def Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 30 juni 2000

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "def0000132 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 30 juni 2000"

Transcriptie

1 def Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 30 juni 2000 Hierbij bied ik u aan, zoals eerder toegezegd de evaluaties van KFOR, SFOR, MAPE, UNIPTF en UNFICYP. Bij deze evaluaties zijn de bevindingen van de Algemene Rekenkamer en het toetsingskader in beschouwing genomen. Het is mijn voornemen evaluaties voortaan op te nemen in de financiële verantwoording nieuwe stijl. De Minister van Defensie, F. H. G. de Grave Bijlage is niet elektronisch beschikbaar 1

2 EVALUATIE KFOR 1999 KOSOVO FORCE Afdeling Evaluaties Defensiestaf juni Inleiding Doelstelling In deze evaluatie wordt de Nederlandse bijdrage aan de Kosovo Force (KFOR) gedurende 1999 beschouwd. Deze bijdrage bestond in feite uit twee verschillende missies in Kosovo (1(NL) Afdeling veldartillerie en 1(NL) Geniehulp bataljon). Het doel van de evaluatie is deze bijdrage kwalitatief te toetsen en op grond daarvan te bezien welke aspecten ten aanzien van planning, voorbereiding en uitvoering van de operatie voor verbetering vatbaar zijn. Daarbij wordt bezien of de voor de eenheden gestelde doelen zijn bereikt. Deze evaluatie heeft betrekking op al deze fasen van de eerste rotatie Nederlandse eenheden (KFOR 1). Opzet van de evaluatie De evaluatie bestaat uit zeven hoofdstukken. Na de inleiding (H1) worden de planning (H2) de voorbereiding (H3), de uitvoering en afronding (H4) en de aansturing, command & control (H5) beschreven. In hoofdstuk 6 volgt de toetsing aan het vigerende beleid. Het laatste hoofdstuk geeft een opsomming van de aanbevelingen en actiepunten, die uit de eerdere hoofdstukken voortvloeien. Het toetsingskader is leidinggevend geweest bij de besluitvorming omtrent en de planning en voorbereiding van de operatie. De elementen daaruit worden, voor zover van toepassing, aangestipt in de beschrijving van de operatie. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn in dit evaluatie verslag verwerkt. De acht aspecten genoemd in het rapport «Leren van vredesoperaties» komen in deze evaluatie aan bod. Achtergrond van de operatie Op 3 juni 1999 werd een diplomatieke doorbraak in het Kosovo conflict bereikt toen Ahtisaari en Tjernomyrdin met Milosevic overeenstemming bereikten over een regeling voor Kosovo. Op 9 juni werd het «Military Technical Agreement» (MTA) ondertekend dat voorzag in de terugtrekking van de Joegoslavische strijdkrachten uit Kosovo. Nadat een begin was gemaakt met deze terugtrekking besloot de SG van de NAVO op 10 juni de luchtacties op te schorten. De weg was vrij voor het aanvaarden van resolutie 1244 door de Veiligheidsraad. Vanaf 12 juni 1999 vond de ontplooiing van KFOR plaats vanuit Macedonië. KFOR had daarbij als taak het waarborgen van vrede en veiligheid in Kosovo en het zorgen voor een terugkeer van de ruim vluchtelingen en ontheemden. Dat betekende dat naast het toezien op en zo nodig afdwingen van het MTA, KFOR een bijdrage diende te leveren aan de humanitaire hulp aan vluchtelingen en de civiele wederopbouw van Kosovo. KFOR verleende tevens steun aan de werkzaamheden van het ICTY en verschafte veiligheid aan Internationale Organisaties (IO) en Non Governmental Organizations (NGO). 2

3 Nederlandse bijdrage Nederland leverde ruim 2000 militairen voor KFOR, 5 procent van de totale omvang van KFOR ( militairen). Als bijdrage aan de operationele bataljons van KFOR leverde Nederland onder meer een afdeling veldartillerie (ca. 800 militairen). Hiervan was reeds een deel al eerder ingezet geweest in Macedonië. Vervolgens werd ingebracht een samengestelde humanitaire eenheid (ca militairen). Het betrof hier transport, pantsergenie, constructiegenie, beveiliging en algemene ondersteuning en een National Support Element. Vervolgens twee eenheden Marechaussee te weten de Brigade Marechaussee (20), belast met de nationale politiezorg ten behoeve van de uitgezonden militair en een MP peloton (22) met als taak verkeersbegeleiding voor zowel NL als andere KFOR eenheden. De Koninklijke Luchtmacht zou eerst voorzien in een drietal CH-47 helikopters tot en met december met circa 80 militairen. Aanvankelijk ontbrak het aan geschikte infrastructuur. Later bleken er (wereldwijd) technische problemen met de «main rotor gear boxes» te zijn, die er de oorzaak van waren, dat alle helikopters van dit type voor inspectie naar Nederland moesten terugkeren. Daardoor bestond de inbreng uiteindelijk uit 4 BO-105 helikopters met 41 personeelsleden. 2. Planning NAVO planning De planning voor KFOR was reeds in 1998 begonnen en resulteerde in het OPLAN van de NAVO, dat het licht zag op 17 februari Aan het plan lag een uitgebreide veiligheids- en risico-analyse ten grondslag. Te verwachten was, dat bij het tot stand komen van een overeenkomst en de daarop volgende terugtrekking van de Servische eenheden, het UCK zou trachten het vacuüm dat kon ontstaan, op te vullen. Dit voorkomen zou een eerste uitdaging zijn voor de KFOR eenheden. Het risico van een (beperkte) confrontatie met leden van het UCK was daarbij niet denkbeeldig. Daarnaast leverde het ontbreken van een bestuurlijke infrastructuur, waaronder rechts,- en wetshandhaving, een risico op. In het gehele inzetgebied was sprake van de aanwezigheid van mijnen en tijdens het luchtoffensief afgeworpen en mogelijk niet geëxplodeerde munitie. Voorts bevonden zich grote hoeveelheden wapens in het gebied en was vooraf moeilijk in te schatten, hoe de diverse groeperingen en individuen onder de bevolking zich ten opzichte van KFOR zouden opstellen. De vernielde infrastructuur vormde een verhoogd risico voor het personeel. Mogelijk vormden de gevolgen van de etnische zuivering (aanwezigheid van lijken en kadavers) een gezondheidsrisico voor de eenheden. Om aan deze risico s het hoofd te bieden en om KFOR voldoende geloofwaardigheid te verstrekken voorzag het plan in de stationering in Kosovo van een substantieel aantal grondtroepen met een robuust karakter teneinde toe te zien op de naleving van een akkoord, dat gesloten zou moeten worden tussen de Servische autoriteiten en de vertegenwoordigers van de bevolking in Kosovo. In een vroeg stadium was reeds humanitaire capaciteit in de plannen opgenomen. Als gevolg van de massale vluchtelingen stroom werd gedurende de luchtacties een grotere behoefte onderkend in de plannen. Vooruitlopend op een positief resultaat van Rambouillet kozen diverse landen ervoor eenheden onder nationaal bevel te positioneren in Macedonië. Nationale planning In de Nederlandse planning is, uitgegaan van een afdeling artillerie voor 3

4 KFOR. Dit was dezelfde afdeling M 109 rijdende artillerie die informeel was aangeboden voor spoor 3 van de Extraction Force. Nederland koos bewust voor deze bijdrage, omdat het NAVO plan voorzag in een robuuste strijdmacht, waarin ook behoefte was aan zware artillerie eenheden. Daarnaast was een volledig opgeleid en inzetbaar infanterie bataljon op dat moment niet beschikbaar. In de afwegingen daaromtrent is de voortgang van de operatie SFOR in Bosnië nadrukkelijk meegenomen, waardoor eenheden, die bestemd waren voor aflossing aldaar als niet beschikbaar voor KFOR werden aangemerkt. Bovendien was er voldoende aanbod van pantser infanterie eenheden door andere landen. In een vroeg stadium heeft Nederland gekozen voor samenwerking binnen KFOR met Duitsland. De Duitse brigade beschikte nog niet over een vuursteun capaciteit. Daarnaast was er de wens om de Duits/Nederlandse samenwerking binnen het Duits/Nederlandse legerkorps uit te breiden naar crisisbeheersingsoperaties. In de planning was voorzien, dat de primaire taak van de Nederlandse artillerie eenheid [1(NL) Afdva] het naar behoefte verlenen van vuursteun voor KFOR was. Gedurende het planningproces werd de kans voor daadwerkelijke inzet van die vuursteun capaciteit gering geacht, zodat het voor de hand lag de afdeling tevens een gebied van verantwoordelijkheid toe te bedelen binnen de «Multi National Brigade South» (MNB-S). Dit stemt overeen met de in de Defensienota neergelegde gedachte, dat Nederlandse eenheden multifunctioneel en flexibel dienen te zijn. Na terugkeer van de vluchtelingen in Kosovo zou humanitaire hulp noodzakelijk zijn. Daarom is besloten het Genie hulpbataljon samen te stellen. Daar er nog weinig gezegd kon worden over de specifieke taakstelling is er bij de planning vanuit gegaan het bataljon een zo breed mogelijke capaciteit te verschaffen. De samenstelling van het 1(NL) Gnhulpbat is daarop gebaseerd. Het Nederlandse aanbod voor twee bataljons gold voor een periode van één jaar. Tevens werd voorzien in een behoefte aan helikopter capaciteit ten behoeve van bevelvoering, liaison en transport. Risico analyse Gedurende de planning is er ook op nationale basis een analyse gemaakt van de risico s waaraan het personeel gedurende inzet mogelijkerwijs zou worden blootgesteld. Dit is gedaan onder verantwoordelijkheid van de CDS met inbreng van de krijgsmachtdelen, de Militaire Inlichtingen Dienst en de Defensiestaf. De hierboven genoemde analyse van NAVO werd daarbij gedeeld. Het opwerkprogramma voorzag in voorbereiding van het personeel op die gevaren. Op grond daarvan werd aan het humanitaire hulpbataljon ter beveiliging een infanterie compagnie toegevoegd. Gezien de samenstelling van KFOR, de beschikbare bewapening en uitrusting en het niveau van gereedheid van de Nederlandse eenheden werden de risico s, mede gelet op de met de operatie te dienen belangen, aanvaardbaar geacht. Juridische aspecten De juridische basis voor deelname aan deze operatie was gelegen in het besluit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, dat op 10 juni 1999 werd genomen (resolutie 1244). Voor de uitvoering van de taak en om adequaat tegen elke dreiging te kunnen optreden, waren voor KFOR Rules of Engagement (ROE) vastgesteld. Deze ROE waren reeds opgenomen in het OPLAN en waren voor alle deelnemers eenduidig en duidelijk. 4

5 Besluitvorming De plannen werden bekrachtigd in het kabinetsbesluit inzake Nederlandse deelname aan KFOR van 10 juni Een dag later wijdde de Kamer een plenair debat aan KFOR en met name de Nederlandse bijdrage hieraan. Zij betuigde unaniem instemming met het besluit van de regering inzake de Nederlandse bijdrage. Van 13 juni tot 10 juli ontplooiden de afdeling veldartillerie en het geniehulpbataljon. Het in Albanië aanwezige helikopterdetachement werd aan het Nederlandse contingent toegevoegd. Operationeel concept Na het tot stand komen van de MTA was het noodzakelijk zo snel mogelijk Kosovo binnen te trekken. Daarbij was het creëren van een veilige omgeving door het herstellen van vrede en veiligheid de primaire taakstelling voor KFOR. Hieraan werd invulling gegeven door middel van een aantal multinationale brigades. Hun militaire presentie diende voldoende bescherming te bieden aan de diverse bevolkingsgroepen en daarbij de voorwaarde te scheppen voor terugkeer van vluchtelingen en wederopbouw van Kosovo. Reeds tijdens de luchtaanvallen waren als vervolg op de Extraction Force een aantal eenheden gereedgesteld in Macedonië. In verband met Force Protection, stonden deze eenheden voor coördinatie onder leiding van de Commandant van het Ace Rapid Reaction Corps. Deze zou tevens belast worden met het bevel over KFOR. Op 12 juni beschikte COMKFOR over 9 bataljons met ondersteunende eenheden. Spoedig daarna werd dit aantal uitgebreid met twee, hetgeen voldoende was om uitvoering te geven aan het operationeel concept, dat, hoewel niet formeel uitgegeven, was gebaseerd op het NAVO plan Snelle inzet was geboden om een gezag vacuüm in Kosovo te voorkomen. Een definitieve versie van het plan, uitgegeven door Saceur zag het licht op 19 juli De Nederlandse inbreng zou plaats vinden in de «Multi National Brigade South» (MNB-S), waarin Duitsland als «lead nation» optrad. In een later stadium maakten ook Turkse, Oostenrijkse en Russische eenheden deel uit van deze brigade. Naast de vuursteun taak ten behoeve van KFOR nam 1 (NL) Afdva de verantwoordelijkheid over een gebied in de brigadesector. Ter ondersteuning van deze laatste taak kreeg de afdeling een Turkse infanteriecompagnie en een Duits tankeskadron onder bevel. De taakstelling van het geniehulpbataljon [1 (NL) Gnhulpbat] was vooraf niet in detail bekend. De NAVO kon de situatie ter plaatse immers pas beoordelen na het vertrek van de FRJ eenheden uit Kosovo na afloop van de luchtacties. Daardoor kon geen precieze inschatting worden gemaakt van de behoefte aan humanitaire hulp. Dat gold ook voor de hulp die door de internationale gemeenschap (gouvernementeel en non-gouvernementeel) ter beschikking zou worden gesteld. De aanpak van de voorziene humanitaire hulpverlening moest dus grotendeels ter plaatse worden ingevuld. Bij de samenstelling van het 1 (NL) Gnhulpbat is er van uitgegaan, dat de hulpverlening vooral zou moeten plaatsvinden op het gebied van de reconstructie van de infrastructuur. Tevens was vooraf duidelijk, dat het bataljon een functie moest vervullen in het vervaardigen van onderkomens voor de andere Nederlandse eenheden. Ter beveiliging en ondersteuning van de voor de humanitaire taak uitgeruste genisten was een infanterie compagnie bij het bataljon ingedeeld. 5

6 3. Voorbereiding In verband met de onzekere situatie rondom Kosovo is de voorbereiding van de Nederlandse eenheden niet volgens een vast plan verlopen. Allereerst bevond reeds een deel van de Nederlandse eenheden (een batterij vuurmonden en een mortieropsporingsradar batterij) zich in Macedonië tijdens de luchtacties (feitelijk geen EF meer, nog geen deel uitmakend van KFOR). Voorts was niet bekend, wanneer Milosovic zou toegeven aan de door de Internationale gemeenschap gestelde eisen. Bij het ontbreken van specifieke informatie over Kosovo is gekozen voor een opleidings- en trainingsprogramma, dat was afgeleid van het programma, dat wordt gegeven voor uitzending naar SFOR in Bosnië Herzegowina. Hoewel gedetailleerde informatie over Kosovo daarin ontbrak, bleek dit programma effectief, omdat, gebaseerd op eerdere geleerde lessen, alle elementen voor het optreden in een CrisiSbeheersings-,Vredes-, en Humanitaire (CVH-) operatie in dit programma waren opgenomen. Tijdens het opwerkprogramma is aandacht besteed aan de gevaren van de in het inzetgebied aanwezige mijnen. 1(NL) Afdva heeft zich in de voorbereidingsfase gericht op de uitvoering van de taken, die voortvloeiden uit de haar toebedeelde gebiedsverantwoordelijkheid. Er is veel aandacht besteed aan de infanterie vaardigheden. De nadruk heeft daarbij met het oog op de taakstelling in het operatiegebeid, gelegen op de taakuitvoering in het lagere deel van het conflictspectrum. Voor 1 (NL) Gnhulpbat bestond vooraf, zoals gesteld, allerminst duidelijkheid omtrent specifieke taakstelling. Bij de voorbereiding is er daarom voor gekozen een aantal capaciteiten bij elkaar te brengen, waaraan op grond van eerdere ervaringen naar alle waarschijnlijkheid behoefte zou zijn. Om te komen tot de gewenste capaciteit moest er een beroep gedaan worden op een groot aantal «moeder eenheden» om de formatie van het 1 (NL) Gnhulpbat te vullen. Gezien de korte voorbereidingstijd en de diverse herkomst van de sub-eenheden kwam de algemene voorbereiding en vooral de «eenheidsvorming» in het gedrang. Commandanten hebben een ruime hoeveelheid tijd in het operatie gebied moeten besteden aan het afstemmen van de diverse onderdelen op elkaar. De KLu leverde een helikopterdetachement bestaande uit vier BO-105 helikopters en drie Chinooks. Ongeveer vier weken voor de geplande datum van uitzending is het detachement begonnen met het opwerkprogramma. In het algemeen is dit naar tevredenheid verlopen. Er kon voorafgaande aan de missie niet voldoende ervaring worden opgedaan met het vliegen in bergachtig terrein. In het operatiegebied zijn hiervoor additionele oefenvluchten uitgevoerd. De onzekerheid omtrent de missie, taakstelling en omstandigheden had ook gevolgen voor de materiële voorbereiding. Indien een eenheid wordt geconfronteerd met een veranderde taakstelling ten opzichte van de organieke (zoals het uitvoeren van gebiedsverantwoordelijkheid door 1(NL) Afdva), dan moet een inschatting gemaakt worden van de behoefte aan aanvullend materieel. Daarvoor bestaan immers geen organisatie- en uitrustingstabellen. Een soortgelijke situatie doet zich voor bij samengestelde eenheden met een ad-hoc taak, zoals het 1 (NL) Gnhulpbat. Voor beide eenheden werd een inschatting gemaakt van het in de operatie benodigde (extra) materieel. Vanwege het alom dreigende gevaar van mijnen is opsporings- en markeringsmaterieel in voldoende hoeveelheid meegenomen naar het inzetgebied. 6

7 4. Uitvoering van de missie 1(NL)Afdva Taakuitvoering Vanaf 14 juni is deze Nederlandse eenheid gestationeerd geweest in Orahovac en heeft daarbij gebiedsverantwoordelijkheid gedragen over Orahovac en omgeving. De taakuitvoering als gebiedverantwoordelijke eenheid vergde een geheel andere wijze van optreden dan in de vuursteun rol. Deze rol verandering werd gefaciliteerd door de onder bevelstelling van een Duits tank eskadron en van een Turkse infanterie compagnie. Deze laatste is overigens alleen in een gebied rond de plaats Mamusa ingezet. De artilleristen zijn opgetreden als infanterist, daarbij gebruik makend van een deel van het organieke (artillerie) materieel en het extra meegevoerde materieel. Het personeel heeft deze ook sterk mentale omslag op goede wijze weten te maken. Als gevolg van de omstandigheden in Kosovo en het ontbreken van talloze voorzieningen en instanties op het gebied van openbaar bestuur, is de eenheid genoodzaakt geweest een deel van die civiele functies in te vullen totdat andere instanties in staat waren die taken over te nemen. In de praktijk heeft KFOR een periode feitelijk militair gezag uitgeoefend. Dit was vastgelegd in het mandaat van KFOR, dat voorzag in het initiële handhaven van de openbare orde. Dit was noodzakelijk, onder meer om te voorkomen dat de Albanese meerderheid wraak zou nemen op de Servische minderheid of eigen rechter zou gaan spelen. Nederlandse eenheden hebben in dat kader aanhoudingen, huiszoekingen en andere controles verricht. Bij de uitvoering van de taken bleken nadere afspraken noodzakelijk tussen UNMIK en KFOR, bijvoorbeeld over het overdragen van aangehouden verdachten. Nederland heeft zich hiervoor met succes ingezet in de Noord Atlantische Raad. Het personeel van het detachement Koninklijke Marechaussee heeft de commandant van de 1(NL) Afdva politie-technisch met advies ondersteund bij onderzoeken naar (vermeende) oorlogsmisdaden en het opsporen van verdachten. De daarover verzamelde informatie is overgedragen aan UNMIK, op het moment dat de door KFOR uitgevoerde «law and order» taken eveneens aan deze instantie werden overgedragen. Ook op humanitair en facilitair gebied heeft de afdeling vele taken op zich moeten nemen. Zo werd de humanitaire hulp gecoördineerd totdat de UNHCR in Djakovica was vertegenwoordigd. Nederlandse militairen werden aanvankelijk ook belast met de coördinatie van geneeskundige hulp en de controle over de «nuts-bedrijven». UNHCR heeft zijn waardering uitgesproken voor de goede uitvoering van deze ad-hoc taken. Rules of Engagement De Nederlandse militairen hebben in de uitvoering van hun taken veelvuldig voor lastige beslissingen gestaan. Niet in de laatste plaats op het gebied van geweldstoepassing. Het hanteren van de ROE op de «werkvloer» blijft een moeilijke zaak omdat zij moeten worden toegepast in complexe steeds wijzigende omstandigheden. De ROE zijn voor praktische toepassing vertaald in een «soldierscard» met een vereenvoudigde geweldinstructie. Vooral voor het kader is een goed begrip van die regels en hun relatie met de te bereiken doelstellingen van het grootste belang. Dit aspect heeft veel aandacht gevergd van de eenheidscommandanten. Tussen de diverse nationaliteiten waren er verschillen te constateren op het gebied van toepassing van de ROE. Nationaal beleid en nationale 7

8 wetgeving leidden bij sommige landen tot grotere restricties in de geweldstoepassing dan op grond van de ROE is toegestaan. Voor de Nederlandse eenheden waren geen restricties anders dan in de ROE bepaald. Orahovac Op 18 juni kwam het akkoord van Helsinki tot stand, dat als raamwerk diende voor invulling van de Russische betrokkenheid bij KFOR. Rusland ging hierbij uit van een eigen gebiedsverantwoordelijkheid voor Orahovac en omgeving. De Nederlandse regering heeft uitdrukkelijk laten weten de voorkeur te geven aan een voortgezette Nederlandse aanwezigheid in Orahovac. Zij wilde geen gezamenlijke gebiedsverantwoordelijkheid aanvaarden met de Russen. Een belangrijke overweging daarbij was, dat er problemen zouden kunnen ontstaan bij verschillende toepassing van de ROE. Van de zijde van ons land is er voortdurend naar gestreefd de situatie rond Orahovac internationaal te houden. De situatie was complex. Door de lokale bevolking werden uit protest tegen de mogelijke binnenkomst en aanwezigheid van de Russische eenheden in Orahovac blokkades gevormd. Deze zouden pas eind november opgeheven worden. Gezien de in Helsinki ingenomen standpunten heeft de SG van de NAVO, alles afwegend, geen ander alternatief gezien dan de Nederlandse regering een voorstel te doen tot reallocatie van de artillerie-eenheid in het Duitse brigade vak. Dit voorstel is uiteindelijk door de Nederlandse regering aanvaard. Op 4 november is in opdracht van COMKFOR een groot gedeelte van de afdeling veldartillerie verplaatst van Orahovac naar Suva Reka. Er is een batterij achtergebleven in Orahovac. Deze verplaatsing was onderdeel van het hierboven geschetste beleid. Kosovaren Tijdens de taakuitvoering werd de eenheid veelvuldig geconfronteerd met de verschillende percepties van de diverse bevolkingsgroepen omtrent de toekomst. Met name het UCK, later getransformeerd naar het TMK was van mening, dat handhaving van openbare orde en veiligheid tot hun taak behoorde. Dit was duidelijk in afwijking van de visie van de internationale gemeenschap. Optreden tegen dit soort opvatting en de daaruit voortvloeiende activiteiten verdiende derhalve blijvend aandacht. Het streven bleef er tevens op gericht, in alle opzichten duidelijk te maken, dat het TMK géén militaire eenheid behoorde te zijn. Vaardigheden/rolverandering De basisvaardigheden van de Gele Rijders bleken, mede dank zij de aanvullende voorbereiding, voldoende om als infanterist adequaat te kunnen optreden. De organisatiestructuur en de personele bezetting (veel officieren en onderofficieren, weinig manschappen) van een artillerieafdeling, die afwijken van een infanteriebataljon, leidden wel tot een verhoogde werkdruk voor het personeel. Lange werkdagen waren het gevolg. Tevens is een aanzienlijke hoeveelheid extra materieel meegenomen naar het inzet gebied. De basis uitrusting van de afdeling is niet toegesneden op het optreden in een infanterie rol. Het noodzakelijke onderhoud aan dit extra materieel vormde een extra belasting voor de eenheid. Gedrag De taken werden door de afdeling gedisciplineerd uitgevoerd. Ook de inzet in andere functie gebieden heeft de geloofwaardigheid van de 8

9 eenheid positief beïnvloed. Het personeel was zich terdege bewust van de effecten van het optreden. Met name in het optreden naar buiten hebben zich geen incidenten voorgedaan. Overtreding van de gedragscode kwam een enkele keer voor. Conclusie De 1(NL) Afdva heeft een waardevolle bijdrage geleverd in Kosovo. In een «failed State» omgeving, geconfronteerd met een substantieel aantal niet-traditioneel-militaire taken heeft zij zich gericht op de oplossing van in Kosovo voorkomende problemen, terwijl de veiligheid in het gebied van verantwoordelijkheid werd gegarandeerd. Als gevolg daarvan is de situatie aanzienlijk verbeterd en is een in veel opzichten stabiel klimaat geschapen. Humanitaire activiteiten zijn geïnitieerd en hulpverleners op gang geholpen. Bestuurlijke structuren zijn provisorisch opgezet en overgedragen aan UNMIK. Daarmee heeft de afdeling op diverse gebieden een basis gelegd, waarop door anderen is voortgebouwd. 1(NL)Afdva heeft daarmee voldaan aan de doelstelling die voor haar in deze operatie was gesteld. 1 (NL) Gnhulpbat Taakuitvoering Het 1(NL) Gnhulpbat is samengesteld met de uitdrukkelijke bedoeling te voorzien in de behoefte aan humanitaire hulp, waarvan allerwegen werd verwacht, dat deze omvangrijk zou zijn na de luchtacties. Op basis van een algemene inschatting van taken was reeds begonnen met de samenstelling en voorbereiding van het bataljon. Deze aanpak maakte na beëindiging van de luchtacties een snelle inzet in het operatie gebied mogelijk. Als gevolg van de nadruk op vroegtijdige aanwezigheid bleek de samenstelling van het bataljon, niet geheel in overeenstemming met de behoefte ter plaatse. Dit bleek onder meer uit het medenemen van zwaar brugslagmaterieel, waaraan geen behoefte bleek te bestaan. Een van de belangrijkste doelstellingen van het 1(NL)Gnhulpbat gedurende het najaar van 1999 was een zo groot mogelijk gedeelte van de teruggekeerde bevolking weer onder een dak te krijgen voor aanvang van de winter, zodat zij deze niet in tenten behoefde door te brengen. Voor de uitvoering van taken is ter plaatse afgestemd met de brigade waaronder het bataljon formeel was gesteld (MNB-S) en met hulpverleningsorganisaties. Op grond van het binnen het bataljon geformuleerd beleid werd actief naar NGO s gezocht, die bereid waren middelen ter beschikking te stellen. Het werken op basis van «common interest» is een bruikbare formule gebleken. Tijdens de uitzending is samengewerkt met een 15 tot 20-tal van deze organisaties, waarbij een coördinerende rol was weggelegd voor UNHCR. De samenwerking verliep goed. Wel werd een geïntegreerd beleid gemist. Er was onvoldoende sprake van afstemming tussen politieke, humanitaire, economische en militaire zaken. Nationaal is wel sprake geweest van coördinatie op het gebied van de humanitaire hulpverlening. Een functionaris van het Ministerie van Ontwikkelings Samenwerking is daartoe geruime tijd in het operatiegebied werkzaam geweest. 1(NL)Gnhulpbat heeft van dat ministerie 1 miljoen gulden voor noodhulp ontvangen. Voor dit bedrag zijn onder meer noodwoningen opgetrokken. Het bataljon beschikte overigens over meer capaciteit. De eenheidscommandant heeft veel tijd besteed aan het vinden van andere donors, opdat de eenheid maximaal kon worden benut. 9

10 In de humanitaire rol heeft het bataljon veelvuldig samengewerkt met andere eenheden, te weten de 1(NL) Afdva, een Duits en een Russisch bataljon. Bij deze laatste eenheid werd een liaison officier aangewezen, hetgeen de kwaliteit van de communicatie, en daardoor van het geleverde werk, aanzienlijk heeft verhoogd. NL accommodatie Het 1(NL) Gnhulpbat is tevens ingezet voor de constructie van accommodatie voor de andere Nederlandse eenheden. Deze taak heeft een aanzienlijk deel van de capaciteit opgeëist, zeker in de tijd, dat er speciale voorzieningen moesten worden getroffen nadat asbest was geconstateerd. Deze dubbele taakstelling heeft de commandant van het bataljon genoopt tot voortdurende prioriteitsstelling, waarbij de opbouw van de Nederlandse infrastructuur in een enkel geval gegaan is ten koste van humanitaire opbouw. Beveiliging Het bataljon is voor de beveiliging en verkenningstaken aangewezen geweest op een infanterie compagnie, die speciaal voor dit doel aan de eenheid was toegevoegd. Voor aanvang van de missie was immers niet duidelijk wat de veiligheidssituatie ter plaatse was, terwijl het bataljon te weinig intrinsieke capaciteiten bezat om in een onzekere veiligheidssituatie te voorzien in de eigen «force protection». Bovendien was niet te verwachten, dat hiervoor kon worden teruggevallen op de 1(NL) Afdva. Deze aanpak heeft goed voldaan. In de loop van de operatie is de taakstelling van de compagnie, zonder af te doen aan de beveiliging van de genisten, diverse malen gewijzigd als gevolg van zich wijzigende omstandigheden. Nadat de veiligheidssituatie dat toeliet heeft de compagnie zich meer gericht op de burgerbevolking door patrouillegang en het tonen van de aanwezigheid. Gedurende een aantal weken is steun verleend aan de 1(NL) Afdva, waarbij pelotonstaken in Orahovac werden overgenomen. In de maand oktober is de eenheid «stand-by» geweest als deel van de KFOR reserve. Gedurende de laatste twee maanden heeft de compagnie een eigen gebied van verantwoordelijkheid gehad in het gebied en onder bevel van het Duitse bataljon te Prizren. In deze periode is de compagnie onder meer ingezet voor zoekacties in huizen. Bij deze inzet is gebleken, dat de scheiding tussen de reguliere beveiligingstaak en de politie taak niet altijd even duidelijk was te trekken en dat de interpretatie bij commandanten tot verschillen in benadering kon leiden. Dit hing samen met de reeds genoemde noodzaak nadere afspraken te maken omtrent de initiële handhaving van de openbare orde. Samenstelling Gezien de korte voorbereidingstijd en gezien het feit, dat de eenheden uit meerdere sub-eenheden moesten worden samengesteld kwam de «eenheidsvorming» in het gedrang. Commandanten hebben een ruime hoeveelheid tijd in het operatie gebied moeten besteden aan het afstemmen van de diverse onderdelen op elkaar en op de visie die door de commandanten was ontwikkeld, ten aanzien van taakuitvoering. Eenheidsvorming dient in beginsel te geschieden vóór ontplooiing. Desalniettemin is de bijdrage van 1(NL) Gnhulpbat substantieel geweest. Een overzicht van de verrichte activiteiten is gevoegd als bijlage. Conclusie 1(NL) Gnhulpbat heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de missie van KFOR in Kosovo. Het bataljon heeft daarbij op voorbeeldige wijze 10

11 ingespeeld op de bestaande situatie en die hulp verleend waaraan op het moment de meeste behoefte bestond. Hiermee heeft het 1(NL)Gnhulpbat voldaan aan de taakstelling. Flexibiliteit en «can do» waren de kenmerken van de inzet. De beschikbare capaciteit werd ingezet in een grote variëteit aan activiteiten. Ook de beschikbare beveiligingscapaciteit werd optimaal ingezet, primair als force protection voor het bataljon, in andere rollen toen de veiligheidssituatie dat toeliet. Zowel met militaire als met burger instanties is op zeer goede wijze samengewerkt en talloze projecten zijn tot een goed einde gebracht. Koninklijke Marechaussee Zoals gebruikelijk bij operaties in het buitenland wordt de nationale politie taak uitgevoerd door personeel van de Koninklijke Marechaussee, in de wandeling genoemd de blauwe marechaussee. Dit detachement was toegevoegd aan de Contingents commandant en voerde de taken uit voor alle Nederlandse deelnemende eenheden. Zij hebben onderzoek gedaan naar aanleiding van door de eenheidscommandanten gedane aangiftes betreffende mogelijke strafbare feiten (door Nederlandse militairen) en waar nodig ter zake proces verbaal opgemaakt. Het optreden en functioneren heeft geen aanleiding gegeven voor bemerkingen. Het MP peloton (in de wandeling genoemd de groene marechaussee) is destijds door Nederland aangeboden om te voorzien in de behoefte aan verkeersbegeleiders. Deze behoefte in de Status of Requirement (SOR) van KFOR was ingegeven door Saceur en gold voor een onvoorziene duur. De verwachting was dat veel werk zou bestaan op het gebied van verkeersbegeleiding als gevolg van de vernietigde infrastructuur, de grote vluchtelingenstromen en het vele militaire KFOR-verkeer. In de praktijk bleek deze behoefte geringer. Gedurende de uitvoering van de missie zijn, van uit de Kamer en van de zijde van de belangenverenigingen, vragen gerezen omtrent een bijzondere taakstelling van het peloton voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Hiernaar is uitgebreid onderzoek gepleegd, waaruit bleek, dat er van oneigenlijke taakstelling geen sprake was. De taakstelling van het peloton is altijd binnen het KFOR-mandaat gebleven, dat voorzag in initiële ordehandhaving. In dat kader kon COMKFOR, in afwachting van de volledige ontplooiing van de internationale politie (UNMIK/UNIP), een beroep doen op alle onder zijn bevel staande eenheden, waaronder het MP peloton. COMKFOR was niet bevoegd tot het opsporen van strafbare feiten. De verantwoordelijkheid voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde beruste bij UNMIK en UNIP. Zo op dit gebied taken moesten worden vervuld, waren UNMIK en UNIP gerechtigd om een beroep te doen op COMKFOR voor het verlenen van hand- en spandiensten. Daartoe waren ook eenduidige ROE uitgevaardigd die de bevoegdheid aan militairen gaf om personen die de openbare orde en veiligheid in gevaar brachten aan te houden en over te dragen aan functionarissen van UNMIK. Helidet De helikopters zijn tijdens de inzetperiode voor algemene ondersteuning van de operatie, personenvervoer, Command en Control en verkenning ter beschikking gesteld aan MNB-S. Tijdens de uitvoering van de taken werd op goede wijze samengewerkt met de Duitse helikopter eenheid. Bij aanvang van de operatie was de locatie Toplicane nog niet gereed voor helikopteroperaties. Gedurende de eerste 7 weken werden daardoor de helikopters gestationeerd op een voormalige Joegoslavische kazerne op een afstand van ca. 12 km van Toplicane. De inzetbeperking die dit teweeg bracht er kon slechts met twee helikopters worden geopereerd was in 11

12 november verleden tijd toen alle helikopters naar Toplicane konden worden overgevlogen. De Bo-105 helikopter is niet uitgerust met communicatiemiddelen voor de lange afstand. De operationele nadelen daarvan waren evident. Bemanningen konden tijdens de vlucht veelal niet worden voorzien van de laatste relevante informatie, terwijl zij zelf niet altijd in staat waren hun positie door te geven, waardoor een nauwkeurig inzicht in het vliegpad herhaaldelijk ontbrak. Gedurende de inzetperiode heeft zich één vliegongeval voorgedaan, waarbij een helikopter een hoogspanningskabel heeft geraakt. Daarbij is slechts materiële schade opgetreden. Een Commissie van Onderzoek heeft dit ongeval nog in onderzoek. Contingents Commando Tijdens de operatie van KFOR is in het operatiegebied een contingentscommando ingezet, zoals inmiddels gebruikelijk bij dit soort operaties. De commandant daarvan fungeerde primair als ogen en oren van de CDS en droeg zorg voor de toetsing van de inzet van de eenheden versus de nationale randvoorwaarden. Tevens was hij belast met de coördinatie van zaken de Nederlandse eenheden betreffende, voor zover zij niet vielen onder de operationele taakuitvoering. (Administratieve, logistieke en personeelszorg aangelegenheden). De aanvankelijke locatie van het Contco te Petrovec in FYROM was een hindernis voor het naar behoren uitvoeren van de werkzaamheden. De afstand naar de eenheden was te groot hetgeen leidde tot lange reistijden in het geval van een werkbezoek. Bovendien was deze locatie, ver verwijderd van het actuele gebeuren, niet bevorderlijk voor het krijgen van «situational awareness», die van groot belang is in de rapportage naar de CDS. Het aanvankelijke plan te verhuizen naar Orahovac werd door de ontwikkelingen aldaar een aantal keer uitgesteld. Uiteindelijk werd in de maand november het Contco verhuisd naar Prizren (Kosovo), op dezelfde locatie waar het Geniehulpbataljon reeds was gevestigd. Personeel Het personeel voldeed in het algemeen aan de voor de functie benodigde vaardigheden. Voor de ontplooiing werd het personeel zo goed mogelijk voorbereid op de aanstaande rol verandering en de specifieke aspecten van de operatie in Kosovo. Bij bepaalde individuele militairen en kleine eenheden bleek echter, dat de militaire basisvaardigheden niet volledig werden beheerst. Dit kwam met name voor bij die functionarissen, die reeds lange tijd op een «vredes» locatie tewerk gesteld waren, waar de behoefte aan toepassing van de militaire basisvaardigheden niet bestaat. Tijdens de uitvoering van de operatie bleek het personeel niet altijd geheel voorbereid op de soms zeer zware omstandigheden, waaraan het gedurende de inzet werd blootgesteld. Het gedrag van het personeel was in het algemeen goed. Vooral tijdens de dienstuitvoering werden geen wezenlijke problemen gesignaleerd. Daarbuiten heeft een aantal malen overtreding van gedragsregels of de gedragscode plaatsgevonden. Daartegen is door de eenheidscommandanten opgetreden. Er van uitgaande, dat de krijgstuchtelijke sanctie een zekere afschrikwekkende en preventieve werking moet genieten is gebleken dat in correctief opzicht dit stelsel, dat de commandant ter beschikking stond, onvoldoende was. Deze constatering is ook in andere missies gedaan. Aanpassing van de hoogte van de maandelijks op te leggen geldboete van 200 naar 600 gulden, zoals per 1 januari 2000 van kracht geworden, moet in deze lacune voorzien. Bij de preventie van strafbare feiten, zoals bijvoorbeeld op het gebied van 12

13 drugs bezit en gebruik, bleek het mechanisme van de schikking effectief te zijn. De hoogte van het schikkingbedrag miste zijn preventieve werking niet. Op de locaties of «compounds» zijn, nadat de situatie dat toeliet, voorzieningen gecreëerd voor ontspanning en recreatie. Regelmatig werden collectieve activiteiten verzorgd voor het personeel. Het kunnen onderhouden van het contact met het thuisfront door de individuele militair bleek wederom een grote behoefte. Daarin voorzien was geen eenvoudige zaak. Door de heersende omstandigheden was het niet mogelijk om een eenduidige regeling te treffen voor al het personeel in het gehele gebied van inzet. Daarom werden ter plaatse werkbare oplossingen bedacht en uitgevoerd. De staf van de bevelhebber en de commandanten ter plaatse hebben aanzienlijke inspanningen op dat gebied geleverd. Daardoor ontstonden er op enkele plaatsen voorzieningen, die uitstaken boven datgene waarop men «aanspraak» kon maken. Toch heeft dit in een aantal gevallen tot gevoelens van onbehagen geleid, omdat de voorzieningen niet overal tot dezelfde mogelijkheden leidde. Thuisfront Bij de «moederbrigades» van de uitgezonden eenheden (13 Mechbrig en Divisie Troepen) zijn respectievelijk ten behoeve van 1 (NL) Afdva KFOR en 1 (NL) Gnhulpbat KFOR de standaard voorzieningen voor het thuisfront opgezet. Daarbij ging het om het organiseren van thuisfrontinformatiedagen, het versturen van informatiebundels, het opzetten van een thuisfront comité, de midtermdagen, de regio-contactdagen, etc. Rondom de asbestperikelen (zie later in deze evaluatie) is de communicatie vanuit OPS/BLS door het thuisfront als zeer positief ervaren, zoals gebleken is tijdens de thuisfront informatiedagen. Vooral de persoonlijke brieven van de BLS en C-1(NL) Gnhulpbat KFOR zijn goed ontvangen. Medisch De medische voorzieningen waren goed. Beide eenheden hadden een eigen capaciteit voor directe medische zorg. Voor specialistische zorg en hospitaal voorzieningen werd teruggevallen op de Duitse voorzieningen te Prizren. In het totaal zijn ruim 100 militairen gerepatrieerd. 74 om psycho-sociale of medisch-somatische reden, 30 in verband met de thuissituatie van de militair. Een viertal militairen is weer teruggekeerd naar het operatiegebied. Een tiental functionarissen is vervangen door personeel uit Nederland, omdat het hierbij ging om sleutelfuncties. Afronding In het operatiegebied vond, enkele weken voordat de militair terugkeerde, een individuele psychologische debriefing plaats. Ook na terugkeer in Nederland was deze zorg aanwezig en is een ieder daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld, daar waar nodig, van deze zorg gebruik te maken. De eenheden hebben in Nederland een afrondingsprogramma gevolgd. Daarbij is eveneens dankbaar gebruik gemaakt van de ervaringen, die met de eenheden uit Bosnië zijn opgedaan. De terugkeer van het materieel is minder voorspoedig verlopen. Alle materieel is, in verband met de asbest problematiek eerst naar Eindhoven vervoerd. Daarbij is tevens de inhoud van persoonlijke bagage door de Douane doorzocht. Vervolgens is het materieel ter ontsmetting naar 13

14 Coevorden gebracht. Hierbij is een aantal persoonlijke eigendommen zoek geraakt. Het onderzoek hiernaar door de Koninklijke Marechaussee is nog gaande. Materieel en logistiek Voor instandhouding en onderhoud was in het operatiegebied voldoende capaciteit aanwezig. Een aantal specifieke omstandigheden heeft ertoe geleid, dat op deze capaciteit een bovenmatig zwaar beroep moest worden gedaan. Allereerst was er de snelheid waarmee de eenheden moesten worden samengesteld en de onzekerheid omtrent de condities en de taakstelling in het inzetgebied. Daardoor is niet altijd het juiste materieel meegenomen. Bovendien bleek in een aantal gevallen een achterstand in het onderhoud van dit materieel. Vanwege de «rol»-verandering bij de 1(NL) Afdva moest meer materieel worden meegenomen, dan waarvoor de onderhoudscapaciteit normaal is georganiseerd. Voor een deel is er materieel overgenomen van de transportcompagnie die was ingedeeld in de operatie Allied Harbour. Bij dit materieel bestond begrijpelijk, gezien het intensieve gebruik tijdens die operatie een onderhoudsachterstand. Gedurende de uitzending bleek het intensieve gebruik van rijdend materieel, met name rupsvoertuigen, door de condities ter plaatse te leiden tot een hogere slijtage dan normaal en dan tot dusver in Bosnië was geconstateerd. De lange aanvoerlijnen, zowel in afstand als tijd, en de beperkte strategische transportcapaciteit waren er de oorzaak van dat vaak lang op benodigd materieel moest worden gewacht. Voorraden voor onderhoud waren meegenomen op basis van een ruwe inschatting. Er waren voor deze ad-hoc samengestelde eenheid geen ervaringsgegevens beschikbaar. Zowel de voorraden van eenmalig gebruikt materieel als van veel benodigde reservedelen bleken onvoldoende om bij de lange aanvoertijden het werk de juiste voortgang te laten vinden. De voor instandhouding van het voertuigenpark benodigde reserve onderdelen waren, als gevolg van het intensieve verbruik in Kosovo, in Nederland niet altijd in voldoende mate voorradig. Daarom werd het lokale verwervingstraject opgestart. Hierdoor ontstond voor een aantal kritische voertuigonderdelen levertijd van ongeveer 2 maanden. Vanuit Nederland is in deze periode extra steun verleend door het Nationaal Commando, waardoor een onacceptabele achterstand in onderhoud kon worden voorkomen. Asbest Reeds bij de verkenning van een geschikte locatie voor het geniehulpbataljon is in het beginstadium een gebouw op de uiteindelijk geselecteerde locatie afgekeurd vanwege de in eterniet platen vermoedelijk aanwezige asbest. Behoudens het voornoemde gebouw werd de locatie te Prizren geschikt geacht. Op 8 juli werd daarop, op grond van meetresultaten, de aanwezigheid van witte asbest aangetoond nabij dit gebouw op de compound van het geniehulpbataljon te Prizren. Het gebouw en de directe omgeving werden vervolgens afgezet. Tevens werden maatregelen genomen ter minimalisering en preventie van eventueel besmettingsgevaar. Het gebouw en de directe omgeving zijn vervolgens conform de in Nederland geldende normen gereinigd van mogelijke asbest. 14

15 Eind juli werd er een onderzoeksteam naar het geniehulpbataljon in Prizren gezonden. Er moest blijken welke mogelijke risico s het personeel van het geniehulpbataljon liep en welke beschermende maatregelen getroffen moesten worden. Het team constateerde dat de initiële aanpak van het asbest probleem niet geheel toereikend was geweest. Dit kwam vooral door het ontbreken van voldoende specifieke asbestdeskundigheid bij aankomst in het inzet gebied. Bovendien had het bataljon te maken met een grote tijdsdruk voor het opstarten van zijn humanitaire taken, het tijdig in gereedheid brengen van het kampement en de primitieve omstandigheden waaronder moest worden geopereerd. Om aan alle mogelijk nog bestaande twijfel omtrent de aanwezigheid van asbest in Kosovo een einde te maken werd in augustus een team van asbestdeskundigen uitgezonden naar het gebied. Een externe deskundige maakte daar deel van uit. Dit team trof tot verrassing van Defensie blauwe asbest aan in de van nature in Kosovo voorkomende rode klei. Defensie besloot daarop vergaande maatregelen te nemen ter bescherming van het personeel, daartoe geadviseerd door civiele specialisten. Verdere controle metingen wezen uit dat het asbestbesmettingsgevaar binnen de in Nederland toelaatbaar geachte normen waren komen te liggen. Ook daarna is de werkomgeving van het Nederlandse defensiepersoneel in Kosovo getoetst op de aanwezigheid van asbest. In alle nadere onderzoeken is de aanwezigheid van blauwe asbest nooit aangetoond. Dit bleek eveneens bij onderzoek tijdens het schoonmaken van het materieel na terugkeer uit Kosovo. Wel werden sporen van andere asbest soorten gevonden, doch de Nederlandse normen werden niet overschreden. Bij de Koninklijke Landmacht nam de twijfel toe over de analyse en het advies van het gezonden inspectieteam. Daarom werd begin december de voorzitter van het Centraal College van Deskundigen Asbest verzocht de uitgevoerde onderzoeken te valideren. De contra-expertise en een vervolg onderzoek toonden aan, dat er geen blauwe asbest in de rode klei aanwezig was. Deze conclusie werd dan ook door de voornoemde voorzitter getrokken. Begin juni 2000 is het personeel op de hoogte gesteld, dat er in Kosovo geen sprake is geweest van blootstelling aan het gevaarlijke blauwe asbest. De Koninklijke Landmacht heeft aangifte gedaan van mogelijk strafrechtelijk laakbaar handelen. Het onderzoek daarnaar wordt thans uitgevoerd door het Openbaar Ministerie te Rotterdam. Werkomstandigheden De condities waaronder het personeel de taken moest uitvoeren waren veelal niet optimaal. Vooral in de beginperiode werd het personeel bijna dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van de voordien uitgevoerde zuiveringsacties en de daarop volgende exodus. Lijken, kadavers, massagraven, vernielde huizen en het ontbreken van een bestuurlijke- en voorzieningen infrastructuur waren de rauwe werkelijkheid. Daarnaast bestond de dreiging van de in grote hoeveelheid in het gebied aanwezige wapens, mijnen en tijdens de luchtcampagne afgeworpen niet geëxplodeerde munitie. Vanwege deze omstandigheden kon het personeel aanvankelijk slechts onder de dekking van pantser verplaatsen. De eigen accommodatie moest worden geïmproviseerd. Vervolgens werden er lange dagen gemaakt om de verscheidenheid aan taken naar behoren uit te voeren. Van het hanteren van Nederlandse regelgeving kon daarbij nauwelijks sprake zijn. Ook in een later stadium van de operatie waren de omstandigheden van dien aard, dat vergelijk met de Nederlandse situatie mank ging. Door de commandanten ter plaatse is 15

16 gehandeld naar bevind van zaken, daarbij voortdurend de belangen van opdracht en mensen afwegend. Financiën Naast haar traditionele indeling van de begroting naar organisatorische eenheden heeft Defensie ervoor gekozen om de additionele uitgaven voor CVH-operaties, op een daarvoor afzonderlijk in het leven geroepen begrotingsartikel te verantwoorden (artikel 08.02). Reden hiervoor is het hebben van inzicht op elk gewenst moment in enig jaar in de additionele uitgaven voor CVH-operaties. Met ingang van 1997 is, ter uitwerking van de nota «Herijking van het buitenlands beleid», de Homogene groep Internationale Samenwerking (HGIS) ingesteld. De additionele uitgaven voor CVH-operaties worden tot deze homogene groep gerekend. Onder HGIS is voor de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties een structurele voorziening opgenomen. De structurele voorziening heeft tot doel: middelen reserveren voor de financiële consequenties van mogelijke inzet van defensiemiddelen in toekomstige crisisbeheersingsoperaties. Ten tijde van de eerste suppletore begroting worden de op dat moment voorziene CVH-operaties per operatie «en detail» begroot. Indien een operatie na dit tijdstip van start gaat, wordt op dat moment de raming voor de desbetreffende operatie opgesteld. De raming van de uitgaven geschiedt per (hulp)kostensoort op basis van stuurvariabelen (zoals: omvang detachement, uitzendtermijn, vlieguren, vaardagen etc.) en ontwikkelde calculatietarieven (zoals: kosten per persoon per dag voor huisvesting, voeding en toelagen, kosten per vlieguur of vaardag etc.). Deze calculatietarieven worden jaarlijks door de financiële afdelingen van de krijgsmachtdelen vastgesteld op basis van ervaringscijfers, nacalculaties, externe tarieven lijsten, marktprijzen, regelgeving e.d. Begin juni 1999 is, op basis van de toentertijd ter beschikking staande gegevens, een eerste raming gemaakt van de additionele uitgaven voor de KFOR operatie. De additionele uitgaven voor uitzending voor de duur van een half jaar werden ingeschat op f 120 miljoen. De realisatie van de additionele uitgaven in 1999 bedroeg f 111 miljoen, waarbij de grootste kostenposten waren: toelagen (f 46 miljoen), materieel (f 26 miljoen), transport (f 13 miljoen) en huisvesting (f 11 miljoen). De met KFOR verband houdende additionele uitgaven en ontvangsten van BuZa/OS zijn respectievelijk ten laste of ten gunste gebracht van de structurele voorziening voor crisisbeheersingsoperaties, zoals opgenomen onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Tijdens de operatie werden alle financiële handelingen verricht door de kassier en de sectie S 4. Dit bleek niet in alle opzichten een goede aanpak. Er is daarom in het operatiegebied een financiële audit gehouden, waarvan de uitkomsten zijn neergelegd in een verbeterplan. Daarin is o.m. de opname van een controller in de personeeelsformatie voorzien. 5. Aansturing, Command & Control Nationale aansturing KFOR was een niet gemandateerde operatie. Derhalve geschiedde de aansturing vanuit Nederland door de Chef Defensiestaf en droegen de bevelhebbers zorg voor de gereedstelling van de eenheden en de instandhouding tijdens de operatie. Het operationele gezag was door middel van een «Transfer of Authority» procedure overgedragen aan de NAVO, in casu aan de commandant van KFOR. 16

17 Een belangrijk deel van de aansturing door de CDS is het ervoor zorg dragen, dat tijdens de uitvoering de voorwaarden, zoals door de regering geformuleerd en door het Parlement bekrachtigd, niet wordt overschreden. Als «de ogen en de oren» van de CDS bevond zich de Contingentscommandant in het operatiegebied. Zijn rol was tweeledig. Ten eerste hield hij namens de CDS toezicht op de inzet van de Nederlandse eenheden om te beoordelen of die inzet in overeenstemming was met de voorwaarden waaronder Nederland de eenheden ter beschikking had gesteld aan COMKFOR. Ten tweede fungeerde hij als een coördinator voor specifiek Nederlandse aangelegenheden en diende als communicatiekanaal met de Defensiestaf. Bij de contingentscommandant, zijn chef staf en de beide eenheidscommandanten bestond niet altijd een uniforme visie omtrent taken en bevoegdheden. Door de C-Contco werd ten onrechte te sterk de nadruk gelegd op de commandant functie, ook in de richting van de beide bataljonscommandanten. De excentrische locatie was niet bevorderlijk voor het oplossen van deze misverstanden. Informatie uitwisseling met de Defensie staf vond plaats op dagelijkse basis. Enerzijds was er de gestandaardiseerde schriftelijke rapportage, anderzijds werd de telefoon veelvuldig gebruikt om zaken te bespreken en op te helderen. Vooral in de situatie rondom Orahovac werd intensief gebruik gemaakt van deze laatste vorm van communicatie. In de fase waarin de operatie moest worden opgezet, liepen de eenheden tegen tal van zaken aan, die snelle besluitvorming behoefden. Van een groot deel van deze zaken was het niet geheel duidelijk of zij vielen binnen de randvoorwaarden, zoals die door Nederland waren gesteld bij het aanbieden van de eenheid voor KFOR. Direct intensief contact was dan ook wenselijk tussen het veld en de Defensiestaf. Gezien de excentrische locatie van het Contco verliep dit contact veelal via de eenheidscommandanten. Internationale aansturing 1(NL) Afdva stond onder bevel van de commandant van MNB-S. De relatie met de Duitse brigade commandant(en) was goed te noemen, zij het dat de eerste contacten wat stroef verliepen. Door de hogere rotatiesnelheid van de Duitse stafeenheid heeft de afdeling drie verschillende brigadestaven meegemaakt. Dit bemoeilijkte de opbouw van relaties met commandant en stafofficieren. Binnen KFOR verliep de aansturing naar wens. Via gestandaardiseerde rapportages vond informatie uitwisseling plaats op en neer in de lijn. Daarnaast was er veelvuldig persoonlijk contact tussen commandanten en stafofficieren. Eens per twee weken was er een MNB-commandantenvergadering, waarin de gelegenheid bestond ook van gedachten te wisselen over ontwikkelingen en waarin ruimte was voor reflectie. 1 (NL) Gnhulpbat was onder bevel gesteld van de MNB-S. De aansturing vanuit de brigadestaf was gering en beperkte zich tot coördinatie. De meeste opdrachten vloeiden voort uit de relaties met de humanitaire communiteit. Relaties in inzetgebied De samenwerking met de overige buitenlandse eenheden is goed verlopen, waarbij met name de contacten met de Duitse eenheden op werkniveau zeer goed bleken. 17

18 Binnen Kosovo hadden de Nederlandse eenheden te maken met talrijke andere instanties. Allereerst waren er de overige KFOR troepen, deels NAVO, deels niet-navo. Vervolgens waren er tal van andere organisaties, die zich op de een of andere manier bezig hielden met de oplossing van de in Kosovo bestaande problematiek. Het ICTY, de VN missie UNMIK, UNHCR als de coördinator voor humanitaire aspecten en vele (Non) Governmental Organisations. Nationale- en organisatorische cultuur verschillen waren daarbij van invloed op de relaties en de contacten. Het is dus niet verwonderlijk, dat enige gewenning noodzakelijk was, bij het ene contact meer dan bij het andere. Het appèl aan gemeenschappelijke belangen werkte daarin zeer bevorderlijk. Met alle partners in het operatie gebied hebben de eenheden dan ook goed werkbare relaties aangeknoopt en onderhouden. Vooral de relatie met UNMIK was een bijzondere. Goede afspraken tussen KFOR UNMIK en ICTY waren afdoende om op te kunnen treden tegen vermeende oorlogsmisdadigers. Deze afspraken vormden ook de basis voor optreden tegen andere wetsovertreders. De ontplooiing van het politie element van UNMIK verliep beduidend trager dan die van KFOR. Zoals reeds gesteld zag KFOR zich daardoor aanvankelijk genoodzaakt tot het uitvoeren van politietaken. De aanvankelijk toegestane sterkte voor UNMIK bedroeg Hoewel UNMIK op 5 november beschikte over 1740 manschappen waren er nog belangrijke problemen met de infrastructuur en verbindingen. Hierdoor moest er ook in dit stadium nog regelmatig op KFOR worden teruggevallen. Bevelvoering eenheden Opdrachtgerichte commandovoering met alle bijbehorende principes is bij de eenheden uitgangspunt geweest tijdens de uitvoering van de missie. Kenmerk daarbij is, dat planning en besluitvorming centraal geschiedt en de uitvoering gedecentraliseerd is. «Centraal» houdt zich bezig met de vraag «wat» te bereiken, «decentraal» met de vraag «hoe» dat bereikt moet worden. Daarmee wordt een grote mate van vrijheid gegeven aan ondercommandanten bij de uitvoering. Voorwaarde daarbij is een gedegen begrip bij die ondercommandanten omtrent de te bereiken doelstelling en de visie van de commandant daarop. Met behulp van die richtinggevende «commanders intent» kan op lager niveau zelfstandig worden opgetreden. Zeker tijdens een operatie waarbij eenheden verspreid zijn over een relatief groot gebied en waarin de taakstelling zeer divers is, blijkt deze methode bijzonder goed bruikbaar. Wel is geconstateerd, dat deze betrekkelijk nieuwe benadering van militair optreden nog geen gemeengoed is binnen de organisatie van de KL. Bezoeken Van groot belang is de beeldvorming op het niveau van de Defensieleiding en de Defensiestaf. Voor een belangrijk deel wordt deze bepaald door in het gebied van inzet de nodige indrukken op te doen. Daartoe heeft de Minister van Defensie de eenheden te Kosovo meermalen bezocht. Ook de Staatssecretaris, de (Plaatsvervangend) Chef Defensiestaf, de Inspecteur Generaal van de Krijgsmacht en enkele Bevelhebbers hebben de eenheden bezocht. Tevens heeft de Minister van Buitenlandse Zaken Kosovo aangedaan. Naast het feit, dat deze bezoeken door het personeel zeer gewaardeerd worden, komen zij het verloop van de operatie direct en indirect ten goede. Voorlichting Aan het contingentscommando was een officier voorlichter toegevoegd. Deze officier onderhield contacten en verstrekte, in nauw overleg met het 18

19 Hoofd Voorlichting van het desbetreffende krijgsmachtdeel, informatie aan lokale, Nederlandse en internationale publiciteitsmedia op basis van het vigerend voorlichtingsbeleid. Er was van de zijde van de pers veel belangstelling voor zowel de algehele situatie in Kosovo (mensenrechten, oorlogsmisdadigers, oorlogsslachtoffers, publiek wapenbezit), als voor de Nederlandse eenheden ter plaatse. Het optreden van de 1(NL) Afdva trok de meeste belangstelling. Met name ging de aandacht uit naar de ontplooiing van de afdeling in de beginfase van de operatie en de verwikkelingen rond de Russische KFOR eenheden nabij Orahovac. Na verloop van tijd nam ook de aandacht voor het 1(NL) Gnhulpbat toe. De door dit bataljon verleende humanitaire steun (bruggen, huizen, scholen, water en elektra) en de maatregelen die werden getroffen na de ontdekking van asbest op een van de locaties werd door veel journalisten gevolgd. Bij de ontplooiing van Nederlandse eenheden in Kosovo kon de pers, vanwege een te hoog ingeschat veiligheidsrisico, niet direct optrekken met de militaire eenheden. Wel heeft Defensie de media ter plaatse facilitair ondersteund. 6. Toetsing aan het beleid Uitzendbeleid Het beleid met betrekking tot uitzending voor crisisbeheersings,- humanitaire en vredesoperaties is gebaseerd op een termijn van uitzending van zes maanden. Daarna volgt een periode van tenminste een jaar, waarin het personeel niet wordt uitgezonden. In dat jaar vindt de recuperatie plaats en concentreert de eenheid zich op de organieke taakstelling, waaraan in de uitzendperiode door de omstandigheden geen of minder aandacht is besteed. Opgesloten in dit beleid ligt de intentie het personeel ruim tevoren te informeren omtrent de op handen zijnde uitzending. Voor de eenheden uitgezonden naar Kosovo heeft dit beleid gegolden. Gezien echter de onvoorspelbaarheid van de situatie rond Kosovo in het eerste deel van 1999 kon aan deze beleidsintentie niet altijd invulling worden gegeven. Met name het personeel voor het 1(NL)Gnhulpbat is in meerdere gevallen op korte termijn aangewezen. Het overgrote deel van het personeel van de 1(NL)Afdva is weliswaar ruim tevoren op de hoogte gesteld, doch zekerheid omtrent datum van uitzending kon begrijpelijkerwijs niet in een vroeg stadium worden gegeven. Inzetbaarheid Het personeel dient, op basis van het gestelde in de Defensienota multi-functioneel, flexibel en in internationaal verband inzetbaar te zijn. Basis militaire- en functie gerelateerde vaardigheden zijn een noodzaak voor effectieve inzet. Missie gerichte opleiding stelt het personeel beter in staat om goed te functioneren tijdens daadwerkelijke inzet. CVH-operaties brengen veel onzekerheid met zich mee, zowel tijdens de voorbereiding als gedurende de uitvoering. Onzekerheid was reeds, en wordt nu bevestigd als een «fact of life» in het militaire metier. Onzekerheid werkt stress-verhogend. Personeel heeft geregeld (al dan niet gerechtvaardigde) verwachtingen, die vervolgens als gevolg van de ontwikkelingen niet uit blijken te komen. De organisatie heeft behoefte aan een grote vaardigheid in het omgaan met onzekerheid en teleurstellingen en het omgaan met zware omstandigheden. Beide uitgezonden eenheden voldeden aan de kenmerken zoals aangegeven in de Defensienota. Taken van zeer verschillende aard werden op goede wijze uitgevoerd. Veranderingen in de situatie werden op goede 19

20 wijze opgepakt. Deze can-do attitude, waarvan reeds eerder melding is gemaakt in de vorige Kosovo evaluatie, is zeer waardevol bij de inzet in CV-missies. Desondanks kwam het voor dat individuen en kleine eenheden basis militaire vaardigheden onvoldoende beheersten. Gezien de soms korte voorbereidingstijd, de huidige uitzendfrequentie en het feit, dat alle eenheden voor alle hoofdtaken inzetbaar moeten zijn, is zo n situatie niet acceptabel. Personeel is veelvuldig geconfronteerd met onzekerheid en ontberingen tijdens de uitvoering van KFOR. Bevelhebbers is verzocht te inventariseren in hoeverre basis militaire vaardigheden op reguliere basis kunnen worden getoetst. Bevelhebbers is verzocht blijvend te benadrukken binnen de krijgsmachtdelen, dat mentale- en fysieke hardheid en discipline vorming deel dient uit te maken van opleidingen, trainingen en oefeningen. Krijgstucht De binnen Defensie geformuleerde gedragscodes zijn leidend in de handhaving van de krijgstucht en de discipline. De Wet militair tuchtrecht geeft daarbij de kaders waarbinnen dat dient te geschieden. Handhaving van de krijgstucht en de discipline werd niet gefaciliteerd door het in de wet vastgelegde sanctiestelsel. De daarin voorkomende geldboetes staan niet in verhouding tot de bezoldiging en de per dag inverdiende toelage. Aanpassing van de hoogte van de maandelijks op te leggen geldboete van 200 naar 600 gulden, zoals per 1 januari 2000 van kracht geworden, moet in deze lacune voorzien. De per 1 januari 2000 van kracht geworden maatregelen op dit gebied dienen bij de volgende evaluatieronde getoetst te worden op effectiviteit (CDS en DGP). Materieel Materieelbeheer, onderhoud en aanvoer van benodigdheden vormen een belangrijk aspect in het voortzettingsvermogen ter plaatse. CVH-operaties stellen extra eisen, gezien de omgeving waarin veelal geopereerd moet worden en de daarmee gepaard gaande afstanden vanuit Nederland. Materieel is een van de pijlers binnen de organisatie. In de KFOR operatie is gebruik gemaakt van organiek materieel alsook van ad-hoc toegevoegd materieel. Het beheer en het onderhoud heeft daardoor grote extra inspanningen gevraagd. In de studie «Logistiek-concept 2006«worden, door de daartoe ingestelde werkgroep, de aspecten betreffende logistieke instandhouding bij CV-operaties over grote afstanden nadrukkelijk meegenomen. Aansturing De CDS stuurt alle CVH-operaties aan, de bevelhebbers dragen zorg voor voorbereiding, gereedstelling en instandhouding. Deze wijze van aansturing heeft goed gewerkt. De verdeling in verantwoordelijkheden tussen de CDS en de bevelhebbers is duidelijk en de diverse organisatie delen vinden steeds beter hun draai in de uitvoering en toepassing daarvan. De contingentscommandant fungeerde als ogen en oren van de CDS in het operatie gebied. De positionering is daarbij van 20

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 23 591 Betrokkenheid van het parlement bij de uitzending van militaire eenheden 26 454 Besluitvorming uitzendingen Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTERS

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN. JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN. JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken 3 (1950) No. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken A. TITEL UNIEZAKEN Memorandum houdende een

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 29 200 X Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2004 C BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de

Nadere informatie

TOETSINGSKADER 2014 Inleiding

TOETSINGSKADER 2014 Inleiding TOETSINGSKADER 2014 Inleiding Op 28 juni 1995 boden de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie de Tweede Kamer een toetsingskader aan dat kon dienen ter structurering van de gedachtewisseling

Nadere informatie

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: De begrotingsstaat van het Ministerie

Nadere informatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht T.a.v. Voorzitter raad van bestuur Postbus GA UTRECHT. Datum 8 april 2016 Onderwerp VGR

Universitair Medisch Centrum Utrecht T.a.v. Voorzitter raad van bestuur Postbus GA UTRECHT. Datum 8 april 2016 Onderwerp VGR > Retouradres Postbus 2518 6401 DA Heerlen Universitair Medisch Centrum Utrecht T.a.v. Voorzitter raad van bestuur Postbus 85500 3508 GA UTRECHT Stadsplateau 1 3521 AZ Utrecht Postbus 2518 6401 DA Heerlen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 X Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 1998 Nr. 55 BRIEF VAN

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-generaal Veiligheid Programma Bestuurlijke Aanpak Schedeldoekshaven

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018 Nr. 25 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 17 november

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Schriftelijke vragen Van Bommel over de arrestatie van een Afghaanse burger in Kamp Holland en het gebruik van particuliere beveiligingsbedrijven

Schriftelijke vragen Van Bommel over de arrestatie van een Afghaanse burger in Kamp Holland en het gebruik van particuliere beveiligingsbedrijven Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Datum 29 februari 2008 Ons kenmerk D/2008003878

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 Rapport Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 2 Klacht Op 12 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Altforst, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 826 Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met de gelijkstelling van stadsregio s met een provincie Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Voorstel : Vaststellen nota Dorpshuizen in Sint Anthonis, inclusief beleid ten aanzien van paracommercialisme

Voorstel : Vaststellen nota Dorpshuizen in Sint Anthonis, inclusief beleid ten aanzien van paracommercialisme Raadsvergadering : 15 september 2003 Agendapunt : 23. Voorstel : Vaststellen nota Dorpshuizen in Sint Anthonis, inclusief beleid ten aanzien van paracommercialisme Aan de Raad, In het coalitieprogramma

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. (Tekst geldend op: 05-03-2012) Besluit van 22 december 1988, houdende vaststelling van een algemene maatregel van rijksbestuur tot regeling van de vrijwillige hulpverlening aan gewonden, zieken, krijgsgevangenen,

Nadere informatie

ISAF III Deployment Task Force

ISAF III Deployment Task Force ISAF III Deployment Task Force C-DTF Kolonel Henk Morsink 1 Deployment Task Force Mission Statement Taken Eenheden en Middelen Planning Voorbereiding 2 Mission Statement Schep als Deployment Task Force

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 Rijksbegroting voor het jaar 1988 20 200 Hoofdstuk X Ministerie van Defensie Nr. 34 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is.

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is. 1 Managementsamenvatting De managementsamenvatting is geschreven in het Nederlands en het Papiamentu. De Rekenkamer wil hiermee bereiken dat meer mensen kennis kunnen nemen van de inhoud van het rapport.

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Contactpersoon S. Kaasjager T 070-3485230

Nadere informatie

9405/08 CS/lg DG E VIII

9405/08 CS/lg DG E VIII RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 mei 2008 (OR. en) 9405/08 COSDP 383 PESC 562 COAFR 143 CONUN 46 CHAD 26 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van de Raad betreffende de sluiting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 763 Toekomst van de krijgsmacht Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Datum 16 september 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de inzet van militairen op Schiphol

Datum 16 september 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de inzet van militairen op Schiphol 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

PLAN VAN AANPAK PROJECT VINKENSLAG, versie 4 september 2008

PLAN VAN AANPAK PROJECT VINKENSLAG, versie 4 september 2008 PLAN VAN AANPAK PROJECT VINKENSLAG, versie 4 september 2008 1. Achtergrond en aanleiding De Rekenkamer Maastricht doet onderzoek naar de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het gevoerde

Nadere informatie

Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 21 juni 2016

Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 21 juni 2016 27 925 Bestrijding internationaal terrorisme Nr. 593 Herdruk 1 Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 21 juni 2016 De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal aanvullende vragen voorgelegd

Nadere informatie

Convenant betreffende militaire capaciteit voor civiele ondersteuning tussen de ministers van BZK, Defensie en Justitie

Convenant betreffende militaire capaciteit voor civiele ondersteuning tussen de ministers van BZK, Defensie en Justitie PARTIJEN: Convenant betreffende militaire capaciteit voor civiele ondersteuning tussen de ministers van BZK, Defensie en Justitie 1. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), 2.

Nadere informatie

van Buitenlandse Zaken Postbus 20701 Postbus 20061 2500 ES s-gravenhage 2500 EB s-gravenhage Telefoon 070-3188188 Telefoon 070-3486486

van Buitenlandse Zaken Postbus 20701 Postbus 20061 2500 ES s-gravenhage 2500 EB s-gravenhage Telefoon 070-3188188 Telefoon 070-3486486 Ministerie van Ministerie van Defensie Buitenlandse Zaken Postbus 20701 Postbus 20061 2500 ES s-gravenhage 2500 EB s-gravenhage Telefoon 070-3188188 Telefoon 070-3486486 Aan: de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Datum juni 2016 Betreft Antwoorden op aanvullende schriftelijke vragen inzake de inzet van de Nederlandse F-16 s boven Syrië

Datum juni 2016 Betreft Antwoorden op aanvullende schriftelijke vragen inzake de inzet van de Nederlandse F-16 s boven Syrië > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

2016D Lijst van vragen

2016D Lijst van vragen 2016D21614 Lijst van vragen De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Defensie

Nadere informatie

MEMO WGR. 1. Inleiding

MEMO WGR. 1. Inleiding MEMO WGR Aan : de heer E. Lionarons Van : Bart van Meer en Jasper Molenaar Inzake : Voorstel herziening Samenwerkingsregeling Regio Achterhoek 24e herziening Datum : 12 maart 2018 1. Inleiding 1.1. De

Nadere informatie

Datum 5 juni 2018 Betreft Reactie op het conceptrapport Inzet Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali. Geachte heer Visser,

Datum 5 juni 2018 Betreft Reactie op het conceptrapport Inzet Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali. Geachte heer Visser, > Retouradres 2500ES 's-gravenhage Ministerie van Defensie Plein 4 Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl Ministerie van Buitenlandse Zaken Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20061 2500 EB Den

Nadere informatie

HDAB Aanvulling stand van zakenbrief Afghanistan: nazorg, counter insurgency opleiding en eigen vuur incident

HDAB Aanvulling stand van zakenbrief Afghanistan: nazorg, counter insurgency opleiding en eigen vuur incident Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste

Nadere informatie

Datum 20 december 2018 Onderwerp Georganiseerde criminaliteit in relatie tot bescherming personenstelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming

Datum 20 december 2018 Onderwerp Georganiseerde criminaliteit in relatie tot bescherming personenstelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 63f 25 398 Wijziging van de Wet politieregisters, houdende nadere regels voor bijzondere politieregisters ten behoeve van de politie, Koninklijke

Nadere informatie

Ministerie van Defensie. Plein 4 MPC 58 B Postbus ES Den Haag Onze referentie BS

Ministerie van Defensie. Plein 4 MPC 58 B Postbus ES Den Haag   Onze referentie BS Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl Onze referentie BS2019012271 Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513

Nadere informatie

VOORTGANGSRAPPORTAGE HANDHAVING RUIMTELIJK BESTUURSRECHT 2009 GEMEENTE ZALTBOMMEL

VOORTGANGSRAPPORTAGE HANDHAVING RUIMTELIJK BESTUURSRECHT 2009 GEMEENTE ZALTBOMMEL VOORTGANGSRAPPORTAGE HANDHAVING RUIMTELIJK BESTUURSRECHT 2009 GEMEENTE ZALTBOMMEL Bestuur, Vergunning en Handhaving Voortgangsrapportage van resultaten van handhaving in 2009 over de periode van 1 januari

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 164 Beschermingsmiddelen tegen geïmproviseerde explosieven Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2010/2169(DEC) 3.2.2011

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2010/2169(DEC) 3.2.2011 EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie begrotingscontrole 2010/2169(DEC) 3.2.2011 ONTWERPVERSLAG over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor

Nadere informatie

Beslisdocument college van Peel en Maas

Beslisdocument college van Peel en Maas 298634 Beslisdocument college van Peel en Maas Document openbaar: Ja Besluitnummer: 43 5b Onderwerp: Opstellen beleid Nota integraal toezichts- en handhavingsbeleid fysieke leefomgeving Advies: 1. Vast

Nadere informatie

1 Rapport in het kort

1 Rapport in het kort 1 Rapport in het kort De samenvatting, conclusie en aanbevelingen zijn geschreven in het Nederlands en het Papiamentu. De Rekenkamer wil hiermee bereiken dat meer mensen kennis kunnen nemen van de inhoud

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie ADVIES Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Commandant Maritieme

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 33 709 EU voorstel: Verordening oprichting Europees openbaar ministerie COM (2013) 534 1 AE BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID Aan

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 No. 47 Landsverordening van de 2 de juli 2014, tot wijziging van de Sanctielandsverordening inzake de wijze van implementatie van vastgestelde sanctieverordeningen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 374 Aanslag op de heer W. S. P. Fortuijn Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 Rapport Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071 2 Klacht Op 18 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Groningen, met een klacht over een gedraging van regionale

Nadere informatie

Raadsbijlage Voorstel inzake de sanering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven naar aanleiding van de Rapportage Ernst 5

Raadsbijlage Voorstel inzake de sanering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven naar aanleiding van de Rapportage Ernst 5 gemeente Eindhoven Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Raadsbijlage nummer 145 Inboeknummer OOU001696 Beslisdatum BRW 9 juni 2000 Dossiernummer 024.202 Raadsbijlage Voorstel inzake de sanering Stichting

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving Afdeling Wetgeving Staatsinrichting en Bestuur Turfmarkt

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209 Rapport Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn verzoek om vergoeding van de door hem omstreeks oktober

Nadere informatie

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248 Rapport Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat: Haar klacht, dat de minister van Defensie standaard

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Wetgeving voor veteranen

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Wetgeving voor veteranen Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Datum Ons kenmerk Onderwerp Wetgeving voor

Nadere informatie

Evaluatieverslag Hoogwater Maas december 2002/januari 2003

Evaluatieverslag Hoogwater Maas december 2002/januari 2003 Evaluatieverslag Hoogwater Maas december 2002/januari 2003 De hoogwaterperiode december 2002/januari 2003 is gestart op 30 december 2002 met de eerste melding door de RAC en is geëindigd op 5 januari 2003

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021 Rapport Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee op 20 april 2005 aan zijn moeder een noodpaspoort heeft verleend, afgaande op informatie

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 WET van 27 mei 1996, houdende regelen met betrekking tot de inrichting, taakomschrijving en organisatie van het Nationaal Leger (Wet Nationaal Leger) (S.B. 1996 no. 27). HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Nadere informatie

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). KlRz 041/2013 RAPPORT inzake de klacht van [Verzoeker ] tegen een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). - 2-1. Inleiding

Nadere informatie

vaste commissie voor Defensie

vaste commissie voor Defensie Den Haag, 9 november Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie Volgcommissie(s): BuHa-OS i.v.m. agendapunt 18 BuZa i.v.m. agendapunt 12, 13, 17, 18 V&J i.v.m. agendapunt 18 Document: Besluitenlijst

Nadere informatie

de Medezeggenschapscommissie van de SDDC 598th Transportation Brigade.(hierna: de MC)

de Medezeggenschapscommissie van de SDDC 598th Transportation Brigade.(hierna: de MC) ADVIES Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Commandant van de Landstrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Medezeggenschapscommissie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Intentieovereenkomst samenwerking gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.

Intentieovereenkomst samenwerking gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. Intentieovereenkomst samenwerking gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. De raden van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.; OVERWEGENDE:

Nadere informatie

DEN HAAG. Aandachtspunten bij de begroting 2014 van de minister van Defensie

DEN HAAG. Aandachtspunten bij de begroting 2014 van de minister van Defensie Algemene Rekenkamer BEZORGEN Lange Voorhout 8 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Postbus 20015 Staten-Generaal Binnenhof 4 2500 EA Den Haag T 070 3424344 070 3424130 DEN HAAG E vooriichting@rekenkamer.nl

Nadere informatie

Convenant inzake de proeftuin bezorgen van reisdocumenten

Convenant inzake de proeftuin bezorgen van reisdocumenten De Convenant inzake de proeftuin bezorgen van reisdocumenten Partijen, De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, dr. R.H.A. Plasterk,

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2003E0495 NL 23.07.2014 008.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2003/495/GBVB VAN DE

Nadere informatie

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland. Verstoord contact Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland. Datum: 18 februari 2015 Rapportnummer: 2015/035 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat politieambtenaren

Nadere informatie

Rapportage integrale risicoanalyse herziening Governance Havenschap Moerdijk

Rapportage integrale risicoanalyse herziening Governance Havenschap Moerdijk Rapportage integrale risicoanalyse herziening Governance Havenschap Moerdijk 1. Inleiding Tijdens de bespreking van de voortgang van de uitwerking van de governance van Havenschap Moerdijk in de gemeenteraad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 230 Besluit van 18 mei 2009, houdende wijziging van het Besluit afbreking zwangerschap (vaststelling duur zwangerschap) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 978 Aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke

Nadere informatie

Rapport. inzake. de stichting FUNDASHON E HENDE. tegen. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

Rapport. inzake. de stichting FUNDASHON E HENDE. tegen. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning Rapport inzake de stichting FUNDASHON E HENDE tegen de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning Scharlooweg 41, Tel: (+5999) 461-0303 Fax: (+5999) 461-9483 Info@ombudsman-curacao.cw 1. Inleiding

Nadere informatie

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker, werkzaam bij het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD), klaagt over het gebrek aan voortvarendheid waarmee het disciplinaire onderzoek, dat de korpschef van het KLPD naar

Nadere informatie

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden.

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden. VERTROUWELIJK No. 51 BESLUIT van 8 augustus 1949, zoals sedert gewijzigd, houdende nadere regelen met betrekking tot de organisatie, de werkwijze, de taak en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Nadere informatie

Vereniging van Oud-Medewerkers s-hertogenbosch Aan de leden van de Vereniging van Oud-Medewerkers datum 4 juli 2016 contactpersoon Corien Blankestein onderwerp Excursie Koninklijke Marine telefoon 088-5256197

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Rapport in het kort De samenvatting, conclusies en aanbevelingen zijn geschreven in het Nederlands en in het Papiaments. De Rekenkamer wil hiermee bereiken dat meer mensen kennis kunnen nemen van de inhoud

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180 Rapport Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180 2 Klacht Verzoeker klaagt over de lange duur van de behandeling van zijn aanvraag van 16 oktober 1997 om toelating als vluchteling door de Immigratie-

Nadere informatie

Onderzoeksvragen. Het UNIFIL onderzoek was opgezet om de volgende vragen te beantwoorden: 1. Hoe is het met de gezondheid van de UNIFIL ers gesteld?

Onderzoeksvragen. Het UNIFIL onderzoek was opgezet om de volgende vragen te beantwoorden: 1. Hoe is het met de gezondheid van de UNIFIL ers gesteld? Korte samenvatting UNIFIL-onderzoek Onderzoeksvragen. Het UNIFIL onderzoek was opgezet om de volgende vragen te beantwoorden: 1. Hoe is het met de gezondheid van de UNIFIL ers gesteld? 2. Wat vinden de

Nadere informatie

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083 Rapport Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda vanaf november 2002 onvoldoende heeft getracht om de

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27433 1 oktober 2014 Beleidsregel houdende vaststelling van regels voor de naleving en toezicht op de veiligheidsadviseur

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2006R1412 NL 01.07.2013 003.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 1412/2006 VAN DE RAAD van 25

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Besluit van de Raad betreffende de sluiting

Nadere informatie

B17. Slachtoffers van vrouwenhandell

B17. Slachtoffers van vrouwenhandell B17 Slachtoffers van vrouwenhandell B17 Slachtoffers van vrouwenhandel Algemeen Toezicht: opschorting van de verwijdering Algemeen Slachtoffers van vrouwenhandel Getuige-aangevers Vergunning tot verblijf

Nadere informatie

Defensie en Nationale Veiligheid

Defensie en Nationale Veiligheid Defensie en Nationale Veiligheid Kolonel Piet Hagenaars Regionaal Militair Commandant Noord 20 februari 2018 HQ Royal Netherlands Army 1.PzDiv 11 Airmobile Brigade 13 Light Brigade 43 Mechanised Brigade

Nadere informatie

BIJLAGE 1 Glijdende schaal van maatregelen

BIJLAGE 1 Glijdende schaal van maatregelen BIJLAGE 1 Glijdende schaal van maatregelen Er is een glijdende schaal van maatregelen geïntroduceerd, waardoor meer flexibiliteit en maatwerk mogelijk is. De maatregelen hebben betrekking op de woning,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 23461 Haïti Nr. 5 BRIEF VAN DE MIIMISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[datum open laten]], nr. [[nr invullen]];

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[datum open laten]], nr. [[nr invullen]]; Ontwerpbesluit van, houdende wijziging van het Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet (Wijziging Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale

Nadere informatie

OVEREENKOMST 13 SEPTEMBER 2006

OVEREENKOMST 13 SEPTEMBER 2006 OVEREENKOMST tussen de Belgische Staat, de beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen Assuralia, en de verzekeringsondernemingen die toetreden tot voorliggende overeenkomst, inzake de dekking van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 28 638 Mensenhandel Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, - 1 - Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 augustus 2012, nr. JOZ/378065, houdende regels voor het verstrekken van aanvullende bekostiging ten behoeve van het stimuleren

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5332/07 PESC 38 COEST 9

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5332/07 PESC 38 COEST 9 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5332/07 PESC 38 COEST 9 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VAN DE RAAD tot wijziging en verlenging

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2018

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2018 Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR

Nadere informatie

BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot het grensoverschrijdend spoedeisend ambulancevervoer

BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot het grensoverschrijdend spoedeisend ambulancevervoer BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot het grensoverschrijdend spoedeisend ambulancevervoer Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Nadere informatie

Den Haag, 3 november vaste commissie voor Defensie. Procedurevergadering Datum: donderdag 9 november 2017 Tijd:

Den Haag, 3 november vaste commissie voor Defensie. Procedurevergadering Datum: donderdag 9 november 2017 Tijd: Den Haag, 3 november Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie Volgcommissie(s): BuHa-OS i.v.m. agendapunt 18 BuZa i.v.m. agendapunt 12, 13, 17, 18 V&J i.v.m. agendapunt 18 Activiteit: Procedurevergadering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1974-1975 13 412 Protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, van 20 en 21 mei te Paramaribo, en de conclusies van het

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Landstrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: 1 De Commandant van XXX

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 Rapport Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee hem na zijn aanhouding op 18 januari 2003 op de vliegbasis Volkel, niet ten spoedigste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten, STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 14473 26 mei 2014 Samenwerkingsprotocol tussen Autoriteit Consument en Markt en Stichting Autoriteit Financiële Markten

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hem

Nadere informatie

De Inspecties stellen dat VTRR aan 18 van de 24 verwachtingen van het toetsingskader voldoet.

De Inspecties stellen dat VTRR aan 18 van de 24 verwachtingen van het toetsingskader voldoet. Verbeterplan Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond. VTRR is een nieuwe organisatie die nog volop in ontwikkeling is. De wettelijke taken van VTRR, het oppakken van meldingen huiselijk geweld en kindermishandeling,

Nadere informatie

Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren

Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren Aanbeveling 1 1. De commissie adviseert om bij het teruggavebeleid ten aanzien van de kunsthandel dezelfde uitgangspunten te hanteren die in de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10909 22 juni 2011 Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 15 juni 2011, nr. 5700090/11, houdende wijziging

Nadere informatie