SEKSUALITEIT en STRAFRECHT - enkele knelpunten in de rechtspraak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SEKSUALITEIT en STRAFRECHT - enkele knelpunten in de rechtspraak"

Transcriptie

1 SEKSUALITEIT en STRAFRECHT - enkele knelpunten in de rechtspraak R. Haex INLEIDING De bijdrage heeft, zoals gevraagd werd door de organisatoren, geen academische ambitie, maar is een poging tot inventarisatie en eerste duiding van een aantal knelpunten en problemen waarmee een strafrechter in zedenzaken wordt geconfronteerd. Ook wordt aandacht besteed aan problemen die niet steeds op veel belangstelling in de rechtsleer kunnen rekenen, zoals de concrete straftoemeting en de schadevergoeding van slachtoffers. Een niet onbelangrijk deel van de bijdrage heeft betrekking op pedoseksuele misdrijven of iets algemener op seksuele agressie, en de bewijsvoering in dit verband. De belangstelling voor dit soort misdrijven is het laatste decennium, maar ook reeds voordien, inderdaad toegenomen, wat zich ook in wetgevend werk heeft weerspiegeld. De bescherming van de minderjarige speelde hierin een belangrijke rol. Deze belangstelling is zeker niet specifiek Belgisch, ook in de ons omringende landen worden strafrechters met gelijksoortige problemen geconfronteerd. Ook daar wordt gediscussieerd over de rol van de strafrechter in zedenmisdrijven en zijn er belangrijke ingrepen van de wetgever geweest. Hiervoor kan b.v. worden verwezen naar een colloquium in 2006 van het Franse Syndicat de la Magistrature, onder de titel: Le sexe et ses juges. Hier werd de gestegen repressieve aanpak van misdrijven in de seksuele sfeer zeer sterk gehekeld, waarvan gesteld wordt dat hij veel verder gaat dan in België het geval is, ook na de zaak Dutroux. 1 De uiteenzetting is opgebouwd volgens de structuur van een vonnis en overloopt de verschillende stappen die een rechter uiteindelijk tot een uitspraak brengen, waarbij wordt stilgestaan bij een aantal problemen die in de verschillende onderdelen bestaan, zonder daarom exhaustief te zijn of deze ten gronde volledig uit te putten, temeer daar vermeden wordt al te veel op het domein van andere sprekers op deze studiedag te komen. 1 Zie het verslag van het colloquium: Les sexe et ses juges, ed. Sylepse 2006: «.La France n a pas fini de tirer ses leçons du vertige d Outreau. Mais l exemple de la Belgique montre qu il est aussi possible de résister aux dérives, même dans la tourmente des années Dutroux.», blz. 11 Pagina 1 van 33

2 1. PROCEDURE 1.1. Verzachtende omstandigheden Overeenkomstig de huidige versie van art. 2 van de wet van 4 oktober 1867 kunnen de verzachtende omstandigheden aanvaard worden door de raadkamer in de verwijzigingsbeschikking of door het O.M. in de rechtstreekse dagvaarding, in die gevallen waarin geen gerechtelijk onderzoek werd gevorderd. De meeste zedenmisdrijven komen in aanmerking voor correctionalisatie, ook als de straf hoger is dan 20 jaar opsluiting. (art. 2, 7 W. 4 oktober 1867: art. 375, laatste lid: verkrachting van een kind beneden de leeftijd van 10 jaar) De door de raadkamer of het O.M. aanvaarde verzachtende omstandigheden kunnen zeer divers van aard zijn. Meestal wordt teruggegrepen naar stijlformules in de zin van verzachtende omstandigheden voortspruitende uit de afwezigheid van vroegere veroordelingen tot criminele straffen. Het is aan de rechtbank om de realiteit van de verzachtende omstandigheden te onderzoeken. Over het algemeen stelt de toepassing van de regels inzake verzachtende omstandigheden geen probleem. Toch moet hieraan aandacht besteed worden omdat soms essentiële elementen over het hoofd worden gezien, waarschijnlijk omdat het aanvaarden van verzachtende omstandigheden een automatisme geworden is voor een hele reeks in het strafwetboek als misdaad omschreven feiten. Soms wordt eenvoudig vergeten verzachtende omstandigheden te vermelden, soms wordt een stijlformule gebruikt die echter niet in alle omstandigheden toepasselijk is, ook al worden deze zoals het voormelde voorbeeld zeer ruim geformuleerd. Dergelijke vergissingen kunnen tot zeer vervelende procedureproblemen aanleiding geven: uitstel in voor partijen zeer gevoelige zaken zeker wanneer het probleem laattijdig wordt vastgesteld b.v. pas in hoger beroep Bevoegdheid ratione loci bij grensoverschrijdende feiten De nieuwe communicatietechnieken (internet, , webcam) kunnen meebrengen dat de dader en het slachtoffer van bepaalde zedenmisdrijven zich niet noodzakelijk op dezelfde plaats bevinden. Pagina 2 van 33

3 Een aantal zedenmisdrijven kunnen inderdaad gepleegd worden zonder dat er een rechtstreeks fysiek contact is tussen dader en slachtoffer. Type voorbeeld hiervan is het aanzetten van minderjarigen tot het stellen van bepaalde seksuele handelingen voor een webcam. (over de kwalificatie van bepaalde van dergelijke feiten zie hierna) De dader van dergelijke misdrijven kan zich theoretisch eender waar ter wereld bevinden, waarbij zich dan de vraag stelt waar het misdrijf gepleegd wordt, met mogelijke consequenties voor de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken. Art. 10ter V.T. Sv. biedt hiervoor in een aantal gevallen een oplossing: - algemeen voor de misdrijven bedoeld in de art. 379, 380, 381 en 383bis, 1 en 3 Sw - wanneer het slachtoffer minderjarig is voor de misdrijven bedoeld in art. 372 tot 377 Sw. Deze bepaling is een toepassing van het universaliteitsbeginsel, waarmee de Belgische wetgever verder ging dat de internationaalrechtelijke normen. Tevens kan toepassing worden gemaakt van de rechtspraak dat de Belgische rechtbanken bevoegd zijn om uitspraak te doen over een misdrijf waarvan één van de bestanddelen in België is gelokaliseerd (zie Cass. 23 december 1998, Arr. Cass. 1998, 534.) 1.3. Verjaring Algemeen principe: niet gecontraventionalieerde wanbedrijven en gecorrectionaliseerde misdaden verjaren na een termijn van vijf jaar. Door de wet van 24 december 1993, inwerking getreden op 31 december 1993, werd de algemene termijn voor de verjaring van wanbedrijven van drie jaar op vijf jaar gebracht. Omwille van onder meer de eenheid van opzet blijft ook de vroegere termijn van drie jaar echter in sommige gevallen nog relevant, waarbij er rekening mee moet worden gehouden dat een nieuwe wet die de verjaringstermijn van de strafvordering verlengt of verkort, als procedurewet onmiddellijk van toepassing is op de hangende strafvorderingen die nog niet zijn verjaard op het ogenblik van de inwerkingtreding 2. Art. 21bis tweede lid V.T.Sv. houdt een dubbele uitzondering in op de algemene termijn van vijf jaar: 2 Cass., 20 september 1995, R. Cass., 1996, 184, noot E. VAN MUYLEM Pagina 3 van 33

4 In de gevallen bedoeld in de artikelen 372 tot 377, 379, 380, 409 en 433 quinquies, 1 eerste lid, 1 van het strafwetboek, begint de verjaringstermijn pas te lopen vanaf de dag waarop het slachtoffer de leeftijd van 18 jaar bereikt. In geval van correctionalisering van een misdaad bedoeld in het vorige lid, blijft de verjaringstermijn van de strafvordering, die welke bepaald is voor de misdaad. Deze bepaling heeft dus onder meer betrekking op een aantal zedenmisdrijven: aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, exploitatie van prostitutie. De wijziging m.b.t. het aanvangspunt van de verjaring werd ingevoerd door de wet van 13 april 1995 (B.S. 25 april 1995). 3 De verlenging van de termijn tot tien jaar tenslotte werd ingevoerd door de wet van 28 november 2000 op de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen. (B.S. 17 maart 2001, inwerkingtreding: 1 april ) Belangrijk is hierbij is dat, hoewel op basis van de lezing van art. 21 bis 2 al. V.T.Sv. anders zou kunnen worden besloten, de termijn van tien jaar enkel geldt wanneer het feit gepleegd werd t.a.v. minderjarigen. Het Hof van Cassatie oordeelde inderdaad dat uit de uitdrukkelijke verwijzing in art. 21 bis V.T.Sv. naar misdaden bedoeld in het eerste lid, volgt dat het tweede lid enkel betrekking heeft op feiten waarvan een minderjarige het slachtoffer is. 5 De concrete toepassing van deze opeenvolgende termijnen leidt in de praktijk vooral tot problemen bij een reeks van misdrijven, die al dan niet verbonden zijn door eenheid van opzet, de zgn. voorgezette misdrijven. 6 Voor dergelijke misdrijven gelden de volgende algemene principes: - de verjaringstermijn neemt een aanvang vanaf het laatste feit dat wordt bewezen verklaard en dat door eenheid van opzet met de andere feiten is verbonden; - tussen de verschillende feiten die samen het voortgezet misdrijf uitmaken mag geen periode verlopen zijn welke gelijk is aan of langer is dan de 3 Pagina: 4 : Artikel 43 quinquies, 1, eerste lid werd pas in artikel 21bis V.T. Sv. ingevoegd bij artikel 24 van de Wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers., B.S., 2 september 2005,(eerste uitg.)(inwerkingtreding ) 4 of 27 maart 2001: zie hierover Ch. DE ROY, De verjaring van pedoseksuele misdrijven, R.W , 1351, nr. 3 in fine. 5 Cass. 12 oktober 2004, R.W , 1350 met noot van Ch. DE ROY, De verjaring van pedoseksuele feiten. 6 Voor enkele casussen zie: P. HELSEN, in De verjaring van de strafvordering voor rechtspractici, ed. F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, blz Pagina 4 van 33

5 toepasselijke verjaringstermijn; eens de strafvordering voor een bepaald feit door verjaring is vervallen, kan deze niet herleven doordat nadien nieuwe strafbare feiten worden gepleegd. De opeenvolgende wetswijzigingen hebben tot gevolg dat inzake pedoseksuele misdrijven in één dossier soms vier verschillende verjaringstermijn gelden nl.: - tot 31 december 1993: 3 jaar vanaf het feit - van 1 januari 1994 tot 4 mei 1995: 5 jaar vanaf het feit - van 5 mei 1995 tot 1 april 2001 (of 27 maart 2001): 5 jaar vanaf de 18 verjaardag van het slachtoffer - vanaf 1 april 2001 (of 27 maart 2001): 10 jaar vanaf de 18 verjaardag van het slachtoffer. Telkens zal moeten onderzocht worden of er sprake is van eenheid van opzet en of op het ogenblik van de inwerkingtreding van een nieuwe regeling de verjaring nog niet was bereikt voor de voordien gepleegde feiten. De doelstelling van de wetgever was vanzelfsprekend om een ruimere bescherming te bieden aan minderjarige slachtoffers door enerzijds de termijn te verlengen en anderzijds de verjaring pas te laten ingaan vanaf de meerderjarigheid. De regeling heeft echter tot gevolg dat de strafvordering nog zeer lang na de feiten kan worden uitgeoefend, zeker wanneer nog rekening wordt gehouden met mogelijke stuitingsdaden en eventuele schorsingen. Het soms zeer lange tijdsverloop tussen de feiten en het onderzoek en de uiteindelijke verschijning van een beklaagde voor de rechter ten gronde is uiteraard niet bevorderlijk voor de bewijsvoering. 2. BEWIJSVOERING 2.1. Algemene principes De algemene bewijsregels zijn ook in zedenzaken toepasselijk. Er zijn terzake geen specifieke uitzonderingen. In tegenstelling tot de bewijsregeling is het burgerlijk recht is de bewijsvoering in het strafrecht nauwelijks of fragmentair geregeld. Soms wordt gesteld dat het Belgische systeem van de bewijsvoering dat van de innige overtuiging van de rechter is: hij vormt vrij zijn overtuiging zonder in principe gehouden te zijn door een of ander element. 7 Een motivering die louter verwijst naar die innige overtuiging zonder de concrete elementen aan te halen waarop die overtuiging gesteund is zal echter niet voldoen. De rechter zal 7 D. HOLSTERS, De bewijsvoering in strafzaken, in Commentaar Strafrecht en Strafvordering, blz. 2-3 Pagina 5 van 33

6 minstens die elementen moeten aanwijzen die elke redelijke twijfel uitsluiten en die hem tot de overtuiging hebben gebracht van de schuld of onschuld. De bewijsverkrijging moet rechtmatig (regelmatig ingewonnen) zijn. In de bewijswaardering van de regelmatig verkregen elementen is de rechter vrij, nl. in de mate waarin hij bepaalde elementen in zijn besluitvorming laat doorwegen, Het beginsel van de vrijheid van bewijsmiddelen houdt inderdaad in dat de rechter zijn oordeel kan vormen op alle regelmatig verkregen elementen die bij hem worden aangebracht, eventueel op zijn eigen initiatief, met respect voor de regels inzake tegensprekelijkheid. De rechter heeft inderdaad terzake ook een initiatiefrecht of zelfs initiatiefplicht en kan bijkomende onderzoeken bevelen of voorstellen wanneer deze hem nuttig lijken om tot de waarheid te komen. Anderzijds is hij niet verplicht om zonder meer op alle vragen van de verdediging ter zake in te gaan en kan hij b.v. weigeren een getuige of een deskundige te horen, of een plaatsbezoek te laten doorgaan. De rechter heeft m.a.w. een zekere opportuniteitsbeoordeling op dit vlak. De algemene regels gelden vanzelfsprekend ook in zedenzaken. Toch stellen zich hier specifieke bewijsproblemen. De feiten die aan een rechtbank worden voorgelegd spelen zich immers veelal af in een intieme sfeer, zonder getuigen en zonder veel materiële bewijselementen. Regelmatig staan de verklaringen van een slachtoffer lijnrecht tegenover die van de ontkennende beklaagde en is het, nadat een zaak de filter van het Openbaar Ministerie of de raadkamer gepasseerd is, aan de rechtbank om standpunt in te nemen. Meer dan in andere zaken bestaat de neiging om terug te vallen op de innige overtuiging van de rechter, ook in de fase van het onderzoek Specifieke problemen betreffende zedenmisdrijven: Polygraaftest In zedenzaken wordt de laatste jaren vrij frequent beroep gedaan op een polygraaftest, zeker in die gevallen waar er weinig andere concrete doorslaggevende elementen bestaan. Dit laatste is in zedenzaken zeer regelmatig het geval. De polygraaftest is in België niet aan bijzondere regels onderworpen. Een specifieke wettelijke reglementering ter zake ontbreekt tot op heden. Wel Pagina 6 van 33

7 bestaat er een omzendbrief van het College van Procureurs-generaal 8,waarin een aantal aanbevelingen worden gedaan waarvan de belangrijkste zijn: - voorafgaande informatie van de te ondervragen persoon - vrije toestemming: verbod morele druk uit te oefenen en toestemming na volledige informatie - het verhoor gebeurt door een gespecialiseerd politieambtenaar - audiovisuele registratie van het verhoor - mogelijkheid tot letterlijke integrale weergave van het verhoor (toepassing van art. 112 ter 4 Sv.). In die omzendbrief wordt de polygraaftest omschreven als een bijzondere vorm van politieverhoor gericht op het achterhalen van de waarheid. Uitgangspunt is dat de ondervraagde geen controle heeft over een aantal van zijn reacties (hartslag, bloeddruk, ademhaling transpiratie,.) en dat de geregistreerde wijzigingen daarin een aanwijzing kunnen vormen voor de geloofwaardigheid van de antwoorden. Over de betrouwbaarheid van dergelijke methode bestaat ernstige wetenschappelijke discussie. 9 Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij verschillende actoren in de bewijsvoering argwaan blijft bestaan zowel bij beklaagden, advocaten als magistraten. Niet alleen worden er vragen gesteld bij de wetenschappelijke betrouwbaarheid van de techniek, ook principiële bezwaren zijn nog steeds aan de orde en worden onder meer geput uit het E.V.R.M. en het BUPO. Het Hof van Cassatie heeft in een arrest d.d. 16 februari 2006 een aantal van die principiële bezwaren tegen het gebruik van de polygraaftest opzij geschoven: - De persoon die het verhoor afneemt is geen deskundige en moet dus ook niet de eed van deskundige afleggen. - Het is aan de rechter ten gronde om de gevolgen die aan de test gehecht worden te beoordelen naar gelang het vertrouwen dat hij in de test stelt: onaantastbare beoordeling door de rechter ten gronde. - Het recht op stilzwijgen wordt niet miskend. 8 COL 3/2003, Ministeriële omzendbrief betreffende het gebruik van de polygraaf in de strafrechtspleging. Toepassing van artikel 112 ter van het Wetboek van Strafvordering, d.d. 6 mei 2003, vrij te raadplegen op onder de rubriek omzendbrieven. 9 Zie hierover b.v.: S. VANNESTE, De toepassing van de polygraaf bij verdachten, waarheid of leugen? In Panopticon, 2003, blz Pagina 7 van 33

8 - Het vermoeden van onschuld en het recht om niet tegen zichzelf te moeten getuigen of een bekentenis af te leggen wordt niet geschonden. 10 Het Hof van Cassatie legitimeert aldus het gebruik van de polygraaf. 11 Uit de aard van de gevallen waarin en de wijze waarop de test wordt toegepast zou kunnen afgeleid worden dat deze test niet zozeer gebruikt wordt als op een op zichzelf staand bewijs maar wel als methode om een verdachte b.v. tot bekentenissen te brengen, althans wanneer de polygraaftest op leugenachtige verklaringen zou wijzen, of om bepaalde pistes af te sluiten. Dat in de voormelde circulaire de polygraaftest als een verhoortechniek wordt beschouwd wijst hier ook op. In de mij gekende rechtspraak werd een polygraaftest nooit als een op zich bepalend bewijs aanvaard, noch in de ene noch in de andere zin, maar werd steeds bijkomend geargumenteerd op basis van andere elementen van het dossier. Toch zegt dit niet altijd alles: misschien is de overtuiging wel grotendeels gevormd op basis van de resultaten van een polygraaftest maar blijkt dit niet noodzakelijk uit de motivering Er moet omzichtig worden omgesprongen met de resultaten van de polygraaftest. Niet alleen de bewijswaardering van de resultaten van een - ook strikt volgens de circulaire uitgevoerde - polygraaftest is problematisch. Volgens de circulaire mag een verdachte aan wie de mogelijkheid van het afnemen van een polygraaftest wordt voorgelegd dit vanzelfsprekend weigeren, ook zonder enige motivering. Nochtans wordt blijkbaar wel soms aangedrongen op het geven van een reden voor een weigering en wordt de opgegeven reden, ook soms gecontroleerd b.v. wanneer een ingeroepen reden van medische aard is. Iedereen is het er anderzijds over eens dat een weigering nooit nadelige gevolgen mag hebben voor de verdachte. Hoe dit echter uit te sluiten? De weigering van het aanbod een polygraaftest te ondergaan is steeds terug te vinden in het dossier, zodat de rechter hierdoor - ook ongewild - kan worden beïnvloed. De vraag werd dan ook volledig terecht gesteld of het niet beter zou zijn dat de rechter niet zou weten dat een polygraaftest geweigerd werd 12. Dit zou echter impliceren dat bepaalde stukken uit het onderzoeksdossier zouden gehouden worden, wat in de huidige stand van de wetgeving niet mogelijk lijkt. 10 H.v.C. 15 februari 2006, R.W , 1039, met noot van F. GOOSSENS en Ph. TRAEST, Het gebruik van de polygraaf, het E.V.R.M. en het vereiste van een wettelijke basis. 11 Zie hierover o.m. S. VANDROMME, Cassatie niet afkerig van leugendetector, Juristenkrant, 2006, nr S. VANDROMME, l.c. Pagina 8 van 33

9 Controle op de motivering van de rechters op dit punt zal niet steeds mogelijk zijn. Ook al is zijn overtuiging gedeeltelijk op de weigering gebaseerd, dan kan de rechter nalaten dit uitdrukkelijk in zijn motivering te vermelden maar enkel verwijzen naar andere elementen van het dossier Audiovisueel verhoor van minderjarigen In zedenzaken met minderjarigen wordt zeer vaak beroep gedaan op de techniek van het video-verhoor. Het biedt inderdaad belangrijke voordelen. 13 Ook is het in veel zaken een doorslaggevend element om tot een veroordeling te komen. Toch wordt hieraan niet steeds de nodige aandacht besteed. Het is opvallend dat er nauwelijks over videoverhoren wordt gepleit en dat de verdediging slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kennis neemt van het videoverhoor maar zich blijkbaar tevreden stelt met de (niet steeds volledig) uitgeschreven versie ervan, alhoewel de audiovisuele opname onder meer bedoeld is om bijkomende informatie te bieden, zoals de weergave van het non-verbale gedrag, gemoedstoestanden, gelaatsuitdrukkingen. Omwille van het belang van het audiovisueel verhoor worden de belangrijkste regels (art. 91bis-101 en 112ter Sv.) ter zake even in herinnering gebracht: 14 - De minderjarige kan zich voor elk verhoor (dus ook een gewoon verhoor), als slachtoffer of getuige, m.b.t. de in art. 91bis Sv. vermelde feiten laten bijstaan door een meerderjarige vertrouwenspersoon. - De audiovisuele opname van het verhoor kan door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter bevolen worden voor de in art. 91bis Sv. opgesomde feiten. (in uitzonderlijke omstandigheden ook voor andere misdrijven). Het is dus niet mogelijk op eigen initiatief van de politiediensten. - De minderjarige boven de 12 jaar moet met opname instemmen. Voor kinderen beneden 12 jaar volstaat het de nodige inlichtingen te geven. De minderjarige kan op elk ogenblik vragen dat het verhoor wordt onderbroken. - Het verhoor mag enkel worden bijgewoond door de verhoorder, de vertrouwenspersoon, leden van de technische dienst en een deskundige 13 zie hierover i.v.m. het videoverhoor van volwassenen maar ook geldend voor minderjarigen: M. BOCKSTAELE, Verhoren - audiovisueel verhoor van volwassenen, in Commentaar. Strafrecht en Strafvordering, nr Voor uitgebreide bespreking zie: L. CLAEYS, en B. COLS, Audiovisueel verhoor van kinderen, in In X., Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, blz. 533 e.v. Pagina 9 van 33

10 (psychiater- of psycholoog). De verdachte of zijn advocaat mag hierbij niet aanwezig zijn (art. 94 Sv.) P.V. van het verhoor wordt opgesteld binnen de 48 uur en omvat onder meer de belangrijkste elementen van het onderhoud en eventueel de meest relevante passages. - De opnames worden in twee exemplaren bewaard (b.v. videocassette en DVD) Er mag geen kopie van worden gemaakt. Ook de verdediging kan zich derhalve geen kopie laten bezorgen maar alle partijen hebben wel het recht de opname te bekijken na regeling van de rechtspleging of, wat de niet aangehouden in verdenkinggestelde betreft, na machtiging. - Tot volledige overschrijving van het verhoor wordt overgegaan op verzoek van de onderzoeksrechter, van de procureur des Konings, van de persoon die werd gehoord en de partijen die in het geding betrokken zijn. Dat de rechter ten gronde dit ambtshalve zou bevelen, wordt niet voorzien. - Nieuw verhoor of confrontatie is mogelijk op bevel van parketmagistraat, onderzoeksrechter, onderzoeksgerecht of rechter ten gronde. - De opname vervangt de persoonlijke verschijning van de minderjarige maar het vonnisgerecht kan de persoonlijke verschijning desondanks bevelen wanneer dit noodzakelijk bevonden wordt om de waarheid te achterhalen. Dergelijke beslissing moet gemotiveerd zijn. Geen van de voorschriften wordt uitdrukkelijk met nietigheid gesanctioneerd. Het zal dus aan de rechter ten gronde zijn om eventuele schendingen te beoordelen in het licht van de rechten van de verdediging 16. Zo besliste de correctionele rechtbank te Charleroi dat wanneer het kind herhaaldelijk weigert dat zijn verhoor wordt gefilmd en de onderzoekster het kind, in strijd met de waarheid, antwoordt dat het verhoor niet wordt gefilmd, het op die manier ingezamelde bewijs uit de debatten moet worden geweerd. 17 Voorzichtigheid is op dit vlak echter geboden. Hoe te verantwoorden dat een - soms zeer pijnlijk - verhoor van een minderjarige terzijde zou worden geschoven omwille van vormgebreken waaraan de minderjarige zelf uiteraard geen fout heeft? Ook met de persoonlijke verschijning van de minderjarige dient omzichtig omgesprongen. 15 Over de eventuele strijdigheid van de regeling met art. 6 EVRM zie: Chr. DE ROY, De strafprocedure en pedoseksuele misdrijven. Naar een bijzonder strafrecht?, NjW, 2003, blz. 515, nr. 7-11; B. De Smet, Het belang van de minderjarige tegenover het vereist van een openbaar strafproces, R.W , blz. 1684, noot onder Antwerpen, 21 maart R. VERSTRAETEN, Handboek strafvordering, 4 ed., nr. 517 blz. 17 Corr. Charleroi 17 december 1996, J.L.M.B. 1997, 1164 en Rev. dr. pén. 1997, 802, noot VANDERMEERSCH, D. Pagina 10 van 33

11 Wel belangrijk is dat de rechter de eventuele betwistingen in verband met de inhoud van de afgelegde verklaringen niet uit de weg gaat en b.v. wel ingaat op vragen van de verdediging om de opname op de zitting te bekijken, of de deskundige die de opnames bijwoonde of beoordeelde ter zitting op te roepen. De rechter dient m.a.w. de tegenspraak te organiseren maar met respect voor de belangen van de minderjarige. Op die wijze kan ook mogelijke principiële, op art. 6 EVRM gebaseerde, kritiek op een audiovisuele opname zonder latere persoonlijke verschijning van de minderjarige worden ondervangen Onderzoek naar waarheidsgehalte/betrouwbaarheid van verklaringen van minderjarigen Aansluitend met het videoverhoor of soms gelijklopend, wordt zeer regelmatig aan een deskundige de opdracht gegeven om het waarheidsgehalte of de geloofwaardigheid van verklaringen van een minderjarige te beoordelen. De inbreng van die deskundigen kan zeer belangrijk zijn omdat de rechtbank - vooralsnog enkel samengesteld uit juristen - de nodige expertise ter zake mist. Toch is het besluit van de deskundige niet meer dan een advies en het is op zich niet bepalend voor de oordeelsvorming van de rechter. Het is immers niet aan de deskundige om zich uit te spreken over de schuldvraag of zelfs maar of over de vraag of de minderjarige al dan niet de waarheid spreekt. Wel is het zijn/haar taak om de verklaringen op hun geloofwaardigheid te toetsen rekening houdend met de persoonlijkheid van de minderjarige en de context waarin de verklaringen werden afgelegd. De deskundigen moet de verklaringen van de minderjarige evenwel niet toetsen aan de andere elementen van het dossier, b.v. de verklaringen van de dader of van andere getuigen. Dat is de taak van de rechter. Zo besliste de correctionele rechtbank te Brussel: Er moet geen geloof worden gehecht aan de verklaringen van jonge kinderen die in een school zogenaamd het slachtoffer zijn geweest van pedofiele handelingen wanneer deze verklaringen doorlopend in tegenspraak zijn met de objectieve materiële gegevens van het dossier en door de overdrijving zelf het denkbeeldige karakter ervan bevestigen. In het onderhavige geval hadden de kinderen intuïtief gevoeld wat men van hen verwachtte: om niet te ontgoochelen hebben zij zich ingespannen om deze verwachting te overtreffen; door hun ouders tegen te spreken, zouden zij die hebben verraden en zouden zij het gevaar hebben gelopen hun liefde en hun vertrouwen te verliezen. De tenlasteleggingen die gebaseerd waren op deze verklaringen en op weinig betrouwbare rapporten van psychologische onderzoeken zijn niet bewezen, evenmin als de daaruit voortvloeiende tenlasteleggingen van Pagina 11 van 33

12 bendevorming en van het niet verlenen van bijstand aan personen in nood Toestemming inzake verkrachting en aanranding van de eerbaarheid - algemeen Om van verkrachting te kunnen spreken is het ontbreken van de toestemming van het slachtoffer een essentieel en fundamenteel bestanddeel van het misdrijf. Het is het ontbreken van toestemming dat dient vast te staan. Slechts wanneer vaststaat dat de seksuele daad op een of andere manier opgedrongen werd en er over het ontbreken van toestemming geen misverstand kan bestaan, is er sprake van verkrachting. 19 Het strafrechtelijk beschermd doel is van de bescherming van de familie en de zedelijkheid geëvolueerd naar de bescherming van de seksuele integriteit (zoals die door het collectief bewustzijn van een bepaalde maatschappij op een bepaald moment wordt ervaren). Vandaar ook dat de toestemming, of het gebrek eraan, centraler is komen te staan en een constitutief bestanddeel uitmaakt van deze misdrijven. Het gebrek aan toestemming kan dikwijls uit concrete elementen van het dossier worden afgeleid zoals verwondingen van het slachtoffer of beschadiging van kleding, m.a.w. wanneer de dwang of het gebruik van geweld manifest is. In andere omstandigheden is dit echter veel minder duidelijk, zeker wanneer het gaat om feiten tussen samenwonenden of gehuwden. Ook minderjarigen tussen 14 en 16 jaar kunnen een geldige toestemming geven tot seksuele daden en in deze hypothese kan er geen sprake zijn van verkrachting, wel eventueel van aanranding van de eerbaarheid. - gebrekkige toestemming Een ingeroepen toestemming kan wel gebrekkig zijn. De opsomming in art. 375 lid 2 Swb. van de omstandigheden die leiden tot een gebrekkige toestemming zijn niet limitatief. 20 Er zal ook een gebrekkige toestemming zijn wanneer het slachtoffer ingevolge het gebruik van alcohol of drugs onmogelijk kan instemmen met bepaalde handelingen, waarbij het niet relevant is of deze toestand door het slachtoffer zelf werd veroorzaakt. Die dronkenschap of daarmee vergelijkbare 18 Corr. Brussel, 15 mei 2002, Journ. Proc, 2002, afl. 438, zie in dit verband: D. MERCKX, Verkrachting - Het misdrijf, in Strafrecht en Strafvordering, Commentaar en overzicht van rechtspraak en rechtsleer, blz , nrs. 41 e.v. 20 Cass. (2e k.) AR P N, 2 november 1999, Arr. Cass. 1999, Pagina 12 van 33

13 toestand ingevolge het gebruik van drugs dient evenwel totaal te zijn, in die zin dat het zeker is dat het slachtoffer toch toestemde. 21 Er moet worden vastgesteld dat de vrije wil ontbreekt. De loutere vaststelling dat het normale vermogen om te beseffen wat er plaatsvindt, in zekere mate ontbreekt, volstaat niet. Zo werd geoordeeld: Op basis van deze verklaringen kan evenwel niet besloten worden dat X dermate gedronken had dat zij geen realiteitsbesef meer had of dat beklaagden dienden te beseffen dat zij geen geldige toestemming meer kon geven. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat X nog in staat was een geldige toestemming te geven, bij gebreke van bewijs van het tegendeel. Omwille van de tegenstrijdigheid tussen de verklaringen van beklaagden enerzijds en van X anderzijds blijft er daardoor twijfel bestaan over de vraag of eerste en tweede beklaagde uit de handelingen die X zou gesteld hebben een toestemming konden afleiden. Het is ook mogelijk dat X bepaalde handelingen stelde onder invloed van de drank en dat zij deze in nuchtere toestand niet zou gesteld hebben, zonder dat beklaagden noodzakelijk moesten beseffen dat X niet meer in staat was de gevolgen van haar handelingen in te schatten. Op basis van twijfel worden eerste en tweede beklaagde dan ook vrijgesproken voor tenlastelegging A. 22 De rechter onderzoekt derhalve enerzijds de toestand van het slachtoffer en anderzijds de mogelijkheid die de dader had om die toestand correct in te schatten. - mentaal gehandicapten Hier stelt zich de vraag naar de mate van het seksuele zelfbeschikkingsrecht het meest acuut. Ook aan mentaal-gehandicapten kan immers niet elke vorm van seksualiteitsbeleving worden ontzegd, wat het geval zou zijn indien zonder meer elke vorm van onvolwaardig oordeelsvermogen een gebrek aan geldige toestemming zou impliceren D. MERCKX, o.c., blz. 43, nr Corr. Leuven, niet gepubliceerd. 23 Zie A. DIERICKX, Toestemming en strafrecht, Intersentia 2006, blz ; L. STEVENS, Strafrecht en seksualiteit, Intersentia 2002, nr. 428, blz. 472 e.v. Pagina 13 van 33

14 Onder meer daarom is de beoordeling van een door een mentale gehandicapte gegeven toestemming zeer moeilijk. De rechtbank zal een evenwicht moeten zoeken tussen de recht op seksualiteit van een mentaal gehandicapte en het mogelijke misbruik. Al sinds lang 24 wordt aangenomen dat het wettelijke vermoeden van niet toestemmen van artikel 372 eerste lid Sw. met betrekking tot de minder dan zestienjarigen, gestoeld op het onvoldoend ontwikkeld normbesef, niet zonder meer mag worden uitgebreid tot geestelijk minder begaafden of de verlengd minderjarigen. Er is slechts een gebrek aan toestemming in de zin van artikel 375 lid 2, tweede zinsnede SW, wanneer gaat het om een duidelijk bewezen misbruik van het gebrek door de dader. 25 Dus dient ook, nadat vastgesteld is dat het beoordelingsvermogen van een mentaal-gehandicapte dusdanig beperkt is dat geen geldige toestemming kan worden gegeven, de vraag gesteld of degene die met de mentaal gehandicapte bepaalde seksuele handelingen stelde, zich ervan bewust moest zijn dat deze geen geldige toestemming kon geven en of hij daarvan misbruik maakte. In die zin dient het gebrek aan toestemming ook bekeken vanuit het perspectief van de dader: was hij zich bewust van het onvolwaardig beoordelingsvermogen van degene met wie hij de seksuele handelingen stelde? Of kon er sprake zijn van dwaling? In een zaak waarin twee mannen, totaal onafhankelijk van elkaar, betrekkingen hadden met hetzelfde mentaal gehandicapte meisje van jaar, die mogelijk zelf het initiatief tot de betrekkingen nam, maakte de rechtbank een onderscheid tussen de twee beklaagden:. De aangestelde deskundige,, psycholoog, stelt in zijn verslag van 26 mei 2003 in die zin als volgt: het komt mij voor dat dit meisje inderdaad door haar mentale onvolkomenheid en door haar psychisch labiele aard, slechts beschikt over beperkte reflectieve mogelijkheden en ze van uit deze mentale beperking o.i. niet voldoende de implicaties van haar toelaten kan inschatten en grenzen voor en van zichzelf niet voldoende kan onderkennen.. T.a.v. beklaagde A: 24 N. BILTRIS, L attentat à la pudeur et le viol, R.D.P., 1925, p. 1019, nr zie o.m. F. VERBRUGGEN, Gebrek aan toestemming als constitutief bestanddeel bij verkrachting van een mentaal gehandicapte minderjarige, AJT, , , noot onder Corr. Kortrijk, 17 oktober Pagina 14 van 33

15 Uit de verklaringen van beklaagde A (stukken 44, 50, 57 en 61) blijkt niet alleen dat hij voorafgaand aan de seksuele betrekkingen met X op de hoogte was van het feit dat zij reeds met verschillende oudere mannen seksuele contacten had gehad, hij wist daarenboven reeds vooraf dat X over minder mentale mogelijkheden beschikte... Daarbij komt nog dat X op het ogenblik van de feiten minderjarig was en hijzelf 31 jaar ouder was dan haar... Rekening houdend met deze elementen besluit de rechtbank dat de beklaagde A gebruik en misbruik maakte van de mindere mentale mogelijkheden van X. Het was het geestelijk gebrek van X dat de seksuele betrekkingen mogelijk maakte en beklaagde A was zich hiervan terdege bewust. Hij moest dus weten dat er geen toestemming tot seksuele betrekkingen in hoofde van X aanwezig was. Het feit dat het - steeds volgens de verklaring van beklaagde - X zelf was die hem kwam opzoeken doet daaraan geen afbreuk. T.a.v. beklaagde B: Uit het strafdossier kan niet met zekerheid worden afgeleid dat de tweede beklaagde B andere dan oprechte bedoelingen had in zijn relatie met X en misbruik heeft gemaakt van haar mindere mentale mogelijkheden. Op het ogenblik dat hij seksuele contacten met haar had was zij meerderjarig. De tweede beklaagde verklaarde op de zitting dat hij hun relatie zag als een liefdesrelatie, maar dat X deze beëindigd heeft. Hij zou aan haar gehecht geweest zijn. Dit kan evenmin worden afgeleid uit het feit dat: -de tweede beklaagde ( 18 augustus 1958) veel ouder was dan X -de seksuele betrekkingen steeds bij hem thuis plaatsvonden Uit het geheel van de feitelijke omstandigheden kan niet met afdoende zekerheid worden afgeleid dat tweede beklaagde zich ervan bewust was dat de toestemming van X eventueel aangetast was ingevolge haar mentale achterstand. Er bestaat dus ook onzekerheid over de vraag of hij hiervan misbruik maakte Corr. Leuven, 21 juni 2005 en op verzet wat beklaagde A betreft bij vonnis d.d. 20 februari, niet gepubliceerd, wat de tweede beklaagde B betreft hervormd door het H.v.B. te Brussel bij arrest d.d. 20 februari 2008, niet gepubliceerd, met als motivering: Hij was op de hoogte van haar geestelijke onvolwaardigheid en daardoor haar bijzondere kwetsbaarheid. Aan zijn versie dat hij met X een liefdesrelatie heeft gehad, kan niet het minste geloof worden gehecht. In het strafdossier liggen geen concrete elementen voor die dergelijke visie ondersteunen.. Pagina 15 van 33

16 3. KWALIFICATIEPROBLEMEN 3.1. Aanranding / verkrachting: grensgevallen Over het algemeen stelt de kwalificatie verkrachting/aanranding geen ernstige problemen. Toch zijn er soms grensgevallen, die meestal echter eerder met de concrete bewijsvoering te maken hebben dan wel met de strafrechtelijke kwalificatie. Overeenkomstig art. 375 Sw. kan elke vorm van seksuele penetratie een verkrachting uitmaken. Daarmee is echter niet gezegd wanneer er precies sprake is van penetratie, quid b.v. met verklaringen als wrijven over of tussen de schaamlippen? Verklaringen van kinderen, maar ook van volwassenen zijn op dit vlak - om begrijpelijke redenen - niet steeds even duidelijk. Het is belangrijk dat zowel bij de ondervraging van het slachtoffer als van de verdachte hieraan voldoende aandacht wordt besteed en dat eventueel bijkomende vragen worden gesteld naar wat precies met bepaalde verklaringen wordt bedoeld. Op vlak van de strafmaat (vooral de minimumstraf) kan dit immers belangrijke implicaties hebben. De rechtbank zal ingeval van onduidelijkheid meestal op basis van twijfel tot de laagste kwalificatie besluiten, m.a.w. in feite oordelen dat penetratie niet bewezen is Aanzetting tot ontucht van minderjarigen (via internet of andere communicatiemiddelen) Een recenter fenomeen zijn feiten die via allerlei communicatiemiddelen kunnen gepleegd worden zonder effectief fysiek contact tussen het slachtoffer en de dader. Een vrij frequent voorkomend voorbeeld hiervan is het ertoe aanzetten van een minderjarige om bepaalde seksuele handelingen te stellen en deze te beschrijven of de handelingen te stellen voor een webcam. Regelmatig wordt voor dergelijke feiten vervolging ingesteld op basis van 379 Sw: Pagina 16 van 33

17 Hij die een aanslag tegen de zeden pleegt doordat hij, teneinde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige begunstigt of vergemakkelijkt. 27 Knelpunt bij deze kwalificatie is het opzet van de dader: teneinde eens anders driften te voldoen. Het Hof van Cassatie oordeelde dat de drijfveer van de dader op zich niet relevant is maar dat een anders driften wel betrekking kon hebben op de betrokken minderjarige 28 maar anderzijds ook dat de rechter vermag op grond van het feitelijke gegeven dat iemand door de ontucht van derden op te wekken, te begunstigen of te vergemakkelijken enkel zijn eigen driften beoogt te voldoen, wettig te oordelen dat de dader niet handelde met de bedoeling andermans driften te voldoen. 29 Dat de driften van de minderjarige zelf beoogd worden door de dader kan in bepaalde omstandigheden zeker niet worden uitgesloten, b.v. wanneer aan minderjarigen een kamer ter beschikking wordt gesteld voor het stellen van handelingen die als ontucht /prostitutie zouden kunnen beschouwd worden of ook wanneer van de webcamsessie opnames gemaakt worden om achteraf naar anderen door te sturen, om te verkopen, enz.. In de hiervoor aangehaalde casus heeft de dader echter enkel het voldoen van zijn eigen driften op het oog en helemaal niet de driften van de minderjarige. Dergelijke feiten werden dan ook best gekwalificeerd als een aanranding van de eerbaarheid (art. 372 of 373 Sw.). Het bestaan van een fysiek contact tussen dader en slachtoffer is immers geen absolute noodzaak voor het bestaan van dit misdrijf. 30 De rechtspraak die betrekking heeft op de casussen waarbij de dader het slachtoffer verplicht zich uit te kleden, daarbij fysiek aanwezig is maar enkel toekijkt, kan ook toegepast worden in de gevallen waarbij het bekijken gebeurt via webcam. 31 In gevallen waarin er geen visueel contact is, b.v. de telefonische vraag om bepaalde handelingen te stellen en te beschrijven ligt de kwalificatie moeilijker. Soms kan worden teruggegrepen naar een kwalificatie van belaging of misbruik van communicatiemiddelen met overlast. Toch lijkt ook dan een kwalificatie van 27 Voor een ruimere bespreking van dit misdrijf zie o.m.: Y. NUYTINCK en E. VAN ACKER, Bederf van de jeugd en prostitutie van minderjarigen, in Strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, Maklu 2001, blz ; L. STEVENS, o.c., blz. 493 e.v. 28 Cass. 8 september 1992 (Peper) ; Arr. Cass , 1082; Cass. 22 november 1971, A.C. 1972, Cass. 22 mei 2001, Pas. 2001, afl. 5-6, 939, concl. DU JARDIN, R.W , 807, concl. DU JARDIN, J.; Cass., 8 september 1992, Arr. Cass , 1082, Pas. 1992, I, Cass. 6 oktober 2004, N.C. 2006, afl. 2, 124;. DELBROUCK, Comm. Straf., trefwoord Aanranding van de eerbaarheid Het misdrijf, Afl. 54 (5 januari ), nr met verwijzing naar Nederlandse rechtspraak: rechtbank Breda, 10 februari 2006, Opportuun, 2006, nr. 4, 5; L. STEVENS, Hoe ver reikt de bescherming van de strafbepalingen van aanranding van de eerbaarheid en verkrachting?, N.C. 2006, blz. 96 e.v., nr Corr Leuven, 18 maart 2008, niet gepubliceerd. Pagina 17 van 33

18 aanranding van de eerbaarheid niet uitgesloten wanneer de feiten een bepaalde voldoende ernst vertonen. 4. STRAFTOEMETING in concreto overzicht rechtspraak Eens de bewezen feiten strafrechtelijk gekwalificeerd zijn, moet de rechter de strafmaat bepalen door een keuze te maken in de ruime waaier van strafmogelijkheden (gevangenisstraf, geldboete, opschorting, uitstel, werkstraf 32 ) en, in het bijzonder wat de vrijheidsstraffen betreft, binnen de zeer ruime marges tussen de minimum- en maximumstraf. Overeenkomstig vaste cassatierechtspraak bepaalt de rechter ten gronde binnen de door de wet gestelde perken in feite en soeverein de strafmaat die hij in verhouding acht tot de zwaarte van het bewezen verklaarde misdrijf en tot de individuele strafwaardigheid van de beklaagde 33. Concrete straftoemetingsrichtlijnen heeft de wetgever nooit gegeven. Wel zijn er bepaalde algemene richtlijnen zoals b.v. vermeld in art Sw. Ook bestaat er geen algemeen rechtsbeginsel van individualisering van de straf. 34 De rechter moet alleen aan de bijzondere motiveringsplicht voldoen, in zoverre hij, enerzijds, een straf wil opleggen die hij niet diende uit te spreken, en hij, anderzijds, een straf wil opleggen die zwaarder is dan het wettelijk minimum, zelfs indien hij in geval van verzachtende omstandigheden beneden dat wettelijke minimum kon zakken. 35 Door de rechtspraak werden, zoals trouwens evenmin voor andere misdrijven, bepaalde tarieven, normen of richtlijnen uitgewerkt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de strafmaten uiteenlopend kunnen zijn. 36 Voor de meeste rechters is de straftoemeting een zeer moeilijk taak waarbij verschillende aspecten een rol spelen, ook de persoonlijkheid van de rechter, al wordt deze factor in zedenzaken getemperd doordat uitspraak wordt gedaan door collegiale kamers. De laatste jaren wordt ook de rol van het slachtoffer in de straftoemeting belangrijker. De rechter bevindt zich in een spanningsveld van 32 Werkstraf is niet voor alle zedenmisdrijven mogelijk. Art 37Sw. sluit een aantal misdrijven uit: art. 375 tot 377 Sw. en, indien gepleegd op of met behulp van minderjarigen, art. 379 tot 386ter. Al te dikwijls wordt dit nog over het hoofd gezien in pleidooien. 33 Zie b.v. Cass. 13 augustus 1986, A.C , Cass. (2e k.), 8 juni 2005, ; N.C., afl. 5, 360; Pas. 2005, afl. 5-6, Cass. (2e k.), 19 oktober 2005, (18 november 2005);Pas. 2005, afl. 9-10, 1969; Rev. dr. pén. 2006, afl. 4, Zie over dit thema b.v.: K. BEYENS, Reflecties omtrent het hedendaagse rechtspreken, in Strafrecht als roeping, Liber Amicorum L. DUPONT, blz. 287 e.v.; L. DUPONT, Schuld en boete. Beschouwingen over buitenwettelijke criteria voor straftoemeting, Panopticon 1987, 1-8 Pagina 18 van 33

19 verschillende belangen: de belangen van de beklaagde, van het slachtoffer, van de maatschappij. Ook de druk van de publieke opinie kan een rol spelen. Toch blijft de, overigens onvermijdelijke en ook wenselijke, diversiteit binnen redelijke perken volgens het beperkte overzicht van rechtspraak inzake verkrachting en aanranding van de eerbaarheid dat als bijlage wordt gevoegd. Het is een willekeurige selectie van de recente rechtspraak van vijf rechtbanken en van één hof van beroep. 37 Het gaat om een beperkt samenvattend overzicht waarin enkel de belangrijkste punten van de motivering worden aangestipt. Dit overzicht kan dan ook geenszins als richtlijn gelden, maar is daartoe hoogstens een zeer schuchtere aanzet. Het opzetten van degelijke databanken met een ruime input van gegevens zou voor de dagelijkse rechtspraak een hulp kunnen zijn en indirect bijdragen tot het vermijden van een te grote ongelijkheid. Ook bepaalde vormen van intervisie tussen rechters onderling zou daartoe kunnen bijdragen. Sommige motiveringen zijn eerder stereotiep, zonder op veel concrete elementen in te gaan. Andere rechtbanken motiveren vrij uitvoerig over de strafmaat met een sterke individualisering. Regelmatig terugkomende elementen van de motivering zijn: - Er wordt duidelijk veel belang gehecht aan de verslagen van deskundigen in het bijzonder wat de persoonlijkheid van de dader en de inschatting van het recidiverisico betreft. - Eerder in beperkte mate worden effectieve gevangenisstraffen opgelegd die veelal ook beperkt worden tot de eventuele voorhechtenis. Regelmatig wordt gesteld dat een effectieve straf weinig baat zal brengen maar dat vooral de behandeling recidive moet voorkomen. De vrijheidsstraffen leunen eerder aan bij de minima. - Het schuldinzicht van de dader (!ontkenning van de feiten!). - Mate van bereidheid tot behandeling, al dan niet reeds aangevat op eigen initiatief. - Houding van de dader t.a.v. het slachtoffer. - Het belang van het gerechtelijk verleden (voorgaanden van seksuele of andere vormen van agressie). - De gevolgen voor de slachtoffers. - De relatieve ernst van de feiten. Wat de behandelingsmogelijkheden betreft is de rol van deskundigen essentieel. Voor bepaalde feiten gepleegd op of met de deelneming van minderjarigen (art en Sw.) is de rechtbank, indien zij voorwaarden wenst op te leggen, trouwens verplicht eerst het advies in te winnen van een 37 De rechtbanken worden niet bij naam vermeld omdat het overzicht zeer beperkend is t.a.v. de soms uitvoerige motivering. Pagina 19 van 33

20 gespecialiseerde dienst. (art. 9bis Probatiewet - W ) In praktijk stelt dit regelmatig problemen omdat niet steeds een gespecialiseerde dienst beschikbaar is of bereid om een advies te geven. Daarom wordt in veel gevallen beroep gedaan op individuele deskundigen, al dan niet echt gespecialiseerd in de materie van seksuele delinquentie. In Nederland worden wel pogingen ondernomen om tot een zekere uniformiteit in de straftoemeting te komen. Voor een aantal misdrijven werden met het oog op de bevordering van de rechtseenheid zgn. landelijke oriëntatiepunten uitgewerkt door het landelijke overleg van de voorzitters van de strafsectoren (=afdelingen van de rechtbanken). Deze oriëntatiepunten, die regelmatig worden geactualiseerd, worden niet intern gehouden maar gepubliceerd en bekend gemaakt op de overkoepelende website van de Nederlandse rechtbanken. 38 De rechter is niet verplicht deze te volgen maar blijkbaar wordt er in de praktijk wel veel rekening mee gehouden. Wat zedenmisdrijven betreft werd een oriëntatiepunt uitgewerkt inzake verkrachting, strafbaar gesteld door art. 242 Nederlands Strafwetboek met een gevangenisstraf van tot 12 jaar. Als oriëntatiepunt wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden vooropgesteld met als strafvermeerderende en/of strafverminderende factoren: - frequentie; - duur; - leeftijd slachtoffer; - (andere) bijzondere kwetsbaarheid slachtoffer; - bijzondere schadelijke gevolgen voor slachtoffer (bijv. ontmaagding, aanzienlijk geestelijk of lichamelijk letsel, besmettingsrisico); - geweld (ernst/mate); - aard van de gedraging (bijv. tongzoen, mindere ernst van de integriteitsbreuk, onverhoedse aanval); - recidive; - meer daders; - bijzondere bedreigende en/of vernederende setting (bijv. vrijheidsbeneming, bedreigingen, anale penetratie, penetratie met voorwerpen); - misbruik overwicht en/of vertrouwen; - relatiesfeer; - eerdere vrijwillige seksuele relatie dader/slachtoffer; - relevant eigen gedrag slachtoffer; - bijzondere negatieve gevolgen voor dader. 38 Te raadplegen op: Pagina 20 van 33

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie Vonnisnummer / Griffienummer / Rolnummer rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Aangeboden op Inzake het Openbaar Ministerie en BURGERLIJKE PARTIJ(EN)

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.10.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1029.N I. II. B. R., beklaagde, gedetineerd, eiser. met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. III.

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE BURGERLIJKE PARTIJEN Vlaamse Vervoersmaatschappij ( ) openbare instelling onder de vorm van een NV, met ondernemingsnummer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Videoverhoor van volwassenen

Videoverhoor van volwassenen Videoverhoor van volwassenen Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) Leuven, 23 april 2009 Marc Bockstaele, hoofdcommissaris Federale Politie Gent Voor welke misdrijven? Personeel en materieel toepassingsgebied

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE 1 e blad VONNIS Griffie nr.: 00293 Parket nr.: HA43.L4.107456-04 Rep.: 459 Vonnis dd. 01.03.2007 De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 JANUARI 2014 P.13.1332.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1332.N J E C, beklaagde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gert Warson, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.14.0406.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0406.N I R D F, beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen K D K, burgerlijke

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 Not.nr. : GE45.FJ.4277/14-Sw4 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: Stéphane Michel Christian W., zonder beroep, geboren te Boussu op (

Nadere informatie

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? Is er in uw bedrijf al eens een ernstig arbeidsongeval gebeurd? Dan bent u als werkgever, als lid van de hiërarchische lijn, als preventieadviseur, als

Nadere informatie

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie. Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk Federale Overheidsdienst Justitie U bent gedagvaard >voor de politierechtbank >voor de correctionele

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 FEBRUARI 2009 P.08.1594.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.1594.F J. R., Mrs. Benoît Lespire, advocaat bij de balie te Luik, en Raphaël Gevers, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2013 P.12.2018.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2018.N M F D, beklaagde, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1647 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000237 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2019 P.18.1208.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1208.N W A V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Clercq, advocaat bij de balie Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 JANUARI 2015 P.13.1644.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1644.N S V, burgerlijke partij, eiser, vertegenwoordigd door mr. Beatrix Vanlerberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 APRIL 2015 P.13.1258.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1258.N G M V, beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Steven Renette en mr. Bjorn Reynders, advocaten bij de balie te Hasselt.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.13.1661.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr.P.13.1661.N A B, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Joris De Wortelaer, advocaat bij de balie te Leuven, tegen ALLIANZ BELGIUM nv, met

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 DECEMBER 2013 P.13.0980.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0980.N A M Y L V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Cavit Yurt, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Rolnummers 4767 en 4788. Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T Rolnummers 4767 en 4788 Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van

Nadere informatie

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden.

U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden. U bent getuige Inleiding U wordt opgeroepen om te getuigen in een strafzaak. De oproepingsbrief vermeldt waar en wanneer u zich moet aanmelden. Deze brochure informeert u in grote lijnen over wat van u

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0423.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0423.N I D P O R, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom Van Bockstaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, tegen Y B, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 DECEMBER 2010 P.10.0213.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0213.N G. R. burgerlijke partij, eiser, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T.

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016 LE43.LC.22655-14 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016 OPENBAAR MINISTERIE Vertegenwoordigd door substituut procureur des Konings L. D. H.. BURGERLIJKE PARTIJ P. S., wonende te 3000

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

Sociaal werk en Beroepsgeheim

Sociaal werk en Beroepsgeheim Sociaal werk en Beroepsgeheim Studiedag 13 maart 2018 KdG Hogeschool Antwerpen Mario Wijns Substituut-procureur des Konings Parket Antwerpen, afdeling Antwerpen, Sectie Jeugd en gezinszaken Justitie of

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 FEBRUARI 2019 P.18.1028.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1028.N J J M S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie Antwerpen, tegen 1. D W, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 APRIL 2015 P.13.1281.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1281.N 1. S D, 2. N D, beide eisers met als raadsman mr. Daniël Crabeels, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8400 Oostende,

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 APRIL 2016 P.16.0207.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0207.N PROCUREUR DES KONINGS bij de rechtbank van eerste aanleg West- Vlaanderen, afdeling Veurne, eiser, tegen J Y, beklaagde, verweerder.

Nadere informatie

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008 not.nr. 56.99.139-07 rep. Nr. 2293 De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008 INZAKE : CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, Koningsstraat

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal

samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal! het beleid wordt uitgestippeld door een college van procureurs-generaal Leg uit : het openbaar ministerie ( parket ) = hoeder van de openbare orde! 1) opsporen en onderzoeken 2) vervolgen 3) uitvoering van de straf samenstelling : federale en lokale parketten & parketten-generaal!

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1103.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN CASSATIE, verzoeker tot vernietiging van een vonnis, eiser, inzake van M V, beklaagde.

Nadere informatie

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN 13 januari 2012 Voorzitter: A. Van Praet Rechters: S. Vanhoonacker en Y. Hendrickx Advocaten: mrs. K Luyckx (balie Antwerpen) en W. Damen (balie Antwerpen) 1)Voeging resultaten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 JUNI 2011 P.11.0172.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0172.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN eiser, tegen 1. E. D. W., burgerlijke partij, vertegenwoordigd door mr.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 MAART 2012 P.12.0404.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0404.F J. N., Mrs. Thibault Maudoux, advocaten bij de balie te Namen, en Caroline Brotcorne, advocaat bij de balie te Brussel. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0105.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0105.N H M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kim Keersmaekers, advocaat bij de balie te Dendermonde. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Veroordeling tot betaling van een uitkering tot onderhoud. Voorwaarde. Voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar Datum 3 november 2009 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 JULI 2014 P.14.1029.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1029.N A B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Frank Marneffe, advocaat bij de balie te Antwerpen,

Nadere informatie

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer Nr. 811 P 2007 HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER 2008 13e kamer Inzake van het O. M. en: L. Kouri wonende te 3600 Genk, ( ) burgerlijke partij vertegenwoordigd door Meester Jean-Paul Lavigne,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 28 JANUARI 2014 P.12.1826.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1826.N A C J J, inverdenkinggestelde, eiser, tegen N R, burgerlijke partij, verweerster. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JANUARI 2016 P.15.0768.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0768.N 1. H J V D K, beklaagde, 2. T P V Z, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0263.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0263.N I M D J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Luk Delbrouck, advocaat bij de balie te Hasselt. II W F B, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux

College van Procureursgeneraal. Collège des procureurs généraux Collège des procureurs généraux College van Procureursgeneraal Bruxelles, le 18 janvier 2018 Brussel, 18 januari 2018 CIRCULAIRE N 02/2018 DU COLLÈGE DES PROCUREURS GÉNÉRAUX PRÈS LES COURS D APPEL OMZENDBRIEF

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie (B.S., 25 april 1995) HOOFDSTUK I Mensenhandel Artikel 1 In de wet van 15 december 1980 betreffende

Nadere informatie

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer,

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, 30 OKTOBER 2001 P.01.1239.N/1 Nr. P.01.1239.N.- K. M., beklaagde, gedetineerd, eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, met als raadsman

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 OKTOBER 2010 P.09.1627.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.09.1627.N W. L. F. C., beklaagde, eiser, met als raadslieden mr. Frank Verbruggen en mr. Dirk De Maeseneer, advocaten bij de balie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 MEI 2017 P.17.0186.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0186.N E G, alias D Z, alias J G, alias M H, alias E B, alias E B, alias D B, zonder gekende woon- of verblijfplaats, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MEI 2012 P.11.1936.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1936.N K E L D, inverdenkinggestelde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, en mr. Philip

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 APRIL 2015 P.15.0002.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0002.F 1. J.-J. P., 2. N. P., Mrs. Emmanuel Carlier, advocaat bij de balie te Waals-Brabant, Pauline Knaepen en Pierre Joassart,

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER Het Hof van Beroep, zitting houdende te Antwerpen, veertiende kamer, recht doende in correctionele zaken, spreekt het volgende arrest uit: Inzake

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 NOVEMBER 2015 P.14.1192.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1192.N H E H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Katrien Van Den Steene, advocaat bij de balie te Dendermonde, tegen K S,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 17 FEBRUARI 2015 P.14.1394.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1394.N I-II K G, beschuldigde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Dennis Van Overstraeten, advocaat bij de balie te Gent,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 OKTOBER 2006 P.06.0751.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0751.F V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. V. G. C. 2. B. F. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 APRIL 2012 P.10.2021.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2021.N I 1. J S, beklaagde, 2. K S, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Raf Verstraeten, advocaat bij de balie te Brussel, tegen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.1146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1146.N T K H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, tegen 1. E V D C, 2.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 NOVEMBER 2014 P.13.1253.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1253.N A B, burgerlijke partij, eiseres, met als raadsman mr. Stijn De Meulenaer, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te

Nadere informatie

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld

Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld Bijlage 1. Inbreuken en strafbepalingen waarop een beroep kan gedaan worden op het vlak van eergerelateerd geweld Inleidende opmerkingen: - Een fenomeen dat valt onder het begrip eergerelateerd geweld

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 NOVEMBER 2015 P.14.0722.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0722.N B V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Raf Verstraeten, advocaat bij de balie te Leuven. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 SEPTEMBER 2007 P.07.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.07.0894.N I. P. M. M. H., verdachte, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0087.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0087.N R J L M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Elisabeth De Smedt, advocaat bij de balie te Dendermonde. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010 De Rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, kamer 1C, rechtdoende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord... v Verkorte inhoudsopgave... vii Lijst van verkort geciteerde werken... xv DE CORRECTIONELE TERECHTZITTING

INHOUD. Voorwoord... v Verkorte inhoudsopgave... vii Lijst van verkort geciteerde werken... xv DE CORRECTIONELE TERECHTZITTING INHOUD Voorwoord............................................................ v Verkorte inhoudsopgave............................................... vii Lijst van verkort geciteerde werken......................................

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1066.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1066.N I A A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Louis De Groote, advocaat bij de balie te Gent. II J-C P D, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017 HA56.L2.3542-14 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN BEKLAAGDE A. A., geboren te Beringen op ( ), wonende te ( ), Belg. In persoon.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0330.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0330.N I A J M G, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frank Janssen, advocaat bij de balie te Turnhout. II J A L G, beklaagde,

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie