oner toezicht staane entiteiten wel e rechten genieten ie volgen uit strijighei van nationaal met Europees recht, maar niet onverkort belast woren met e naelen ie uit e strijighei voortvloeien, wingt it DNB formeel acties te onernemen uit hoofe van EU recht, ie strijig zijn met nationaal recht. De belangrijkste potentiele bron van tegenstrijighei tussen Wft en CRD IV zijn termen en efinities ie in beie teksten voorkomen, maar een inhouelijk anere betekenis hebben, hetgeen betekent at DNB zal moeten afwijken van e Wft-efinities. Dit komt uiteraar e rechtszekerhei en e inzichtelijkhei van e toezichtspraktijk niet ten goee. De kwaliteit van e implementatie van e CRD IV in e Wft manifesteert zich in onuielijke en moeilijk te oorgronen regelgeving, ie bovenien op onerelen inherent tegenstrijig is. DNB hecht aan uielijke en transparante regelgeving, omat zowel e volleige en correcte naleving van pruentiële normen als het toezicht aarop hierbij sterk gebaat is. Onuielijkhei en inherente tegenstrijighei van e Wft-structuur woren met name gevoe oorat e verhouing tussen Europees recht en nationaal recht niet correct en inconsequent wort vormgegeven. Zorgen van DNB over e kwaliteit van e verankering van e CRD IV in e Wft zijn es te prangener omat e CRD e ruggengraat vormt voor vrijwel het gehele pruentiële kaer in e Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

4 Neerlanse regelgeving. De CRD is op zichzelf van toepassing op banken en een eel van e beleggingsonernemingen, maar wort oor kruisverwijzingen in Europees recht ook rechtstreeks relevant voor een aantal anere sectoren. Hierbij kan geacht woren aan e Markets in Financial Instruments Directive (MiFID), welke irect naar e CRD verwijst voor e kapitaalseisen van beleggingsonernemingen. Maar ook e AIMF richtlijn en e UCITS richtlijn verwijzen naar e artikelen in e CRD welke e kapitaalsinstrumenten efiniëren. Daarnaast wort e implementatie van e CRD op it moment in Neerlan niet alleen op banken wort toegepast, maar op onerelen in feite op e gehele financiële sector, met uitzonering van pensioenfonsen. Voor het regelgeven kaer voor verzekeraars zal e implementatie van CRD IV in zoverre van invloe zijn at een substantieel eel van e bepalingen in e Neerlanse wet- en regelgeving cross sectoraal van aar is en us zowel op banken als op verzekeraars van toepassing is. De kwaliteit van e CRD IV implementatie werkt us oor in het toezicht op e gehele financiële sector. 2. ACHTERGROND VAN DE CRD IV WIJZIGINGEN De CRD IV behelst een aanzienlijke wijziging ten opzichte van e bestaane situatie. Een belangrijke inhouelijke ontwikkeling betreft e inbeing van e moniale afspraken naar aanleiing van e kreietcrisis, beter beken als Bazel III. De CRD IV weerspiegelt e politieke keuzes ie in Europees verban zijn gemaakt ter opvolging van Bazel III. Daarnaast is e juriische vorm van e CRD IV volstrekt aners an e bestaane situatie. In e huiige situatie bestaat e CRD in feite uit twee richtlijnen (2006/48/EG en 2006/49/EG); e nieuwe CRD IV bestaat uit één Richtlijn (Directive: CRD ) en één Verorening (Regulation: CRR ). Daarnaast vormt e CRD e gronslag voor meer an 100 manaten voor e EBA om raft Bining Technical Stanars (BTS) op te stellen ie oor e Europese Commissie zullen woren vastgestel als level-2 veroreningen. Ook eze veroreningen zullen, evenals e CRR, rechtstreeks van toepassing zijn in alle listaten. De CRD IV is het eerste Europees toezichtrecht waarbij het mereneel van e materiële, aan instellingen gerichte, bepalingen in een verorening zijn opgenomen. In e voorgaane versies van e CRD waren eze materiële, aan instellingen gerichte, bepaling nog opgenomen in richtlijnen. Dit zorgt voor e complicerene factor at bepalingen welke nu in e Wft en lagere regelgeving zijn opgenomen, cross sectoraal van toepassing zijn, maar ie voortkomen uit e CRR, uit e Neerlanse wet- en regelgeving geschrapt moeten woren. Voor e cross sectorale toepassing van eze bepalingen op anere sectoren ient naar e verorening verwezen te woren. Na vaststelling van e CRR oor e Europese Commissie zullen naar verwachting nog meerere veroreningen volgen welke ezelfe consequenties zullen hebben op het Neerlans regelgeven kaer. 3. EFFECTEN IMPLEMENTATIE WIJZE EU RECHT Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

5 De implementatie van e CRD IV hout geen rekening met e ontwikkeling van het Europees recht op het terrein van het financieel toezicht, zoals eze e laatste jaren in een stroomversnelling is gekomen. Potentiële, voorzienbare en bestaane strijighei van e Wft-structuur met Europese Veroreningen wort immers niet weggenomen. De totstankoming van Bining Technical Stanars (BTS) van European Supervisory Authorities (ESA s) sins begin 2011 leit immers tot het bestaan van een groot aantal Europese Veroreningen op level-2 ie rechtstreeks toepasselijk zijn in e listaten en bij eventuele strijighei voorrang hebben op alle nationale regels. Eventuele noozakelijke nationale (implementatie)regels moeten qua formulering in elk geval usanig nauw aansluiten bij e CRD en CRR, at eze zich makkelijk laten vertalen naar e relevante BTS/level 2-veroreningen. De CRD IV creëert e gronslag voor meer an 100 van ergelijke BTS, naast e BTS ie op gron van aner EU recht tot stan zullen komen. Daarnaast gelt uiteraar e CRR als overkoepelene level 1 -verorening. Ook e in voorbereiing zijne komst van het Single Supervisory Mechanism (SSM) waarbij e ECB een met DNB geeele toezichttaak krijgt, wort niet optimaal onersteun met eze wetsaanpassing. Dat ha wel voor e han gelegen want het SSM beoogt zoveel mogelijk aan te grijpen bij rechtstreeks toepasselijk Unierecht. Het SSM regelt e verantwoorelijkheen bij het toezicht op banken uit hoofe van e CRD, en is erhalve niet gebaat bij onnoige en/of afwijkene omzetting van CRD- of CRR-bepalingen in nationale regels. De wezenlijke veranering van e CRD IV constellatie geeft aanleiing e Wft structuur te heroverwegen. Bij e inrichting van e Wft was nog geen zicht op een situatie waarin een groot eel van het pruentiële kaer wort vormgegeven oor rechtstreeks werkene Veroreningen (op zowel level 1 als level 2 ). Ook was het tempo van veraneringen in regelgeving bij e ontwikkeling van e Wft nog van een hele anere ore an op it moment het geval is. De bestaane Wft structuur, waarin relatief veel bepalingen uit EU recht (at tot enkele jaren geleen hoofzakelijk uit richtlijnen beston) op het niveau van e wet of aarop gebaseere algemene maatregelen van bestuur zijn geïmplementeer, is een complicerene factor bij het tempo at e ontwikkeling van EU recht van implementatietrajecten verlangt. Ook wijze waarop e CRD gebruikt is voor het kaer op anere sectoren an oner e CRD vallen is een complicerene factor. Door vast te houen een "klassiek" implementatiemoel wort onvoloene onerken at e structuur van e regelgeving op Europees niveau ingrijpen is gewijzig. Het klassieke implementatie moel (aan e han van e richtlijn aanpassingen oorvoeren in e wet, en vervolgens e lagere regelgeving aanpassen) is niet alleen (qua oorloop) tijroven, maar suggereert ook at e lagere regelgeving uitsluiten een uitwer is van bepalingen in e wet. Deze verhouing past in veel gevallen niet bij e structuur ie het Europees recht kent, waarin veel bepalingen naast elkaar bestaan. Bij e CRD IV implementatie wort zelfs e inruk in e wet gewerkt at e Verorening op e wet gebaseer is, hetgeen niet houbaar is als aaraan e klassieke betekenis van uitwer in lagere regelgeving wort gegeven. Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

6 Het wetsvoorstel roept vragen op oor e hanhaving van wettelijke (elegatie)gronslagen voor materiële regels ie -voor banken en beleggingsonernemingen- straks volleig in e CRR zijn geregel. Bijvoorbeel: waar e solvabiliteitsregels straks in e CRR zijn geregel, wort in e Wft e huiige gronslag (artikel 3:57) gehanhaaf. Voor e vraag aan welke concrete vereisten e solvabiliteit moet voloen, wort bovenien verwezen naar AMvB- of lager niveau: er zullen bij of krachtens AMvB regels woren gestel over e solvabiliteit. In ie regels zal an kennelijk verwezen woren naar e solvabiliteitbepalingen in e CRR. Wort niet of niet volleig naar bepaale CRR-bepalingen verwezen, an zouen eze conform eze systematiek kennelijk niet gelen. Dit zou evient onjuist zijn: e CRR-regels gelen onverkort, en wel uit hoofe van ie CRR zelf. Daar is geen tussenliggene bepaling in nationale wet- of regelgeving voor noig. Deze werkt zelfs compliceren, ook bij e hanhaving (ie in e nu gehanhaafe systematiek niet rechtstreeks kan aangrijpen bij e CRR-bepaling, maar altij het nationale verwijzingsartikel in Wft of AMvB als gronslag moet hanteren). Dit gelt ook voor anere materiële regels. Tegelijkertij woren niet alle materiele normen ie in e CRR staan in e Wft opgenomen. Deze inconsistentie roept vraagtekens op, te meer omat hieroor ezelfe bepalingen in e Wft voor sectoren ie wel en niet oner CRR vallen een anere betekenis heeft. De wet ter implementatie van e richtlijn kan niet goe woren beooreel, als niet heler is hoe e rechtstreeks werkene bepalingen uit e CRR zullen leien tot aanpassingen in ie wet en -met name- e aaroner hangene amvb's (waaroner -maar niet alleen- het Besluit pruentiële regels Wft). Dit vergt een parallel lopene wijziging (en consultatie) van zowel e wet als e relevante amvb's en toezichthouerregels. Omat nu e implementatiewet wort geconsulteer zoner at e conceptwijzigingsteksten van het Bpr en anere amvb s publiek beken zijn, kan geen volleige beooreling woren gemaakt van e correcte en volleige omzetting van het volleige CRD IV-pakket (us zowel richtlijn als verorening). De inruk is ook at hier relevante "gaten" (gaan) vallen tussen e Europese en nationale regels. Ook e komst van het SSM noopt tot zoveel mogelijk uniforme en als zoanig herkenbare regels op Europees niveau. Door CRR bepalingen in Neerlan slechts toepasselijk te laten zijn via gronslagen in e Wft en vervolgens verwijzingen op AmvB-niveau wort hieraan afbreuk geaan. Alle CRR-bepalingen moeten irect toepasbaar zijn, en niet inirect via Wft- en Bpr-artikelen. Nationale "vertaling" in Wft en Bpr moet tot het hoogst noozakelijke woren beperkt, en ient zich aarom uitsluiten te beperken tot bepalingen uit e richtlijn. Hierbij kan ook opgemerkt woren at een onjuiste implementatie van e CRD in e nationale wetgeving ertoe kan leien tot e ECB haar toezichtstaken op in Neerlan gevestige instellingen miner goe kan uitvoeren, of in elk geval juriisch gecompliceerer maakt. Er wort geen consistente wijze van implementeren gevolg. In enkele gevallen wort ynamisch verwezen, in anere gevallen wort een richtlijntekst letterlijk gekopieer en in weer anere gevallen wort een eigen tekst geformuleer. In at laatste geval niet altij op een wijze ie in overeenstemming is met e richtlijntekst. Dit roept niet alleen (onnoig) vragen op over e volleighei/correcthei van e Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

7 richtlijn implementatie, maar maakt ook at e aansluiting met e nog vast te stellen BTS van EBA wort bemoeilijkt. Deze sluiten stees aan bij e letterlijke teksten in e richtlijn (en beogen ook geharmoniseere toepassing aarvan), en laten zich lastig toepassen wanneer e nationale wet voor relevante elementen anere formuleringen hanteert. Hierbij zijn vooral e artikelen in e Wft ie paspoort notificatie artikelen uit e CRD implementeren een voorbeel van eze te vrije formuleringen. De Wft artikelen zijn in het wetsvoorstel niet gewijzig en zijn op zichzelf niet strijig met e CRD, maar houen geen rekening met e BTS welke EBA heeft opgestel. Definities woren niet op correcte wijze toegepast/geïmplementeer. De efinities in e CRR zijn ook van toepassing op e bepalingen in e CRD en erhalve us ook op e nationale implementatie van e CRD. In e Wft implementatie blijven gehanteere efinities echter cross sectoraal van toepassing (er wort geen onerschei gemaakt tussen banken/beleggingsonernemingen en overige onernemingen), en gelen eze voor zowel eel 2 en 3 van e Wft als voor e overige elen. Omat e relevante efinities in e Wft voor banken/beleggingsonernemingen niet zijn aangepast aan e CRR heeft it als consequentie at e lezer van e Wft per artikel uit e context (gaat het om een bank/beleggingsonerneming of anere onerneming?) zou moeten afleien of e CRR efinitie gelt of e Wft efinitie. Dit is bijvoorbeel, maar zeker niet uitsluiten, het geval bij relevante begrippen als financieel instrument en bijkantoor. Deze kennen in e CRR een eigen efinitie, ie op belangrijke punten afwijkt van e in e Wft gehanteere efinitie. Voor zover het gaat om entiteiten in een CRR-context, kan us niet langer e Wftefinitie woren toegepast. Dit vergt us van geval tot geval een beooreling van e sector waarin een bepaal begrip wort gebruikt. Aners gezeg: e Wft-efinities kunnen niet langer onverkort woren toegepast. Zo noig ient aarvan af te woren geweken, wanneer at noozakelijk is omat eze woren toegepast op oner e CRD/CRR vallene onernemingen en e Europese regels aarvoor afwijkene efinities kennen. Het behoeft geen naere toelichting at it e inzichtelijkhei en praktische toepasbaarhei van e regels voor CRR-entiteiten niet bevorert. Deze problematiek van e efinities zal overigens pas echt zichtbaar woren bij e wijzigingen in het Bpr, omat het Bpr e meeste materiële bepalingen bevat voor oner e CRD/CRR vallene onernemingen. Verscheiene van e bovengenoeme uitagingen in het nationale regelgevene kaer hangen samen en leien er toe at instellingen meer kosten zullen moeten maken om regelgeving te oorgronen en aan regelgeving te voloen. Een belangrijk effect van oner meere bovengenoeme issues ronom overlappene bepalingen in e Wft en tegenstrijige efinities is het feit at e Wft niet als zelfstanige tekst gelezen kan woren. Immers ieere bepaling in e Wft wort in potentie tegen gesproken oor een bepaling in e CRR of een van e BTS-en, waarbij het Europees recht in geval van tegenspraak over ie Wft bepalingen zal prevaleren. Een lezer kan, na e Wft van a tot z gelezen te hebben, niet weten at er bepalingen zijn in Europees recht ie in zijn specifieke casus tot een aner inzicht leien an at e Wft op zichzelf bezien oet vermoeen. Deze complicatie oet zich in een zuiver uit nationale regelgeving bestaan lanschap niet voor, omat lagere regelgeving slechts e wet naer kan uitwerken en bovenien in bepalingen waarin e wet naer is uitgewerkt elegatiegronslagen zullen Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

8 staan. Ook kent e CRD IV op zichzelf eze complicatie niet, want in e CRD zijn elegatie gronslagen eveneens bij ieere betreffene bepaling opgenomen. De potentiele tegenstrijighei tussen e Wft en e CRD in bree zin is het gevolg van e gevolge implementatie wijze. 4. OPLOSSINGSMODELLEN VOOR EEN TOEKOMSTBESTENDINGE WFT DNB is graag berei om het Ministerie te onersteunen bij een structurele herziening van e Wft, en onerkent e uitagene tijslijnen om eze herziening voor implementatie van CRD IV af te ronen. Dit behoeft echter geen belemmering te zijn voor e start van een structurele herziening van e Wft. DNB suggereert een aantal potentiele verbeteringen om, in afwachting van e structurele herziening van e Wft en naast in e bijlage opgenomen e artikelsgewijze reactie, een wettelijk kaer te creëren at e hanhaving van e CRD IV consistent mogelijk maakt en zoveel mogelijk uielijkhei biet aan oner toezicht staane entiteiten. In een eerer staium heeft DNB een mogelijke structuur voor het Besluit pruentiële regels (Bpr) met het Ministerie geeel. Hierbij wort het Bpr opgebouw als een matrix structuur van bepalingen ie op sectoren van toepassing zijn, waaroor toekomstige implementaties van anere richtlijnen woren vergemakkelijkt. DNB is graag berei eze matrix structuur samen met het Ministerie verer uit te werken. Om tegenstrijighei van bepalingen in e Wft en e CRR te voorkomen stelt DNB voor per eel van e Wft aparte efinities te hanteren. Hieroor zullen e efinities welke gelen in e CRR en e nationale implementatie van e CRD niet oorwerken in ie elen van e Wft welke geen uitwer van e CRD zijn. DNB is graag berei om samen met het Ministerie een eicate team op te zetten welke e volleige implementatie van e CRD IV uit te voeren. De inschatting van DNB is at it team e implementatie van CRD IV in e Wft, maar ook e lagere regelgeving inclusief toezichthouerregelingen, binnen e gestele tijslijnen voor CRD IV kan afronen. DNB suggereert voorts een structurele herziening van e Wft structuur voor te bereien met het oog op een toekomstbestenig regelgeven kaer. Een gestructureere aanpassing van e Wft, met in het achterhoof e ontwikkeling van het EU recht e laatste jaren heeft oorgemaakt, biet e kans een structurele verbetering oor te voeren ie e leesbaarhei en vinbaarhei van regelgeving kan onersteunen. Dit onersteunt spontane naleving van pruentiële normen en kan e kosten van naleving oor instellingen beperken. DNB suggereert alvast e volgene benaeringswijzen voor een herziene Wftstructuur: Een wetsystematiek waarin e wet uitsluiten e echt materiele voorschriften aan instellingen, e hoofstructuren van het toezicht en e bevoegheen van toezichthouers vast stelt, aangevul Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

9 met lagere regelgeving ie e uitwer van e materiele normen omvat en een inex vormt van e relevante Europese regelgeving, biet een velen malen eenvouiger structuur van regelgeving an thans bestaat. Ook kan eze werkwijze het implementatieproces versnellen en sluit eze systematiek beter aan bij e ontstane realiteit waarin vrijwel het gehele pruentiële kaer op in Europees recht is vervat of aar zijn gronslag in heeft. Een matrix structuur van zowel wet als lagere regelgeving waarin soortgelijke bepalingen per sector telkens in een gelijk patroon in regelgeving zijn terug te vinen zijn, kan een houbare balans zijn tussen e ambitie op nationaal niveau cross-sectorale regelgeving te hebben, waar een Brusselse realiteit bestaat at Europees recht sterk sectoraal georiënteer is. Een schets van zo n matrix structuur: separate artikelen voor e solvabiliteitseis ie aan banken en verzekeraars woren opgeleg, waarbij eze artikelen binnen een afeling op ezelfe locatie terug te vinen zijn, e volgore van onerelen van artikelen gelijkvormig is, uitzoneringen op e bepaling gelijkvormig georganiseer zijn. Het verient e voorkeur al het nationale recht zoveel mogelijk letterlijk te oen aansluiten bij EU recht en waar mogelijk zelfs e volgore binnen het EU recht in nationaal recht over te nemen. Nauwkeurige aansluiting van nationaal recht beperkt e kans at nationaal recht oor rechtstreeks werken EU recht wort tegen gesproken en biet vermoeelijk ook kansen implementatie sneller uit te voeren. Aansluiting zou zoveel mogelijk bij e Engelse versies van Europees recht moeten plaats vinen omat ie in e praktijk meer woren gehanteer an e Neerlanse tekst versies, mee gezien e kwaliteit aarvan. Waar ervoor wort gekozen ynamisch te verwijzen naar Europees recht verient het e sterke voorkeur van DNB it uitsluiten consequent te oen. DNB overweegt at aan ynamisch verwezen voor- (e.g. eenvouiger implementatie) en naelen (beperkte leesbaarhei) kleven ie in zekere mate overzienbaar zijn als eze systematiek consequent plaats vint. Daarnaast zou in e toelichting van regelgeving meer aanacht besteet kunnen woren aan e betekenis ie aan ynamisch verwijzen wort gegeven. Definities en systematisch gehanteere begrippen zouen zoveel mogelijk op ezelfe wijze geïmplementeer kunnen woren. Door efinities zoveel mogelijk op ezelfe wijze in te been en aarbij nooit tekstueel af te wijken van e EU tekst is e meest voorkomene bron van tegenstrijighei weggenomen. Lagere regelgeving vormgeven oor één AMvB per (eel van e) wet op te stellen voorkomt e nogal complexe samenhang van verschillene besluiten ie in e Wft structuur is ontstaan. Zo n systematiek reuceert verer e kans at bij e implementatie van herzieningen van EU recht bepalingen in lagere regelgeving over het hoof gezien woren, hetgeen op hanen lijkt te zijn bij e implementatie van e CRD IV. Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

10 5. BIJLAGE I ARTIKELSGEWIJZE REACTIE DNB Inhou 5. BIJLAGE I artikelsgewijze REACTIE DNB Algemeen Hooflijn van e artikelsgewijze reactie Volleighei van implementatie CRD in Wft context Artikelsgewijs commentaar Reactie op Artikel I onerelen A, K, L, AA, DD en NNN: 1:1, 1:75, 1:76, 3:2, 3:5, 4:3 Wft Niet opgenomen in wetsvoorstel: artikelen 1:79 en 1:80 Wft Onereel M: artikel 1:81 Wft Onereel N: artikel 1:90 Wft Onereel O: artikel 1:93e Wft Onereel P: artikel 1:97 Wft Onereel R: artikel 1:114 Wft Onereel Y: artikel 2:99 Wft Onereel AA: artikel 3:2 Wft Onereel BB: artikel 3:3 Wft Onereel GG: artikel 3:18a Wft Niet opgenomen in wetsvoorstel: artikel 3:33 Wft Onereel II: artikel 3:39 Wft Onereel KK: artikel 3:46a Wft Onereel MM: artikel 3:57 Wft Onereel OO: artikel 3:62a Wft Onereel RR: artikel 3:66 Wft Onereel TT: artikel 3:74a Wft Onereel UU: artikel 3:83a Wft Onereel WW: artikel 3:96 Wft Onereel XX: artikel 3:103 Wft Onereel YY: artikel 3:111a Wft Onereel ZZ: artikel 3:270 Wft Onerelen FFF, GGG en LLL: artikelen 3:278, 3:278a en 3:280 Wft Onereel FFF: artikel 3:278 Wft Onereel GGG: Artikel 3:278a Wft Onereel III: Artikel 3:278c Wft Onereel LLL: artikel 3:280a Wft Onerelen OOO en QQQ: artikelen 4:37h en bijlagen bij e Wft Reactie op artikel VI Artikel VI Reactie op artikel VIII Artikel VIII Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

11 6. ALGEMEEN 6.1 Hooflijn van e artikelsgewijze reactie Onerstaan is e artikelsgewijze reactie van DNB op het wetsvoorstel ter implementatie van CRD IV opgenomen. Deze reactie bevat niet e aanpassingen ie DNB noig acht om haar algemene commentaar te aresseren, maar bevat alleen een reactie op e geconsulteere wijzigingen. DNB is graag berei om eze reactie verer toe te lichten. 6.2 Volleighei van implementatie CRD in Wft context De geconsulteere wetswijziging is een niet volleige implementatie van e CRD IV en CRR. In het bijgevoege overzicht heeft DNB een analyse uitgevoer welke bepalingen uit e CRD IV en CRR niet in e geconsulteere wetswijziging zijn opgenomen. DNB onerkent at elen van e CRD IV en e CRR in lagere regelgeving, waaroner toezichthouerregelingen van DNB, tot aanpassing zullen leien waaroor eze elen van e CRD en CRR niet in it wetsvoorstel is opgenomen. Dit onerschei is in het bijgevoege overzicht an ook gemaakt. Het bijgevoege overzicht is echter maar één eel van e noozakelijke volleigheisanalyse, namelijk van CRD IV naar e Wft context. De omgekeere analyse, vanuit Wft context naar CRD IV, heeft DNB niet uitputten uitgevoer. Artikelen in e Wft ie geen irecte implementatie van CRD zijn, maar wel geraakt woren oor e CRD IV of strijig zijn met e CRD IV ienen ook aangepast te woren. Het Ministerie lijkt eze analyse ook niet uitgevoer te hebben, waaroor eze niet zijn opgenomen in it wetsvoorstel. Onerstaane artikelsgewijze reactie bevat enkele van eze Wft artikelen ie volgens DNB wel aangepast ienen te woren, maar niet in het wetsvoorstel zijn opgenomen. Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

12 7. ARTIKELSGEWIJS COMMENTAAR 7.1 Reactie op Artikel I onerelen A, K, L, AA, DD en NNN: 1:1, 1:75, 1:76, 3:2, 3:5, 4:3 Wft In e MvT bij artikel 1 (onerelen A, K, L, AA, DD en NNN (1:1, 1:75, 1:76, 3:2, 3:5, 4:3 Wft) staat het volgene vermel: "Zolang een naere invulling op Europees niveau van e begrippen 'publiek en 'opvorerbare gelen nog geen beslag heeft gekregen ligt het in e ree at e huiige nationale invulling van e begrippen relevant zal blijven voor e toepassing en uitleg ervan". DNB begrijpt het schrappen van het begrip besloten kring, maar aannemene at van een naere invulling op Europees niveau (voorlopig) geen sprake zal zijn, en een ruimere interpretatie - ie mogelijk meer aansluit bij e richtlijn kapitaalvereisten oner omstanigheen nuttig kan zijn, zou in e MvT niet gestel moeten woren zolang naere invulling nog geen beslag heeft gekregen, e huiige nationale invulling van e esbetreffene begrippen relevant zal blijven voor e toepassing en uitleg ervan. Dat is een beleislijn ie DNB ook zoner ie toelichting kan toepassen; met ie toelichting wort e beleisruimte van DNB us onnoig ingeperkt. verwarren is ook (zie MvT at het begrip publiek in eze efinitiebepaling kennelijk een anere strek heeft an atzelfe begrip in e context van het aanbieen van effecten (eel 5 Wft): hetzelfe begrip kan niet op verschillene plekken verschillene betekenissen hebben. in ezelfe mate is het verwarren at mbt e rechtstreeks verwijzing naar eposito s en anere terugbetaalbare gelen, e term eposito s onerscheien moet woren van het in artikel 1:1 geefinieere begrip eposito s. artikel 1:1, efinitie van "bank": aangezien voor eze efinitie rechtstreeks wort verwezen naar e CRR-efinitie van "kreietinstelling" en eze efinitie materieel overeenkomt met wat in e Wft "bank" wort genoem, lijkt het -ter bevorering van e inzichtelijkhei en e eenuiighei van het gehanteere begrippenkaer op Europees en nationaal niveau- beter ook in e Wft (weer) e term "kreietinstelling" te gebruiken Niet opgenomen in wetsvoorstel: artikelen 1:79 en 1:80 Wft artikelen 1:79 en 1:80, inclusief e aarbij behorene bijlagen: verwijzingen naar Wft- en Bpr-artikelen ie materieel overeenkomen met/woren vervangen oor rechtstreeks werkene CRR-bepalingen ienen te woren geschrapt en vervangen oor verwijzing naar eze CRR-bepalingen. De CRR-bepalingen werken immers rechtstreeks, en mogen aarvoor niet afhankelijk zijn van e vraag of "bij of krachtens" e Wft (us inclusief het Bpr) regels zijn gestel waarin e toepasselijkhei van ie CRR-bepalingen wort bevestig. Daarmee wort het Europeesrechtelijke implementatieverbo voor veroreningen genegeer, en e onjuiste inruk gewekt at nationale regels bepalen zijn voor e vraag of e CRR-bepalingen van toepassing zijn. De hanhaving van eze CRR-bepalingen ient bovenien bij voorkeur te woren geregel in het Besluit Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

13 uitvoering EU-veroreningen financiële markten, waarin it (in overeenstemming met artikel 1:79, eerste li onereel b en 1:80, eerste li onereel b) ook voor anere rechtstreeks werkene EU-veroreningen is geaan. Een onerschei maken tussen e CRR en anere EU-veroreningen (zoals prospectusverorening, MiFID-uitvoeringsverorening of EMIR) is noig noch wenselijk. Via e wer van artikel 1:3a Wft (op basis waarvan, voor e toepassing van zojuist genoem Besluit, bepalingen in een EU-verorening woren gelijkgestel aan "bij of krachtens e Wft gestele regels") komt bovenien ook toepassing van e artikelen 1:75 en 1:76 Wft (aanwijzing en benoeming curator) binnen bereik. Alus zal woren bereikt at DNB e inzet van hanhavingsmaatregelen rechtstreeks kan baseren op e CRR-bepaling(en) ie is/zijn overtreen, en aarvoor niet een tussenliggene nationale bepaling in e Wft of het Bpr noig heeft. Het is overigens ook verre van inzichtelijk wanneer DNB e overtreing van pruentiële regels in e CRR niet rechtstreeks kan hanhaven, maar als gronslag aarvoor moet (blijven) aangrijpen bij artikelen in Wft en/of Bpr (of anere amvb s). Die inzichtelijkhei is es te meer van belang op Europees niveau, gelet op e sterk toenemene rol en betrokkenhei van zowel e EBA als e ECB en anere bevoege autoriteiten in Europees (SSM-) verban. * e voorgaane principiële opmer inzake e verwijzing naar CRR-bepalingen gelt niet alleen met betrek tot e artikelen 1:79 en 1:80, maar ook voor anere bepalingen in het consultatievoorstel waarin wort verwezen naar Wft-bepalingen (zoals 3:57 en 3:63 Wft) ie feitelijk vervangen woren oor CRR-bepalingen. Ook e wer van ie CRR-bepalingen ient niet afhankelijk te zijn van e vraag of "bij of krachtens e Wft" regels zijn gestel omtrent e esbetreffene materie. Waar bepaale materiële normen (solvabiliteit, liquiiteit etc.) in CRR-bepalingen zijn geregel, ient rechtstreeks naar ie bepalingen te woren verwezen. Deze bepalingen werken rechtstreeks, en mag niet afhankelijk woren gestel van implementatiebepalingen in e Wft of amvb's Onereel M: artikel 1:81 Wft In artikel 1:81 ontbreekt e mogelijkhei om, zoals e artikelen 66 en 67 van CRD IV voorschrijven, een bestuurlijke boete van maximaal 5 miljoen op te leggen aan natuurlijke personen ingeval van overtreing van e in ie artikelen genoeme CRD- en CRR-bepalingen. Een eventueel gebruik van e reciivemogelijkhei (het huiige ere li van artikel 1:81) volstaat hiervoor niet, nu e CRD vereist at ook bij een eerste overtreing zo noig een boete met voornoeme (maximale) hoogte moet kunnen woren opgeleg Onereel N: artikel 1:90 Wft 1:90, tweee li samenvoegen met eerste li oor aan het eine "tenzij" toe te voegen (zoals ook in het huiige eerste li van artikel 1:90). Dit voorkomt een extra li, waaroor ook verwijzingen in anere artikelen (zoals artikel 1:65, eerste li Wft) naar het eerste t/m ere li van artikel 1:90 blijven kloppen. In het viere li van 1:90 graag e opsomming voorzien van letters a t/m c (eveneens zoals in het huiige artikelli) Onereel O: artikel 1:93e Wft artikel 1:93e: it artikel implementeert artikel 59, tweee li CRD IV (nieuwe artikelnummering). Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

14 Dezelfe CRD-bepaling regelt ook uitwisseling met rekenkamers. In Neerlan is ervoor gekozen e laatstbeoele uitwisseling te regelen bij afzonerlijk (spoe)wetsvoorstel, waarmee een nieuw artikel 1:93 aan e Wft wort toegevoeg. Artikel 1:93e is tekstueel gelijk aan zojuist beoel artikel 1:93, zij het at 1:93e het woor "reelijk" bevat waar het gaat om het ooreel van e verzoekene instantie. Dit ontbreekt bij artikel 1:93 en ient aarom -nu geen inhouelijk verschil kan en zal zijn beoog vanwege implementatie van hetzelfe CRD artikel- te woren gelijkgetrokken Onereel P: artikel 1:97 Wft Artikel 1:97, viere li: hier wort een nieuw criterium geïntrouceer voor afwij van e (beginsel)plicht tot irecte publicatie van (nog niet onherroepelijke) boetebesluiten. De tekst sluit echter niet aan bij e tekst van het CRD-artikel at wort geïmplementeer, en voegt nieuwe, onuielijke elementen toe (zoals afzien van herleibare publicatie "inien it zich niet zou verragen met e openbare ore"). Anerzijs ontbreekt bijvoorbeel het gevaar voor onermijning van een lopen strafrechtelijk onerzoek als uitzonering, terwijl e CRD it wel expliciet noemt. Daarom graag gelijktrekken met e CRD-tekst, zoat ie juist en volleig wort geïmplementeer. Overigens verplicht artikel 68 CRD IV tot publicatie van onherroepelijke boetebesluiten en ient aarom e "tenzij-clausule" in artikel 1:98 ienovereenkomstig te woren aangepast. Artikel 68 CRD schrijft immers voor at eze sancties altij moeten woren gepubliceer (hetzij herleibaar, hetzij anoniem als aan e voorwaaren aarvoor is volaan) in elk geval zora zij onherroepelijk woren. Het voorstel laat immers e mogelijkhei open om volleig van publicatie af te zien, hetgeen niet in lijn is met e CRD. Daarnaast ient ook artikel 1:99 (publicatie last oner wangsom) op overeenkomstige wijze te woren aangepast, om eenuiige afwijscriteria bij publicatie te hanteren. Voor zover het gaat om onherroepelijke lasten oner wangsom is wel e vraag of e huiige Wft in lijn is met e CRD, nu artikel 1:99 het mogelijk maakt volleig van publicatie af te zien (aners an e CRD voorschrijft, ervan uitgaane at zowel bestuurlijke boetes als lasten oner wangsom moeten woren begrepen oner e publicatieplicht in artikel 68 CRD). Uiteraar gelt het voorgaane uitsluiten met betrek tot banken en beleggingsonernemingen en voor zover het CRD- of CRR-overtreingen betreft, en niet voor anere financiële onernemingen en overtreingen. Daar kan en ient e huiige systematiek behouen blijven, tenzij ook e op ie entiteiten toepasselijke richtlijnen zouen nopen tot aanpassing van e publicatieregels Onereel R: artikel 1:114 Wft Algemeen commentaar: 1. bonusplafon in eel 1 Wft. Het voorstel leit ertoe at er nu twee losse artikelen in eel 1 Wft staan over beloningen (bonusverbo bij staatssteun en bonusplafon), terwijl e rest van e CRD IV-bepalingen over beloning in e Wft niet expliciet woren genoem. Het beloningsbelei is namelijk een onereel van beheerste en integere berijfsvoering, at is opgenomen in eel 3 Wft. Gevolgen hiervan is: o Het verban tussen e verschillene risk alignment instrumenten (verhouing vast:variabel, targets, vaststellen pool, eferral en malus, uitbetaling in financiële instrumenten en retentie en claw back) beloningsbepalingen verloren raakt. o o het verban raakt verloren tussen beheerste en integere berijfsvoering en beloningen. Zie punt 4 hieroner: als e reikwijte van e bepalingen in eel 1 Wft verschilt van ie in e Rbb, zal at e toepassing van alle beloningsregels binnen groepen belemmeren. Beie bepalingen (bonusverbo en bonusplafon) zijn min of meer opgenomen in e Regeling beheerst beloningsbelei. Dit leit tot onuielijkhei over e precieze verplichting voor e instelling, zeker oor het gebruik van verschillene terminologie. Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

15 2. Uitgangspunt genoem in e MvT: formulering vast en variabel aangesloten bij formulering bonusverbo (artikel 1:112, eerste li). Gekozen uitgangspunt leit tot onuielijkhei van e inhou van e regels, zeker nu een onereel van e CRD IV in e Wft wort geïmplementeer en e rest in e Rbb. Het is zeer eenvouig voor een avocaat van een instelling om te betogen at bonus niet hetzelfe is als beloning (zie alleen al e interpretaties van ontslagvergoeing recent). Hetzelfe gelt voor niet-vaste beloning en variabele beloning, zeker nu vaste beloning niet is geefinieer. Dit verhinert hanhaving van e bepalingen (it hebben wij e laatste tij al moeten ervaren) en belemmert us het toezicht op beloningen. Oplossing zou zijn om van e wijziging van Wft gebruik te maken om art 1:112, eerste li aan te passen aan e CRD. 3. Discount rate: zoals nu verwoor is een onjuiste interpretatie van e iscount rate. Het is lastig om concrete verplichting op te nemen in e Wft, omat e inhou en toepassing van e iscount rate nog oor EBA moet woren uitgewerkt. Daarom zou het het beste zijn om (op een of anere wijze) te verwijzen naar e BTS, ie nog moet woren opgestel. 4. Art 88 CRD IV bepaalt at e beloningsbepalingen moeten woren toegepast op group, parent company an subsiiary levels, incluing those establishe in off shore centres. Vragen hierbij: o o Gelt e Wft ook voor al ie niveau s? Als er een verzekeraar of anere (financiële) onerneming in e groep zit, moet ie an ook voloen aan art 1:114? Voorgestele aanpassingen aan art 1:114 Wft Hoofstuk 1.9 Maximale variabele beloning voor bank of beleggingsonerneming Hier staat variabel, terwijl in e tekst e term niet vast wort gebruikt. Graag consistent gebruik van e term variabel in eel 1 en e regeling beheerst beloningsbelei. Nu woren verschillene termen gebruikt voor hetzelfe begrip. Bij voorkeur een efinitie opnemen in art 1:1 Wft. Artikel 1: Een bank of beleggingsonerneming raagt er zorg voor at het niet vaste eel van e beloning van een meewerker ie een hogere leiinggevene, risiconemene of controle functie uitoefenen en elke meewerker ie een totale beloning ontvangt van hetzelfe of een hoger niveau als e categorieën van meewerkers ie een hogere leiinggevene of risiconemene functie uitoefenen, wier werkzaamheen het risicoprofiel van e financiële onerneming materieel beïnvloeen, niet hoger is an 100% van e vaste beloning op jaarbasis. Opmeren li 1: - Is het e beoeling van Financiën om e reikwijte van it artikel voor beleggingsonernemingen te verbreen tot alle beleggingsonernemingen? De CRD bepaling is alleen van toepassing op ie beleggingsonernemingen ie vallen oner e efinitie in e CRR. - Terminologie niet vaste eel : Het is beter om e terminologie van e CRD te hanteren. Nu is onuielijk of niet-vaste beloning gelijk is aan variabele beloning. Het zal e vraag kunnen oproepen welke beloningen nu aan e specifieke eisen van variabele beloning van e CRD moeten voloen. Zeker nu we tussenvormen van beloning zien ontstaan, is het noozakelijk om zeer helere efinities te geven. Zie ook eerere opmer bij e titel van it hoofstuk - Aanpassing van e term meewerkers naar het enkelvou. Inien het meervou wort gebruikt, zou men theoretisch ook gemiel voor alle meewerkers kunnen voloen aan e norm, terwijl voor elke iniviuele meewerker niet wort volaan aan e norm. 2. In afwij van het eerste li kunnen aaneelhouers, eigenaren of leen van e bank of beleggingsonerneming besluiten het niet vaste eel van e beloning van een meewerker te Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

16 verhogen, inien het niet-vaste eel niet hoger is an l 200% van het vaste eel van e beloning van een meewerker en is volaan aan e volgene voorwaaren: Opmeren li 2: - Reactie van e aanhef van li 2 aangepast (zie roe tekst) om beter aan te sluiten bij e formulering van e CRD. Ook ient e aanpassing om te uien at e aaneelhouers besluiten e beloning te verhogen. Zij stemmen niet in. - De zinsnee aaneelhouers, eigenaren of leen. Het is niet helemaal uielijk wie met eigenaren of leen woren beoel. Aaneelhouers zijn namelijk ook eigenaar. Wort met leen geoel op leen van een coöperatie? Dan graag veruielijken. Nu kan het ook gelezen woren als leen van e RvB a. e aaneelhouers, eigenaren of leen van e bank of beleggingsonerneming nemen het besluit op basis van een onerbouw en geetailleer verzoek van e bank of beleggingsonerneming waarin ten minste het volgene is opgenomen: i. e reenen en reikwijte van het voorstel van het verzoek; ii. het aantal meewerkers at het verzoek betreft; iii. e functies van e betrokken meewerkers; iv. e verwachte impact ie het verzoek zal hebben op het voloen aan e vereisten van artikel 3:57 en 3:62a. Opmeren onereel a: - Onereel iv is gewijzig om aan te sluiten bij e CRD terminologie capital base. De in het wetsvoorstel opgenomen passage impact ie het verzoek zal hebben op e kapitaalbuffer is feitelijk onjuist. De kapitaalbuffer is maar een zeer beperkt en specifiek onereel van e capital base. De capital base is feitelijk al het aanwezig vermogen wat kwalificeert als kapitaal oner art 3:57 en art 3:62a. - Zie eerere opmer over zinsnee aaneelhouers, eigenaren of leen. - Reactie van aanhef gewijzig om e wijziging in e aanhef van li 2 te weerspiegelen. Tevens sluit het artikel oor e wijziging beter aan bij e CRD. b. e aaneelhouers, eigenaren of leen van e bank of beleggingsonerneming besluiten bij meererhei van 66% van e stemrechten oner e voorwaare at ten minste 50% van e aaneelhouers of eigenomsrechten is vertegenwoorig, of, wanneer it niet het geval is, bij gewone meererhei van stemrechten wanneer ten minste 75% van e aaneelhouers of eigenomsrechten is vertegenwoorig; Opmeren onereel b: - Toevoegingen geaan om te uien waarvan het percentage wort genomen. Nu is het onereel veel te vaag over wat beoel is. Tevens e vraag hoe it werkt in het geval van een coöperatie waar geen aaneelhouers of eigenomsrechten zijn, maar leen. - Zie eerere opmer over zinsnee aaneelhouers, eigenaren of leen. c. e bank of beleggingsonerneming stelt alle aaneelhouers, eigenaren of leen van e bank of beleggingsonerneming ervan in kennis at een besluit op basis van it artikel van hen zal woren gevraag en zal een reelijke termijn stellen voor it besluit; Opmeren onereel c: - Reactie van aanhef gewijzig om e wijziging in e aanhef van li 2 te weerspiegelen. Tevens sluit het artikel oor e wijziging beter aan bij e CRD - Zie eerere opmer over zinsnee aaneelhouers, eigenaren of leen.. e bank of beleggingsonerneming informeert e toezichthouer per omgaane over het in onereel c beoele besluit, inclusief het voorgestele hogere percentage en e gronen aartoe, en zal gemotiveer aantonen aan e toezichthouer at het voorgestele hogere percentage niet-vaste beloning niet in strij is met e verplichtingen Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

17 ie e bank of beleggingsonerneming heeft oner richtlijn [ ] en verorening [ ], aarbij met name in aanmer nemen e solvabiliteitsvereiste ie conform artikel 3:57 van toepassing is op e bank of beleggingsonerneming; Opmeren onereel : - Voorgestele reactie van onereel kwam niet overeen met e CRD. Aanpassingen gemaakt om reactie van het onereel in lijn te brengen met e aangepaste aanhef. - Toevoeging gemaakt aan het eine van het onereel, aar e essentiële koppeling met e own funs requirement van e instelling niet was opgenomen in het wetsvoorstel. e. e bank of beleggingsonerneming informeert e toezichthouer per omgaane over e beslissing ie haar aaneelhouers, eigenaren of leen hebben genomen, alsmee het eventueel vastgestele hogere percentage; Opmer onereel e: - De term eigenaren toegevoeg om e reactie gelijk te houen met e overige leen. Het is namelijk niet uielijk waarom voor it li een onerschei gemaakt is. f. e toezichthouer zal e in onereel e beoele informatie oorgeven aan e Europese Bankenautoriteit en gebruiken om het gebruik van li 2 oner banken of beleggingsonernemingen te vergelijken; Opmer onereel f: - Dit is een plicht aan DNB om informatie te elen met EBA. Deze bepaling hoort niet in it artikel. Tevens wort in e Wft e term e toezichthouer meestal vervangen oor het irect benoemen van e AFM of DNB. g. meewerkers of personen werkzaam oner verantwoorelijkhei van e bank of beleggingsonerneming waarop het hogere maximum percentage van niet-vaste beloning van toepassing is, mogen geen stemrechten uitoefenen waarover zij beschikken als aaneelhouer, eigenaar of li, irect of inirect, met betrek tot e beslissing op het verzoek beoel in onereel c. Opmer onereel g: - Zinsnee meewerkers of personen. In e rest van het artikel wort alleen gesproken over meewerkers. Waarom wort in it onereel e reikwijte van het artikel aangepast? Wat is het oel en nut van eze toevoeging? 3. In afwij van het eerste li kan tot maximaal 25% van het niet vaste eel van e beloning een iscount rate woren toegepast bij e berekening van het in het eerste li beoele niet vaste eel van e beloning, mits it eel wort uitgekeer in instrumenten waarvan e uitkering minimaal 5 jaar is uitgestel. De iscount rate wort oor EBA vastgestel. Opmeren li 3: - Dit is een foute interpretatie van e iscount rate. Op it punt moet heel precies naar e toekomstige BTS van EBA woren verwezen. De huiige reactie van it li is, zeker met het oog op e aankomene BTS van EBA, strijig met e CRD Onereel Y: artikel 2:99 Wft Toevoeging van art 3:46a aan e vergunningsvereisten voorkomt het toetreen van beleggingsonernemingen uit lanen waar het toezicht regime niet equivalent is. Dit zou DNB er alsnog toe verplichten om toezicht te houen op solvabiliteit en eigen vermogen, in gevallen waarin it gezien e juriische vorm van het bijkantoor of e vrije ienstverlening van e beleggingsonerneming niet Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

18 mogelijk is. Inien e beleggingsonernemingen uit een ere lan opereert via een bijkantoor kan DNB praktisch gezien geen solvabiliteitstoezicht houen terwijl e wet it wel vereist. Dezelfe problematiek was ook van toepassing op banken, maar wort miels it wetsvoorstel wel aangepast. Voor beleggingsonernemingen is e aanpassing op eze wijze nog niet volleig en zou erhalve nog aangegeven kunnen woren at e solvabiliteitseis en e eigen vermogenseis op niveau van e beleggingsonerneming als geheel wort opgeleg, en niet op het niveau van het bijkantoor zoals e Wft nu suggereert Onereel AA: artikel 3:2 Wft Gezien het feit at e bepalingen in artikel 3:4 in feite woren verplaatst naar artikel 2:13a is het e vraag of het wenselijk is at artikel 3:2 Wft nog in eze vorm blijft bestaan. De onernemingen beoel in artikel 3:2 verrichten quasi-bancaire activiteiten, waarvoor met artikel 2:13a e mogelijkhei bestaat een vergunning te verkrijgen. Het lijkt in e ree te liggen artikel 3:2 af te schaffen, eveneens te verplaatsen naar eel 2, anwel (voorkeursoptie DNB) nauwkeuriger in e wet vast te leggen oner welke omstanigheen concernfinancieringsmaatschappijen actief kunnen zijn Onereel BB: artikel 3:3 Wft Wijziging vrijstellingsbepaling van het huiig artikel 3:3 Wft. Op gron van e consultatietekst kan bij Ministeriele regeling tevens vrijstelling woren geregel van het in het Deel pruentieel toezicht bepaale regels voor houers van een bankvergunning als beoel in artikel 2:13a Wft. De ratio van eze bepaling is onuielijk. Het ligt niet in e ree een houer van een vrijwillige bankvergunning een vrijstellingsmogelijkhei te bieen. Men opteert immers vrijwillig voor een bankvergunning, en aaruit vloeit voort at het toezichtregime gelijk is aan e 2:11 Wft vergunninghouers. Een vrijstelling via art 3:3 Wft voor opt-in banken zal ook betekenen at eze instellingen niet meer kwalificeren als institutions oner e CRD. Dit heeft tot effect at kreietinstellingen eze opt-in banken niet meer als institution mogen classificeren, wat zal resulteren in het moeten toepassen van hogere risicowegingen voor corporates voor e opt-in. Dit is een tegenovergestel effect an beoel is met het creëren van e opt-in vergunning. De mogelijkhei voor e verlening van een vrijstelling aan beleggingsonernemingen van e bepalingen in eel 3, zou eveneens moeten woren geschrapt. De CRR en CRD kennen immers op zichzelf staane uitzoneringen en ontheffingsmogelijkheen, alle in e Wft aarbovenop bestaane vrijstellingen of uitzoneringen zijn strijig met het EU recht Onereel GG: artikel 3:18a Wft Eerste li: in het eerste li wort e reikwijte van e evaluatie beperkt tot art 3:17, e liquiiteit en het toetsingsvermogen. Dit is echter een beper van e reikwijte zoals beoel in art 97 CRD, namelijk e volleige CRR en CRD. Dit wort niet opgevangen oor e verwijzing naar art 98 CRD in het eerste li. De aanhef van het eerste li ient in overeenstemming of gelijkluien te zijn met het eerste li van art 97 CRD. Eerste li, onerelen a t/m c: In e laatste versie van e CRD IV zijn onerelen a en c gecombineer tot 1 onereel. Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

19 Tweee li: e verwijzing naar "wijze waarop berijfsvoering is ingericht" lijkt te beperkt, graag vasthouen aan e formulering "strategieën, proceures en maatregelen ingevolge artikel 3:17" (in overeenstemming met het huiige artikel 3:18a, en ook in lijn met artikel 3:111a). Tweee li: "instellingen" veraneren in "banken of beleggingsonernemingen" Viere li: in it li wort verwezen naar art 99 (96 oue nummering) CRD. Deze verwijzing neemt echter niet e reikwijte van art 99 mee ie in li 2 van it artikel wort geefinieer. Ook woren e maatregelen welke als gevolge van li 3 art 99 CRD moeten woren opgeleg niet meegenomen. De implementatie van art 99 CRD is us niet geaan. De ynamische verwijzing is niet zoanig geaan at het artikel goe wort geïmplementeer Niet opgenomen in wetsvoorstel: artikel 3:33 Wft In lijn met e verplaatsing van artikel 3:4 Wft naar eel 2, art 2:13a Wft, ient it artikel ook naar eel 2 verplaatst te woren. Het artikel bevat een bepaling over e uitbreiing van e vergunning. Toevoeging van it artikel aan het eel over vergunningen ligt erhalve in e ree Onereel II: artikel 3:39 Wft In artikel 3:32 Wft wort e zinsnee ten minste terecht verwijer. Waarom wort at in eze vergelijkbare bepaling voor bijkantoren niet geaan? Voor beie bepalingen gelt ezelfe reenering at het een bank niet is toegestaan anere als an niet financiële activiteiten te verrichten an e financiële activiteiten waarop e vergunning betrek heeft Onereel KK: artikel 3:46a Wft 3:46a: in het eerste li van artikel 3:46 is (met betrek tot banken) tevens toegevoeg at e moeer in een ere lan oner voloene geconsolieer toezicht moet staan. Dit is in artikel 3:46a niet geregel voor beleggingsonernemingen Onereel MM: artikel 3:57 Wft 3:57, tweee li: voor banken en beleggingsonernemingen ienen e solvabiliteitsvereisten niet langer "bij of krachtens amvb" te woren bepaal, maar volgen eze rechtstreeks uit e CRR. Er moet us naar e relevante elen/artikelen van e CRR woren verwezen. Zie verer e eerere opmer over it meer principiële punt Onereel OO: artikel 3:62a Wft 3:62a, tweee li onereel : het is niet juist om e kapitaalconserveringsbuffer te koppelen aan "het risico van een kapitaaltekort voor ie financiële onerneming". Deze buffer ient op gron van e CRD altij te gelen, en is niet afhankelijk van enig risico van een kapitaaltekort. Ook als zo'n risico (nog) niet bestaan, ient e buffer te gelen Onereel RR: artikel 3:66 Wft 3:66: DNB heeft e voorkeur voor vervanging van e wooren "in overeenstemming met" oor "na overleg met". Uiteraar zal bij een eventueel voornemen om maatregelen als beoel in artikel 443a CRR te treffen stees overleg woren gezocht met het ministerie, maar naar het ooreel van DNB zou e plicht om aarbij altij overeenstemming te bereiken afbreuk oen aan Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013

20 haar zelfstanighei en onafhankelijkhei als bevoege autoriteit. De verantwoorelijkhei van e minister wort bovenien al voloene gereflecteer in artikel 1:29 Wft. toelichting bij artikel 3:66: in e toelichting wort opgemerkt at het inzetten van maatregelen als beoel in artikel 443a CRR "tevens invloe heeft op het functioneren van e reële economie en e nationale vastgoemarkt". Dat laatste kan echter niet zoner meer woren gezeg, maar is afhankelijk van e aar en inhou van e maatregel Onereel TT: artikel 3:74a Wft 3:74a: it artikel richt zich nog uitsluiten tot DNB, banken zelf moeten rechtstreeks aan e materiële isclosure verplichtingen in eel 8 CRR voloen. De hanhaafbaarhei is aaroor niet langer aequaat geregel: e overtreing van eel 8 CRR moet zelfstanig hanhaafbaar zijn. Artikel 3:74a is niet langer het artikel at gehanhaaf kan woren, nu it geen materiële verplichtingen aan onernemingen oplegt. In aansluiting bij bovenstaane principiële commentaar over verwijzing naar en toepassing van CRR-bepalingen: it kan eenvouig woren geregel oor eel 8 CRR of e aarin opgenomen artikelen op te nemen in het Besluit uitvoering EUveroreningen financiële markten. toelichting bij 3:74a: at artikel 3:74a niet langer e materiële verplichtingen voor banken hoeft te regelen omat eze al in e CRR zelf zijn geregel is volstrekt juist. Deze toelichting bevestigt echter es te meer at het vreem en ook onjuist is at it principe niet breer is toegepast in it consultatievoorstel (zoals voor e in e CRR geregele verplichtingen voor banken ten aanzien van solvabiliteit en liquiiteit) Onereel UU: artikel 3:83a Wft 3:83a. Deel 8 van e CRR wort hier "van overeenkomstige toepassing" verklaar. Zie commentaar bij artikel 3:74a: overtreing van ie CRR-normen moet hanhaafbaar woren gemaakt. Dat kan niet via 3:83a zelf, nu het niet eze bepaling is ie kan woren overtreen. Tekstueel punt: na "verorening" het woor "kapitaalvereisten" toevoegen Onereel WW: artikel 3:96 Wft DNB ziet onereel a, eerste li van artikel 3:96 Wft graag als volgt aangepast: 1. Het is een bank met zetel in Neerlan verboen, aners an na verkregen verklaring van geen bezwaar van e Neerlansche Bank, a. uitkeringen te verrichten in verban met haar vermogensbestanelen, beoel in artikel 24, eerste li, van e verorening kapitaalvereisten, onerscheienlijk bestanelen van haar eigen vermogen, beoel in artikel 373, eerste li van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, betalingen te verrichten op haar vermogensbestanelen, beoel in artikel 48 van e verorening kapitaalvereisten; Toelichting: Een bank ient een verklaring van geen bezwaar (vvgb) van DNB te hebben gekregen alvorens e in artikel 3:96, eerste li, genoeme hanelingen mogen woren verricht. In het onerhavig wetsvoorstel is met betrek tot e vvgb-plichtig haneling, beoel i n het eerste li, onereel a, e haneling verminering van haar eigen vermogen oor terugbetaling van kapitaal en uitkering van reserves vervangen oor: Reactie DNB op consultatie Implementatiewet richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) 24 mei 2013