Water- en zouthuishouding
|
|
- Thijmen Dijkstra
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Water- en zouthuishouding Dr. F.P.A.M.N. Peters 7.1 Opbouw en samenstelling van de lichaamsruimten Het aantal lichaamscellen van een volwassene bedraagt ongeveer Deze cellen vormen samen de intracellulaire ruimte (ICR). In deze cellen zijn eiwitten en andere componenten gesuspendeerd en opgelost in een waterige K- Mg-fosfaatoplossing. De lichaamscellen baden in het eiwitarme interstitiële vocht, dat met het eiwitrijke plasma de extracellulaire ruimte (ECR) vormt. In deze ECR is natrium (Na + ) het belangrijkste kation en zijn chloride (Cl ) en bicarbonaat (HCO 3 ) de belangrijkste anionen. In figuur 7.1 is een globaal overzicht gegeven van de osmolaliteiten van de componenten in de drie functioneel belangrijkste ruimten waarover het lichaamswater is verdeeld. De osmotische activiteit is hierbij voor alle compartimenten identiek gesteld. Hierbij moeten we bedenken dat de osmolaliteit weergeeft hoeveel deeltjes per kg water in oplossing zijn, zonder daarbij onderscheid te maken tussen ionen en moleculen en zonder te letten op het molecuulgewicht. Zo zal 1 mmol glucose/kg water theoretisch een osmolaliteit van 1 mosmol/kg geven. Splitst een molecuul in twee ionen, zoals NaCl, dan geldt: 1 mmol NaCl/kg water geeft 2 mosmol/kg. In figuur 7.2 is de waterverdeling in procenten ten opzichte van het lichaamsgewicht gegeven voor de volwassen man. Voor de vrouw is het totale watergehalte minder (gemiddeld 50% in plaats van 60%) en de deelruimten evenredig lager, hoofdzakelijk ten gevolge van een grotere hoeveelheid subcutaan vet. Tussen de intra- en extracellulaire vloeistoffen bestaat een dynamisch biochemisch evenwicht, waarbij waterkanalen en ionenkanalen in de wand van de lichaamscellen een fundamentele rol spelen. Deze mechanismen houden de grote concentratieverschillen van Na + en K +, die tussen de beide compartimenten heersen, zo goed mogelijk in stand. Het evenwicht tussen het interstitiële vocht en het plasma berust op eenvoudige fysisch-chemische verplaatsingen via de wanden van de bloedcapillairen, die als drijvende krachten de bloeddruk en de colloïdosmotische druk hebben. J. J.M. L. Hoffmann et al., Interpretatie van medisch laboratoriumonder zoek, DOI / _7, 2012 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer M edi a
2 7 Water- en zouthuishouding plasma ECR interstitium ICR ureum glucose ureum glucose ureum glucose HCO 3 Na + mosmol/kg water 100 Na + HCO HCO 3 3 Cl Na + Cl K + eiwit 50 fosfaat 0 K + eiwit rest eiwit rest SO 2 4 Mg 2+, Ca 2+ K +, Ca 2+, Mg 2+ Mg 2+ Figuur 7.1 Overzicht van de concentraties in de drie lichaamscompartimenten, uitgedrukt in mosmol/kg. 7.2 Uitwisseling tussen intracellulaire ruimten en interstitium De membranen van de lichaamscellen werden vroeger beschreven als semipermeabele membranen met daarin Na + - en K + -pompen en waterverplaatsingen via colloïdosmotische drukverschillen tussen ICR en het interstitium. Nu is gebleken dat er water- en ionenkanalen in de celwanden functioneren. De waterkanalen, aquaporinen, kunnen water selectief en regelbaar zeer snel in en uit de cel verplaatsen. Mogelijk speelt passieve diffusie op grond van osmose nog een rol. Er zijn ook ionenkanalen voor Na +, K +, Cl en Ca 2+. Bij het Na + - en K + -transport blijkt dat het verschil in diameter van deze ionen een rol speelt. Deze biofysische activiteiten verklaren onder andere de grote concentratieverschillen tussen Na + en K + van de ICR en ECR. Het is mogelijk dat er kanalen zijn die anabolieten de cel insturen en kanalen die katabolieten de cel uitsturen. Bij het drinken van veel water blijkt dat zowel de ECR als de ICR groter wordt. We hebben dan te maken met een hypo-osmolaire hyperhydratie. Drinken we een geconcentreerde NaCl-oplossing, dan blijken de natrium- en de chlorideconcentraties in de ECR te stijgen, waarna onder invloed van het gecreëerde osmolaliteitsverschil water van de ICR naar de ECR gaat. We hebben dan te maken met een intracellulaire hyperosmolaire dehydratie, waarbij
3 7 Water- en zouthuishouding 59 opgeloste en vaste stoffen 40% intracellulair 35% water 60% extracellulai r interstitieel 15% intravasculair 5% transcellulair 5% Figuur 7.2 (urine, gal, maag-darmvocht, liquor c.s., enz.) Gemiddelde verdeling van het totaal lichaamswater bij de volwassen man in procenten van het lichaamsgewicht. de ICR kleiner is geworden. Enkele basisvormen van hyperhydratie en dehydratie zullen in paragraaf 7.5 verder worden besproken. 7.3 Uitwisseling tussen plasma en interstitium De capillaire vaatwand, die het plasma en het interstitium scheidt, is vrij doorgankelijk voor water, kleine moleculen en ionen, maar nauwelijks voor de hoogmoleculaire eiwitten en de vele daaraan gebonden stoffen. Door de colloïdosmotische druk, veroorzaakt door de plasma-eiwitten, heeft water de neiging zich intravasculair te verzamelen, maar door de bloeddruk wordt water juist uit het vaatbed gedreven. Bij de bloeddoorstroming in het lichaam zal daardoor, afhankelijk van de plaats in het vaatbed, aan de arteriële kant water via de semipermeabele capillairwand naar het interstitium worden geperst, terwijl in het veneuze gedeelte water naar het bloed wordt gezogen. Dit snelle uitwisselingsmechanisme is van fundamenteel belang voor de aanvoer van voedingsstoffen vanuit het bloed via
4 7 Water- en zouthuishouding 4 het interstitium naar de cellen toe en voor de afvoer van afbraakproducten in omgekeerde richting. De uitwisselingssnelheid is zeer hoog. Het plasmawater wisselt ruim honderdmaal per minuut uit met het interstitiële water, terwijl ionen zoals Na + en Cl en een klein molecuul zoals ureum meer dan vijftigmaal per minuut uitwisselen. Dit mechanisme is ook voor de klinische chemie van belang, omdat in het goed toegankelijke plasma vrij snel veranderingen kunnen worden gesignaleerd die veroorzaakt worden door processen in de weefsels. Ook de invloed van houding en stuwen bij de bloedafname op de eiwitconcentratie wordt veroorzaakt door de snelle verplaatsing van de vloeistof door de vaatwand. De osmolaliteit van het plasma wordt voor ongeveer 90% bepaald door natrium, chloride en bicarbonaat, terwijl de bijdrage van de plasma-eiwitten, gering qua aantal deeltjes, te verwaarlozen is. Daarnaast kunnen bij uremie ureum en bij hyperglykemie glucose een significante bijdrage aan de osmolaliteit leveren. De osmolaliteit van het plasma kan bepaald worden door de vriespunts- of de dampdrukverlaging te meten ten opzichte van water en wordt uitgedrukt in milli-osmol per kg water (mosmol/kg). Daarnaast is het mogelijk de osmolaliteit van plasma grof te berekenen met behulp van de formule: osmolaliteit = 2[Na + ] + [ureum] + [glucose] mosmol/ kg, waarin de concentraties worden uitgedrukt in mmol/l. 2[Na + ] kan (eigenlijk beter) vervangen worden door: [Na + ] + [Cl ] + [HCO ] Homeostase De homeostase van de ongeveer 45 l water en de 3000 mmol natrium, die het lichaam van een gemiddelde volwassene bevat, wordt normaal bepaald door evenwicht tussen opname en verlies. Water en elektrolyten komen het lichaam binnen met drinken en voedsel, terwijl daarnaast constant water wordt gevormd bij allerlei metabole processen (oxidatiewater). De wateropname wordt in het algemeen gereguleerd door het dorstcentrum in de hypothalamus, dat reageert op de osmolaliteit van het plasma. Renaal water- en elektrolytverlies is normaal een resultante van de glomerulaire filtratie en tubulaire resorptie. Het waterverlies is sterk afhankelijk van de activiteit van het antidiuretisch hormoon (ADH), dat bij een osmolaliteitsverhoging in versterkte mate wordt uitgescheiden door de hypothalamus/hypofyse. Dit werkt in de nieren watersparend, terwijl gebrek aan ADH een waterdiurese tot gevolg heeft. Naast deze renale wateruitscheiding vindt nog waterverlies plaats met de feces en via de huid en longen (zie tabel 7.1). De hoeveelheid water die zo wordt uitgescheiden, kan aanmerkelijk stijgen bij respectievelijk diarree en koorts en staat dan nauwelijks onder controle van homeostatische mechanismen. De natriumbalans regelt in belangrijke mate de water- en zouthuishouding en de bloeddruk. Deze combinatie is het gevolg van het feit dat natrium het belangrijkste extracellulaire ion is, zodat bij gelijkblijvende osmolaliteit van de lichaamsvloeistoffen een positieve natriumbalans leidt tot een vergroting van het extracellulaire volume, van het bloedvolume en dus van de
5 7 Water- en zouthuishouding 5 Tabel 7.1 waterwinst Gemiddelde normale waterbalans in ml/24 uur (volwassene in Nederland). waterverlies obligatoir (ml) facultatief (ml) obligatoir (ml) facultatief (ml) drank urine water in voeding 550 huid 400 longen 350 oxidatiewater 350 feces 150 subtotaal subtotaal totaal 2300 totaal 2300 bloeddruk. Omgekeerd leidt een negatieve natriumbalans tot een vermindering van de bloeddruk. Onder fysiologische omstandigheden houdt de renale excretie of resorptie de natriumbalans in evenwicht. Daarom wordt de bloeddruk nauwelijks beïnvloed door de hoeveelheid natrium in de voeding. Bij deze homeostase zijn drie endocriene organen betrokken, namelijk de nieren (renine en de glomerulaire filtratiefractie), de bijnieren (aldosteron) en het hart (cardiale natriuretische peptiden) (zie figuur 7.3). In de atria en ventrikels van het hart worden twee verwante hormonen geproduceerd: het atrium-natriuretisch peptide (ANP) en het brain-natriuretisch peptide (BNP). De belangrijkste functie van beide hormonen is het beschermen van de circulatie tegen overbelasting door het bevorderen van de natriurese en diurese. Het zijn tegenhangers van het renine-angiotensinesysteem. De functie van het BNP wordt verder besproken in paragraaf Een lage bloeddruk lokt twee renale effecten uit: een hogere natriumretentie en de secretie van renine door de juxtaglomerulaire cellen. Het vrijkomen van renine heeft een kettingreactie tot gevolg, namelijk de omzetting van angiotensinogeen in angiotensine I, dat door het angiotensine converting enzyme (ACE) het angiotensine II oplevert. Dit polypeptide veroorzaakt twee reacties: een directe vasoconstrictie van de arteriolen en een stimulering van de zona glomerulosa van de bijnieren tot secretie van aldosteron, het natriumretinerend hormoon bij uitstek. Zowel de natriumretentie als de vasoconstrictie leiden tot een verhoging van de bloeddruk, die een rekking van het atrium veroorzaakt, waardoor ANP en BNP vrijkomen. Beide hormonen zorgen voor vasodilatatie en verhogen de natriurese. Hierdoor wordt het
6 7 Water- en zouthuishouding 62 hoge cardiale natriuretische peptiden vasoconstrictie verhoging bloedvolume angiotensine II aldosteron natriumretentie ACE angiotensine I renine plasma-natrium angiotensinogeen lage bloeddruk natrium in voeding Figuur 7.3 Regeling van de bloeddruk door het samenspel van de hormonen renine, angiotensine, aldosteron en cardiale natriuretische peptiden. De doorlopende lijnen geven een stimulerende werking aan, de onderbroken lijnen een remmende. lichaam effectief beschermd tegen een te sterke bloeddrukverhoging of een overvulling van het cardiovasculaire systeem. 7.5 Waterbalans onder fysiologische en pathologische omstandigheden Door de stofwisseling en door aanvoer met het voedsel zullen er altijd zouten en katabolieten moeten worden uitgescheiden. Per 24 uur is dat gemiddeld circa 500 mosmol. Daar de nieren maximaal tot mosmol/kg kunnen concentreren (bij dorsten), is het urinevolume minimaal 500 : 1300 = 0,4 kg = 400 ml. Daarnaast is er nog waterverlies via huid en longen en met de feces van gemiddeld 900 ml/24 uur. De som van dit onontkoombare waterverlies (1300 ml) wordt obligatoir verlies genoemd (zie tabel 7.1). Het is duidelijk dat per 24 uur minstens 1000 ml water obligatoir moet worden opgenomen met drank en voeding om dit waterverlies goed te maken. De hoeveelheid water die meer wordt aangeboden, leidt automatisch tot een facultatief urinevolume. Enkele aspecten rond de waterbalans, verweven met de pathofysiologie van de water- en zouthuishouding, komen hier ter illustratie aan de orde. Meer NaCl in het dieet doet het obligatoire urinevolume toenemen.
7 7 Water- en zouthuishouding 63 Als een eiwitarm dieet wordt voorgeschreven, zal er minder ureum als afbraakproduct worden gevormd, waardoor dus het obligatoire urinevolume zal dalen. Bij een zout- en eiwitarm dieet kan het obligatoire urinevolume dalen tot circa 200 ml/24 uur. Als een gezonde volwassene in enkele uren twee liter transpireert, neemt dus het obligatoire waterverlies via de huid sterk toe. Daar de gemiddelde zoutconcentratie van zweet zeer laag is (Na + - en Cl -concentratie elk ongeveer 20 mmol/l), zal dit transpireren leiden tot hyperosmolaire dehydratie. Primair zal de osmolaliteit in de ECR stijgen, secundair in de ICR door osmotische waterverplaatsing van de ICR naar de ECR. Het gevolg is een vrij homogeen waterverlies van ongeveer 2 liter op 45 liter lichaamswater. Grofweg betekent dit een volumeafname van 5%. De osmolaliteit en de Na + - en Cl -concentratie zullen globaal 5% stijgen. Bovendien zal met deze hyperosmolaire dehydratie ook een dehydratie van de cellen optreden, wat dorst veroorzaakt. Met het drinken van twee liter extra water zal het proces van hydratie omgekeerd verlopen en ongeveer tot de uitgangstoestand leiden. Wanneer een overmaat aan water niet via de huid, maar via de nieren verloren gaat (bijvoorbeeld bij een patiënt met diabetes insipidus), zal, net als in de situatie die hierboven beschreven is, het obligatoire waterverlies sterk vergroot zijn. Dit leidt tot een hyperosmolaire dehydratie met als gevolg dorst, extra drinken en polyurie. Afhankelijk van de hoeveelheid water die gedronken wordt, zullen we verhoogde Na + - en Cl -concentraties in het plasma vinden. De behandeling zal moeten worden afgestemd op het bereiken van een normale osmolaliteit, respectievelijk normale Na + - en Cl - concentraties. Bij het pathologisch drinken van veel water (psychogene polydipsie) wordt de waterbalans positief en zal er polyurie optreden ten gevolge van de polydipsie. Ook als de waterbalans over 24 uur ongeveer in evenwicht is, is het toch mogelijk dat deze zeer langzaam (weken, maanden) positief (bijvoorbeeld oedeemvorming) of negatief (bijvoorbeeld bij de ziekte van Addison, een tekort aan aldosteron/cortisol) wordt. Jaarlijks overlijden miljoenen mensen door uitdroging, vooral baby s. Dit gebeurt hoofdzakelijk in tropische landen. Niet alleen door transpiratie en gebrek aan drinkwater is er een tekort aan vocht, maar vooral ook door diarree als gevolg van darminfecties vanwege slechte hygiënische omstandigheden. De genoemde omstandigheden veroorzaken vooral verlies van water en zout, wat onder andere leidt tot een verkleining van het extracellulair volume en tot een vermindering van het circulerend volume. Er treedt dan perifere vasoconstrictie op, zodat het lichaam zijn warmte niet kwijt kan, met koorts als mogelijk gevolg. De therapie bestaat uit orale toediening van water en zout. Daartoe zijn thans overal goedkope zakjes met zout en glucose beschikbaar. De inhoud wordt ter plaatse opgelost in gekookt water (ORS, oral rehydration solution). Deze behandeling kan levensreddend zijn en is een van de meest doelmatige die in de geneeskunde wordt toegepast.
8 7 Water- en zouthuishouding Natrium in plasma referentiewaarden invloed leeftijd mmol/l pasgeborenen: enkele mmol/l lager variatie variatie intra-individueel binnen een dag: 1% van dag tot dag: 1% analytische variatie 1% significant verschil 4% voorbereiding patiënt invloed omstandigheden invloed geneesmiddelen gebruikelijke analysemethoden analytische storingen bloedafname: geen androgenen en glucocorticosteroïden: hogere waarden diuretica: lagere waarden directe of indirecte potentiometrie bij sterk lipemisch plasma en bij sterk verhoogd totaaleiwit (bij aanwezigheid van M-proteïnen) worden te lage waarden gemeten met indirecte potentiometrie, maar niet met directe potentiometrie Interpretatie Oorzaken hyponatriëmie: hypo-osmolaire hyperhydratie, bijvoorbeeld door pathologische ADHafgifte (tumor) en toediening van een vloeistof met een lage natriumconcentratie bij patiënten met vochtverlies en zoutverlies; hypo-osmolaire dehydratie, bijvoorbeeld bij hypoaldosteronisme en bij vochtverlies (via nieren, diarree, braken, transpiratie, gebruik van diuretica) gevolgd door (veel) water drinken en bij acute intracraniële aandoeningen. Oorzaken hypernatriëmie: hyperosmolaire hyperhydratie, bijvoorbeeld bij hyperaldosteronisme; hyperosmolaire dehydratie, bijvoorbeeld onvoldoende gecompenseerd waterverlies (bij een pasgeborene of een bewusteloze patiënt) en bij patiënten met diabetes insipidus. Bij de interpretatie van de natriumconcentratie in plasma dient men rekening te houden met de gebruikte analysemethode. Indirecte potentiometrie (meting in verdund plasma), de veruit meest gebruikte methode, geeft bij sterk lipemisch plasma en bij een sterk verhoogd totaaleiwitgehalte (Mproteïne) te lage waarden (pseudohyponatriëmie). Directe potentiometrie
9 7 Water- en zouthuishouding 65 (meting in onverdund plasma) geeft de juiste waarden, ook in pathologische monsters. 7.7 Natrium in urine referentiewaarden variatie variatie intra-individueel analytische variatie significant verschil voorbereiding patiënt invloed voeding invloed geneesmiddelen gebruikelijke analysemethode mmol/24 uur (sterk afhankelijk van het dieet) van dag tot dag: 30% 2% 80% natrium in de voeding heeft een grote invloed op de uitkomst diuretica: hogere natriumexcretie directe of indirecte potentiometrie Interpretatie De bepaling van natrium in urine is alleen geïndiceerd bij hyponatriëmie. Men kan de volgende twee situaties onderscheiden bij hyponatriëmie. Geen natriumverlies via de nieren. Wanneer de nieren maximaal natrium retineren, is de natriumexcretie minder dan 10 mmol/dag. Oorzaken van de hyponatriëmie kunnen dan zijn: extrarenaal natriumverlies (braken, diarree, extreme transpiratie, maag- darmdrainage, verbranding); verdunningssyndromen (levercirrose, congestive heart failure, ascites, oedeem); een zoutarm dieet. Wel natriumverlies via de nieren. Wanneer er natriumverlies via de urine optreedt, is de natriumexcretie veel groter dan 20 mmol/dag. In dit geval komen als oorzaken van de hyponatriëmie in aanmerking: nierfunctiestoornissen (salt loosing nephritis, pyelonefritis, tubulaire stoornissen, hypokaliëmie, hypercalciëmie, toxische stoffen); natriumverlies bij normale nierfunctie (diuretica, bijnierinsufficiëntie). Bij het syndroom van de inappropriate ADH secretion (SIADH) is de Na-concentratie in plasma laag, maar de uitscheiding van natrium in de urine meer dan 20 mmol/dag.
10 7 Water- en zouthuishouding Chloride in plasma referentiewaarden volwas- senen invloed leeftijd mmol/l pasgeborenen: enkele mmol/l lager variatie variatie intra-individueel binnen een dag: 1% van dag tot dag: 1% analytische variatie 1% significant verschil 4% voorbereiding patiënt invloed omstandigheden invloed geneesmiddelen gebruikelijke analysemethode analytische storingen bloedafname: geen androgenen en glucocorticosteroïden: hogere waarden diuretica: lagere waarden directe of indirecte potentiometrie bij sterk lipemisch plasma en bij sterk verhoogd totaaleiwit (bij aanwezigheid van M-proteïnen) worden te lage waarden gemeten met indirecte potentiometrie, maar niet met directe potentiometrie Interpretatie Oorzaken hypochloremie: hypo-osmolaire hyperhydratie (zie hyponatriëmie); hypo-osmolaire dehydratie (zie hyponatriëmie); metabole alkalose (braken); gecompenseerde respiratoire acidose (astma). Oorzaken hyperchloremie: hyperosmolaire hyperhydratie (zie hypernatriëmie); hyperosmolaire dehydratie (zie hypernatriëmie); metabole acidose; respiratoire alkalose (hyperventilatie).
11 7 Water- en zouthuishouding Osmolaliteit van plasma referentiewaarden invloed leeftijd variatie analytische variatie voorbereiding patiënt invloed omstandigheden invloed geneesmiddelen gebruikelijke analysemethoden analytische storingen mosmol/kg pasgeborenen: enkele mosmol/kg lager 1% bloedafname: geen corticosteroïden: hogere waarden diuretica: lagere waarden vriespuntverlaging, dampdrukverlaging bij de dampdrukverlaging worden vluchtige stoffen (ethanol, aceton) niet meebepaald Interpretatie Oorzaken osmolaliteitsverlaging: zie hyponatriëmie. Oorzaken osmolaliteitsverhoging: zie hypernatriëmie; hyperglykemie; uremie, ethanolgebruik (alleen bij de methode vriespuntverlaging). Aan de hand van enkele schema s (zie figuur 7.4) zijn systematisch de hoofdvormen van hyperhydratie en dehydratie weergegeven. Als we aannemen dat de plasmabicarbonaatconcentratie niet varieert, mag een vrij constant verschil tussen de Na + - en Cl -concentraties worden verwacht (zie figuur 7.1). Verder nemen we aan dat er geen netto-ionentransport over de celmembranen plaatsvindt, zodat de totale intracellulaire osmolaliteit circa = circa 7500 mosmol bedraagt. Het getal 26 is 35% van het gewicht van een volwassene, zijnde het aantal kg van de intracellulaire massa (zie figuur 7.2). Voor de praktijk kan samenvattend worden gesteld dat hypernatriëmie bijna altijd wijst op hyperosmolaire dehydratie, terwijl hyponatriëmie vaker wordt veroorzaakt door hypo-osmolaire hyperhydratie dan door hypo-osmolaire dehydratie.
12 7 Water- en zouthuishouding 68 hyperhydratie (+5 l) 300 hyperosmolair ICR 23,5 l ECR 26,5 l hypo-osmolair ICR 30 l ECR 20 l mosmol/kg volume (I) totale osmolaliteit totaal lichaamswater lichaamsgewicht bloedvolume Na + -concentratie Cl -concentratie Hb, totaaleiwit ICR: 7500 ECR: ICR: 7500 ECR: 5000 Ht N dorst + oorzaak - hyperaldosteronisme - vervanging vochtverlies bij pat. met zoutverlies met vloeist. met [Na + ] - ongecontroleerde ADHafgifte (tumor) water en zout te veel water te veel 7.10 Kaliummetabolisme Inleiding Van de totale hoeveelheid kalium (± 3500 mmol) die zich in het lichaam bevindt, komt slechts circa 2% in de ECR voor. In het plasma is de kaliumconcentratie ongeveer 4 mmol/l; in de ICR ongeveer 150 mmol/l (zie figuur 7.1). Dit grote concentratieverschil tussen de ICR en de ECR wordt in stand gehouden door de Na + -K + -kanalen in de celwand, die Na + de cel uit en K + de cel in pompen. De kaliumconcentratie in de ECR (plasma) wordt bepaald door het verschil tussen de kaliumopname en -uitscheiding en door de uitwisseling van kalium tussen de ECR en de ICR. De kaliumuitscheiding vindt hoofdzakelijk renaal plaats, ofschoon er ook significant kaliumverlies via de huid en met de
13 7 Water- en zouthuishouding 69 normale hydratie dehydratie ( 5 l) ( mosmol/kg) man van 75 kg hyperosmolair hypo-osmolair ICR 23,5 l ECR 16,5 l ICR 26 l ECR 19 l ICR 30 l ECR 10 l ICR: 7500 ECR: 5500 N N N N ICR: 7500 ECR: ICR: 7500 ECR: 2500 N N Figuur 7.4 N N + - waterverlies (transpiratie, braken, diarree, diab. insip.) + onvoldoende wateropname (neonaten, bewusteloze patiënt) Schematisch overzicht van de hoofdvormen van hyperhydratie. - hypo-aldosteronisme - vochtverlies gevolgd door vervanging met vloeist. met [Na + ] geen watertekort water- en zouttekort feces kan optreden. In de darm wordt dagelijks een grote hoeveelheid kalium uitgescheiden, waarvan het grootste deel weer wordt geresorbeerd. Alleen bij diarree en bij langdurig braken is het mogelijk dat gastro-intestinaal kaliumverlies van betekenis optreedt. Via de glomeruli worden dagelijks enkele tientallen grammen kalium gefiltreerd. In de proximale niertubuli wordt dit bijna volledig teruggeresor- beerd, waarna eventueel uitwisseling van cellulair K + tegen Na + in het lumen van de distale tubuli en de verzamelbuisjes plaatsvindt. Dit heeft renale kaliumuitscheiding en natriumsparing tot gevolg. Deze uitwisseling wordt bepaald door de aldosteronactiviteit, de hoeveelheid natrium die voor uitwisseling beschikbaar is en de relatieve concentraties H + - en K + -ionen die in de
14 7 Water- en zouthuishouding 70 periluminaire cellen aanwezig zijn. Aangezien deze H + - en K + -ionen elkaar competitief beïnvloeden, zullen veranderingen in de kaliumhomeostase phveranderingen tot gevolg kunnen hebben. Zo zien we bij kaliumverlies ten gevolge van diarree dat het extracellulaire kaliumtekort aangevuld wordt door verplaatsing van K + van de ICR naar de ECR, uitgewisseld tegen H + en Na +, wat leidt tot een extracellulaire alkalose en een intracellulaire acidose. Er zullen bij een kaliumtekort dus meer H + -ionen renaal worden uitgescheiden bij de Na + -resorptie (zuurdere urine), wat leidt tot een verhoogde plasmabicarbonaatconcentratie (metabole alkalose). De combinatie van een hypokaliëmie en een verhoogde plasmabicarbonaatconcentratie wordt in de praktijk bij volwassenen vaker veroorzaakt door een chronische kaliumdepletie, bijvoorbeeld bij het gebruik van bepaalde diuretica, dan door een zeldzamer voorkomende metabole alkalose ten gevolge van H + -verlies (braken). Het omgekeerde (een hyperkaliëmie en een lage plasmabicarbonaatconcentratie) wordt daarentegen zelden veroorzaakt door een kaliumovermaat, maar veel vaker door een metabole acidose Afwijkingen in de kaliumhomeostase Hypokaliëmie wordt meestal veroorzaakt door kaliumverlies van het gehele lichaam. We spreken dan van kaliumdepletie. Wordt de hypokaliëmie gecompenseerd door verplaatsing van kaliumionen van de ICR naar de ECR, dan kan de kaliumconcentratie in het plasma binnen het normale gebied blijven. Een normale kaliumconcentratie in het plasma sluit een kaliumdepletie dus niet uit. Een andere oorzaak van hypokaliëmie kan een gevolg zijn van extracellulaire alkalose, waarbij door uitwisseling van K + van de ECR tegen H + van de ICR de extracellulaire alkalose wordt verminderd. Aangezien de lichaamscellen een enorme voorraad kalium bevatten, zien we meestal hyperkaliëmie optreden als te veel kalium de cellen verlaat. Tot slot nog enige opmerkingen over het gebruik van diuretica en de invloed die diuretica uitoefenen op het kaliummetabolisme. De belangrijkste diuretica die tot renaal kaliumverlies leiden, zijn: osmotische diuretica (bijvoorbeeld mannitol); thiaziden (chloor- en hydrochloorthiazide, epithiazide en ook chloorthalidon); carboanhydraseremmers (acetazolamide); furosemide, ethacrynezuur, bumetanide. De kaliumsparende diuretica kunnen worden verdeeld in aldosteronantagonisten zoals spironolacton en diuretica die onafhankelijk van aldosteron de distaal-tubulaire kaliumsecretie remmen, zoals triamtereen en amiloride.
15 7 Water- en zouthuishouding Kalium in plasma referentiewaarden invloed leeftijd 3,5-4,5 mmol/l pasgeborenen: 3,5-6,0 mmol/l variatie variatie intra-individueel binnen een dag: 5% van dag tot dag: 5% analytische variatie 2% significant verschil 15% voorbereiding patiënt invloed omstandigheden invloed geneesmiddelen gebruikelijke analysemethoden analytische storingen hemolytisch plasma verschil plasma/serum bloedafname: geen een aantal diuretica, insuline en glucose: lagere waarden aldosteronantagonisten en kaliumsparende diuretica: hogere waarden directe of indirecte potentiometrie zichtbare hemolyse geeft sterk verhoogde uitkomsten: hemolytisch plasma is niet bruikbaar voor een kaliumbepaling serum geeft tot 10% hogere waarden Opmerking: - binnen een uur na afname moet het bloed gecentrifugeerd en het plasma van de cellen gescheiden worden, omdat anders merkbare kaliumlekkage uit de cellen optreedt - als de temperatuur stijgt, daalt de kaliumconcentratie in niet-gecentrifugeerd materiaal Interpretatie Oorzaken hypokaliëmie: kaliumverlies: gastro-intestinaal (bijvoorbeeld bij braken, diarree verergerd door secun- dair hyperaldosteronisme); renaal (bijvoorbeeld bij hyperaldosteronisme, bij K + -losing nephritis en bij gebruik van diuretica die de distale natriumresorptie verminderen); verschuiving ECR ICR, bijvoorbeeld bij insulinetoediening; te weinig opname bij parenterale therapie met weinig of geen kalium. Oorzaken hyperkaliëmie: verschuiving ICR ECR: massale weefselbeschadiging en -afbraak (brandwonden) en hemolyse; weefselanoxie;
16 7 Water- en zouthuishouding 72 extracellulaire acidose; verminderde renale uitscheiding: hypoaldosteronisme; afname van, voor uitwisseling beschikbaar, natrium bij glomerulaire aandoeningen, natriumtekort en diuretica (aldosteronantagonisten). Opmerking Kaliumwaarden > 7,0 mmol/l zijn potentieel levensbedreigend.
Water, elektrolyten en zuur-base balans. Verdeling en compositie van lichaamsvloeistoffen
Water, elektrolyten en zuur-base balans Clinical Medicine Kumar & Clark (hoofdstuk 13 in de 8e druk, hoofdstuk 9 in de 9e druk) Verdeling en compositie van lichaamsvloeistoffen Het lichaamsgewicht van
Nadere informatieOrganisatie van de urinewegen
Urine wegen Informatie bij les 3 De stof in deze presentatie is een samenvatting uit het boek Anatomie en fysiologie; een inleiding van uitgeverij Pearson Organisatie van de urinewegen Functies van de
Nadere informatieOsmo- en volumeregulatie
Osmo- en volumeregulatie De water- en zouthuishouding van het lichaam Anne Lohuis - 7 Februari 2013 Doelstelling Het verduidelijken van twee belangrijke functies van het menselijk lichaam, met daar aan
Nadere informatie1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden
Paragraaf 5.1 1. Een orgaan waarbij stoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu gebracht worden 2. a) Huid, longen, nieren en lever b) Water c) Huid: zouten, Longen: CO 2, Nieren: Ureum,
Nadere informatieUrine en hydratiestatus: Een gewichtige zaak?
Urine en hydratiestatus: Een gewichtige zaak? Jan-Willem van Dijk Conferentie Sportvoeding 2015 Vochtbalans Water in lichaam Intracellulair vs Extracellulair Intracellulair vocht vocht in lichaamscellen
Nadere informatieLevensbedreigende hyponatriëmie. J.G. van der Hoeven UMC St Radboud, Nijmegen
Levensbedreigende hyponatriëmie J.G. van der Hoeven UMC St Radboud, Nijmegen 1 U meet een lage plasma [Na + ] - waarom? Concentratie = Totaal Na + in extracellulaire ruimte 2 U meet een lage plasma [Na
Nadere informatieAnatomie / fysiologie. Uitscheiding van urine. Transport urine AFI1. Nieren 2 Urine. Vanuit de nierpapillen druppelt urine in het nierbekken.
Anatomie / fysiologie Nieren 2 Urine FHV2009 / Cxx55 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Nieren 2 1 Uitscheiding van urine FHV2009 / Cxx55 3+4 / Anatomie & Fysiologie - Nieren 2 2 Transport urine Vanuit de nierpapillen
Nadere informatieAnatomie / fysiologie. Team anatomie/fysiologie AFI1. Anatomie / fysiologie / pathologie. Cxx53 1 en 2. Milieu interieur Uitwisseling van stoffen
Anatomie / fysiologie Cxx53 1 en 2 Milieu interieur Uitwisseling van stoffen 1 Team anatomie/fysiologie Alfabetische volgorde achternaam Matthieu Berenbroek Jan Borm Simone Egberts Eric van Roon Nol van
Nadere informatieLes 9 Nier. Nieren. Nieren, regulatie urine, vochthuishouding, diurese, clearance, GFR. Woordbetekenis Ren (L) b.v Art.
Les 9 Nier Nieren, regulatie urine, vochthuishouding, diurese, clearance, GFR ANZN 1e leerjaar - Les 9 - Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 Nieren Woordbetekenis Ren (L) b.v Art. renalis / vena perirenaal
Nadere informatieInfuusbeleid op recovery
Infuusbeleid op recovery Is vullen in of uit?? Sander van den Heuvel Anesthesioloog Stellingen Dagbehandelingspatiënten mogen best wat meer vocht krijgen Een krap vochtbeleid verbetert de resultaten bij
Nadere informatieExcretie en osmoregulatie
Excretie en osmoregulatie Tekst bij het computer ondersteund onderwijs maart 2008 Introductie homeostase 1. De variatie in omgeving waarin mens en dier leven stelt hoge eisen aan het aanpassingsvermogen
Nadere informatieAnalyse van het Z-B evenwicht Stewart methodiek
Analyse van het Z-B evenwicht Stewart methodiek Fellowonderwijs Intensive Care UMC St Radboud De relatie tussen ph en [H + ] ionen 300 250 [H + ] nmol/l 200 150 100 50 0 6,4 6,6 6,8 7 7,2 7,4 7,6 7,8 ph
Nadere informatie14-5-2013. Water en zouthuishouding. Doelstelling. Belangrijkste bestanddeel van ons lichaam. Totaal Lichaamswater (TLW) ECV en ICV
Doelstelling Water en zouthuishouding Basale kennis en inzicht in de water en zout huishouding Kennis en inzicht in de normaalwaarden van de belangrijkste laboratorium uitslagen Bart Ramakers B.Ramakers@ic.umcn.nl
Nadere informatieNummer: D04-6 Datum: Oktober 2013 Versie: 1.0
Natriumchloride drank 1mL=90mg=1.5mmol Na Werking en toepassingen Wat doet dit medicijn en waarbij wordt het gebruikt? De werkzame stof in natriumchloridedrank is natriumchloride. Dit middel wordt gebruikt
Nadere informatieMINI-PLASCO NACL B. BRAUN 0,9 %, oplossing voor injectie. Mini-Plasco van: 10 ml 20 ml Natriumchloride...0,09 g...0,18 g
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL MINI-PLASCO NACL B. BRAUN 0,9 %, oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Mini-Plasco van: 10 ml 20 ml Natriumchloride...0,09
Nadere informatieReis door het Nephron. Hilde de Geus
Reis door het Nephron Hilde de Geus Anatomie De nier Het nephron Het nephron Wat is nierfunctie? Vermogen om bloed te zuiveren referentie stof volume bloed per tijdseenheid (ml-min) Bloeddruk regulatie
Nadere informatieFysiologie / Metabolisme stofwisseling
Fysiologie / Metabolisme stofwisseling Onder de fysiologie vallen bij de sportmassage de volgende onderdelen: Celleer/cytologie Weefselleer/histologie Stofwisseling/metabolisme Spijsvertering Hart, bloedvaten
Nadere informatieAPO 4-02 SPC Voorraadproducten
APO 4-02 SPC Voorraadproducten Apotheek Catharina Ziekenhuis SPC Voorraadproducten Natriumchloride infusievloeistof 3% zak 500ml 1. Naam van het geneesmiddel Natriumchloride infusievloeistof 3% zak 500ml
Nadere informatieVullen! Waarmee? Steven Winkel IC verpleegkundige, Reanimatie coördinator
Vullen! Waarmee? Steven Winkel IC verpleegkundige, Reanimatie coördinator Stemkastjes Actief met inhoud presentatie bezig zijn Per tweetal / drietal 1 stemkast overleggen Stemmen anoniem 10 seconden Veranderen
Nadere informatieOvermatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het
SUIKERZIEKTE Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het lichaam. U kunt hierbij denken aan slecht functionerende
Nadere informatieBij een metabole acidose is er een daling van de ph en het bicarbonaatgehalte. Compensatoir kan het CO2 gehalte in het bloed dalen.
ZUUR BASE EVENWICHT Afwijkingen in het zuur base evenwicht worden onderverdeeld in respiratoire en metabole acidose, respiratoire en metabole alkalose en gemengde aandoeningen. 1.1 Respiratoire acidose
Nadere informatieVulling. Hoeveel water heeft een mens en waar zit het?
Vulling Hoeveel water heeft een mens en waar zit het? Vulling Lichaamswater Bij mannen 60%; vrouwen 50% ECV: iets minder dan de helft ICV: iets meer dan de helft Intravasculair (plasma): onderdeel van
Nadere informatieEiwitexcretie kan worden bepaald na kort verblijf in metabole kooi
Eiwitexcretie kan worden bepaald na kort verblijf in metabole kooi Ilse Kion, Jürgen W. A. Sijbesma, Aren van Waarde Afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming, Universitair Medisch Centrum
Nadere informatieBloedgasanalyse. Doelstelling. Bloedgasanalyse. 4 mei 2004 Blad 1. Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht. Zuur base evenwicht Oxygenatie
Bloedgasanalyse Sacha Schellaars IC centrum UMC Utrecht Doelstelling De student kan de 4 stoornissen in het zuurbase evenwicht benoemen. De student kan compensatiemechanismen herkennen en benoemen. De
Nadere informatieLes 10 Bloeddruk en Nieren. Fysiologische zoutoplossing. Bloeddrukregulatie. Regulatie van de zuurgraad. waarden tussen 7,35-7,45
Les 10 Bloeddruk en Nieren Bloeddrukregulatie, oedeem, osmotische waarden en ADH, nierinsufficiëntie, mictieklachten ANZN 1e leerjaar - Les 10 - Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 Fysiologische zoutoplossing
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT
SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NaCl 0,9 % B. Braun, oplossing voor injectie. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1000 ml oplossing bevat: Natriumchloride
Nadere informatieBloedgassen. Homeostase. Ronald Broek
Bloedgassen Homeostase Ronald Broek Verstoring Homeostase Ziekte/Trauma/vergiftiging. Geeft zuur-base en bloedgasstoornissen. Oorzaken zuur-base verschuiving Longemfyseem. Nierinsufficientie Grote chirurgische
Nadere informatieGEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 4. Gezonde voeding
GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 4 Gezonde voeding 1 INLEIDING Thema 3 hoofdstuk Gezonde voeding blz. 149 Onderwerpen: -Persoonlijke verschillen -Voeding en levensfasen -Voedingsmiddelen en voedingsstoffen -Richtlijnen
Nadere informatieHyperglycemie Keto-acidose
Hyperglycemie Keto-acidose Klinische les Marco van Meer SJG 20 06 2007 (acute) ontregeling van diabetes Doel Op het einde van mijn presentatie is jullie kennis over glucose huishouding en ketoacidose weer
Nadere informatieDr. Jenny Buijtels, specialist interne geneeskunde
Dr. Jenny Buijtels, specialist interne geneeskunde Presentatie Dia s en casussen die ook voorkomen in de workshop vloeistoftherapie en dwangvoeding Zo indruk van hoe de workshop is opgebouwd Verantwoordelijkheid
Nadere informatiebloedgassen Snelle interpretatie
bloedgassen Snelle interpretatie Wat is de Ph Het aantal waterstofionen (H+) geteld per ml water. Hoeveel waterstofionen komen er bij een reactie vrij of gaan er verloren en/of hoeveel waterstofionen worden
Nadere informatieSAMEN ME VAT A T T I T N I G
SAMENVATTING 186 Inleiding Het renine-angiotensine-aldosteron-systeem (RAAS) is een hormonaal systeem dat in belangrijke mate betrokken is bij de regulatie van bloeddruk en nierfunctie. Het RAAS is een
Nadere informatieAcute electrolytstoornissen. Hyperkalemie. Hyperkalemie assessment. Intake 17/04/2013. K + 3.5-5.0 meq/l
Acute electrolytstoornissen Prof. dr. Koen Van Hoeck Hyperkalemie Referentiecentrum Kindernefrologie UZA 03/ 821 3481 Prof. dr. D.Trouet S. Eerens RN expertverpleegkundige Marjan De Wulf,J ulie de Muynck
Nadere informatieNatrium. Ewout Hoorn 11 oktober 2018
De afbeelding kan niet worden weergegeven. Mogelijk is er onvoldoende geheugen beschikbaar om de afbeelding te openen of is de afbeelding beschadigd. Start de computer opnieuw op en open het bestand opnieuw.
Nadere informatieNederlandse samenvatting
Nederlandse samenvatting 138 Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Een belangrijke functie van de nier is het uitscheiden van afvalstoffen via de urine. Grote hoeveelheden water en kleine stoffen
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NaCl 10% B. Braun, concentraat voor oplossing voor infusie NaCl 20% B. Braun, concentraat voor oplossing voor infusie 2. KWALITATIEVE EN
Nadere informatieSummary of Product Characteristics / 1 van 6
1.31.1 Summary of Product Characteristics 1.3.1.1 / 1 van 6 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL.. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING bevat 74,6 mg (=1 mmol) per ml. bevat 100 mg (=1,34 mmol) per ml.
Nadere informatiealgemene problemen Hoofdstuk 1 W.D. Reitsma en J.B.L. Hoekstra Lichaamssamenstelling
Hoofdstuk 1 algemene problemen W.D. Reitsma en J.B.L. Hoekstra Ω 1.1 Lichaamssamenstelling Het totale lichaamswater bedraagt ongeveer 60% van het lichaamsgewicht. Bij vrouwen is dit iets lager dan bij
Nadere informatieBIJSLUITER Natriumchloride 0,9 g/100 ml B. Braun Vet Care oplossing voor infusie voor runderen, paarden, schapen, geiten, varkens, honden en katten
BIJSLUITER Natriumchloride 0,9 g/100 ml B. Braun Vet Care oplossing voor infusie voor runderen, paarden, schapen, geiten, varkens, honden en katten 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Natriumchloride 0,9 g/100 ml B. Braun Vet Care oplossing voor infusie voor runderen, paarden, schapen, geiten, varkens, honden en katten
Nadere informatieRefeedingsyndroom in de Oncologie Marleen Ariëns en Esther Heijkoop Diëtisten
Refeedingsyndroom in de Oncologie Marleen Ariëns en Esther Heijkoop Diëtisten 2015 Agenda Historie Ondervoeding en oncologie Refeeding Casus tijdens de presentatie 1ste lijn Refeeding? Historie Belegeringen
Nadere informatieDE CARDIORENALE INTERACTIE
SAMENVATTING 143 144 Samenvatting DE CARDIORENALE INTERACTIE Chronisch nierfalen is een wereldwijd gezondheidsprobleem en een voorname oorzaak van morbiditeit en mortaliteit. De ziekte ontwikkelt zich
Nadere informatieDit artikel is eerder gepubliceerd in Carnivoor nr Voer Voor Katten
1 REFEEDING SYNDROOM WAT IEDERE DIERENARTS ZOU MOETEN WETEN DOOR ARRIANNE LIEFRINK Chronisch ondervoede katten, katten met IBD of kanker, en katten die een operatie hebben ondergaan lopen het risico om
Nadere informatieVergroting van het circulerend volume bij dehydratie
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Glucose 3,75% en natriumchloride 0,225%, infusievloeistof 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Bevat per 1000 ml: Glucose monohydraat, 41,25 g overeenkomend met Glucose
Nadere informatieVulling. Hoeveel water heeft een mens en waar zit het?
Vulling Hoeveel water heeft een mens en waar zit het? Vulling Lichaamswater Bij mannen 60%; vrouwen 50% ECV: iets minder dan de helft ICV: iets meer dan de helft Intravasculair (plasma): onderdeel van
Nadere informatieLithium bij ouderen, wat als de nierfunctie verslechtert?
Lithium bij ouderen, wat als de nierfunctie verslechtert? KenBis Maart 2017 Anna Krikke, psychiater Inleiding Inleiding Lithium, indicaties, bijwerkingen Richtlijn Renale bijwerkingen chronisch lithium
Nadere informatieZuurbase evenwicht. dr Bart Bohy http://www.medics4medics.com
Zuurbase evenwicht 1 Zuren 2 Base 3 4 5 6 7 oxygenatie / ventilatie 8 9 Arteriële bloedgaswaarden Oxygenatie PaO2: 80-100mmH2O SaO2: 95-100% Ventilatie: PaCO2: 35-45mmHg Zuur-base status ph: 7.35-7.45
Nadere informatieBIJSLUITER Natriumchloride 0,9 g/100 ml B. Braun Vet Care oplossing voor infusie voor runderen, paarden, schapen, geiten, varkens, honden en katten
BIJSLUITER Natriumchloride 0,9 g/100 ml B. Braun Vet Care oplossing voor infusie voor runderen, paarden, schapen, geiten, varkens, honden en katten 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR
Nadere informatieDisclosure belangen spreker Individualisering van dialysevloeistof voor hemodialyse. Nierinsufficientie. Nierinsufficientie
Disclosure belangen spreker Individualisering van dialysevloeistof voor hemodialyse (potentiële) belangenverstrengeling Geen Ton Luik, nefroloog VieCuri MC NND Veldhoven 22 maart 2016 Voor bijeenkomst
Nadere informatieSamenvatting in het Nederlands
Samenvatting in het Nederlands Samenvatting Men schat dat in 2005 ongeveer 40.000 mensen in Nederland een nieraandoening hadden. Hiervan waren ruim 5500 patiënten afhankelijk van dialyse. Voor dialysepatiënten
Nadere informatieBrandwonden en voedingstherapie
Brandwonden en voedingstherapie Auteur: A. Meijer Vertaald/bijgewerkt: Nieuwsbrief: 1989 Pagina: 31-33 Jaargang: 5 Nummer: 1 Toestemming: Illustraties: Bijzonderheden: Kernwoorden: voeding brandwonden
Nadere informatieSummary of Product Characteristics / 1 van 6
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics 1.3.1.1 / 1 van 6 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING bevat 74,6 mg (=1 mmol) per ml. bevat 100 mg (=1,34 mmol) per ml.
Nadere informatieBijsluiter: informatie voor de gebruiker. Sterofundin B, oplossing voor infusie
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker Sterofundin B, oplossing voor infusie Lees goed de hele bijsluiter Sterofundin voordat u dit B, geneesmiddel oplossing voor gaat infusie gebruiken want er staat
Nadere informatieHoe werkt ons lichaam? Waarom water drinken? Vocht vasthouden Puur water Tips bij water drinken Vragen
Water 1 Onderwerpen Hoe werkt ons lichaam? Waarom water drinken? Vocht vasthouden Puur water Tips bij water drinken Vragen 2 Hoe werkt ons lichaam? Belangrijkste functie van de nieren/bijnieren: - filteren
Nadere informatieHoofdstuk 3 Samenstellen dialysevloeistof in de AK 200U S
Hoofdstuk 3 Samenstellen dialysevloeistof in de AK 200U S Dit principe geldt voor de AK100, AK100 Ultra, AK200, AK200 Ultra, AK200S en AK200S Ultra. (Verder AK s genoemd) In de AK200 en AK200S serie is
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Glucose 5% g/v, oplossing voor infusie Glucosemonohydraat
BIJSLUITER 1 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Glucose 5% g/v, oplossing voor infusie Glucosemonohydraat Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke
Nadere informatie1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND
BIJSLUITER Benefortin Flavour 2,5 mg tabletten voor katten en honden Benefortin Flavour 5 mg tabletten voor katten en honden Benefortin Flavour 20 mg tabletten voor honden 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER
Nadere informatieDiabe&sche ketoacidose. Diana Jansen, ANIOS IC 6 maart 2015
Diabe&sche ketoacidose Diana Jansen, ANIOS IC 6 maart 2015 Casus 38- jarige man VG: blanco Buiten bewustzijn aangetroffen, onduidelijk of hij voordien klachten had Bij verdenking hypoglycemie in ambulance
Nadere informatieVoor voortgangtoets 3.1
H8 Bloedsomloop H8 Bloedsomloop 8.1 t/m 8.4 8.6 t/m 8.10 Colloid osmotische druk, Osmose, diffusie, actief transport Voor voortgangtoets 3.1 Vervoer van stoffen O 2 van longen naar cellen CO 2 van cellen
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER NATRICLO 585 mg/10ml NATRICLO 1g/10ml NATRICLO 2g/10ml NATRICLO 3g/10ml NATRICLO 4g/20ml NATRICLO 6g/20ml Concentraat voor oplossing voor infusie Natriumchloride
Nadere informatieNierinsufficiëntie bij DM en CVRM
Nierinsufficiëntie bij DM en CVRM Dr. Tom Geers, internist - nefroloog en opleider St. Antonius ziekenhuis Nieuwegein Nierfunctie beloop met de leeftijd 1 Hoge sterfte bij dialyse patiënten Prevalentie
Nadere informatieBijsluiter: informatie voor de gebruiker. Glucose 5% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose.monohydraat
Bijsluiter: informatie voor de gebruiker Glucose 5% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose.monohydraat Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken, want er staat belangrijke
Nadere informatieVocht- en zoutadvies bij darmfalen
Vocht- en zoutadvies bij darmfalen Deze folder is bedoeld voor mensen die via de ontlasting veel vocht en/of zout verliezen als gevolg van darmfalen. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan bij een korte darm syndroom
Nadere informatieKlinische les Links Hartfalen. IC/CC specialisatie Marco van Meer
Klinische les Links Hartfalen IC/CC specialisatie Marco van Meer Inhoud Definitie Gradaties Oorzaken (patho)fysiologie Gevolg Diagnostiek en monitoring Therapie Er komt een man bij de dokter: Definitie
Nadere informatieHet belang van vocht- en natriumopname voor sporters
Het belang van vocht- en natriumopname voor sporters Eerst enkele weetjes: Vocht (=lichaamswater) is het belangrijkste bestanddeel van ons lichaam Afhankelijk van je leeftijd, gewicht, lichaamssamenstelling
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Natriumchloride 5,85%, concentraat voor oplossing voor infusie. Natriumchloride
BIJSLUITER 1 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Natriumchloride 5,85%, concentraat voor oplossing voor infusie Natriumchloride Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken
Nadere informatieNATRIUMCHLORIDE 0,9% Fresenius Kabi oplossing voor infusie
Lees de hele bijsluiter aandachtig door alvorens dit geneesmiddel in te nemen / te gebruiken Bewaar deze bijsluiter, misschien heeft u hem nog een keer nodig. Raadpleeg uw arts of apotheker als u aanvullende
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Hypertonic 72 mg/ml oplossing voor infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml bevat: Werkzaam bestanddeel: Natriumchloride
Nadere informatieHyponatriëmie: adequate behandeling op geleide van te berekenen uitkomsten
klinische lessen Hyponatriëmie: adequate behandeling op geleide van te berekenen uitkomsten G.Vervoort en J.F.M.Wetzels Dames en Heren, Hyponatriëmie is de meest voorkomende stoornis in de water- en elektrolythuishouding.
Nadere informatieDe P, RR, adh,t, en vochtbalans
De P, RR, adh,t, en vochtbalans Een lezing Presentatie: Alfons Huisintveld Principe van de pols? Hart contractie linker ventrikel Slagvolume 70 100 ml Meten vd pulsatie Pols = a.r Hals = a.c Lies = a.f
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NaCl 0,9 % B. Braun, oplossing voor infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1000 ml oplossing bevat: Natriumchloride 9,0 g Elektrolyten: mmol/l (meq/l) Na +
Nadere informatieBIJSLUITER. FUROSEMIDE 2 mg/ml drank
BIJSLUITER FUROSEMIDE 2 mg/ml drank Dit geneesmiddel is specifiek voor kinderen jonger dan 12 jaar ontwikkeld en daar is de tekst van de bijsluiter op aangepast. Lees de hele bijsluiter goed vóórdat u
Nadere informatieRINGER-OPLOSSING FRESENIUS KABI oplossing voor intraveneuze infusie
Lees de hele bijsluiter aandachtig door alvorens dit geneesmiddel in te nemen / te gebruiken. Bewaar deze bijsluiter, misschien heeft u hem nog een keer nodig. Raadpleeg uw arts of apotheker als u aanvullende
Nadere informatieInterpretatie van stoornissen in het zuur-base-evenwicht
Interpretatie van stoornissen in het zuur-base-evenwicht Brevet Acute Geneeskunde, 11 mei 2004 en DGH KULeuven Centraal Hospitaal van de Basis-Koningin Astrid Defensie De fysiologie moet haar onderzoek
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. AQUPHARM Natriumchloride 9 mg/ml oplossing voor injectie of infusie
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL AQUPHARM Natriumchloride 9 mg/ml oplossing voor injectie of infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per ml: Werkzaam
Nadere informatieVocht- en zoutadvies bij darmfalen
Vocht- en zoutadvies bij darmfalen Deze informatie is bedoeld voor mensen die via de ontlasting veel vocht en/of zout verliezen als gevolg van darmfalen. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan bij een korte darm
Nadere informatieVragenles Deel 1. Vraagje. Infrastructuur menselijk lichaam. Matthieu Berenbroek
Vragenles Deel 1 Matthieu Berenbroek http://www.berenbroek.eu/ Vraagje Verschil tussen serum en antibiotica? Serum: Bloedplasma zonder fibrinogeen Antiserum = engelse antidote puur antistoffen tegen specifieke
Nadere informatieHoogteziekte. PHC cursus 1-6 april 2018 Stichting Kilimanjaro Paramaribo, Suriname
Hoogteziekte PHC cursus 1-6 april 2018 Stichting Kilimanjaro Paramaribo, Suriname Hoe hoog is hoog? High altitude : 1500-3000m Very high altitude : 3000-5000m Extreme altitude : above 5000m Death zone
Nadere informatie4.2. Dosering en wijze van toediening De dagelijkse dosering dient individueel aangepast te worden aan elke patiënt.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Glycophos, concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml Glycophos bevat: Natriumglycerofosfaat 5.H 2O 306,1 mg (overeenkomend
Nadere informatieGlucose 2,5%-NaCl 0,45% g/v, oplossing voor intraveneuze infusie
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Glucose 2,5%-NaCl 0,45% g/v, oplossing voor intraveneuze infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1000 ml oplossing bevat: Glucose (equivalent met glucose monohydraat
Nadere informatieBIJSLUITER FORTEKOR FLAVOUR 20
BIJSLUITER FORTEKOR FLAVOUR 20 Aard van het middel Anti-hypertensivum (bloeddrukverlagend middel) Benaming van het diergeneesmiddel Fortekor Flavour 20 mg, tabletten voor honden Gehalte aan werkzame en
Nadere informatieAnatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe
Anatomie / fysiologie Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe FHV2009 / Cxx53_5_6 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Taken circulatiestelsel Voedingsstoffen, nadat ze verteerd (in stukken gedeeld) zijn, opnemen
Nadere informatieGLYCOPHOS concentraat voor oplossing voor intraveneuze infusie. De werkzame bestanddelen van 1 ml Glycophos komen overeen met
Lees de hele bijsluiter aandachtig door alvorens dit geneesmiddel in te nemen / te gebruiken. Bewaar deze bijsluiter, misschien heeft u hem nog een keer nodig. Raadpleeg uw arts of apotheker, als u nog
Nadere informatieNVN Wetenschapsdag 7 oktober Zout! Ewout Hoorn. Internist-nefroloog Erasmus Medisch Centrum. Ewout Hoorn
NVN Wetenschapsdag 7 oktober 2016 Zout! Ewout Hoorn Internist-nefroloog Erasmus Medisch Centrum Ewout Hoorn Vragen 1. Wat is zoutgevoeligheid? 2. Waarom zijn patiënten met nierschade nóg gevoeliger voor
Nadere informatieVocht- en zoutadvies bij darmfalen
Vocht- en zoutadvies bij darmfalen Deze informatie is bedoeld voor mensen die via de ontlasting veel vocht en/of zout verliezen. U leest in deze folder onder andere informatie over vocht, zout en algemene
Nadere informatieBijsluiter: informatie voor de patiënt
Bijsluiter: informatie voor de patiënt Kaliumchloride 7,45%, concentraat voor oplossing voor infusie Kaliumchloride 10%, concentraat voor oplossing voor infusie Kaliumchloride 14,9%, concentraat voor oplossing
Nadere informatieZoutbepaling. Martine Leuvelink. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/60936
Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Martine Leuvelink 04 maart 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/60936 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet.
Nadere informatievwo uitscheiding 2010
vwo uitscheiding 2010 Regulatie bloeddruk De nieren spelen een rol bij de regulatie van de bloeddruk. Het JGA (Juxta Glomerulaire Apparaat), voor een deel gelegen in de wand van de aanvoerende slagadertjes
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Glucose 5% g/v, oplossing voor infusie Glucosemonohydraat
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Glucose 5% g/v, oplossing voor infusie Glucosemonohydraat Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want er staat belangrijke informatie
Nadere informatieEen persoon raakt opgewonden en begint te hyperventileren. Om de hyperventilatie te stoppen, pakt hij een plastic zak.
Examentrainer Vragen Hyperventilatie Het overmatig snel verversen van de lucht in de longen wordt hyperventilatie genoemd. Door bewust of onbewust snel in en uit te ademen, daalt de concentratie van CO
Nadere informatieDe resultaten van een bloedonderzoek moeten altijd zeer kritisch bekeken worden.
Klinisch - chemisch bloedonderzoek INLEIDING Bloedonderzoek is in veel gevallen een onmisbare mogelijkheid om de juiste diagnose te stellen. Bovendien kunnen we via bloedonderzoek het effect van onze behandeling
Nadere informatieBIJSLUITER S6.0MS0220E15
BIJSLUITER 1 0004S6.0MS0220E15 Bijsluiter: informatie voor de gebruiker Glucose 5% g/v, oplosmiddel voor parenteraal gebruik Glucose Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken
Nadere informatieUitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN 9789077423875, 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1
Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1 Opgave 1 rekenformule: c(b) = ------- toepassen: n B V opl. Bereken de analytische concentratie (mol/l) in elk van de volgende oplossingen: a 5,00 mol NaCl in 5,00
Nadere informatieBIJSLUITER. SPIRONOLACTON 1 mg/ml drank met acetem SPIRONOLACTON 5 mg/ml drank met acetem
BIJSLUITER SPIRONOLACTON 1 mg/ml drank met acetem SPIRONOLACTON 5 mg/ml drank met acetem Dit geneesmiddel is specifiek voor kinderen jonger dan 12 jaar ontwikkeld en daar is de tekst van de bijsluiter
Nadere informatie