ISLAMOFOBIE: VERSTERKT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ISLAMOFOBIE: VERSTERKT"

Transcriptie

1 ISLAMOFOBIE: VERSTERKT DOOR DE MEDIA? Een onderzoek naar de invloed van sensationeel televisienieuws op islamofobie Auteur Leoni Susan Tielrooy Studentnummer Master Media, Journalistiek en Publieke Opinie Specialisatie Politieke Communicatie Scriptiebegeleider Mw. A. Wonneberger Datum 28 januari 2011

2 Samenvatting Vooral sinds de aanslagen van 11 september 2001 wordt er veel negatief bericht over moslims en de Islam. Dit gaat gepaard met islamofobie, ofwel de angst voor moslims en de Islam, wat in Nederland een groeiend probleem is. Daarbij wordt sensatie, waaronder negatieve berichtgeving valt, steeds meer toegepast in Nederlands televisienieuws. Deze invalshoek staat aan de hand van de volgende onderzoeksvraag centraal in dit onderzoek: In hoeverre heeft sensationeel televisienieuws invloed op islamofobie bij de kijker? Er zijn vijf hypothesen opgesteld die middels een experiment met vier experimentele groepen en een controlegroep zijn getoetst. Deze kregen allen een sensationeel of neutraal nieuwsfragment te zien van het NOS journaal of het RTL nieuws. De controlegroep kreeg geen nieuwsfragment te zien. Word completion, het afmaken van woordstammen volgens de eerste associatie, en een zevenpunts Likertschaal zijn in het onderzoek gebruikt om de data te verzamelen. In totaal hebben 175 respondenten deelgenomen aan het onderzoek. Onder hen kan gemiddeld geen islamofobie worden geconstateerd. Hoewel er significante verschillen bij islamofobie bestaan voor leeftijd, betrokkenheid en sociaal economische status, kan alleen geconstateerd worden dat een lagere betrokkenheid bij sensationeel nieuws een hogere mate van islamofobie tot gevolg heeft. Hier hangt mee samen dat televisienieuws van invloed is op de mate van islamofobie, maar dat sensatie hier los van staat. Dit wordt ondersteund doordat de respondenten bij elk beeldfragment negatievere associaties vormden dan de respondenten die geen beeldfragment zagen. Aan de hand van de resultaten, worden een viertal aanbevelingen gedaan om bij vervolgonderzoek de mate van islamofobie beter in kaart te brengen. Het is van belang dat de cultivatietheorie allereerst op meerdere media betrokken wordt en dat bovendien een panelonderzoek gedaan wordt. Ook is het nuttig dat nieuws over moslims en de Islam door een andere spreker dan Wilders wordt verkondigd, verwerkt in een geheel nieuwsblok. Tot slot dienen andere aspecten, zoals cultuur, opvoeding, woonsituatie en geloof, te worden betrokken in vervolgonderzoek. 2

3 Voorwoord Eindelijk is het dan zover; mijn scriptie van de Master Politieke Communicatie! In de afgelopen maanden heeft mijn afstudeeronderzoek centraal gestaan en bleven de woorden Islam en moslims continu door mijn hoofd spoken. Door negatieve ervaringen van verschillende vrienden met hun afstuderen, heb ik daarbij lang gewacht op de welbekende afstudeerdip, maar deze kwam maar niet. Zou die dip mij bespaard blijven?! Ja, dat zou het! Ik heb het grootste deel van de tijd het plezier in mijn onderzoek behouden en was elke keer benieuwd naar de resultaten. Ook het feit dat ik mijn onderzoek over dit boeiende en actuele onderwerp zelf heb mogen inkleden, heeft mijns inziens bijgedragen aan het uitblijven van deze dip. Voor mij hebben deze aspecten het in ieder geval erg leuk gemaakt om met mijn afstuderen bezig te zijn en ik zie mijn scriptie dan ook als een mooie, goede en vooral trotse afsluiting van mijn studie. Deze afsluiting was niet mogelijk geweest zonder de hulp en het geduld van een aantal mensen. Bij deze wil ik dan ook van de gelegenheid gebruik maken om hen te bedanken. Mijn begeleider van de UvA allereerst natuurlijk, die kritisch naar mijn werk keek, die me soms met beide benen op de grond kon zetten en die altijd heel snel reageerde op mijn s. Anke, bedankt! Ook wil ik mijn vriend Erik, mijn vriendinnen, onder wie Tessa en Tessa in het bijzonder, en mijn ouders bedanken voor hun meelezen, hun kritische vragen en hun luisterend oor. Zonder hen was mijn afstudeerproces wellicht een frustrerend geheel geworden. Tot slot wil ik al mijn respondenten bedanken, want zonder hen had ik dit onderzoek niet kunnen afronden. Na een geweldige studententijd met veel leermomenten, is het moment dan toch echt daar om deze periode af te sluiten. Ik ben klaar voor de volgende uitdaging! Leoni Tielrooy Utrecht, 28 januari

4 Inhoudsopgave INLEIDING VAN THEORIE NAAR CONCEPT SENSATIE EN ISLAMOFOBIE GECONCRETISEERD Sensatie Islamofobie DE CULTIVATIETHEORIE HYPOTHESEN CONCEPTUEEL MODEL METHODE ONDERZOEKSINSTRUMENT Berlijn Ground Zero VERZAMELING VAN DE DATA Word completion Likertschaal DE SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF RESULTATEN SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF FACTORANALYSE BETROUWBAARHEID BESCHRIJVENDE RESULTATEN DE HYPOTHESEN Sensationeel versus neutraal nieuws Mannen versus vrouwen Jongeren versus ouderen Correlatie Lage versus hoge sociaal economische status TOETSING VAN HET CONCEPTUELE MODEL Lineaire regressie Interactie CONCLUSIE EN DISCUSSIE TERUGBLIK

5 4.2 HYPOTHESEN BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAAG BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEKSDESIGN Aanmerkingen op het onderzoeksdesign Validiteit Betrouwbaarheid AANBEVELINGEN DE CULTIVATIETHEORIE EEN VOORGEPROGRAMMEERDE MENING ONDERZOEKSMETHODE OORZAKEN VAN ISLAMOFOBIE CONCLUSIE LITERATUURLIJST BIJLAGEN BIJLAGE I VRAGENLIJST BIJLAGE II FACTORLADINGEN

6 Inleiding Aanleiding, relevantie en vooruitblik Aanleiding Moslims en de Islam zijn een veelvuldig terugkerend onderwerp in het nieuws, dat vrijwel altijd negatief lijkt te zijn (Shadid, 1995; Haghebaert, 2005). Iets dat kenmerkend is voor sensationeel nieuws (Dowler, 2004). Vooral sinds de aanslagen van 11 september 2001 wordt er veel bericht over deze religie en haar aanhangers. Dit gaat volgens Safranski (2003) gepaard met een gevoel van islamofobie, ofwel de angst voor moslims en de Islam. De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie liet in 2008 niet alleen weten dat islamofobie in Nederland aanwezig is, maar ook dat het een groeiend probleem is (Willems, 2008). Bovendien blijkt uit het onderzoek van Das, Bushman, Bezemer, Kerkhof en Vermeulen (2008) dat nieuwsberichten over terroristische aanslagen in de wereld burgers angstig maken en negatiever tegenover moslims in eigen land doen staan. Uit onderzoek blijkt dat sensationele technieken steeds meer aanwezig zijn in het Nederlands televisienieuws (Hendriks Vettehen, Nuijten & Beentjes, 2005). Zo ook bij het nieuws van het NOS journaal en het RTL nieuws. Werkt deze stijging van sensatie islamofobie dan ook in de hand? Is de angst voor de Islam gegrond of is het overtrokken angst die duidelijk aanwezig is bij de kijker van sensationeel nieuws? Tegenstanders van islamofobie zien de toepassing van de term namelijk als een manier om kritiek op de Islam te kunnen typeren als overdreven en ongegronde angst, waardoor de Islam en haar aanhangers worden behoed voor kritiek (Bovenkerk, in: Van Donselaar & Rodrigues, 2006). Bovenstaande is een interessante invalshoek voor dit onderzoek, waarbij het wetenswaardig is om te bekijken in hoeverre er duidelijke verschillen bestaan tussen de kijkers met verschillende demografische kenmerken. De onderzoeksvraag die hieruit voortvloeit en centraal staat in dit rapport, luidt dan ook als volgt: In hoeverre heeft sensationeel televisienieuws invloed op islamofobie bij de kijker? Relevantie Hoewel er reeds kwalitatief onderzoek is gedaan naar de effecten van televisienieuws op de beeldvorming over de Islam in de Westerse wereld (Shadid, 1995), is er nog geen kwantitatief onderzoek bekend dat speciaal ingaat op sensationeel televisienieuws. Het is dan ook nuttig 6

7 om islamofobie in kaart te brengen aan de hand van sensationeel televisienieuws, om te bekijken in hoeverre deze nieuwsvorm daadwerkelijk van invloed is op de beeldvorming van kijkers op de Islam. Bovendien hebben mensen vaak weinig controle over de effecten van nieuws op hun gedachten (Das, Bushman, Bezemer, Kerkhof & Vermeulen, 2008). Het is dan ook belangrijk dat nieuwsmakers en nieuwsconsumenten bekend zijn met de mogelijke effecten die de manier van berichtgeving over de Islam met zich meebrengt. Door middel van dit onderzoek zal bewustwording worden gecreëerd van de mate van islamofobie en de invloed van sensationeel nieuws bij zowel televisiemakers als televisiekijkers. Vooruitblik Aangezien er geen onderzoeken bekend zijn over dit specifieke onderwerp, is het belangrijk om in het eerste hoofdstuk de centrale begrippen islamofobie en sensatie te verduidelijken. Daarbij is het nuttig om middels bestaande literatuur een vijftal hypothesen te onderbouwen en deze in hoofdstuk 2 als basis te gebruiken voor de onderzoeksmethode en de dataverzamelingsmethode. Door deze basis te leggen, kunnen in het derde hoofdstuk de resultaten worden gepresenteerd en de hypothesen al dan niet worden verworpen. Hieruit vloeit de beantwoording van de onderzoeksvraag voort, die wordt behandeld in de conclusie en discussie in hoofdstuk 4. Tenslotte kunnen dan in hoofdstuk 5 suggesties voor vervolgonderzoek gedaan worden om islamofobie en de invloed van sensationeel nieuws, daar waar nodig, beter in kaart te brengen. 7

8 1 Van theorie naar concept 1 Inbedding van het onderzoek in de wetenschappelijke literatuur In dit hoofdstuk staat de wetenschappelijke literatuur centraal, waaruit vijf hypothesen richting sensatie in televisienieuws zijn afgeleid op het gebied van kijkgedrag, geslacht, leeftijd, betrokkenheid en sociaal economische status. Deze hypothesen leiden samen tot een conceptueel model, dat in een oogopslag het verband tussen de onderzoeksvraag en de hypothesen duidelijk maakt. Alvorens deze hypothesen aan bod komen, worden de begrippen sensatie en islamofobie uit de onderzoeksvraag belicht om de onderzoeksvraag te verduidelijken. 1.1 Sensatie en islamofobie geconcretiseerd Om een goed beeld te krijgen van sensatie en islamofobie als centrale aspecten in de onderzoeksvraag, is het van belang om deze begrippen nader toe te lichten. Beide begrippen worden verduidelijkt door zowel overeenkomstige als tegenstrijdige literatuur, om de uiteindelijke keuzes te kunnen verantwoorden Sensatie In de afgelopen jaren is televisienieuws steeds sensationeler geworden (Nuijten, 2007), maar wat sensatie precies inhoudt is nog steeds onduidelijk. Verscheidene onderzoekers hebben reeds uitspraken gedaan over het begrip sensatie, maar een eenduidige definitie ontbreekt in de literatuur (Nuijten, 2007). Waar het bij neutrale berichtgeving juist draait om het verhogen van sociale en politieke kennis (Grabe, Zhou & Barnett, 2001; Dowler, 2004), bestaat de overeenstemming dat sensatie in berichtgeving juist gericht is op amusement en prikkeling (Grabe et al., 2001; Dowler, 2004; Nisbett & Ross, 1980). Amusement wordt door Rutten, Leurdijk en Frissen (2005) getypeerd als het al dan niet aanwezig zijn van de publieke waarden toegankelijkheid, is de boodschap voor iedereen interessant en begrijpelijk, pluriformiteit, worden meerdere visies gerepresenteerd, en onafhankelijkheid, worden zowel voorstanders als tegenstanders in beeld gebracht, De mate van onafhankelijkheid komt overeen met de door Hendriks Vettehen, Nuijten en Beentjes, (2005) aangehaalde tastbaarheid, aangezien dit volgens hen wordt behaald met personalisatie en het laten spreken van betrokkenen. Kortom, hoe afhankelijker een bericht, hoe minder de 8

9 balans tussen voorstanders en tegenstanders aanwezig is, hoe sensationeler dit bericht kan worden getypeerd. Hoe minder deze waarden aanwezig zijn, hoe sensationeler de boodschap is (Grabe et al., 2001). Deze waarden worden door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2005) onderstreept, maar worden niet direct betrokken op sensatie. De drie waarden worden door Bakker en Scholten (2007) betrokken op algemene, neutrale media, wat betekent dat deze waarden ook omgevormd kunnen worden naar sensationelere media. Naar aanleiding van de overlappende meningen over de publieke waarden, worden deze dan ook in ogenschouw genomen bij de selectie van de twee nieuwsberichten. Bij prikkeling kan gedacht worden aan een prikkeling volgens de klassieke conditionering, waarbij een gebeurtenis met een andere wordt geassocieerd en op die manier een bepaalde emotie teweeg brengt (Brehm, Kassin & Fein, 2002). Hierbij gaat het bericht niet over feiten, maar over personen (Van Praag & Brants, 2000). Zo kan gedacht worden aan een toespraak van Wilders, die geassocieerd wordt met een negatieve houding tegenover moslims. Dit kan emoties van blijheid oproepen, omdat de kijker dezelfde ideeën heeft, of emoties van boosheid en frustratie, omdat de kijker lijnrecht tegenover de ideeën van Wilders staat. Wanneer kijkers vervolgens Wilders op een willekeurig moment in beeld zien, dan kan de associatie ontstaan met moslims en de Islam. Grabe et al. (2001) brengen sensatie in verband met beroemdheden, criminaliteit, seks, rampen, ongelukken of publieke angsten. Dit laatste aspect wordt ook aangehaald door Tan (2004), die angst als onderdeel ziet van amusement en entertainment en wordt door Staelens (in: Lammar, 2006) benadrukt door sensatie in verband te brengen met xenofobie. Dowler (2004) sluit hier deels bij aan door zich bij sensationele berichtgeving te richten op het gebruik van bekende of vooraanstaande personen, het gebruik van beelden van betrokkenen, het gebruik van humor en het gebruik van bizarre, wilde of negatieve items. Naar aanleiding van bovenstaande overlappende aspecten, wordt de volgende definitie van sensationeel televisienieuws in dit onderzoek gehanteerd: Een techniek die publieke angsten creëert of versterkt middels amusement, prikkeling, het gebruik van beroemdheden en het berichten over personen in plaats van over feiten 9

10 1.1.2 Islamofobie Sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 bestaat er een enorme stijging van racistisch geweld direct tegen moslims of indirect via hun bezittingen (ECRI, 2008; Bovenkerk, in: Van Donselaar & Rodrigues, 2006), iets dat na de moord op Theo van Gogh weer is opgelaaid. Tegelijkertijd wordt door het ECRI (2008) geconstateerd dat de gehele publieke opinie over moslims verslechterd is, en dat dit gevoel aangewakkerd en versterkt is door drie aspecten. Allereerst stereotyperende, stigmatiserende en racistische uitlatingen van politici. Ten tweede zou de publieke opinie negatiever zijn door angst en verontrustende gevoelens over terroristische aanslagen en veiligheid. Een derde oorzaak van de negatieve publieke opinie jegens moslims kan gevonden worden in negatieve uitlatingen in de media, waarin moslims en terroristische aanslagen aan elkaar gekoppeld worden. Bovenstaande aspecten kunnen worden gezien als oorzaken van islamofobie, dat volgens Bovenkerk (in: Van Donselaar & Rodrigues, 2006) als begrip in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw is ontstaan onder voorstanders van een multiculturele samenleving. Het woord islamofobie zelf betekent letterlijk de angst voor moslims en de Islam (Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie, 2008), iets dat zich verder strekt dan enkel angst voor terroristische aanslagen (Hussain, 2000). Brown (in: Ter Wal & Verkuyten, 2000) is wat specifieker door islamofobie af te bakenen als de angst, haat, vijandigheid en vooroordelen tegen moslims en de Islam. Dus er is bij islamofobie sprake van negatieve attitudes tegenover de Islam en personen die behoren tot de moslims of die verondersteld worden moslims te zijn, en verondersteld worden eigenschappen en gewoonten te hebben die weinig of niet wenselijk zijn door ze impliciet tegenover de niet- Islamitische meerderheidsgroep te stellen die deze eigenschappen of gewoonten niet heeft (Van de Zande, Hanquinet, Swyngedouw & Jacobs, 2006). Bovenstaande wordt door Simon (2005) deels onderstreept door islamofobie te typeren als angst voor en negatieve gevoelens over de Islam, uiteenlopend van haat tot afkeer, hetgeen aansluit bij de bevinding van Bovenkerk (in: Van Donselaar & Rodrigues, 2006), dat islamofobie haat en vijandigheid beslaat. Deze houding wordt volgens het Forum against Islamophobia and Racism (2001) gevoed door negatieve en neerbuigende stereotypen betreffende moslims, die op hun beurt van invloed zijn op de attitude (Eagly & Chaiken, 1993). Sniderman, Hagendoorn en Prior (2003) laten zien dat er twee aspecten aan de basis liggen van deze negatieve attitude over moslims en hun godsdienst. Enerzijds een algemene bevooroordeelde houding, zoals de associatie dat de Islam onlosmakelijk verbonden is met 10

11 fanatisme, fundamentalisme, terrorisme, gevaar en agressie (Nijhoff & Trompetter, 2003) en anderzijds een afwijzing van hun tradities in opvoeding en trouwen, zoals de associatie met vrouwenonderdrukking (Nijhoff & Trompetter, 2003). Naar aanleiding van bovenstaande, wordt de volgende definitie van islamofobie in dit onderzoek gehanteerd: Negatieve attitudes tegenover moslims en de Islam in de vorm van angst, haat, vijandigheid, vooroordelen en stereotyperingen. 1.2 De cultivatietheorie Aangezien de televisie een buitengewoon grote aandacht heeft voor misdaad, lijkt de wereld voor de kijkers erg gewelddadig (Elchardus, De Groof & Smits, 2003), wat leidt tot angstgevoelens bij de kijker (Gerbner in: Malliet, 2007). Over de effecten van media bestaat reeds sinds de jaren zestig bezorgdheid. Als reactie hierop wordt menig project gestart om deze effecten in kaart te brengen en de mogelijke schade vast te stellen die zij veroorzaken. Gerbner vormt hierin de spil en ontwerpt met enkele mede onderzoekers de Violence Index om te meten in welke mate geweld op televisie wordt uitgezonden (Baran & Davis, 2000). Vanaf 1973 gaat Gerbner zich meer richten op de invloed van het medium televisie op de kijker, wat als het begin van de cultivatietheorie kan worden beschouwd (Perry, 2002). De centrale gedachte is volgens Gerbner en zijn mede- onderzoekers dat door de media een beeld wordt geschetst, dat ten grondslag ligt aan de meningen en oordelen van de gebruiker. Het probleem hierbij is volgens de onderzoekers dat dit beeld niet strookt met de werkelijkheid (Baran & Davis, 2000). Dit heeft de vorming van stereotyperingen tot gevolg (McQuail, 1999), waardoor een vertekend beeld van de werkelijkheid wordt gecreëerd bij de consument (Gerbner, Gross, Morgen & Signorielli, 1980; Shrum, 1999). Van den Bulck (2004) onderschrijft de bevindingen van Gerbner et al. (1980) door het verband tussen televisie kijken en angst aan te tonen. Daarbij toonde deze auteur aan dat mensen die regelmatig televisie kijken een grotere angst voor criminaliteit hebben dan mensen die reeds slachtoffer zijn geweest van een criminele activiteit. Ook Vergeer (2000) concludeerde dat er een verband is, maar dat de effecten van televisie op onveiligheidsgevoelens minimaal zijn. Vergeer (2000) is niet de enige die enigszins sceptisch tegenover de cultivatietheorie staat. Aanhangers van de uses and gratificationstheory beweren dat de invloed van televisie veel beperkter is en samenhangt met de behoeftes van de individuele gebruiker (De Boer & Brennecke, 2003). 11

12 Bovendien lijkt de theorie niet volledig te zijn. Gerbner et al. (1980) lijken differentiatie buiten beschouwing te laten (Potter & Chang, 1990) door het medium televisie in haar geheel te betrekken in de theorie. Dit, terwijl er diverse genres bestaan, die allen een eigen mate van cultivatie bezitten. Daarnaast is het volgens Hawkins en Pingree (1990) van belang om verder te kijken dan enkel de relatie tussen televisieblootstelling en de concepten die met cultivatie gepaard gaan, zoals Gerbner et al. (1980) hebben bedoeld met hun theorie. Om een eerlijker beeld te krijgen van de effecten van cultivatie, dienen modererende variabelen volgens Hawkins en Pingree (1990) te worden betrokken. Hierbij kan gedacht worden aan leeftijd. Dit sluit aan op de conclusie van Romer, Jamieson en Aday (2003), dat een televisieboodschap op verschillende manieren opgevat kan worden door de kijkers, waardoor een nieuwsuitzending niet op iedereen dezelfde uitwerking heeft. Ondanks de kritiek op de cultivatietheorie, dient deze wel als basis voor dit betreffende onderzoek, aangezien de beschreven beperkingen zijn opgevangen in het onderzoeksinstrument. Er is in dit onderzoek juist gekozen is voor een specifiek genre, te weten sensatie, waarbij de modererende variabelen leeftijd, geslacht, betrokkenheid en sociaal economische status een belangrijke rol spelen bij de vaststelling van islamofobie. Mogelijk is dit televisiegenre juist van invloed op de individuele kijker en is dit onafhankelijk van de behoeftes en interpretaties van de kijkers, aangezien angst een universele basisemotie is (Eagly & Chaiken, 1993) en dus bij iedereen in meer of mindere mate aanwezig is. 1.3 Hypothesen Zoals reeds aangegeven, wordt televisienieuws steeds sensationeler (Nuijten, 2007), waardoor het genre sensatie zeer interessant blijkt om centraal te stellen. Aangezien sensationele berichtgeving, zoals eerder vermeld, onder andere gericht is op publieke angsten, sluit dit goed aan op de cultivatietheorie. Want wat is de invloed van deze sensatie in televisienieuws nu daadwerkelijk op de mate van angstgevoelens jegens moslims en de Islam? De eerste hypothese is hier dan ook uit voort gevloeid en luidt als volgt: H1 Mensen die sensationeel televisienieuws kijken, bezitten een hogere mate van islamofobie dan mensen die geen of neutraal televisienieuws kijken In dit onderzoek zal bovendien de paradox van de slachtofferangst aan bod komen. Deze paradox houdt in dat de meest angstige mensen objectief bezien de minste kans lopen om slachtoffer te geraken van een criminele activiteit (Van den Boer, Pauwels, & Callens, 2004). Deze groep angstige mensen wordt voornamelijk gevormd door ouderen en vrouwen. 12

13 (Rountree, 1998). Over de leeftijd van de desbetreffende ouderen bestaat echter geen overeenstemming. Hoewel Rountree (1998) ouderen als 65 jaar en ouder typeert, duiden Van den Boer et al. (2004) ouderen aan als mensen van 55 jaar en ouder. Aangezien het bereik van ouderen met internet groter is onder hen die 55 jaar en ouder zijn, worden ouderen in dit onderzoek aangeduid als mensen vanaf 55 jaar. De veronderstelling van de reeds beschreven paradox vormt een interessante invalshoek voor de mate van islamofobie onder de twee leeftijdscategorieën en het geslacht. Aanvullend op het leeftijdsaspect, concludeert Vergeer (2000) dat leeftijd een verschil aanduidt bij de mate van raciale angstgevoelens, waarbij ouderen angstiger worden bevonden. Daarom zijn de tweede en derde hypothese opgesteld, die als volgt luiden: H2 Vrouwen die sensationeel televisienieuws kijken, bezitten een hogere mate van islamofobie dan mannen die sensationeel televisienieuws kijken H3 Mensen van 55 jaar en ouder die sensationeel televisienieuws kijken, bezitten een hogere mate van islamofobie dan mensen tot 55 jaar die sensationeel televisienieuws kijken De vierde hypothese vervolgens is opgesteld aan de hand van het media system dependency model van Ball- Rokeach en De Fleur (1978). Dit model gaat uit van actieve en toevallige gebruikers, ofwel kiest men al dan niet bewust te kijken naar het betreffende nieuwsitem, en is van invloed op de mate van betrokkenheid bij de nieuwsboodschap. Hierdoor ontstaat een zekere mate van prikkeling van de boodschap. Hoe sterker de prikkeling, hoe hoger de betrokkenheid. Echter, De Boer en Brennecke (2003) concluderen dat betrokkenheid een groter terrein beslaat dan slechts de hierboven genoemde prikkeling, namelijk actieve participatie bij de boodschap. Hiermee wordt bedoeld dat mensen over de boodschap nadenken en met andere mensen over de inhoud spreken. Dit aspect wordt door Aalberts (2004) onderschreven als aspect van politieke betrokkenheid. De aspecten kennis en interesse worden door Aalberts (2004) bovendien centraal gesteld bij betrokkenheid, wat door Petty en Caccioppo (1986) en Floor en Van Raaij (2000) wordt beaamd. Aanvullend op het kennisaspect, kan geconcludeerd worden dat burgers met veel kennis relatief neutralere en stabielere opinies hebben (Aalberts, 2004), wat lijkt te duiden op minder angstgevoelens bij een hogere mate van kennis. De aspecten participatie, kennis en interesse worden in dit onderzoek overgenomen voor de betrokkenheid bij mediaboodschappen. Verondersteld wordt dat mensen met een hogere 13

14 betrokkenheid een lagere mate van islamofobie bezitten dan mensen met een hogere betrokkenheid. Aannemelijk is dat een duidelijk aanwezige prikkeling, actievere participatie door bijvoorbeeld praten met anderen over de Islam en moslimterrorisme, grotere interesse voor moslimterrorisme en een grotere mate van kennis over aanslagen en terrorisme tot een lagere mate van angst leiden. Dit, omdat mensen dan hun mening kunnen relativeren door kritische verwerking van de boodschap (Simons, 1998). Bovendien blijken mensen geneigd zich bij hogere betrokkenheid meer in te spannen om een redelijke inschatting te maken van de neutrale factor van de informatie (Shrum, 2006). Onderstaande hypothese sluit hier dan ook bij aan: H4 Mensen met een hogere betrokkenheid bij sensationeel televisienieuws, bezitten een lagere mate van islamofobie dan mensen met een lagere betrokkenheid bij sensationeel nieuws De vijfde en laatste hypothese die in dit onderzoek aan bod komt, heeft betrekking op de sociaal economische status van mensen. De opvattingen over de definiëring van de sociaal economische status lopen nogal uiteen. In dit onderzoek is gekozen voor de aansluiting bij de omschrijving van De Beer (2008) en Beckers en Kalmijn (1998), die sociaal economische status aanduiden als een combinatie van opleidingsniveau, inkomensniveau en beroepsniveau. Volgens McLeod en Perse (1994) blijkt dat mensen die hoogopgeleid zijn en een bovenmodaal inkomen hebben, makkelijker kennis opdoen, selectiever zijn bij blootstelling van een mediaboodschap en informatie die voor hen relevant is beter herinneren dan mensen met een lage sociaal economische status. Bovendien concludeert Vergeer (2000) dat sociaal economische status een duidelijk verschil in raciale angstgevoelens tot gevolg heeft, waarbij een lage sociaal economische status in verband staat met de ontwikkeling van angst (Van Bokhoven & Grievink, 2008). Dit is dan ook een interessant aspect voor het in kaart brengen van de verschillen in sensationele media effecten en komt dan ook aan bod aan de hand van de volgende hypothese: H5 Mensen met een lage sociaal economische status die naar sensationeel televisienieuws kijken, bezitten een hogere mate van islamofobie dan de kijkers met een hoge sociaal economische status 1.4 Conceptueel model De zojuist beschreven hypothesen en onderzoeksvraag zijn gevisualiseerd in een conceptueel model (Model 1), waarin de effecten van sensationeel televisienieuws op de mate van 14

15 islamofobie centraal staan en versterkt worden door de modererende variabelen leeftijd, geslacht en sociaal economische status, maar juist verminderd worden door een hoge betrokkenheid. Hoe meer sensatie aanwezig is in een nieuwsuitzending, hoe islamofobischer de kijker zou zijn. Model 1 Conceptueel model voor de mate van islamofobie Alvorens dit conceptuele model te kunnen toetsen, is het van belang om de onderzoeksmethode duidelijk voor ogen te hebben, zodat in de daaropvolgende hoofdstukken de hypothesen al dan niet kunnen worden aangenomen en de onderzoeksvraag beantwoord kan worden. In het volgende hoofdstuk zal daarom aandacht besteed worden aan de onderzoeksmethode, de dataverzameling en de samenstelling van de steekproef. 15

16 2 Methode 2 Het onderzoeksinstrument en haar bijbehorende dataverzamelingsmethoden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop dit onderzoek zal worden uitgevoerd. Om hier een helder beeld van te krijgen, wordt allereerst beschreven en verantwoord waarom er is gekozen voor een experiment. Vervolgens komen word completion en de Likertschaal als dataverzamelingsmethoden aan bod, waarna wordt afgesloten met de samenstelling van de steekproef. 2.1 Onderzoeksinstrument Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag, wordt in dit onderzoek een experiment gebruikt. Een experiment dient volgens Baarda en De Goede (2006) voor het observeren van de werkelijkheid en het testen van wetenschappelijke hypotheses. Er wordt nagegaan of verwachtingen in de praktijk vorm krijgen. De onderzoeker manipuleert en controleert hiervoor de onafhankelijke variabele, wat door De Boer en Brennecke (2006) wordt beaamd. Hierbij staan experimentele en controlegroepen centraal, waarbij de respondenten via randomisering in die groepen terecht komen. Het doel van een experiment is volgens Swanborn (1996) het verzamelen en analyseren van gegevens over de invloed van een of meer variabelen. Om de invloed van nieuwsberichten op islamofobie in dit onderzoek te kunnen meten, is er gekozen voor een experiment in de vorm van een achterafmeting met controlegroep, gevisualiseerd in het volgende onderzoeksdesign: X 1 Y 1 X 2 Y 2 R X 3 Y 3 X 4 Y 4 Y 5 16

17 Uit bovenstaand design kan worden afgeleid dat er in het experiment vijf groepen worden betrokken, waaronder vier experimentele groepen (Y 1 tot en met Y 4 ) en een controle groep (Y 5 ). Aan de experimentele groepen wordt een filmpje getoond met ofwel een sensationeel nieuwsitem over de Islam, ofwel een bewerkt fragment over de Islam, waardoor alleen de neutrale delen worden getoond. De controlegroep wordt niet blootgesteld aan een nieuwsfragment, maar zal wel dezelfde vragen beantwoorden als de experimentele groepen. Hierbij komt het de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede om een dubbelblind experiment uit te voeren, ofwel de onderzoeker en de respondent weten beiden niet aan welke conditie de respondent wordt blootgesteld (De Boer & Brennicke, 2006). Thesis Tools, het programma waarmee de survey verspreid is, verdeelt de respondenten random over de vijf groepen, waardoor zowel de respondenten als de onderzoeker niet weten aan welke groep de respondenten worden toegewezen en de mate van betrouwbaarheid stijgt. Hoewel het NOS journaal en het RTL nieuws als neutrale nieuwsvoorzieningen worden gezien (van Praag & van der Eijk, 1998), concludeert Nuijten (2007) dat het televisienieuws van alle zenders steeds sensationeler wordt. Het is dan ook interessant om te bekijken of de van oorsprong neutrale nieuwsvoorzieningen sensationeel nieuws brengen. Om dit te kunnen bevestigen dan wel ontkrachten, zijn de in het theoretisch kader behandelde aspecten van sensationeel nieuws, namelijk amusement, prikkeling, beroemdheden, publieke angsten en het berichten over personen in plaats van over feiten afgezet tegen enkele nieuwsfragmenten van het NOS journaal en het RTL nieuws. De originele berichten zijn geselecteerd aan de hand van de bovenstaande aspecten van sensatie. Na de beoordeling zijn twee fragmenten geselecteerd, te weten de toespraak van Wilders in Berlijn, uitgezonden door het RTL nieuws en de toespraak van Wilders nabij Ground Zero, uitgezonden door het NOS journaal. Beide berichten zijn bewerkt, zodat er twee sensationele nieuwsberichten en twee neutrale berichten vergeleken kunnen worden in het onderzoek Berlijn De toespraak van Wilders in Berlijn bevat alle aspecten die gericht zijn op sensatie. Amusement komt in dit beeldfragment in de eerste plaats aan bod in de vorm van een grote mate van afhankelijke berichtgeving, aangezien een tegenstander van Wilders slechts 4 seconden in beeld verschijnt, maar voorstanders en hun gejuich voor Wilders meer dan 10 seconden in beeld zijn. Bovendien is de boodschap niet pluriform en toegankelijk (Van de Donk, Broeders & Hoefnagel, 2005), aangezien door Wilders alleen de boodschap wordt 17

18 verspreid dat de Islam een gevaarlijke ideologie is, waardoor er sprake is van een erg eenzijdige boodschap waar niet iedere kijker zich in kan vinden. Daarnaast gaat het beeldfragment niet over feiten, maar over personen (Van Praag & Brants, 2000), in dit geval over moslims en hoe Wilders over hen denkt. Prikkeling vervolgens komt tot uiting in het feit dat dit nieuwsbericht bij voorstanders van Wilders positieve emoties kan oproepen, zoals blijdschap en trots, maar bij tegenstanders juist negatieve emoties, zoals boosheid of frustratie. Wilders, die gezien kan worden als een beroemd persoon, zou met zijn boodschap een publieke angst kunnen inboezemen door de Islam als radicale godsdienst te bestempelen Ground Zero Het beeldfragment met betrekking tot de speech van Wilders bij Ground Zero bevat bovendien verscheidene aspecten van sensatie. Een grote mate van afhankelijke berichtgeving komt allereerst sterk naar voren in het geselecteerde fragment. Hoewel Maxime Verhagen kort ingaat op het eigen initiatief van Wilders, worden verder alleen medestanders van Wilders in beeld gebracht. Hierin worden tegenstanders van Wilders geheel niet betrokken. Ook bij dit fragment is de boodschap niet pluriform en toegankelijk (Van de Donk et al., 2005), aangezien Wilders een erg eenzijdige boodschap ten gehore brengt. Hierbij gaat het beeldfragment wederom niet over feitelijkheden, maar over personen (Van Praag & Brants, 2000). Prikkeling vervolgens komt tot uiting in het feit dat dit nieuwsbericht bij voorstanders van Wilders direct negatieve emoties kan oproepen, maar bij tegenstanders juist positieve emoties teweeg brengt. Wilders zelf kan in dit fragment als vooraanstaand persoon worden bestempeld, die ook hier een publieke angst lijkt in te boezemen door de Islam als radicale godsdienst te bestempelen. Beide beeldfragmenten kunnen volgens bovenstaande als sensatiegericht worden bestempeld en lijken op elkaar qua vorm, aangezien beide fragmenten worden ingeleid door een nieuwslezer en beide fragmenten om een toespraak van Wilders draaien. Echter, geconcludeerd kan worden dat het fragment van het RTL nieuws sensationeler is, omdat er daadwerkelijk tegenstanders zijn betrokken, terwijl in het fragment van de NOS alleen Maxime Verhagen uitlaat dat de toespraak van Wilders op Ground Zero op eigen initiatief is. Geluiden van duidelijke tegenstanders worden achterwege gelaten. Bovendien speelt Wilders in Berlijn meer in op de publieke angst door niet alleen in te gaan op de Islam als een in zijn ogen radicale en gevaarlijke godsdienst, maar ook op het stichten van een vrijheidsalliantie. Iets dat volgens hem nodig is om onze vrijheid te verdedigen en om de Islam als gevaarlijke ideologie in de Westerse wereld te stoppen. 18

19 Met deze verschillen in het achterhoofd, worden beide beeldfragmenten gebruikt in het experiment. Echter, beide fragmenten zullen bewerkt worden, zodat twee groepen een versie krijgen die slechts neutraal nieuws verkondigt over de speech van Wilders in Berlijn en in New York en twee groepen het gehele fragment. Bij het neutrale nieuws kan gedacht worden aan de aankondiging van de nieuwslezer en het verkondigen van feitelijkheden tijdens de nieuwsuitzending door een voice over en een correspondent. 2.2 Verzameling van de data De respondenten worden zowel via de onderzoeker zelf als via sociale netwerksites als via senioren computerclubs benaderd. Gebruikers van deze sociale netwerksites beschikken over internet en kunnen dus eenvoudig deelnemen aan het onderzoek, waardoor er in korte tijd veel respondenten geworven kunnen worden. Bovendien zijn de leden van de computerclubs ouder dan 55 jaar, waardoor in korte tijd veel oudere respondenten verzameld worden. Dit levert weinig inspanning voor de onderzoeker op. Daarnaast wordt aan de deelnemers van het onderzoek gevraagd om de vragenlijst door te sturen naar mensen met internet, aan wie ook weer wordt gevraagd de vragenlijst door te sturen. Hierdoor wordt de vragenlijst steeds verder verspreid, waardoor een zogenoemd sneeuwbaleffect ontstaat (Krackhardt & Porter, 1986). De data worden enerzijds verzameld middels een online survey in de vorm van word completion en een zevenpunts Likertschaal. Deze survey is opgenomen in bijlage Word completion Word completion zal direct na het beeldfragment aan bod komen, om te kijken in hoeverre de respondenten die een sensatiegericht fragment hebben gezien, angstiger zijn voor uitingen met betrekking tot de Islam dan de neutrale groep of de controlegroep. Deze methode wordt door verschillende onderzoekers gebruikt (Tulving, Schacter & Stark, 1982; Kay, Wheeler, Bargh & Rossa, 2004), waarbij laatstgenoemden word completion toepassen om een vergelijking te maken tussen priming van materialen en het verwerken ervan in je geheugen, waardoor associaties gemeten kunnen worden. Dit wordt bewerkstelligd door slechts een paar letters van een woord te laten zien, waarna de respondenten geïnstrueerd worden om hier enkele letters aan toe te voegen tot er een bestaand woord wordt gevormd. Hierbij kan gedacht worden aan ANG_, wat afgemaakt kan worden als angst of angel. De manier waarop de respondenten de woorden afmaken, zullen afhankelijk zijn van de op dat moment geactiveerde concepten (Fransen, Fennis, Pruyn & Das, 2008). 19

20 In dit onderzoek zullen de nieuwsuitzendingen sensationeel of neutraal sturend zijn en daarom mogelijk van invloed op het afmaken van de woordstammen. Een vergelijking tussen de antwoorden bij sensationele of neutrale nieuwsberichtgeving zal daardoor mogelijk zijn. Door de toepassing van deze methode, kunnen dus associaties gemeten worden met betrekking tot de invloed van sensationele nieuwsuitingen op de angst voor de Islam. Sniderman, Hagendoorn en Prior (2003) laten zien dat er twee aspecten aan de basis liggen van de negatieve attitude over moslims en hun godsdienst, namelijk enerzijds een algemene bevooroordeelde houding, zoals de associatie dat de Islam onlosmakelijk verbonden is met fanatisme, fundamentalisme, terrorisme, gevaar en agressie (Nijhoff & Trompetter, 2003) en anderzijds een afwijzing van hun tradities in opvoeding en trouwen, zoals de associatie met vrouwenonderdrukking (Nijhoff & Trompetter, 2003). De bovenstaande associaties zijn in de vorm van woordstammen overgenomen in de vragenlijst, opgenomen in bijlage 1. De overige woordstammen zijn opgesteld aan de hand van de literatuur uit het theoretisch kader Likertschaal Om de angst over de Islam in kaart te brengen, is het verzamelen van meningen essentieel. Hiervoor biedt een schriftelijke vragenlijst uitkomst (Jansen, Steehouder & Gijsen, 2004). Ondanks een hogere mate van nuance bij de hantering van open vragen, zijn de te verkrijgen gegevens bij een gesloten variant meer betrouwbaar en valide. Deze gegevens en de daaraan gekoppelde uitkomsten zijn niet alleen beter vergelijkbaar, maar zijn ook statistisch goed te interpreteren en te verwerken (Jansen et al., 2004). Daarnaast is een vragenlijst een efficiënte manier om meningen te verkrijgen en kost het invullen van de vragenlijst de respondenten weinig moeite (Spector, 2006). Een schriftelijke vragenlijst kan in allerlei vormen gegoten worden, maar Bruner (1992) concludeert dat een vijfpunts of een zevenpunts Likertschaal erg geschikt is voor de meting van attitude. Bovendien kan de onderzoeker de resultaten bij een Likertschaal inzichtelijk interpreteren, zijn de taken voor de respondent eenvoudig en worden er duidelijke resultaten verkregen die goed vergelijkbaar zijn (Downs & Adrian, 2004). Ajzen (2002) adviseert bij het meten van attitudes een zevenpunts Likertschaal die loopt van Helemaal mee oneens tot en met Helemaal mee eens. Matell en Jacoby (1972) onderschrijven dit en onderbouwen dit door het bewijs dat bij deze vorm de kans op een neutrale beoordeling van de respondenten aanzienlijk wordt verminderd. 20

21 De stellingen in de survey zijn enerzijds opgesteld middels literatuur en anderzijds direct overgenomen uit de literatuur. De stellingen die direct overgenomen zijn verdienen hier kort te aandacht. Billiet en Swyngedouw (2009) meten een bevooroordeelde houding over moslims en de Islam in de vorm van acht stellingen. Deze zijn overgenomen om het stereotype aspect van islamofobie in kaart te brengen. Deze stellingen worden in bijlage 1 blauw gemarkeerd. De overige stellingen kunnen aan de hand van het theoretisch kader worden verantwoord, aangezien deze zijn opgesteld met behulp van definities van islamofobie. De stellingen over de sociaal economische status zijn bovendien overgenomen uit de literatuur. Van Amersfoort en Cortie (2008) onderscheiden namelijk bij het beroepsniveau een elementair, lager, middelbaar, hoger en academisch niveau. Voor het elementaire en lagere niveau is een vmbo- opleiding afdoende, voor het middelbare niveau een havo-, vwo- of mbo-opleiding en voor het hoger en academisch niveau een hbo- of woopleiding. Deze niveaus zijn verwerkt in de vragenlijst. De overige stellingen zijn dus aan de hand van de literatuur opgesteld. Alvorens de survey in haar huidige vorm online is gezet, is er een pretest uitgevoerd. Hierbij hebben zes respondenten, waaronder drie tot 55 jaar en drie vanaf 55 jaar de survey beoordeeld op begrijpelijkheid, opvallendheid, relevantie, herinnering, geloofwaardigheid, acceptatie en aantrekkelijkheid (De Leeuw, 2009). Naar aanleiding hiervan zijn enkele aanpassingen gedaan, aangezien enkele stellingen niet geheel helder waren en het gedeelte met de woordstammen in eerste instantie niet begrepen werd. Bovendien is de aantrekkelijkheid vergroot na de uitvoering van de pretest. De stellingen over islamofobie stonden allen op een pagina, wat door de respondenten niet als uitnodigend werd beschouwd. Dit is opgelost door de stellingen te verdelen over drie pagina s, waardoor er minder stellingen lijken te zijn. Na deze aanpassingen is de vragenlijst verspreid via het internet. 2.3 De samenstelling van de steekproef Om de hypothesen aan te nemen of te verwerpen, worden de variabelen geslacht, leeftijd en sociaal economische status bovendien meegenomen in dit onderzoek. Dit sluit aan bij de bevinding van Burke (2002) dat er vier demografische kenmerken als belangrijk kunnen worden getypeerd, namelijk leeftijd, geslacht, inkomen en opleiding. Hiervan zijn de laatste twee kenmerken een onderdeel van de sociaal economische status in dit onderzoek. Deze variabelen komen zo gelijk mogelijk aan bod komen in de experimentele groepen en de controlegroep om een zo eerlijk mogelijk verdeelde steekproef te benaderen. Hierbij is het 21

22 van belang dat de steekproefgrootte minimaal 25 is om een betrouwbare steekproef te kunnen presenteren (McClave, Benson & Sincich, 2003). Aan de hand van de vragenlijst die middels het theoretisch kader en methode zijn opgesteld, zijn enkele toetsen uitgevoerd in SPSS, die tot de aanname of verwerping van de hypothesen zullen leiden. In het volgende hoofdstuk zullen deze toetsen en de uitkomsten daarvan dan ook worden beschreven en geïnterpreteerd. 22

23 3 Resultaten 3 De aanname of verwerping van de hypothesen Door het uitvoeren van diverse toetsen in SPSS worden de vijf opgestelde hypothesen aangenomen of verworpen. Alvorens op deze specifieke toetsen in te gaan, komen de samenstelling van de steekproef, een factoranalyse, een betrouwbaarheidsanalyse en een beschrijvende analyse aan bod om een beter beeld te krijgen van de in de vragenlijst betrokken items. Bovendien wordt bekeken in hoeverre de items in gebruik genomen kunnen worden bij de beoordeling van de hypothesen. Vervolgens worden per hypothese de analyses behandeld en wordt het conceptuele model uit het theoretisch kader getoetst. 3.1 Samenstelling van de steekproef Aan dit onderzoek hebben in totaal 175 mensen deelgenomen, onder wie 84 mannen en 91 vrouwen, respectievelijk 48% en 52%. Onder hen waren 89 respondenten tot 55 jaar (50,9%) met een gemiddelde leeftijd van 32 jaar en 86 respondenten vanaf 55 jaar (49,1%) met een gemiddelde leeftijd van 66 jaar. Van de respondenten hadden 58 bovendien een lage sociaal economische status (33,1%), 62 een gemiddelde sociaal economische status (35,4%) en 55 een hoge sociaal economische status (31,4%). Hier kan dus worden geconcludeerd dat de steekproef eerlijk verdeeld was op de aspecten geslacht, leeftijd en sociaal economische status. 3.2 Factoranalyse Aangezien de vragen over islamofobie zijn gebaseerd op bestaande literatuur, maar wel door de onderzoeker zelf geformuleerd zijn, is het verstandig om te bekijken in hoeverre een klein aantal achterliggende factoren kunnen worden geïdentificeerd op basis van een groot aantal geobserveerde variabelen (Moore & McCabe, 2003). Voordat de factoranalyse is uitgevoerd, zijn twee items omgeschaald vanwege de positieve formulering, namelijk De Islam kan iets bijdragen aan de Europese cultuur en De meeste moslims hebben respect voor de Europese cultuur en levenswijze. In tabel 1 worden de eigenwaarde (EV) en de verklaarde variantie (R 2 ), ofwel het percentage juiste voorspellingen van de afhankelijke variabele, van islamofobie en betrokkenheid afgebeeld. De factoren met een kleinere eigenwaarde dan 1 worden buiten beschouwing gelaten, omdat deze minder variantie verklaren dan dat ze zelf toevoegen (Moore & McCabe, 23

24 2003). De factoren met een eigenwaarde die groter is dan 1, zijn weergegeven in onderstaande tabel. Het aantal items (n) dat onder deze component valt, is toegevoegd om een duidelijk beeld te krijgen van de mogelijke verdeeldheid tussen de verschillende componenten. Tabel 1 Varimax geroteerde factoranalyse met Kaiser criterium EV R 2 in % n Islamofobie 8,49 82,85 15 Betrokkenheid 3,78 42,63 5 Wanneer gekeken wordt naar islamofobie, komt duidelijk uit tabel 1 naar voren dat er binnen dit construct een duidelijke samenhang aanwezig is (EV=8,49). Er kunnen geen achterliggende factoren geïdentificeerd worden, wat betekent dat de schaal met betrekking tot dit construct slechts een noemenswaardige component bezit. Twee items vallen buiten deze component en zullen in de betrouwbaarheidsanalyse uitgebreider bekeken worden. Deze items zijn Moslims voeden hun kinderen op een autoritaire manier op en Moslimouders hechten te weinig belang aan de schoolresultaten van hun kinderen. Het aanwezig zijn van slechts een component hangt samen met een erg hoge verklaarde variantie van de islamofobie (R 2 =82,85). Ook het construct betrokkenheid bevat slechts een component met een acceptabele eigenwaarde (EV=3,78), ondanks het aanwezig zijn van vijf componenten. Binnen het construct betrokkenheid bestaat een hoge mate van verdeeldheid, wat wordt geïllustreerd door het hoge aantal componenten. Vijf van de negen items vertonen duidelijke samenhang (EV=3,78; R 2 =42,63). De overige vier items vallen dan ook buiten deze component, namelijk Welk nieuws kijkt u thuis?, Hoe vaak kijkt u het nieuws?, Ik vind het nieuws dat ik kijk neutraal, sensationeel of beide? en Bent u wel eens slachtoffer geweest van een criminele activiteit die met moslims of de Islamitische religie te maken heeft? De items die bij beide constructen buiten de acceptabele component vallen, worden nader onderzocht door middel van de betrouwbaarheidsanalyse in de volgende paragraaf. De tabel 24

25 met de geroteerde factorladingen is weergegeven in bijlage 2 om een goed beeld te geven van de te onderscheiden componenten met haar bijbehorende factorladingen. 3.3 Betrouwbaarheid Middels tabel 2 wordt inzicht gegeven in de mate van interne consistentie van de constructen islamofobie en betrokkenheid. Dit betekent dat gekeken wordt in hoeverre de gehanteerde items hetzelfde construct meten en dus islamofobie en betrokkenheid aan kunnen tonen. Dit wordt weergegeven door Cronbach s alpha (α) en toont of de antwoorden van de betrokken respondenten interne consistentie vertonen. Een Cronbach s alpha van 0,7 of hoger wordt als betrouwbaar gezien, terwijl een waarde van 0,6 als acceptabel beschouwd mag worden (Moore & McCabe, 2003). Tabel 2 Betrouwbaarheidsanalyse Cronbach s α Items Gebruikt Verwijderd Islamofobie 0, Betrokkenheid 0, Uit tabel 2 blijkt dat zowel islamofobie (α=0,85) als betrokkenheid (α=0,75) betrouwbaar zijn. De volgens de factoranalyse opvallende items zijn nader bekeken en bleken bij het construct betrokkenheid van negatieve invloed op de betrouwbaarheid te zijn. Na het uitvoeren van deze betrouwbaarheidsanalyse bleken deze vier items ten koste te gaan van de betrouwbaarheid. De opvallende items bij islamofobie bleken bij verwijdering ervan voor een daling van de betrouwbaarheid te zorgen. Bij dit construct is er dan ook voor gekozen om de desbetreffende items te behouden. Na de verwijdering van de vier items bij het construct betrokkenheid, zijn de beide constructen dan ook in zekere mate consistent. De verwijderde items zijn in bijlage 1 gemarkeerd met een sterretje (*). Voordat overgegaan wordt tot de beoordeling van de opgestelde hypothesen, zullen eerst de beschrijvende resultaten aan bod komen om een overzicht te verkrijgen van de gemiddelde beoordeling van de constructen islamofobie en betrokkenheid. 25

26 3.4 Beschrijvende resultaten Om de mate van islamofobie onder de respondenten in kaart te brengen, zijn de gemiddelde beoordelingen (M) van de gehanteerde constructen af te lezen in tabel 3. De beoordelingen die de respondenten aan de hand van zeven antwoordmogelijkheden konden geven zijn zeer mee oneens (-3), mee oneens (-2), een beetje mee oneens (-1) neutraal (0), een beetje mee eens (1) mee eens (2) en zeer mee eens (3). De bijbehorende standaardafwijkingen (SD) laten de spreiding zien binnen het betreffende construct. De significantie ten opzichte van de keuzemogelijkheid neutraal (p), berekend middels een t-toets, toont of de gemiddelde beoordeling op toevalligheid berust. Deze waarden worden tevens afgebeeld in tabel 3. Tabel 3 Beschrijvende resultaten M SD p Islamofobie -0,64 0,92 0,00* Betrokkenheid -0,36 1,07 0,00* *= correlatie is significant op 0,01 niveau (2-tailed) Wat direct in het oog springt, is dat zowel islamofobie (M= -0,64; df=174) als betrokkenheid (M=-0,36; df=174) gemiddeld negatief worden beoordeeld, wat betekent dat de respondenten gemiddeld niet islamofobisch zijn. Bovendien blijkt dat deze gemiddelde negatieve beoordeling significant is bij islamofobie (p=0,00) en bij betrokkenheid (p=0,00), waardoor het in zekere mate ontbreken van islamofobische gedachtes en de lage mate van betrokkenheid niet op toeval berust. Daarbij valt op dat de standaardafwijking van islamofobie (SD=0,92) en betrokkenheid (SD=1,07) niet erg groot is, aangezien in het uiterste geval de mate van islamofobie en betrokkenheid richting de positieve kant omslaan, maar niet erg overtuigend zijn. Dit betekent dat islamofobie heerst onder enkele respondenten, maar dit niet de gemiddelde tendens is. 3.5 De hypothesen Nu de bovenstaande resultaten in kaart zijn gebracht, is het interessant om te bekijken in hoeverre de hypothesen aangenomen of verworpen kunnen worden. Allereerst zal bekeken worden in hoeverre sensationeel en neutraal nieuws verschillende uitwerkingen hebben op de mate van islamofobie. Vervolgens worden de mogelijke verschillen in leeftijd, geslacht, 26

27 betrokkenheid en sociaal economische status aan het licht gebracht. Tenslotte zal het conceptuele model, voorgesteld in het theoretisch kader, worden getoetst en waar nodig worden aangepast Sensationeel versus neutraal nieuws Om de eerste hypothese te toetsen, waarbij sensationeel en neutraal nieuws tegenover elkaar gezet worden om de mate van islamofobie in kaart te brengen, is er allereerst gekeken naar de associaties die de verschillende versies van de vragenlijst oproepen. Vier versies bevatten een beeldfragment van het NOS journaal of het RTL nieuws, dat ofwel sensationeel ofwel neutraal was. Een versie bevatte geen beeldmateriaal en diende als controlegroep. Hierbij is aan de hand van de antwoorden van de associaties van de respondenten gekeken in hoeverre deze negatief was, al dan niet naar aanleiding van een beeldfragment. Wanneer een woord enige negatieve associatie had met moslims of de Islam, kreeg dit woord een plus. Hierbij kan gedacht worden aan associaties, zoals terrorisme, angst en onderdrukking. Wanneer een woord geen associatie had met moslims of met de Islam, kreeg dit woord een min. Dit waren woorden, zoals terrein, angel en ondertussen. Er konden in totaal 1750 associaties gemaakt worden, waarbij enkele respondenten geen associaties gemaakt hebben of een paar keer geen associaties konden maken. Van het totale aantal associaties zijn de percentages berekend en weergegeven in tabel 4. Voor de volledigheid weerspiegelen de percentages in de laatste kolom het eventueel ontbreken van associaties. Tabel 4 Word completion Negatieve associatie Neutrale associatie Geen enkele associatie Sensationeel NOS fragment 27,7% 72,3% Neutraal NOS fragment 26,9% 67,4% 5,7% Sensationeel RTL fragment 30,9% 66,3% 2,8% Neutraal RTL fragment 26,9% 68,0% 5,1% Geen nieuwsfragment 6,9% 93,1% 27

28 In het algemeen kan geconcludeerd worden dat geen enkele versie van de vragenlijst overwegend negatieve associaties teweeg brengt bij de respondenten. Bij elke versie is er sprake van een duidelijke meerderheid aan neutrale associaties. De beeldfragmenten van het NOS journaal en het RTL nieuws representeren negatieve associaties jegens moslims en de Islam tussen 26,9% en 30,9%, waarvan het sensationele RTL fragment de meeste negatieve associaties met moslims bevat. Dit komt overeen met de bevinding dat het RTL nieuws iets sensationeler bericht dan het NOS journaal. Het neutrale NOS fragment heeft daarentegen het hoogste percentage neutrale associaties, ofwel associaties die niets te maken hebben met moslims en de Islam. De neutrale berichtgeving bij het NOS journaal en het neutrale RTL nieuws lokken beide een even hoog percentage negatieve associaties uit. Wel is er een duidelijk verschil waarneembaar tussen de percentages van de associaties van de vier beeldfragmenten enerzijds en het percentage van de groep die geen beeldfragment te zien kreeg anderzijds. Hierbij is interessant en tevens erg opvallend dat het percentage van negatieve associaties zeer laag is, namelijk 6,9%, in vergelijking met het percentage negatieve associaties van de beeldfragmenten. Het percentage neutrale associaties ligt dus erg hoog (93,1%). Hier wordt dan ook geconstateerd dat de beeldfragmenten in combinatie met vragen een negatievere associatie oproepen dan slechts het stellen van vragen, niet ondersteund door beeldmateriaal. Ofwel, televisienieuws over moslims en de Islam werkt de mate van islamofobie meer in de hand dan het ontbreken van televisienieuws over deze bevolkingsgroep en haar religie, waardoor de cultivatietheorie van Gerbner et al. (1980) op basis van deze uitkomsten ondersteund kan worden. Naast word completion zijn de verschillen in nieuwsvorm in kaart gebracht (Tabel 5) en is er een meervoudige variantie analyse uitgevoerd om te bekijken of er verschillen waarneembaar zijn tussen sensationele en neutrale beeldfragmenten bij de mate van islamofobische gevoelens. De mogelijke verschillen in nieuwsvorm zijn op het gebied van de gemiddelde beoordeling (M) en de standaarddeviatie (SD) weergegeven. Ook is het aantal respondenten per nieuwsvorm opgenomen in de tabel (n). De neutrale en sensationele fragmenten zijn in hun geheel betrokken om te kijken wat de gemiddelde beoordeling en standaarddeviatie is. Uit tabel 5 kan worden opgemaakt dat de gemiddelde beoordelingen op islamofobie allen negatief zijn en er dus geen islamofobische gevoelens bestaan onder de gemiddelde respondent. Hierbij is het opvallend dat het neutrale nieuws gemiddeld meer islamofobische gevoelens oproept dan het sensationele fragment. Na het uitvoeren van een t-toets kunnen 28

29 echter onderlinge significante verschillen niet worden vastgesteld, wanneer gekeken wordt naar de verschillende beeldfragmenten en de versie zonder beeldfragment. Ook tussen de neutrale en sensationele fragmenten in het geheel kunnen geen significante verschillen worden gevonden. Tabel 5 Gemiddelde en standaarddeviatie van islamofobie, uitgesplitst naar nieuwsvorm M SD n Sensationeel NOS fragment -0,49 0,86 35 Neutraal NOS fragment -0,88 0,75 35 Sensationeel RTL fragment -0,65 1,00 35 Neutraal RTL fragment -0,46 0,96 35 Geen nieuwsfragment -0,49 0,97 35 Sensationeel nieuws -0,57 0,94 70 Neutraal nieuws -0,67 0,88 70 Na zowel word completion als de meervoudige variantie analyse te hebben uitgevoerd, kan geconcludeerd worden dat significante verschillen tussen neutrale en sensationele beeldfragmenten niet aanwezig zijn. Dit betekent dat het type beeldfragment geen invloed heeft op islamofobie, waardoor gesteld kan worden dat mensen die sensationeel televisienieuws kijken geen hogere mate van islamofobie bezitten dan mensen die geen of neutraal televisienieuws kijken. De eerste hypothese dient daarom verworpen te worden Mannen versus vrouwen Aangezien vrouwen volgens de paradox van de slachtofferangst angstiger zijn dan mannen om slachtoffer te worden van een criminele activiteit, wordt bekeken in hoeverre dit geldt voor islamofobie onder de respondenten in dit onderzoek. In tabel 3 zijn middels een t-toets de mogelijke verschillen in geslacht in kaart gebracht op het gebied van de gemiddelde beoordeling (M), de standaarddeviatie (SD) en de overschrijdingskans (p). Ook is in de tabel het aantal respondenten per geslacht opgenomen (n). 29

30 Tabel 6 Verschillen in geslacht M mannen SD mannen M vrouwen SD vrouwen p Islamofobie -0,52 0,99-0,47 0,86 n.s. n n.s. = niet significant Uit tabel 6 blijkt dat er geen significante verschillen zijn met betrekking tot geslacht (p=n.s.; df=173). Hoewel er geen significante verschillen aangetoond kunnen worden binnen deze steekproef, zijn de mannen (M=-0,52) en de vrouwen (M=-0,47) gemiddeld wel negatief, wat betekent dat de gemiddelde respondent geen islamofobische gevoelens heeft. Bovendien is opvallend dat de spreiding bij zowel mannen (SD=0,99) als vrouwen (SD=0,86) niet erg groot is. Dit betekent dat de meningen van mannen en vrouwen over moslims en de Islam behoorlijk dicht bij elkaar liggen. Om vervolgens na te gaan of de populatiegemiddelden van de mannelijke en vrouwelijke respondenten significant van elkaar verschillen op de mate van islamofobie bij sensationele beelden, blijken de verschillen volgens de meervoudige variantie analyse niet significant. Volgens dit onderzoek kunnen de verschillen tussen de al dan niet sensationele varianten van het NOS journaal en het RTL nieuws als toevallig worden aangemerkt. Dit betekent dan ook dat vrouwen die sensationeel televisienieuws kijken geen hogere mate van islamofobie bezitten dan mannen die sensationeel televisienieuws kijken en dat de tweede hypothese moet worden verworpen. Hier hangt mee samen dat de paradox van de slachtofferangst volgens dit onderzoek niet van toepassing is op geslacht Jongeren versus ouderen Er vallen volgens de paradox van de slachtofferangst ook verschillen te verwachten tussen jongeren (tot 55 jaar) en ouderen (vanaf 55 jaar). Om eerst een beeld te krijgen van de gemiddelde beoordeling van beide leeftijdscategorieën, wordt in tabel 6 een overzicht gegeven van deze beoordeling (M) met de bijbehorende spreiding (SD). De significantie (p), waarmee aangegeven wordt of de verschillen tussen de respondenten op het gebied van leeftijd op toeval berusten, is aangegeven in de laatste kolom. Deze verschillen in 30

31 leeftijdscategorie zijn getoetst met behulp van een t-toets. Ook is het aantal respondenten per leeftijdscategorie (n) bijgevoegd. Tabel 7 Verschillen in leeftijd M tot 55 jaar SD tot 55 jaar M vanaf 55 jaar SD vanaf 55 jaar p Islamofobie -0,59 0,86-0,42 0,97 0,02* n *=correlatie is significant op 0,05 niveau. Uit tabel 7 blijkt dat er wel degelijk significante verschillen bestaan met betrekking tot leeftijd (p=0,02; df=173) op de beoordeling van islamofobie. De verschillen tussen de gemiddelde beoordeling van de jongeren (M=-0,59) en van de ouderen (M=-0,42) verschillen dan ook niet op toevallige wijze van elkaar. Wel zijn zowel jongeren als ouderen gemiddeld negatief, wat betekent dat de gemiddelde respondent geen islamofobische gevoelens heeft, maar ouderen wel in zekere mate islamofobischer zijn. Bovendien is opvallend dat de spreiding bij de respondenten tot 55 jaar (SD=0,86) en de respondenten vanaf 55 jaar (SD=0,97) niet erg groot is. Over moslims en de Islam liggen de meningen dus dicht bij elkaar. Om vervolgens na te gaan of de populatiegemiddelden van de respondenten in de twee leeftijdscategorieën significant van elkaar verschillen, wanneer gekeken wordt naar sensationeel nieuws, blijken de verschillen volgens de meervoudige variantie analyse niet significant. Dit betekent dat ook de derde hypothese moet worden verworpen, aangezien sensationele berichtgeving geen significante verschillen vertoont tussen de twee leeftijdscategorieën. Dus, mensen van 55 jaar en ouder die sensationeel televisienieuws kijken, bezitten geen hogere mate van islamofobie dan mensen tot 55 jaar die sensationeel televisienieuws kijken. Evenals de eerste twee hypothesen, blijkt uit de gegevens dan ook dat de derde hypothese moet worden verworpen en dat de paradox van de slachtofferangst in dit onderzoek niet van toepassing is op leeftijd. 31

32 3.5.4 Correlatie De relatie tussen de gehanteerde constructen islamofobie en betrokkenheid is ook een interessant gegeven binnen dit onderzoek. Door de correlatie weer te geven wordt een mogelijk significant verband vastgesteld en wordt bovendien getoond hoe nauwkeurig de beoordeling van een construct kan worden voorspeld op basis van de beoordeling van een van de andere constructen. Dus, in hoeverre kan de beoordeling van het construct islamofobie worden voorspeld op basis van de beoordeling van het construct betrokkenheid. Bij de relatie tussen beide constructen kan geconcludeerd worden dat er significante correlatie bestaat (r = - 0,15; df= 173), waarbij vastgesteld kan worden dat een hogere mate van islamofobie kan worden gekoppeld aan een lagere mate van betrokkenheid bij sensationeel nieuws. Hierbij moet worden opgemerkt dat hoe meer de correlatie afwijkt van 0, ofwel geen enkele correlatie, hoe sterker de relatie tussen beide constructen. Een perfect verband zou dus een waarde hebben van -1 of +1 (Moore & McCabe, 2003). Hoewel dit verband niet erg sterk lijkt, is er wel sprake van een significant verband (p 0,05). Uit bovenstaande kan dan ook worden afgeleid dat mensen met een hogere betrokkenheid bij sensationeel televisienieuws een lagere mate van islamofobie bezitten dan mensen met een lagere betrokkenheid bij sensationeel nieuws en dat de vierde hypothese dus kan worden aangenomen Lage versus hoge sociaal economische status Omdat het volgens de literatuur voor de hand ligt dat mensen met een lage sociaal economische status angstiger zijn dan mensen met een hogere sociaal economische status, wordt bekeken in hoeverre de respondenten in dit onderzoek islamofobische gevoelens ervaren bij sensationele beeldfragmenten. Om na te gaan of de populatiegemiddelden van de respondenten met een lage, gemiddelde of hoge sociaal economische status significant van elkaar verschillen op de mate van islamofobie, is een meervoudige variantieanalyse gebruikt. De verschillen in beoordeling van mensen met een lage, gemiddelde en hoge sociaal economische status zijn significant, (p=0,04; df=174). Hierbij berusten de verschillen in de gemiddelde beoordeling van het NOS journaal (M=1,71; df=34) en van het RTL nieuws (M=2,23; df=34) niet op toeval. Echter, de verschillen tussen de verschillende niveaus van de sociaal economische status op sensationele beeldfragmenten zijn niet significant. Mensen met een lage sociaal economische status die naar sensationeel televisienieuws kijken, bezitten dus geen hogere mate van islamofobie dan 32

33 de kijkers met een gemiddelde of hoge sociaal economische status, waardoor ook de vijfde hypothese verworpen dient te worden. 3.6 Toetsing van het conceptuele model Om het conceptuele model te toetsen, staat allereerst in deze paragraaf onderlinge samenhang centraal op het gebied van regressie en interactie. Beide zullen uitgebreid aan bod komen, waarna waar nodig het conceptuele model wordt aangepast Lineaire regressie In deze paragraaf is gekeken naar lineaire regressie tussen islamofobie enerzijds en geslacht, leeftijd, betrokkenheid en sociaal economische status anderzijds. Bij islamofobie in combinatie met leeftijd bijvoorbeeld, wordt gekeken in hoeverre de toename van de leeftijd met een X aantal jaren leidt tot een positievere of negatievere beoordeling van islamofobie. In tabel 8 zijn de differentieverschillen (ΔR 2 ), het significantieniveau (p) en de regressiecoëfficiënten (β) te zien. Volgens Moore en McCabe (2003) zijn de bèta s direct met elkaar te vergelijken, waardoor een helder inzicht verkregen wordt in het belang van een voorspeller in het model. De waarde van bèta ligt normaliter tussen -1 en +1, maar wanneer er sterke indirecte effecten aanwezig zijn, kan deze waarde groter zijn dan +1 of juist kleiner zijn dan -1, aldus laatstgenoemde auteurs. Een positieve waarde betekent dat een stijging van X een stijging van Y teweeg brengt. Een negatieve waarde betekent juist dat wanneer X omhoog gaat, Y omlaag gaat. De hoogte van de waarde toont in welke mate deze omhoog of omlaag gaat. Uit onderstaande tabel is af te lezen dat alleen leeftijd (p=0,00; df=172) en betrokkenheid (p=0,05; df=172) een significante invloed hebben op islamofobie. Aan de bèta kan afgelezen worden dat naarmate de betrokkenheid daalt (β=-0,14) en de leeftijd stijgt (β=0,23), islamofobische gevoelens toenemen. Hier kan dan ook geconcludeerd worden dat er binnen deze steekproef significante causale relaties aanwezig zijn tussen de betrokkenheid en leeftijd enerzijds en gevoelens van islamofobie anderzijds. Wanneer echter het item met betrekking tot interesse voor nieuws over moslims en de Islam nader worden bekeken, blijkt dit item in vergelijking met de andere items een erg hoog gemiddelde (M=0,31) te hebben. Wanneer dit item bij de regressie analyse als afhankelijke variabele wordt betrokken, dan kan er een significante causale relatie worden vastgesteld 33

34 (p=0,00) met een hoge negatieve bèta (β=-0,57), wat betekent dat een stijging van interesse een daling van islamofobie veroorzaakt. Tabel 8 Regressie van de mogelijk modererende variabelen op islamofobie ΔR 2 p β Leeftijd 0,05 0,00** 0,23 Geslacht 0,01 n.s. -0,10 Betrokkenheid 0,02 0,05* -0,14 Sociaal economische status 0,01 n.s. -0,11 *=correlatie is significant op 0,05 niveau. **= correlatie is significant op 0,01 niveau (2-tailed) n.s. = niet significant Uit de meervoudige regressie analyse blijkt dat leeftijd en betrokkenheid samen de veranderingen voor 34,1% verklaren (R 2 =0,341; df=171), wat betekent dat de verklaarde variantie acceptabel is, omdat een waarde van 0,3 of hoger wenselijk is om een sterk verband te kunnen vaststellen bij sociaal wetenschappelijk onderzoek (Moore & McCabe, 2003). Geconcludeerd kan worden dat er andere aspecten bestaan die voor 65,9% verantwoordelijk zijn voor de veranderingen in de mate van islamofobische gevoelens. Hier zal in de aanbevelingen op terug worden gekomen Interactie Tot slot is het interessant om het conceptuele model uit het theoretisch kader te toetsen op interacties. De significante variabelen uit tabel 8 zijn betrokken in een regressie analyse om te bekijken in hoeverre er een modererend verband kan worden aangetoond. In tabel 9 zijn de bevindingen hiervan afgebeeld op het gebied van de differentieverschillen (ΔR 2 ), het significantieniveau (p) en de regressiecoëfficiënten (β). Uit tabel 9 kan worden afgeleid dat leeftijd een significant modererend effect heeft op de relatie tussen sensationeel televisienieuws en islamofobie (p=0,00; df=172). De overige directe en modererend verbanden zijn niet significant. Echter, hoewel betrokkenheid wel een significante invloed heeft op islamofobie (p=0,05; df=172), zoals in tabel 8 is afgebeeld, 34

35 ontbreekt de significantie in bovenstaande tabel. Dit betekent dat betrokkenheid geen significant modererend effect heeft. Hierbij moet worden opgemerkt dat het afzonderlijke item over interesse in nieuws over moslims en de Islam dus ook geen significant modererend verband heeft. Tot slot is opmerkelijk dat er geen direct significante verband geconstateerd kan worden tussen leeftijd en betrokkenheid enerzijds en sensationeel nieuws anderzijds, maar leeftijd wel een modererend effect heeft op de relatie tussen sensatie en islamofobie. Tabel 9 Modererende variabelen op islamofobie ΔR 2 p β Interactie leeftijd 0,04 0,00** 0,10 Leeftijd x sensationeel nieuws 0,03 n.s. 0,20 Interactie betrokkenheid 0,00 n.s. -0,04 Betrokkenheid x sensationeel nieuws 0,00 n.s. -0,07 **= correlatie is significant op 0,01 niveau (2-tailed) n.s. = niet significant Dit betekent dus dat het conceptuele model uit het theoretisch kader deels kan worden bevestigd, maar ook deels moet worden aangepast, zodat er in een oogopslag gezien kan worden hoe islamofobische gevoelens volgens dit onderzoek worden gevormd. In model 2 zijn de bevindingen in kaart gebracht. Leeftijd en betrokkenheid oefenen hierbij direct invloed uit op de mate van islamofobie en leeftijd heeft bovendien een modererend effect op de relatie tussen sensationeel nieuws en islamofobie. Dus, hoe hoger de leeftijd, hoe meer islamofobische gevoelens er worden ervaren. 35

36 Model 2 De invloed van sensationeel televisienieuws op islamofobie Na deze bevindingen kunnen enkele conclusies getrokken worden met betrekking tot de hypothesen en de onderzoeksvraag. Ook de manier van onderzoeken zal ter discussie gesteld worden op het gebied van validiteit en betrouwbaarheid. Dit, vanwege het geringe aantal significante verschillen. De conclusies en discussie komen aan bod in het volgende hoofdstuk om vervolgens in het laatste hoofdstuk aanbevelingen te kunnen doen. 36

37 4 Conclusie en discussie 4 De gevolgtrekkingen uit de resultaten en een revisie op het onderzoek In dit hoofdstuk staan de conclusies en discussie centraal. Allereerst komt een korte terugblik aan bod, waarna de hypothesen aangenomen of verworpen worden. Vervolgens worden de resultaten geïnterpreteerd, waarna de onderzoeksvraag wordt beantwoord. Tot slot worden de tekortkomingen van het onderzoek besproken. Hierbij spelen de validiteit en betrouwbaarheid een centrale rol. 4.1 Terugblik Aangezien islamofobie in 2008 een groeiend probleem in Nederland was, nieuws over terroristische aanslagen tot angst en negatieve associaties over moslims en hun geloof leidt en televisienieuws de afgelopen jaren steeds sensationeler is geworden, is er een onderzoek gedaan naar de invloed van sensationeel televisienieuws op de mate van islamofobie. Middels een experiment met vier experimentele groepen en een controlegroep, waarbij de experimentele groepen een neutraal of sensationeel RTL of NOS fragment te zien kregen en de controlegroep geen beeldfragment te zien kreeg, zijn vijf hypothesen getoetst, die uiteindelijk een antwoord geven op de onderzoeksvraag. Middels de dataverzamelingsmethoden word completion, ofwel het afmaken van gegeven woordstammen volgens de eerste associatie, en een survey in de vorm van een zevenpunts Likertschaal, zijn de hypothesen getoetst. Dit, op basis van de medewerking van 175 respondenten, die qua geslacht, leeftijd en sociaal economische status een eerlijke verdeling dicht benaderden. Geconcludeerd kan worden dat het construct islamofobie zeer betrouwbaar is bevonden zonder het verwijderen van items (α=0,85) en het construct betrokkenheid na verwijdering van vier items bovendien als zeer betrouwbaar gezien kan worden (α=0,75). 4.2 Hypothesen Geconcludeerd kan worden dat er weinig significante verschillen bestaan. Op een hypothese na moeten namelijk alle hypothesen worden verworpen. Er bestonden geen significante verschillen tussen neutraal en sensationeel nieuws in het algemeen en bovendien werden er geen significante verschillen geconstateerd van leeftijd, geslacht en sociaal economische status bij sensationeel nieuws op de mate van islamofobie. Slechts de mate van betrokkenheid 37

38 bij sensationeel nieuws vertoonde significante verschillen, namelijk hoe hoger de betrokkenheid bij het sensationele nieuwsfragment hoe lager de mate van islamofobie. Bij de eerste hypothese met betrekking tot neutraal nieuws versus sensationeel nieuws zijn geen significante verschillen aangetoond, maar blijkt het aantal negatieve associaties bij de controlegroep beduidend lager te liggen. Ondanks dat de eerste hypothese dan ook moet worden verworpen, kan wel geconcludeerd worden dat de respondenten die niet werden blootgesteld aan beeldmateriaal, minder negatieve associaties met moslims en de Islam hadden. Dit heeft dan ook tot gevolg dat de cultivatietheorie wordt ondersteund in dit onderzoek, hoewel in de literatuur veel weerstand bestaat tegen deze theorie. Hoewel er duidelijke significante verschillen van leeftijd op de mate van islamofobie aangetoond zijn, blijken er geen significante verschillen te bestaan bij sensationeel nieuws. Bij geslacht blijken er helemaal geen significante verschillen te bestaan. De tweede en derde hypothese met betrekking tot geslacht en leeftijd moeten dan ook verworpen worden. De paradox van de slachtofferangst is dus niet van toepassing op islamofobie. Dit kan samenhangen met de veronderstelling dat islamofobie meer behelst dan enkel de angst voor moslims en de Islam, namelijk negatieve attitudes tegenover de gebruiken van moslims en de Islam in de vorm van angst, haat, vijandigheid, vooroordelen en stereotyperingen. Daarbij leidt een duidelijke scheiding tussen jongeren en ouderen niet tot significante verschillen, maar werkt een toename van leeftijd wel significant meer islamofobie in de hand (β=0,23). De vierde hypothese kan wel degelijk worden aangenomen (p 0,05), aangezien uit de resultaten blijkt dat een lagere betrokkenheid bij de sensationele boodschap leidt tot een hogere mate van islamofobie (r=-0,15). Dit kan verklaard worden door een hogere mate van relativeringsvermogen en een hogere inspanning van de neutrale factor van de informatie bij hogere betrokkenheid en hangt samen met een positieve gemiddelde beoordeling van interesse (M=0,31). De overige centrale aspecten van betrokkenheid, te weten kennis (M=- 0,39) en gesprekken (M=-0,19) over moslims en de Islam, worden echter niet gemiddeld positief beoordeeld door de respondenten, in tegenstelling tot dat wat van de literatuur verwacht werd. Dit zou kunnen verklaren waarom het verband tussen betrokkenheid en islamofobie wel significant blijkt (p 0,05), maar niet heel erg sterk is (r = - 0,15). Hoewel er wel degelijk significante verschillen zijn gevonden bij sociaal economische status, moet de laatste hypothese over de sociaal economische status bovendien worden verworpen, aangezien er geen significante verschillen gevonden zijn bij sensationeel nieuws. Dit, in 38

39 tegenstelling tot de literatuur. Een mogelijke verklaring kan zijn dat een lage sociaal economische status samenhangt met de ontwikkeling van angst (Van Bokhoven & Grievink, 2008), maar islamofobie meer inhoudt dan enkele angst voor moslims en de Islam. 4.3 Beantwoording van de onderzoeksvraag Naar aanleiding van de conclusies en interpretaties in paragraaf 4.1 kan een antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag. Deze luidde als volgt: In hoeverre heeft sensationeel televisienieuws invloed op islamofobie bij de kijker? Naast de uitkomst dat de respondenten uit elke groep gemiddeld negatieve beoordelingen gaven en dus kan worden geconcludeerd dat er gemiddeld gezien geen islamofobie geconstateerd kan worden, blijkt bovendien dat sensationeel televisienieuws weinig invloed heeft. Er bestaan geen effecten van dit genre, maar wel van de televisie zelf. Dit terwijl er toch zeker duidelijke verschillen werden verwacht. Televisienieuws is van invloed op islamofobie, waarbij betrokkenheid, leeftijd en sociaal economische status significante verschillen vertonen en leeftijd een modererende invloed heeft. Echter, sensatie blijkt in dit onderzoek islamofobie niet te beïnvloeden. Wel blijkt enerzijds dat hoe lager de betrokkenheid is en anderzijds hoe hoger de leeftijd is, hoe meer islamofobische gevoelens mensen ervaren. Dit betekent dat televisienieuws wel degelijk van invloed is op islamofobie, maar dat sensatie hier los van staat. 4.4 Beperkingen van het onderzoeksdesign Aangezien er geen significante verschillen tussen sensationeel en neutraal nieuws kunnen worden aangetoond, is het van belang om te bekijken in hoeverre dit te wijten is aan de onderzoeksmethode. Allereerst worden dan ook enkele aanmerkingen op het onderzoeksdesign gegeven, waarna de validiteit en betrouwbaarheid in kaart gebracht worden Aanmerkingen op het onderzoeksdesign De algemene kritiek die geleverd kan worden op het onderzoeksdesign betreft de mening die mensen reeds hebben over de uitspraken van Geert Wilders. Men kan op basis van prikkeling volgens de klassieke conditionering een bepaalde mening hebben gevormd over Wilders, die veelvuldig in het nieuws is geweest (Brehm, Kassin & Fein, 2002). Wanneer mensen een fragment te zien kregen, zou dit onbewust kunnen gaan opspelen, waardoor de invloed van sensationele of neutrale fragmenten in het onderzoek niet meer van belang was. Hierdoor is het meten van de invloed van sensationele media mogelijk niet helemaal uit de verf gekomen. 39

40 Dit hangt mogelijk samen met de conclusies van Vergeer (2000) dat het meten van causaliteit wel mogelijk is met een experiment, maar dat het gevaar bestaat dat causaliteit op de langere termijn uitblijft. Een experiment is volgens deze onderzoeker geschikt om korte termijn effecten in kaart te brengen. Hier zal nader op in worden gegaan bij de aanbevelingen. Bovendien zijn enkele zaken niet opgenomen in dit onderzoek, die mogelijk voor meer significante verschillen hadden gezorgd. Hier zal ook nader op worden ingegaan bij de aanbevelingen Validiteit Aan de hand van de resultaten, kunnen naast de algemene kritiek bovendien vraagtekens gezet worden bij de validiteit, ofwel meet dit onderzoek nu eigenlijk wel wat het zou moeten meten (Downs & Adrian, 2004)? Hoewel de steekproef groot genoeg was en de verdeling van leeftijd, geslacht en sociaal economische status eerlijk is gebleken, dienen de ecologische en externe validiteit extra aandacht te verkrijgen. De ecologische validiteit allereerst is een punt om bij stil te staan, aangezien een experiment niet geheel overeen komt met een natuurlijke situatie. Bovendien hebben de respondenten niet allemaal in dezelfde omstandigheden de vragenlijst ingevuld. De omgeving en tijdsdruk spelen hierbij een belangrijke rol en kunnen hebben bijgedragen aan een vertekening van de uitkomsten. Hierdoor is de externe validiteit in gevaar gebracht, want het is niet duidelijk in hoeverre de resultaten te generaliseren zijn. Hoewel het onderzoek dubbelblind is uitgevoerd, zijn er enkele aspecten die de validiteit in gevaar hebben gebracht (Downs & Adrian, 2004). Hierbij kan gedacht worden aan maturation, ofwel het verveeld raken tijdens het invullen van de vragenlijst, aangezien de vragenlijst in het geheel over moslims en de Islam ging. Ook is testing een bedreiging voor de validiteit, aangezien het besef dat je als respondent meedoet aan een experiment van invloed kan zijn op de antwoorden die gegeven zijn. Dit hangt samen met de sociale wenselijkheid van de respondenten. Tenslotte is de negatieve vraagstelling over moslims en de Islam behoorlijk gevoelig, waardoor sociaal wenselijke antwoorden gegeven kunnen zijn. Ondanks dat er in de inleiding van de vragenlijst is aangestuurd op actueel nieuws als onderwerp van dit onderzoek, is hypothesis guessing een gevaar. Dit, omdat de vragenlijst alleen over moslims en de Islam ging, waardoor de respondenten zouden kunnen weten wat er gemeten ging worden. Dit kan bovendien hebben geleid tot motivatieverlies, omdat de respondenten de vragen te eenzijdig en te negatief vonden. Tot slot hebben zich bij enkele respondenten interpretatieproblemen voorgedaan, aangezien zij de methode van word completion niet geheel begrepen. Dit was het geval bij slechts vijf respondenten, waardoor er

41 respondenten wel in staat waren dit onderdeel te voltooien. Deze interpretatieproblemen zijn dan ook te verwaarlozen. Tot slot is het zaak om te kijken naar de betrokken stimulus in het experiment. Het beeldfragment is door de onderzoeker zelf gemanipuleerd, zodat slechts de neutrale delen werden geëxtraheerd. Ondanks dat de stimulus wel is gemanipuleerd volgens de uit de literatuur voortgekomen criteria van sensatie, namelijk publieke angsten, amusement, prikkeling, het gebruik van beroemdheden en het berichten over personen in plaats van over feiten, is dit wel van subjectieve aard. Hierbij verdient het aspect van beroemdheden extra aandacht. Wilders stond in de sensationele fragmenten centraal en was ook veelvuldig in beeld. In de neutrale, gemanipuleerde fragmenten was hij als beroemd persoon niet in beeld, maar werd hij wel aangekondigd en werd er door de nieuwslezer en correspondenten wel over hem gepraat. Immers, Wilders en zijn ideeën waren onderwerp van de beeldfragmenten. Dit kan ook voor beïnvloeding hebben gezorgd, waardoor de significante verschillen uitbleven. Naar aanleiding van bovenstaande, kan geconcludeerd worden dat de validiteit van dit onderzoek deels te wensen overlaat. De betrouwbaarheid kan het minimale aantal significante verschillen hebben beïnvloed. Dit zal dan ook in onderstaande paragraaf worden behandeld Betrouwbaarheid Het aantal respondenten is voldoende om statistisch gezien uitspraken te kunnen doen. Met 175 respondenten, verdeeld over vijf groepen, betekent dit 35 respondenten per experimentele groep en 35 respondenten in de controlegroep. Wanneer dan gekeken wordt naar de aspecten geslacht, leeftijd en sociaal economische status, dan is ook hier sprake geweest van een eerlijke verdeling. Hoewel het de betrouwbaarheid ten goede komt dat er een dubbelblind onderzoek is uitgevoerd, is er geen sprake van een aselecte steekproef, waardoor het onderzoek aan betrouwbaarheid verliest. Wel is er sprake geweest van een zogenoemd sneeuwbaleffect, waardoor de vragenlijst in zekere mate aselect is verspreid en het onderzoek juist aan betrouwbaarheid wint. Kortom, wanneer dit onderzoek nogmaals wordt uitgevoerd, kan niet met zekerheid gezegd worden dat de hypothesen wederom worden verworpen of juist worden aangenomen. Mogelijk zal bij een geheel aselecte steekproef een ander antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag. 41

42 5 Aanbevelingen 5 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek Naar aanleiding van de discussie en conclusies in het voorgaande hoofdstuk, worden enkele aanbevelingen in de vorm van mogelijkheden tot vervolgonderzoek gepresenteerd, zodat in de toekomst een beter beeld verkregen kan worden van de oorzaken van islamofobie. Dit wordt behandeld aan de hand van de cultivatietheorie, een voorgeprogrammeerde mening bij het zien van Wilders, de onderzoeksmethode en de oorzaken van islamofobie. 5.1 De cultivatietheorie De cultivatietheorie wordt door dit onderzoek ondersteund. Wel is het zaak om hier toch kort bij stil te staan, aangezien Gerbner vrijwel alleen het medium televisie onderzoekt. Dit wil echter niet zeggen dat de cultivatietheorie ook alleen hierop van toepassing is. Ook voor andere media kan de cultivatietheorie worden gebruikt als uitgangspunt. Interessant is het daarom om dit onderzoek ook uit te voeren voor de media radio, krant en internet. Het nut van aandacht voor dit laatste medium wordt bevestigd door de ECRI (2008), die concludeert dat islamofobisch beeld en geluid op internet veelvuldig aanwezig is, waardoor islamofobie versterkt zou worden. Immers, de negatieve associaties met de Islam en moslims worden wel meer versterkt bij het zien van een beeldfragment dan bij het ontbreken ervan, maar er zijn meer oorzaken van islamofobie die onderzocht moeten worden. Bovenstaande media zouden een bijdrage kunnen leveren aan dit verschijnsel en dienen daarom in vervolgonderzoek centraal te staan. 5.2 Een voorgeprogrammeerde mening In de conclusie is gesteld dat mensen al een mening hebben over moslims en over Wilders, aangezien hierover de laatste jaren veelvuldig is bericht (Brehm, Kassin & Fein, 2002). Wanneer de respondenten dan ook een fragment zien waarin dit onderwerp sterk behandeld wordt, zal hun mening direct kunnen gaan opspelen, waardoor de invloed van sensationele of neutrale fragmenten minder aanwezig is. Belangrijk hierbij is om Wilders, als verkondiger van de Islam als gevaarlijke ideologie, niet centraal te stellen in vervolgonderzoek. Juist het behandelen van nieuws over moslims en de Islam door een andere bron dan Wilders is van belang om de reeds bestaande mening van de kijker te ontwijken. Wanneer dit bovendien 42

43 wordt verwerkt in een nieuwsblok in plaats van een op zichzelf staand nieuwsitem, zal de mening van mensen nog minder worden gevormd door eerdere ervaringen. 5.3 Onderzoeksmethode Volgens Vergeer (2000) kan een experiment een methode zijn voor het meten van causaliteit, maar het gevaar bestaat dat causaliteit op de lange termijn niet geheel aangetoond zou kunnen worden met deze methode. Om de mate van islamofobie door televisie en andere in 5.1 aangehaalde media in kaart te brengen, is het interessant om een panelonderzoek te doen. Hierbij staat de actualiteit van de informatie centraal, waarbij veranderingen in het gedrag gevonden kunnen worden (De Meyer, Hendriks & Fauconnier, 1987) en dus langetermijneffecten gemeten kunnen worden. Door deze vorm van onderzoek kan dus gekeken worden in hoeverre blootstelling aan sensationeel nieuws langdurige invloed heeft op islamofobie. Hierbij is het interessant om de mening van moslims zelf mee te nemen in een vervolgonderzoek, omdat zij vinden dat er over hen in het nieuws vaak negatief wordt bericht (Haghebaert, 2005). Door deze informatie te gebruiken als basis voor het reeds besproken panelonderzoek, wordt een belangrijke mogelijkheid voor vervolgonderzoek voorgesteld. 5.4 Oorzaken van islamofobie Er is al geconcludeerd dat betrokkenheid en leeftijd samen 34,1% van de veranderingen in islamofobie verklaren en dat 65,9% dus door andere aspecten wordt verklaard. Hierbij kan gedacht worden aan cultuur, door Zhou, Dai en Zhang (2007) bestempeld als een belangrijk demografisch gegeven, opvoeding, woonsituatie en geloof. Door deze aspecten mee te nemen in vervolgonderzoek, kan er een completer beeld gevormd worden van de oorzaken van islamofobie. Immers, het is van belang om te bekijken wat deze gevoelens voor de maatschappij betekenen, waarbij het belangrijk is dat de opgestelde definitie van sensatie beter wordt onderzocht. Er zijn mogelijk aspecten over het hoofd gezien, die de definitie van sensatie vollediger kunnen maken. 5.5 Conclusie Al met al worden er vier concrete aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. Het is allereerst van belang dat de cultivatietheorie op meerdere media wordt betrokken en dat een panelonderzoek gedaan wordt, onder andere gevoed door de mening van moslims. Ook is het belangrijk dat een andere spreker dan Wilders in het nieuwsfragment centraal staat en dat dit wordt verwerkt in een aaneengesloten nieuwsblok. Tot slot is het raadzaam dat aspecten, zoals cultuur, opvoeding, woonsituatie en geloof, worden meegenomen in vervolgonderzoek. 43

44 Literatuurlijst Aalberts, C. (2004). Politieke betrokkenheid en politieke sensitiviteit onder jongeren. Verkregen op 16 november, 2010 via be/pe2004/documents/11aalberts.pdf Ajzen, I. (2002). Constructing a TpB questionnaire: Conceptual and Methodological Considerations. Verkregen op 10 november, 2010 via Baarda, D.B., & De Goede, M.P.M. (2006). Basisboek Methoden en Technieken, Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen/ Houten: Wolters-Noordhoff. Bakker, P., & Scholten, O. (2007). Communicatiekaart van Nederland: overzicht van media en communicatie. Amsterdam: Kluwer. Ball-Rokeach, S.J., & DeFleur, M.L. (1976). A Dependency Model of Mass-Media Effects. Communication Research, 3(1), Baran, S.J., & Davis, D.K. (2000). Mass Communication Theory; Foundations, Ferment, and Future. Belmont, CA: Wadsworth. Beckers, I., & Kalmijn, M. (1998). In de schaduw van succes: de sociaal- economische positie van mannen met en zonder levenspartner. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 14(3), Billiet, M., & Swyngedouw, M. (2009). Etnische minderheden en de Vlaamse kiezer. Een analyse op basis van de postelectorale verkiezingsonderzoeken Leuven: K.U. Leuven, Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO), Onderzoeksverslag CeSO/ISPO/ Brehm, S., Kassin, S., & Fein, S. (2002). Social Psychology. Boston NY: Houghton Mifflin. Bruner, G. C. (1992). Marketing Scales Handbook. NY: Thomson Press. 44

45 Burke, R. (2002). Technology and the Customer Interface: What Consumers Want in the Psychical and Virtual Store. Journal of the Academy of Marketing Science, 30(4), Das, E. Bushman, B.J., Bezemer, M.D., Kerkhof, P., & Vermeulen, I.E. (2008). How Terrorism News Reports Increase Prejudice against Outgroups: A Terror Management Account. Journal of Experimental Social Psychology, 45, De Beer, P. (2008). De middenklasse onder druk? De kwetsbare middenklasse. Amsterdam: Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS). De Boer, C., & Brennecke, S. (2006). Media en publiek. Amsterdam: Boom. De Leeuw, E.D. (2009). Passen en meten online: de kwaliteit van internetenquêtes. Verkregen op 17 november, 2010 via jaarboeken/2010/1%20passen%20en%20meten%20online.pdf De Meyer, G., Hendriks, A., & Fauconnier, G. (1987). Een ontwenningskuur tegen televisieverslaving: een experimenteel panelonderzoek naar de impact van de televisie op het alledaagse gezinsleven. Vrijetijd en Samenleving, 5(1), Dowler, K. (2004). Comparing American and Canadian Local Television Crime Stories: A Content Analysis. Canadian Journal of Criminology and Criminal Justice, 46(5), Downs, C.W., & Adrian, A.D. (2004). Assessing Organizational Communication: Strategic Communication Audits. NY: Guilford Press. Eagly, A.H., & Chaiken, S. (1993). The Psychology of Attitudes. Belmont CA: Wadsworth. Elchardus, M., De Groof, S., & Smits, W. (2003). Onveiligheidsgevoelens, een literatuurstudie. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (2008). Derde rapport over Nederland. Strasbourg: Raad van Europa. Forum against Islamophobia and Racism (2001). Racism and Islamophobia. Verkregen op 16 november, 2010 via bia_racism.pdf 45

46 Fransen, M.L., Fennis, B. M., Pruyn, A.T.T., & Das, E. (2008). Rest in Peace? Brand-Induced Mortality Salience and Consumer Behavior. Journal of Business Research, 61, Gerbner, G., Gross, L., Morgan, M., & Signorielli, N. (1980). The Mainstreaming of America: Violence Profile No. 11. Journal of Communication, 30(3), Grabe, M.E., Zhou, S., & Barnett, B. (2001). Explicating Sensationalism in Television News: Content and the Bells and Whistles of Form. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 45(4), Haghebaert, W. (2005). Allochtonen en media. Verwachtingen en perceptie. Verkregen op 16 januari, 2011 via Verwachtingenperceptie.pdf Hendriks Vettehen, P.H., Nuijten, K., & Beentjes, J. (2005). News in an Age of Competition: The Case of Sensationalism in Dutch Television News, Journal of Broadcasting & Electronic Media, 49(3), Jansen, C., Steehouder, M., & Gijsen, M. (2004). Professioneel Communiceren. Groningen/ Houten: Martinus Nijhoff. Kay, A.C., Wheeler, S.C., Bargh, J.A., & Rossa, L. (2004). Material Priming: The Influence of Mundane Physical Objects on Situational Construal and Competitive Behavioral Choice. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 95, Krackhardt, D., & Porter, L.W. (1986). The Snowball Effect: Turnover Embedded in Communication Networks. Verkregen op 10 januari, 2011 via main.doilanding&doi= / Lammar, L. (2006). In de ban van de zin. Verkregen op 8 december, 2010 via 088bb90363f9.pdf Malliet, S. (2007). Een virtueel venster op de realiteit: over game-effecten op kennis en attitude, de rol van spelbetrokkenheid en geobserveerd realisme. Antwerpen: Garant. 46

47 Matell, M.S., & Jacoby, J. (1972). Is There an Optimal of Alternatives for Likert Scale Items? Effects of Testing Time and Scale Properties. Journal of Applied Psychology, 56(6), McClave, J, T., Benson, P, G., & Sincich, T. (2003). Statistiek: Een inleiding voor het hoger onderwijs. Amsterdam: Pearson Education Benelux. McLeod, D.M., & Perse, E.M. (1994). Direct and Indirect Effects of Socioeconomic Status on Public Affairs Knowledge. Journalism Quarterly, 71(2), McQuail, D. (1999). Mass Communication Theory: An Introduction. London: Sage Publications. Moore, D.S., & McCabe, G.P. (2003). Statistiek in de Praktijk. Den Haag: Academic Service. Nijhoff, K.G., & Trompetter, J.M. (1994). Hoofddoekjes en soepjurken, Een onderzoek naar de beeldvorming over de islam en moslims in Nederland. MA-thesis. Utrecht: Wetenschapswinkel Sociale wetenschappen. Nisbett, R., & Ross, L. (1980). Human Inference: Strategies and Shortcomings of Social Judgment. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Nuijten, C.M. (2007). Sensatie in het Nederlandse televisienieuws Nijmegen: Doctoraal proefschrift, Radboud Universiteit Nijmegen. Perry, D.K. (2002). Theory and Research in Mass Communication; Context and Consequences. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates Publishers. Petty, R.E., & Caccioppo, J.T. (1986). Communication and Persuasion: Central and Peripheral Routes to Attitude Change. NY: Springer- Verlag. Potter, P.W.J., & Chang, I.C. (1990). Television Exposure Measures and the Cultivation Hypothesis. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 34(3), Romer, D., Jamieson, K.H., & Aday, S. (2003). Television News and the Cultivation of Fear of Crime. Journal of Communication, 53(1), Rountree, P.W. (1998). A Reexamination of the Crime-Fear Linkage. Journal of Research in Crime and Delinquency, 35(3),

48 Safranski, R. (2003). Hoeveel globalisering verdraagt de mens? Verkregen op 19 januari, 2011 via &SID=254&ID=0 Rutten, P., Leurdijk, A., & Frissen, V. (2005). Out of Focus Een analyse van het WRR rapport over de toekomst van de media. Verkregen op 23 november, 2010 via omer% pdf Shadid, W.A. (1995). Media en minderheden: De rol van de media bij het ontstaan en bestrijden van vooroordelen over etnische minderheden. Toegepaste Taalwetenschap (TTW): Thema's en trends in de sociolinguïstiek, 2, Shrum, L.J. (1999). Television and Persuasion: Effects of the Programs between the Ads. Psychology & Marketing, 16(2), Shrum, L.J. (2006). Psychological Processes Underlying Cultivation Effects Further Tests of Construct Accessibility. Human Communication Research, 22(4), Simon, P. (2005). The Measurement of Racial Discrimination: The Policy Use of Statistics. International Journal of Social Science, 57(183), Simons, P.R.J. (1998). Het verloop van leerprocessen. Verkregen op 22 december, 2010 via Sniderman, P., Hagendoorn, L., & Prior, M. (2003). De moeizame acceptatie van Moslims in Nederland. Mens en Maatschappij, 78(3), Spector, P.E. (2006). Industrial and Organizational Psychology, Research and Practice. Oxford, UK: John Wiley & Sons. Swanborn, P.G. (1996). Methoden van sociaal wetenschappelijk onderzoek. Meppel: Boom. Tan, E. (2004). Het plezier van media-entertainment. Amsterdam: University Press Ter Wal, J. & Verkuyten, M. (2000). Comparative Perspectives on Racism. Aldershot: Ashgate. 48

49 Tulving, E., Schacter, D.L., & Stark, H.A. (1982). Priming Effects in Word-Fragment Completion Are Independent of Recognition. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 8(4), Van Amersfoort, J.M.M., & Cortie, C. (2008). Het patroon van de Surinaamse vestiging in Amsterdam in de periode 1968 t/m Tijdschrift voor economische en sociale geografie, 64(5), Van Bokhoven, I., & Grievink, L. (2008). Vragenlijsten voor algemene en psychosociale gezondheid voor gezondheidsonderzoek na rampen. Psychologie & gezondheid, 36(3), Van de Donk, W.B.H.J., Broeders, D.W.J., & Hoefnagel, F.J.P.M. (2005). Trends in het medialandschap: vier verkenningen. Amsterdam: University Press. Van de Zande, V., Hanquinet, L. Swyngedouw, M., & Jacobs, M. (2006). Naar een tolerantiebarometer voor België. Haalbaarheidsstudie. Verkregen op 10 december, 2010 via meter-rapport.pdf Van den Boer, L., Pauwels, K., & Callens, M. (2004). Onveiligheidsgevoelens, angst en slachtofferervaringen bij ouderen. Verkregen op 9 december, 2010 via publicaties.vlaanderen.be/ebl-web/do/publicatiesessionfacade/publicatieeenvoudige DetailAction/raadplegen?method=raadplegen&id=9846 Van den Bulck, J. (2004). Research Note: The Relationship between Television Fiction and Fear of Crime. European Journal of communication, 19(2), Van Donselaar, J., & Rodrigues P.R. (2006). Monitor Racisme & Extremisme, zevende rapportage. Amsterdam/Leiden: Anne Frank Stichting/ Universiteit Leiden. Van Praag, P., & Brants, K. (2000). Tussen beeld en inhoud: politiek en media in de verkiezingen van Amsterdam: Het Spinhuis. Van Praag, P., & Van der Eijk, C. (1998). News Content and Effects in an Historic Campaign. Political Communication, 15(2),

50 Vergeer, M. (2000). Een gekleurde blik op de wereld. Een studie naar de relatie tussen blootstelling aan media en opvattingen over etnische minderheden. Nijmegen: Doctoraal proefschrift, Radboud Universiteit Nijmegen Willems, M. (2008). Rapport: Islamofobie in Nederland groeit. Verkregen op 14 september, 2010 via Islamofobie-in-Nederland-groeit.htm Zhou, L., Dai, L., & Zhang, D. (2007). Online Shopping Acceptance Model - A Critical Survey of Consumer Factors in Online Shopping. Journal of Electronic Commerce Research, 8(1),

51 Bijlagen Bijlage I Bijlage II Vragenlijst Factorladingen 51

52 Bijlage I Vragenlijst In deze bijlage is de vragenlijst, zoals deze online heeft gestaan, weergegeven. Onderdeel A bevat word completion en onderdeel B de stellingen om islamofobie te meten. De items die hierin blauw gekleurd zijn, zijn letterlijk overgenomen uit de literatuur. Onderdeel C en de items in onderdeel D waarachter een sterretje (*) staat vervolgens, beslaan de variabele betrokkenheid, die in het conceptuele model in hoofdstuk 1 als modererende variabele wordt bestempeld. De overige items in onderdeel D beslaan de demografische gegevens, die bovendien als modererende variabelen zijn aangemerkt bij de start van het onderzoek. 52

53 De effecten van actueel nieuws Voor mijn afstuderen in de richting van Politieke Communicatie aan de Universiteit van Amsterdam, doe ik een onderzoek naar de effecten van actueel nieuws. Allereerst zult u een beeldfragment te zien krijgen, waarna enkele vragen gesteld worden met betrekking tot het centrale onderwerp van het betreffende fragment. Door het invullen van deze vragenlijst kunt u uw mening geven over het nieuws. Enkele belangrijke punten over deze vragenlijst: De vragenlijst is geheel anoniem, u hoeft dus nergens uw naam in te vullen. Het is belangrijk dat u probeert zo eerlijk mogelijk antwoord te geven op de vragen. Geen enkel antwoord is fout, het gaat om uw mening. Het is belangrijk dat u alle vragen beantwoordt. De vragenlijst dient individueel ingevuld te worden. Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 5 minuten van uw tijd in beslag. Hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groet, Leoni Tielrooy Student Politieke Communicatie Universiteit van Amsterdam 53

1 Conclusie en discussie 1

1 Conclusie en discussie 1 1 Conclusie en discussie 1 De gevolgtrekkingen uit de resultaten en een revisie op het onderzoek In dit hoofdstuk staan de conclusies en discussie centraal. Allereerst komt een korte terugblik aan bod,

Nadere informatie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

De invloed van burgerbronnen in het nieuws De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Programma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek.

Programma. - Construct-> dimensies -> indicatoren -> items vragenlijst. - Pilot met de vragenlijst. - Plannen van het onderzoek. Bijeenkomst 3 1 Programma Mini-presentaties Vragenlijst maken Kwaliteit van de vragenlijst: betrouwbaarheid en validiteit Vooruitblik: analyse van je resultaten Aan de slag: - Construct-> dimensies ->

Nadere informatie

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden: Werkinstructie Psychometrische analyse Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: WIS 04.02 Eigenaar: Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 59 1

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Voorwoord... iii Verantwoording... v

Voorwoord... iii Verantwoording... v Inhoudsopgave Voorwoord... iii Verantwoording... v INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker als probleemoplosser of de onderzoeker als adviseur...

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap

Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Voorpublicatie Vertrouwen in de wetenschap Augustus 2015 Het meeste wetenschappelijk onderzoek wordt betaald door de overheid uit publieke middelen. De gevolgen van wetenschappelijke kennis voor de samenleving

Nadere informatie

Angst zaaien, problemen oogsten

Angst zaaien, problemen oogsten Angst zaaien, problemen oogsten Experiment naar de effecten van nieuwsframes en attitudes over de vluchtelingencrisis op de angst voor terrorisme Sterre Burgers, 10581928, Universiteit Van Amsterdam Bachelor

Nadere informatie

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Tabel 1, schematisch overzicht van abstracte begrippen, variabelen, dimensies, indicatoren en items. (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen

Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen Hoofdstuk 3 Statistiek: het toetsen 3.1 Schatten: Er moet een verbinding worden gelegd tussen de steekproefgrootheden en populatieparameters, willen we op basis van de een iets kunnen zeggen over de ander.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur

KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur KLEURRIJKE EMOTIES psychologie en kleur Iedere ouder zal het volgende herkennen: de blauwe en rode potloden uit de kleurdozen van kinderen zijn altijd het eerst op. Geel roept aanvankelijk ook warme gevoelens

Nadere informatie

22 januari 2015. Onderzoek: Jouw vrijheid, mijn vrijheid

22 januari 2015. Onderzoek: Jouw vrijheid, mijn vrijheid 22 januari 2015 Onderzoek: Jouw vrijheid, mijn vrijheid 1 Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 45.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online

Nadere informatie

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden. Procedure Psychometrische en discriminerend vermogen testfase Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: PRO 04 Eigenaar: 1 Inleiding De richtlijnen en aanbevelingen voor de test naar de psychometrische en onderscheidende

Nadere informatie

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij Nederlandse Landbouw en Visserij Inhoud 1 Inleiding 03 2 Samenvatting en conclusies landbouw en visserij 3 Maatschappelijke waardering landbouw 09 4 Associaties agrarische sector 13 5 Waardering en bekendheid

Nadere informatie

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en Samenvatting Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en gewelddadig radicalisme en terrorisme anderzijds. In aanvulling op de bestaande literatuur over mogelijke

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997) Achtergrond In de literatuur over (chronische)pijn wordt veel aandacht besteed aan de invloed van pijncoping strategieën op pijn.

Nadere informatie

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein Cultuursurvey Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT Maaike Ketelaars Ton Klein Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Eerste voorstel voor de aanpassing van de vragenlijst... 7 2.1 Oorspronkelijke

Nadere informatie

Samenvatting. Dutch Summary.

Samenvatting. Dutch Summary. Samenvatting Dutch Summary. 125 126 Dutch Summary Nederlandse Samenvatting (Summary in Dutch) Door de aanwezigheid van omstanders helpen mensen elkaar minder snel en minder vaak. Dit geldt voor zowel noodsituaties,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser

Nadere informatie

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Statistiek in de alfa en gamma studies Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Wie ben ik? Marieke Westeneng Docent bij afdeling Methoden en Statistiek Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

Zijn respondenten interviewerresistent?

Zijn respondenten interviewerresistent? Een onderzoek van Gerben Moerman naar de effecten van doorvraagtactieken bij open interviews Martijn van Lanen * G. Moerman, Probing behaviour in open interviews: A field experiment on the effects of probing

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting In dit proefschrift is agressief en regelovertredend gedrag van (pre)adolescenten onderzocht. Vanuit een doelbenadering (Sociale Productie Functie

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE . > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat

Nadere informatie

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Jongeren & hun financiële verwachtingen Nibud, februari Jongeren & hun financiële verwachtingen Anna van der Schors Daisy van der Burg Nibud in samenwerking met het 1V Jongerenpanel van EenVandaag Inhoudsopgave 1 Onderzoeksopzet Het Nibud doet

Nadere informatie

Computeraffiniteit belangrijk op kantoor

Computeraffiniteit belangrijk op kantoor Auteur A.R. Goudriaan E-mailadres alex@goudriaan.name Datum 16 november 2008 Versie 1.0 Titel Computeraffiniteit belangrijk op kantoor Computeraffiniteit belangrijk op kantoor tevredenheid over de automatiseringsafdeling

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder autochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen

Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen Hoofdstuk 5 Een populatie: parametrische toetsen 5.1 Gemiddelde, variantie, standaardafwijking: De variantie is als het ware de gemiddelde gekwadrateerde afwijking van het gemiddelde. Hoe groter de variantie

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in marketing en management. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in marketing en management Foeke van der Zee Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt,

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in zorg, welzijn en hulpverlening Foeke van der Zee Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt,

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Voorwoord 9. Inleiding 11

Voorwoord 9. Inleiding 11 inhoud Voorwoord 9 Inleiding 11 deel 1 theorie en geschiedenis 15 1. Een omstreden begrip 1.1 Inleiding 17 1.2 Het probleem van de definitie 18 1.3 Kenmerken van de representatieve democratie 20 1.4 Dilemma

Nadere informatie

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages. MARGES EN SIGNIFICANTIE BIJ STEEKPROEFRESULTATEN. De marges van percentages Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie,

Nadere informatie

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei 9.00 12.00 uur 20 03 Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies Onderzoek Instagram Uitgevoerd door Scholieren.com in november 2015 Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies Voorwoord Scholieren.com heeft haar bezoekers middels een enquête vragen

Nadere informatie

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk

Compatibility Process Scale (ACPS). De therapeutische alliantie is gemeten met de Werk De invloed van indicatiestelling door overleg (the Negotiated Approach) op patiëntbehandelingcompatibiliteit en uitkomst bij de behandeling van depressieve stoornissen 185 In deze thesis staat de vraag

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Jaar 3: Deelrapportage 4. Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010

Jaar 3: Deelrapportage 4. Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010 Programmalijn: Expeditie Durven, Delen, Doen: Onderwijs is populair, personeel is trots Jaar 3: Deelrapportage 4 Onderwijsontwikkeling Montaigne Lyceum Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010

Nadere informatie

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Special advertising: SBS Billboards DVJ Insights

Special advertising: SBS Billboards DVJ Insights Special advertising: SBS s DVJ Insights Ronald Jansen & Robin Koenen Maart 2016 onderzoeksopzet 2 Inleiding SBS biedt adverteerders de mogelijkheid om via special advertising nog betere effecten voor het

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. De analyses. 2.1 Afspraken over kinderopvang versus m/v-verdeling

1. Inleiding. 2. De analyses. 2.1 Afspraken over kinderopvang versus m/v-verdeling Bijlage II Aanvullende analyses 1 Inleiding In aanvulling op de kwantitatieve informatie over de diverse arbeid-en-zorg thema s, is een aantal analyses verricht Aan deze analyses lagen de volgende onderzoeksvragen

Nadere informatie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

30 oktober Onderzoek: Online privacy en sleepwet

30 oktober Onderzoek: Online privacy en sleepwet 30 oktober 2017 Onderzoek: Online privacy en sleepwet Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 55.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van een online onderzoek.

Nadere informatie

<<NAAM SCHOOL>> <<ADRES SCHOOL>>

<<NAAM SCHOOL>> <<ADRES SCHOOL>> Onderstaand rapport is gebaseerd op de afnamegegevens van de groep kandidaten "V6netl$$$$" die uw school na afname van het centraal schriftelijk examen aan Cito heeft verstrekt.

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Cynisme over de politiek

Cynisme over de politiek Cynisme over de politiek Een profiel van ontevreden burgers Waar mensen samenleven, zijn verschillende wensen en belangen. Een democratische samenleving heeft als doel dat politici en bestuurders in hun

Nadere informatie

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee

Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. Foeke van der Zee Methodologie voor sociaalwetenschappelijk onderzoek Foeke van der Zee Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in

Nadere informatie

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers

Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen. Marinka Kuijpers & Frans Meijers Studieloopbaanbegeleiding in het hbo: mogelijkheden en grenzen Marinka Kuijpers & Frans Meijers De Haagse Hogeschool Januari 2009 Management Samenvatting Studieloopbaanbegeleiding is hot in het hoger beroepsonderwijs.

Nadere informatie

Samenvatting Summary in Dutch

Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Summary in Dutch Wanneer mensen anderen zien die in een gelijke situatie of wel beter af zijn of wel slechter af zijn, kan dat sterke reacties oproepen. Mensen kunnen als reactie sterke

Nadere informatie

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017 Nederlandse landbouw en visserij 2017 Inhoud 1 Inleiding 03 2 Samenvatting en conclusies landbouw en visserij 3 Maatschappelijke waardering landbouw 09 4 Associaties agrarische sector 14 5 Waardering en

Nadere informatie

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan Hoe tevreden zijn de medewerkers met en hoe betrokken zijn zij bij de organisatie en welke verbeterpunten ziet men voor de toekomst? Wat is medewerkerstevredenheid

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

Vandaag. Onderzoeksmethoden: Statistiek 3. Recap 2. Recap 1. Recap Centrale limietstelling T-verdeling Toetsen van hypotheses

Vandaag. Onderzoeksmethoden: Statistiek 3. Recap 2. Recap 1. Recap Centrale limietstelling T-verdeling Toetsen van hypotheses Vandaag Onderzoeksmethoden: Statistiek 3 Peter de Waal (gebaseerd op slides Peter de Waal, Marjan van den Akker) Departement Informatica Beta-faculteit, Universiteit Utrecht Recap Centrale limietstelling

Nadere informatie

Beleving windmolens A1. Onderzoek Deventer Digipanel en inwoners Epse

Beleving windmolens A1. Onderzoek Deventer Digipanel en inwoners Epse Onderzoek Deventer Digipanel en inwoners Epse Aanleiding en methodiek Aanleiding onderzoek In augustus 2015 zijn er twee windmolens gebouwd langs de A1. De voorbereiding daarvan heeft tot veel discussies

Nadere informatie

NL - BE. Rechtersbeelden en beelden van rechters vergeleken

NL - BE. Rechtersbeelden en beelden van rechters vergeleken NL - BE Rechtersbeelden en beelden van rechters vergeleken (G)een confrontatie De jaarlijkse voetbalconfrontatie tussen de Rode Duivels en de Oranje Leeuwen in de jaren vijftig en zestig is mij altijd

Nadere informatie

Auteurs: Baarda e.a. isbn: 978-90-01-80771-9

Auteurs: Baarda e.a. isbn: 978-90-01-80771-9 Woord vooraf Het Basisboek Methoden en Technieken biedt je een handleiding voor het opzetten en uitvoeren van empirisch kwantitatief onderzoek. Je stelt door waarneming vast wat zich in de werkelijkheid

Nadere informatie

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk BEGRIP VAN BEWIJS Herman Schalk Vragenlijst Toelichting bij de vragenlijst p. 3 Vragen bij de elementen van begrip van bewijs p. 4 vrije Universiteit amsterdam

Nadere informatie

Cynisme over de politiek

Cynisme over de politiek Cynisme over de politiek Een profiel van ontevreden burgers Dr. Pieter van Wijnen Waar mensen samenleven, zijn verschillende wensen en belangen. Een democratische samenleving heeft als doel dat politici

Nadere informatie

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention Samenvatting Wesley Brandes MSc Introductie Het succes van CRM is volgens Bauer, Grether en Leach (2002) afhankelijk van

Nadere informatie

Nieuwsbeleving: The Optimist en Sublime FM

Nieuwsbeleving: The Optimist en Sublime FM Contents 1 Inzichten 3 2 Resultaten 5 3 Bijlage 13 2 1 Inzichten Inzichten Jubileumonderzoek Dit onderzoek is uitgevoerd onder een representatieve steekproef, die voldoende groot is om uitspraken te kunnen

Nadere informatie

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2

Palliatieve Zorg. Onderdeel: Kwalitatief onderzoek. Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2 Palliatieve Zorg Onderdeel: Kwalitatief onderzoek Naam: Sanne Terpstra Studentennummer: 500646500 Klas: 2B2 Inhoudsopgave Inleiding Blz 2 Zoekstrategie Blz 3 Kwaliteitseisen van Cox et al, 2005 Blz 3 Kritisch

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

omschrijven wat je ermee bedoelt. Dat geldt dus ook voor dom en de vraag of je dat met een IQ-test kunt meten. Dan naar een ander aspect van de

omschrijven wat je ermee bedoelt. Dat geldt dus ook voor dom en de vraag of je dat met een IQ-test kunt meten. Dan naar een ander aspect van de Scenario voor het klassengesprek aan het begin van de eerste les van het leerlingonderzoek in het kader van Begrip van bewijs Hieronder staat een beschrijving van het beoogde (hypothetische) verloop van

Nadere informatie