Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 24 e jrg. 2006, no. 5 (pp )

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 24 e jrg. 2006, no. 5 (pp. 198-227 )"

Transcriptie

1 Auteur(s): C. Riezebos Titel: Schouder-impingement: een functiestoring van het glenohumerale gewricht Jaargang: 24 Jaartal: 2006 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor (para-) ) medische, informatieve en educatieve doeleinden en ander niet-commercieel gebruik. Zonder kosten te downloaden van:

2 The main question is obviously whether there are certain kinematical patterns detectable which may lead to impingement (Carel Meskers (32) ). Schouder-impingement: een functiestoring van het glenohumerale gewricht Chris Riezebos, Fysiotherapeut, Vakgroep Beweging & Analyse, Opleiding Bewegingstechnologie, Haagse Hogeschool. C. Riezebos Inleiding en probleemstelling De Engelse term impingement wordt in het Nederlands vertaald als inbreuk (7). De Webster s Online Dictionary (61) omschrijft impingement als a sharp collision produced by striking or dashing against something. In de literatuur is, sinds de eerste beschrijving door Charles S. Neer II (35) in 1972, een verwarrende hoeveelheid classificaties en terminologie verschenen en wordt tot op de dag van vandaag discussie gevoerd over vrijwel ieder aspect van het begrip schouder-impingement. In dit artikel wordt een alternatief gegeven voor de gebruikelijke opvattingen ten aanzien van het wezen en ontstaan van deze aandoening. Gepoogd zal worden aannemelijk te maken dat veranderingen in de arthrokinematische eigenschappen van het glenohumerale gewricht ten grondslag liggen aan het ontstaan van impingement. Classificatie en indeling van Impingement Impingement wordt in de literatuur op velerlei wijzen en verwarrend ingedeeld. Dat komt doordat verschillende indelingscriteria dwars door elkaar heen worden gebruikt. De anatomische localisatie van (4, 5, 10, 14, de inklemming wordt hierbij vaak vermengd met de, veronderstelde, ontstaansmechanismen 25, 28, 30, 33, 40). De hieronder gegeven indeling is dan ook niet de enige of de ware. Anatomische classificatie van impingement: (figuur 1). 1. Subacromiaal of External 2. Posterosuperior glenoidaal of Internal 3. Subcoracoidaal Figuur 1a t/m e. a,b. Preparaten van het glenohumerale gewricht. C = pees van de m. supra- spinatus c.q. gemeenschap schap- pelijke pees van de rotator- cuff. A = acromion. B = pees van de m. biceps brachii (caput longum). P = proc. coracoideus. L = lig. co- racoacromiale (de fornix humeri of o f het schouder- dak. S = spierbuik van de m. supraspina natus. c. Subacromiale impinge- ment. d. Posterosuperiore glenoi- dale impingement. e. Subcoracoidale impinge- ment.

3 ad.1 Subacromiale impingement Dit is de meest bekende vorm, welke ook vaak wordt aangeduid als externe impingement en verder onderscheiden in een primaire of extrinsieke en een secundaire of intrinsieke vorm. Deze vorm werd als eerste in 1972 beschreven door Neer (35) en wordt gekenmerkt door contact tussen de pees van de m. supraspinatus c.q. het tuberculum majus en de onderkant van het anterolaterale deel van het acromion. Bij de primaire (extrinsieke) vorm zouden osteofyten aan de onderzijde van het acromion, verdikking van het lig. coracoacromiale of een haakvormig acromion (2) (figuur 2) hiervoor verantwoordelijk zijn (25, 33, 35). De subacromiale ruimte wordt hierdoor dus vernauwd. Figuur 2a t/m c. Acromiontypen (58) volgens Bigliani (2). Vooral de haakvorm als in c zou leiden tot impin pinge gement. Edelson (12) toonde echter aan dat deze haak- vorm pas op relatief late leeftijd ontstaat door osteofytvorming in het lig. coracoacromiale. De acromiontypen verklaren echter zeker niet alle functieveranderingen en correleren niet altijd met de ernst van de aandoening (25,33). Volgens Edelson (12) is het haakvormige acromion zelfs helemaal geen anatomische variant, maar het gevolg van osteofytvorming in het lig. coracoacromiale op relatief late leeftijd. Als minder vaak voorkomende oorzaak geldt het os acromiale (25). Een niet gefuseerd os acromiale (apophysis acromialis) kan, bij werpers en andere atleten, een beeld geven dat sterk lijkt op impingement (38) (figuur 3). Het os acromiale komt bij ca. 15% van de mensen voor en operatieve verwijdering geeft goede resultaten (38). Figuur 3a en b. MRI (a) (58) en X-foto (b) (59) van een os a- a cromiale.

4 Zeldzaam als oorzaak van impingement is een subacromiaal gelegen lipoom (41). Bij de secundaire (intrinsieke) vorm wordt verondersteld dat als eerste ontstekingsachtige veranderingen ontstaan in de pees van de m. supraspinatus. De redenen hiervoor zouden zijn overbelasting of spontane degeneratie gerelateerd aan het verouderingsproces (4, 25, 33). Zwelling, dus dikker worden van de pees, zou hiermee gepaard gaan. Ook wordt wel verondersteld dat een foute houding : hoofd in anteropositie, afhangende schouders en een versterkte thoracale kyfose, ten grondslag kan liggen aan impingement (25). In een later onderzoek toont dezelfde auteur overigens aan dat er geen enkel verband bestaat tussen de beschreven houding en impingement (27). Een merkwaardige opvatting is dat de veranderde kinematica van de scapula zou kunnen leiden tot impingement van het glenohumerale gewricht (16, 25, 27, 33). Bedoeld wordt dat als de scapula in een mediorotatiestand verkeert, de cavitas glenoidalis meer naar omlaag is gericht, waardoor eerder impingement zou kunnen optreden. Maar het doet er voor de beweging van de humerus ten opzichte van de scapula natuurlijk helemaal niet toe in welke positie de scapula staat ten opzichte van de romp. Dat is net zoiets als denken dat bijvoorbeeld de hand minder ver in de pols kan worden gebogen naarmate de elleboog meer in flexie staat. Een van de auteurs (16) zegt in dit verband: The rotation and tilt of the scapula determines the specific position of the acromion and may thus affect the acromiohumeral distance, independent of the humeral head position relative tot the glenoid. En dat is dus niet alleen onjuist, doch zelfs onmogelijk. De acromiohumerale afstand wordt natuurlijk volledig bepaald door de positie van de humeruskop ten opzichte van het glenoid. Tenslotte is er de hypothese dat de menselijke arm niet voldoende is ontwikkeld tijdens de evolutie en daardoor niet is aangepast aan krachtige, langdurige activiteiten in de geheven positie (26). Echter, dat laatste kan ook helemaal niet. Onderzoek (6) laat zien dat een abductiestand van zo n 120 slechts luttele minuten kan worden volgehouden (figuur 4). Figuur 4. Relatie tussen de mate van armheffing en de tijd dat dit kan worden volgehouden volgens Chaffin (6). Daarom is het, op braderieën populaire, spijkerbroekhangen (wie kan het langst aan een spijkerbroek hangen, maar het mag ook een rekstok zijn) zo n leuke wedstrijd. Om de paar minuten valt er immers iemand (letterlijk) af en dat zorgt voor afwisseling. Het is nog nooit gebeurd dat toeschouwers verveeld stonden te kijken naar iemand die al 2½ uur aan het hangen was. Films zoals Cliffhanger, waarin Sylvester Stallone in het begin van de film langdurig aan één hand aan een touw hangt, met in de andere hand een mooie dame, zijn dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Binnen de kortste keren zouden beide gruwelijk aan hun einde zijn gekomen. De observatie van Werner (54) dat de drukstijging onder het acromion bij de geheven arm groot genoeg is om de doorbloeding in de musculatuur te stoppen, past goed bij dit onvermogen langdurig in geheven posities kracht te leveren. Gelukkig komt schouderpijn slechts bij 10% van de mensen voor (4) en bij 90% dus niet. Met die evolutionaire mislukking van de schouder valt het dus nog wel mee. Bij de primaire vorm wordt dus de outlet van de supraspinatuspees, de subacromiale ruimte, vernauwd, terwijl bij de secundaire vorm de supraspinatuspees wordt verdikt. In beide gevallen zou inklemming van de pees het gevolg zijn en aanleiding geven tot peesbeschadiging en pijn. Er worden in navolging van Neer (in 5, 49) meestal 3 stadia van pees-laesies onderscheiden: - stadium I: oedeem en haemorrhagia;

5 - stadium II: fibrositis en tendinitis; - stadium III: osteofyten en pees ruptuur. Er worden bij impingement zowel aan de bovenkant (bursale zijde) als aan de onderkant (articulaire zijde) van de pees van de m.supraspinatus rupturen gevonden (13, 23, 25, 47). Rupturen aan de bovenkant (bursale zijde) zouden meer passen bij een subacromiale (externe) impingement, terwijl rupturen aan de onderkant van de pees (articulaire zijde) zouden duiden op een posterosuperior glenoidale (interne) impingement. Rupturen aan de onder- (articulaire) zijde van de pees van de m. supraspinatus komen (veel) vaker voor dan aan de boven- (bursale) zijde (13, 25, 47). De operatieve therapie bij subacromiale impingement bestaat uit het verrichten van een acromioplastiek (35) ( Neer plastiek : het verwijderen van het anterolaterale deel van het acromion plus verwijdering van het lig. coracoacromiale, shaving van de onderzijde van het acromion alsmede het verrichten van een debridement van de subacromiale ruimte). Neer verwijderde ook het acromioclaviculaire gewricht wanneer hier osteofyten van uitgingen (35). ad. 2 Posterosuperior glenoidale impingement (PSGI) (zie figuur 1b). Deze vorm van impingement werd in 1992 voor het eerst beschreven door Walch (52). Hierbij zou contact bestaan tussen de pees van de supraspinatus (vlak bij diens aanhechting op het tuberculum majus) en de boven-achterrand van de rand van de cavitas glenoidalis c.q. het labrum glenoidale. Als oorzaak hiervan wordt vaak gedacht aan (micro-)instabiliteit, alhoewel dit door Walch zelf wordt betwijfeld (14). De impingement treedt op in een posite van van 90 abductie, maximale horizon- tale abductie en maximale exorotatie. ad. 3 Subcoracoidale impingement (zie figuur 1c). Bij deze vorm van impingement zou er contact zijn tussen het tuberculum minus c.q. de pees van de m. subscapularis en het processus coracoideus (10, 40). Dit contact treedt op in een positie van anteflexie, horizontale adductie en endorotatie (10). Het wordt gezien als een relatief zeldzame vorm van impingement (10). Wij zullen ons in dit artikel verder uitsluitend richten op de subacromiale impingement, welke verreweg het meeste voorkomt. Klinisch onderzoek bij impingement Klinisch worden met name de test van Neer en de test volgens Hawkins gebruikt om subacromiale impingement te differentiëren van andere schouderproblemen. De test van Neer bestaat uit het voorwaarts heffen (anteflexie) van de arm, waarbij de schoudergordel wordt gestabiliseerd (4, 24, 39, 45, 50) door druk op de clavicula en/of het scapula (figuur 5). Figuur 5. Uitvoeringen van de test volgens Neer. De schoudergordel wordt gestabiliseerd door druk van de vingers op de clavicula of scapula (58). Soms wordt expliciet aangegeven dat de arm hierbij in een endoratiepositie dient te worden gehouden, dus de duim wijst tijdens het heffen naar de grond (50). De test is positief als hierbij pijn optreedt. Indien dit het geval is, wordt een lokaal anaestheticum (5 cc van 1% xylocaine (4) of 10 ml pure bupivacaine (53) ) in de subacromiale ruimte ingespoten. Indien de pijn daardoor verdwijnt (het teken van Neer, Neer s sign ) wordt dit geacht te wijzen op een impingement.

6 Bij de test van Hawkins wordt de arm voorwaarts geheven (anteflexie) tot ca. 90 en daarna maximaal geëndoroteerd (= binnenwaarts draaien om de lengte-as van de arm) (24, 39, 45, 50) (figuur 6). Ook deze test is positief wanneer hierbij pijn ontstaat. Figuur 6. Uitvoeringen van de test volgens Hawkins (LIT Google Images). Naast de genoemde klinische testen wordt voor de differentiaaldiagnostiek van schouderklachten uiteraard tevens veel gebruik gemaakt van beeldvormende technieken zoals: MRI, Echoscopie (Ultrageluid), Fluoroscopie, CT-scans enz. Kanttekeningen bij impingement Bij vrijwel ieder onderdeel van impingement als oorzaak van schouderklachten, bestaan vele problemen, er is zeker nog geen sprake van een uitgekristalliseerde theorie. Wij zullen de volgende problemen hieronder bespreken: 1. Uitvoering en interpretatie van de test volgens Neer; 2. Prevalentie van impingement ; 3. Resultaten van operaties en andere therapeutische interventies. ad. 1. Uitvoering en interpretatie van de test volgens Neer Bij de test volgens Neer wordt de schoudergordel gestabiliseerd, door druk op de clavicula en/of het scapula (4, 24, 39, 45, 50). De bedoeling hiervan is kennelijk het glenohumerale gewicht geïsoleerd te testen, zonder meebewegen van de schoudergordel. Echter, de bewegingsuitslag van de humerus van zo n 160, zoals deze bij beschrijvingen van de test wordt aangegeven in de literatuur (4, 24, 50) en zoals op vele afbeeldingen van de test te zien is (zie figuur 5), is volstrekt ongeloofwaardig. Het glenohumerale gewricht is geïsoleerd (dus zonder meebewegen van de schoudergordel) in geen enkele richting over een dergelijke hoek te bewegen, als de schoudergordel tenminste op een fatsoenlijke manier wordt gefixeerd. Deze fixatie is met een hand of een paar vingers op de clavicula, dan wel met een duim tegen de onderkant van de scapula, niet te bewerkstelligen. Wanneer de schoudergordel werkelijk wordt gefixeerd, met een handgreep zoals getoond in figuur 7, blijkt de humerus over een veel minder grote hoek te kunnen worden geheven.

7 Figuur 7a en b. a. Handvatting ter fixatie van de schoudergordel tijdens passieve bewegingen van de humerus. De duim ligt met de top in de oksel van de patiënt en omvat de margo lateralis van het scapula, de vingers fixeren de spina scapu pu- lae. b. Zelfde handvatting, van ventraal bezien. Tijdens het (passief) heffen van de arm, oefent de fixerende hand een tegenkantelende kracht uit op het scapula. Daarbij laat de onderzoeker de huid onder de duim door slippen, doch houdt tegelijktertijd de margo lateralis nauwkeurig op zijn plaats. In figuur 8 wordt getoond wat de bewegingsmogelijkheden zijn van het glenohumerale gewricht bij een zorgvuldige fixatie van de schoudergordel c.q. het scapula. Bij dit passieve bewegingsonderzoek blijkt overigens dat het voor de mate van heffing niet of nauwelijks iets uitmaakt of de arm hierbij in maximale endorotatie of maximale exorotatie wordt gehouden. Eerder werd dit fenomeen - en de reden daarvan - uitvoerig in dit tijdschrift besproken (42). Figuur 8a t/m f. a, b. Maximale zuivere anteflexie in resp. endo- en exorotatie van de humerus; c, d. Maximale elevatie in het scapulaire vlak in resp. endo- en exorotatie van de humerus; e, f. Maximale zuivere abductie in resp. endo- en exorotatie van de humerus. In alle eindstanden is sprake van een stotend eindgevoel. De mate van heffing van de humerus t.o.v. het zorgvuldig gefixeerde scapula wordt niet of nauwelijks beïnvloed door de rotatieposite van de humerus. De maximaal mogelijke heffing is zeer veel minder dan in de Neer test wordt ge- suggereerd gereerd (zie figuur 5) en bedraagt bij deze (zeer gezonde) proefpersoon zo n 90. De bewegingsuitslag is het grootst in het scapulaire vlak ( schuin naar voren ), verge-

8 leken met een zuivere anteflexie c.q. een zuivere abductie (figuur 8). Maar zelfs bij het heffen van de arm in het scapulaire vlak is de maximale uitslag zelden groter dan ca. 120 (22) en meestal minder. Dat het glenohumerale gewricht niet verder kan bewegen dan deze (maximaal) ca. 120 ligt besloten in de afmetingen, vormgeving en arthrokinematische eigenschappen van het glenohumerale gewicht. Later komen we hier nog uitvoerig op terug. Door de onjuiste uitvoering van deze impingementtest beweegt de schoudergordel dus gewoon mee, zeker in het acromioclaviculare gewricht. De test kan daardoor geen onderscheid maken tussen aandoeningen van het glenohumerale gewicht of het acromioclaviculaire c.q. het sternoclaviculaire gewricht. Wanneer in aansluiting van de test onderzoek wordt gedaan naar de aanwezigheid van het teken van Neer (inspuiten van een lokaal anaestheticum in de subacromiale ruimte) hoeft een onzorgvuldige uitvoering geen bezwaar te zijn. Als tenminste het anaestheticum niet ook het AC- gewricht verdooft. Gezien de topografische verhoudingen in het subacromiale gebied is dat zeker niet ondenkbaar. In de fysiotherapeutische praktijk, waar meestal niet wordt overgegaan tot verdovende injecties, is de test van Neer, in zijn oorspronkelijke vorm, geheel onbruikbaar. Bij een juiste fixatie van het scapula zal de onderzoeker bij gezonde schouders aan het eind van de elevatie van de humerus een stotend eindgevoel waarnemen, net als bijvoorbeeld bij de (slot)extensie van de knie. Dit stotende gevoel heeft overigens niets te maken met benige contacten of impingement, doch duidt, net als bijvoorbeeld bij de knie, op het bereiken van een eindstand in het gewricht: een close packed position. Een laatste controle is het ontstaan van een diepe huidplooi, net lateraal van het acromion (figuur 9). Ook dit duidt er op dat een fysiologische eindstand in het glenohumerale gewricht is bereikt. Indien bij dit passieve bewegingsonderzoek pijn optreedt, of het stotende eindgevoel ontbreekt, duidt dit op problemen in het glenohumerale gewricht. Figuur 9. Bij het bereiken van de eindstand in het (gezonde) glenohumerale gewricht, ont- staat een duidelijk waarneembare huid- plooi net lateraal van het acromion. Op dit moment wordt ook het stotende eindgevoel waargenomen. Behalve deze klinische problemen voor wat betreft de uitvoering, zijn er ook discussies over de interpretatie van de test. Zo is het de vraag of de supraspinatuspees werkelijk tegen het acromion aan kan komen in de Neer-positie. MRI-onderzoek (45) laat zien dat de pees van de m. supraspinatus van normale schouders niet in contact komt met het laterale acromion, noch in de Neer, noch in de Hawkins positie. De ruimte tussen pees en acromion is zelfs groter in deze posities. In figuur 10c laten we een fluoroscopische opname zien van een normale schouder in de Neer-positie (13). Het collum chirurgicum van de humerus maakt contact met het acromion, dus ver voorbij de supraspinatuspees of zelfs het tuberculum majus. Dat is ook logisch, omdat zelfs in zeer geringe elevatie-posities van de humerus, de pees van de supraspinatus zich al mediaal van het anterolaterale deel van het acromion bevindt (figuur 10a en b). Onder ongestoorde omstandigheden is er volgens deze onderzoeken bij de Neer-test dus helemaal geen contact tussen het acromion en de supraspinatuspees. Andere structuren (tuberculum majus, collum chirurgicum) zouden dat overigens wèl kunnen doen, zoals we hierna zullen zien.

9 Figuur 10a t/m c. a. Uitgangspositie. S = pees m. supraspina- tus. b. Ca. 60 abductie. De supraspinatus tuspees ligt al mediaal van het antero- laterale deel van het acro- mion (A). T = Tuberculum majus. c. = Fluoroscopische op- name waaruit blijkt dat in de geheven positie (Neer- positie) de supra prasp spina natus tus- pees s en het tuberculum majus ver mediaal liggen van het anterolaterale deel van het acromion. a en b overgenomen van Acland (1), c overgenomen van Edelson (13). ad. 2. Prevalentie van impingement De volgende onderzoeksresultaten laten zien dat impingement op zich een gewoon fysiologisch verschijnsel is, dat bij iedereen voorkomt (8, 14, 30, 34, 39, 40, 50). Onderzoek met MRI aan 3 schouders van kadavers liet, bij het innemen van de Hawkins positie (external impingement), in alle gevallen contact zien tussen het tuberculum majus en het anterolaterale deel van het acromion (8). Kadaveronderzoek van Jobe (in 14) leverde hetzelfde op voor de interne impingementpositie. Van pathologie was hierbij geen sprake. Een ander kadaveronderzoek bij 9 geheel intacte schouders, vrij van pathologie, liet zien dat in alle gevallen in de Neer-positie internal - en in de Hawkins- positie external impingement optrad (50). Een laatste onderzoek aan kadaverschouders (124 schouders van 62 personen) door Radas et al. (40) leverde op dat het tuberculum minus c.q. de m. subscapularis altijd contact maakt met het proc. coracoideus (subcoracoidale impingement) binnnen de normale bewegingsrange van de schouder. Er werd geen verband gevonden tussen de afstand van humerus tot coracoid en de mate van peesbeschadiging van de m.subscapularis. In tegendeel, bij de schouders met (relatief) de minste impingement, waren de pezen het meest beschadigd. McFarland et al. (30) vinden bij klinisch en arthroscopisch onderzoek geen verband tussen al of geen impingement bij een variëteit aan schouderdiagnoses. De conclusie is dat impingement gewoon is en niet alleen voorkomt bij bijvoorbeeld werpers of patiënten met instabiliteit. Impingement wordt dan ook een fysiologisch verschijnsel geacht. Edwards en Walch (14) (deze laaste auteur beschreef, zoals eerder gezegd, als eerste de internal impingement) stellen dat bij arthroscopisch onderzoek blijkt dat bij het innemen van de internal impingementpositie (abductie, maximale horizontale abductie en maximale exorotatie) in alle gevallen con-

10 tact bestaat tussen het tuberculum majus en de posterosuperiore rand van de cavitas glenoidalis: zelfs in de afwezigheid van een laesie of symptomen van posterosuperiore glenoidale impingement. Milgrom et al. (34) vinden bij onderzoek met ultrageluid (echoscopie) dat impingement een natuurlijke correlatie met de leeftijd vertoont. Merkwaardigerwijze had geen van de onderzochte (90) personen klachten, terwijl, vooral bij leeftijden vanaf 50 jaar, meer dan de helft partiële of totale rupturen vertoonde van de supraspinatuspees. Een klinisch plus MRI-onderzoek van Frost et al. (15) bij in totaal 73 personen met en zonder impingement, leverde een gelijksoortig verband op tussen leeftijd, de aanwezigheid van cuff-laesies en de afwezigheid van symptomen. Anders gezegd: als iemand een cuff-laesie heeft, wil dat helemaal niet zeggen dat er ook schouderklachten zijn. Wel is de kans zeer groot dat we te maken hebben met een ouder persoon. Acht gezonde proefpersonen, geheel vrij van schouderklachten, onderzocht door Pappas et al. (39) met MRI, vertoonden alle internal impingement in de Hawkins positie en de helft van hen tevens subcoracoidale impingement. De auteurs concluderen dat (internal) impingement een fysiologisch verschijnsel is. In dezelfde zin komen de auteurs overigens vervolgens tot de onbegrijpelijke conclusie dat deze (fysiologische) impingement toch een rol kan spelen bij het ontstaan van cuff-pathologie. Our results confirm the findings of recent skeletal and cadaveric studies, which suggests that internal impingement is elicited by the Neer and Hawkins maneuvers, suggesting that intraarticular contact of the rotator cuff with the glenoid occurs physiologically in normal subjects and may play a role in the development of rotator cuff pathology... (cursivering door ons). Hoe kan iets wat normaal c.q. fysiologisch is, leiden tot pathologie? Ook bij de subcoracoidale impingement van de pees van de m.subscapularis blijkt dat in endorotatiestand van de arm het tuberculum minus altijd contact maakt met het proc. coracoideus (40). Ook deze vorm van impingement is dus een normaal, fysiologisch verschijnsel. Er blijkt dan ook geen verband te zijn tussen de mate van impingement en het bestaan van peesbeschadigingen. Bij de aanwezigheid van partiële of totale rupturen waren de afstanden tussen tuberculum majus en coracoid (gemeten in verschillende rotatiestanden van de arm) groter dan bij macroscopisch gezonde pezen. De mate van impingement was dus omgekeerd evenredig aan de mate van peesbeschadiging (40). ad. 3. Resultaten van operaties en andere therapeutische interventies Bij het beschouwen van de resultaten van subacromiale decompressie c.q. de acromionplastiek volgens Neer (verwijderen van het anterolaterale deel van het acromion), valt op dat de resultaten pas lang na de operatie optreden. Tuoheti et al. (49) melden van vijf patiënten dat deze na gemiddeld 49 maanden klachtenvrij waren, dat is dus ruim vier jaar na de operatie. Een verbetering van ca. 50 naar ca. 90 punten op de Constant-Murley Shoulder Score werd bereikt door Ko et al. (23) na een follow-up van gemiddeld 53 maanden (ca. 4.5 jaar). De Constant Murley Shoulder Score is een scoring-systeem bestaande uit een meting van de pijn (via een Visual Analogue Scale) met een maximum score van 15 punten, een aantal vragen over de ADL met een maximum van 20 punten, het meten van de schouderbewegingen (ROM) met een maximum van 40 punten en een krachtmeting met een maximum van 25 punten. De totaal score bedraagt dus maximaal 100 punten (57). Neer zelf meldt in zijn veel geciteerde artikel (35) dat 39 van de 50 patiënten een satisfactory resultaat hadden (tevreden met de operatie, geen pijn van betekenis, minder dan 20 beperking van de elevatie en 75% van de normale kracht). Dit resultaat werd bereikt na een periode van 1 tot 5 jaar na de operatie. Uit een review-artikel van Stetson et al. (47) blijkt dat ook arthroscopische ingrepen op de korte termijn weinig effect hebben, terwijl op langere termijn (na enkele jaren) de resultaten beter worden. Het is verbazend dat enerzijds verondersteld wordt dat schouderpijn wordt veroorzaakt door botsende structuren (impingement), terwijl anderzijds blijkt dat het opheffen van deze botsingen pas na jaren leidt tot pijnvermindering. Limb (28) stelt in dit verband dat resultaten van een acromioplastiek pas na minimaal een jaar zijn te verwachten en zeker niet binnen 3 maanden. As with most examples of shoulder surgery the results typically improve over a year and for the first 1-3 months the patient may feel little overall benefit from the procedure. Een zo lange tijd tussen operatie en effect doet vermoeden dat wellicht spontaan herstel een rol zou kunnen spelen. Een voorbeeld van spontaan herstel van schouderproblemen is dat van de frozen shoulder. Al in 1978 rapporteerde Grey (17) dat 25 idiopathische frozen shoulders bij 21 patiënten, op 1 schouder na, geheel hersteld waren binnen 2 jaar na het ontstaan. Grey spreekt van een self-limiting condition. Het is niet bekend of dit ook geldt bij impingement. Dodenhoff et al. (11) zijn, ondanks dat zij beamen dat de frozen shoulder vaak vanzelf overgaat, toch voorstanders van manipulatie onder narcose. Ook hierbij zien we een toenemende verbetering in verloop van meer dan 6 maanden na de ingreep. Een voorname uitkomstmaat was de tevredenheid van de patiënten: 94% verklaarde tevreden te zijn met het resultaat van de ingreep. Zonder een maat voor tevredenheid, maar vooral zonder vergelijk met een niet-behandelde controlegroep, is met dergelijk onderzoek weinig te zeggen over de

11 waarde van de manipulatie. (Goede morgen mijnheer Jansen, alles goed? Ja, prima, uitstekend. En met de schouder? Laten we het daar maar niet over hebben). Veel impingement-patiënten herstellen door een conservatieve, fysiotherapeutische behandeling (mobilisaties van het glenohumerale en acromioclaviculaire gewricht, spierversterking etc.) met een gemiddelde verbetering van 20 punten op de Constant-score (9). Dat laatste is wellicht niet een spectaculaire vooruitgang, maar dit resultaat wordt wel al bereikt na 6 maanden in plaats van na vele jaren. Na 12 weken behandeling zien Walther et al. (53) een stijging op de Constant score van 15 punten (van 60 naar 75), hetgeen significant was. Er werden hierbij drie behandelingen vergeleken: 1. Zelf-training: oefeningen met een elastische band (Thera-Band); 5 keer per week gedurende minuten. 2. Conventionele fysiotherapie: rotator-cuff training: 2-3 keer per week 3. Functionele brace: (Coopercare Lastrap) zo lang mogelijk aan, ook s-nachts. Merkwaardigerwijze zorgde de brace-toepassing voor de grootste toename van de spierkracht van de spieren rond de schouder. Dit werd toegeschreven aan reductie van pijn door het toepassen van de brace. Desondanks waren er slechts weinig patiënten die de brace na de periode van 12 weken nog langer wilden dragen. Het voorgaande laat zien dat er een verwarrende hoeveelheid onderzoeksgegevens bestaat, die elkaar deels tegenspreken of elkaar zelfs uitsluiten. In het volgende deel zullen we proberen een alternatieve theorie over het ontstaan van impingement te ontwikkelen, waarbij we ons richten op de kinematische eigenschappen van het glenohumerale gewricht. Impingement als gevolg van een functiestoring van het glenohumerale gewricht In figuur 11 worden de gewrichtsvlakken op de humeruskop en de cavitas glenoidalis getoond. Duidelijk is dat de kop aanzienlijk groter is dan de kom, in een verhouding van ca. 3 : 1 (46). Figuur 11a en b. a en b: Twee voorbeelden van de oppervlakte-verhoudingen verhoudingen van kop en kom van het glenohumerale gewricht. Van een schouderpreparaat is door ons een coupe genomen van humerus en cavitas en wel in het scapulaire vlak (dus loodrecht op de cavitas (figuur 12).

12 Figuur 12a t/m d. a en b: coupes van het glenohumerale gewricht in het scapulaire vlak. In c en d is de richting aangegeven waarin (van een ander preparaat) de coupes zijn vervaardigd. De grijze pijltjes geven de uiterste grenzen van de kraak- beenprofielen aan. Deze twee delen van kop en kom maken contact met elkaar bij het schuin naar voren heffen van de arm, dus in het scapulaire vlak. Het gewrichtskraakbeen op de coupes is intact, omdat gebruik is gemaakt van een nat preparaat. Dat is van belang omdat bij gebruik van gemacereerd bot (dus zonder weke delen) de kop en kom andere kromteverhoudingen bezitten dan bij de aanwezigheid van kraakbeen (46). Daarom zijn gewone röntgenfoto s (waarop het kraakbeen onzichtbaar is) niet bruikbaar om iets te zeggen over de mate van congruentie van kop en kom. De maximaal haalbare bewegingsuitslag in een gewricht hangt af van het verschil in kraakbeenlengten op kom en kom. We verduidelijken dit in figuur 13. Figuur 13. a. Via een raaklijnen constructie wordt het middel del- punt van kop en kom bepaald (hierbij wordt er dus van uit gegaan dat deze profielen cirkelvormig zijn). b. De uiteinden van de kraakbeenprofielen worden verbonden met het middelpunt en de booghoeken van het gewrichtskraakbeen kunnen worden bepaald. In dit preparaat: kop = 160 en kom = 60 c. Het contactpunt en de middelpunten van kop en kom liggen altijd op 1 lijn (anders zou de kop door de kom heen zijn gedraaid, of er geheel los van zijn geraakt). Bovenin het gewricht maken kop en kom geen contact met elkaar (zwarte pijl). d. Ook op de MRI van het glenohumerale gewricht (60) is goed te zien dat de kop en kom bovenin het ge- wricht geen contact maken (zwarte pijl). e. De maximale hoekuitslag is het h verschil van de booghoeken van het kraakbeen op kop en kom. In dit geval = 100.

13 Aan de coupe van het glenohumerale gewricht worden, met behulp van een grafisch computerprogramma, zo nauwkeurig mogelijk raaklijnen getrokken (figuur 13a). Omdat de meetkundige vorm van de kop niet bekend is (later komen we hier op terug) kunnen deze raaklijnen niet analytisch worden bepaald, maar moet dat op het oog gebeuren. Zoals we later zullen zien is de precieze vorm van de kop niet essentieel voor ons betoog. Ter wille van de eenvoud vatten we de kop en kom van het glenohumerale gewricht daarom op als bollen en de coupes dus als (delen van) cirkels. De middelpunten van deze cirkels worden gevonden door op de raaklijnen aan de profielen loodlijnen te construeren. Het snijpunt van deze loodlijnen vormt dan het middelpunt van de, cirkelvormig veronderstelde, profielen. Vervolgens trekken we vanuit het gevonden middelpunt lijnen (de stralen van de cirkel) naar de uiteinden van de kraakbeengrenzen op kop en kom en kunnen daarmee de booghoek van het gewrichtsprofiel bepalen (figuur 13b). De lengte van de profielen (L) kan desgewenst worden gevonden door het product van de lengte van de straal (r) en de booghoek in radialen ( ): L = r.. Bij het gebruikte preparaat blijkt de booghoek van de kop 160 te bedragen en die van de kom 60. De maximale hoekuitslag in het gewricht bedraagt dan het verschil tussen beide booghoeken, ofwel 100 (figuur 13e). Een aardige controle op de voorgaande middelpuntsconstructie is dat in begin- en eindpositie de middelpunten van kop en kom en het contactpunt op 1 lijn liggen (zie figuur 13c en e). Dat moet, in iedere gewrichtspositie, ook zo zijn. Alleen in dat geval raken de beide profielen elkaar in het contactpunt. Als de middelpunten van kop en kom en het contactpunt niet op dezelfde lijn zouden liggen, zijn de profielen door elkaar heen gedraaid of staan geheel los van elkaar. Ook hiervan laten we verder het meetkundig bewijs achterwege. In figuur 13c is tevens goed te zien dat de kop en kom aan de bovenkant van het gewricht geen contact maken. Op een gebruikelijke MRI (60) van het glenohumerale gewricht in dezelfde positie (afhangende arm) is dat eveneens duidelijk te zien (figuur 13d). Het al of niet congruent zijn van kop en kom vormt een kernprobleem bij het analyseren van de kinematische eigenschappen van het glenohumerale gewricht. Ianotti et al. (20) vinden bij anatomisch onderzoek aan 140 schouders (96 schouderpreparaten en 44 levende personen) dat de kromtestraal van de cavitas ca. 2.5 mm groter is dan de kromtestraal van de humeruskop. Kelkar et al. (21) en Bigliani et al. (3) vinden een maximaal verschil van 3.2 mm (kromtestraal van de kom groter dan die van de kop) bij een gemiddeld verschil van 1.7 mm. McPherson et al. (31) vinden eveneens dat de humeruskop meer gekromd is dan de kom en dus dat de kromtestraal van de kom groter is dan die van de kop. Ondanks dat Soslowsky et al. (46) gemiddelde waarden aangeven van de kromtestraal van humeruskop en cavitas van resp mm en 26.3 mm, dus een verschil van 0.5 mm, geven de auteurs aan dat de stralen van kop en kom 2 tot 3 mm van elkaar verschillen. Echter, deze verschillen waren gelijk verdeeld over gewrichten waarvan de kop sterker gekromd was dan de kom en gewrichten waarbij het omgekeerde het geval was. De gedachte echter dat van een gewricht de kop minder sterk gekromd is dan de kom, is niet erg waarschijnlijk. Dat zou immers betekenen dat de kop slechts op de randen van de kom steunt (figuur 14). Het kraakbeen dat meer naar het centrum van de kom is gelegen, zou onder die condities nooit worden gebruikt. Het is niet goed denkbaar dat dit kraakbeen zou blijven bestaan. Immers, wanneer kraakbeen niet wordt belast, wordt het arthrotisch (43). Tevens zouden de randbelastingen van het gewricht zeer hoog oplopen en tenslotte zou het gewricht volkomen instabiel zijn bij dit balanceren op de rand. De gedachte dat deze vorm van discongruentie goed gemaakt zou kunnen worden door vervorming van het kraakbeen is ook niet erg waarschijnlijk omdat daarmee de smering van het gewricht bemoeilijkt zou worden. Het al of niet congruent zijn van kop en kom hangt tevens samen met de vraag welke vorm de gewrichtsprofielen bezitten. Over het algemeen wordt aangenomen dat de humeruskop (bijna) bolvormig is (21, 32, 48, 51). Een coupe daarvan is dan cirkelvormig.

14 Figuur 14. Denkbeeldige (doch niet erg realistische) situatie waarin de kom sterker gekromd is dan de kop, dus de kromtestraal van de kom kleiner is dan die van de kop. Cirkel-fitting van metingen (dr. G. Elshoud, toenmalig: Biologie, Zoölogie, vakgroep Functionele Morfologie, Rijksuniversiteit Leiden) die wij verrichtten aan een glenohumeraal gewricht lijken daar ook op te wijzen (figuur 15). (Bij een cirkelfitting wordt door een reeks meetpunten zo goed mogelijk een cirkel getrokken met behulp van wiskundige technieken, zoals de kleinste kwadraten methode). Figuur 15. Computerepresentatie epresentatie (G. Elshoud) van metingen aan de cavitas glenoidalis (a) en caput humeri (b) met behulp van een zeer nauwkeurige (mechanische) meetopstelling. Figuur c toont twee voorbeelden waarin door de ver- kregen meetpunten (de driehoekjes) cirkels zijn gefit. De gemeten punten lijken goed samen te vallen met de be- rekende cirkel (getrokken lijn). Cirkel-fitting bij een CT-scan, lijkt eveneens de gedachte te ondersteunen dat de humeruskop cirkelvormig is (figuur 16).

15 Figuur 16. Cirkel irkel-fitting van de humeruskop in een CT-scan. De cirkel lijkt de omtrek van de kop nauwkeurig te volgen. Hoe misleidend cirkel-fitting echter kan zijn, wordt getoond in figuur 17. Figuur 17. a. De onbekende, gemeten curve. b. Bij cirkelfitting lijkt de curve inderdaad sprekend op een cirkel. c. In werkelijkheid is de:onbekende curve afkomstig van een evolvente (een soort spiraal) en wijkt daarmee fundamenteel af van een cirkelvorm. De pijltjes geven het deel van de spiraal aan zoals gebruikt in figuur a. Stel dat de curve in figuur 17a de onbekende, gemeten curve is. In figuur 17b wordt een grafische cirkelfit gedaan. We zien dat de afwijking van de curve met de gefitte cirkel uiterst gering is. In figuur 17c laten we zien dat er in werkelijkheid in het geheel geen sprake was van een cirkel (met dus slechts één vaste kromtestraal) maar van een fundamenteel andere vorm en wel een zogenaamde evolvente (een spiraalvorm met een continu veranderende kromtestraal). Of de kop en kom van een gewricht wel of geen cirkels zijn, is echter helemaal niet de essentie van de kinematische eigenschappen van het glenohumerale gewricht. Het wordt pas een probleem indien gedacht wordt dat een bolvormig of cirkelvormig gewrichtsprofiel uitsluitend om één vaste as door het middelpunt van de bol c.q. cirkel zou kunnen bewegen (48, 51).

16 We proberen dit te verduidelijken in figuur 18. Figuur 18a t/m c.. a, b. Bij draaien om het eigen middelpunt (M) is er sprake van zuiver slippen en dat betekent dat de kop steeds slechts con- tact maakt met één en hetzelfde punt op de kom (P). De vormge- ving van de gehele kom doet hierbij dan ook in het geheel niet ter zake omdat deze immers toch niet gebruikt wordt. De (rest van de) kom zou onvermijdelijk arthrotisch worden c.q. nooit zijn aangelegd. c. Alleen bij zuivere congruentie van kop en kom zouden de vol- ledige kraakbeen beenpro profie fielen op kop en kom met elkaar in contact kunnen komen. Stel dat een cirkelvormige gewrichtskop om zijn middelpunt draait. Welke komvormen zouden daar bij passen? We laten een tweetal voorbeelden zien van verschillend gekromde kommen (figuur 18a en b). Het blijkt dat de vorm van de kom er niets toe doet. In beide gevallen kan immers slechts één punt van de kom (P) contact kan maken met de kop, er is bij draaien om het eigen kromtemiddelpunt (M) namelijk sprake van zuiver slippen. De rest van het kraakbeen op de kom wordt daardoor nooit gebruikt. Dat is uiteraard een niet goed denkbare situatie. Het kraakbeen zou binnen de kortste keren arthrotisch worden, verdwijnen, c.q. nooit zijn aangelegd (43). Uitsluitend bij een precies congruente kom (figuur 18c) zou de gehele kom worden gebruikt bij een beweging van de kop. Vroeger werd lange tijd gedacht dat gewrichten inderdaad bestonden uit congruente gewrichtsprofielen. Deze theorie van de zogenaamde omwentelingslichamen is bedacht en beschreven door Fick in 1911 (in 19). Zelfs een oppervlakkige beschouwing laat al snel zien dat in het overgrote deel van de gewrichten er van congruente profielvormen geen sprake is: knie-, enkel-, elleboog-, vinger-, enkel-, teen- en wervelgewrichten etc. zijn alle duidelijke voorbeelden van niet-congruente gewrichtsvormen. Misleidend is vaak dat de bestaande discongruentie in onze ogen slechts zeer gering is. Een gering verschil in kromtestralen van kop en kom heeft echter belangrijke consequenties voor het bewegingsgedrag. Hierbij speelt een rol dat regelmatig blijkt dat het moeilijk is zich voor te stellen dat een cirkel om een ander punt zou kunnen bewegen dan om het eigen middelpunt. We verduidelijken dit in figuur 19. Bij rotatie van de kop om het aangegeven willekeurig gekozen punt (R) in plaats van om het middelpunt (M), zou bij rotatie naar rechts (figuur 19b) de kop zich direct door de kom boren. Bij rotatie naar de andere kant, om hetzelfde punt, zouden kop en kom ogenblikkelijk geheel van elkaar loskomen (figuur 19c). Dat is echter uitsluitend waar indien voortdurend om deze ene vaste as wordt bewogen. Bij verplaatsende assen, welke helemaal niet samenvallen met het middelpunt, kan de beweging probleemloos verlopen. Om dat te verduidelijken moet echter eerst een belangrijk principe uit de arthrokinematica worden verduidelijkt. Het gaat er hierbij om dat het momentane draaipunt van het gewricht op ieder moment moet liggen op de loodlijn op de gemeenschappelijke raaklijn in het contactpunt. In figuur 19d maken kop en kom contact met elkaar in punt P. In dat punt vallen de raaklijnen aan kop en kom dus samen. Anders zou de kop door de kom heen steken of geheel los zijn van de kom. Wanneer op de loodlijn op deze raaklijn een rotatiecentrum wordt gekozen, kan heel even (in werkelijkheid om een infinitesimale hoek) gedraaid worden, zonder dat de kop zich ogenblikkelijk door de kom boort (figuur 19e) of direct loskomt van de kom (figuur 19f), zoals plaats vindt bij rotatie om een punt dat niet op de loodlijn ligt (figuur 19 a t/m c).

17 Figuur 19a t/m f. a. Uitgangspositie. M = middelpunt van de kop. R = willekeurig gekozen draaipunt (as). b. Bij rotatie naar rechts boort de kop zich direct door de kom. c. Bij rotatie naar links, komt de kop ogenblikkelijk los van de kom. d. De draaiingsas (R) is nu gekozen op de loodlijn op de raaklijn in het t contactpunt (P) (stippellijnen). e. Nu kan de kop (heel even) naar rechts kantelen zonder zich direct door de kom te boren en naar links (f) zonder meteen los te komen. Echter, na een (oneindig) kleine verdraaiing verloopt het contactpunt tussen kop en kom naar rechts. Er is daardoor sprake van een nieuwe raaklijn en dus ook van een nieuwe loodlijn en daardoor de noodzaak voor een nieuw draaipunt op deze nieuwe loodlijn. Door dit te herhalen kan de beweging worden voortgezet om steeds nieuwe draaipunten. Deze verzameling draaipunten heet de centrode. In figuur 20 geven we een voorbeeld. Hierbij maken we gebruik van een computermodel dat werkt met cirkelvormige gewrichtsvormen. De centroden zijn eveneens cirkelvormig en rollen over elkaar af. Op ieder moment draait de kop om het momentane rotatiecentum (R) dat wordt gevormd door het (momentane) contactpunt tussen beide centroden. (Dit programma, Jointsim, is gratis te downloaden op ). Figuur 20. M1 = middelpunt van de kop. M2 = middelpunt van de kom. C1 = centrode van de kop. C2 = centrode van de kom. R = momentane rotatiecentrum. P = momentane contactpunt tussen kop en kom. C1 zit vast aan de kop. C2 zit vast aan de kom. C1 en C2 zijn precies even groot en rollen over elkaar af: C1 rolt naar rechts over C2. De kop beweegt hierbij ten opzichte van de kom door een combinatie van rollen naar rechts en gelijktijdig schuiven naar links. Er is dus sprake van een zekere mate van slip. Op ieder moment liggen M1, M2, en R op de loodlijn op de gemeenschappelijke raaklijn in het contactpunt P.

18 Als de kop en kom van een gewricht volledig congruent zouden zijn en (dus) zouden roteren om het middelpunt van de kop, zou er tijdens een rotatie van de kop géén verplaatsing (kunnen) optreden van dit middelpunt van de kop ten opzichte van de kom. Wanneer kop en kom níet congruent zijn en tevens bewegen om zich verplaatsende, momentane draaiingsassen (zoals in figuur 20), verplaatst het middelpunt van de kop wèl ten opzichte van de kom. We geven dit weer in figuur 21. Figuur 21. a. Bij congruente gewrichtsvormen is er geen verplaatsing mogelijk van het kromtemiddelpunt van de kop. b. Bij discongruente gewrichtsvor vormen èn bewegen om zich verplaatsende, momentane draaiingsassen (zoals in figuur 20) is er wèl verplaatsing van het kromtemiddelpunt van de kop ten opzichte van de kom. Bij het glenohumerale gewicht blijkt uit onderzoek dat het centrum van de kop naar craniaal verplaatst tijdens elevatie van de arm (3, 16, 18, 21, 37, 55). Dit betekent dus dat de kop en de kom van het gewricht níet congruent zijn en dat de humeruskop níet roteert om zijn kromtemiddelpunt. De grootte van de verplaatsing van de kop (eigenlijk, van het het kromtemiddelpunt van de kop) is slechts gering. Waarden van minder dan 1 mm (55) tot ca. 2.9 mm (3, 21, 37) worden gevonden. Andere auteurs vinden tussenliggende waarden (16, 18). Let wel, in alle gevallen was er sprake van metingen aan ongestoorde schouders. Bij metingen aan schouders waarbij sprake is van impingement worden geheel andere waarden gevonden. Alvorens daar nader op in te gaan, willen we eerst nog even terugkeren naar de vigerende theoriën over de aetiologie, de oorzaak, van impingement. Enerzijds wordt aangegeven dat de subacromiale ruimte (de supraspinatus outlet) primair kleiner wordt, met inklemming als gevolg. Anderzijds wordt ook gespeculeerd dat de weke delen in de subacromiale ruimte primair dikker worden, met eveneens impingement als gevolg. Er is echter nog een derde mogelijkheid. De subacromiale ruimte kan verkleind worden ten gevolge van een veranderde beweging van de humeruskop. Immers, indien de humeruskop tijdens elevatie van de arm meer naar craniaal zou verplaatsen, wordt de subacromiale ruimte hierdoor kleiner. Enkele auteurs noemen dit ook als mogelijkheid (25, 32, 33). Meestal wordt hierbij gedacht aan instabiliteit. Een dergelijke grotere verplaatsing van een gewrichtskop, bij een zelfde hoekstand, kan echter ook ontstaan indien de verzameling momentane draaipunten, de centrode, van dat gewicht, dichter bij de gewrichtsspleet komt te liggen. Een veranderde ligging van de centrode wordt op haar beurt mogelijk bij een afname van de stijfheid van het sturende ligamentaire systeem ten gevolge van absolute of relatieve immobilisatie. In de vorige aflevering van deze rubriek is dit uitvoerig aan de orde gesteld (44). In dit kader zij nog opgemerkt dat het voortdurend maken van één enkele, stereotiepe beweging, zoals bij werpers, onvermijdelijk impliceert dat àndere bewegingen niet of veel minder worden gemaakt. Ook in dat geval is er sprake van een (relatieve) immobilisatie. Wanneer iemand de hele dag in een voorovergebogen houding werk verricht en er ontstaan rugklachten, zal vaak worden gedacht dat de klachten ontstaan door de voorovergebogen positie. Wat dan echter vergeten wordt is dat dit tevens betekent dat iemand de gehele dag niet rechtop staat. En als er één ding duidelijk is, dan is het wel dat immobilisatie, onderbelasting, zeer veel schadelijker is voor het bewegingsapparaat dan véél bewegen. Het principe van de grotere verplaatsing bij een veranderde draaipuntsligging (centroden naar de gewrichtsspleet toe), door ons aangeduid als een functiestoring van een gewricht, wordt getoond in figuur 22.

19 Figuur 22. a. Uitgangspositie ongestoorde si- tuatie. b. Situatie na een rotatie van 50. c. Uitgangspositie van de functie tie- gestoorde situatie. De centroden liggen dichter bij de gewrichts- spleet (zwarte pijltje). d. Bij dezelfde hoekstandverande de- ring als in b (50 ) is de kop verder naar rechts over de kom verplaatst (zwarte pijltjes). Dat komt doordat de rolcomponent van de beweging groter is geworden (c.q. de schuif- component kleiner) door de ver- plaatsing van v de centroden naar de gewrichtsspleet spleet toe. Bij het glenohumerale gewricht zou een dergelijke grotere verplaatsing (naar craniaal) ten gevolge van een functiestoring, onvermijdelijk leiden tot impingement. We verduidelijken dit in figuur 23. Figuur 23. a. Eindpositie in de ongestoorde situatie na 65 abductie. Co = ongestoorde (normale) centrodepositie. b. Eindpositie na dezelfde abductie van 65 als in a. Cf = functiegestoorde centro trode delig ligging. ging. Zowel het kromtemiddelpunt als het tuberculum um majus zijn meer naar craniaal verplaatst (zwarte pijltjes) vergeleken met de situatie in figuur a. Hierdoor ontstaat het fenomeen van impingement. In figuur 23a wordt de ongestoorde situatie getoond. De centrode (gestippelde cirkelboog) ligt vlak bij het middelpunt van de kop. Bij een verplaatsing van deze centrode naar de gewrichtsspleet toe (figuur 23b), neemt de rolcomponent van de beweging toe (c.q.de schuifcomponent af). Bij een zelfde hoek-

20 stand is er dan een grotere verplaatsing naar craniaal opgetreden, dan in de ongestoorde situatie, leidend tot impingement. De verplaatsing is zo te zien niet erg groot, maar daar staat tegenover dat de subacromiale ruimte (de supraspinatus outlet) erg klein is. Volgens Meskers (32) is de hoogte van de subacromiale ruimte gemiddeld 6.9 mm. Het in de subacromiale ruimte gelegen weefsel is sterk waterhoudend en daardoor niet gemakkelijk samendrukbaar. Daarom zou de druk in de subacromiale ruimte theoretisch relatief veel toenemen bij zelfs een geringe verplaatsing. Op verschillende manieren is gepoogd krachten c.q. drukken te meten onder het acromion. De gevonden waarden worden in de literatuur in verschillende grootheden weergegeven: Newton (N), (Mega) Pascal (MPa) en Atmosfeer c.q. mm Hg. Het verband tussen deze eenheden is als volgt: 1 kgf = 10 N 1 Pa = 1 N/m 2 = kgf/cm 2 1 MPa = 10 6 Pa = 10 kgf/cm 2 1 Atmosfeer = 760 mm Hg = Pa, afgerond Pa = 1kgf/cm 2 Door Yanai et al. (56) werden bij gezonde proefpersonen, met behulp van een combinatie van echoscopie en rekenmodellen, in 90 abductie c.q. 90 anteflexie, beide met maximale endoroatie, krachten gevonden van gemiddeld 2 kgf. In de anatomische positie was er slechts een drukkracht van minder dan 0.3 kgf. Eveneens bij gezonde schouders verkregen Werner et al. (54) via directe subacromiale drukmetingen met behulp van een drukgevoelige catheter waarden van 58.2 mm Hg (bij 60 abductie) tot 67 mm Hg (bij 90 abductie). Ter vergelijk: bij 0 abductie was de druk 17.5 mm Hg. Deze drukken tijdens abductie zijn ongeveer gelijk aan de pompdruk die bij arthroscopische operaties gebruikt wordt om het bloeden te stelpen en daarmee een beter zicht te verkrijgen. De druk van 67 mm Hg komt overeen met 0.9 kgf/cm 2. Vergelijk met het vorige onderzoek (van Yanai) is niet goed mogelijk omdat daar de waarden werden uitgedrukt als kracht (kgf), terwijl door Werner druk werd gemeten (mm Hg c.q. kgf/cm 2 ). Als we de grootte van het contact bij Yanai op 1 cm 2 veronderstellen, wordt dus ongeveer de helft van de druk gemeten vergeleken met Werner. Dat komt wellicht doordat Yanai de arm in maximale endorotatie hield, terwijl door Werner de arm in neutrale rotatie werd gehouden. Een ander (ingewikkeld) onderzoek van Luo et al. (29), dat bestond uit een 2-dimensionaal eindige elementen model, gecombineerd met MRI voor het bepalen van de topografische relaties van pees en humeruskop, en een nagebootste impingement, leverde zeer hoge hydrostatische drukken op in de pees van de M. supraspinatus. Drukken tot 10 MPa werden gemeten. Dit komt overeen met 100 atmosfeer ofwel mm Hg en dat is dus ruim 1000 keer zo hoog als de druk zoals gemeten door Werner. Het hangt er bij dit soort onderzoek natuurlijk maar vanaf met hoeveel kracht de spieren (of de onderzoekers) de humeruskop in de impingementpositie trekken. Dat tussen twee voorwerpen contact bestaat, zegt op zich niets over de grootte van de krachten in het contactpunt. Ik kan met hoge snelheid op de fiets langs een rij bomen rijden en bij elke boom m n hand zo zacht als een vlinder tegen de boom aan vlijen (kent U dat spelletje?). Ik kan natuurlijk ook even niet opletten en dan slaat m n hand met geweld tegen de boom en heb ik een fractuur. In beide gevallen is er sprake van contact. Directe subacromiale drukmetingen door Nordt (36) bij 25 patiënten met impingement met behulp van een drukgevoelige catheter tijdens een operatie waarbij een acromioplastiek werd gedaan, zowel voor als na de ingreep, leverden vóór de acromioplastiek drukken op van 35.6 mm Hg op bij 90 abductie. Dit is beduidend lager dan de druk van 67 mm Hg die door Werner op gelijksoortige wijze werd gemeten bij personen die geen enkel teken van impingement hadden. Ná de acromioplastiek daalde in dezelfde positie de druk naar 7.8 mm Hg. Tevens bleek dat, in 90 abductie, de druk bij endorotatie van de arm altijd daalde en bij exorotatie steeg. Erg duidelijk zijn de hier besproken drukmetingen dus niet. Maar de toegenomen druk is ook niet de essentie van het betoog. Dat hangt immers, zoals gezegd af van de kracht die de onderzoeker (of de patiënt) uitoefent tijdens de metingen. Primair staat de vraag of de kop bij personen met impingement inderdaad meer naar craniaal verplaatst dan bij mensen zonder schouderproblemen. Dit nu blijkt uit onderzoek inderdaad het geval te zijn. Yamaguchi et al. (55) bepaalden met behulp van x-foto s en een grafische methode de positie van de humeruskop tijdens actieve abductie bij gezonde proefpersonen, bij personen met rotator-cuff rupturen die desondanks géén klachten hadden en bij personen met rotator-cuff rupturen die wèl klachten

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp. 315 322)

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp. 315 322) Auteur(s): Titel: A. Lagerberg De beperkte schouder. Functie-analyse van het art. humeri met behulp van een röntgenfoto Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 315-322 Deze

Nadere informatie

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel)

Diagnostiek aan de schoudergordel. Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel) Diagnostiek aan de schoudergordel Model orthopedische geneeskunde ( James Cyriax) (Dos winkel) Doorsnede art. humeri bicepspees, loopt door bovenkant van kapsel en voorkomt inklemming van kapsel in gewrichtsspleet

Nadere informatie

Rotator cuff impingement. Beate Dejaco-Lanz Sportfysiotherapeute MSc Orthopedisch manueel therapeute Sport Medisch Centrum Papendal

Rotator cuff impingement. Beate Dejaco-Lanz Sportfysiotherapeute MSc Orthopedisch manueel therapeute Sport Medisch Centrum Papendal Rotator cuff impingement Beate Dejaco-Lanz Sportfysiotherapeute MSc Orthopedisch manueel therapeute Sport Medisch Centrum Papendal introductie definitie impingement classificatie impingement diagnostiek

Nadere informatie

Verdiepingsmodule. Vaardigheid schouderonderzoek. Schoudersklachten: Vaardigheid schouderonderzoek. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur

Verdiepingsmodule. Vaardigheid schouderonderzoek. Schoudersklachten: Vaardigheid schouderonderzoek. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur Schoudersklachten: 1. Toelichting Deze verdiepingsmodule is gebaseerd op de NHG Standaard van oktober 2008 (tweede herziening). De anatomie van de schouder is globaal wel bekend bij de huisarts. Veelal

Nadere informatie

Lichamelijk onderzoek

Lichamelijk onderzoek Hoofdstuk 3 Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek omvat de volgende onderdelen: -- inspectie in rust -- passief en actief uitgevoerd onderzoek naar de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom,

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2012-2013 Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van den Abbeele Met

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp ) Auteur(s): P. van der Meer, H. van Holstein Titel: Meten van de heupadductie Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 206-216 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Orthopedie Arthroscopische subacromiale decompressie van de schouder (Neerplastiek)

Orthopedie Arthroscopische subacromiale decompressie van de schouder (Neerplastiek) Orthopedie Arthroscopische subacromiale decompressie van de schouder (Neerplastiek) Inleiding Uw orthopedisch chirurg heeft u geadviseerd om uw schouderklachten operatief te behandelen met behulp van een

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2011-2012 Skillslabteam : Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van

Nadere informatie

Arthroscopische subacromiale decompressie van de schouder (Neerplastiek) Inleiding

Arthroscopische subacromiale decompressie van de schouder (Neerplastiek) Inleiding Arthroscopische subacromiale decompressie van de schouder (Neerplastiek) Inleiding Uw behandelend arts heeft u geadviseerd om uw schouderklachten operatief te behandelen met behulp van een kijkoperatie

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20e jrg 2002, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20e jrg 2002, no. 6 (pp ) Auteur(s): C. Riezebos Titel: Beweging, beperking en mobilisatie van het patellofemorale gewricht Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 340-361 Deze online uitgave mag, onder

Nadere informatie

SAMENVATTING. Schouder pijn na een beroerte.

SAMENVATTING. Schouder pijn na een beroerte. SAMENVATTING Schouder pijn na een beroerte. Schouderpijn na een beroerte is een veelvoorkomend bijverschijnsel bij patiënten met een hemiplegie (halfzijdige verlamming) en het voorkomen ervan wordt geschat

Nadere informatie

SNT KLINISCHE TESTS. Dia 1 / 64

SNT KLINISCHE TESTS. Dia 1 / 64 SNT KLINISCHE TESTS Tests letsels rotator cuff (lag tests): dia s 2 9. Tests scapula diskinesie: dia s 10-14. (Klassieke) Tests bij impingement: dia s 15 28. Tests voor lengte dorsale kapsel: dia s 29

Nadere informatie

REVALIDATIESCHEMA SCHOUDER

REVALIDATIESCHEMA SCHOUDER REVALIDATIESCHEMA SCHOUDER DECOMPRESSIE CUFF HECHTING BANKART EN LATARJET HECHTING SCHOUDERPROTHESE DOEL Goed functionerende, pijnvrije schouder via een schema volgens fases met vooropgestelde milestones

Nadere informatie

Arthroscopische neerplastiek. Orthopedie

Arthroscopische neerplastiek. Orthopedie Arthroscopische neerplastiek Orthopedie Inhoudsopgave Inleiding...4 De schouder...4 Behandeling...6 Diagnose en onderzoek...6 De operatie...7 Mogelijke complicatie...8 Anesthesie (verdoving)...9 De eerste

Nadere informatie

VERSUS, Tijdschrift voor fysiotherapie, 20e jaargang 2002, no.1(3-17)

VERSUS, Tijdschrift voor fysiotherapie, 20e jaargang 2002, no.1(3-17) Auteur(s): Henk van Holstein; Paul van der Meer Titel: Mobiliteit en Mobilisatie van het Art. Acromioclavicularis Jaargang:20 Jaartal:2002 Nummer:1 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag,

Nadere informatie

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN Wietske Wind Thom van der Sloot WIE ZIJN WIJ WIETSKE WIND DOCENTE CIOS HEERENVEEN OPLEIDER SPORTMASSAGE/VERZORGING 1997 SPORTMASSEUR SINDS 1995 THOM vd SLOOT Ex DOCENT

Nadere informatie

De schouder. Dirk van Oostveen Orthopaedisch chirurg. Jeroen Bosch Ziekenhuis Orthopedie en Traumatologie s-hertogenbosch

De schouder. Dirk van Oostveen Orthopaedisch chirurg. Jeroen Bosch Ziekenhuis Orthopedie en Traumatologie s-hertogenbosch De schouder Dirk van Oostveen Orthopaedisch chirurg Jeroen Bosch Ziekenhuis Orthopedie en Traumatologie s-hertogenbosch DE Schouder? Aandoeningen Traumatologische afwijkingen fracturen Instabiliteit

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. De Fysiotherapeutische behandeling bij de primaire frozen shoulder

Hoofdstuk 6. De Fysiotherapeutische behandeling bij de primaire frozen shoulder Hoofdstuk 6 De Fysiotherapeutische behandeling bij de primaire frozen shoulder Bij het ontwikkelen van de therapie voor patiënten met een frozen shoulder is uitgegaan van de hypothese dat bij de primaire

Nadere informatie

Schouderproblemen te boven Rotator Cuff Laesies. R Corveleijn Orthopedisch Chirurg

Schouderproblemen te boven Rotator Cuff Laesies. R Corveleijn Orthopedisch Chirurg Schouderproblemen te boven Rotator Cuff Laesies R Corveleijn Orthopedisch Chirurg M. Supraspinatus M. Infraspinatus M. Subscapularis M. Teres minor Rotatorcuff Functie rotatorcuff Mobiliteit elevatie rotaties

Nadere informatie

Update schouderpathologie 2013

Update schouderpathologie 2013 Update schouderpathologie 2013 Symposium orthopedie Sint-Truiden 30 november 2013 Echografie: Sherpa van de eerste lijn Stefaan Verhamme Symposium orthopedie: update schouderchirurgie 2013 Anatomie Beenderige

Nadere informatie

Impingement van de schouder

Impingement van de schouder Impingement van de schouder anatomie pathofysiologie diagnostiek behandeling conclusie Peer Poelmann Anatomie Ossaal Musculair Gewricht Anatomie Ossaal Musculair Gewricht posterieur zij aanzicht Anatomie

Nadere informatie

I. BEWEGI GE E ASSE STELSELS

I. BEWEGI GE E ASSE STELSELS I. BEWEGI GE E ASSE STELSELS Beweging is relatief. Beweging is een positieverandering van "iets" ten opzichte van "iets anders". Voor "iets" kan van alles worden ingevuld: een punt, een lijn, een vlak

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 6 (pp ) Auteur(s): S. Leseman, H. Faber Titel: De effekten van lenigheidstraining op gewrichten Jaargang: 8 Jaartal: 1990 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 301-314 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012

Luxaties van schouder elleboog en vingers. Compagnonscursus 2012 Luxaties van schouder elleboog en vingers Compagnonscursus 2012 De schouder - Epidemiologie Meest gedisloceerde gewricht: NL 2000/jaar op SEH 45% van alle luxaties betreffen schouder 44% in de leeftijdsgroep

Nadere informatie

Sport-Fysiotherapie R. de Vries en Medische Trainings Therapie

Sport-Fysiotherapie R. de Vries en Medische Trainings Therapie Sport-Fysiotherapie R. de Vries en Medische Trainings Therapie Kerkweg 45a 4102 KR Zijderveld Telefoon 0345-642618 Fax 0345-641004 E-mail vriesfysio@planet.nl Internet www.fysiodevries.nl/ Frozen shoulder

Nadere informatie

Schouderdecompressie

Schouderdecompressie Schouderdecompressie Open schouder decompressie. Uw behandelend arts heeft u geadviseerd uw schouderklachten operatief te behandelen. Uw klachten ontstaan door inklemming van een pees (supraspinatuspees)

Nadere informatie

Schouderpathologie voorde huisarts

Schouderpathologie voorde huisarts Schouderpathologie voorde huisarts Linda Cervenka Ellen de Wit Ron Onstenk April 2012 Schouderklachten?? Nekklachten Radiculaire klachten CTS Infectieus Polymyalgia Schouder/POB klachten Gecombineerd Schouder

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20 e jrg 2002, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 20 e jrg 2002, no. 6 (pp ) Auteur(s): A. Lagerberg Titel: Bewegen is relatief Jaargang: 20 Jaartal: 2002 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

Het Rotatievlak een platte oplossing voor een ruimtelijk probleem Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers:

Het Rotatievlak een platte oplossing voor een ruimtelijk probleem Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): Titel: Faber H, Lagerberg A Het Rotatievlak een platte oplossing voor een ruimtelijk probleem Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 329-353 Deze online uitgave

Nadere informatie

I. B E W E G I G E E A S S E S T E L S E L S

I. B E W E G I G E E A S S E S T E L S E L S I. B E W E G I G E E A S S E S T E L S E L S Beweging is relatief. Beweging is een positieverandering van "iets" ten opzichte van "iets anders". Voor "iets" kan van alles worden ingevuld: een punt, een

Nadere informatie

Schouderdecompressie en/of behandeling cuff ruptuur

Schouderdecompressie en/of behandeling cuff ruptuur Schouderdecompressie en/of behandeling cuff ruptuur Uw behandelend arts heeft u geadviseerd uw schouderklachten operatief te behandelen. U hebt klachten in uw schouder en bovenarm die ontstaan door het

Nadere informatie

Schouderprothese. Orthopedie. Oorzaken van de klachten. Artrose. Reuma. Fracturen. Onherstelbare rotator cuff-scheuren. Anatomie van de schouder

Schouderprothese. Orthopedie. Oorzaken van de klachten. Artrose. Reuma. Fracturen. Onherstelbare rotator cuff-scheuren. Anatomie van de schouder Orthopedie Schouderprothese Bij slijtage van de schouder kan het schoudergewricht worden vervangen door een prothese. Wat zijn de oorzaken van de klachten en welke soorten prothesen kunnen worden ingezet.

Nadere informatie

Hevige pijn ter hoogte van de schoudertop als gevolg van een forse schouderduw, bij een 23-jarige topvoetballer

Hevige pijn ter hoogte van de schoudertop als gevolg van een forse schouderduw, bij een 23-jarige topvoetballer 9 2 Hevige pijn ter hoogte van de schoudertop als gevolg van een forse schouderduw, bij een 23-jarige topvoetballer Dos Winkel en Koos van Nugteren Introductie Het verhaal van een topvoetballer met acute

Nadere informatie

Doorbewegen van de schouder onder narcose. afdeling Fysiotherapie

Doorbewegen van de schouder onder narcose. afdeling Fysiotherapie 00 Doorbewegen van de schouder onder narcose afdeling Fysiotherapie 1 Wat is 'doorbewegen van de schouder onder narcose'? Doorbewegen van de schouder wil zeggen dat een gespecialiseerd fysiotherapeut,

Nadere informatie

Het op eenduidige wijze uitvoering geven aan de postklinische fysiotherapeutische behandeling na stabilisatie van de schouder volgens Latarjet.

Het op eenduidige wijze uitvoering geven aan de postklinische fysiotherapeutische behandeling na stabilisatie van de schouder volgens Latarjet. Versie 2017 POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIEPROTOCOL NA SCHOUDERSTABILISATIE VOLGENS LATARJET 1. Doel Het op eenduidige wijze uitvoering geven aan de postklinische fysiotherapeutische behandeling

Nadere informatie

De schouder. Anatomie De schouder bestaat uit 3 botstukken: - het schouderblad met de schouderkom - de bovenarm met schouderkop - het sleutelbeen

De schouder. Anatomie De schouder bestaat uit 3 botstukken: - het schouderblad met de schouderkom - de bovenarm met schouderkop - het sleutelbeen De schouder De schouder is een relatief complex gewricht. De vorm van het gewricht laat het toe om onze arm in alle richtingen te bewegen. Zolang alle componenten normaal functioneren kan de schouder perfect

Nadere informatie

Schouderprothese. De schouder

Schouderprothese. De schouder Schouderprothese De schouder De schouder is een van de meest beweeglijke gewrichten in ons lichaam. Het schoudergewricht verbindt de bovenarm met de romp. Het is een kogelgewricht waarbij de bol (humeruskop)

Nadere informatie

NVAB Richtlijn Klachten aan Arm, Nek of Schouder. Werk en KANS. 11-5-2015 Hoge School Leiden. Dr. Leo. A.M. Elders

NVAB Richtlijn Klachten aan Arm, Nek of Schouder. Werk en KANS. 11-5-2015 Hoge School Leiden. Dr. Leo. A.M. Elders NVAB Richtlijn Klachten aan Arm, Nek of Schouder 1 11-5-2015 Hoge School Leiden Dr. Leo. A.M. Elders Werk en KANS Tel: 06-55741585 E-mail: info@nvka.nl Inhoud presentatie Schouderklachten /SAPS Epidemiologie

Nadere informatie

snijlijn snijlijn Hebt u nog vragen? Artrose in de schouder Maak meer wetenschappelijk onderzoek mogelijk Wat is artrose?

snijlijn snijlijn Hebt u nog vragen? Artrose in de schouder Maak meer wetenschappelijk onderzoek mogelijk Wat is artrose? Schouderartrose Artrose in de schouder Bij schouderartrose is er sprake van slijtage in het schoudergewricht. Pijn in de schouder, voortdurend aanwezig of alleen als u uw arm wilt bewegen, kan wijzen op

Nadere informatie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Instabiliteit van de schouder

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Instabiliteit van de schouder Instabiliteit van de schouder INSTABILITEIT VAN DE SCHOUDER Inleiding De schouder is een zeer beweeglijk gewricht. De kom is klein en vlak en de kop relatief groot, zodat grote bewegingsuitslagen mogelijk

Nadere informatie

Arthroscopische Stabilisatie (Bankart herstel)

Arthroscopische Stabilisatie (Bankart herstel) Labrum scheuren Het schoudergewricht wordt gezien als een kop en kom gericht. De kom (cavitas glenoidalis) hiervan is zeer oppervlakkig en smal en bedekt slechts een derde van de kop (humeruskop). De kom

Nadere informatie

Samenvatting en Beantwoording van de vragen. Frankrijk, in 1985, is een nieuw tijdperk ontstaan voor de behandeling van patiënten met een

Samenvatting en Beantwoording van de vragen. Frankrijk, in 1985, is een nieuw tijdperk ontstaan voor de behandeling van patiënten met een 1 Samenvatting en Beantwoording van de vragen Met de introductie van de Delta TM omgekeerde schouder prothese door Grammont uit Dijon, Frankrijk, in 1985, is een nieuw tijdperk ontstaan voor de behandeling

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 22 e jrg 2004, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 22 e jrg 2004, no. 2 (pp ) Auteur(s): F. van de Beld Titel: De excentrische crank Jaargang: 22 Jaartal: 2004 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 79-89 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Schouderimpingement. Productplan FNN. FysioNetwerk Nederland, versie

Schouderimpingement. Productplan FNN. FysioNetwerk Nederland, versie Productplan Schouderimpingement FNN. FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doelgroep en doelstellingen 3. Programma 4. Vergoeding FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009

Nadere informatie

Lieven De Wilde, MD, PhD Alexander Van Tongel, MD Department of Orthopedic Surgery Gent University Hospital

Lieven De Wilde, MD, PhD Alexander Van Tongel, MD Department of Orthopedic Surgery Gent University Hospital Klinisch onderzoek van de schouder Lieven De Wilde, MD, PhD Alexander Van Tongel, MD Department of Orthopedic Surgery Gent University Hospital Klinisch onderzoek van de schouder 12 stappen Stap 1: Anamnese

Nadere informatie

DUO-dagen Injectie-technieken Orthopedisch chirurgen IJsselland Ziekenhuis

DUO-dagen Injectie-technieken Orthopedisch chirurgen IJsselland Ziekenhuis DUO-dagen 2016 Injectie-technieken Orthopedisch chirurgen IJsselland Ziekenhuis Disclosures Disclosure belangen sprekers orthopedie: Presentatie: injectie technieken Geen potentiële belangenverstrengeling

Nadere informatie

POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIEPROTOCOL HEMI-/TOTALE SCHOUDERPROTHESE (TSP)

POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIEPROTOCOL HEMI-/TOTALE SCHOUDERPROTHESE (TSP) VERSIE JANUARI 2017 POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIEPROTOCOL HEMI-/TOTALE SCHOUDERPROTHESE (TSP) 1. Doel Het op eenduidige wijze uitvoering geven aan de postklinische fysiotherapeutische behandeling

Nadere informatie

AXIOMA S FUNCTIONELE MORFOLOGIE

AXIOMA S FUNCTIONELE MORFOLOGIE De wetenschap van de relaties tussen vormen en functies van levende organismen Het verband tussen structuur en functie is de sleutel voor het begrijpen van levende systemen AXIOMA S FUNCTIONELE MORFOLOGIE

Nadere informatie

(2016.1) Schouder: Secundair Impingement-syndroom

(2016.1) Schouder: Secundair Impingement-syndroom (2016.1) Schouder: Secundair Impingement-syndroom Instituut: Sportrevalidatie Hilversum Verwijzer: Alle verwijzers Periode: 1-1-2016 t/m 31-12-2017 Fysiotherapeut: Alle fysiotherapeuten Inleiding Dit rapport

Nadere informatie

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE. Schouder impingement. (Inklemming schouder)

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE. Schouder impingement. (Inklemming schouder) PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE Schouder impingement (Inklemming schouder) Algemeen Er is bij u schouder impingement vastgesteld. Aan de hand van deze folder krijgt u informatie over de schouder, de oorzaak,

Nadere informatie

Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers: 299-307 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

Arm uit de kom. Hoe werkt de schouder?

Arm uit de kom. Hoe werkt de schouder? Arm uit de kom Schouderluxatie is het uit de kom gaan van de bovenarm. Dat betekent dat het bovenarmdeel van het schoudergewricht niet meer op zijn plaats zit in de schouderkom. De bovenarm kan gedeeltelijk

Nadere informatie

Schouderletsels (Dr. W.J. Willems, Orthopedisch chirurg, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam)

Schouderletsels (Dr. W.J. Willems, Orthopedisch chirurg, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam) Schouderletsels (Dr. W.J. Willems, Orthopedisch chirurg, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam) Schouderklachten vormen een steeds groter aandeel van de klachten van het bewegingsapparaat. Deels wordt

Nadere informatie

Wat zorgt voor de stabiliteit? Instabiliteit ontstaat wanneer er iets mis met het actieve of passieve systeem.

Wat zorgt voor de stabiliteit? Instabiliteit ontstaat wanneer er iets mis met het actieve of passieve systeem. (In-) Stabiliteit Inleiding Wat is instabiliteit? Instabiliteit van het schoudergewricht houdt in dat de weefsels in en rond de schouder niet in staat zijn de kop van de bovenarm op een juiste manier in

Nadere informatie

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN.

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Voorjaar 2015, BLOK 2, door: Gerard Koel. SNT KLINISCHE TESTS Tests letsels rotator cuff (lag tests): dia s 3 11. Tests scapula / GH

Nadere informatie

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Nadere informatie

Palpatie. De pijnlijke schouder: Klinisch onderzoek en infiltraties. Inspectie v. d. Schouder. Passieve R.O.M. Horizontale Adductie

Palpatie. De pijnlijke schouder: Klinisch onderzoek en infiltraties. Inspectie v. d. Schouder. Passieve R.O.M. Horizontale Adductie Hoe aanpakken als HA? De pijnlijke schouder: Klinisch onderzoek en infiltraties Dr. Carl Dierickx Dienst Orthopedie V.J.Z. Hasselt Klinisch onderzoek : SEE, MOVE, FEEL Infiltratie technieken : Theorie

Nadere informatie

Incidentie en prognostische factoren van postoperatieve frozen shoulder na schouderoperaties. Rinco Koorevaar

Incidentie en prognostische factoren van postoperatieve frozen shoulder na schouderoperaties. Rinco Koorevaar Incidentie en prognostische factoren van postoperatieve frozen shoulder na schouderoperaties Rinco Koorevaar Doel van schouderoperaties: afname pijn toename functie goede stabiliteit geen complicaties

Nadere informatie

Rotator cuff scheur. De meeste scheuren treden op in de supraspinatus maar andere delen van de pees kunnen ook zijn aangedaan.

Rotator cuff scheur. De meeste scheuren treden op in de supraspinatus maar andere delen van de pees kunnen ook zijn aangedaan. Rotator Cuff Scheur Rotator cuff scheur Inleiding Een rotator cuff scheur is een vaak voorkomende oorzaak van pijn en ongemak in de schouder bij een volwassene. De rotator cuff bestaat uit 4 spieren en

Nadere informatie

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas Amstelveen, 29 april 2017 Beste collega s In juni gaan we met het schoudernetwerk weer naar de snijzaal. Om deze sessie goed voor te bereiden een kleine opfrissing van de anatomie middels deze mailronde.

Nadere informatie

POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIE PROTOCOL NA ARTHROSCOPISCH HECHTEN SLAP-LAESIE SCHOUDER

POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIE PROTOCOL NA ARTHROSCOPISCH HECHTEN SLAP-LAESIE SCHOUDER Versie 2017 POSTKLINISCH FYSIOTHERAPEUTISCH REVALIDATIE PROTOCOL NA ARTHROSCOPISCH HECHTEN SLAP-LAESIE SCHOUDER 1. Doel Het op eenduidige wijze uitvoering geven aan de postklinische fysiotherapeutische

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 18e jrg 2000, no. 4 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 18e jrg 2000, no. 4 (pp ) Auteur(s): D. Kistemaker Titel: Evenwicht in het gewricht in de close-packed position Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 198-207 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Lichamelijke activiteit is erg belangrijk om de algemene gezondheid van mensen met een dwarslaesie in stand te houden. Door de beperking van de onderste extremiteiten is dit bij mensen met een dwarslaesie

Nadere informatie

Cuff Repair. Orthopedie. Operatie aan het schoudergewricht

Cuff Repair. Orthopedie. Operatie aan het schoudergewricht Orthopedie Cuff Repair Operatie aan het schoudergewricht Inleiding In overleg met uw behandelend arts heeft u besloten tot een operatie aan uw schoudergewricht. Uw behandelend arts en de orthopedie-consulent

Nadere informatie

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Gesloten vragen Functionele Anatomie II Gesloten vragen Functionele Anatomie II 2013-2014 1. Ab- en adductie vindt plaats om een longitudinale as 2. In de anatomische houding is, in het sagittale vlak van de wervelkolom, lumbaal een lordose

Nadere informatie

Inhoudsopgave Titel Schouder, Protocol na bicepstenotomie... 2 Doel... 2 Toepassingsgebied... 2 Werkwijze/ Uitvoering... 2

Inhoudsopgave Titel Schouder, Protocol na bicepstenotomie... 2 Doel... 2 Toepassingsgebied... 2 Werkwijze/ Uitvoering... 2 Inhoudsopgave 1. Titel Schouder, Protocol na bicepstenotomie... 2 2. Doel... 2 3. Toepassingsgebied... 2 4. Werkwijze/ Uitvoering... 2 4.1. Behandeling... 2 4.2. Controle/ Nazorg... 5 1. Titel Schouder,

Nadere informatie

Auteur(s): F. van de Beld Titel: Bekkenkanteling in het frontale vlak als huiswerkoefening Jaargang: 27 Maand: april Jaartal: 2009

Auteur(s): F. van de Beld Titel: Bekkenkanteling in het frontale vlak als huiswerkoefening Jaargang: 27 Maand: april Jaartal: 2009 Auteur(s): F. van de Beld Titel: Bekkenkanteling in het frontale vlak als huiswerkoefening Jaargang: 27 Maand: april Jaartal: 2009 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt

Nadere informatie

Protocol 1 Scopische subacromiale decompressie

Protocol 1 Scopische subacromiale decompressie Protocol 1 Scopische subacromiale decompressie 1. Algemeen Sling: eerste 2 weken. Samenvatting van de prognose betreffende herstel van functies en activiteiten: Wanneer kan ik verwachten Werk onder Functionele

Nadere informatie

Injecties in en rondom grote gewrichten. Bas Knobben Orthopedisch chirurg

Injecties in en rondom grote gewrichten. Bas Knobben Orthopedisch chirurg Injecties in en rondom grote gewrichten Bas Knobben Orthopedisch chirurg Injecties, waarom? Pijnafname Ontstekingsremmend Diagnosticum Waar injecteren? Bursa Peesschede Gewricht Op de pijnlijke plek? Wat

Nadere informatie

Auteur(s): W. Ignatio, M. Zonneveld Titel: De zwaartekrachtgoniometer Jaargang: 4 Jaartal: 1986 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): W. Ignatio, M. Zonneveld Titel: De zwaartekrachtgoniometer Jaargang: 4 Jaartal: 1986 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): W. Ignatio, M. Zonneveld Titel: De zwaartekrachtgoniometer Jaargang: 4 Jaartal: 1986 Nummer: 6 orspronkelijke paginanummers: 269-277 Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Haags Tijdschrift

Nadere informatie

Disclosure belangen spreker: Gerard Koel

Disclosure belangen spreker: Gerard Koel Disclosure belangen spreker: Gerard Koel (potentiële) belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Sponsoring of onderzoeksgeld Honorarium of andere (financiële)

Nadere informatie

Arm uit de kom / schouderluxatie

Arm uit de kom / schouderluxatie Arm uit de kom / schouderluxatie Orthopedie Beter voor elkaar Arm uit de kom Schouderluxatie is het uit de kom gaan van de bovenarm. Dat betekent dat het bovenarmdeel van het schoudergewricht niet meer

Nadere informatie

Auteur(s): E. Koes Titel: De schouderhoogstand Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): E. Koes Titel: De schouderhoogstand Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): E. Koes Titel: De schouderhoogstand Jaargang: 18 Jaartal: 2000 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 100-113 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden

Nadere informatie

Peesaandoeningen I Inleiding

Peesaandoeningen I Inleiding Peesaandoeningen I Inleiding Wat is een pees? Pezen zorgen voor de aanhechting van een spier op een vast punt in het lichaam. Meestal betreft dit een botstuk. De overgang van de spier naar de pees is geleidelijk

Nadere informatie

Schouderprothesiologie bij een cuff insufficiëntie. Max Hoelen Orthopedisch chirurg Reinier de Graaf Gasthuis

Schouderprothesiologie bij een cuff insufficiëntie. Max Hoelen Orthopedisch chirurg Reinier de Graaf Gasthuis Schouderprothesiologie bij een cuff insufficiëntie Max Hoelen Orthopedisch chirurg Reinier de Graaf Gasthuis klinisch beeld Neer 1983: arthrose ten gevolge van een massale cufflesie: cuff tear arthropathy

Nadere informatie

Verdiepingsmodule. Eerst anatomie kennen, dan injecteren. Eerst anatomie kennen, dan injecteren. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur

Verdiepingsmodule. Eerst anatomie kennen, dan injecteren. Eerst anatomie kennen, dan injecteren. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur 1. Toelichting Deze verdiepingsmodule is gebaseerd op de NHG Standaard M08 Schouderklachten van oktober 2008 (tweede herziening). De anatomie van de schouder is globaal wel bekend bij de huisarts. Veelal

Nadere informatie

Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15

Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15 Auteur(s): Lagerberg A, Riezebos C Titel: Ganganalyse van een poliopatiënt Jaargang: 15 Jaartal: 1997 Nummer: 1 Oorspronkelijke paginanummers: 6-15 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART Opdracht 1 A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris C = caput femoris D = trochanter major E = collum femoris F = M. obturatorius internus

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 16 e jrg 1998, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 16 e jrg 1998, no. 2 (pp ) Auteur(s): Frank van de Beld Titel: De frozen hip Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 97-103 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden

Nadere informatie

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer.

De constructie van een raaklijn aan een cirkel is, op basis van deze stelling, niet zo erg moeilijk meer. Cabri-werkblad Raaklijnen Raaklijnen aan een cirkel Definitie Een raaklijn aan een cirkel is een rechte lijn die precies één punt (het raakpunt) met de cirkel gemeenschappelijk heeft. Stelling De raaklijn

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 6e jrg 1988, no. 2 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 6e jrg 1988, no. 2 (pp ) Auteur(s): A. Lagerberg, C. Riezebos Titel: Schouder subluxatie bij de hemiplegische patiënt Jaargang: 6 Jaartal: 1988 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 72-81 Deze online uitgave mag, onder duidelijke

Nadere informatie

Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers:

Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 147-155 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Artrose in de schouder

Artrose in de schouder Artrose in de schouder Bij schouderartrose is er sprake van slijtage in het schoudergewricht. Pijn in de schouder, voortdurend aanwezig of alleen als u uw arm wilt bewegen, kan wijzen op artrose. Bijkomende

Nadere informatie

De Schouder. Schouderartroscopie en de rotator-cuff. Artrose en breuken. Eenmalige of recidiverende luxatie. Schouder artroscopie.

De Schouder. Schouderartroscopie en de rotator-cuff. Artrose en breuken. Eenmalige of recidiverende luxatie. Schouder artroscopie. De Schouder Schouderartroscopie en de rotator-cuff. Artrose en breuken. Eenmalige of recidiverende luxatie. Schouder artroscopie. Behandeling van de schouder. Pagina 1 van 8 Schouderartroscopie en de rotator-cuff

Nadere informatie

Ligamentaire laesie enkelgewricht

Ligamentaire laesie enkelgewricht Sport-Fysiotherapie R. de Vries en Medische Trainings Therapie Kerkweg 45a 4102 KR Zijderveld Telefoon 0345-642618 Fax 0345-641004 E-mail vriesfysio@planet.nl Internet www.fysiodevries.nl Ligamentaire

Nadere informatie

FUNCTIESTORING VAN GEWRICHTEN

FUNCTIESTORING VAN GEWRICHTEN Functiestoring van gewrichten RSI: een pronatieprobleem FUNCTIESTORING VAN GEWRICHTEN EEN KWANTITATIEF VOORBEELD: DE ELLEBOOG MRC Ulna-Humerus MRC Radius-Humerus T = 330 U = 190 Hoek- uitslag 140 C = 180

Nadere informatie

Versus, Tijdschrift voor Fysiotherapie, 7e jrg 1989, no. 4 (pp )

Versus, Tijdschrift voor Fysiotherapie, 7e jrg 1989, no. 4 (pp ) Auteur(s): C. Riezebos, F. Krijgsman, A. Lagerberg Titel: De effektiviteit van borst- en buikademhaling Jaargang: 7 Jaartal: 1989 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 202-215 Deze online uitgave mag,

Nadere informatie

J.D. Stenvers~ fysiotherapeut W.J. Overbeek~ neuro-radioloog Groningen~ 20 januari 1977.

J.D. Stenvers~ fysiotherapeut W.J. Overbeek~ neuro-radioloog Groningen~ 20 januari 1977. Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met: De Neurochirurgische Universiteitskliniek te Groningen Hoofd: Prof. Dr. J.W.F. Beks. De afdeling Revalidatie van het Academisch Ziekenhuis te Groningen

Nadere informatie

Handout SNT bijeenkomst

Handout SNT bijeenkomst Handout SNT bijeenkomst 01-06-2010. 1. VOORBEELD UIT CONCEPT RICHTLIJNEN. Fysiotherapeuten richtlijn 5: FT na artroscopische hechting van het voor-onderste deel van het labrum. 1. Algemeen Voor doelen

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 25e jrg 2007, no. 6 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 25e jrg 2007, no. 6 (pp ) Auteur(s): H. Faber Titel: Immobilisatie en contracturen: stijve gewrichten, een slap verhaal Jaargang: 25 Jaartal: 2007 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 287-292 Deze online uitgave mag, onder

Nadere informatie

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN.

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Winter, 2014 BLOK 8, door: Gerard Koel. Tendinopathie. Wat verstaan we onder een tendinopathie? Indeling in tendinopathie. 1. Extern

Nadere informatie

Versus, Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 6 (pp )

Versus, Tijdschrift voor Fysiotherapie, 8e jrg 1990, no. 6 (pp ) Auteur(s): C. Riezebos, A. Lagerberg, F. Krijgsman, E. Koes Titel: De gekoppelde schoudergordel Jaargang: 8 Jaartal: 1990 Nummer: 6 Oorspronkelijke paginanummers: 315-347 Deze online uitgave mag, onder

Nadere informatie

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Najaar, SCHcombi 2017 BLOK 5, door: Gerard Koel.

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Najaar, SCHcombi 2017 BLOK 5, door: Gerard Koel. FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Najaar, SCHcombi 2017 BLOK 5, door: Gerard Koel. Inhoud blok 5 : 1. Huiswerkopdracht dagdeel 2: - artikel Haahr: opereren of oefenen?

Nadere informatie

Cervicale wervelkolom vs. schouderklachten. Dr. T. De Vroey Fysische geneeskunde en revalidatie 20 oktober 2018

Cervicale wervelkolom vs. schouderklachten. Dr. T. De Vroey Fysische geneeskunde en revalidatie 20 oktober 2018 Cervicale wervelkolom vs. schouderklachten Dr. T. De Vroey Fysische geneeskunde en revalidatie 20 oktober 2018 Stafleden dienst Fysische Geneeskunde UZA WE HAVE A DREAM That today U op 3 minuten een klinisch

Nadere informatie

Orthopedie. Neerplastiek. Operatieve acromionplastiek volgens Neer

Orthopedie. Neerplastiek. Operatieve acromionplastiek volgens Neer Orthopedie Neerplastiek Operatieve acromionplastiek volgens Neer Inleiding Binnenkort wordt u geopereerd aan uw schouder. In deze folder vindt u informatie over het schoudergewricht, de aanleiding voor

Nadere informatie

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN.

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Najaar 2016, BLOK 2, door: Gerard Koel. SNT KLINISCHE TESTS Tests letsels rotator cuff (lag tests): dia s 3 11. Tests scapula / GH diskinesie:

Nadere informatie

OEFENTHERAPIE ALS CONSERVATIEVE BEHANDELING BIJ SCHOUDERINSTABILITEIT.

OEFENTHERAPIE ALS CONSERVATIEVE BEHANDELING BIJ SCHOUDERINSTABILITEIT. OEFENTHERAPIE ALS CONSERVATIEVE BEHANDELING BIJ SCHOUDERINSTABILITEIT. Dr. Carl Dierickx, dienst orthopaedie Virga-Jesseziekenhuis, Stadsomvaart 11, 35OO Hasselt. Samenvatting : na een korte bespreking

Nadere informatie

Bewerkingen met krachten

Bewerkingen met krachten 21 Bewerkingen met krachten Opgeloste Vraagstukken 2.1. Bepaal het moment van de kracht van 2N uir Fig. 2-3 rond het punt O. Laat de loodrechte OD neer vanuit O op de rechte waarlangs de kracht van 2N

Nadere informatie