Inspectierapport BSO Sluiskade (BSO) Binnendijk AJ Lelystad Registratienummer

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inspectierapport BSO Sluiskade (BSO) Binnendijk AJ Lelystad Registratienummer"

Transcriptie

1 Inspectierapport BSO Sluiskade (BSO) Binnendijk AJ Lelystad Registratienummer Toezichthouder: GGD Flevoland In opdracht van gemeente: Lelystad Datum inspectie: Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport:

2 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE...2 HET ONDERZOEK...3 ONDERZOEKSOPZET... 3 BESCHOUWING... 3 HERSTELAANBOD... 3 ADVIES AAN COLLEGE VAN B&W... 3 OBSERVATIES EN BEVINDINGEN...5 PEDAGOGISCH KLIMAAT... 5 PERSONEEL EN GROEPEN... 6 VEILIGHEID EN GEZONDHEID... 7 OVERZICHT GETOETSTE INSPECTIE-ITEMS PEDAGOGISCH KLIMAAT PERSONEEL EN GROEPEN VEILIGHEID EN GEZONDHEID GEGEVENS VOORZIENING OPVANGGEGEVENS GEGEVENS HOUDER GEGEVENS TOEZICHT GEGEVENS TOEZICHTHOUDER (GGD) GEGEVENS OPDRACHTGEVER (GEMEENTE) PLANNING BIJLAGE: ZIENSWIJZE HOUDER KINDERCENTRUM van 16

3 Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Inleiding Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over het kindercentrum en de inspectiegeschiedenis volgen de belangrijkste bevindingen. Deze worden elders in het rapport verder uitgewerkt. Algemene informatie De houder van KDV en BSO Kidz Ahoy in Lelystad Haven is ook houder van BSO Sluiskade in Lelystad. BSO Sluiskade is sinds augustus 2016 geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang. De BSO is gehuisvest in basisschool De Sluis. Er worden maximaal 35 kinderen opgevangen in 2 basisgroepen. Inspectiegeschiedenis De afgelopen jaren hebben de volgende inspecties plaatsgevonden: , Nader onderzoek. Advies: niet handhaven, tekortkomingen zijn hersteld , Jaarlijks onderzoek. Advies: Handhaving op het pedagogisch beleidsplan , Nader onderzoek. Advies: Geen handhaving , Jaarlijks onderzoek. Advies: Handhaving binnen de domeinen Pedagogisch klimaat, Personeel & Groepen, Veiligheid & Gezondheid , Incidenteel onderzoek. Advies: Uitbreiding aantal kindplaatsen naar , Onderzoek na registratie. Advies: Geen handhaving , Onderzoek voor registratie. Advies: Opnemen in het Landelijk Register Kinderopvang. Huidig onderzoek Op bracht de toezichthouder een onaangekondigd bezoek aan BSO Sluiskade voor het jaarlijkse onderzoek. Er werden observaties uitgevoerd op de groep en er werd met beroepskrachten en de beleidsmedewerker gesproken. De houder zond na de inspectie documenten na. Deze zijn meegenomen in het onderzoek. Herstelaanbod Er zijn tekortkomingen geconstateerd in het beleid veiligheid en gezondheid en in de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. De houder heeft in het kader van herstelaanbod de gelegenheid gekregen deze documenten op korte termijn aan te passen. De houder heeft de aanpassingen volgens afspraak aangeleverd. De meldcode kindermishandeling voldoet aan de wettelijke eisen. Het beleidsplan veiligheid en gezondheid voldoet nog niet aan de wettelijke eisen. Herstelaanbod Tijdens het onderzoek is een herstelaanbod gedaan voor voorschriften die niet nageleefd werden. Dit betreft het volgende domein: Veiligheid en gezondheid. In het rapport wordt dit verder toegelicht onder het betreffende domein. Advies aan College van B&W De toezichthouder adviseert het college om te handhaven conform handhavingsbeleid. 3 van 16

4 4 van 16

5 Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Onder de Wet kinderopvang gelden eisen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan en de inhoud van een pedagogisch beleidsplan. Ook gelden eisen voor het bieden van verantwoorde kinderopvang en het uitvoeren van het pedagogisch beleidsplan in de praktijk. Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan voor BSO Sluiskade vastgesteld. In november 2018 werd een jaarlijks onderzoek uitgevoerd. Hierbij werden aspecten van het pedagogisch beleidsplan als onvoldoende beoordeeld. In februari 2019 vond een nader onderzoek plaats. Hierbij werd het beleidsplan (versie januari 2019) als voldoende beoordeeld. In de praktijk wordt volgens het pedagogisch beleid gehandeld. Dit blijkt uit de observaties van de pedagogische praktijk. Zie voor een uitwerking hiervan item 2.2. Er wordt voldaan aan de getoetste eisen. Pedagogische praktijk Tijdens de observatie op maandagmiddag was de helft van de groep buiten aan het spelen met een beroepskracht. De andere helft van de groep speelde binnen in de groepsruimte met een beroepskracht. De kinderen die buiten speelden, voegden zich later bij de groep. Er werd vrij gespeeld, spelletjes gedaan en geknutseld. Emotionele veiligheid Veldinstrument: "Er is een programma met routines en activiteiten in een herkenbare en vertrouwde volgorde. Het biedt houvast voor kinderen. Het laat ruimte voor (enige) flexibiliteit voor onvoorziene situaties, uitloop van geplande activiteiten of voorkeur-activiteiten van kinderen." Observatie: Er is een bekend programma voor de middag op de BSO. De kinderen zijn bekend met de volgorde van de middag. Na school eten en drinken zij wat, waarna er binnen en buiten wordt gespeeld. De beroepskracht vertelt dat de kinderen die middag aangaven niet zo'n zin te hebben in een georganiseerde activiteit. Zij gingen liever spelletjes doen en een treinbaan bouwen. Na enige tijd ontstond het idee om een knutselactiviteit te gaan doen alsnog en werd er geknutseld. Hierdoor werd het drinkmoment van de middag wat later. De meeste kinderen waren klaar met hun toverhoed toen de beroepskracht voorstelde om nu wat te gaan drinken. Dat vonden de kinderen een goed idee. Persoonlijke competentie Veldinstrument: "De beroepskrachten sluiten aan op wensen en ideeën van een kind bij het organiseren van activiteiten. Zij begeleiden een kind om zelf te (leren) kiezen en initiatief te nemen. Zij bieden zo nodig extra stimulans en steun voor een kind dat zijn grenzen wil verleggen." Observatie: Na een tijdje vrij spelen, loopt een meisje wat rond. De beroepskracht vraagt aan haar wat zij wil gaan doen. Het meisje zegt dat zij graag wil knutselen, maar niet weet wat. De beroepskracht gaat samen met haar in de kast kijken of ze iets kan vinden wat ze leuk vindt. Dan stelt de beroepskracht voor: "Wil je alvast wat voor Haloween gaan maken? dan kunnen we vast beginnen om de groep te versieren." Het meisje reageert enthousiast en samen met de beroepskracht pakt zij de spullen die nodig zijn voor de activiteit: zwart papier, lijm en glitters. Een paar andere kinderen worden ook nieuwsgierig en komen er bij; zij willen ook wel een Harry Potter hoed maken. De beroepskracht helpt met het maken van de hoeden en doet voor hoe je met lijm een ster kunt maken en er glitters op kan strooien. De kinderen gaan aan de slag. Als zij zelf 5 van 16

6 ideeën hebben, zoals de glitters op tafel strooien en de hoed er door rollen of gele sterren knippen en op de hoed plakken, dan mag dit ook. De beroepskracht en de kinderen bewonderen samen de hoeden. Sociale competentie Veldinstrument: "Beroepskrachten betrekken kinderen actief bij verzorgende en organisatorische taken zoals opruimen en dingen klaarzetten. De beroepskrachten geven kinderen positieve feedback en waardering als zij zich actief betrokken en verantwoordelijk tonen." Observatie: De beroepskracht wast in een sopje de bekers af. Twee meisjes, die net klaar zijn met een spelletje Memory, vragen of zij mee mogen helpen. De beroepskracht reageert blij en vraagt hen of ze willen afdrogen. De meisjes gaan enthousiast aan de slag. De beroepskracht zegt tegen hen dat ze het fijn vindt dat ze haar willen helpen en geeft hen later nog een compliment dat ze netjes hebben afgedroogd. Twee andere kinderen hebben met de treinbaan gespeeld en willen daarna met het speelkasteel gaan spelen. Zij ruimen uit zichzelf de treinbaan op in de doos. De beroepskracht ziet dit en maakt hen een compliment: "Wat fijn dat jullie de spullen al helemaal zelf hebben opgeruimd." Overdracht van normen en waarden Veldinstrument: "Afspraken, regels en omgangsvormen zijn herkenbaar aanwezig en worden toegepast." Observatie: Als een jongen moe binnenkomt van het buitenspelen, ploft hij met zijn schoenen aan languit op de bank. De beroepskracht ziet dit en vraagt hem op vriendelijke toon: "A, wil jij je schoenen even van de bank halen? Zo wordt hij vies." De jongen trekt zijn schoenen uit en gooit ze de groepsruimte in. De beroepskracht zegt: "Goed dat je ze uit doet. Zet je ze nu ook nog even bij de kapstok?" De jongen doet dit meteen en de beroepskracht bedankt hem. Er wordt verantwoorde buitenschoolse opvang geboden. Gebruikte bronnen Interview (Beroepskracht/beleidsmedewerker.) Observatie(s) (Tijdens het inspectiebezoek.) Pedagogisch beleidsplan (BSO Sluiskade, versie januari 2019.) Personeel en groepen Onder de Wet kinderopvang gelden eisen voor inschrijving en koppeling in het Personenregister kinderopvang (PRK), passende beroepskwalificatie, de inzet van pedagogisch medewerkers in ontwikkeling en het gebruik van de voertaal. Ook gelden eisen voor de groepsgrootte, opvang in vaste groepen, inzet van een mentor en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kindratio). Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang De houder, de leidinggevende, de twee aanwezige beroepskrachten en de pedagogisch beleidsmedewerker/coach zijn ingeschreven en gekoppeld aan de houder in het Personen Register Kinderopvang. Er wordt aan de getoetste eisen voldaan. Opleidingseisen Diploma's beroepskrachten De aanwezige beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk. 6 van 16

7 Opleidingseis pedagogisch beleidsmedewerker/coach Op BSO Sluiskade is een pedagogisch beleidsmedewerker en coach aangesteld. Deze beleidsmedewerker heeft een passend diploma volgens de cao kinderopvang, namelijk HBO Pedagogiek. Er wordt voldaan aan de getoetste eisen. Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires Tijdens de inspectie waren er 12 kinderen tussen 4 en 13 jaar oud aanwezig met 2 beroepskrachten. Hiermee werd voldaan aan de beroepskracht-kindratio (bkr). De tijden waarop mag worden afgeweken van de bkr (maximaal een half uur per dag op een schooldag) zijn beschreven in het pedagogisch beleidsplan: tussen en uur. De beroepskrachten zijn hiervan op de hoogte. Er wordt voldaan aan de getoetste eisen. Stabiliteit van de opvang voor kinderen De beroepskracht geeft aan dat er op het moment maximaal 20 kinderen worden opgevangen in 1 basisgroep. De aanwezigheidslijsten laten dit ook zien. De BSO heeft 35 kindplaatsen. Wanneer er meer dan 20 kinderen aanwezig zijn, of wanneer dit gezien de samenstelling van de groep wenselijk is, worden de kinderen tijdens eetmomenten en bijvoorbeeld bij bepaalde activiteiten verdeeld in 2 basisgroepen: een jongste en een oudste groep. Dit staat ook beschreven in het pedagogisch beleidsplan. Ieder kind heeft een mentor, die een vaste beroepskracht is van de groep van het kind. De mentor is aanspreekpunt voor ouders en kind, volgt de ontwikkeling van het kind en bespreekt dit zo nodig met de ouders. Uit de gesprekken op de groep blijkt dat ook de kinderen weten wie hun mentor is. Ouders hebben een brief ontvangen over wie de mentor van hun kind is. Er wordt voldaan aan de getoetste eisen. Gebruikte bronnen Interview (Beroepskracht/beleidsmedewerker.) Observatie(s) (Tijdens het inspectiebezoek.) Personen Register Kinderopvang (Controle ) Diploma(s)/kwalificatie(s) beroepskrachten Pedagogisch beleidsplan (BSO Sluiskade, versie januari 2019.) Veiligheid en gezondheid Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de waarborging van de veiligheid en gezondheid van kinderen. De houder legt in het Beleid veiligheid en gezondheid onder andere vast welke voornaamste risico's de opvang van kinderen met zich meebrengt. Verder gelden eisen voor de inhoud en uitvoering van de meldcode kindermishandeling. 7 van 16

8 Veiligheids- en gezondheidsbeleid BSO Sluiskade heeft een beleidsplan veiligheid en gezondheid. Tijdens het jaarlijks onderzoek in november 2018 werd een aantal aspecten van dit beleid beoordeeld als voldoende, met een aandachtspunt: de werkelijke achterwachtregeling dient te worden beschreven in het beleidsplan. Tijdens het inspectiebezoek op werd dit besproken met de beroepskracht/beleidsmedewerker die op de groep aanwezig was. Zij gaf aan dat de term 'achterwacht' ook op het personeelsrooster werd gebruikt om aan te duiden wie in zou vallen bij een zieke collega. Hierdoor was er verwarring op welke wijze de achterwacht bij calamiteiten (zoals beschreven in het beleid veiligheid en gezondheid) vorm gegeven werd. In praktijk zijn de leidinggevende en de beleidsmedewerker beide beschikbaar als achterwacht bij calamiteiten. Dit is ook beschreven in het beleidsplan veiligheid en gezondheid. Tijdens de inspectie is een medewerker aanwezig met een certificaat EHBO aan kinderen dat aan de eisen voldoet. In de praktijk worden de afspraken op het gebied van veiligheid en gezondheid nageleefd. Dit blijkt onder meer uit gesprekken met de beroepskrachten en de volgende observaties: De koelkast wordt gecontroleerd en de temperatuur genoteerd; deze is tijdens het bezoek 5 graden. De schoonmaaklijst wordt dagelijks bijgehouden en uitgevoerd. De beroepskrachten plaatsen een eigen zeeppompje van de BSO in het toilet. Het toilet wordt na schooltijd gecontroleerd en zo nodig schoon gemaakt voor de BSO start. De kinderen spelen onder begeleiding van een beroepskracht buiten. Bepaalde materialen, zoals scharen, zijn opgeborgen en de kinderen moeten aan de beroepskracht vragen of zij deze mogen pakken. De beroepskracht legt aan de kinderen uit waarom zij niet over de rugleuning van de banken mogen springen, zij houdt hen de risico's van gedrag voor. Op heeft de beleidsmedewerker het meest recente beleid aan de toezichthouder g d, versie september Hierin worden de voornaamste risico's met grote gevolgen voor veiligheid, gezondheid en sociale veiligheid benoemd. Bijvoorbeeld: vallen van hoogte, verdrinking, grensoverschrijdend gedrag en overdracht van ziektekiemen. Er worden maatregelen genoemd om deze risico's te verkleinen; vaak zijn dit afspraken met beroepskrachten en kinderen. Ook wordt verwezen naar protocollen. Alleen bij het kopje 'vermissing' worden geen maatregelen genoemd. Ook wordt hierbij niet beschreven wat de handelwijze is wanneer een kind toch vermist raakt. Het beleidsplan veiligheid en gezondheid heeft een lijst van afspraken in bijlage 1, die weergeeft wat afgesproken is met de kinderen en beroepskrachten om risico's te verkleinen. Ook is er een bijlage 3 "Plan van aanpak". Hierin is echter niets opgenomen, de bijlage is leeg. Wel is er een bijlage 4 toegevoegd "Maatregelen tbv de uitvoering Beleidsplan Veiligheid & Gezondheid". Deze bijlage gaat echter over de pedagogische praktijk en niet over veiligheid en gezondheid. Hierdoor ontbreekt met name een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico's met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelwijze indien deze risico's zich verwezenlijken. Herstelaanbod In het kader van herstelaanbod krijgt de houder de gelegenheid om op korte termijn het beleidsplan veiligheid en gezondheid aan te passen, zodat dit aan de geldende eisen voldoet. Op stuurt de houder volgens afspraak het beleidsplan toe. Het beleidsplan is aangepast: bijlage 3 is aan het beleid toegevoegd. Bij vermissing staat als maatregel genoemd dat er een protocol is gemaakt. Nog onvoldoende: 8 van 16

9 De genoemde maatregel (het maken van het protocol) bij vermissing is geen concrete beschrijving van de maatregelen die genomen worden om vermissing te voorkomen. Alleen verwijzing naar een protocol is niet voldoende; er dient - zoals bij de andere voornaamste risico's wel het geval is - beknopt beschreven te worden wat er gedaan wordt om vermissing te voorkomen en hoe er gehandeld wordt indien het risico zich toch verwezenlijkt. Er is niet aan het beleid toegevoegd wat de handelwijze is indien de risico's zich verwezenlijken. Dit kan bij de beschreven voornaamste risico's in de vorm van een beknopte beschrijving van het handelen als iets ondanks de genomen maatregelen toch gebeurt (bijvoorbeeld: wat doen beroepskrachten wanneer een kind toch een giftige stof binnen heeft gekregen, toch van hoogte is gevallen of zich toch verbrandt enzovoorts). NB Bijlage 4 bij het beleid heeft als inhoud afspraken op pedagogisch gebied. Dit is niet relevant voor het beleid veiligheid en gezondheid. Het beleidsplan veiligheid en gezondheid voldoet na herstelaanbod niet aan de eisen. Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde, na herstelaanbod, niet is voldaan: Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico s zich verwezenlijken. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling De houder heeft de medewerkers voorzien van de app van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Dit is de meest recente versie, van juni 2018, zodat deze voldoet aan de inhoudelijke eisen, zoals stappenplannen en het afwegingskader. De beroepskrachten zijn op de hoogte van de stappen in de meldcode en kunnen enkele signalen noemen. De houder geeft op per aan dat zij geen organisatie-eigen meldcode hanteert. Er zijn wel vermeldingen van de handelwijze bij grensoverschrijdend gedrag en kindermishandeling of misbruik in het pedagogisch beleidsplan en het beleidsplan veiligheid en gezondheid te vinden. Deze vormen echter geen apart en overzichtelijk document waarin alle wettelijk verplichte onderdelen terug komen. Doordat er geen volledige meldcode aanwezig is binnen de eigen organisatie (digitaal of op papier) die is aangepast aan de organisatie van De Sluiskade, is er onder andere geen vermelding in de meldcode van: "de toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding". De app voorziet in veel informatie, maar deze is algemeen van aard en kan nooit de eigen meldcode van een organisatie met bovengenoemde informatie vervangen. Herstelaanbod In het kader van herstelaanbod krijgt de houder de gelegenheid om op korte termijn een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vast te stellen en ter beschikking te stellen aan de beroepskrachten. Op stuurt de houder een meldcode toe. Deze meldcode voldoet aan de wettelijke eisen en heeft onder andere stappenplannen en het afwegingskader. In de meldcode zijn de verantwoordelijkheden binnen BSO Sluiskade vastgelegd, inclusief de functie van de verantwoordelijken. 9 van 16

10 De meldcode kindermishandeling voldoet na herstelaanbod aan de eisen. Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde na herstelaanbod, is voldaan: De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De door de houder voor het personeel vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen: a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; b. een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen; c. een toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding; d. indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen; e. specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden. (art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Gebruikte bronnen Website Beleid veiligheid- en gezondheid Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Pedagogisch beleidsplan (BSO Sluiskade, versie januari 2019.) 10 van 16

11 Overzicht getoetste inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. (art 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Pedagogische praktijk In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder van een kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden: a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen; b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving; c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden; d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij. (art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang) Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn: a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum; b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen; c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder exploiteert en waar kinderen worden opgevangen; d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen; e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres. Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang) 11 van 16

12 De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling met de in artikel 1.50 derde lid van de wet genoemde personen inclusief hemzelf. (art 1.48d lid 3 Wet kinderopvang) Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder van een kindercentrum kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang) Opleidingseisen Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk. Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) voor talen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 1 en 2 Regeling Wet kinderopvang) Pedagogisch beleidsmedewerkers beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; 9a lid 3 Regeling Wet kinderopvang) Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat: - de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b, bij het besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels; - Indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de basisgroep verlaten, leidt dit niet tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit; - in afwijking hiervan op grond van het Besluit kwaliteit kinderopvang art.16 lid 4 minder beroepskrachten zijn ingezet. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) Stabiliteit van de opvang voor kinderen Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders en het kind aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang) Veiligheid en gezondheid 12 van 16

13 Veiligheids- en gezondheidsbeleid Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico s zich verwezenlijken. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de risico s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich meebrengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op: - de voornaamste risico s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen; - de voornaamste risico s met grote gevolgen voor de gezondheid van kinderen; - het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat er gedurende de buitenschoolse opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels. (art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9b Regeling Wet kinderopvang) Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De door de houder voor het personeel vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen: a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; b. een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen; c. een toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding; d. indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen; e. specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden. (art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) 13 van 16

14 Het door de houder van een kindercentrum in de meldcode vastgestelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen: a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding; c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind; d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b; e. het beslissen over: - het doen van een melding, en - het inzetten van de noodzakelijke hulp. (art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 onder a en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang) De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze, dat hij onverwijld in overleg treedt met de vertrouwensinspecteur kinderopvang, indien hem bekend is geworden dat een bij de onderneming werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang. Indien uit het overleg blijkt dat sprake is van een redelijk vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf doet de houder onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar en stelt hij de vertrouwensinspecteur kinderopvang onverwijld in kennis. (art 1.51b lid 1, 2 en 5 Wet kinderopvang) De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ander ten behoeve van die houder werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang, deze persoon de houder van het kindercentrum daarvan onverwijld in kennis stelt. Indien degene die van het vermoeden op de hoogte moet worden gesteld dezelfde persoon is als degene die zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan dit misdrijf, is artikel 1.51c lid 1 en 2 Wet kinderopvang van toepassing. (art 1.51b lid 3, 4 en 5 Wet kinderopvang) De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien een bij de onderneming werkzaam persoon bekend is geworden dat de natuurlijke persoon die tevens houder is zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind dat gebruik maakt van de door de houder geboden kinderopvang, deze persoon in contact kan treden met de vertrouwensinspecteur kinderopvang en in geval van een redelijk vermoeden onverwijld aangifte doet bij een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar. (art 1.51c Wet kinderopvang) 14 van 16

15 Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : BSO Sluiskade Website : Vestigingsnummer KvK : Aantal kindplaatsen : 35 Gegevens houder Naam houder : C.K. Loiaconi KvK nummer : Aansluiting geschillencommissie : Ja Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Flevoland Adres : Postbus 1120 Postcode en plaats : 8200BC LELYSTAD Telefoonnummer : Onderzoek uitgevoerd door : A Lems Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Lelystad Adres : Postbus 91 Postcode en plaats : 8200AB LELYSTAD Planning Datum inspectie : Opstellen concept inspectierapport : Zienswijze houder : Vaststelling inspectierapport : Verzenden inspectierapport naar houder : Verzenden inspectierapport naar : gemeente Openbaar maken inspectierapport : 15 van 16

16 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. Als reactie op het rapport van de Sluiskade: Wij hebben telefonisch contact gehad over het door u opgesteld rapport. Daar is wederzijdse opheldering geweest en het is nu duidelijk wat er nog als aanvulling van ons verwacht wordt. We gaan ermee aan de slag. Leidinggevende BSO Sluiskade. 16 van 16