Speeltoestellen Een onderzoek naar ongevallen met speeltoestellen bij kinderen van 0-14 jaar
|
|
- Krista Verstraeten
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Samenvatting rapport Speeltoestellen Een onderzoek naar ongevallen met speeltoestellen bij kinderen van 0-14 jaar Jaarlijks worden er kinderen behandeld op een Spoedeisende Hulp (SEH)-afdeling als gevolg van een ongeval met een speeltoestel. De resultaten uit het onderzoek hebben uitgewezen dat ongevallen met speeltoestellen net zo vaak bij jongens als bij meisjes gebeuren. Wel is er een duidelijk verschil tussen leeftijdsgroepen: vooral 5-9 jarigen worden vaak slachtoffer van een dergelijk ongeval. Veel ongevallen gebeuren met klimtoestellen en glijbanen. Aangezien er geen gegevens bekend zijn over het exacte aantal en soort speeltoestellen in Nederland, kan niet worden bekeken of kinderen ook daadwerkelijk meer risico lopen op een ongeval bij klimtoestellen en glijbanen dan bij de andere toestellen. Kinderen in de leeftijd 0-4 jaar lopen vaak letsel op na ongevallen met klimtoestellen en glijbanen, bij 5-9 jarigen gaat het vaak om klimtoestellen en schommels en bij jarigen om klimtoestellen, luchtkussens, trampolines en waterglijbanen. De meeste ongevallen gebeuren omdat kinderen vallen. Daarbij gaat het vaak om een val van het speeltoestel zelf, maar het komt ook voor dat een kind valt doordat hij/zij over het toestel struikelt. Contact met andere kinderen kan ook leiden tot ongevallen. Vooral bij toestellen waar meer kinderen tegelijkertijd spelen, zoals luchtkussens en trampolines, ontstaan ongevallen doordat kinderen tegen elkaar botsen. In 9% van de ongevallen worden de slachtoffers na behandeling op de SEH-afdeling opgenomen in het ziekenhuis. Een vergelijking met privé-ongevallen van 0-14 jarigen in het algemeen (6% opname) laat zien dat ongevallen met speeltoestellen vaker tot ziekenhuisopname leiden en dus als ernstiger gekwalificeerd kunnen worden. Bij zes van iedere tien ongevallen hebben de slachtoffers een fractuur opgelopen, vaak gaat het om letsel aan de schouder, arm of hand. Ongevallen met speeltoestellen gebeuren vaak in de speeltuin of op het schoolplein. Deze twee locaties verschillen van elkaar wat betreft het soort speeltoestellen waarmee ongevallen plaatsvinden. In de speeltuin is er een grote variëteit aan toestellen, op het schoolplein gaat het vooral om klimtoestellen. Het type letsel dat slachtoffers oplopen op beide locaties verschilt niet van elkaar. Wel verschilt de letsellocatie: op schoolpleinen lopen kinderen vooral letsel op aan de schouder, arm of hand en bij speeltuinen op meer verschillende lichaamsdelen. De ongevallen op schoolpleinen vinden veelal plaats onder schooltijd. Volgens de slachtoffers ontstaan ongevallen vaak door toeval of pech. Maar ook het gedrag van het slachtoffer (onvoorzichtigheid, onoplettendheid, te veel risico nemen) of het gedrag van andere aanwezigen worden genoemd als mogelijke oorzaken. Volgens 7% van de slachtoffers was er sprake van opzet. De oorzaken van ongevallen zijn niet voor alle toestellen hetzelfde. Zo zien we bijvoorbeeld dat bij ongevallen met luchtkussens het wiebelen van het toestel een rol heeft gespeeld terwijl bij de meeste andere toestellen het oppervlak van het toestel het meest van invloed is geweest. Bij glijbanen en trampolines wordt als omgevingsfactor relatief vaak het ontbreken van toezicht aangegeven, terwijl de ondergrond bij ongevallen met andere toestellen veel meer een rol heeft gespeeld. Ook blijkt dat de aanwezigheid van meerdere kinderen op het toestel een rol speelt bij ongevallen met luchtkussens en trampolines. Het onderzoek heeft laten zien dat in 2% van de ongevallen het speeltoestel stuk was en dat in 5% er sprake was van een versleten ondergrond. Ook dit wijst er op dat de rol van het toestel kleiner is dan de rol van de slachtoffers en andere aanwezigen. Er is geen duidelijke relatie tussen de ondergrond van het toestel en de ernst van het letsel. De meest voorkomende typen ondergrond bij speeltoestellen zijn zand, kunststof en gras/aarde. Wat opvalt is dat in driekwart van de ongevallen met bestrating als ondergrond de valhoogte hoger is dan de norm (zestig centimeter).
2 Bij bijna de helft van de ongevallen geeft het slachtoffer aan dat ze zelf het ongeval hadden kunnen voorkomen. Bij schommels is dit vaker dan gemiddeld het geval. In een derde van de gevallen had een ander iets kunnen doen om het ongeval te voorkomen, bij schommels en duikelrekken is dit minder vaak het geval. Op basis van het onderzoek is een aantal aanbevelingen geformuleerd: Zorg voor meer toezicht (door ouders, leraren of toezichthouders) Besteedt aandacht aan het oppervlak (let op natte en gladde oppervlakken) Zorg voor een goede ondergrond (let op kuilen en andere vormen van versleten ondergrond) Let op de ruimte om het toestel (vooral bij glijbanen wil het voorkomen dat kinderen over de rand struikelen tijdens een ander spel) Let op het aantal kinderen dat tegelijkertijd op het toestel speelt (contact met anderen leidt tot ongevallen bij onder andere trampolines en luchtkussens) Verschaf informatie bij het toestel over het correct gebruik (plaats bordjes met symbolen voor correct gebruik) Informeer ouders (laat ouders weten waar ze zelf op moeten letten en zorg dat ze hun kinderen goed voorlichten)
3 Algemene kenmerken ongevallen met speeltoestellen Kenmerken slachtoffers In tabel 1 staan de kenmerken van de slachtoffers van een ongeval met een speeltoestel weergegeven. In de tabel is tevens de landelijke verdeling opgenomen van de populatie (en niet alleen de slachtoffers) en de gemiddelde verdeling binnen de groep slachtoffers volgens LIS-cijfers over de periode Landelijke cijfers zijn opgenomen om de respons te kunnen vergelijken met de populatie, LIS-cijfers zijn opgenomen om een vergelijking te kunnen maken met de slachtoffers over de afgelopen jaren. Indien we alle ongevallen met speeltoestellen bekijken (n=447), dan zien we dat uit het onderzoek naar voren komt dat ongevallen nagenoeg even vaak gebeuren met jongens als met meisjes. De landelijke verdeling tussen jongens en meisjes in de leeftijd 0-14 jaar en de LIS-cijfers wijken daarbij iets vanaf, maar de verschillen zijn minimaal. Wat betreft de leeftijd van de slachtoffers geldt dat ruim de helft van alle slachtoffers 5-9 jaar is (56%), een kwart is 0-4 jaar (27%) en 18% is jaar. Deze verdeling komt redelijk overeen met de LIS-cijfers over maar wijkt af van de landelijke verdeling. Landelijk gezien is iedere leeftijdsgroep even groot. Verder blijkt dat verreweg de meeste slachtoffers een Nederlandse herkomst hebben (87%), en dat autochtonen in de steekproef een groter aandeel hebben dan op basis van de landelijke verdeling verwacht mag worden. Echter, aangezien allochtone inwoners over het algemeen minder vaak meewerken aan (schriftelijk) onderzoek 1 kan het werkelijke percentage allochtone slachtoffers hoger zijn dan het percentage genoemd in tabel 1. In het LIS wordt de etniciteit van de slachtoffers niet geregistreerd. Tabel 1 Kenmerken populatie en slachtoffers naar geslacht, leeftijd en herkomst (%) Landelijke verdeling 2006 (populatie)* LIS cijfers (slachtoffers)** Steekproef (n=447) (slachtoffers)*** Jongen Meisje jaar jaar jaar Autochtoon Allochtoon *Bron: CBS Statline, ** Bron: Letsel Informatie Systeem , Consument en Veiligheid, ***Bron: vragenlijst- gegevens LIS-vervolgonderzoek. Noot: In het LIS worden gegevens over de etniciteit van de slachtoffers niet bijgehouden. In het vervolg van dit hoofdstuk zal worden gekeken of de aard, de omvang en overige kenmerken van ongevallen met speeltoestellen verschillen tussen jongens en meisjes en tussen de leeftijds- en herkomstgroepen. Alleen indien er significante verschillen bestaan zal dat worden weergegeven in het rapport. 1 Bron: CBS (2005). Enquêteonderzoek onder allochtonen problemen en oplossingen. Voorburg/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
4 Letselmechanisme Hoe ontstaan ongevallen met speeltoestellen? De meeste ongevallen gebeuren doordat kinderen zijn gevallen (60%, zie tabel 2). Vaak gaat het dan om een val vanaf het speeltoestel zelf. Het meest genoemd worden een val vanaf het klimrek, het duikelrek en de glijbaan. Ook onderdelen van het klimrek worden genoemd, zoals de glijpaal, de hangbrug en de stang. Een kwart van de ongevallen ontstaat doordat kinderen struikelen, uitglijden of zwikken (23%). Veertien procent van de ongevallen ontstaat door contact met iemand anders, waarbij vaak geldt dat kinderen worden geduwd door iemand anders. Contact met een voorwerp komt in mindere mate voor (9%). Het is niet voorgekomen dat slachtoffers geen lucht meer kregen. Acht procent van de ongevallen gebeurt op een andere manier, bijvoorbeeld doordat iemand een verkeerde beweging maakt. In het LIS worden ook gegevens bijgehouden over het letselmechanisme. De cijfers van laten zien dat het bij ongevallen met speeltoestellen voornamelijk om valongevallen gaat: 84% van alle ongevallen ontstaat door een val. Hierbij moet worden opgemerkt dat struikelen in de LIS-analyse niet als aparte categorie is opgenomen, terwijl dit in het onderzoek wel is gedaan. Wanneer we de cijfers uit het onderzoek over vallen en struikelen samen nemen dan zien we dat 83% van de ongevallen door vallen (en dus ook struikelen) wordt veroorzaakt. Deze cijfers wijken dus niet af van de gemiddelde cijfers uit het LIS In het LIS staat contact met een object op een tweede plaats: 12% van de ongevallen is zo ontstaan. Tabel 2 De wijze waarop slachtoffers van ongevallen met speeltoestellen zich hebben bezeerd (n=447), meerdere antwoorden mogelijk % Genoemd Vallen 60 Val van trap 4 Val van ladder 1 Val van iets anders 42 Val door sprong 13 Struikelen, uitglijden, zwikken 23 Struikelen 5 Uitglijden 10 Zwikken 9 Contact met iemand anders 14 Botsen tegen ander 5 Met de hoofden tegen elkaar komen - Geduwd worden 8 Onderuit gehaald worden 1 Contact met voorwerp 9 Geraakt worden door iets 2 Snijden aan 1 Stoten of botsen tegen iets 4 Bekneld raken 3 Geen lucht krijgen - Andere manier 8 Splinter in lichaam krijgen - Verkeerde beweging maken 4 Andere manier 4
5 Jongens raken wat vaker bekneld (5%) dan meisjes (1%). Verder zijn er geen significante verschillen gevonden wat betreft de wijze waarop jongens en meisjes zich hebben bezeerd. Leeftijd speelt ook een rol (zie tabel 3). Kinderen in de leeftijd jaar vallen verhoudingsgewijs minder vaak van een speeltoestel. Zij zwikken en stoten of botsen juist vaker dan jongere kinderen. Ook valt op dat de allerjongste kinderen (0-4 jaar) vaker bekneld raken dan oudere kinderen. Alleen die aspecten waar significante verschillen bestaan tussen de leeftijdsgroepen zijn weergegeven in tabel 3. Tabel 3 De wijze waarop slachtoffers van ongevallen met speeltoestellen zich hebben bezeerd naar leeftijdsgroep (in procenten, n=447) 0-4 jaar 5-9 jaar jaar Gemiddeld Val van iets anders Zwikken Stoten of botsen tegen iets Bekneld raken Noot: Alleen significante verschillen zijn vermeld. Ook is er een aantal verschillen gevonden tussen autochtone en allochtone kinderen. Deze verschillen staan weergegeven in tabel 4. Nederlandse kinderen vallen vaker dan allochtone kinderen van een trap en allochtone kinderen glijden vaker uit en zwikken ook vaker. Tabel 4 De wijze waarop slachtoffers van ongevallen met speeltoestellen zich hebben bezeerd naar herkomstgroep (in procenten, n=447) Autochtoon Allochtoon Gemiddeld Val van trap Uitglijden Zwikken Noot: Alleen significante verschillen zijn vermeld. In de vragenlijst is dieper ingegaan op de valongevallen. De kinderen die zijn gevallen, vallen vaak van een hoogte tussen centimeter en centimeter (zie tabel 5). Het WAS schrijft voor dat de vrije valhoogte niet meer dan 3 meter mag zijn. Zes slachtoffers gaven aan van meer dan 3 meter hoogte te zijn gevallen: vier keer bij een klimtoestel, één keer bij een skatebaan en één keer bij een combinatie van een luchtkussen met een glijbaan. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de valhoogte is geschat door het slachtoffer zelf. De kinderen die vallen, vallen meestal van het speeltoestel op de grond (82%), veel minder vaak komt het voor dat kinderen op iets anders terechtkomen als ze vallen (14%). Zowel het speeltoestel, een eigen lichaamsdeel, andere kinderen en andere objecten (zoals een bankje of een staaf) worden in dit verband genoemd. Tabel 5 De hoogte waarvan men gevallen is (n=249) % Genoemd Lager dan 60 cm cm - 1,5 m 47 1,5-3 m 39 Hoger dan 3 m 2 Er is in de vragenlijst tevens gevraagd op welk moment van de dag het ongeval gebeurde. Een meerderheid van de ongevallen heeft s middags plaatsgevonden (67%), 18% vond in de ochtend plaats en 13% s avonds. Slachtoffers naar speeltoestel In deze paragraaf wordt gekeken met welke speeltoestellen er ongevallen zijn gebeurd. Overeenkomstig met de cijfers uit het Letsel Informatie Systeem kan op basis van de respons uit het onderzoek
6 geconcludeerd worden dat de meeste ongevallen gebeuren met klimtoestellen. Op de tweede plaats staan ongevallen met glijbanen, gevolgd door ongevallen met schommels. In tabel 6 staat per speeltoestel de respons op de vragenlijst en de LIS-cijfers. Onder de categorie ander speeltoestel vallen (in het onderzoek) onder andere tafeltennistafel, voetbalgoal, ringen, kabelbaan en een speelhuis. Tabel 6 Respons en LIS-cijfers naar toestel Aantal LIS % LIS Aantal Uit onderzoek % Uit onderzoek Klimtoestel Glijbaan Schommel Luchtkussen Trampoline Duikelrek Waterglijbaan Wip Draaimolen 110 <1 8 2 Skatebaan/skateboardbaan Zandbak Ballenbad/ballenbak Ander speeltoestel Totaal Bron: Letsel Informatie Systeem , Consument en Veiligheid en vragenlijstgegevens LIS-vervolgonderzoek. Noot: in het LIS zijn de duikelrekken niet als aparte categorie opgenomen, maar vallen onder de categorie anders speeltoestel. Verhoudingsgewijs zien we dat er in het onderzoek wat minder ongevallen met glijbanen en schommels voorkomen dan in LIS en zien we een oververtegenwoordiging van het aandeel ongevallen met trampolines. 2 De top vijf van speeltoestellen waarmee ongevallen gebeuren is voor jongens iets anders dan voor meisjes (zie tabel 7). De top vijf van speeltoestellen voor iedere leeftijdsgroep staat weergegeven in tabel 8. 2 De genoemde verschillen zijn getoetst op significantie.
7 Tabel 7 Topvijf ongevallen met speeltoestellen, naar geslacht (n=447) Jongens % Meisjes % Klimtoestel 40 Klimtoestel 30 Glijbaan 14 Glijbaan 12 Schommel 9 Duikelrek 11 Luchtkussen 9 Trampoline 10 Trampoline 6 Schommel 9 Tabel 8 Topvijf ongevallen met speeltoestellen, naar leeftijd (n=447) 0-4 jaar % 5-9 jaar % jaar % Klimtoestel 33 Klimtoestel 40 Klimtoestel 22 Glijbaan 23 Schommel 11 Luchtkussen 17 Duikelrek 7 Glijbaan 10 Waterglijbaan 13 Schommel 7 Duikelrek 8 Trampoline 12 Luchtkussen 6 Trampoline 8 Duikelrek 6 Kenmerken van de speeltoestellen Mogelijke oorzaken van ongevallen met speeltoestellen kunnen te maken hebben met de kenmerken van het speeltoestel. Was het toestel stuk? Was er voldoende ruimte om het toestel? Op deze en andere vragen wordt in deze paragraaf een antwoord gegeven. In tabel 9 staan verschillende kenmerken van de speeltoestellen weergegeven. We zien dat meer dan de helft van de toestellen volgens de respondenten nieuw is en dat ruim een derde van de toestellen in oude staat verkeerd. Slechts in een enkel geval is er sprake van een kapot speeltoestel (2%). De helft van de toestellen waar een ongeval mee is gebeurd, is gemaakt van metaal/ijzer, een derde van kunststof of hout. Voor de ondergrond bij speeltoestellen gelden een aantal normen en aanbevelingen. Een deel van die regels heeft te maken met aspecten die in dit onderzoek niet aan de orde zijn gekomen, zoals de korrelgrootte van zand of grind. Een ander deel kan op basis van dit onderzoek wel nader worden bekeken. Zo geldt bijvoorbeeld dat bij een valhoogte van 1 meter in de meeste gevallen gras als ondergrond voldoet. Gras mag ook worden gebruikt bij een valhoogte hoger dan een meter, mits er wordt voldaan aan bepaalde eisen die betrekking hebben op het hoofdletsel, de zogenoemde HIC waarde. Verder geldt als indicatie dat bestrating alleen bij een valhoogte van 60 centimeter of lager gebruikt mag worden, maar ook hier geldt dat een hogere valhoogte mogelijk is, mits wordt voldaan aan de HIC waarde. 3 Aangezien het onderzoek geen gegevens oplevert over de HIC waarde kan alleen worden bekeken in hoeverre er wordt voldaan aan de indicaties voor grasondergrond en bestrating. Uit tabel 9 valt af te lezen dat de ondergrond van de toestellen varieert. Zo is in een derde van de gevallen de ondergrond zand, heeft 21% van de toestellen een kunststofondergrond en 14% een ondergrond van gras/aarde. Ook valt op dat 9% van de speeltoestellen bestrating als ondergrond heeft (waarvan een groot deel op schoolpleinen). In ruim een derde van de valongevallen met een grasondergrond (n=32) is de valhoogte hoger dan 1 meter (38%). Bij driekwart van de valongevallen met bestrating (n=21) als ondergrond is de valhoogte meer dan 60 centimeter (76%). In het WAS staan eisen voor het onderhoud van de ondergrond weergegeven. Zo moeten bepaalde typen ondergrond maandelijks worden gecontroleerd op slijtplekken en vuil en moet ook eens in het jaar de grond worden aangevuld (met zand, houtsnippers etcetera). Bij een klein deel van de toestellen was er sprake van een versleten ondergrond (5%). Het gaat dan met name om zandondergrond, gras en houtsnippers. Ook de ruimte om het toestel kan een rol spelen bij ongevallen, in verreweg de meeste gevallen was er volgens de respondent veel ruimte om het toestel. Tot slot zien we dat ongevallen met toestellen die binnen staan minder vaak in dit vervolgonderzoek voorkomen: een ruime meerderheid van de toestellen staat buiten (84%). 3 In alle gevallen moet worden voldaan aan de HIC waarde, ook bij een lagere valhoogte (maar dit is vaak wel het geval).
8 Tabel 9 Kenmerken speeltoestellen (n=447) Heel Oud 1 Oud 36 Nieuw 52 Heel nieuw 7 Geen antwoord 4 Kapot (% ja) 2 Metaal/ijzer* 52 Kunststof/plastic* 36 Hout* 33 Ander materiaal* 10 Zand 32 Kunststof 21 Gras/aarde 14 Bestrating 9 Houtsnippers 7 Matten 6 Water 4 Boomschors 2 Ballen 3 Kunstgras 2 Grind 1 Andere ondergrond 4 Ondergrond versleten (% ja) 5 Voldoende ruimte om toestel (% ja) 89 Toestel buiten (% ja) 84 *Noot: De percentages bij het materiaal (metaal, kunststof, hout en ander materiaal) tellen op tot meer dan 100% aangezien een toestel gemaakt kan zijn van meer dan één materiaal. De top 10 van locaties waar ongevallen met speeltoestellen gebeuren, staat weergegeven in tabel 10. Hierbij moet worden opgemerkt dat de ongevallen die in en om het huis plaatsvinden buiten beschouwing zijn gelaten. Ongevallen gebeuren vooral in de speeltuin of op het speelveld (36%) en op het schoolplein (29%). Andere locaties waar ongevallen voorkomen, zij het minder frequent, zijn onder andere de camping (8%), de binnenspeeltuin (6%) en het zwembad (6%). In de tabel is een uitsplitsing gemaakt naar toestel en locatie voor die speeltoestellen waar van meer dan 20 slachtoffers gegevens bekend zijn. De locaties verschillen per toestel. Er bestaan weinig verschillen tussen jongens en meisjes, alleen is het zo dat jongens wat vaker op het schoolplein bezeerd raken en meisjes vaker in de speeltuin. Tussen de leeftijdsgroepen zijn ook enkele verschillen waarneembaar. De jarigen raken vaker bezeerd in het zwembad en op de skatebaan en minder vaak op het schoolplein in vergelijking met de jongere kinderen. Tot slot zijn er ook verschillen tussen autochtone en allochtone kinderen. Autochtone kinderen raken vaker dan allochtone kinderen bezeerd op de camping, in een bungalowpark, in een restaurant en op het schoolplein. Allochtone kinderen raken vaker bezeerd in een speeltuin, een binnenspeeltuin en openbaar park. % Tabel 10 n=447) Locatie speeltoestel, naar toestel (n>20) en voor alle toestellen samen (in procenten, Trampoline Duikelrek Water- Totaal alle Klimtoestel Glijbaan Schommel Luchtkussen glijbaan toestellen% Speeltuin, speelveld Schoolplein Camping Binnenspeeltuin Zwembad 2 < Bungalowpark Restaurant Openbare tuin, park Winkel, winkelcentrum <
9 Sportveld (buiten) < Noot: Aangezien het alleen om de top tien van locaties gaat van alle toestellen tezamen, kan het voorkomen dat bepaalde locaties niet genoemd worden, zoals bijvoorbeeld dat een klein deel van de duikelrekken op het strand staat. Voor een volledig overzicht van de locaties per type toestel wordt verwezen naar de hoofdstukken 4 tot en met 15. Ongevallen in speeltuinen en op schoolpleinen nader bekeken Er is specifiek gekeken naar de twee locaties uit dit onderzoek waar de meeste ongevallen hebben plaatsgevonden, de speeltuin en het schoolplein. Er is gekeken of op beide locaties dezelfde soort ongevallen voorkomen, wie er vooral slachtoffer worden en welke mogelijke preventieve maatregelen er op beide locaties nodig zijn. Het blijkt dat de speeltoestellen waarmee ongevallen gebeuren, verschillen op beide locaties (zie tabel 11). Allereerst valt op dat in speeltuinen er met meer verschillende soorten speeltoestellen ongevallen gebeuren dan op het schoolplein. Dit is niet heel verwonderlijk aangezien speeltuinen vaak ook een grotere variëteit aan speeltoestellen bevatten doordat ze daar specifiek voor ingericht zijn. In speeltuinen doen de meeste ongevallen zich voor bij het klimtoestel, de glijbaan en de schommel. Bij het schoolplein zijn meer dan de helft van de ongevallen gebeurd met klimtoestellen, verder gebeuren er vooral ongevallen met glijbanen en duikelrekken. Tabel 11 Speeltoestellen waarmee ongevallen gebeuren in speeltuinen (n=160) en op schoolpleinen (n=128, in procenten) Speeltuin Schoolplein Klimtoestel Glijbaan Schommel 16 4 Luchtkussen 5 1 Trampoline 6 - Duikelrek 6 17 Waterglijbaan 1 - Wip/wipwap/wipkip 8 1 Draaimolen 3 1 Skatebaan/skateboardbaan 3 - Zandbak 1 5 Ander speeltoestel 4 2 Wanneer we vervolgens kijken naar verschillen tussen de slachtoffers op beide locaties dan zien we dat er wat vaker dan gemiddeld ongevallen met meisjes gebeuren in speeltuinen (59%) en iets vaker ongevallen met jongens gebeuren op schoolpleinen (55%). Beide locaties verschillen niet significant van elkaar wanneer we kijken naar de leeftijd van de slachtoffers. Zowel in speeltuinen als op schoolpleinen is het grootste deel (ruim 60%) van de slachtoffers in de leeftijd 5-9 jaar. Tabel 12 Slachtoffers in speeltuinen (n=160) en op schoolpleinen (n=128) naar geslacht, (in procenten) Speeltuin Schoolplein Gemiddeld Jongen Meisje In tabel 13 staat weergegeven op welke manier slachtoffers in speeltuinen en op schoolpleinen zich hebben bezeerd. Slachtoffers konden hier meer antwoorden geven. Een slachtoffer kan bijvoorbeeld zowel zijn gevallen als zijn geduwd. Op beide locaties geldt dat de meeste slachtoffers zijn gevallen (van het speeltoestel) en de percentages komen nagenoeg overeen. Vallen gebeurt in speeltuinen en op schoolpleinen iets vaker dan gemiddeld (60%). De helft van de kinderen die vallen in de speeltuin, valt van een klimtoestel (49%), 13% valt van een schommel, 10% van een duikelrek en 6% van een wip. Op het schoolplein valt tweederde van de kinderen van een klimtoestel (68%), 17% van een duikelrek, 7% van een glijbaan en 4% van een schommel. Struikelen gebeurt op beide locaties ook even vaak, en deze cijfers komen overeen met het gemiddelde. In speeltuinen is er echter minder vaak sprake van contact met iemand anders, slachtoffers worden daar minder
10 vaak geduwd dan op het schoolplein en ook minder vaak dan gemiddeld. De overige resultaten wijken niet sterk van elkaar en van het gemiddelde af. Er zijn geen significante verschillen gevonden in het type letsel dat de slachtoffers op de beide locaties oplopen. Wel is er een verschil als we kijken aan welke lichaamsdelen de slachtoffers letsel oplopen. Ruim driekwart van de slachtoffers op schoolpleinen loopt letsel op aan de schouder, arm of hand. In de speeltuinen lopen de slachtoffers aan meer verschillende lichaamsdelen letsels op. Mogelijk ligt dit aan de verschillende toestellen die op deze locaties staan. Tot slot is ook gekeken op welk tijdstip de ongevallen op schoolpleinen hebben plaatsgevonden: tijdens schooltijd of daarbuiten? Bijna alle ongevallen waren op een doordeweekse dag (95%). Van deze ongevallen vond het grootste deel tijdens schooltijd (tussen 8.00 uur en uur) plaats, namelijk 82%. Tabel 13 De wijze waarop slachtoffers van ongevallen met speeltoestellen zich hebben bezeerd in de speeltuin (n=160), op het schoolplein (n=128) en gemiddeld (n=447), meerdere antwoorden mogelijk Speeltuin % genoemd Schoolplein % genoemd Gemiddeld % genoemd Vallen Val van trap Val van ladder Val van iets anders Val door sprong Struikelen, uitglijden, zwikken Struikelen Uitglijden Zwikken Contact met iemand anders Botsen tegen ander Met de hoofden tegen elkaar komen Geduwd worden Onderuit gehaald worden Contact met voorwerp Geraakt worden door iets 3-2 Snijden aan Stoten of botsen tegen iets Bekneld raken Geen lucht krijgen Andere manier Splinter in lichaam krijgen Verkeerde beweging maken Andere manier Oorzakelijke factoren In het onderzoek is ook gekeken naar de factoren die mogelijk een (zeer grote) rol hebben gespeeld bij het ongeval. Aan de (ouders van) slachtoffers is gevraagd welke factoren volgens hen een rol hebben gespeeld bij
11 het ontstaan van het ongeval. 4 Zoals uit de tabellen 14 tot en met 17 blijkt, spelen gedragsfactoren het vaakst een rol. Door tweederde van de slachtoffers wordt aangegeven dat het ongeval is ontstaan door toeval/pech (64%, zie tabel 16), ruim een derde zegt dat ze zelf onvoorzichtig deden (38%), 22% nam te veel risico, 21% lette niet op en 20% noemt het onvoorzichtige gedrag van anderen. Ook het speeltoestel heeft volgens sommigen een rol gespeeld, zo geeft 20% aan dat het toestel glad/scherp/ruw of stroef was en 13% vond het toestel te groot of te klein (zie tabel 14). Omgevingsfactoren die genoemd worden, zijn de te harde ondergrond (12%) en het feit dat er niemand in de buurt was die op het slachtoffer lette (10%). Van de lichamelijke factoren wordt het meest genoemd dat het slachtoffer moe was ten tijde van het ongeval (9%). Het lijkt er dus op dat de oorzaak vaker gezocht moet worden bij (het gedrag van) het slachtoffer zelf dan bij het speeltoestel. Zoals gezegd is toeval het meest genoemd als oorzakelijke factor. Wanneer we kijken naar de top 5 van oorzaken en toeval daarbij buiten beschouwing laten dan leidt dat tot het volgende beeld: 1. slachtoffer deed onvoorzichtig 2. slachtoffer nam teveel risico 3. slachtoffer lette niet op 4. andere aanwezigen deden onvoorzichtig 5. toestel was glad/scherp/ruw/stroef In de tabellen staat ook weergegeven hoe vaak slachtoffers hebben aangegeven dat een factor een zeer grote rol heeft gespeeld. Wederom zien we dat toeval/pech het meest wordt genoemd: 36% van de slachtoffers is van mening dat toeval/pech een zeer grote rol heeft gespeeld bij het ongeval. Daarnaast wordt door 14% aangegeven dat onvoorzichtigheid van het slachtoffer een zeer grote rol heeft gespeeld, noemt 13% dat het onvoorzichtige gedrag van iemand anders een zeer grote rol heeft gespeeld en 11% noemt het gladde/scherpe/ruwe/stroeve oppervlak van het toestel. 4 Hierbij gaat het om factoren die een kleine, grote en zeer grote rol hebben gespeeld.
12 Tabel 14 Factoren van het speeltoestel die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval (n=447) %(zeer) Grote rol % Speelt een rol Het speeltoestel was glad/scherp/ruw/stroef Het speeltoestel was te groot/te klein 3 13 Het speeltoestel wiebelde 3 7 Delen van het speeltoestel bewogen 2 6 Het speeltoestel deed iets wat ik niet verwachtte 3 5 (Onderdeel van) het speeltoestel was versleten 1 4 Ik wist niet hoe het speeltoestel werkte 1 3 Het speeltoestel had uitsteeksels <1 2 Het speeltoestel was niet sterk genoeg 0 0 Tabel 15 Omgevingsfactoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval (n=447) %(zeer) Grote rol % Speelt een rol De ondergrond was te hard 6 12 Er was niemand die op mij lette 2 10 De ondergrond/bodem was glad 4 8 Weersomstandigheden 3 7 Er was te weinig ruimte onder/rondom het speeltoestel 3 5 De ondergrond/bodem was stuk/versleten 2 3 Er stonden dingen in de weg bij het speeltoestel 1 2 Het was donker <1 1 Tabel 16 Gedragsfactoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval (n=447) %(zeer) Grote rol % Speelt een rol Toeval/pech Ik deed onv oorzichtig Ik nam te veel risico 8 22 Ik lette niet op 6 21 Iemand anders deed onvoorzichtig Gedrag van een ander/van anderen Ik was iets nieuws aan het uitproberen 8 18 Er waren teveel kinderen tegelijk op/bij het speeltoestel 7 16 Ik gebruikte het speeltoestel anders dan de bedoeling is 6 14 Er waren jonge en oudere kinderen tegelijk op/bij het speeltoestel 6 13 Ik was afgeleid 3 10 Iemand anders lette niet op 4 9 Ik was eigenlijk te jong voor dit speeltoestel 3 9 Ik kende het speeltoestel niet goed genoeg 2 8 Ik had haast 4 7 Ik werd uitgedaagd 2 6 Ik was eigenlijk te oud voor dit speeltoestel <1 2
13 Tabel 17 (n=447) Lichamelijke factoren die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval %(zeer) Grote rol % Speelt een rol Ik was moe 2 9 Ik ben onhandig, mijn coördinatie is niet zo goed <1 6 Mijn lichaamsbouw 1 6 Ik ben niet sterk genoeg <1 5 Ik kan mijn evenwicht niet goed houden 2 5 Ik ben linkshandig 1 2 Ik had last van een eerdere verwonding <1 1 Ik was duizelig <1 1 Ik kan niet goed zien - 1 Ik gebruik medicijnen - 1 Ik heb een ziekte 4 0 Ik heb hoogtevrees - 0 Ik kan niet goed horen - 0 Alhoewel in grote lijnen het beeld hetzelfde is voor jongens als voor meisjes, zijn er wel een aantal verschillen tussen beide groepen. Zo zeggen meisjes vaker dat het oppervlak van het toestel een rol heeft gespeeld, en noemen jongens vaker de grootte van het toestel. Over de rol van omgevingsfactoren verschillen beide groepen niet van mening. Anders is het voor de gedragsfactoren. Vaker dan meisjes geven jongens aan dat toeval/pech een factor is geweest. Daarnaast noemen jongens vaker dat ze te veel risico hebben genomen, dat er te veel kinderen tegelijk op het speeltoestel waren, dat ze haast hadden en dat ze werden uitgedaagd. Meisjes noemen vaker het gedrag van anderen als oorzaak en het feit dat ze iets nieuws aan het uitproberen waren. Tot slot blijkt dat van de lichamelijke factoren meisjes vaker aangeven dat ze moe waren ten tijde van het ongeval en dat jongens vaker aangeven dat ze onhandig zijn. Ook bij kinderen van verschillende leeftijd komt het algemene beeld overeen, maar zijn er op bepaalde punten wel verschillen. Zo geven jarigen vaker dan jongere kinderen aan dat het oppervlak van het toestel een rol heeft gespeeld en dat het toestel versleten was. Het feit dat er niemand op het slachtoffer lette en dat de bodem/ondergrond glad was heeft bij 0-4 jarigen wat vaker een rol gespeeld dan bij oudere kinderen. Ook bij de gedragsfactoren zien we een aantal verschillen. Zo zeggen jarigen vaker dat ze werden uitgedaagd en dat ze eigenlijk te oud waren voor het toestel. Bij de allerjongste kinderen speelt het gedrag van anderen vaker een rol, evenals het feit dat er jonge en oude kinderen tegelijk op het toestel aanwezig waren, het feit dat ze te jong waren voor het toestel en dat ze het toestel niet goed genoeg kenden. Bij de lichamelijke factoren, die over het algemeen veel minder een rol spelen, zien we dat bij 0-4 jarigen wat vaker heeft meegespeeld dat zij niet sterk genoeg zijn. Andere verschillen zijn niet gevonden. Tevens is aan de slachtoffers gevraagd of het ongeval is ontstaan doordat iemand anders iets opzettelijk deed. In de meeste gevallen was er geen sprake van opzet (91%), 7% geeft aan dat dit wel het geval is geweest. Bij jongens is er wat vaker opzet in het spel (10%) dan bij meisjes (5%). Er is ook aan de slachtoffers gevraagd of er iemand op hen lette toen het ongeluk gebeurde. In een derde van de gevallen was er niemand aanwezig (33%). Er wordt minder vaak op kinderen gelet naarmate kinderen ouder zijn: bij de 0-4 jarigen lette in 89% van gevallen iemand op, bij de 5-9 jarigen gebeurde dit in 61% van de gevallen en bij de jarigen in 52% van de gevallen. Uit tabel 15 werd al duidelijk dat volgens 10% het feit dat er niemand op het slachtoffer lette een rol heeft gespeeld bij het ongeval. Mogelijkheden voor preventie Aan de slachtoffers is gevraagd of het ongeval voorkomen had kunnen worden. Er is zowel gevraagd of het slachtoffer zelf iets had kunnen doen om het ongeval te voorkomen en of iemand anders iets had kunnen doen.
14 Ongeveer de helft van alle slachtoffers geeft aan dat ze zelf iets hadden kunnen doen (48%), een even groot deel zegt dat ze niets hadden kunnen doen (47%) en 5% heeft deze vraag niet beantwoord. De oudere kinderen (10-14 jaar) zeggen wat vaker dat ze het ongeval zelf hadden kunnen voorkomen (60%) dan de 0-4 jarigen (42%) en 5-9 jarigen (48%). Er worden diverse oplossingen genoemd, die variëren van voorzichtiger spelen tot het speeltoestel gebruiken zoals het hoort. Enkele citaten: Als ik niet aan die stang was gaan hangen. Beter opletten en voorzichtiger zijn. Deze sprong is misschien toch te gevaarlijk en had ik beter niet kunnen doen. Een derde van de slachtoffers is van mening dat iemand anders iets had kunnen doen om het ongeval te voorkomen (31%). Vaak gaat het om ouders/verzorgers (29%) of de eigenaar van het toestel (23%), ook de toezichthouder (14%) en de overheid (2%) worden door een enkeling genoemd. 66% zegt dat niemand anders het ongeval had kunnen voorkomen en 3% heeft deze vraag niet beantwoord. Enkele citaten: Beter toezicht, dan waren er minder kinderen op het klimrek geweest. Bordje plaatsen met maximaal aantal op springkussen. De kinderen die erbij kwamen hadden even kunnen wachten. Gat regelmatig dichtgooien met nieuw zand. Niet iemand duwen terwijl ik op de trampoline sta. Zeggen dat ik daar niet op mag klimmen. Over het algemeen denken de slachtoffers dat de kans op een herhaling van het ongeval klein is: 7% acht deze kans (redelijk) groot, 64% acht de kans (redelijk) klein en 29% denkt dat de kans niet groot, maar ook niet klein is. Aangezien tien slachtoffers deze vraag niet hebben beantwoord, zijn de percentages gebaseerd op de antwoorden van 437 respondenten. Figuur 1 Kans op herhaling ongeval met speeltoestel (n=437) redelijk groot 5% groot 2% niet klein/niet groot 29% klein 41% redelijk klein 23% Gevolgen van het ongeval Ondanks dat alle respondenten behandeld zijn op een Spoedeisende Hulpafdeling van een ziekenhuis (via de SEH-afdelingen zijn de slachtoffers immers geselecteerd voor het onderzoek), geven ze dit niet allemaal aan in de vragenlijst. In totaal zegt 86% van de slachtoffers te zijn behandeld op een SEH-afdeling (zie tabel 18). Daarnaast geeft bijna een derde van de slachtoffers aan (ook) te zijn behandeld door een huisarts (29%), noemt 18% een huisartsenpost en 17% een polikliniek. De andere instanties zijn in mindere mate genoemd. Het percentage ziekenhuisopnamen is een indicatie voor de ernst van het ongeval. Uit de vragenlijst wordt duidelijk dat 8% van de slachtoffers is opgenomen in een ziekenhuis. Deze cijfers komen overeen met de cijfers
15 uit het LIS (9% ziekenhuisopnamen). Ter vergelijking, het opnameperc entage na SEH-behandeling in verband met een privé-ongeval in het algemeen bij kinderen tot en met 14 jaar is 6%. Ongevallen met speeltoestellen lijken dus iets ernstigere gevolgen te hebben dan een privé-ongeval in het algemeen. Aan het eind van deze paragraaf wordt specifiek gekeken naar de ongevallen die hebben geleid tot een ziekenhuisopname.
16 Tabel 18 Instantie waar het slachtoffer is behandeld % Spoedeisende Hulpafdeling van een ziekenhuis 86 Huisarts 29 Huisartsenpost 18 In een polikliniek van een ziekenhuis behandeld door een specialist 17 In een ziekenhuis opgenomen 8 Fysiotherapeut 4 Ambulancemedewerker 3 Tandarts 0,2 In een revalidatiekliniek poliklinisch behandeld 0,2 Anders 3 Gegevens over het type letsel dat slachtoffers hebben opgelopen zijn afkomstig uit het Letsel Informatie Systeem Slachtoffers kunnen bij een ongeval meer dan één letsel oplopen, van de 447 slachtoffers zijn 473 letsels geregistreerd. Meer dan de helft van alle slachtoffers heeft een fractuur opgelopen (59%), 22% van de slachtoffers heeft oppervlakkig letsel opgelopen (zie tabel 19). De overige letsels komen in mindere mate voor. In de tabel staat ook voor de toestellen waar van meer dan twintig slachtoffers gegevens bekend zijn, weergegeven welk soort letsel het meest voorkomt. Hieruit blijkt dat het type letsel verschilt per toestel. Bij klimtoestellen wordt meer dan gemiddeld een fractuur opgelopen, terwijl bijvoorbeeld ongevallen bij luchtkussens en trampolines vaker dan gemiddeld oppervlakkig letsel en distorsie tot gevolg heeft. De waterglijbaan valt op door het relatief grote aandeel open wonden. Voor een overzicht van de soorten letsels bij de speeltoestellen afzonderlijk wordt verwezen naar de hoofdstukken van de betreffende toestellen. Tabel 19 Opgelopen letsel volgens LIS 2006, naar toestel (n>20) en totaal voor alle toestellen samen (n=473, in procenten) Klimtoestel Glijbaan Schommel Lucht-kussen Trampoline Duikelrek Waterglijbaan Totaal Fractuur Oppervlakkig letsel Open wond Distorsie Luxatie Hersenletsel, overig Hersenschudding Onbekend Na onderzoek geen letsel <1 Orgaanletsel <1 Crush letsel <1 Bron: Letsel Informatie Systeem 2006, Consument en Veiligheid In figuur 2 staat per lichaamsdeel weergegeven hoe vaak er letsel wordt opgelopen. De meeste letsels hebben betrekking op de schouder/arm/hand (59%), gevolgd door de heup/been/voet (25%). In 12% van de gevallen is er sprake van hoofd/hals/nek-letsel en letsel aan de romp of wervelkolom komt het minst vaak voor. Er zijn hierbij geen verschillen gevonden tussen jongens en meisjes. Wel bestaat er een verschil tussen de leeftijdsgroepen. Kinderen van 0-4 jaar hebben relatief vaker dan oudere kinderen letsel aan het hoofd. Letsel aan de schouder/arm/hand komt procentueel gezien het meest voor bij 5-9 jarigen en jarigen hebben in vergelijking met jongere kinderen het vaakst vaak letsel aan de heup/been/voet. Figuur 2 SEH-behandelingen bij kinderen van 0 tot en met 14 jaar na ongevallen met speeltoestellen, naar lichaamsdeel/letsel (n=447)
17 Hoofd 0-4 jaar 5-9 jaar jaar 12% 17% 10% 12% Romp 0-4 jaar 5-9 jaar jaar 3% 3% 4% 3% Schouder/arm/hand 0-4 jaar 5-9 jaar jaar 59% 52% 67% 46% Heup/been/voet 0-4 jaar 5-9 jaar jaar 25% 28% 19% 39% Overig 0-4 jaar 5-9 jaar jaar 0,7% 0,8% 0,4% 1% Bron: Letsel Informatie Systeem 2006, Consument en Veiligheid Alhoewel de periode waarin men last heeft gehad van het letsel varieert, geldt voor verreweg de meeste slachtoffers dat ze op dit moment (het moment van ondervraging) geen last meer hebben van het letsel (91%). Het is niet zo dat de slachtoffers die op het moment van ondervraging nog last hadden van het letsel (9%), het letsel recenter hebben opgelopen dan de slachtoffers die geen last meer hebben van het letsel. In figuur 3 staat weergegeven hoe lang de slachtoffers gemiddeld last hebben gehad van het letsel. De antwoorden variëren, het meest genoemd worden 2 tot 6 dagen en 1 tot 2 maanden (beide 23%). We zien dat de allerjongsten (0-4 jarigen) vaker één dag last hebben gehad van het letsel en dat de oudere kinderen vaker langer dan 6 maanden last hebben gehad van het letsel. Tot slot blijkt, logischerwijs, dat slachtoffers van oppervlakkig letsel en open wonden minder lang last hebben dan slachtoffers van fracturen. Figuur 3 Aantal dagen dat slachtoffers last hebben gehad van het letsel (n=447, in procenten) 1 dag 2-6 dagen 7-13 dagen 14 dagen - 1 maand 1-2 maanden 2-6 maanden Langer dan 6 maanden
18 De ernst van het letsel kan mogelijk worden gereduceerd door een goede ondergrond. Als we kijken naar de opgelopen fracturen en de ondergrond van de toestellen, dan lijkt het type ondergrond echter niet echt van invloed, bij alle soorten ondergrond komen fracturen het meest voor. In tabel 20 zijn alleen de soorten ondergrond weergegeven die meer dan twintig keer genoemd zijn. Tabel 20 Opgelopen letsel naar type ondergrond (indien n>20), (in procenten) Zand (n=141) Houtsnippers (n=32) Gras/aarde (n=62) Kunststof (n=95) Bestrating (n=39) Matten (n=27) Fractuur Oppervlakkig letsel Open wond Distorsie Luxatie Orgaanletsel 1 Hersenschudding Hersenletsel, overig 1 1 Na onderzoek geen letsel 2 Crush letsel Onbekend 2 1 Ook het materiaal waarvan de speeltoestellen zijn gemaakt zou een mogelijke rol kunnen spelen bij de reductie van de ernst van opgelopen letsel. Hiertoe is gekeken of het type materiaal van invloed is op het type letsel. Toestellen die (deels) gemaakt zijn van hout leiden gemiddeld vaker tot fracturen dan de andere toestellen (zie tabel 21). Onder de houten speeltoestellen bevinden zich voornamelijk klimtoestellen (60%), glijbanen (14%) en duikelrekken (8%). Het is goed mogelijk dat de gevonden resultaten meer met het toestel dan met het materiaal te maken heeft, met andere woorden omdat klimtoestellen bijvoorbeeld vaak van hout gemaakt zijn, en de ongevallen bij klimtoestellen vaak leiden tot een fractuur, zien we bij hout ook relatief veel fracturen. Tabel 21 Opgelopen letsel naar materiaal speeltoestel, (in procenten) Hout (n=146) Kunststof (n=162) Metaal/ijzer (n=231) Anders (n=43) Gemiddeld Fractuur Oppervlakkig letsel Open wond Distorsie Luxatie Hersenschudding Hersenletsel, overig <1 <1 1 Onbekend 2 <1 1 Crush letsel <1 <1 Orgaanletsel <1 <1 2 <1 Na onderzoek geen letsel <1 <1 Om iets meer te kunnen zeggen over de ernst van de ongevallen is voor de ongevallen die hebben geleid tot een ziekenhuisopname specifiek gekeken naar het soort ongeval en het soort letsel. In totaal zijn er 36 ongevallen die hebben geleid tot een ziekenhuisopname. Ook hier zien we dat een ongeval met een klimtoestel het meest voorkomt (42%). Op de tweede plaats staan ongevallen met schommels (14%) en op de derde plaats ongevallen met een glijbaan (8%). Deze percentages wijken niet af van de percentages genoemd in tabel 6, waaruit mag worden afgeleid dat ongevallen die leiden tot ziekenhuisopnamen niet door een ander soort toestellen worden veroorzaakt. Als we kijken naar het opgelopen letsel dan zien we dat fracturen het meest voorkomen bij ongevallen die leiden tot ziekenhuisopnamen (81%). Evenals al uit figuur 2 bleek, gaat het ook bij de ziekenhuisopnamen relatief vaak om ongevallen aan de schouder/arm/hand (64%). Er wordt vooral letsel opgelopen aan de elleboog, bovenarm, onderarm en de pols. Het metaal van het toestel is niet anders dan uit tabel 9 naar voren is gekomen. Ook de ondergrond is nagenoeg hetzelfde. Wel zien we dat een grasondergrond (25%) wat vaker voorkomt dan gemiddeld (14%). Er zijn ook geen verschillen gevonden ten opzichte van het gemiddelde bij de vraag of en hoe het slachtoffer het ongeval had kunnen voorkomen.
19 Overzicht meest voorkomende toestellen In deze paragraaf wordt een samenvattend overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten voor de verschillende speeltoestellen. In tabel 22 staan voor de verschillende toestellen diverse kenmerken van de ongevallen weergegeven. Dit overzicht heeft betrekking op de toestellen waar gegevens van meer dan 20 slachtoffers bekend zijn. De laatste kolom (totaal speeltoestellen) is gebaseerd op gegevens van alle toestellen uit het onderzoek. De tabel laat zien dat er op sommige punten duidelijk verschillen bestaan tussen de toestellen. Zo valt onder andere op dat met de trampoline en het duikelrek naar verhouding vaker ongevallen met meisjes gebeuren, terwijl bij de andere toestellen de verhouding naar geslacht (nagenoeg) gelijk is. Dit verschil kan mogelijk verklaard worden doordat deze toestellen vaker gebruikt worden door meisjes. Hierover zijn echter geen gegevens bekend. Ook valt op dat ongevallen met luchtkussens en waterglijbanen relatief vaker voorkomen bij oudere kinderen (10-14 jaar). Wederom geldt dat er mogelijk een samenhang is met het gebruik van het toestel: jongere kinderen maken wellicht minder gebruik van deze toestellen. Gemiddeld genomen ontstaan de ongevallen vaak door vallen. Wanneer we kijken naar de verschillende toestellen, dan zien we dat bij luchtkussens en trampolines struikelen, uitglijden en zwikken veel voorkomt en dat op waterglijbanen contact met een ander het meest voorkomt.
20 Tabel 21 Overzicht ongevallen per toestel (indien n>20) Klimtoestel Glijbaan Schommel Luchtkussen Trampoline Duikelrek Waterglijbaan totaal alle toestellen % jongens % meisjes % 0-4 jaar % 5-9 jaar % jaar meest genoemde wijze waarop bezeerd vallen vallen vallen struikelen, uitglijden, zwikken struikelen, uitglijden, zwikken vallen contact met ander vallen meest genoemde locatie (1) schoolplein speeltuin speeltuin speeltuin speeltuin schoolplein zwembad speeltuin meest genoemde locatie (2) speeltuin schoolplein camping binnenspeeltuin binnenspeeltuin speeltuin bungalowpark schoolplein % (heel) oud % kapot < % ondergrond versleten % ruimte om toestel ruimte om toestel 4,1 meter 4,1 meter 3,5 meter 3,8 meter 5,3 meter 2,9 meter 4,8 meter 4,0 meter % buiten meest genoemde factor speeltoestel toestel glad/scherp/ ruw toestel glad/scherp/ ruw toestel glad/scherp/ ruw toestel wiebelde toestel deed iets onverwachts toestel glad/scherp/ ruw toestel glad/scherp/ ruw toestel glad/scherp/ ruw meest genoemde omgevingsfactor ondergrond te hard geen toezicht ondergrond te hard ondergrond glad geen toezicht weinig ruimte om toestel ondergrond glad ondergrond te hard meest genoemde gedragsfactor (1) toeval/pech toeval/pech onvoor-zichtigheid toeval/pech toeval/pech toeval/pech toeval/pech toeval/pech meest genoemde gedragsfactor (2) onvoor-zichtigheid onvoor-zichtigheid toeval/pech jong/oud tegelijk meest genoemde lichamelijke factor slachtoffer is niet sterk genoeg moeheid slachtoffer is onhandig te veel kinderen tegelijk onvoor-zichtigheid onvoorzichtigheid onvoor zichtigheid slachtoffer kan evenwicht niet houden moeheid moeheid moeheid moeheid % zelf voorkomen % ander voorkomen % herhaling (redelijk) groot Type letsel fractuur fractuur fractuur oppervlakkig letsel fractuur fractuur fractuur fractuur Locatie meest opgelopen letsels schouder/ arm schouder/ arm schouder/ arm heup/been heup/been schouder/ arm heup/been schouder/ arm Alhoewel speeltuinen en schoolpleinen de meest voorkomende ongevallocaties zijn, zien we ook dat er ongevallen gebeuren op campings (met schommels) en in bungalowparken en zwembaden (met waterglijbanen) en binnentuinen (met luchtkussens en trampolines).
21 In de tabel is ook een aantal kenmerken van de toestellen weergegeven. Daar vallen een aantal dingen op. Schommels en duikelrekken worden bijvoorbeeld relatief vaak als (heel) oud beoordeeld en bij schommels komt een versleten ondergrond het meest voor. Bij trampolines vinden slachtoffers iets minder vaak dat er voldoende ruimte is om het toestel, alhoewel ook daar 72% van mening is dat er wel voldoende ruimte is. Gemiddeld is er 4,0 meter ruimte rondom de toestellen, de meeste ruimte is er bij de trampolines (5,3 meter) en de minste ruimte is er bij de duikelrekken (2,9 meter). Tot slot valt op dat de meeste speeltoestellen buiten staan. Een uitzondering hierop zijn waterglijbanen en trampolines. Bij de meeste speeltoestellen uit de tabel is het oppervlak (glad/scherp/ruw etc.) van het toestel de factor die het meest genoemd is als mogelijke oorzaak van het ongeval. Alleen bij het luchtkussen wordt meestal het wiebelen van het toestel genoemd en bij de trampoline dat het toestel iets onverwachts deed. De omgevingsfactoren die een rol spelen variëren wat meer per toestel. Zowel de ondergrond (hard of glad) als toezicht en de ruimte om het toestel worden genoemd. Uit het vorige hoofdstuk werd al duidelijk dat gedragsfactoren het meest een rol hebben gespeeld en dat het met name om toeval/pech gaat. Bij alle toestellen, op de schommel na, wordt dit aspect het meest genoemd. Om die reden is in de tabel ook de tweede meest genoemde gedragsfactor weergegeven. Daar zien we iets meer variatie. Bij veel toestellen speelt onvoorzichtigheid een rol. Maar bij luchtkussens speelt vaak mee dat er zowel jonge als oudere kinderen op het toestel aan het spelen waren en bij trampolines dat er te veel kinderen tegelijk op het toestel waren. Lichamelijke factoren spelen over het algemeen geen grote rol bij het ongeval. Moeheid wordt het meest genoemd, maar niet bij ieder toestel. Bij klimtoestellen wordt meerdere malen aangegeven dat het slachtoffer niet sterk genoeg is, bij schommels wordt de onhandigheid van de slachtoffers genoemd en bij luchtkussens het niet kunnen houden van het evenwicht. Gemiddeld genomen denkt de helft van de slachtoffers dat ze zelf het ongeval hadden kunnen voorkomen. bij schommels is dit aandeel het grootst (70%). Tegelijkertijd acht geen van deze slachtoffers van ongevallen met schommels de kans op herhaling (redelijk) groot. Daarnaast denken vooral slachtoffers van ongevallen met glijbanen, trampolines en waterglijbanen dat iemand anders het ongeval had kunnen voorkomen. Ongevallen met duikelrekken kunnen volgens de respondenten veel minder vaak worden voorkomen door anderen (17%). In de tabel zijn ook de gevolgen van de ongevallen weergegeven. In de meeste gevallen lopen kinderen letsel op in de vorm van een fractuur. Alleen bij het luchtkussen wordt verhoudingsgewijs vaker oppervlakkig letsel opgelopen. Maar evengoed is een derde deel van de letsels bij luchtkussens een fractuur tegen 41 % oppervlakkig letsel. Kinderen lopen vooral letsel op aan de extremiteiten heup/been/voet of aan schouder/arm/hand. Ongevallen met luchtkussens, trampolines en waterglijbanen leiden vaak tot letsel aan de onderset extremiteiten, ongevallen met de overige toestellen in de tabel leiden vaak tot letsel aan schouder/ arm/hand. Conclusies Er is gekeken naar de kenmerken van ongevallen met speeltoestellen in het algemeen. Van de toestellen waar (in dit onderzoek) van meer dan twintig slachtoffers gegevens beschikbaar zij, is een overzicht gepresenteerd. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat ongevallen met speeltoestellen even vaak met jongens als met meisjes gebeuren en dat relatief de meeste slachtoffers 5-9 jaar en autochtoon zijn. Dit is echter niet bij ieder toestel het geval, bij sommige toestellen gebeuren bijvoorbeeld vaker ongevallen met meisjes dan met jongens (zoals bij duikelrekken) en ook zijn er enkele verschillen tussen leeftijdsgroepen en de toestellen waargenomen (zoals bij waterglijbanen). Zowel uit het onderzoek als uit cijfers van het LIS komt naar voren dat de meeste ongevallen gebeuren met klimtoestellen en glijbanen. Daarnaast blijkt dat de meeste toestellen waarmee ongevallen gebeuren in speeltuinen of op schoolpleinen staan. Ook hier bestaat een aantal kleine verschillen tussen de toestellen. Uit het hoofdstuk is verder naar voren gekomen dat gemiddeld genomen valongevallen het meest voorkomen. Daarbij gaat het heel vaak om een val van het speeltoestel zelf. Ook komt het regelmatig voor dat kinderen vallen
Ongevallen met speeltoestellen
Ongevallen met speeltoestellen J.A. Draisma Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam Oktober 2010 Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke
Nadere informatieVallen (privé en sport)
Vallen (privé en sport) Ongevalscijfers 0 tot en met 12 jaar Samenvatting Een val is de belangrijkste oorzaak van letsel bij kinderen. In 2013 zijn 67.000 kinderen van 0 tot en met 12 jaar op een SEH-afdeling
Nadere informatieJeugd 0 t/m 18 jaar Ongevalscijfers
Jeugd 0 t/m 18 Ongevalscijfers Kerncijfers In 2013 leidden ongevallen (privé, sport, arbeid en verkeer) bij de jeugd van 0 tot en met 18 naar schatting tot 200.000 behandelingen op een Spoedeisende Hulp
Nadere informatieVal in sanitaire ruimten (55 jaar en ouder)
Val in sanitaire ruimten (55 jaar en ouder) Samenvatting De ernst van het probleem rond vallen bij ouderen blijkt uit het grote aantal Spoedeisende hulpbehandelingen (SEH), het hoge aandeel opname na SEH-behandeling,
Nadere informatieFietsongevallen en alcohol
Fietsongevallen en alcohol Ongevalscijfers Samenvatting Jaarlijks vinden gemiddeld 2.700 behandelingen plaats op een Spoedeisende Hulp (SEH) afdeling van een ziekenhuis in verband met letsel opgelopen
Nadere informatieAantal SEH-behandelingen Aantal ziekenhuisopnamen na SEH % opnamen jaar jaar jaar en ouder
Ongevalscijfers Samenvatting Jaarlijks lopen 7.700 bewoners van een verpleeg- of verzorgingshuis van 65 of ouder letsel op waarvoor behandeling op een SEH-afdeling noodzakelijk is. Bijna de helft wordt
Nadere informatieVal in en om huis (55 jaar en ouder)
Val in en om huis (55 jaar en ouder) Samenvatting Een valongeval is de meest voorkomende oorzaak van letsel door een ongeval bij ouderen. Bijna de helft van de ouderen die op een SEH-afdeling komen na
Nadere informatieOngevalscijfers. J.A. Draisma. Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam. April 2015
Ongevalscijfers J.A. Draisma Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam April 2015 Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL
Nadere informatie1 Omvang problematiek. Zaalvoetbalblessures. Blessurecijfers. Samenvatting
Zaalvoetbalblessures Blessurecijfers Samenvatting In vijfentwintig jaar tijd is het aantal Spoedeisende Hulp (SEH) behandelingen naar aanleiding van een zaalvoetbalblessure gehalveerd. Echter zaalvoetbal
Nadere informatieFietsongevallen. Samenvatting
Fietsongevallen Samenvatting Fietsers vormen een aanzienlijk deel van de verkeersslachtoffers in Nederland. Jaarlijks worden naar schatting 70.000 slachtoffers van een fietsongeval behandeld op een Spoedeisende
Nadere informatieBlessures 26.000 Spoedeisende Hulp behandelingen 3.800 Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 910 Doden 8
Wielerblessures Ongevalscijfers Samenvatting Jaarlijks raken er naar schatting 26.000 wielrenners geblesseerd. Het risico een wielerblessure op te lopen is kleiner dan bij veel andere sporten, maar als
Nadere informatierapport Ongevallen en geweld op school Cijfers over letsels door ongevallen en geweld in 2014
rapport Ongevallen en geweld op school Cijfers over letsels door ongevallen en geweld in 2014 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen.
Nadere informatieOngevalscijfers. Arbeidsongevallen
Ongevalscijfers Arbeidsongevallen Arbeidsongevallen Ongevalscijfers Malou Eilering Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam www.veiligheid.nl januari 2016 Disclaimer Bij de samenstelling
Nadere informatieEnkelblessures. Samenvatting. gemiddeld sporters aan een enkelblessure. Het betekent ook 1,4
Enkelblessures Samenvatting Jaarlijks lopen sporters 650.000 enkelblessures op. Dit is achttien procent van alle sportblessures die in een jaar ontstaan. Na knieblessures (20%) zijn enkelblessures daarmee
Nadere informatieVallen 65 jaar en ouder
. rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieEnkelblessures. Ongevalscijfers. Samenvatting. Enkelblessure op één na meest voorkomende sportblessure
Enkelblessures Ongevalscijfers Samenvatting In 2013 liepen sporters in Nederland 680.000 enkelblessures op. Dit is 15 procent van het totaal aan sportblessures in 2013. Daarmee was de enkelblessure na
Nadere informatieOngevallen met een barbecue
Ongevallen met een barbecue J.A. Draisma Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam Juni 2011 Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid
Nadere informatieFietsongevallen. Ongevalscijfers. Samenvatting. Fietsers kwetsbaar. Vooral ouderen slachtoffer van dodelijk fietsongeval
Fietsongevallen Ongevalscijfers Samenvatting In 212 zijn 2 personen aan de gevolgen van een fietsongeval overleden. De dodelijke fietsongevallen zijn slechts het topje van de ijsberg van alle fietsongevallen.
Nadere informatieLetsels bij kinderen 0-4 jaar
Letsels bij kinderen 0-4 jaar Ongevalscijfers Kerncijfers In de periode 2006-2012 leidden ongevallen (privé, verkeer en sport) bij kinderen van 0 tot en met 4 jaar tot gemiddeld naar schatting tot 94.000
Nadere informatieOngevallen in de woning
Ongevallen in de woning Kosten en baten van preventie Anke van Marle Consument en Veiligheid Inhoud presentatie - Kort voorstellen Consument en Veiligheid - Cijfers over ongevallen in huis - Wat is de
Nadere informatieArbeidsongevallen en blootstelling in de metaalsector
Arbeidsongevallen en blootstelling in de metaalsector P. Giesbertz J. Kuiper A. Bloemhoff K. Oldenziel Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam November 2007 Bij
Nadere informatieVolleybalblessures. Blessurecijfers. Samenvatting. Omvang problematiek. Jaarlijks lopen volleyballers blessures op,
Volleybalblessures Blessurecijfers Samenvatting Volleybal is een populaire sport in Nederland, die jaarlijks door ongeveer een half miljoen Nederlanders wordt beoefend. Het blessurerisico bij volleybal
Nadere informatieOngevalscijfers. Samenvatting. Overledenen
Ongevalscijfers Samenvatting De ernst van het probleem bij vallen van ouderen blijkt uit het grote aantal doden, ziekenhuisopnamen, Spoedeisende hulpbehandelingen (SEH) en de hoge directe medische kosten.
Nadere informatieBlessures door veldvoetbal
Blessures door veldvoetbal Samenvatting Veldvoetbal is een veel beoefende sport in Nederland. Alleen al om die reden verdienen blessures bij veldvoetbal de aandacht. Het totale aantal veldvoetbalblessures,
Nadere informatie1 Omvang problematiek. Fitnessblessures. Blessurecijfers. Samenvatting
Fitnessblessures Blessurecijfers Samenvatting Fitness is met jaarlijks ongeveer 3,1 miljoen beoefenaren in populariteit de grootste sport in Nederland. Hoewel de kans op blessures vrij klein is, leidt
Nadere informatieVervolgonderzoek vuurwerkongevallen 2014-2015
Vervolgonderzoek vuurwerkongevallen 2014-2015 Susanne Nijman Huib Valkenberg Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam februari 2015 Vervolgonderzoek vuurwerkongevallen 2014-2015 2 Extern
Nadere informatierapport Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol
rapport Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieAantal blessures waarvan medisch behandeld SEH-behandelingen Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 20-50
Korfbalblessures Blessurecijfers Samenvatting Jaarlijks worden 85.000 blessures opgelopen tijdens korfbal. Dit komt overeen met 4,6 blessures per 1.000 uur dat er gekorfbald wordt. Dit betekent dat het
Nadere informatieVingerbeknelling door deur
Vingerbeknelling door deur Ongevalscijfers Coby Draisma Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam September 2015 Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid
Nadere informatieOpenbaar jaarverslag Ongevallen van kinderen 2013
Openbaar jaarverslag Ongevallen van kinderen 2013 Sinne kinderopvang Maart 2014 Inhoudsopgave Voorwoord.. blz. 2 Registratie van ongevallen. blz. 2 Conclusie... blz. 2 Bevindingen.... blz. 3 Ongevallen
Nadere informatieBlessurecijfers. Samenvatting. Polsblessure meest behandelde sportblessure op SEH-afdeling
Polsblessures Blessurecijfers Samenvatting Jaarlijks lopen sporters in Nederland gemiddeld 1. blessures aan de pols op. Voor de helft van deze blessures blijkt medische behandeling noodzakelijk. Vier op
Nadere informatie1 Behandelingen op de Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) 1
Ongevallen met vuurwerk Jaarwisseling 2015-2016 1 Behandelingen op de Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) 1 Op 31 december 2015 en 1 januari 2016 zijn er 482 slachtoffers van een vuurwerkongeval behandeld
Nadere informatieSEH-behandelingen naar aanleiding van GHBgebruik
SEH-behandelingen naar aanleiding van GHBgebruik H. Valkenberg Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam Maart 2012 Bij de samenstelling van deze publicatie is de
Nadere informatieAlcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar
Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar H.Valkenberg S. Nijman Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam juni 2011
Nadere informatieSpeeltoestellen in de Kinderopvang
Speeltoestellen in de Kinderopvang Een onderzoek naar het veiligheidsniveau van speeltoestellen in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen Auteur: ir. L. Lammers Senior Veiligheids- en trendonderzoeker
Nadere informatieAlcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol
Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol SEH-bezoeken 216 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter
Nadere informatieVeiligheid van waterglijbanen 2006. Fact sheet. Voedsel en Waren Autoriteit Afdeling Signalering en Ontwikkeling Regio Zuid west
Veiligheid van waterglijbanen 2006 Fact sheet Voedsel en Waren Autoriteit Afdeling Signalering en Ontwikkeling Regio Zuid west (Deel)projectnummer: ZW 06 J243 Toezichtarrangement attractie- en speeltoestellen
Nadere informatieOngevallen bij fietsers en voetgangers
Ongevallen bij fietsers en voetgangers W. Ormel K. Oldenziel Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam Augustus 2006 Bij de samenstelling van deze publicatie is
Nadere informatieTennisblessures. Blessurecijfers. Samenvatting
Tennisblessures Blessurecijfers Samenvatting Tennis is een populaire sport in Nederland, die jaarlijks door ongeveer 980 duizend Nederlanders wordt beoefend. Het blessurerisico bij tennis (3,1 blessure
Nadere informatieletsel, blessure of vergiftiging middelbaar onderwijs 75 jaar en ouder lager onderwijs hoger onderwijs
In de uitwerking van het thema ongevallen wordt inzicht gegeven in het voorkomen van een letsel, vergiftiging of blessure onder de Friese bevolking van 19 jaar en ouder. Een schriftelijke gezondheidsenquête
Nadere informatierapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers
rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieVingerbeknelling door deur
Vingerbeknelling door deur Ongevalscijfers Martha Dijkgraaf Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam Januari 2013 Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid
Nadere informatieAlcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar
Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar H. Valkenberg Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam maart 2012 Bij de
Nadere informatieBlessures tijdens paardensport
Blessures tijdens paardensport Blessurecijfers Samenvatting Paardrijden is een sport met een kleine kans op een blessure. Het aantal blessures per 1. uur paardrijden is laag. Daar staat tegenover dat veel
Nadere informatieSpoedeisende Hulp behandelingen (2007-2011) 90 Ziekenhuisopnamen (2011) 140 Overledenen (2011) 2
Verbranding door kleding Ongevalscijfers Samenvatting In de periode 27-211 zijn jaarlijks gemiddeld 9 mensen behandeld op een Spoedeisende Hulp (SEH)-afdeling van een ziekenhuis aan verwondingen die zijn
Nadere informatieSectorprofielen Arbeidsongevallen
TNO-rapport Sectorprofielen Arbeidsongevallen Bijlage bij de Monitor Arbeidsongevallen 2005 Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek Stichting Consument en Veiligheid Sectorprofielen
Nadere informatieTotaal 170.000 Medisch behandelde blessures 85.000
Sportblessures bij kinderen 9-12 jaar Blessurecijfers Samenvatting Sporten is gezond maar leidt helaas ook tot blessures. Bij kinderen van 9 tot en met 12 jaar leidde sporten in 2011 tot 170.000 blessures.
Nadere informatieRapport 681. Ongevallen met hoverboards
Ongevallen met hoverboards Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele,
Nadere informatie1 Behandelingen op de Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) Schaatsblessures. Blessurecijfers. Samenvatting
Schaatsblessures Blessurecijfers Samenvatting Schaatsen is een populaire sport in Nederland. De meeste mensen schaatsen recreatief en op eigen gelegenheid. Een klein deel van de schaatsers is lid van de
Nadere informatieArbeidsongevallen in de Wegvervoer
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research Arbeid Polarisavenue 151 Postbus 718 2130 AS Hoofddorp TNO-rapport R10-567
Nadere informatieRapport 674. Letsels bij kinderen en jeugd 0-18 jaar 2015 Letsel cijfers
Letsels bij kinderen en jeugd -18 jaar 215 Letsel cijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen
Nadere informatieTraumatisch hersenletsel
Traumatisch hersenletsel Ongevalscijfers Samenvatting Jaarlijks lopen naar schatting 85. mensen traumatisch hersenletsel op. Gemiddeld bezochten lijks 3. personen de SEH-afdeling van een ziekenhuis met
Nadere informatie1 Omvang problematiek. Hockeyblessures. Blessurecijfers. Samenvatting
Hockeyblessures Blessurecijfers Samenvatting Jaarlijks ontstaan in Nederland 110.000 blessures tijdens hockey. Dit zijn 4,1 blessures per 1.000 uur hockey, ruim twee keer zoveel als voor sport in het algemeen
Nadere informatierapport Letsels 2015 Kerncijfers LIS
rapport Letsels 2015 Kerncijfers LIS Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatierapport Letsel door geweld Cijfers LIS 2015
rapport Letsel door geweld Cijfers LIS 2015 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieValongevallen 65 jaar en ouder
rapport Valongevallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers 2016 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen
Nadere informatierapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014
rapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers 2014 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieVuurwerkongevallen 2013-2014
Vuurwerkongevallen 2013-2014 Susanne Nijman Huib Valkenberg Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam januari 2014 Vuurwerkongevallen 2013-2014 2 Intern rapport: IR 598 Projectnummer:
Nadere informatierapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers
rapport Vallen 65 jaar en ouder Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieKinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging
Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de
Nadere informatieSamenvatting. Bron: Letsel Informatie Systeem 2013, 2003-2013, VeiligheidNL; Continu LIS Vervolgonderzoek 2004-2009, VeiligheidNL
Samenvatting In 213 zijn naar schatting 5.2 personen behandeld op een Spoedeisende Hulp (SEH) afdeling van een ziekenhuis naar aanleiding van een alcoholvergiftiging (95% betrouwbaarheidsinterval 4.4-6.1).
Nadere informatieHuib Valkenberg* Lonneke van Leeuwen** Karin Klein Wolt* Ferry Goossens** Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD Amsterdam
. Alcohol en jongeren: een vervolgonderzoek onder Spoedeisende Hulpbezoekers Huib Valkenberg* Lonneke van Leeuwen** Karin Klein Wolt* Ferry Goossens** Uitgegeven door VeiligheidNL Postbus 75169 1070 AD
Nadere informatieStraatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek
Straatintimidatie Amsterdam Factsheet 201 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Directie Openbare Orde en Veiligheid Projectnummer: 11 Beek, Eliza van der Smeets, Harry Bezoekadres: Oudezijds
Nadere informatieArbeidsongevallen. Ongevalscijfers. Samenvatting. Overzicht problematiek
Arbeidsongevallen Ongevalscijfers Samenvatting Op basis van het onderzoek Ongevallen en Bewegen in Nederland schatten we dat in 212 51. letsels ontstonden door een arbeidsongeval. In bijna de helft van
Nadere informatieVeiligheid van speeltoestellen op het schoolplein
Veiligheid van speeltoestellen op het schoolplein Inspectieresultaten 2010 31 augustus 2011 Veiligheid van speeltoestellen op het schoolplein - Inspectieresultaten 2010 31 augustus 2011 Colofon Projectnaam
Nadere informatieOuderen op de SEH: na een val in beeld
rapport Ouderen op de SEH: na een val in beeld Onderzoek 12 t/m 25 september 2016 op de SEH Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL
Nadere informatieBlessures tijdens fitness
Blessures tijdens fitness Samenvatting Fitness is met lijks ongeveer 3,1 miljoen beoefenaren samen met zwemmen in populariteit de grootste sport in Nederland. Hoewel de kans op blessures vrij klein is,
Nadere informatierapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers LIS 2016
rapport Zelf toegebracht letsel Kerncijfers LIS 216 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieSchaatsblessures. Samenvatting. Schaatsblessures*
Schaatsblessures Samenvatting Schaatsen is een populaire sport in Nederland. De meeste mensen schaatsen recreatief en op eigen gelegenheid. Een klein deel van de schaatsers is lid van de KNSB en schaatst
Nadere informatierapport Arbeidsongevallen 2017 Ongevalscijfers
rapport Arbeidsongevallen 2017 Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieRapport. Arbeidsongevallen 2015 Ongevalscijfers
Rapport Arbeidsongevallen 2015 Ongevalscijfers Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatie1 Alcoholvergiftigingen
Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol Ongevalscijfers Samenvatting In 2012 zijn naar schatting 5.300 personen behandeld op een Spoedeisende Hulp (SEH) afdeling van een ziekenhuis naar aanleiding
Nadere informatieVuurwerkongevallen 2010-2011
Vuurwerkongevallen 2010-2011 J.A. Draisma S. Nijman Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam Januari 2011 2 Vuurwerkongevallen 2010-2011 Intern rapport: 503 Projectnummer:
Nadere informatierapport Letsels 2016 Kerncijfers LIS
rapport Letsels 216 Kerncijfers LIS Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor
Nadere informatieFietsongevallen in Oost-Nederland
Fietsongevallen in Oost-Nederland Onderzoek naar letsels en oorzaken Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter
Nadere informatie1 Overzicht problematiek. Verkeersongevallen. Ongevalscijfers. Samenvatting
Verkeersongevallen Ongevalscijfers Samenvatting In 212 leidden verkeersongevallen tot naar schatting 84. letsels. Voor bijna de helft van deze letsels (38.) was medische behandeling noodzakelijk. In 212
Nadere informatieWHITEPAPER. De juiste ondergrond op de juiste locatie
WHITEPAPER De juiste ondergrond op de juiste locatie 1 Inhoud Inleiding 3 Onze missie 4 De juiste valondergrond op de juiste locatie 5 Voors en tegen van de diverse bestaande ondergronden 5 Belangrijke
Nadere informatieVerslag consumentenonderzoek zorgsector Breda
Verslag consumentenonderzoek zorgsector Breda Inleiding: In het kader van het project economische barometer is in 2012 gekozen voor het onderwerp zorgverlening en vooral het gebruik van de zorgverleners,
Nadere informatieValgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]
Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands] Klaas A. Hartholt; Nathalie van der Velde; Casper W.N. Looman;
Nadere informatieblijf staan valpreventie in verzorgingshuizen
blijf staan valpreventie in verzorgingshuizen Valongelukken in verzorgingshuizen - de cijfers Jaarlijks raken ongeveer 3600 bewoners van verzorgingshuizen zodanig verwond dat ze op een Spoedeisende Hulpafdeling
Nadere informatie1 Behandelingen op de Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) Hoofdblessures door sport. Blessurecijfers. Samenvatting
Hoofdblessures door sport Blessurecijfers Samenvatting Jaarlijks raken 76.000 sporters geblesseerd aan het hoofd tijdens het uitoefenen van hun sport. Twee op de vijf hoofdblessures worden medisch behandeld.
Nadere informatieHuiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen
Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud
Nadere informatieHardloopblessures. Blessurecijfers. Samenvatting. Veel blessures door hardlopen. Aantal hardloopblessures in 2012
Hardloopblessures Blessurecijfers Samenvatting Hardlopen is een populaire sport in Nederland, die in 212 door ongeveer 1,9 miljoen Nederlanders werd beoefend. Het is ook een sport die veel blessures veroorzaakt.
Nadere informatieEr zijn verschillende factoren die een ongeval kunnen veroorzaken:
Speeltoestellen Speeltoestellen en attractietoestellen moeten veilig zijn en aan de wettelijke eisen voldoen. Dit draagt bij aan het voorkomen van ongelukken. Spelende kinderen kunnen vallen, kunnen bekneld
Nadere informatieOngevallen bij kinderen op de boerderij
Ongevallen bij kinderen op de boerderij K. Oldenziel Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam december 2007 Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst
Nadere informatieOngevallen met de elektrische fiets. Een LIS-vervolgonderzoek VOORLOPIGE RESULTATEN
Ongevallen met de elektrische fiets Een LIS-vervolgonderzoek VOORLOPIGE RESULTATEN Ongevalscijfers fietsers 2011 Jaarlijks 340.000 fietsongevallen 200 dodelijke fietsslachtoffers 16.000 ziekenhuisopnamen
Nadere informatieThuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen
Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen
Nadere informatie1 Omvang problematiek. Sportblessures. Blessurecijfers. Samenvatting
Sportblessures Blessurecijfers Samenvatting Sport en bewegen leveren vooral een positieve bijdrage aan de volksgezondheid. De baten voor de gezondheid wegen dan ook op tegen de kosten die veroorzaakt worden
Nadere informatierapport Vuurwerkongevallen
rapport Vuurwerkongevallen 2015-2016 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid
Nadere informatieBuitenspelen 2013 Kwaliteit van de speelomgeving in de eigen buurt
Kwaliteit van de speelomgeving in de eigen buurt Inhoudsopgave 1 Opzet onderzoek 5 2 Buitenspelen 7 3 Favoriete speelplekken en spellen 13 4 Geschiktheid buurt voor buitenspelen 18 5 Wat maakt buitenspelen
Nadere informatieGrafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%
26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde
Nadere informatieAlcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar
Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar H. Valkenberg Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam maart 2013 Bij de
Nadere informatieWat vinden kijkers en luisteraars van de Omroep Organisatie Groningen?
Wat vinden kijkers en luisteraars van de Omroep Organisatie Groningen? Marjolein Kolstein Juli 2017 www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoud Samenvatting 2 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding van het onderzoek
Nadere informatieGO Jeugd 2008 Alcohol
GO Jeugd 2008 Alcohol Samenvatting alcohol Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 63% van de Friese 12 t/m 18 jarigen wel eens alcohol heeft, 51% nog in de vier voorafgaand aan het
Nadere informatieStraatintimidatie van vrouwen in Amsterdam
Factsheet september 2016 Van ruim duizend ondervraagde Amsterdamse vrouwen geeft 59% aan het afgelopen jaar te zijn geconfronteerd met een of meer vormen van (seksuele) straatintimidatie, bijvoorbeeld
Nadere informatieVerbrandingsongevallen in 2011 bij jonge kinderen van (0-4 jaar) Spoedeisende Hulp behandelingen 1.300 Ziekenhuisopnamen 500 Overledenen 0
Verbranding bij kinderen (0-4 jaar) Ongevalscijfers Samenvatting Na valongevallen en vergiftiging is verbranding de meest voorkomende oorzaak van ziekenhuisopnamen als gevolg van een privé-ongeval bij
Nadere informatieBrandweer en brandpreventie in Twente
Brandweer en brandpreventie in Twente Integrale Veiligheidsmonitor Twente 2011 Themarapport Brandweer April 2012 Brandweer en brandpreventie in Twente Integrale Veiligheidsmonitor Twente 2011 - Themarapport
Nadere informatieGeautoriseerddoordeStichtingConsumentenVeiligheid
GeautoriseerddoordeStichtingConsumentenVeiligheid Inspectie van de accomodatie op scholen 1 De invalshoek De inspectielijsten bestaan uit: Kans : Bestaat er een kans dat dit Beoordeel niet op afstand,
Nadere informatieQ1 In welk dorp woon je?
Q1 In welk dorp woon je? Sassenheim Voorhout Warmond Ik w oon in het buitengebied Sassenheim Voorhout Warmond Ik woon in het buitengebied 28,13% 9 68,75% 22 3,13% 1 Totaal 32 1 / 15 Q2 Hoe oud ben je?
Nadere informatieBurgerpeiling Discriminatie
Burgerpeiling Discriminatie Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : Marije Hofland Telefoonnummer : 0570-69 3317 Mail : m.hofland@deventer.nl 1 Inleiding De Gemeente Deventer voert om de twee jaar een
Nadere informatie