BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD ZITTING BEKNOPT VERSLAG. van de plenaire vergadering van VRIJDAG 17 MAART (namiddagvergadering)

Transcriptie

1 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD ZITTING BEKNOPT VERSLAG van de plenaire vergadering van VRIJDAG 17 MAART 2000 (namiddagvergadering) Het beknopt verslag geeft een samenvatting van de debatten. De debatten worden in extenso weergegeven in de handelingen.

2 2 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG INHOUD DRINGENDE VRAGEN van de heer Michel Lemaire (het toekomstige Brussel casino), van de heer Joël Riguelle (geplande fusie van het TIB en de vzw Brussel-Congres) en antwoorden van de heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter; van de heer Claude Michel en mevrouw Evelyne Huytebroeck (stratenblok Stévin) en antwoorden van de heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter en De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting namens de heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting ; van mevrouw Evelyne Huytebroeck (raden van bestuur van sommige pararegionale instellingen) en antwoord van de heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter. INTERPELLATIES van de heer Yaron Pesztat (parkeerbeleid) tot tot de heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp Voortzetting van de bespreking (Spreker : de heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp) van de heer Alain Daems (ontwikkeling van het ambtelijk apparaat in de gewestelijke besturen en in de pararegionale instellingen) tot de heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Sprekers : de heren Alain Daems, Serge de Patoul, Rudi Vervoort, Benoît Cerexhe, Jos Van Assche en De heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp) MONDELINGE VRAGEN van de heer Denis Grimberghs (subsidies voor sportinfrastructuur van de gemeenten), van de heer Alain Daems (gevolgen gegeven aan de resolutie van de Raad over de Millenniumround) en antwoorden van de heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter; van de heer Walter Vandenbossche (gratis openbaar vervoer voor 65-plussers bij de maatschappij De Lijn) en antwoord van de heer Jos Chabert, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp; van de heer Marc Cools (toegang van de KMO s tot het internet en de e-commerce) en antwoord van De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting ; van de heer Philippe Debry (vertraging bij het overzenden van de gewestrekeningen) en antwoord van Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen; van de heer François Roelants du Vivier (kans om een akkoord te sluiten met Marokko) en antwoorden van Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen en de heer Didier Gosuin, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel; Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Zitting

3 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG 3 van mevrouw Adelheid Byttebier (bijzonder bestek voor de slibverwerking) en antwoord van De heer Didier Gosuin, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel; van mevrouw Béatrice Fraiteur en de heer Yaron Pesztat (GSM-zendmasten) en antwoorden van De heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen; van de heer Mohamed Daif (renovatiepremies) en antwoord van de heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen. NAAMSTEMMINGEN over het ontwerp van ordonnantie houdende instemming met de Samenwerkingsovereenkomst inzake industrieel onderzoek en ontwikkeling tussen de Regering van de Staat Israël en de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ondertekend te Brussel op 8 september 1998; over het ontwerp van ordonnantie houdende instemming met de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap wordt tot stand gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid- Staten, enerzijds, en Turkmenistan, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV en V, met het Protocol en met de Slotakte, opgemaakt te Brussel op 25 mei 1998 en over het ontwerp van ordonnantie houdende instemming met de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie wordt tot stand gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, en met de Bijlagen I, II, III, IV, V, VI en VII, met de Protocollen 1, 2, 3 en 4 en met de Slotakte, opgemaakt te Brussel op 24 november 1997.

4 4 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG Voorzitter: mevrouw Magda De Galan - De vergadering wordt om uur geopend. DRINGENDE VRAGEN Het toekomstige Brusselse casino De heer Michel Lemaire (in het Frans).- Minister Neyts heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan over de vestiging van het casino in het Atomium. Is dat een persoonlijke uitlating? Is hierover binnen de Regering overleg gepleegd? Wat is uw mening over de uitspraak van mevrouw Neyts? Zij had het onder meer over contacten met bepaalde investeerders. Minister Sauwens verklaarde dat de Vlaamse Gemeenschap geld kan vrijmaken voor een bol van het Atomium. Zullen de bollen tussen de gewesten en gemeenschappen worden verdeeld? Zal er overleg worden gepleegd tussen de federale minister en het Gewest? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Artikel 78 van de wet van mei 1999 bepaalt dat artikel 29 pas in werking kan treden nadat de Koning de nodige uitvoeringsmaatregelen heeft genomen. De geïnteresseerde gemeenten hebben dus hun kandidatuur nog niet kunnen indienen en de Brusselse Regering heeft nog geen advies kunnen uitbrengen. Mevrouw Neyts heeft verklaard dat de vestiging van het casino in een bol van het Atomium een interessante oplossing zou zijn, maar in het huidige stadium van de procedure is dit enkel een denkspoor. Een aantal projectontwikkelaars hebben van zich laten horen, maar het is nog te vroeg om ons uit te spreken. Het Atomium is een nationaal symbool. Er moet dus een breed overleg worden gepleegd. Bij de ondertekening van het aanhangsel nr. 5 bij het samenwerkingsakkoord met de federale overheid hebben de federale regering, de gewestregering en de Stad Brussel overleg gepleegd over de verdeling van de geplande 35 miljoen. Federaal minister Daems heeft gezegd bereid te zijn 200 miljoen vrij te maken in het kader van de bespreking van het aanhangsel nr. 6 om het Atomium te renoveren. De heer Michel Lemaire (in het Frans).- Bent u van plan contact op te nemen met de andere Gewesten? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Nog niet. Geplande fusie van het TIB en de vzw Brussel-Congres De heer Joël Riguelle (in het Frans).- In de pers is er sprake van een geplande fusie van het TIB en de vzw Brussel- Congres. De minister-voorzitter zou het met dit plan eens zijn. Wat is het standpunt van de regering? Moeten de standpunten van de diverse betrokken partijen niet worden verduidelijkt? Hoe moeten wij ons de financiering na de fusie voorstellen? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt over twee instellingen die belast zijn met het vrijetijds- en het zakentoerisme, namelijk het TIB en de vzw Brussel-Congres. Wij vragen ons af of de activiteiten van beide instellingen niet herverdeeld moeten worden. Mijn kabinet heeft met allebei contact opgenomen, maar thans wordt enkel bekeken wat de toekomstmogelijkheden zijn. Een mogelijke schaalvergroting wordt onderzocht. Het is nog te vroeg om over de financiering van een eventuele enige structuur te spreken. De heer Joël Riguelle (in het Frans).- Wordt er gedacht aan één enkele structuur of aan een geheel van structuren? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Op dit moment wordt er gedacht aan één enkele juridische structuur met het behoud van twee autonome "business units". Stratenblok Stévin De heer Claude Michel (in het Frans).- Op 15 maart jongstleden hebben de heren Hutchinson en Tomas het beroep tegen de verkoop van 12 panden van het stratenblok Stévin ontvangen. Dat beroep was ingesteld door Brussels Thuis. De notaris heeft geweigerd tot de verkoop over te gaan omdat in de machtiging tot verkoop geen rekening was gehouden met het recht van voorkoop. Het besluit van de heer Hutchinson is pas net voor de verkoop ter kennis van de Stad gebracht. Bovendien had de heer Hutchinson de pers voordien reeds van de strekking van zijn besluit op de hoogte gebracht. De verzoekende partij was aanwezig op die persconferentie en heeft daar zelfs verklaringen afgelegd. De overige partijen waren niet verwittigd. Hoe kan die medeplichtigheid van de heer Hutchinson worden verklaard? Mevrouw Evelyne Huytebroeck (in het Frans).- Wij hebben gisteren vernomen dat de openbare verkoop van de huizen van het stratenblok Stévin is uitgesteld. Dit is de eerste keer dat Staatssecreatris Hutchinson gebruik maakt van het artikel van de ordonnantie die het voor een instelling vor sociale huisvesting mogelijk maakt een recht van voorkoop te doen gelden op goederen die door een gemeente te koop worden gesteld. Beschikken wij over alle financiële waarborgen dat Brussels Thuis de middelen heeft om die gebouwen aan te kopen en te renoveren? Is men zeker dat dit besluit op deugdelijke rechtsgronden steunt? Het zou immers vervelend zijn als dat besluit vernietigd zou worden. Is bekend hoeveel huizen Brussels Thuis wil aankopen? Het verheugt ons dat in die wijk sociale woongelegenheid wordt gecreëerd. Wij moeten echter zeker zijn dat wij over de middelen daartoe beschikken. Anders zetten wij de toekomst van dat stratenblok op de helling.

5 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART Staat de regering achter dat besluit? Ik weet dat minister Simonet helemaal geheel geen graten zag in de verkoop van het huizenblok. De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting namens de heer Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting.- De minister voor Huisvesting heeft die beslissing genomen in het kader van zijn rechtsbevoegdheid. Zij ontsnapt dus aan de controle door het parlement. Het is niet gebruikelijk dat een rechter zijn beslissing op een andere manier toelicht dan via de uitdrukkelijke motivering van die beslissing. In februari 2000 diende de coöperatieve vennootschap Brussels Thuis beroep in tegen de beslissing van de stad Brussel om de gebouwen in het Stévin- huizenblok te verkopen zonder inachtneming van de procedure waarin de ordonnantie van 29 augustus 1991 voorziet. Het Brussels Thuis was van plan zijn recht van voorkoop te doen gelden. De partijen werden gehoord. Het beroep werd ontvankelijk en gegrond verklaard omdat de ordonnantie van 1991 van toepassing was bij openbare verkoop. De deurwaarder heeft de beslissing aan de partijen betekend. De stad Brussel heeft de verkoop die op 15 maart plaats moest vinden, opgeschort, alhoewel zij daartoe niet was verplicht. Ik weet niet of ze van plan is in het bestek een recht van voorkoop op te nemen dan wel of ze de beslissing zal betwisten. Ik herinner eraan dat de beslissing vanuit juridische en niet vanuit opportunistische overwegingen is genomen. De toekenning van subsidies is een heel ander probleem. De beslissing ligt bij de hele regering en niet bij één minister. Mevrouw Evelyne Huytebroeck (in het Frans).- Ik ben duidelijk geweest. Mijn vraag was zowel aan de heer Hutchinson als aan de heer Simonet gericht. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter.- Dat is mij ontgaan. Het gaat hier om een bevoegdheid die krachtens de ordonnantie van 1991 aan de minister van Huisvesting is toegekend. De regering noch a fortiori de minister-voorzitter heeft zich over die beslissing uitgesproken. U weet ook dat wanneer u drie of vier juristen raadpleegt, u evenveel verschillende adviezen krijgt. Voorts bevestig ik het antwoord dat ik had gegeven aan de heer Lemaire, die mij in de hoedanigheid van toezichthoudende minister vragen had gesteld : volgens mij is de ordonnantie van 1991 niet van toepassing bij openbare verkoop. Raad van bestuur van sommige pararegionale instellingen Mevrouw Evelyne Huytebroeck (in het Frans).- Mijnheer de Minister- Voorzitter, ik heb u meerdere brieven gestuurd betreffende de vernieuwing van de raden van bestuur van sommige pararegionale instellingen. Wettelijk gezien moeten die binnen zes maanden na de verkiezingen worden vernieuwd. Ik meen te weten dat de verdeling op basis van het systeem- D Hondt gebeurt. We hebben vernomen dat die benoeming al verscheidene malen is uitgesteld, ook op de ministerraad van gisteren. Ik veronderstel dat dit alles te maken heeft met de benoeming van een nieuwe directeur bij de MIVB. Waarom is dit punt uitgesteld? Welke verdeelsleutel bent u van plan te hanteren? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Men kan mij niet verwijten dat ik geen eerbied voor het Parlement heb of voor de oppositie, waartoe ik lang heb behoord. Men moet echter niet op mij of op de regering rekenen om u te zeggen waarom een punt op de agenda van de ministerraad is uitgesteld. Ik vraag me trouwens af hoe u daarvan op de hoogte kunt zijn. De verdeelsleutel zal tijdens de volgende ministerraad worden vastgesteld. De verdeling zal plaatsvinden op basis van de grootte van de politieke fracties en op basis van de regels die door de vorige regering zijn ingevoerd. Het systeem-d hondt wordt niet mechanisch toegepast om te vermijden dat nietdemocratische partijen vertegenwoordigd zouden worden. Ik heb altijd gezegd dat de Regering vr 31 maart 2000 het nodige zal doen. Dat zal ook gebeuren. - De vergadering van de Raad wordt om uur geschorst. - De vergadering van de Raad wordt om uur hervat. INTERPELLATIE VAN DE HEER YARON PESZTAT TOT DE HEER ROBERT DELATHOUWER, STAATSSECRETARIS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST BELAST MET MOBILITEIT, AMBTENARENZAKEN, BRANDBE- STRIJDING EN DRINGENDE MEDISCHE HULP, betreffende "het parkeerbeleid". - Voortzetting van de bespreking. De heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- Het parkingbeleid is een element van het totale mobiliteitsbeleid. Het Gewestelijk Expressnet is iets waar we allemaal op wachten. Daarbij is het belangrijk niet te veel inspanningen te vragen aan het al fel belaste Brusselse spoor en om de juiste begeleidende maatregelen te nemen. Ondertussen loopt de interministeriële conferentie en heeft ze een aantal werkgroepen. Eén daarvan concentreert zich op de begeleidende maatregelen specifiek voor het parkeerbeleid in Brussel. De problematiek staat dus wel degelijk op de agenda. Het hoofddoel van het Gewestelijk Expressnet is om automobilisten aan te trekken, maar men moet rekening houden met het jojoeffect. Als er weer wegen vrij komen zullen chauffeurs geneigd zijn om terug over te stappen van het openbaar vervoer naar de auto. Daarom zijn begeleidende maatregelen van cruciaal belang. Concrete voorstellen zullen worden uitgewerkt en aan de Raad voorgelegd. (Verder in het Frans) Wat de regeringsverklaring betreft, was het betoog van de heer Pesztat nog niet afgerond.

6 6 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG Zowel in de regeringsverklaring van 1995 als in die van 1999 was er sprake van een ontradingsbeleid, inzake parkeren voor lange tijd, de strijd tegen het wildparkeren, steunmaatregelen voor bewoners en ondernemingen, bevordering van de rotatie tussen winkelzones en een coördinatie tussen het Gewest en de gemeenten. Sinds 1995 is daaraan gewerkt in het IRISplan en de regeringsverklaring mocht dus korter zijn. Zowel in 1995 als in 1999 koos men ervoor om het parkeerprobleem op gemeentelijk niveau te blijven behandelen. Het Gewest heeft dan ook tot taak synergie en samenhang te bevorderen. Ik geef toe dat dit een ondankbare taak is, aangezien de gemeenten niet altijd aandachtig luisteren. Bovendien is er een probleem inzake het personeel dat moet worden ingezet. (Verder in het Nederlands) De mobiliteitscontracten bestaan nu al in een aantal gemeenten. Ze gaan vooral over de doorstroming van het verkeer van en naar Brussel tijdens de piekuren. Dergelijke mobiliteitscontracten zijn nodig omdat heel veel maatregelen niet kunnen zonder betrokkenheid van gemeenten buiten Brussel. Denk maar aan een fietspad van de rand van Brussel tot in het centrum. Wij wensen een aantal specifieke contracten en convenanten af te sluiten met de gemeente, in overleg met collega Jos Chabert. Ik ga daar zo snel mogelijk mee van start. Een grote stap was al dat het budget van 7 miljoen werd opgetrokken tot 15 miljoen. (Verder in het Frans) De dialoog over het parkeerprobleem heeft reeds tot een zekere consensus geleid. Maar deze consensus ligt op een laag beslissingsniveau. Er zijn nog inspanningen nodig om deze dialoog in een vaste vorm te gieten. Het door mij voorgestelde observatorium voor het parkeren zou een organisatie zijn van de gemeenten en het gewestelijk mobiliteitsobservatorium. Ik hoop dat we hiervoor de basis kunnen leggen en een financiële constructie kunnen uitwerken zodat het in de loop van het tweede semester van het jaar 2000 kan worden opgericht. De voorbereidende studies zijn te zwaar en verlopen te traag; de discussiegroepen zijn onvoldoende gediversifieerd wat de bevoegdheden betreft en te weinig gespecialiseerd in het parkeerprobleem. Er wordt voorgesteld om niet aan de thematiek te raken en de vijf bestaande groepen te behouden (bewoners, leveringen, tarieven, controle en databank); daarbij komen nog de zijdelingse en transversale problemen (begeleiding, samenhang en communicatie). Om deze groepen op een meer dynamische wijze te laten functioneren, wordt voorgesteld ze te laten werken op meer gepecialiseerde thema s, in subgroepen met uiteenlopende bevoegdheden. Het panel van experts moet worden uitgebreid. Er wordt overwogen om meer beroep te doen op onderaanneming. dat is echter moeilijk en duur, en dus zal men ongetwijfeld moeten streven naar occasionele samenwerking en verruuiming door de deelname van het Gewest aan het programma-cost, een programma van uitwisseling van ervaringen inzake parkeerproblemen. Wat de planning betreft, hebben de bewonerskaart en de zones voor laden en lossen aangetoond dat er algemene antwoorden moeten worden gezocht. De gemeentelijke overheid moet over de openbare ruimte kunnen beschikken en de objectieve criteria vooraf kunnen bepalen. Wij weten dat dit politiek geen makkelijke klus is. Het parkeren heeft rechtstreekse gevolgen voor de veiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte en dus moet er worden gedacht aan een restricitief beleid. Parkeren houdt rechtstreeks verband met bepaalde economische activiteiten, waarvan er sommige meer dan andere afhankelijk zijn van de auto. Voorzichtigheid blijft dus geboden. Alleen een multidisciplinaire aanpak kan zorgen voor het nodige evenwicht tussen de stedelijke functies. Hiervoor is de medewerking van alle partners nodig. Parkeren maakt deel uit van een algemeen mobiliteitsbeleid. Uit de besprekingen is gebleken hoe moeilijk een parkeerbeleid kan worden gevoerd als de restrictieve maatregelen niet gepaard gaan met parkeermogelijkheden buiten de openbare weg en als er niet gezorgd wordt andere mogelijkheden van vervoer. Uit het IRIS-plan blijkt dat de lokale maatregelen op gewestelijk vlak moeten worden ondersteund door alternatieve vervoersmodi te stimuleren, met name het openbaar vervoer en de fiets. Volgens het plan moeten de openbare ruimten ook opnieuw plaats maken voor de zwakke weggebruiker. (Verder in het Nederlands) Mevr. Adelheid Byttebier heeft in haar tussenkomst gewezen op carpooling als alternatief om de druk van de auto s op Brussel te verminderen. Het is een goede suggestie om het gebruik van carpoolparkings te promoten voor auto s die van buiten Brussel komen. Op dat vlak kunnen wij vanuit Brussel zoals gezegd heel wat initiatieven ontwikkelen. Er lopen momenteel een aantal actieprogramma s en studies en wij zijn een belangrijke partner om aan de resultaten hiervan opvolging te geven. Carsharing is wellicht iets voor overmorgen maar kan complementair werken naast carpooling. (Verder in het Frans) Wat de implementatie op lokaal vlak betreft, is het zo dat de wijken te sterk verschillen om eenvormige maatregelen te kunnen toepassen. Enkel een zeer gedetailleerde systeem van zoneafbakening, tarificatie en voorbehouden tracees kan zorgen voor een geslaagd parkeerbeleid. De regels, de bewegwijzering en de genomen maatregelen moeten klaar en duidelijk zijn. Ook moeten de averechtse gevolgen van bepaalde parkeermaatregelen vermeden worden. De gemeentelijke autonomie kan ten volle spelen bij het toepassen van de maatregelen.

7 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART De gemeenten overleggen met elkaar wanneer specifieke maatregelen met betrekking moeten worden genomen tot het wegennet en de politiediensten. Een permanent forum voor overleg tussen de gemeenten en het Gewest zou daarbij een goede zaak zijn. De Gewesten moeten ook onderling en met de federale staat overleggen, wil men vermijden dat eenzijdig getroffen maatregelen tot delocalisatie van activiteiten of bewoners leiden. De vijf werkgroepen hebben benadrukt dat controle essentieel is om het parkeerbeleid geloofwaardig te maken. De oprichting in politiezones kan wellicht vor objectiviteit zorgen, maar dat mag geen voorwendsel zijn om de mogelijkheid van een globalere samenwerkingsstructuur niet verder te onderzoeken. Wat Justitie betreft, maakt het programma gewag van de uitbreiding van de administratieve sancties en van depenalisatie. Dat laatste is gedurfder, maar heeft het nadeel dat het niet in de federale regeringsverklaring staat. Tot slot is het noodzakelijk dat de burgers vooraf worden ingelicht en dat de bedoeling van de maatregelen duidelijk wordt gemaakt. Het gaat trouwens om een proces waarbij de gemeentelijke parkeerverantwoordelijken en de agenten die met de controle belast zijn nauw betrokken zullen worden. Het Nederlandse voorbeeld strekt hierbij tot aanbeveling. Het Irisplan bevat een goederenplan dat moet worden bijgewerkt. Daarom is er nog geen beslissing genomen over het probleem van Thurn &(null) Taxis en over het vrachtvervoer. Over die beslissing moet overleg worden gepleegd, ook al zal dat niet tot ieders tevredenheid zijn. Dankzij het onderzoek in een testgebied in Etterbeek kan nu een databank worden aangelegd. De resultaten zullen binnen enkele weken gekend zijn en wellicht zal de databank het hele Gewest bestrijken. Op korte termijn heb ik de volgende plannen. In de eerste plaats wil ik, in samenwerking met de heer de Donnéa, het begrip historische plaats invoeren. Er zullen verkeersborden voor een stationeer- en parkeersverbod op die plaatsen worden geplaatst. Vooraf zal een infocampagne worden gevoerd en overtredingen zullen worden bestraft. In de tweede plaats wil ik het met de heer Dejemeppe, procureur des Konings, hebben over de vicieuze cirkel die ontstaat door een gebrek aan middelen/beperkt aantal vervolgingen/ demotivering van de gebruikers en de politie, alsook over de mechanismen voor onmiddellijke inning, immobilisering en wegtakeling van voertuigen, de vervolging van recidivisten en de administratieve strafmaatregelen. Ten slotte zal ik samen met de heer Gosuin de initiatieven onderzoeken die in Oudergem worden voorgesteld om het autoverkeer van pendelaars te ontmoedigen en de bewonerskaart uit te breiden. De regeringsverklaring bepaalt dat het parkeerbeleid een gemeentelijke bevoegdheid blijft. Het Gewest moet terugvallen op zijn goede wil, zijn overtuigingskracht, zijn mogelijkheden inzake opleiding van het gemeentepersoneel en de goedkeuring van de gemeentelijke ontwikkelingsplannen, die bestaan uit een gedeelte "verkeer" en "parkeerbeleid". De gemeenten brengen evenwel een aantal voluntaristische initiatieven naar voren. (Verder in het Nederlands) Ik eindig met twee algemene opmerkingen. Brussel werpt zich graag op als hoofdstad van Europa. Het zou dus het goede voorbeeld moeten geven. In de rest van Europa, maar ook in de rest van België, gebeuren grote inspanningen op het vlak van mobiliteit, die soms gepaard gaan met hevige discussies. Die inspanningen hebben het gewenste resultaat. Brussel mag op dit vlak niet achterop hinken. Ik merk terzijde op dat ik het niet eens ben met de opmerkingen die werden gemaakt over Jean- Louis Thys. Hij was de eerste die de moed had iets te ondernemen op het vlak van mobiliteit. Er was ook sprake van electorale vrees. De kiezer zou niet bereid zijn tot dergelijke inspanningen. Ik ben ervan overtuigd dat deze bevolking er klaar voor is stappen te ondernemen. Tijdens een bevraging naar aanleiding van de autoloze zondagen in het buitenland bleek 70 à 80% van de ondervraagden positief te staan tegenover het initiatief; 80 à 90% was van oordeel dat het voor herhaling vatbaar was. Uit een recente studie bij handelaars en cliënten in vier typisch Brusselse handelswijken is gebleken dat de cliënten meer leefbaarheid wensen en voorstander zijn van winkel- wandelstraten. Met de verkiezingen in het achterhoofd moeten we dus inspanningen doen. De heer Yaron Pesztat (in het Frans).- Ik dank de Staatssecretaris voor zijn eerlijke antwoorden. Ik vraag me evenwel af wat hij in de regering doet! Ik hoop dat hij meer beslagen is op het stuk van het vervoerbeleid. Buitenlandse voorbeelden tonen aan hoe sterk het parkeerbeleid geëvolueerd is. Het verheugt me dat een werkgroep binnen de interministeriële conferentie mobiliteit en vervoer zich over het probleem van het GEN zal buigen. Wat zal de Staatssecretaris echter doen als hem wordt gevraagd zijn verwezenlijkingen toe te lichten? (Voorzitter: de heer Jean-Pierre Cornelissen) De Voorzitter (in het Frans).- Er zijn twee voorstellen van moties ingediend. De eerste is een gemotiveerde motie, ondertekend door de heren Grimberghs en Benoît Cerexhe en luidt als volgt: "De Brusselse Hoofdstedelijke Raad, Gehoord de interpellatie van de heer Yaron Pesztat tot de heer Delathouwer, Staatssecretaris belast met Mobiliteit, betreffende het parkeerbeleid en het antwoord van de Staatssecretaris; Vraagt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering binnen twee maanden verslag uit te brengen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad over de concrete toepassing van de circulaire De

8 8 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG Saeger en over de eventuele afwijkingen die op het gewestelijk grondgebied zijn toegestaan; Vraagt dat de Regering, nadat ze het bovenvernoemd verslag heeft opgesteld, het nodige overleg pleegt om binnen een termijn van maximum zes maanden de gewestelijke stedenbouwkundige verordening te kunnen wijzigen, met name om hierin bepalingen in te voeren met betrekking tot de normen die van toepassing zijn op parkeerterreinen in geval van nieuwbouw of renovatie op het gewestelijk grondgebied in de zin van een "geval per geval"-toepassing die rekening houdt met het soort activiteit, de reële behoeften, de parkeermogelijkheden en uiteraard de bereikbaarheid met het openbaar vervoer; Vraagt dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering alles in het werk stelt om, in overleg met de 19 gemeenten, het betalend parkeren in kantoorzones te veralgemenen; Vraagt dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering samen met vertegenwoordigers van de 19 gemeenten een intercommunale opricht om het parkeerbeleid op het hele gewestelijke grondgebied te beheren." De tweede motie, ondertekend door de heren François Roelants du Vivier, Rudi Vervoort en Sven Gatz, is een eenvoudige motie. Over deze moties zal later worden gestemd. - De bespreking is gesloten. INTERPELLATIE VAN DE HEER ALAIN DAEMS TOT DE HEER ROBERT DELATHOUWER, STAATSSE- CRETARIS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDE- LIJK GEWEST BELAST MET MOBILITEIT, AMBTENARENZAKEN, BRANDBESTRIJDING EN DRINGENDE MEDISCHE HULP, betreffende "de ontwikkeling van het ambtelijk apparaat in de gewestelijke besturen en in de pararegionale instellingen" De heer Alain Daems (in het Frans).- De vaste en contractuele ambtenaren van het Gewest passen het gewestbeleid toe en verdienen onze volle aandacht. Ze hebben behoefte aan stabiliteit en duidelijkheid. Dat zou een statuut, een personeelsformatie en een organogram hen moeten bieden. Ze hebben ook behoefte aan een dynamisch en stimulerend overheidsbeleid. Na onderhandelingen hebben wij in het regeerakkoord principes en maatregelen kunnen opnemen die betrekking hebben op de stabiliteit en de dynamische ontwikkeling van het overheidsapparaat. Het personeel van het Ministerie heeft een ander administratief statuut en een andere bezoldigingsregeling dan het personeel van de pararegionale instellingen. Het statuut van het personeel van het Ministerie, waarover twee jaar onderhandeld is, is in juli in het Belgisch Staatsblad verschenen. Men kon verwachten dat de nieuwe regering snel alle nodige uitvoeringsbesluiten zou uitvaardigen. Dat is evenwel niet het geval! Alleen de rechtstreeks toepasselijke bepalingen zijn van kracht. Wanneer zullen de beslissingen vervat in het personeelsstatuut van het Ministerie volledig van toepassing worden? De pararegionale instellingen, de MIVB niet meegerekend, tellen ongeveer drie maal meer ambtenaren dan het Ministerie. Dat personeel heeft nog altijd geen statuut. Er is een ontwerp ingediend bij de Raad van State. Die heeft in juli een zeer kritisch advies verstrekt en voorgesteld zich op de jongste versie van het statuut van het Ministerie te baseren. Als de twee statuten gelijk zijn, zoals in het regeerakkoord is bepaald, zou dat voor eenvormigheid zorgen, wat noodzakelijk is voor de interne en externe mobiliteit van de ambtenaren, die ook in het regeerakkoord is opgenomen. Wanneer zult u een statuut voor alle instellingen van openbaar nut goedkeuren? Kunt u bevestigen dat er slechts één statuut voor al die instellingen zal zijn en dat het vergelijkbaar zal zijn met dat van het Ministerie? Kunt u de bepalingen van het statuut van het Ministerie die geen moeilijkheden opleveren, meteen van toepassing maken op de instellingen van openbaar nut? Kunt u ons uitleggen waarom de sociale afgevaardigden van de BGHM, de inspecteurs van het Brussels Gewestelijk Fonds voor de Herfinanciering van de Gemeentelijke Thesaurieën een bijzondere regeling krijgen en waarom het Agentschap Net Brussel en de Brandweer en de Dringende Medische Hulp een specifiek statuut krijgen, iets waarop de Raad van State heftige kritiek had? Er moeten nog andere problemen worden opgelost om de stabiliteit van de ambtenaren en de goede werking van de overheidsinstellingen te kunnen waarborgen. Zo staat in het regeerakkoord dat het Ministerie en de pararegionale instellingen vooral met vaste ambtenaren zullen werken. Daartoe zijn protocollen gesloten, zowel in Comité A als in de gewestelijke onderhandelingscomités. Jammer genoeg worden ze met voeten getreden. Behalve in bij wet geregelde gevallen om in tijdelijke of bijzondere behoeften te voorzien, gaat het bij de indienstneming van contractuelen doorgaans om politieke benoemingen met alle gevolgen vandien inzake onzekerheid en ongelijkheid tussen hen en de ambtenaren. Een voorbeeld is de BGDA, waar 240 vaste ambtenaren en 300 contractuelen werken, of het CIBG, dat volgens het Rekenhof alleen informatici op arbeidsovereenkomst en geen enkele informaticus in de formatie heeft. Bovendien stelt het CIBG zijn informatici ter beschikking van het Ministerie, wat onwettig is; die informatici krijgen geldelijke voordelen waarop ze geen recht hebben; contractuelen oefenen vaste betrekkingen uit enz. Wanneer denkt u aan de opmerkingen van ons Rekenhof over het CIBG tegemoet te komen? Wanneer zullen de personeelsformaties van de instellingen van openbaar aangepast worden? Wanneer zullen de regularisatie-examens voor de niveaus 3 en 4 georganiseerd worden? Wat bent u van plan met de wervingsreserves die aflopen? Welke maatregelen heeft u getroffen om voldoende jobs te behouden voor laaggeschoolden, om voldoende gehandicapten een kans te geven en om personen van buitenlandse oorsprong aan een baan te helpen bij de overheid? Ten slotte, werd de gewestregering geraadpleegd toen het VWS werd omgevormd tot SELOR?

9 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART Wat de positieve maatregelen betreft, vraag ik mij af hoe uw beleid en uw tijdschema eruit zien voor de personeelsopleiding, de arbeidsduurverkorting en het deeltijds werken? Hoe zult u het systeem van de mandaten voor de leidende ambtenaren invoeren? De Hoge Raad voor het Openbaar Ambt werd nog niet opgericht. Wat is de stand van zaken? Overigens vindt de Raad van State dat de wettelijke bepalingen die de benoeming van de leidende ambtenaren van de instellingen van openbaar nut regelen via een ordonnantie zouden moeten worden gewijzigd. Wanneer zal dit ontwerp van ordonnantie bij het Parlement worden ingediend? (Applaus van Ecolo). De heer Serge de Patoul (in het Frans).- De regering heeft op 3 februari 2000 een voorontwerp van ordonnantie betreffende bepaalde instellingen van openbaar nut goedgekeurd. Het Brussels Agentschap voor Netheid werd echter uitgesloten. Het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut zou immers niet op dat agentschap van toepassing zijn. Het enige doel van dat voorontwerp was de vervanging van het woord "benoeming" door het woord "aanwijzing" dat volgens de Raad van State duidelijk betekent dat het om een mandaat van beperkte duur en niet om een definitieve benoeming gaat. In het Brussels Gewest worden de betrekkingen A 7 tot A 4 voortaan alleen bij mandaat toegekend. De invoering van het mandaat is een belangrijke hervorming van de ambtenarij. Met die hervorming wordt het bestuursapparaat gemoderniseerd en het interne beheer bevorderd. Wil de staatssecretaris het beginsel van het mandaat behouden in het ontwerpstatuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut? Als dat niet zo is, dreigt ongelijke behandeling van de ambtenaren van de ministeries en die van de instellingen van openbaar nut. De vraag is voorts of ook aan mensen uit de privé-sector toegang tot die mandaten moet worden verleend. Het CIBG telt een groot aantal contractuelen : het koninklijk besluit van 26 september 1994 bepaalt dat een beroep moet worden gedaan op personen met een arbeidsovereenkomst. Wil men bekwaam personeel, dan kan het stelsel van het statuut problemen veroorzaken. De heer Rudi Vervoort (in het Frans).- Ik denk dat ik de enige ambtenaar ben die het woord neemt in dit debat. Wanneer ik hoor spreken over het aantrekken van mensen uit de privé-sector, heb ik zo mijn twijfels. Momenteel betreft het alleen personene die bij de overheid een vredig onderkomen vinden na een jachtig bestaan op ministeriële kabinetten. Ik stel met plezier vast dat iedereen aandacht heeft voor de verwezenlijking van de regeringsverklaring. Maar men mag toch niet verlangen dat alles uitgevoerd wordt op acht maanden tijd, des te meer daar de regeringsverklaring een uitgebreid hoofdstuk over ambtenarenzaken omvat en ambitieuze doelstellingen vooropstelt die niet op korte termijn verwezenlijkt kunnen worden. Wij wensen dat er snel een statuut komt voor het personeel van de instellingen van openbaar nut. Wat echter de BGDA betreft stel ik mij vragen bij de toepassing van een dergelijk statuut, aangezien wij niet over een kaderordonnantie beschikken. Spant men hier niet het paard achter de wagen? Het ontwerp van ordonnantie bestaat; het werd ingediend tijdens de vorige regeerperiode. Wij menen dat het snel opnieuw ter tafel moet worden gelegd. Dat brengt mij bij het probleem van de ambtenaren van de voormalige economische raad van Brabant, die in 1989 voorlopig naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overgeheveld werden... Ik stel vast dat de situatie van alle andere ambtenaren die naar het Gewest overgeheveld werden definitief geregeld is. Enkel het probleem van de personeelsleden van de voormalige economische raad van Brabant is nog niet opgelost. Overigens meen ik dat het nieuwe statuut van de ambtenaren van het Ministerie niet op hen toepasbaar is, doordat het restrictief en discriminerend wordt geïnterpreteerd. Er moet snel een oplossing gevonden worden. De heer Benoît Cerexhe (in het Frans).- De personeelsleden van onze gewestelijke diensten worden ongeduldig. Twee vakbonden bereiden een eisenbundel voor de regering voor. Er moet snel actie komen om het vertrouwen te herstellen. Er is trouwens vertraging in de inwerkingtreding van de ordonnantie die noodzakelijk is voor de toepassing van het nieuwe administratieve en financiële statuut voor de organen van openbaar nut en de paragewestelijke instellingen. De problemen lijken mij eerder van politieke dan van technische aard. Kan u mij hierover meer uitleg verschaffen? Tot slot lijkt er een oplossing in zicht voor het naar de Economische en Sociale Raad gedetacheerde personeel. De snelle oplossing heeft waarschijnlijk te maken met het dreigende beroep bij de Raad van State. Dit doet sommigen beweren dat de personeelsleden van andere diensten met dezelfde stap zouden moeten dreigen. Ik stel vast dat het Hoofdstedelijk Gewest sneller van anderen, in casu de gemeenten, sneller eist dat ze de principes eerbiedigen dan dat het die zelf toepast. De heer Jos Van Assche.- Ik wil graag enkele kanttekeningen plaatsen bij de verklaringen van een aantal leden van deze vergadering. De BGDA heeft niet ruim 500, maar 600 personeelsleden. Van die 600 zijn er ongeveer 250 statutair. Dit is een scheeftrekking van een normale verhouding in overheidsdienst die wijst op een willekeurig personeelsbeleid. Klachten van jaren geleden, o.a. van mevrouw Annemie Neyts, hebben niets uitgehaald. De BGDA is momenteel meer dan ooit verworden tot een bijhuis van de PS. Ik kan daarvoor bewijzen leveren. Het bevorderen van statutaire tewerkstelling loopt niet omdat de politieke wil er eenvoudig niet is. Lagere ambtenaren zitten in een zwakke positie en dat is blijkbaar de bedoeling. Op die manier kunnen de hogere kaders zich gedragen als managers op wie niemand kritiek mag hebben. Wat niet geschoolde jobs betreft, bestaat er een treurige tendens om die zoveel mogelijk te doen verdwijnen. In de BIM bvb. worden de plaatsen voor parkwachters systematisch afge-

10 10 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG bouwd en steeds meer worden in hun plaats landschapsarchitecten aangenomen. Die kunnen dan wel nodig zijn, maar het is niet raadzaam precies ongeschoolde jobs te doen verdwijnen. De overgang van het VWS naar SELOR impliceert af te keuren aanpassingen. Het Nederlands wordt daarbij in het verdomboekje gezet. Zo kan je in het centrum van Brussel op directiesecretaresses botsen die geen woord Nederlands beheersen. Topambtenaren moeten zogezegd hun managementbrevet kunnen voorleggen. We zullen zien hoeveel daarvan terecht zal komen. Vele ambtenaren werken intussen zonder garanties en zonder duidelijk perspectief. De Staatssecretaris moet dringend werk maken van deze wantoestanden. De heer Robert Delathouwer, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- Ambtenarenzaken hebben meer te maken met executieven, dan met legislatieven. Toch is het goed dat het personeelsbeleid hier eens ter sprake komt. Concrete beloften en data moet u van mij niet verwachten, want pararegionales moeten zelf bepalen hoe ze functioneren. Ik ontken niet dat er veel maatregelen nodig zijn en we moeten daarbij voortbouwen op de verworvenheden van de vorige legislatuur. Na 8 maanden kunnen we echter nog geen wonderen hebben verricht. (Verder in het Frans) Wat het statuut van het personeel van de gewestelijke Ministeries betreft, kan ik u meedelen dat al het nodige is gedaan om de oude graden en loonschalen in die van het nieuwe statuut in te voegen. Dat kost 70 miljoen per jaar. Volgens dat statuut moet jaarlijks een opleidingsplan worden opgesteld. Dat plan is goedgekeurd. Het heeft betrekking op voortgezette opleiding, opleiding voor nieuw personeel, opleiding voor overgang tot een hogere graad en talenopleiding. Sommige maatregelen van het statuut kunnen niet zonder uitvoeringsbesluiten worden toegepast. Bovendien moeten er gezien de opmerkingen van de Raad van State nog enkele wijzigingen worden aangebracht. Gisteren kende de regering een ontwerptekst goed waarin rekening met die opmerkingen wordt gehouden. Sectorcomité XV zal binnenkort over dat ontwerp onderhandelen. Op mijn voorstel keurde de regering op 10 februari 2000 een ontwerpbesluit tot wijziging van de leden van de commissie voor beroeps bij het Ministerie goed. Die commissie is bevoegd voor beroep inzake proeftijden, evaluaties, afwezigheid, verloven en verklaringen tot definitieve arbeidsongeschikt, overeenkomstig het nieuwe statuut. Bij het ontwerpbesluit tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de pararegionale instellingen heeft de Raad van State opmerkingen gemaakt over de vereiste om eerst een ordonnantie uit te vaardigen voor de aanwijzing van de leidinggevende ambtenaren bij mandaat. Daartoe heb ik een voorontwerp van ordonnantie ingediend. De regering heeft dat op 3 februari 2000 in eerste lezing goedgekeurd. Over dat ontwerp wordt nu onderhandeld in sectorcomité XV. Mijn diensten bereiden een ontwerpstatuut voor de pararegionale instellingen voor. Die tekst zou vr eind maart aan de ministerraad worden voorgelegd. Dat ontwerp houdt verband enerzijds met het ontwerp van ordonnantie waarover ik het zojuist hed gehad, en anderzijds met de wijzigingen in het statuut van het Ministerie die ik onlangs aan de regering heb voorgelegd. Het is van het grootste belang dat de gewestelijke instellingen van openbaar nut zo snel mogelijk een statuut krijgen dat vergelijkbaar is met dat van het Ministerie. Ik wil de gewestelijke overheidsdiensten zo eenvormig mogelijk maken, zodat de mobiliteit binnen de gewestdiensten wordt bevorderd. Het Rekenhof heeft in mei 1999 opmerkingen over het personeel van het CIBG gemaakt. Het Rekenhof heeft het antwoord daarop niet tijdig gekregen en heeft dus zijn opmerkingen overgenomen in het 156e boek. Wat de opmerking betreft dat er alleen contractuele informatici zijn, wil ik erop wijzen dat de wetgever dat zo gewild heeft, aangezien hij de Brussele regering de bevoegdheid heeft gegeven om de informatici van het centrum bij arbeidsovereenkomst in dienst te nemen. Dat is begrijpelijk, gezien de specifieke kenmerken van die functie, die op basis van de nieuwe technologische ontwikkelingen kunnen veranderen. Voorts wil ik opmerken dat de algemene principes die aan die opmerkingen ten grondslag liggen, aan het veranderen zijn : er is een tendens om de overheid meer mogelijkheden te geven om met arbeidscontractanten te werken. Het is verkeerd te beweren dat nog altijd meer arbeidscontractanten in dienst worden genomen dan in vast verband benoemde ambtenaren. Sinds ik aangetreden ben, heb ik geen enkele arbeidsovereenkomst toegestaan, tenzij voor verplichte vervangingen. Alle mogelijkheden om extra personeel in dienst te nemen, hebben betrekking op vaste banen. Alleen als er geen reserve van SELOR is, mag het Ministerie tijdelijk arbeidscontractanten in dienst nemen tot er weer een reserve van statutair benoemden is aangelegd. Het beleid waarbij eerst en vooral benoemingen in vast verband worden gedaan, heeft al resultaat opgeleverd, want sinds januari 1998 is het percentage arbeidscontractanten van 45 % tot 36 % gedaald. Er worden bijkomende maatregelen inzake werktijdverkorting bestudeerd. Het is dus te vroeg om op dit punt nader in te gaan. De mobiliteit binnen het ministerie is in ruime mate georganiseerd en toegepast. Wanneer de functieprofielen het mogelijk maken wordt eerst een beroep gedaan op de interne mobiliteit vooraleer een indiensneming wordt overwogen. Ik ben ook van plan om een ontwerptekst in te dienen om de intragewestelijke mobiliteit te regelen. Het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut moet echter wor-

11 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART den aangepast. Pas daarna zal ik voorstellen om het concept van de externe mobiliteit te bestuderen. Er zitten nog geslaagden in gewestelijke wervingsreserves. De vervaldata van deze reserves liggen tussen augustus 2000 en augustus Wat de reserves betreft die dit jaar komen te vervallen, heb ik mijn diensten gevraagd om bij de betrokken instanties na te gaan of het opportuun is ze met een jaar te verlengen. In het kader van de prioriteit die aan de statutaire werving moet worden verleend verheug ik mij over de hervorming van het VWS. Tot hiertoe duurde het immers veel te lang vooraleer het VWS nieuwe reserves kon samenstellen. SELOR zal de selectie in drie maanden uitvoeren. Selor heeft ons meegedeeld dat met u een akkoord zal worden gesloten waarin alle nieuwe procedures worden opgenomen. Aangezien de vragende instanties meer bij de hervorming zijn betrokken, overweeg ik alle wervingsprocedures voor het Ministerie en de pararegionale instellingen te centraliseren in een enkele cel Beheer Human Ressources van de gewestelijke administratie. Er zal een overgangsperiode moeten komen. Die hervormingen mogen ons niet doen vergeten dat nieuwe reserves moeten worden aangelegd. Sinds oktober 1999 heb ik alle vakbonden persoonlijk ontvangen. Sinds januari van dit jaar hebben in de sector XV onderhandelingen plaatsgevonden na afloop waarvan er protocolakkoorden zijn getekend. Voor de komende onderhandelingen wacht ik op de eisenbundels die de vakbonden mij in de loop van de maand maart moeten bezorgen. Ik ben niet op de hoogte van plannen om taken voor laaggeschoolden aan de privé-sector toe te vertrouwen. Het is niet mijn bedoeling zo n plan voor te stellen. (Verder in het Nederlands) Inzake de vragen die gesteld werden over de inschakeling van gehandicapten moet ik toegeven dat wij niet goed scoren. Ook wat betreft de gelijkheid van kansen tussen mannen en vrouwen moeten meer inspanningen worden geleverd. Ik verwijs in dit verband naar een schriftelijke vraag en antwoord. De laatste tijd is heel wat gewijzigd, bijvoorbeeld bij de drie laureaten ingenieurs in de Nederlandse taalgroep waren er twee vrouwen. Op de vragen van de heer Serge de Patoul heb ik reeds geantwoord in dezelfde lijn dan wat ik gezegd heb over het Centrum voor Informatica van het Brussels Gewest. Op de vraag of het personeel van Net-Brussel hetzelfde statuut zou krijgen kan ik mededelen dat de regering daarop in deze fase niet zal ingaan. Voor verdere informatie verwijs ik naar collega Didier Gosuin. Voor de functies van de pararegionalen, kan ik meedelen dat het voorstel aanvaard is en dat dit in de vorm van ordonnantie binnenkort ook aan het parlement zal worden voorgelegd. De heer Benoît Cerexhe stelde een vraag over de Gewestelijke Economische en Sociale Raad. De ministerraad heeft intussen een besluit genomen. Voor het personeel van de oude GERB zal het nieuwe statuut ook van toepassing zijn. Voor de verdere invulling hiervan verwijs ik naar staatssecretaris Eric Tomas. Ik wijs er ten slotte op dat het risico s inhoudt de totstandkoming van bepaalde maatregelen voor te stellen als het gevolg van beroepen bij de Raad van State. Dit parlement mag niet oproepen tot het indienen van dergelijke beroepen. Ik stel voor dat men de regering en de vakorganisaties hun werk laat doen. De heer Alain Daems (in het Frans).- Uw antwoord geeft mij de indruk dat er niets aan de hand is. Toch zijn er verscheidene punten die mij verontrusten, bijvoorbeeld de goedkeuring van het statuut van de ION s. Ik wil dat deze specificieke situaties zoveel mogelijk beperkt worden. Op het stuk van de statutaire benoemingen dreigt de regeringsverklaring, waarin voorrang wordt verleend aan het statutaire ambt, zegelrecht in botsing te komen met de mogelijkheid om een beroep te doen op contractuelen. Andere vragen bleven onbeantwoord, met name in verband met de gehandicapten, het gelijkekansenbeleid, de personen van buitenlandse oorsprong, de sociaal afgevaardigden van de BGHM, de vervanging van twee leidende ambtenaren die kabinetschef geworden zijn en de gewestelijke examens. Het incident is gesloten. (Voorzitter: Mevrouw Magda De Galan) MONDELINGE VRAGEN Subsidies voor sportinfrastructuur van de gemeenten De heer Denis Grimberghs (in het Frans).- Op 23 december jongstleden heeft de Brusselse regering het plan aangenomen betreffende de verdeling van de subsidies voor het jaar 1999 voor de gemeentelijke sportinfrastructuur. Naar verluidt is de vertraging te wijten aan het feit dat men niet wist wie eigenlijk bevoegd is voor dat dossier. Aangezien het om principe- akkoorden gaat, is de omstandigheid dat zo laat subsidies worden toegekend bijzonder nadelig voor de daadwerkelijke uitvoering van infrastructuurwerken in de gemeenten. Ik zou graag weten of de regering een tijdschema heeft opgesteld voor de goedkeuring van het plan voor de verdeling van de subsidies voor het begrotingsjaar Kan u mij ook zeggen of u, als toezichthoudende minister, bereid zou zijn bepaalde gemeenten de toestemming te geven om werken zonder subsidies uit te voeren. Door het herhaaldelijk uitstellen van de renovatie van sportinfrastructuur benadeelt men immers de clubs, omdat sportbeoefening op terreinen in slechte staat moeilijk, ja zelfs gevaarlijk is. Kan de minister mij tot slot zeggen of reeds formeel subsidies werden toegezegd aan de gemeenten waarmee een prin-

12 12 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG cipe-akkoord is gesloten in het kader van de beslissing van 23 december jongstleden? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Reeds in november 1999 hebben de heer Gosui n en ikzelf duidelijk bepaald hoe die dossiers behandeld dienden te worden. Er is toen beslist de beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid over te dragen aan de heer Gosuin, behalve wat betreft de formele toezeggingen, waarvoor het akkoord van beide ministers nodig is. Voorts dient een onderscheid te worden gemaakt tussen werken met een kostprijs tot 3,9 miljoen frank en werken met een hogere kostprijs. Voor de omvangrijke werken moet een meerjarenplan worden uitgewerkt. De gemeentelijke investeringsprojecten moeten door het Gewest worden goedgekeurd. De gemeenten moeten de dossiers bij het Gewest indienen, die ze overzendt aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Aan het meerjarenplan wordt gewerkt. Wij zijn de gegevens aan het verzamelen. In verband met de vraag of gemeenten werken kunnen uitvoeren waarvoor geen subsidies zijn verleend, wijs ik erop dat het niet aan de regering is om te zeggen of het al dan niet opportuun is bepaalde werken uit te voeren. Dat is een prerogatieve van de gemeente in kwestie. De beslissing van 23 december 1999 heeft geen betrekking op een principe-akkoord maar bevat formele toezeggingen tot subsidiëring voor een totaalbedrag van 85 miljoen voor werken die gepand zijn in Anderlecht, Jette, Schaarbeek, Ukkel en Vorst. In Ukkel zijn de werken reeds aangevat. De heer Denis Grimberghs (in het Frans).- Ik dank de minister voor zijn volledig antwoord. Ik verneem tot mijn genoegen dat een akkoord is bereikt en dat er schot in de zaak komt. Ik hoop dat de uitwerking van het meerjarenplan niet te lang zal aanslepen. De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Ik heb de gemeenten met aandrang verzocht mij hun prioriteiten terzake zo spoedig mogelijk mee te delen. De gevolgen gegeven aan de resolutie van de Raad over de Millenniumround. De heer Alain Daems (in het Frans).- Op 12 november 1999 keurde de Hoofstedelijke Raad met een ruime meerderheid een voorstel van resolutie goed over de onderhandelingen die enkele weken later zouden plaatsvinden in Seattle. Deze onderhandelingen zijn totaal mislukt. Niettemin werd deze top slechts als een eerste stap beschouwd. De Raad algemene zaken van de WHO was van 7 tot 11 maart 2000 in Genève bijeen. Een volgende vergadering is gepland in juni om vooruitgang te boeken op het gebied van de sociale normen. Welk gevolg gaf uw regering aan de verzoeken in de resolutie van 12 november 1999? Heeft ze de federale regering om een evaluatierapport verzocht over de weerslag van de WHO op de Belgische economie? Heeft ze beslist een evaluatierapport op te stellen over de weerslag van de werkingsregels en de beslissingen van de WHO op de beslissingsbevoegdheid van het Brussels Gewest? Houdt ze het parlement op de hoogte van de vorderingen van de onderhandelingen en van het standpunt van België? Op welke manier werden de prioriteiten in resolutie verdedigd? De heer Jacques Simonet, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Hoewel de verdediging van de politieke en economische rol van het Brussels Gewest de Regering na aan het hart ligt, moeten we in alle bescheidenheid toegeven dat we bij internationale onderhandelingen maar weinig gewicht in de schaal leggen. We kunnen dus slechts gedeeltelijk tegemoetkomen aan de gewettigde bezorgheid van de heer Daems. We hebben uiteraard contact opgenomen met de federale regering opdat die de verwachtingen van de assemblee zou doorgeven en een evaluatieverslag over de invloed van de WHO-onderhandelingen op België zou opstellen. Uw verzoek betreffende de opstelling van een verslag over de invloed van die onderhandelingen op de besluitvorming van het Brussels Gewest is niet onmogelijk, maar dreigt tot gemengde en zelfs negatieve conclusies te leiden. Laten we immers eerlijk zijn: de werking van de WHO wordt maar weinig beïnvloed door de werking van de Brusselse instellingen! Een dergelijk onderzoek dreigt overigens duur uit te vallen in vergelijking met de verhoopte resultaten. De Europese Unie is verplicht de lidstaten in te lichten opdat die haar keuzes kunnen beoordelen. In dit verband heeft onze regering de federale regering inlichtingen over het WHOforum gevraagd. Onze prioriteiten inzake diensten, landbouwmateries en sociale normen zijn aan de bevoegde instanties overgezonden. We hebben geen feedback over de vergadering van begin maart gekregen. Die problemen hebben tot het mislukken van de top van Seattle geleid, maar er zou in februari op de top van Bangkok een compromis zijn bereikt. Het Belgisch standpunt wordt voorbereid op de interministeriële conferentie, waarin de verschillende beleidsniveaus vertegenwoordigd zijn. Minister Neyts heeft ons standpunt verdedigd, dat tegemoetkomt aan de bekommernissen van de heer Daems: het streven naar een actieve participatie van de ontwikkelingslanden, aandacht voor het milieu en de consumenten, erkenning van de arbeidsnormen (afwijzing van kinderarbeid en dwangarbeid, verdediging van de vakbondsvrijheid,...). De modernisering schrikt soms af, maar we moeten er rekening mee houden en trachten er een andere wending aan te geven. De heer Alain Daems (in het Frans).- Uw antwoord bevredigt mij niet volledig. Mijn vraag had tot doel steriele debatten te vermijden. De Verenigde Staten lijken te zijn gestruikeld over het landbouwprobleem en de sociale normen. We willen vermijden dat het Amerikaans standpunt, dat langs de deur is buitengegaan, opnieuw door het venster wordt binnengelaten.

13 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART Kunt u mevrouw Neyts vragen onze bekommernis door te geven aan de federale overheid, die deze zal doorgeven aan de Europese instanties, die deze op hun beurt zullen doorgeven aan de WHO. Gratis openbaar vervoer voor 65-plussers bij maatschappij De Lijn De heer Walter Vandenbossche.- Minister Steve Stevaert bevestigde in het Vlaams Parlement dat er een principiële afspraak bestaat tussen de Brusselse en de Vlaamse regeringsverantwoordelijken om de discriminerende tarifering voor 65- plussers bij De Lijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op te lossen. De heer Stevaert deelde mee dat hij een aantrekkelijk voorstel zou formuleren op de volgende interministeriële conferentie. Heeft de minister kennis van dit voorstel en vindt hij het goed? Is er een beslissing van de Brusselse regering in de maak? Als er nog wordt onderhandeld, wat zijn dan de pijnpunten? De heer Jos Chabert, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- Ik heb het probleem van de onbillijke behandeling van bejaarden door De Lijn aangekaart bij minister Steve Stevaert die naar een principiële oplossing zoekt door een betere integratie van tarieven in en rond Brussel. Tot nog toe is er geen principieel voorstel van Stevaert gekomen. Zelf ben ik dan maar zo vrij geweest al een voorstel te formuleren. waarbij de verschillende vervoersmaatschappijen nog preferentiële tarieven mogen toekennen, maar dan voor alle klanten binnen een bepaalde categorie, ongeacht hun woonplaats. Dit heeft een aantal voordelen. Het werkt namelijk de discriminatie van Brusselaars op De Lijn weg en verder is het een oplossing voor alle problemen met preferentiële tarieven. Het is een relatief eenvoudige oplossing die, als ze aanvaard wordt, garant staat voor het feit dat discriminatie op basis van woonplaats niet langer kan. De heer Walter Vandenbossche.- Streeft de minister naar gelijke tarieven voor 65-plussers bij de drie vervoersmaatschappijen? Wil hij dan gratis vervoer voor 65-plussers zoals De Lijn in andere steden heeft aangeboden? De heer Jos Chabert, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.- De bedoeling van mijn voorstel is dat, onafhankelijk van wie er gebruikt maakt van bus of tram, het tarief samenhangt met de leeftijd en niet met het parcours van de bus noch met de eventuele grenzen van gewesten die de bus tijdens de rit overschrijdt. De vervoersmaatschappijen blijven echter wel autonoom wat hun tarifering betreft. Toegang van de KMO s tot het Internet en de e-commerce De heer Marc Cools (in het Frans).- De nieuwe informatie- en telecommunicatietechnologieën gaan er met rasse schreden op vooruit. De elektronische handel krijgt een steeds groter marktaandeel. De professionelen of de beroepsorganisaties vestigen de aandacht van de beleidsmakers op de mogelijkheden van de elektronische handel voor de KMO s en op de noodzaak om die te helpen bij de toegang tot deze manier van handel drijven. Het is juist dat op dit ogenblik de toegang tot het Internet nog beperkt blijft tot een aantal bevolkingscategorieën, of dat nu om financiële of om technische redenen is. Werldra zal men het Internet via de televisie kunnen raadplegen, het concept van de site zal eenvoudiger worden en de kostprijs van de verbindingen zal dalen. De ondernemingen ondervinden talrijke moeilijkheden om hun Internet-site te ontwerpen. De ontwikkelingskosten gaan in stijgende lijn. De surfers vragen immers om interactieve sites waarvan de ontwikkelingskosten enkele miljoenen bedragen. Men kan zich dus vragen stellen bij de mogelijkheden op dit vlak voor de KMO s. Zullen zij concurrerend blijven? Hoe kunnen zij anders hun aanwezigheid op het Internet veilig stellen? Er zijn reeds talrijke initiatieven ontwikkeld in andere gewesten, meer bepaald in Leuven en in het Waalse Gewest. Sinds ik mijn vraag heb ingediend is de vzw Brussels Digital opgericht met de steun van het Hoofdstedelijk Gewest. Op deze site kan een soort telefoonboek van de Brusselse KMO s worden geraadpleegd dat binnen een jaar interactief zal worden. Dat initiatief mag dan wel interessant zijn, het blijft toch heel algemeen. Zou het niet interessant zijn om de ondernemingen te steunen bij de ontwikkeling van hun individuele site? De heer Eric Tomas, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting.- Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest neemt sinds geruime tijd initiatieven die erop gericht zijn ondernemingen te helpen bij de aanwending van nieuwe informatie- en telecommunicatietechnologieën. Het Gewest heeft verscheidene taken toevertrouwd aan Technopol. Zo werd in 1996 een groep gebruikers opgericht waarvan bedrijfsleiders en kaderleden van een vijftiental KMO deel uitmaken. Zij kregen gratis toegang tot Internet en een adres. Bij sommige firma s daalden de representatie- en onderhandelingskosten met meer dan 90 %. Dit proefproject werd in 1997 verlengd. Technopol heeft ook een commerciële site voor een twintigtal ondernemingen gemaakt. Hun catalogi van diensten en/ of producten werden op het net gezet en zij konden gunstige voorwaarden genieten voor de bouw van een eigen website en voor opleidingen. In 1996 stond Technopol in voor de coördinatie van het door de Europese Commissie gecofinancierde Midas- programma dat het gebruik van multimedia door de KMO moest stimuleren. Sinds januari 1999 staan de offerteaanvragen voor opdrachten en de oproepen tot het indienen van voorstellen van de verschillende Europese instellingen op de website van Technopol. De Brusselse KMO kunnen ook een beroep doen op het SIS-systeem. Het Gewest heeft andere initiatieven genomen, waaronder de oprichting van de vzw Brutec. Die moet beroepen opsporen die de snelle uitbreiding van de technologieën heeft doen ont-

14 14 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG staan en moet vervolgens aan de omscholing van werkzoekenden meewerken. Mijn departement kent ook subsidies toe voor de organisatie, door de vzw Teleport, van opleidingssessies voor het gebruik van Internet en van informatievergaderingen over de informatie- en communicatietechnologieën. Zeer onlangs ben ik mij beginnen interesseren voor het project van de vzw Brussels Digital, die de Brusselse winkelstraten wil digitaliseren en op die manier via een enkele portaalsite toegankelijk wil maken. De handelaars zullen gratis recht hebben op een basisdienst. Er zal voor de minst begunstigde gemeenten een bijzondere inspanning worden voorgesteld. Ten slotte kan een KMO van het Gewest een tegemoetkoming krijgen voor studies over de economische, technische of financiële haalbaarheid en over de haalbaarheid op het stuk van informatica. Ik meen dat de initiatieven van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest minstens even belangrijk zijn als die van de andere gewesten en ben dan ook vast van plan op die weg verder te gaan. Vertraging bij het overzenden van de gewestrekeningen De heer Philippe Debry (in het Frans).- Ik heb de minister van Financiën herhaaldelijk ondervraagd over de grote vertraging bij het overzenden, door het Gewest, van de algemene rekeningen en de beheerrekeningen. In januari 1999 zei minister Chabert dat de beheerrekeningen van het boekjaar 1993 bijna klaar waren. Kennelijk zijn ze nog steeds niet overgezonden aan het Rekenhof. Dat heeft de algemene rekeningen betreffende de jaren 1989 en 1990 pas in juni 1999 ontvangen. De minister van Financiën kondigde toen aan dat de voorontwerpen van ordonnantie houdende afrekening van de begroting 1991 en volgende jaren met een gemiddeld tempo van één per kwartaal zouden worden opgesteld. Ik stel vast dat dit helemaal niet het geval is geweest en dat de achterstand steeds groter wordt. Bovendien heeft onze Raad sinds 1989 nog geen enkele ordonnantie kunnen aannemen om de rekeningen van ons Gewest vast te stellen. Waarom is uw administratie niet in staat de gewestrekeningen binnen redelijke termijnen voor te leggen? Welke middelen hebt u aangewend om de achterstand weg te werken? Wanneer zullen deze rekeningen bij het Rekenhof worden ingediend? Wanneer zal de Hoofdstedelijke Raad de eerste rekeningen van ons gewest definitief kunnen vaststellen? Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen (in het Frans).- Ik was verbaasd over die vertragingen. Ik heb een aantal maatregelen getroffen om die vertragingen weg te werken. De cel van de algemene rekeningen, die twee jaar geleden werd opgericht, telt thans slechts één ambtenaar van niveau A. Dat volstaat niet. Ik heb dus bij de regering een voorstel ingediend om deze cel te bemannen en haar vervolgens te belasten met algemene auditopdrachten. Het Rekenhof heeft zopas de rekeningen voor de periode 1993 tot 1996 gekregen. Het Rekenhof moet die rekeningen controleren opdat de algemene rekeningen van het Gewest voor 1989 en 1990 kunnen worden opgesteld vereffend. De overige rekeningen zouden tegen eind 2001 in orde moeten zijn. Wij hebben met het Rekenhof een vast akkoord gesloten dat moet worden nageleefd. Als het werk af is, kunnen wij bij de Raad een ordonnantie indienen houdende de afrekening van de gewestbegrotingen voor die jaren. De heer Philippe Debry (in het Frans).- Ik neem akte en dank de minister. Het valt mij op dat haar antwoorden sprekend lijken op die welke ik indertijd van haar voorganger kreeg. Mogelijkheid om een overeenkomst met Marokko te sluiten De heer François Roelants du Vivier (in het Frans).- Ons Parlement staat op het punt in te stemmen met een samenwerkingsovereenkomst tussen de Staat Israël en ons Gewest. Het recente bezoek van de minister van Buitenlandse Handel aan Marokko was zowel voor de handel en als voor de politiek een succes. Dat kon ook niet anders met een Staat die sterk vertegenwoordigd is in ons Gewest door een gemeenschap van Marokkaanse oorsprong. Zou het niet nuttig zijn een handelsakkoord tussen de twee regeringen te sluiten? Heeft de regering daarover gedebatteerd? De heer Didier Gosuin, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel (in het Frans).- De hele commissie is verheugd over de eerste toepassing van de exclusieve bevoegdheid van ons Gewest om verdragen te sluiten. Wij moeten evenwel realistisch blijven. Het Gewest moet spaarzaam omspringen met die bevoegdheid. Overeenkomsten tussen staten en een gewest als het onze kan het evenwicht verstoren, want ons Gewest zal door zijn beperkte bevoegdheden niet altijd aan de verwachtingen van de andere partij kunnen beantwoorden. Het is belangrijk dat Brussel en de Belgische federale overheid hun beleid op elkaar afstemmen. Wat de betrekkingen tussen Marokko en Brussel betreft, zijn er een aantal feitelijke en natuurlijke banden die een versterking van onze wederzijdse contacten rechtvaardigen. In Brussel leven immers Marokkanen of mensen van Marokkaanse afkomst. De voorwaarden om onze economische, technische en culturele betrekkingen te verbeteren, zijn optimaal. Ik heb veel gesprekspartners ontmoet en ik heb met de overheidsinstanties van het stadsgewest Casablanca gesproken. De Marokkaanse overheid stelt veel belang in de ervaring van Brussel op het gebied van milieuproblemen. In dat verband hebben wij een technische inventaris van de milieuproblemen opgemaakt en hebben wij aangegeven op welke punten wij kunnen samenwerken. Dat alles is in een samenwerkingsakkoord met het stadsgewest Casablanca gegoten.

15 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART In antwoord op uw voorstel om op basis van de exclusieve bevoegdheid van het Gewest een overeenkomst met Marokko te sluiten, hoop ik van harte dat dit protocol een aanzet mag zijn om de samenwerking van Brussel en Marokko in de vorm van een kaderovereenkomst uit te breiden. Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen (in het Frans).- Ik ga akkoord met de benadering die minister Gosuin heeft geschetst en verzeker u dat ik weldra een algemene nota over het buitenlands beleid zal indienen. De heer François Roelants du Vivier (in het Frans).- Ik dank de minister voor haar verklaring. Ik ben ook tevreden met het antwoord van de minister van Leefmilieu omdat wij concreet met Casablanca gaan samenwerken. Ik blijf ervan overtuigd dat, gelet op onze bevoorrechte relaties met Marokko, het belangrijk is op basis van onze exclusieve bevoegdheid een verdrag te sluiten. Bijzonder bestek voor slibverwerking Mevr. Adelheid Byttebier.- Na meer dan tien jaar kan het waterzuiveringsstation Brussel-Zuid eindelijk beginnen proefdraaien, waarna deze zomer de eigenlijke start volgt. Het Brussels Gewest loopt jaren achter op de Europese richtlijn van mei 1991, die bepaalde dat tegen 31 december 1998 alle installaties dienden te voldoen aan strenge lozingsnormen inzake nutriënten. Vorige zomer nog werden zowel België als het Brussels Gewest door Europa op de vingers getikt. De drie gewesten ontvingen een gemotiveerd advies van de Europese Commissie, één van de laatste stadia voor de ingebrekestelling. Sinds de aanbesteding voor slibverwerking in 1989 zijn de normen verstrengd en de beschikbare technologieën geëvolueerd. Het valt te bedenken of de wervelbedoven, zelfs uitgerust met het rookwassingssysteem, voldoet aan de huidige normen. Nu de werken bijna voltooid zijn, heeft de regering beslist een marktonderzoek te doen naar de momenteel beschikbare technologieën door middel van een bijzonder bestek. Een permanente evaluatie van de geplande technologie is inderdaad niet meer dan logisch. Ook het BIM had gevraagd dat de normen tijdens de werken zouden worden bijgestuurd. De mentaliteit is ondertussen gewijzigd en er kan worden gedacht aan alternatieve voorverbranding. Toch zijn er heel wat vragen. Wat gebeurt er met het slib? Zal dit nieuwe bestek de definitieve start van het waterzuiveringsstation vertragen of wordt in afwachting van een alternatief de wervelbedoven gebruikt? Voldoet die oven wel aan de normen? Hoe zullen de alternatieven voor slibverbranding worden gefinancierd? Denkt de minister aan een begrotingswijziging? Zullen we ons, onder druk van tijd en budget, laten verleiden tot een halfslachtige oplossing of kiezen we resoluut voor de beste technologie? Beschikt de administratie over voldoende kennis over de bestaande technologieën om de verschillende bestekken naar waarde te schatten? Hebben de ontwikkelingen in Brussel-Zuid ten slotte een invloed op de plannen voor het waterzuiveringsstation Brussel- Noord? De heer Didier Gosuin, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel.- De opening van de zuiveringsinstallatie Bruss el-zuid zal niet worden uitgesteld omdat de offerte- aanvraag voor de slibverwerking nog maar pas is uitgeschreven. Eén van de belangrijkste voordelen van wervelbedovens is dat ze discontinu kunnen worden geëxploiteerd. De oven kan dus worden behouden als een noodoplossing. Maar we zoeken voort naar het beste slibverwerkingssysteem. De duur van de overheidsopdracht is trouwens beperkt in de tijd om snel te kunnen overschakelen op nieuwe technologieën. Mijn bestuur zal de verschillende voorstellen vergelijken met de bestaande wervelbedoven. De kosten van een eventueel alternatief zullen voor rekening zijn van de gewestbegroting. Ik heb de oven met een wassingssysteem laten uitrusten om de Europese normen inzake verbranding van gevaarlijke afvalstoffen na te leven. Het zuiveringsslib staat niet vermeld in de lijst van de gevaarlijke afvalstoffen van de Europese Commissie. Ik begrijp dus de commentaar van mevrouw Byttebier niet. We kunnen moeilijk anders dan het stedelijk slibafval verbranden om te voorkomen dat het in de voedingsketen terechtkomt. De lopende aanbestedingsprocedure laat ons toe het probleem grondig te bestuderen en naar alternatieven te zoeken. De offerteaanvraag voor Brussel-Zuid staat los van de plannen voor Brussel-Noord. De offertes voor Brussel- Noord moesten prijzen opgeven zowel voor de afvalwaterzuivering als voor de slibverwerking. GSM-masten Mevrouw Béatrice Fraiteur (in het Frans).- Geen enkele wetenschappelijke studie bevestigt dat GSM s, waarnaar zo n mensen in ons gewest een aansluiting hebben, en GSM-masten onschadelijk zijn. Voorzichtigheid is dus geboden. Ik ben van mening dat voor GSM-masten geen gewone stedenbouwkundige vergunning, maar wel een milieuvergunning moet worden aangebraagd. In oktober 1999 stelde u de oprichting van een werkgroep in het vooruitzicht. Concreet is er tot nu toe nog niets gebreurd. Hebt u iets meer gedaan dan het project gewoon naar de bevoegde commissie door te verwijzen? Is die werkgroep reeds bijeengekomen? Hoe is die samengesteld? Bent u van plan een onderzoek te verrichten naar de effecten van GSM-masten? Wanneer zal de regering concrete maatregelen nemen? De heer Yaron Pesztat (in het Frans).- De Raad van State heeft een arrest uitgesproken waarbij de toekenning van een vergunning voor de plaatsing van een GSM-antenne wordt

16 16 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG opgeschorst. De Raad van State stelt vast dat bepaalde elementen kunnen wijzen op een risico voor de gezondheid en beroept zich op het voorzorgsbeginsel om zijn beslissing te motiveren. Op 28 oktober hebt u dit argument van tafel geveegd en ons gevraagd "te stoppen met de mensen nodeloos bang te maken". Nu gaat het niet meer om een gerucht, maar om een in juridisch opzicht reël risico waaraan de bevolking wordt blootgesteld door de mobiele telefoonoperatoren en de overheden die de vergunningen voor de plaatsing van de masten verlenen. Zonder vooruit te lopen op de beslissing van de Raad van State, kan men zich voorstellen welke gevolgen dit arrest in Brussel zal hebben: een golf van vorderingen tot nietigverklaring aslmede opschorsing van de af te geven vergunningen. Gaat u hierop wachten om te handelen? Moet er niet zo snel mogelijk een regelgeving worden aangenomen die rekening houdt met het voorzorgsbeginsel, naar het voorbeeld van het voorstel dat we terzake hebben ingediend, om zo een einde aan de het rechtsvacuüm te maken? De heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen (in het Frans).- Er zullen ongetwijfeld nog talrijke discussies over de GSM-antennes worden gevoerd. Ik heb reeds drie voorstellen. Om te beginnen stel ik voor de betrokken parlementsleden bijeen te brengen, bijvoorbeeld in de commissies voor leefmilieu en ruimtelijke ordening, om te luisteren naar een rationele uiteenzetting door een universiteitsprofessor. De regering heeft mij belast met de oprichting van een werkgroep waarin, behalve administratief personeel, ook wetenschappelijke experts en operatoren zitting zullen hebben. Ik beschik reeds over bruikbare gegevens. Volgens mij moet worden voorkomen dat in de verschillende gewesten verschillende maatregelen worden getroffen. Met het oog op samenhangende maatregelen heb ik reeds contact opgenomen met mijn collega s in de andere gewesten en met de bevoegde federale minister. Inzake het arrest van de Raad van State van 3 maart 2000 wijs ik erop dat het daarbij ging om de vorm en niet om de inhoud. De Raad verklaart zich inderdaad onbevoegd over de medische aspecten en heeft uitspraak gedaan in kort geding. De schrik voor GSM-antennes meent vaak irrationele vormen aan. Dat betekent echter niet dat we aan de ongerustheid voorbij mogen gaan. Mijn tweede voorstel beoogt de informatie voor het grote publiek. Hierbij zal erg didactisch te werk moeten worden gegaan. Ik verwijs hier naar de kwalitatief hoogstaande informatie die de gemeente Schaarbeek verspreidt. Drie miljoen Belgen beschikken reeds over een GSM en ik betwijfel of zij nog zonder kunnen. De huidige normen zijn gebaseerd op dertig jaar onderzoek betreffende de radiogolven. Volgens de wetenschappers zijn er geen echte risico s. Mijn derde voorstel is om de experts die de vergunningen toekennen, te laten vergezellen door drie professoren uit de universiteiten Gent, Leuven en Luik. Mevr. Béatrice Fraiteur (in het Frans).- Het verheugt mij dat u experts wil inschakelen. Maar moeten er in afwachting van wetenschappelijke resultaten geen concrete maatregelen worden getroffen? Zal u wachten tot het volledige Brusselse netwerk klaar is? De heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen (in het Frans).- Nogmaals, ik stel voor dat, op korte termijn, de drie aangewezen experts assistentie krijgen van universitairen. De heer Yaron Pezstat (in het Frans).- In tegenstelling tot wat uw beweringen doen vermoeden zijn wij niet gekant tegen de GSM. Wij vragen alleen dat er een verplichte milieuvergunning komt voor de plaatsing van de zendwasten. Renovatiepremies De heer Mohamed Daïf (in het Frans).- Ik zou uw aandacht willen vestigen op de toekomst van het systeem van renovatiepremies en twee vragen willen stellen : wat is de balans van het premiestelsel en welke wijzigingen wil de Staatssecretaris? Deze twee vragen vormen er slechts een : heeft dit premiebeleid nog steeds tot doel de levensstandaard van behoeftige gezinnen te verhogen? Het premiestelsel streefde oorspronkelijk voornamelijk een sociaal doel na : personen met een laag inkomen, zowel eigenaars als huurders, de kans geven hun ongezonde of verouderde woning te renoveren. Maar het huidige systeem voorziet in geen enkele mogelijkheid om de premies voor te schieten. In de praktijk worden aanvragen enkel ingediend door personen die de voor de werken noodzakelijke fondsen kunnen voorschieten. Het systeem komt uiteindelijk ten goede aan diegenen die het het minst nodig hebben. Dit verklaart waarom in 1999 slechts de helft van het budget dat voor dit beleid uitgetrokken was, uitgegeven werd. De ondoeltreffendheid en de contradicties van het systeem springen in het oog. Om het systeem van de renovatie- en verfraaiingspremies zijn oorspronkelijke doelstelling terug te geven, zou een stelsel van voorschotten moeten worden uitgedokterd. We zouden daarbij het voorbeeld van het Huurwaarborgfonds moeten volgen. Voorts hebt u verkregen dat in de begroting 2000 de middelen voor de premies voor particulieren verdubbeld werden. Ik betreur dat, volgens uw verklaringen, deze verdubbeling ten goede komt aan diegenen die reeds over de nodige middelen beschikken en aan residentiële buurten. Het besluit dat u wil uitvaardigen zal de perverse effecten van het premiebeleid inzake renovatie versterken. Wat bent u van plan op het vlak van prefinancieringsmechanismen? Kan u bewijzen dat uw ontwerp van besluit aan-

17 PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 17 MAART sluit bij de filosofie die aan de basis lag van de gevelrenovatiepremies? De heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen (in het Frans).- U heeft het over twee dingen: de gevelrenovatiepremie en saneringspremies. De renovatiepremie beoogt de verfraaiing en is gebaseerd op de idee dat gevels tot de openbare ruimte behoren. Het inkomenspeil speelt geen rol. Daarentegen zijn de saneringspremies, die deel uitmaken van de strijd tegen de ongezonde woningen, in de eerste plaats voor een minderbedeelde bevolking bedoeld. De regering had reeds beslist om de betoelagingsmaxima te verhogen zodat, afhankelijk van de wijken, 25 à 75% van de kosten erdoor wordt gedekt. De regering heeft mijn voorstel gevolgd om in het kader van de verfraaiingspremies een bijkomende premie van 25 % toe te kennen aan de aanvragers wier jaarlijkse inkomsten lager liggen dan 1,2 miljoen frank (met een maximum van 85%). Met de premie voor de renovatie van ongezonde woningen ruil ik arme gezinnen helpen; dat verklaart waarom ik voorzichtig ben inzake het beheer van de risico dat die gezinnen lopen, meer bepaald vanuit de veronderstelling dat de terugbetaling van de premie kan worden geëist wanneer de werken niet worden voltooid. Het groot aantal geschillen waarmee de administratie nu wordt geconfronteerd in verband met die premies, toont aan dat dit probleem aandacht verdient. De steun van het Gewest moet gezinnen die de premies genieten, effectief in staat stellen een fatsoenlijk leven te leiden zonder financiële moeilijkheden. Zonder enigerlei voor de vooruitfinanciering van de premies, sta ik overigens wel open voor het financieringsprobleem dat met de renovatiewerken gepaard kan gaan. Ik heb de mogelijkheden onderzocht om de betaling van de premies op te splitsen volgens het tempo waartegen die werken effectief worden uitgevoerd. De administratie heeft trouwens bevestigd dat dit systeem al eerder werd toegepast. Ik heb ook alles in het werk gesteld opdat de betaling van de premies of van gedeeltelijke premies snel mogelijk verloopt. Zo ook worden de toekenning en de financiering van de premies in de mate van het mogelijke vereenvoudigd. De heer Mohamed Daïf (in het Frans).- De premie wordt betaald, zelfs in gedeelten, en alleen als de werken worden uitgevoerd. De kern van het probleem is de vooruitfinanciering van de werken. Mensen die alleen op een hypothecaire lening recht hebben, moeten in de mogelijkheid worden gesteld hun woning te vernieuwen. De heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen.- Ik vrees dat het Rekenhof ons niet de toe- stemming zal geven om de premie vr de voltooiïng van de werken uit te betalen. De heer Mohamed Daïf (in het Frans).- Ik had het over het idee om een fonds renteloze leningen op te richten. De heer Eric André, Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen.- Het gaat dan wel om een heel ander mechanis- me dat veel weg heeft van wat de banken doen! - De vergadering van de Raad wordt om uur geschorst. - De vergadering van de Raad wordt om uur hervat. NAAMSTEMMINGEN - Het ontwerp van ordonnantie houdende instemming met de Samenwerkingsovereenkomst inzake industrieel onderzoek en ontwikkeling tussen de Regering van de Staat Israël en de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ondertekend te Brussel op 8 september 1998 (nr. A-71/1-99/2000) wordt met 44 stemmen aangenomen; 21 leden hebben zich onthouden. (zie bijlagen, naamstemming nr. 1) - Het ontwerp van ordonnantie houdende instemming met de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst waarbij een partnerschap wordt tot stand gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en Turkmenistan, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV en V, met het Protocol en met de Slotakte, opgemaakt te Brussel op 25 mei 1998 (Nr. A-56/1-99/2000) wordt met 59 stemmen aangenomen; 7 leden hebben zich onthouden (zie bijlagen, naamstemming nr. 2) - Het ontwerp van ordonnantie houdende instemming met de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie wordt tot stand gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, en met de bijlagen I, II, III, IV, V, VI en VII, met de Protocollen 1, 2, 3 en 4 en met de Slotakte, opgemaakt te Brussel op 24 november 1997 (nr. A-57/1-99/2000) wordt met 59 stemmen aangenomen; 7 leden hebben zich onthouden (zie bijlagen, naamstemming nr. 3).. - De vergadering wordt om uur gesloten. - De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen. BERICHTEN VAN VERHINDERING/VERLOFAAN- VRAGEN Verhinderd : mevrouw Françoise Dupuis, in het buitenland, mevrouwen Françoise Bertieaux, Sfia Bouarfa, de heren Jan Béghin, Willem Draps, Alain Hutchinson en Alain Zenner, belet.

18 18 BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG BIJLAGEN STEMMINGEN De uitslag van elke naamstemming alsmede de stemverklaring worden in het Beknopt verslag zelf opgenomen. Hebben ja geantwoord : Naamstemming nr. 1 De heren Eric André; Mohamed Azzouzi, Jean-Jacques Boelpaepe, Mevr. Sfia Bouarfa; Adelheid Byttebier; Danielle Caron, Michèle Carthé; De heren Benoît Cerexhe, Jos Chabert, Bernard Clerfayt; Marc Cools; Jean-Pierre Cornelissen; Mohamed Daif; Olivier de Clippelle; Willy Decourty; Stéphane de Lobkowicz; Jean Demannez; Mevr. Magda De Galan; De heer Jacques De Grave; Mevr. Julie De Groote; De heer Serge de Patoul; Mevr. Amina Derbaki Sbaï; De heer Vincent De Wolf; Mevr. Béatrice Fraiteur; De heer Sven Gatz; Mevr. Isabelle Gelas; De heer Didier Gosuin; Denis Grimberghs; Mevr. Brigitte Grouwels; De heer Michel Lemaire, Mevr. Marion Lemesre; De heren Albert Mahieu; Claude Michel; Mevr. Isabelle Molenberg; De heren Michel Moock; Mevr. Annemie Neyts-Uyttebroeck; De heer Mostafa Ouezekhti; Mevr. Martine Payfa; Joël Riguelle; François Roelants du Vivier; Mahfoud Romdhani; Philippe Smits; Didier van Eyll; Rudi Vervoort Hebben zich onthouden : De heren Alain Adriaens; Erik Arckens; Mevr. Marguerite Bastien; Dominique Braeckman; De heren Alain Daems; Philippe Debry; Johan Demol; Christos Doulkeridis; Paul Galand; Guy Hance; Mevr. Anne Herscovici; Evelyne Huytebroeck; De heren Fouad Lahssaini; Dominiek Lootens-Stael; Mevr. Geneviève Meunier; De heer Yaron Pesztat; Mmes Audrey Rorive; Fatiha Saïdi; Anne-Frannçoise Theunissen; Jos Van Assche; Mme Dominique Wynants Naamstemming nr. 2 Michel Moock; Annemie Neyts-Uyttebroeck; Mostafa Ouezekhti; Mevr. Martine Payfa; De heren Yaron Peszat; Joël Riguelle; François Roelants du Vivier; Mahfoud Romdhani; Fatiha Saïdi; De heer Philippe Smits; Mevr. Anne-Françoise Theunissen; De heren Didier van Eyll; Rudi Vervoor; Mme Bernadette Wynants Hebben zich onthouden : De heren Erik Arkens; Mevr. Marguerite Bastien; Johan Demol; Guy Hance; Dominiek Lootens-Stael; Mevr. Audrey Rorive; De heer Jos Van Assche Hebben ja geantwoord : Naamstemming nr. 3 De heren Alain Adriaens; Eric André; Mohamed Azzouzi, Jean-Jacques Boelpaepe, Mmes Sfia Bouarfa; Dominique Braeckman; Adelheid Byttebier; Danielle Caron, Michèle Carthé; De heren Benoît Cerexhe, Jos Chabert, Bernard Clerfayt; Marc Cools; Jean-Pierre Cornelissen; Alain Daems; Mohammed Daïf; Philippe Debry; Willy Decourty; Olivier de Clippelle; Stéphane de Lobkowicz; Jean Demannez; Mevr. Magda De Galan; M. Jacques De Grave; Mevr. Julie De Groote; Mevr. Amina Derbaki Sbaï; De heren Christos Doulkeridis; Vincent De Wolf; Mevr. Béatrice Fraiteur; M. Sven Gatz; Mevr. Isabelle Gelas; De heren Didier Gosuin; Denis Grimberghs; Mmes Brigitte Grouwels; Anne Herscovici; Evelyne Huytebroeck; De heren Fouad Lahssaini; Michel Lemaire, Mevr. Marion Lemesre; Mevr. Geneviève Meunier; M. Claude Michel; Mevr. Isabelle Molenberg; De heren Michel Moock; Annemie Neyts-Uyttebroeck; Mostafa Ouezekhti; Mevr. Martine Payfa; De heren Yaron Peszat; Joël Riguelle; François Roelants du Vivier; Mahfoud Romdhani; Mevr. Fatiha Saïdi; Françoise Schepmans; M. Philippe Smits; Mevr. Anne-Françoise Theunissen; De heren Didier Van Eyll, Rudi Vervoort; Mevr. Dominique Wynants De heren Erik Arkens; Mevr. Marguerite Bastien; Johan Demol; Guy Hance; Dominiek Lootens-Stael; Mevr. Audrey Rorive; M. Josz Van Assche Hebben ja geantwoord : De heren Alain Adriaens; Eric André; Mohamed Azzouzi, Jean-Jacques Boelpaepe, Mmes Sfia Bouarfa; Dominique Braeckman; Adelheid Byttebier; Danielle Caron, Michèle Carthé; De heren Benoît Cerexhe, Jos Chabert, Bernard Clerfayt; Marc Cools; Jean-Pierre Cornelissen; Alain Daems; Mohamed DaifPhilippe Debry; Olivier de Clippelle; Willy Decourty; Stéphane de Lobkowicz; Jean Demannez; Mme Magda De Galan; De heer Jacques De Grave; Mevr. Julie De Groote; De heer Serge de Patoul; Mevr. Amina Derbaki Sbaï; De heren Christos Doulkeridis; Vincent De Wolf; Mevr. Béatrice Fraiteur; De heren Paul Galand; Sven Gatz; Mevr. Isabelle Gelas; De heren Didier Gosuin; Denis Grimberghs; Mmes Brigitte Grouwels; Anne Herscovici; Evelyne Hutebroeck; De heren Fouad Lahssaini; Michel Lemaire, Mme Marion Lemesre; De heren Albert Mahieu; Claude Michel; Mevr. Isabelle Molenberg; De heren