Collegevoorstel. Inzet van middelen: Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel

Transcriptie

1 College Onderwerp: V Raam- en productovereenkomst KW1C Collegevoorstel Inleiding: De gemeente ontvangt van het Rijk middelen voor volwasseneneducatie via het participatiebudget. Deze middelen moeten tot 2013 ingezet worden bij het regionaal opleidingscentrum (roc). Onze gemeente zet deze middelen in bij het roc Koning Willem 1 College (KW1C) den Bosch. Jaarlijks wordt hiervoor een raam- en productovereenkomst afgesloten tussen het KW1C, de gemeente s Hertogenbosch en de omliggende gemeenten. Bijgaand treft u de raam- en productovereenkomst 2010 aan ter vaststelling en het productenboek van het KW1C ter informatie. Verder wordt aan u voorgesteld gebruik te maken van de mogelijkheid van de afbouwregeling zoals opgenomen in artikel 6 van de raamovereenkomst. Dit is niet meer voor 2010 van toepassing, maar hiervan kan dan desgewenst gebruik worden gemaakt in 2011 en Feitelijke informatie: Volwasseneneducatie richt zich vooral op het creëren van kansen voor mensen die mede door een (te) laag opleidingsniveau problemen ondervinden bij het meedoen aan de samenleving. Deelnemers die gebruik maken van volwasseneneducatie zijn mensen van 18 jaar of ouder. De doelgroep bestaat hoofdzakelijk uit: 1. doelgroep inburgeraars 2. doelgroep risicogroepen 3. doelgroepen Wmo In het kader van de Wet Participatiebudget vindt in 2010 een nieuwe aanbesteding plaats voor inburgering en re-integratietrajecten. De educatietrajecten dienen nog tot ingekocht te worden bij het roc. Tijdens de invoering van de Wet Participatiebudget is een amendement aangenomen waardoor de middelen die het Rijk beschikbaar stelt voor volwasseneneducatie met 25% afnemen. Dit geld wordt ingezet voor verbetering van taal en rekenen in het MBO-onderwijs. Voorlopig zijn de middelen voor 2010 nog toereikend om de genoemde doelgroepen te bedienen. Hierbij wordt wel aangetekend dat de kosten voor het Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs (Vavo) een steeds groter deel van de besteding vormen. Steeds meer deelnemers willen gebruik maken van Vavo, dit heeft ertoe geleid dat de criteria om hieraan deel te kunnen nemen in regionaal verband besproken zijn en nieuwe afspraken hierover gemaakt zijn; dit zal in 2010 zijn uitwerking hebben. Voor 2011 is opnieuw een vermindering van de beschikbare middelen aangekondigd. Afweging: Met de voorliggende raam- en productovereenkomst 2010 kan ingestemd worden. Geadviseerd wordt het KW1C informeren dat vanaf gebruik wordt gemaakt van de afbouwregeling, waardoor in 2011 maximaal 20% van het beschikbare budget bij een ander roc besteed kan worden. Dit betekent overigens niet dat er al plannen zijn om dit percentage bij een ander roc in te zetten, maar het geeft wel de ruimte om dit te kunnen doen, bijvoorbeeld als er bij de uitwerking van het participatiebeleid behoefte blijkt aan gezamenlijke educatietrajecten voor inwoners uit Waalwijk, Loon op Zand en Heusden. Inzet van middelen: Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen. 1/2

2 College Onderwerp: V Raam- en productovereenkomst KW1C BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 05 januari 2010; gelet op: Wet Educatie- en Beroepsonderwijs en Wet Participatiebudget; besloten: 1. in te stemmen met de Raam- en productovereenkomst 2010 met het KW1C; 2. het KW1C te informeren dat gebruik wordt gemaakt van de afbouwregeling zoals opgenomen in artikel 6 van de raamovereenkomst waardoor de mogelijkheid ontstaat om per % van het educatiebudget in te zetten bij een ander roc. namens het college van Heusden, de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven 2/2

3 Offerte Volwasseneneducatie Gemeente Heusden Productenboek 2010

4 Voorwoord Het Koning Willem I College (KWIC) kent (onderwijs)afdelingen, centrale diensten en projectbureaus in een beperkte decentrale structuur. Dat wil zeggen: afdelingen en diensten hangen niet als los zand aan elkaar, maar zijn verbonden. Afdelingen zijn volgens ons tijdelijke werkverbanden. We kunnen die snel naar behoefte wijzigen. Ons college is geen optelsom van losse eenheden. Niet als je kijkt naar de plaats, waar een onderdeel van de organisatie gevestigd is. En niet als je kijkt naar wat er in een afdeling voor opleidingen zitten. Ons college ziet zich als één college, een Community College. Visie, kernwaarden en onderwijsconcept zijn de belangrijkste uitgangspunten van ons college; dáár staat ons college voor. Die zijn vastgelegd in de strategische kadernotities en de vervolgen daarop. Inschrijven en plaatsing, huisvesting, financiën, computervoorzieningen en automatisering, personeelszorg, examinering, PR en Marketing. Alles wordt op één plek geregeld en/of aangestuurd. De afdelingen verzorgen het onderwijs; dat is hun primaire taak. Gevolg: onze studenten zijn studenten van ons college, het KWIC. Vanuit dit oogpunt dient het KWIC deze offerte in voor de opdracht: Volwasseneneducatie 2010 van de Gemeente Heusden. Productenboek 2010 Pagina 2 van 82

5 Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding Opdrachtformulering Gemeente: Volwasseneneducatie Voorbehoud omvang opdracht Wijziging op Prinsjesdag Eigen bijdrage Project ETV.nl Brabant Individuele trajectprijs Individuele trajectprijs op basis van nacalculatie De financiële afrekening over het WEB budget Opbouw van de Organisatie Bevoegd gezag Opbouw van het Koning Willem I College Waar staat ons college voor? Wat voor soort organisatie is ons college? Kwaliteitszorg Beoordeling door de Inspectie van het Onderwijs Onderzoek kwaliteit examinering Rapport van bevindingen onderzoek bij Koning Willem I College Keurmerk Inburgeren KCE keurmerk Kwaliteit personeel De afdeling Educatie Gewoon een goede school ook voor educatie Visie van de afdeling Educatie Ambitie Onderwijsconcept: Natuurlijk Leren volgens SpriNT Gebruikte methodiek: SpriNT De rol van de docent in dit geheel De taak van de cursist Indeling in groepen en flexibele instroom Taalnood Taalangst Verwachtingen ten aanzien van deelnemers Criteria waar een bron aan moet voldoen Reflectie Het scholingsaanbod van de afdeling Educatie Het scholingsproces (afdeling Educatie) Trajectbegeleiding Intake/Assessment/Intredetoets (afdeling Educatie) Opstellen scholingsplan Educatie rapportage naar de gemeente Verzuimprotocol voor inburgeringgerelateerde trajecten 17. Productenboek 2010 Pagina 3 van 82

6 Pagina 5. Afdeling Voortgezet Algemeen Volwassenonderwijs (VAVO) Gewoon een goede school Waarin onderscheidt het VAVO zich van het reguliere Voortgezet 18. Onderwijs (VO) 5.3 Educatieopleidingen VAVO Detachering naar het VAVO vanuit het VO (Rutteregeling) Criteria Rutte-regeling Verruiming Rutte-regeling Garantstelling door gezamenlijke regio-gemeenten Gevolgen Wet Participatiebudget Periode tot Instroomklas Trajectduur Leerplicht en rol van de leerplichtambtenaar Het scholingsaanbod van het VAVO Het scholingsproces (VAVO) Startfase Doorloopfase Eindfase VAVO rapportage naar gemeente Registratie herkomstschool en vooropleiding Stappenplan bij aanname Het scholingsaanbod Werkvormen Gebruik elektronische leeromgeving Participatie Wet participatiebudget Uitgangspunten Flexibiliteit Resultaat meting De Participatieladder Outputverdeelmaatstaven Educatieve Televisie: educatieve mulimediamix voor de toekomst! Doel ETV De kracht van ETV.nl Voor wie en wat? Successen tot nu toe Planning voor Aandeel Koning Willem I College Geïntegreerde trajecten (GIT) (De taalkennisvoorziening WI) Productbeschrijvingen 31. Bijlage 1: Common European Framework of Reference 80. Bijlage 2: Voorbeeld portfolio Lezen A1 81. Bijlage 3: Certificaat Keurmerk Inburgeren 82. Productenboek 2010 Pagina 4 van 82

7 1. Inleiding 1.1 Opdrachtformulering Gemeente: Volwasseneneducatie 2010 De ambitie voor het educatiebeleid richt zich vooral op het creëren van kansen voor mensen die mede door een (te) laag opleidingsniveau problemen ondervinden bij het meedoen aan de samenleving. Meer dan voorheen maakt educatie deel uit van het totale sociale beleid. Scholing en educatie zijn dus geen doel op zich, maar instrumenten om andere doelen op deelterreinen van lokaal beleid zoals werkgelegenheid, sociale zaken, allochtonenbeleid, ouderenbeleid, jeugd- en jongerenbeleid, lokaal onderwijsbeleid, emancipatie, sociale vernieuwing en sociale veiligheid te realiseren. De opdrachtformulering is opgesteld volgens de systematiek die ook voor de periode is gehanteerd Voorbehoud omvang opdracht Onder voorbehoud van wijzigingen stellen wij het toe te kennen budget voor 2010 op ,-. Het bedrag dat niet is besteed in 2009 zal worden toegevoegd aan het budget van Wijziging op Prinsjesdag 2009 Het kabinet heeft op grond van een aantal recente ontwikkelingen besloten de marktwerking in de educatie (vervallen oormerking voor educatie en beëindigen bestedingsverplichting bij roc s) tot en met 31 december 2012 uit te stellen en de oormerking voor educatie en de bestedingsverplichting bij roc s gelijktijdig te beëindigen. De hierboven genoemde periode kan alleen door het kabinet worden verlengd in geval van overmacht Eigen bijdrage Deelnemers die van de gemeente een beschikking of contract krijgen (op basis van de WI) bij aanvang van het (WEB) traject, betalen geen eigen bijdrage voor het WEB deel én worden vrijgesteld van de betaling van de leermiddelen. Hiertoe zorgt de opdrachtgever ervoor dat er een kopie van de beschikking of contract wordt opgestuurd (bij voorkeur digitaal) naar opdrachtnemer, binnen 5 werkdagen na goedkeuring van het scholingsplan door de opdrachtgever. De kosten voor de eigen bijdrage deelnemers kunnen, indien door de gemeente gewenst,onderdeel zijn van de trajectprijs Project ETV.nl Brabant Ook voor 2010 wordt voor het project ETV.nl Brabant bij de Provincie Noord-Brabant subsidie aangevraagd. De aanvullende kosten voor de uitvoering van het Meerjarenplan ETV.nlBrabant Veilig leren in de wereld van morgen worden in 2010 door de samenwerkende gemeenten gefinancierd Individuele trajectprijs De geoffreerde prijzen in dit productenboek zijn gebaseerd op het niveau van de faciliteiten en op het aantal locaties per 1 januari 2009.Voor de deelnemer gelden de (financiële en inhoudelijke) afspraken van de desbetreffende locatie. Extra kosten vanwege het verhogen van het aantal locaties of van het voorzieningenniveau worden, net als bij nieuw aanbod, in rekening gebracht bij de gemeente op basis van nacalculatie van de werkelijke kosten. De deelnemer kan op een van de volgende locaties educatieopleidingen volgen: Onderwijsboulevard, BH Boschveld,Kruiskamp, BBS Haren Donk en Reit, BBS De Hambaken, Turkse Moskee, het Rondeel, Mgr. Bekkerschool en BBS De Graaf. Daarnaast in onze vestigingen in Boxtel, Schijndel en Heusden Individuele trajectprijs op basis van nacalculatie Op verzoek van de gemeente is het mogelijk om op aanvraag specifieke educatieopleidingen te ontwikkelen en te verzorgen. De aard, werkwijze, inhoud en omvang worden in overleg met de gemeente vastgesteld. De maximale groepsgrootte, duur en intensiteit wordt per opleiding vooraf beschreven. Op basis van het werkelijke aantal deelnemers, nacalculatie, wordt de individuele trajectprijs vastgesteld. De duur en intensiteit variëren van 3 klokuren, gedurende 10 weken (totaal 30 klokuren) tot maximaal 15 klokuren, gedurende 40 weken (600 klokuren) De financiële afrekening over het WEB budget 2010 (kosten batenstelsel) De financiële afrekening over 2010 wordt gemaakt of basis van de kosten voor de individuele educatieopleidingen en komen ten laste van het jaar waarin ze zijn uitgevoerd. Dit systeem houdt in dat kosten en baten pas geboekt worden, wanneer een prestatie is geleverd. De financiële realisatie over het kalenderjaar 2010 dient met een accountantsverklaring voor 1 mei 2011 te zijn vastgesteld. Productenboek 2010 Pagina 5 van 82

8 2. Opbouw van de Organisatie 2.1 Bevoegd gezag Het bevoegd gezag van het KWIC is het bestuur van de Stichting Regionaal Onderwijs Centrum s- Hertogenbosch. Het bestuur van de stichting is tevens de Raad van Toezicht voor het Koning Willem I College. 2.2 Opbouw van het Koning Willem I College 2.3 Waar staat ons college voor? Missie De leerling is de reden van ons bestaan. Visie Gewoon een goede school. Kernwaarden Wij zijn een Community College. We spreken alle talenten aan. We voeden creatief denken. We verleggen grenzen. We gaan voor een betere wereld. 2.4 Wat voor soort organisatie is ons college? Ons college is een taakorganisatie. De overheid legt ons onze taak op en stelt voor ons het budget vast. Wij voeren die maatschappelijk taak uit. Vanuit de visie en missie hierboven. Ons college wil daarbij een school zijn, een goede school. Maar niet als een eilandje. Ons college wil midden in de samenleving staan. Eén school, met één uitstraling, één identiteit, één cultuur, waarmee de studenten, de ouders, de medewerkers, de regio en het bedrijfsleven zich kunnen identificeren. Dat bedoelt ons college als het zegt, dat het een Community College is. Een college dat de plicht voelt aan te sluiten bij de mogelijkheden en ambities van elke student, die recht heeft op onderwijs, op arbeid en vrije keuze van beroep. Ons college is daarbij een school, geen bedrijf. Wij zijn gewoon een goede school, waar goed onderwijs gegeven wordt en waar je goed kunt leren. Met moderne middelen. Er zijn veel en grote gebouwen. Er zijn veel studenten en medewerkers. Maar voor de student is er een herkenbare situatie: dat gebouw, die leraren, die medestudenten. Productenboek 2010 Pagina 6 van 82

9 Ons college is een Community College. Wat is dan die community? Ons college is in eerste instantie een stadscollege. Dat is een gevolg van de keuze voor relatieve kleinschaligheid. Het concentreert zich echter niet op de centrale stad alleen. Ons college bedient een gebied dat overeenkomt met een groot deel van de Meierij. We zijn een beperkt decentrale organisatie. Dat betekent dat een groot aantal zaken in één keer voor ons hele college geregeld worden. Dat is nodig omdat de wet- en regelgeving zo uitgebreid is en zo strikt wordt gehanteerd. We kunnen ons maar op één plek de specialisten veroorloven die daarvoor nodig zijn. Maar we willen ook één college zijn met daarbinnen voor de student herkenbare onderwijsafdelingen. Ons college is geen diplomafabriek. Ons college is geen winkel met klanten. Ons college is als Community College een leerdorp. Een leeromgeving met verschillende functies. Waar een student heen gaat als hij zichzelf wil ontplooien. Als hij anderen wil ontmoeten. Als hij iets wil beleven of ergens van wil genieten. Ons college zorgt dus voor inspirerende leer-, werk-, ontmoetings- en ontspanningsomgevingen. De student gaat naar dat Leerdorp, fysiek of virtueel. In het Leerdorp is de student kenniswerker met de andere kenniswerkers: medestudenten of docenten. In dat Leerdorp is plaats voor iedereen, voor alle leeftijden. 2.5 Kwaliteitszorg Het College van Bestuur van ons college gaat voor systematische zorg voor kwaliteit. Daarbij zijn de ambities van de overheid leidraad. Dit is neergelegd in de strategische kadernotities van het college. Bovenaan het lijstje staat: ons college voldoet aan de wet, altijd. Het systeem voor kwaliteitszorg van ons college berust op de zogeheten Deming-cirkel: Plan: Beslis wat je belooft. Do: Doe het. Check: Kijk wat je gedaan en bereikt hebt. Act: Stel eventueel bij /beslis opnieuw. Concreet betekent dit het volgende. Elke twee jaar onderwerpen we elke organisatie-eenheid aan een kwaliteitsonderzoek. Uitgangspunt is: wanneer vindt óns college zijn prestaties nou eigenlijk goed. Daarvoor hebben we bij de criteria ónze normen geformuleerd tot het model Voorlopig Risicoprofiel. Dat is het format voor de voorbereiding van en de rapportage over de interne audit. We hebben voorzien in een uitgebreide evaluatie. Normen, wegingaspecten, werkwijze, het handhaven van de consistentie enz. komen dan aan bod. De regie van de interne audits blijft bij Planning & Control. Van of namens die dienst treden vijf personen op als lead auditor. Planning & Control levert ook het secretariaat (organisatie en verslag). De auditcommissie bestaat verder uit een externe deskundige en een collega-directeur van een organisatie-eenheid Beoordeling door de Inspectie van het Onderwijs Onderzoek kwaliteit examinering Op 15 november 2007 is de bevoegdheid van het Kwaliteitscentrum Examinering (KCE) om de examenkwaliteit in het MBO te beoordelen overgedragen aan de Inspectie van het Onderwijs. Nadat documentenonderzoek had plaatsgevonden, bezocht de Inspectie van het Onderwijs op 14 en 15 mei 2008 het KWIC in het kader van het reguliere examenonderzoek 2007/2008. Het KWIC scoorde over de gehele linie ruim boven het landelijke gemiddelde. De Inspectie van het Onderwijs sprak in het terugkoppelingsgesprek naar het College van Bestuur van een tweetal gouden grepen: centralisatie van het examenproces en een centrale Dienst Examinering in de organisatiestructuur. Productenboek 2010 Pagina 7 van 82

10 2.6.2 Rapport van bevindingen onderzoek bij Koning Willem I College Dit is een zogeheten valideringsonderzoek. De Inspectie wil weten of zij haar werk goed doet. Zij onderzoekt daartoe onderdelen van instellingen waarvan ze eerder heeft vastgesteld dat die hun zaakjes op orde hebben. Een valideringsonderzoek is een soort zelfcontra-expertise. De Inspectie gaat na of ze wel terecht en op de juiste wijze heeft geconcludeerd, dat een instelling zijn zaakjes op orde heeft. Voor ons college viel het lot op de Afdeling Verzorging voor de opleiding Verzorgende BOL (Crebo 10427). In haar conclusie schrijft de Inspectie dat ze in de onderzochte opleiding geen tekortkoming in de kwaliteit van het onderwijs en opbrengsten heeft geconstateerd. Kennelijk was het werk goed gedaan Keurmerk Inburgeren Een andere externe beoordeling betrof die van de opleidingen Inburgering. Onze afdeling Educatie verzorgt deze naast andere educatieve trajecten in opdracht van de gemeenten. Hierop is de Wet inburgering van toepassing. Een van de nieuwe eisen is, dat ons college alleen opleidingen inburgering kan aanbieden, als we daarvoor over het vereiste keurmerk beschikken. Medio 2007 behaalden we dat keurmerk, voorlopig. Per 1 oktober 2008 hebben we van de verantwoordelijke instantie Blik op werk voor een periode van drie jaar het Certificaat Keurmerk Inburgeren verkregen. Voor dit keurmerk wordt ieder jaar een audit afgenomen. De tevredenheid van alle cursisten en de tevredenheid van de opdrachtgevers worden hierbij betrokken KCE keurmerk Examineren en opleiden zijn onderscheiden. Ook om te mogen examineren voor Inburgering heb je een licentie nodig. Die wordt namens het ministerie van Wonen, Werk en Integratie afgegeven door het Kwaliteitscentrum examinering. Medio 2008 verkregen we ook dat keurmerk. Ieder jaar opnieuw wordt via een audit vastgesteld of we nog aan de criteria voldoen. In juni 2009 is door de auditcommissie aangegeven dat het KWIC tot de top van de exameninstellingen in het land behoort Kwaliteit personeel Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit van het personeel. Het KWIC hanteert zeven competenties voor de docenten en trainers. De competenties zijn voor iedere functie hetzelfde, maar worden per functie ingedeeld naar bekwaamheidseisen in vier niveaus. De gehanteerde competenties zijn door het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (SBL) vastgesteld. Het betreft de volgende competenties: 1. Pedagogisch competent. 2. Vak- en didactisch competent. 3. Organisatorisch competent. 4. Inter-persoonlijk competent. 5. Competent in samenwerking met collega's. 6. Competent in samenwerking met de omgeving. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. met leerlingen pedagogisch competentie 1 didactisch competentie 2 organisatorisch competentie 3 inter-persoonlijk competentie 4 met collega's met de omgeving met zichzelf Competentie 4/5 competentie 6 competentie 7 Productenboek 2010 Pagina 8 van 82

11 Het KWIC is een vooruitstrevend college dat als het kan een eigen weg kiest in de manier waarop het onderwijs ingericht en uitgevoerd wordt. Uitstekende resultaten kunnen alleen behaald worden met excellente werknemers. Naast de gehanteerde competenties van het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren voegt het KWIC voor de essentie van het leraarschap de 5 P s toe: Praktijk- en vakkennis Hoogwaardige vakkennis bezitten; hoe belangrijk competenties ook zijn, vakkennis blijft de basis van waaruit gewerkt wordt, maar wel gerelateerd aan de zich voortdurend vernieuwende praktijk van het beroepsleven. Professionaliteit Het kunnen toepassen van de nieuwste inzichten op het gebied van didactiek, pedagogiek, leerpsychologieën en eigentijdse (vak)informatieverwerving. Performance Zorgen voor een uitstekende presentatie (hoe kom ik over) en prestaties (resultaten). Persoonlijkheid Een rolmodel zijn in woord en daad, in waarden en normen, voor leerlingen/studenten/cursisten en collega s. Passie Het beroep leraar moet een roeping zijn om het beste uit jezelf en je leerlingen te halen. Productenboek 2010 Pagina 9 van 82

12 3. De afdeling Educatie 3.1 Gewoon een goede school... ook voor educatie Vanuit deze optiek wil het KWIC iedereen ondersteunen bij zijn/haar ontwikkeling richting maatschappelijke redzaamheid, arbeidsmarkt en vervolgonderwijs. Het KWIC heeft jarenlange expertise in het aanbieden van maatwerktrajecten aan opdrachtgevers als gemeenten en bedrijven. Het KWIC biedt al sinds 1987 taaltrajecten Nederlands aan voor die mensen in onze samenleving, die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om zelfstandig te functioneren in de maatschappij of waarvan het taalniveau onvoldoende is om economische zelfstandigheid te bereiken. Het gaat dan om zowel anderstaligen als autochtone analfabeten. Sinds de invoering van het inburgeringbeleid (1998) is het KWIC een vaste partner geweest van alle gemeenten in haar omgeving. Dit heeft ertoe geleid dat unieke expertise is opgebouwd in het werken met deze doelgroepen. Meer dan 60 goed gekwalificeerde personeelsleden verzorgen trajecten, waarbij het leren van de Nederlandse taal wordt gecombineerd met elementen als maatschappijoriëntatie, beroepenoriëntatie en opvoeding. 3.2 Visie van de afdeling Educatie Meedoen in de samenleving, daar gaat het om. Participatie betekent voor ons: een volwaardige plek in de samenleving innemen. Dat hoeft niet persé om betaald werk te gaan; betaald werk garandeert niet altijd dat mensen volwaardig meedoen. Anderzijds kunnen mensen in financieel opzicht wel voor zichzelf zorgen en zijn niet meer uitkeringsafhankelijk. Ook mensen voor wie betaald werk (nog) niet tot de mogelijkheden behoort, kunnen volwaardig meedoen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld door zorgtaken op zich te nemen of vrijwilligerswerk te doen. Het gaat erom dat ze zoveel mogelijk actief zijn en zichzelf in onze maatschappij zoveel mogelijk zelfstandig kunnen redden. Of het nu gaat om betaald werk of over maatschappelijke participatie: mensen moeten over allerlei competenties beschikken om volwaardig te kunnen meedoen. Beheersing van het Nederlands, digitale vaardigheden, omgaan met apparaten, rekenvaardigheden, communicatieve en sociale vaardigheden zijn vaardigheden die iedereen nodig heeft: op het werk, in het gezin, in de wijk, in het vrijwilligerswerk en in de mantelzorg. Zonder deze competenties lopen mensen het risico buitengesloten te worden. En dat is strijdig met participatie. Omdat veel mensen vooral in de praktijk leren, door gewoonweg te doen, sluiten wij hierop aan door in onze lessen uit te gaan van praktijksituaties. Competenties oefenen voor regulier werk, (maatschappelijke) stage, beschermde werkomgeving of vrijwilligerswerk. Want het is tegenwoordig niet meer genoeg om het te kúnnen, je moet het ook durven gebruiken. Kennisoverdracht staat niet voorop, maar toepasbaarheid in de praktijk Productenboek 2010 Pagina 10 van 82

13 Onze missie is emancipatie van mannen en vrouwen, want door scholing kunnen zij leren zelfstandig keuzes te maken, iets wat in onze moderne maatschappij continue wordt gevraagd. Om deze missie te volbrengen is samenwerking met instellingen die zich richten op onze specifieke doelgroep noodzakelijk, ook voor de toeleiding en het doorbreken van taboes. We werken samen met SW-bedrijven, het bedrijfsleven, buurthuizen, bibliotheken en welzijnsorganisatie 3.3 Ambitie Onze afdeling Educatie heeft als ambitie om kansen voor mensen te creëren. Educatie maakt deel uit van een samenhangend sociaal beleid. Scholing en educatie zijn immers geen doel op zich, maar instrumenten om andere doelen op deelterreinen van lokaal beleid te realiseren. Onze ambitie is contextrijk taalonderwijs te bieden waarmee de cursist aansluiting vindt bij beroepsopleidingen of wetenschappelijk onderwijs. Wij bieden geen taalonderwijs alleen gericht op het behalen van een certificaat. We leren onze cursisten zelfstandig te studeren, vertrouwen te hebben in eigen kunnen en eigenwaarde op te bouwen. Goede handvatten die nodig zijn in het kader van een leven lang leren. Op termijn wil de afdeling een expertise centrum zijn voor Nederlandse taal. Het regelen van taalstages, het scholen van vrijwilligers voor de begeleiding op die taalstages en het remediëren van zwakke leerlingen vallen daar ook onder. Vooral voor studenten die bij de start van hun opleiding in de BOL of BBL het vereiste niveau Nederlands (en rekenen) blijken te missen geeft een dergelijk expertisecentrum extra kansen. Voor wat betreft de WMO doelgroepen zit onze expertise in de begeleiding, het aanspreken van, en het omgaan met de laagopgeleide doelgroep. Het gaat om mensen die een drempel hebben om mee te doen. Om dit te kunnen realiseren speelt het KWIC in op behoeftes en individuele leervragen van de doelgroep. Uitgangspunt is dat het KWIC een onderwijsinstelling is en geen welzijnsinstelling. Dit betekent dat wij scholing aanbieden gericht op sociale redzaamheid, educatieve redzaamheid en professionele redzaamheid. Wij zijn resultaat gericht. Wij zien educatie voor WMO doelgroepen als instrument om andere doelen te bereiken: het stijgen van een of meer treden op de participatieladder, of om taken binnen een trede beter uit te voeren (vrijwilligerswerk). Voor deelnemers, die een drempel ervaren om (weer) naar school te gaan, is een aanbod dichtbij huis een voorwaarde. Dit geldt niet alleen voor allochtone inburgeraars, maar ook voor autochtone analfabeten en laaggeletterden. Wij streven naar inrichting van herkenbare educatiepunten. Dit geldt niet alleen voor de uitvoering van de directe educatieve activiteiten, maar ook op het terrein van de intake, toetsing en begeleiding. Voorwaardelijk bij de uitwerking hiervan is de beschikbaarheid van geschikte leslocaties en het hebben van voldoende volume in de uitvoering om de activiteiten ook doelgericht en efficiënt te kunnen uitvoeren. 3.4 Onderwijsconcept: Natuurlijk Leren volgens SpriNT2 De afdeling Educatie gaat uit van het Natuurlijk Leren wat zich kenmerkt in de onderstaande beschrijvingen: Sociaal constructivisme Natuurlijk leren is voornamelijk gebaseerd op (sociaal) constructivisme. Sociaal constructivisme is een leermethode die aangeeft hoe leren plaatsvindt. Leren is het resultaat van denkactiviteiten van de leerlingen zelf: we leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten. Zo vindt kennisconstructie plaats. Hetzelfde geldt niet alleen voor kennis maar ook voor vaardigheden. Bij vaardigheden spreken we eerder van ervaringsleren. Voor het leggen van deze verbinding is het dus nodig om aansluiting te vinden met wat iemand al weet/ervaren heeft. Van nature leggen mensen zelf die verbinding zodra ze uit zichzelf geïnteresseerd zijn: intrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie Natuurlijk leren is leren vanuit intrinsieke motivatie. Met intrinsieke motivatie wordt bedoeld dat de motivatie ontstaat vanuit een behoefte tot zelfontplooiing. Je zou ook kunnen zeggen dat intrinsiek gemotiveerde activiteiten, activiteiten zijn die in zichzelf plezier geven. Deze activiteiten worden beïnvloed door externe prikkels, binnen de school o.a. door een krachtige leeromgeving. In SpriNT2 worden deelnemers in taalnood gebracht. Dit leidt tot bedoelde intrinsieke motivatie. De gevolgen van leren vanuit intrinsieke motivatie zijn helder: het leerrendement is hoog en gaat gepaard met veel plezier dan wel voldoening. Productenboek 2010 Pagina 11 van 82

14 Krachtige leeromgeving Om optimaal te kunnen ontplooien is een veilige en krachtige leeromgeving nodig. Met veilig bedoelen we dat leerlingen zowel fysiek als emotioneel veiligheid ervaren en zich geborgen en gewaardeerd voelen. Een krachtige leeromgeving is een omgeving: Waar veel interactie mogelijk is (het sociale aspect van leren). Die zo écht mogelijk is (leren in een context). Waarin leerlingen kunnen beschikken over de kennisrijkdom die in de huidige maatschappij aanwezig is. Waar docenten erop gericht zijn leren te faciliteren zonder druk uit te oefenen tot leerprestaties. Bij een krachtige leeromgeving hoeven we ons niet te beperken tot schoolsituaties. De krachtigste leeromgeving is de maatschappij zelf, bijvoorbeeld werksituaties. Door in een krachtige leeromgeving (de maatschappij) bezig te zijn, ontstaat er een match tussen wat relevant is (zinvol voor de maatschappij) en interessant is (betekenisvol voor de leerling). Kennisconstructie en ervaringleren verlopen dan zeer effectief. Op een stageplek doen studenten werkervaring op. Binnen elke uitdagende werksituatie wordt heel veel geleerd. Het gaat alleen niet altijd bewust. Eigen verantwoordelijkheid Een laatste aspect van Natuurlijk Leren is dat leerlingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun leertraject. De docent (lees coach/trainer) legt vanaf het begin de gehele verantwoordelijkheid voor zijn leren en voor het traject bij de deelnemer. Dat gaat niet door stapje voor stapje toe te werken naar het moment dat de deelnemer volgens de docent in staat is de verantwoordelijkheid te dragen. De deelnemer draagt vanaf het begin de gehele verantwoordelijkheid. De eindverantwoordelijkheid voor het bewaken van het traject ligt bij de coach/docent. 3.5 Gebruikte methodiek: SpriNT2 Vanaf 1 september 2009 wordt bij alle NT1 en NT2 trajecten onderstaande methodiek gebruikt. Voor de praktische uitwerking heeft de afdeling Educatie gekozen voor de SpriNT2methodiek, waarbij de volgende uitgangspunten gelden: Gedrag wordt bepaald door de omgeving. Het leerrendement groeit als cursisten verantwoording dragen. Leren is dingen doen die je niet kunt. Je moet fouten maken om te leren. Leren wordt effectiever als cursisten de noodzaak voelen om iets te leren (taalnood). Cursisten zullen nooit beter presteren dan dat de docent van ze verwacht. Het eerste denkwerk doet de cursist zelf. Talent bestaat niet. Een cursist kan alles leren tot hij zelf het tegendeel bewezen heeft. De cursist is verslaafd aan leerrendement (succesbeleving). Motivatie is de uitkomst van een proces De rol van de docent in dit geheel Interactie op gang brengen. Een actieve omgeving creëren (krachtige leeromgeving). Cultuur neerzetten. Initiatief uitlokken. Samenwerking uitlokken. Cursisten zelf verantwoordelijk laten zijn. De grens van de cursist opzoeken en ervoor zorgen dat de cursist er overheen gaat. Leervragen van de cursist omzetten in verwachtingen. Nood creëren. Tempo houden. Het vieren van successen. Scaffolding: het repertoire aan didactisch handelen dat een docent kan inzetten om een leerling in staat te stellen zelfstandig een (taal)taak uit te voeren. Dit vereist een andere houding van de docent, niet die van quizmaster maar meer van medeopbouwer van kennis. Ontwikkelen van bronnen. Productenboek 2010 Pagina 12 van 82

15 Met inzet van de Sprintmethodiek gaat de taalverwerving zowel bij NT1 als NT2 sneller dan in het verleden, er is meer sprake van een groepsproces en er wordt meer samengewerkt. De absentie is aanmerkelijk minder en de deelnemers zijn veel actiever, nemen meer initiatief en doen aanmerkelijk meer aan taalverwerving buiten de lessen om. Er is nauwelijks sprake van taalangst, want bij iedereen bestaat het besef dat je moet spreken om Nederlands te leren en dat je ook al doende moet leren lezen en schrijven. Zowel bij docenten als deelnemers ontstaat de overtuiging, dat niets te moeilijk is De taak van de cursist Lef ontwikkelen. Initiatief nemen. Samenwerken. Presteren (op de toppen van je kunnen). Studeren. Jezelf laten zien. Een rol spelen in de beoordeling van anderen en jezelf. Verantwoording nemen. Presenteren (van het geleerde). Feedback geven en reflecteren Indeling in groepen en flexibele instroom Communicatie over en weer vormt een van de kernpunten van het leerconcept. De meest effectieve methode voor (tweede) taalverwerving bestaat uit de uitwisseling tijdens conversatie met andere tweede taalleerders of met native speakers (eerste taalsprekers), waarbij ze onderhandelen over de betekenis. Dit wordt ook wel de communicatie over en weer hypothese genoemd. Om communicatie over en weer plaats te kunnen laten vinden moet er sprake zijn van een groep, die met elkaar kan communiceren en elkaar kan ondersteunen bij het taalleren. Immers het ondersteunen van andere taalleerders, versterkt het leren van degene die anderen helpt. Het uitleggen, toelichten van leerstof aan anderen, leidt ook tot een groot leereffect voor degene die dit doet. Hij/zij is dan bezig met productief taalgebruik, toegepast in een situatie waardoor de noodzaak om taal te gebruiken ( taalnood ) op een natuurlijke manier wordt gecreëerd. Met andere woorden, de beste manier om te leren is het in communicatie over en weer met de andere leerder overbrengen van kennis en vaardigheden. Op basis van deze inhoudelijke overwegingen zijn wij van mening dat er het beste gewerkt kan worden vanuit een basisgroep of stamgroep, waardoor er veel onderlinge interactie in de Nederlandse taal plaatsvindt en plaats kan vinden. Tussentijdse instroom is dan geen probleem, maar juist gewenst. We kunnen zo de zwakste deelnemers in de groep een rol geven in de begeleiding van de nieuwe deelnemers in de groep. Dat zorgt ervoor dat ook deze zwakkere deelnemers ontdekken wat ze al wel kunnen en daaruit meer zelfvertrouwen putten (empowerment). Daarnaast zorgt tussentijdse instroom voor extra impulsen in de communicatie over en weer Taalnood Anderstaligen leren het beste een taal als er sprake is van taalnood. Als je niet de noodzaak voelt een taal te leren (omdat je de taal toch nooit gebruikt of nodig hebt) zal het effect van taallessen aanmerkelijk minder zijn. Docenten zijn daarom bij SpriNT2 steeds bezig om de deelnemer taalnood te laten ervaren, om daarmee het leren een extra impuls te geven. Vanaf de eerste week moet de deelnemer daarom presentaties geven. De docent verstaat alleen Nederlands en spreekt niet aangepast (extra langzaam, overdreven articulerend). De deelnemer zal moeten leren de communicatie van de docent te sturen ( Kunt u dat nog eens herhalen? Wat betekent dat woord? ). Op deze manier zal een deelnemer op een veel natuurlijkere manier nieuwe begrippen aanleren en veel sneller wennen aan normaal gesproken Nederlands. Bovendien heeft de deelnemer vanaf het begin een taak in de communicatie. Hij zal moeten zorgen dat hij begrijpt wat er gezegd wordt. Ook bij het (beter) leren lezen en schrijven van Nederlandstaligen proberen we taalnood te creëren. We stimuleren om de eigen leervraag te formuleren en op grond daarvan hun traject te bepalen. We laten hen ook presenteren. Zo leert een deelnemer al doende zijn lees- en schrijfvaardigheid te verbeteren. Productenboek 2010 Pagina 13 van 82

16 3.5.5 Taalangst De docent is constant bezig de deelnemers te motiveren het geleerde in praktijk te brengen. In veel gevallen hebben deelnemers taalangst: deelnemers zijn bang de taal te gebruiken omdat ze weten dat ze fouten zullen maken. Dat geldt zowel bij het Nederlands als eerste taal als bij het Nederlands als tweede taal. Het is van groot belang dat docenten daar aandacht aan besteden en dat ze steeds uitleggen en herhalen waarom ze doen wat ze doen. Docenten geven steeds aan dat fouten maken moet en dat je leert van fouten maken. Als de deelnemer geen fouten maakt, is het te gemakkelijk. Deelnemers komen, zeker in de eerste weken, in grote taalnood. Ook dan zal een docent steeds moeten aangeven dat het niet erg is dat ze niet alles begrijpen en dat het er vooral om gaat dat deelnemers in het begin globaal weten waar het over gaat. Later komen de details. Docenten geven ook steeds aan dat taal leren vooral doen is Verwachtingen ten aanzien van deelnemers De docent heeft hoge verwachtingen van deelnemers en spreekt die ook uit (maakt concreet). Deze verwachtingen gelden zowel voor inhoudelijke vorderingen als voor houding (initiatief nemen, durf laten zien om taal te gebruiken, etc.). De docent biedt volop ruimte aan deelnemers om de gewenste houding te laten zien en om over de verwachtingen samen te spreken. Het gaat bij verwachtingen niet om de inspanningsverplichting van de deelnemer (of de deelnemer wel voldoende oefent), maar het gaat om het verwachten dat deelnemers bepaalde dingen kunnen en laten zien. Ik verwacht van je dat je jezelf volgende week kunt voorstellen. Daar zijn de bronnen (schriftelijk materiaal en digitaal materiaal op Blackboard) die je kunt gebruiken. Geef jij maar aan waar je mij dan nog voor nodig hebt. Deelnemers laten zien wat ze kunnen in presentaties. Als blijkt dat een deelnemer ondanks de bronnen niet aan de verwachtingen kan voldoen, kan teruggekeken worden op wat de deelnemer gedaan heeft en wat daaraan aangepast zou kunnen worden en wat de deelnemer verder nog nodig heeft Criteria waar een bron aan moet voldoen Zelfstandig kunnen gebruiken (docentonafhankelijk). Onbeperkt kunnen oefenen. Materiaal nodigt uit tot samenwerking. Toegankelijk. Prikkelen tot gebruik. Gedigitaliseerd. Gelaagdheid. Authentiek (aansluiten bij de belevingswereld van de cursisten Reflectie We gaan er van uit dat elke deelnemer kan reflecteren. Het is de kunst van de coach/begeleider om deelnemers tot reflecties te brengen op zijn leerproces. Terugkijken is essentieel in het hele Sprint systeem. Bij elke presentatie wordt van mededeelnemers verwacht dat ze reflecteren op hun collega s. Bij elk thema geeft de deelnemer aan wat hij al kan en wat hij nog niet (zo goed) kan en of hij het in zijn dagelijkse leven gebruikt. De docent (coach) bespreekt dit met de deelnemer en de deelnemers bespreken dit onderling. Aan het einde van het traject maken deelnemers zelf een analyse van hun sterke en zwakke kanten. De deelnemer moet in dit traject steeds kiezen. Hij kiest welke bronnen hij gebruikt. Hij kiest collega s om mee samen te werken. Hij kiest de onderwerpen van presentaties. Hij kiest wanneer en waarvoor hij de docent nodig heeft. Hij baseert zich bij deze keuzes onder andere op de verwachtingen die de docent heeft en op wat hij nodig heeft om zijn doel te bereiken. En, zoals eerder aangegeven, wordt hierbij ook consequent aangegeven dat fouten maken mag en zelfs moet. Als een deelnemer géén fouten maakt is de leerstof / het onderwerp te eenvoudig. Fouten worden gebruikt voor reflectie. Productenboek 2010 Pagina 14 van 82

17 4. Het scholingsaanbod van de afdeling Educatie Het KWIC kiest voor een scholingsaanbod voor gemeentelijke deelnemers dat zoveel mogelijk aansluit bij hun behoeften. Het kan gaan om scholing richting re-integratie maar ook om scholing gericht op bevordering van maatschappelijke participatie (sociale activering). Ons scholingsaanbod kent twee componenten: Organisatie van het proces: intake, assesment/portfolio, opstellen scholingsplan, bijstellen scholingsplan, evaluatie en rapportage. Uitvoering van de scholing: de uitvoering van diverse opleidingstrajecten en trainingen. In dit hoofdstuk schetsen wij de wijze waarop wij het scholingsproces organiseren. De opleidingstrajecten die wij in deze offerte aanbieden zijn beschreven in de vorm van een producten boek. Dit in overleg met de gemeente. In het scholingsplan wordt opgenomen welke scholing een cliënt nodig heeft. 4.1 Het scholingsproces (afdeling Educatie) Het scholingsproces start met een intake, in combinatie met een assessment/intredetoets, dat vervolgens leidt tot een scholingsplan. Op grond van het vastgestelde scholingsplan wordt vervolgens de scholing uitgevoerd, zonodig met tussentijdse aanpassingen. Na uitvoering van de scholing wordt vastgesteld of de beoogde competenties zijn behaald: zo ja, dan is het scholingstraject met succes voltooid; zo nee, dan wordt het scholingsplan bijgesteld en volgt de cliënt een aanvullend aanbod. Schematisch ziet het proces van scholing er als volgt uit. Intake/ assessment/toets/plan Eindevaluatie Intake Assess ments Scholin gsplan Scholing Evaluatie Uitstroom Trajectbegeleiding / mentor In de volgende paragrafen worden de schakels in dit proces toegelicht. 4.2 Trajectbegeleiding De schakel tussen deelnemer en gemeente wordt vervuld door een trajectbegeleider van het KWIC. Deze trajectbegeleider onderhoudt de contacten met de deelnemer, is verantwoordelijk voor het scholingsplan (duur, intensiteit enz.) en bewaakt de voortgang van de uitvoering ervan. Ook onderhoudt deze trajectbegeleider de contacten met de casemanager van de gemeenten. Tijdens de scholing worden de deelnemers door het KWIC begeleid. Deze begeleiding kent een handhavingkant en een coachingskant. Allereerst de vakinhoudelijke begeleiding door de docent. Daarnaast de sociale/maatschappelijke begeleiding door de trajectbegeleider. De inzet van een trajectbegeleider is een wezenlijk onderdeel van onze opleidingsformule vooral omdat voortijdige uitval dikwijls privé-oorzaken heeft. Door deze tijdig te herkennen en te communiceren met de casemanager van de gemeenten, kan naar oplossingen gezocht worden en wordt deze uitval zoveel mogelijk voorkomen. Productenboek 2010 Pagina 15 van 82

18 4.3 Intake/Assessment/Intredetoets (afdeling Educatie) Ons uitgangspunt is om een scholingstraject uit te zetten, dat past bij de deelnemer. Bij de aanmelding van een deelnemer willen wij daarom van de casemanager, naast de resultaten van de TIWI toets ook inzicht krijgen in de doelstellingen van het re-integratietraject, sociaal activeringstraject of scholingstraject en eventuele aandachtspunten. Na aanmelding van een deelnemer, wordt hij/zij binnen 5 werkdagen uitgenodigd voor de intake. Het proces van intake, bespreking van de uitslag met de deelnemer en de rapportage naar de casemanager duurt maximaal 10 werkdagen. De intake heeft de volgende doelstellingen: in kaart brengen van genoten onderwijs/scholing in Nederland en, indien van toepassing, het achterhalen van genoten onderwijs in land van herkomst. globale vaststelling van het opleidings/functioneringsniveau en het taalniveau bij NT1. Het taalniveau voor NT2 wordt door de gemeente bepaald. Ze maken daarbij gebruik van de landelijk erkende/voorgeschreven TIWI toets van ICE. Voor de bepaling van het NT1-niveau hanteert het KWIC een eigen test. Na afloop van assessment/intredetoets is het niveau van de deelnemer bepaald, zijn gegevens verkregen over genoten (taal)onderwijs en zijn eventuele belemmeringen duidelijk geworden. De trajectbegeleider legt zijn bevindingen vast in een rapportage (scholingsplan) dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de casemanager. 4.4 Opstellen scholingsplan In samenspraak met de deelnemer stelt de mentor (klassendocent) vervolgens een individueel scholingsplan op, gericht op het doelperspectief dat voor de deelnemer door de gemeente is vastgesteld. Dit scholingsplan bevat een overzicht van competenties waaraan voor deze deelnemer zal worden gewerkt en een voorstel van de scholingen en trainingen die de deelnemer daarvoor zou moeten volgen. Met de uitvoering van dit scholingsplan wordt binnen 10 werkdagen na de Intake/Assessment/Intredetoets een begin gemaakt. 4.5 Educatie rapportage naar de gemeente Gedurende het kalenderjaar wordt er 4 keer gerapporteerd. Op basis van de bespreking van de rapportages kan in overleg met de gemeente de planning worden bijgestuurd. Voortgangsrapportage 1: Afgerond half april 2010 (periode 1 januari 2010 tot 1 april 2010, inclusief de 1april telling) Tussenrapportage: Afgerond half juni 2010 (periode 1 januari 2010 tot 1 juni 2010) Voortgangsrapportage 2: Afgerond half oktober 2010 (periode 1 januari 2010 tot 1 oktober 2010, inclusief de 1 oktober telling) Eindrapportage: Afgerond eind januari 2010 (periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2011) De gegevens van de eindrapportage vormen de basis voor het jaarverslag over kalenderjaar Productenboek 2010 Pagina 16 van 82

19 4.6 Verzuimprotocol voor de inburgeringgerelateerde trajecten Afwezigheid zonder bericht Als iemand afwezig is wordt de volgende dag door de docent een kaartje gestuurd naar het huisadres: we weten niet waar u bent en willen graag, binnen een week, de reden van uw afwezigheid vernemen. Om weer in de lessen te mogen moet dit kaartje met vermelding van reden ingeleverd worden bij de docent. Geen reactie: 2 e kaartje naar huis gestuurd. Na 2 weken wordt een brief gestuurd met de waarschuwing dat na 3 weken de onwettige afwezigheid gemeld gaat worden aan de casemanager. Melding aan casemanager Na 3 weken afwezigheid zonder bericht. Na 3 weken ongeoorloofd verzuim. Indien het geoorloofde verzuim ernstige vormen aanneemt. Indien door verzuim van inzet frustratie optreedt van het traject. Indien meer dan 150% van het aanbod is gerealiseerd en het gewenste resultaat nog niet is behaald. Redenen voor geoorloofd verzuim Vakantie; Alleen in overleg en ruim van tevoren aangekondigd is vakantie tijdens het traject toegestaan. Ziekte; De gemeente maakt afspraken met de cursist over ziekmelding en verzuim. Langdurige (chronische) ziekte kan leiden tot geoorloofde tussentijdse uitstroom. Tandartsbezoek, specialistenbezoek, huisartsenbezoek; Alleen indien dit niet anders gepland kan worden. Als regel dient dit buiten de lestijden om gepland te worden. Zwangerschap; De gemeente maakt afspraken met de cursist over het zwangerschapsverlof. In principe worden geen zwangere vrouwen aangemeld. De cursist eindigt het traject. Per geval wordt bekeken wat het beste is voor de cursist. Kinderopvang; Indien dit tijdelijk niet beschikbaar is, vormt dit een reden voor geoorloofd verzuim. Kinderopvang wordt gezocht. Als dit gevonden is start de deelnemer uiterlijk binnen 10 werkdagen weer in de groep. Werk; Werk dat past in het traject dat de gemeente heeft vastgesteld, wordt onderdeel van het scholingsplan. In de tijd die nodig is om de aanpassing te realiseren, kan er sprake zijn van geoorloofd verzuim. Overlijden eerste graad, trouwerij eerste graad Overig; Wanneer de docent van mening is dat er een andere geoorloofde reden is, met vermelding van de reden. Productenboek 2010 Pagina 17 van 82

20 5. Afdeling Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (VAVO) 5.1 Gewoon een goede school.. ben je niet zomaar en, wanneer je dat wél bent, blijf je dat niet zomaar. Ónder dit uitgangspunt moet een constant proces liggen van reflectie op én evaluatie van zaken als inhoud, organisatie, de leerling, de materiële tools en, zeker ook, de menselijke tools. Want wat vandaag goed is, is dat morgen niet meer of moet nodig aangescherpt worden. Om jongeren in staat te stellen een goede toekomst op te bouwen, is het behalen van een startkwalificatie noodzakelijk (afgeronde HAVO, VWO of MBO 2 opleiding). Afgeleid van visie en missie van het KWIC is de ambitie van het VAVO het op verantwoorde wijze kwalificeren van de leerling die dat op het reguliere VO niet meer kan of wil, uitgaande van, of zoveel mogelijk rekening houdend met, het specifieke karakter van deze leerling. 5.2 Waarin onderscheidt het VAVO zich van het reguliere Voortgezet Onderwijs (VO) Gezakte leerlingen hoeven op het VAVO alleen die vakken te doen die ze niet gehaald hebben. In het reguliere VO moeten ze alles weer opnieuw doen. De gebruikte methodiek. Het concept van de methodiek van het VAVO (pedagogisch/didactische kaders) is ontworpen door het APS (Algemeen Pedagogisch Studiecentrum), instituut voor onderwijsverbetering in Utrecht. Gewerkt wordt vanuit de visie dat het bevorderen van een prestatieplicht voor VAVO leerlingen geschikter is dan het opleggen van een presentieplicht. Deze prestaties worden geleverd in een werkklimaat van sterke eigen verantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid, intensief begeleid op afstand. Uiteraard met inachtneming van de wettelijke kaders van Leerplicht en RMC-beleid. De specifieke aanpak voor een specifieke doelgroep. Het VAVO is geen afvalputje van het VO maar heeft zich ontwikkeld tot een vorm van bijzonder onderwijs met een eigen didactiek en pedagogiek. Onder het plan van aanpak ligt een uitgebreide vorm van begeleiding, wekelijks individuele gesprekken door getrainde mentoren voor leerlingen die dat nodig hebben. Daarnaast is er een zorgcoördinator die de mentoren aanstuurt en de contacten onderhoudt met de externe hulpverlening. Het overgrote deel van de leerlingen komt rechtstreeks van het reguliere VO, noodgedwongen of uit vrije wil. Een aantal van deze leerlingen is zorgleerling. Dit betekent dat er een standaard pedagogisch klimaat moet heersen met enerzijds veel ruimte voor de leerling en anderzijds een strakke begeleiding. Concreet betekent dat de eenjarige MAVO/HAVO/VWO opleidingen zijn gebaseerd op een combinatie van algemene- en maatwerkprincipes. In de klassikale uren wordt onder hoge druk materie overgedragen. In een stukje van de klassikale uren, maar zeker in de postklassikale begeleidingsuren en steunlesuren wordt, individueel of in groepsverband, gewerkt aan de verwerking hiervan (hoe past het in het geheel, hoe plan je, waar kom je kennis tekort, waar liggen de defecten en wat kunnen we er aan doen?). Indien noodzakelijk wordt intern of extern hulp gezocht. De klassikale uren en de begeleidingsuren vormen één geheel en zijn daardoor onlosmakelijk met elkaar verbonden. Didactisch en pedagogisch. Door de toename van het aantal zorgleerlingen wordt er extra druk gelegd op de postklassikale uren. 5.3 Educatieopleidingen VAVO Het KWIC verzorgt een aanbod Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (VAVO) in het kader van educatiegelden voor jongvolwassenen om ze de kans te bieden om (alsnog) een diploma en/of certificaten te halen op VMBO-tl (MAVO), HAVO en/of VWO niveau. Jongvolwassenen die later (>18 jaar) alsnog een diploma of certificaat willen halen (tweede kans), kunnen op gemeentelijke kosten op het VAVO terecht. De gemeente heeft aangegeven dat vanaf alleen educatiebudget kan worden ingezet voor deelnemers die niet meer onder de werking van de Rutte-regeling kunnen vallen en nog geen startkwalificatie behaald hebben. De door de gemeente vastgestelde criteria voor het gebruik van educatiemiddelen zijn: Indien de deelnemer ouder is dan 18 jaar. Indien geen inzet mogelijk is vanuit de Rutte-regeling. Indien de Rutte-regeling volledig is benut en het gewenste resultaat nog niet is bereikt. Hierbij zoeken we naar een actieve rol voor de leerplichtambtenaar. Indien de deelnemer nog niet beschikt over een startkwalificatie. Productenboek 2010 Pagina 18 van 82