INDEX VUB-REGLEMENT INZAKE HET ADMINISTRATIEF EN TECHNISCH PERSONEEL

Transcriptie

1 INDEX VUB-REGLEMENT INZAKE HET ADMINISTRATIEF EN TECHNISCH PERSONEEL TITEL I: ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK I : DEFINITIES EN WERKINGSSFEER AFDELING I : DEFINITIES Artikel I AFDELING II : WERKINGSSFEER Artikel I Artikel I Artikel I HOOFDSTUK III : RECHTEN, PLICHTEN EN ONVERENIGBAARHEDEN Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I HOOFDSTUK IV :VOLTIJDS EN DEELTIJDS DIENSTVERBAND Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I HOOFDSTUK V : ARBEIDSDUUR, WERKTIJDREGELING EN DIENSTVRIJSTELLING AFDELING I : DE ARBEIDSDUUR Artikel I Artikel I AFDELING II : DE WERKTIJDREGELING Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I Artikel I AFDELING III : VRIJSTELLING VAN DIENST Onderafdeling 1 : Algemene bepalingen en definities Artikel I Onderafdeling 2 : Soorten en motiev en Sectie 1 : vrijstelling van dienst v oor de uitoefening van sommige politieke mandaten of voor ermee gelijkgestelde ambten Artikel I Sectie 2 : vrijstelling v oor vakbondsactiv iteiten Artikel I Sectie 3 : vrijstelling v oor het geven van bloed of plasma Artikel I Sectie 4 : vrijstelling van dienst v oor prenataal onderzoek Artikel I Sectie 5 : vrijstelling van dienst v oor het afstaan van beenmerg Artikel I Sectie 6 : vrijstelling van dienst v oor het afstaan van organen en weefsel Artikel I Sectie 7 : andere v rijstellingen van dienst Artikel I Artikel I HOOFDSTUK VI : CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN AFDELING I : DEFINITIES Artikel I AFDELING II : CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN BINNEN DE DIENSTUREN Artikel I Artikel I AFDELING III : CUMULATIE VAN ACTIVITEITEN BUITEN DE DIENSTUREN Artikel I

2 Artikel I TITEL II : DE FORMATIE VAN HET ADMINISTRATIEF EN TECHNISCH HOOFDSTUK I : DE HOOFDEENHEDEN Artikel II HOOFDSTUK II : DE PERSONEELSFORMATIE VAN HET ATP Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II HOOFDSTUK III : DE HIERARCHIE VAN DE FUNCTIES, DE GRADEN EN DE AFDELING I : ALGEMENE BEPALINGEN Artikel II AFDELING II : DE HIERARCHIE VAN DE FUNCTIES, DE GRADEN & GRADENGROEPEN Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II Artikel II TITEL III DE PROCEDURE VAN TOEWIJZING VAN BETREKKINGEN HOOFDSTUK I: DE DEFINITIEVE TOEWIJZING VAN VACANTE VASTE BETREKKINGEN. AFDELING I : VACANTVERKLARING VAN BETREKKINGEN, TOEWIJZINGSMOGELIJKHEDEN EN KANDIDAATSTELLING Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III AFDELING II : INTERNE TOEWIJZING Onderafdeling I : Mutatie en ov erhev eling Sectie I : definities Artikel III Artikel III Artikel III Sectie II : Toewijzing door mobiliteit, ov erheveling of ov erplaatsing Artikel III Artikel III Sectie III : Toewijzing door mobiliteit om dienstnoodwendigheden Artikel III Artikel III Artikel III Onderafdeling II : Overgang naar een vacante betrekking van eenzelfde gradengroep maar met verandering van functie Artikel III Artikel III Artikel III Onderafdeling III : Bevordering met interne bekendmaking in een betrekking van een andere, hogere, gradengroep Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III AFDELING III : WERVING Onderafdeling I : Algemene bepalingen Artikel III Onderafdeling II : Geldigv erklaring van een vorige externe selectieproef

3 Artikel III Onderafdeling III : Toelatings- en aanwerv ingsv oorwaarden Artikel III Artikel III Artikel III Onderafdeling IV : De vergelijkende externe selectieproef Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Onderafdeling V : De aanwerv ing, de stageperiode, de v aste benoeming en de hoedanigheid van titularis Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III HOOFDSTUK II TIJDELIJKE TOEWIJZING VAN VACANTE VASTE BETREKKINGEN AFDELING I TIJDELIJKE MOBILITEIT Artikel III Artikel III Artikel III Artikel III AFDELING II WAARNEMING VAN TIJDELIJK NIET BEZETTE VASTE BETREKKINGEN ONDERAFDELING I Mogelijkheden Artikel III ONDERAFDELING II Aanwerv ing van een interimaris of een v ervanger Artikel III Artikel III Artikel III ONDERAFDELING III WAARNEMING VAN HOGERE FUNCTIES Artikel III Artikel III Artikel III TITEL IV DE LOOPBAANSTRUCTUUR EN DE LOOPBAANTRAJECTEN HOOFDSTUK I : ANCIENNITEITEN Artikel IV HOOFDSTUK II DE LOOPBAANSTRUCTUUR EN DE LOOPBAANTRAJECTEN AFDELING I DE LOOPBAANMOGELIJKHEDEN Artikel IV AFDELING II BEVORDERING MET INTERNE BEKENDMAKING Artikel IV Artikel IV Artikel IV AFDELING III BEVORDERING ZONDER INTERNE BEKENDMAKING EN VERHOGING IN SALARISSCHAAL; ONDERAFDELING I DEFINITIES EN VOORWAARDEN Artikel IV Artikel IV ONDERAFDELING II AMBTSHALVE TOEKENNING VAN DE TWEEDE SALARISSCHAAL IN DE AANWERVINGSGRAAD Artikel IV ONDERAFDELING III DE PROCEDURE TOT BEVORDERING IN DE ONMIDDELLIJK HOGERE GRAAD VAN DEZELFDE FUNCTIE EN TOT TOEKENNING VAN EEN HOGERE SALARISSCHAAL IN DEZELFDE GRAAD Sectie I : De bev orderingsaanvraag Artikel IV Sectie II : De intentie tot toekenning van een hogere salarisschaal Artikel IV

4 Sectie III : De aanvraag tot toekenning van een hogere salarisschaal Artikel IV Sectie IV : bevordering of tot toekenning van de hogere salarisschaal aan personeelsleden die tev ens Hoofd van een hoofdeenheid zijn Artikel IV Artikel IV Artikel IV Artikel IV Artikel IV Sectie V : De rangschikking van de intenties en de aanvragen en de beslissing tot bev ordering of tot toekenning van de hogere salarisschaal van de andere personeelsleden Artikel IV Artikel IV Artikel IV Artikel IV Artikel IV Artikel IV TITEL V : GELDELIJKE BEPALINGEN HOOFDSTUK I : ALGEMENE BEPALINGEN Artikel V Artikel V HOOFDSTUK II -GELDELIJKE ANCIENNITEIT Artikel V HOOFDSTUK III DE UITBETALING VAN HET SALARIS Artikel V Artikel V Artikel V HOOFDSTUK IV TOELAGEN EN VERGOEDINGEN AFDELING I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING II TOELAGE VOOR HET UITOEFENEN VAN EEN HOGERE FUNCTIE Artikel V Artikel V AFDELING III TOELAGE VOOR HET PRESTEREN VAN OVERWERK Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING IV TOELAGE VOOR NACHT-, ZATERDAG- EN ZONDAGSWERK Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING V DE HAARD- EN STANDPLAATSTOELAGE Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING VI VAKANTIEGELD EN EINDEJAARSTOELAGE Onderafdeling I Gemeenschappelijke bepalingen Artikel V Artikel V Artikel V Onderafdeling 2 Vakantiegeld Artikel V Artikel V Artikel V Onderafdeling 3 Eindejaarstoelage

5 Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING VII EGALISATIETOELAGE Artikel V AFDELING VIII TOELAGE VOOR GEVAARLIJK, ONGEZOND OF HINDERLIJK WERK Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING IX VERGOEDING VOOR BEGRAFENISKOSTEN Artikel V Artikel V Artikel V AFDELING : TERUGBETALING VAN DE KOSTEN VOOR HET WOON WERKVERKEER Artikel V ADELING XI : ALGEMENE BEPALING Artikel V HOOFDSTUK V TOESLAGEN Artikel V Artikel V HOOFDSTUK VI HET AANVULLEND PENSIOEN Artikel V TITEL VI : FUNCTIEBESCHRIJVING, FUNCTIEPROFIEL, DOELSTELLINGEN EN HOOFDSTUK I : DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED Artikel VI Artikel VI Artikel VI HOOFDSTUK II : DE FUNCTIEBESCHRIJVING EN HET FUNCTIEPROFIEL Artikel VI Artikel VI Artikel VI HOOFDSTUK III : DE DOELSTELLINGEN Artikel VI HOOFDSTUK IV : DE EVALUATIE AFDELING I : DE PERIODIEKE EVALUATIE Onderafdeling I : De evaluatieperiode en het evaluatiemoment Artikel VI Artikel VI Onderafdeling II : De ev aluatieprocedure Artikel VI Artikel VI Artikel VI Artikel VI Artikel VI Onderafdeling III : De beroepsprocedure Artikel VI Artikel VI Artikel VI Artikel VI Artikel VI Artikel VI AFDELING II : DE TUSSENTIJDSE EVALUATIENOTA S Artikel VI Artikel VI Artikel VI AFDELING III HET FUNCTIONERINGSGESPREK EN HET FUNCTIONERINGSVERSLAG Artikel VI Artikel VI Artikel VI

6 TITEL VII ADMINISTRATIEVE STANDEN HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK II DE JAARLIJKSE VAKANTIE Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK III - HET OMSTANDIGHEIDSVERLOF Artikel VII HOOFDSTUK IV HET BEVALLINGSVERLOF EN HET OPVANGVERLOF AFDELING I HET BEVALLINGSVERLOF Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII AFDELING II HET OPVANGVERLOF Artikel VII HOOFDSTUK V HET OUDERSCHAPSVERLOF (VERVALT INDIEN KB LOOPBAANONDERBREKING UNIVERSITEITEN WORDT AFGESCHAFT : ZIE BIJ LOOPBAANONDERBREKING) Artikel VII HOOFDSTUK VI HET ZIEKTEVERLOF EN HET GENEESKUNDIG TOEZICHT AFDELING I ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE ZIEKTE EN GENEESKUNDIG TOEZICHT Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII AFDELING II HET GEWAARBORGD SALARIS EN DE REGELINGEN BIJ HET OVERSCHRIJDEN VAN HET ZIEKTECONTINGENT Artikel VII Artikel VII AFDELING III HET ARBEIDSONGEVAL, HET ONGEVAL NAAR EN VAN HET WERK EN DE BEROEPSZIEKTE Artikel VII HOOFDSTUK VII HET VERLOF VOOR VERMINDERDE PRESTATIES Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK VIII : HET GECONTINGENTEERD VERLOF AFDELING I :HET GEWOON GECONTINGENTEERD VERLOF Artikel VII Artikel VII Artikel VII AFDELING II: HET GECONTINGENTEERD POLITIEK VERLOF Artikel VII AFDELING III: HET BUITENGEWOON GECONTINGENTEERD VERLOF Artikel VII

7 Artikel VII Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK IX HET VORMINGSVERLOF EN DE DIENSTVRIJSTELLING VOOR VORMING AFDELING I DIENSTVRIJSTELLING VOOR VORMING Artikel VII Artikel VII AFDELING II VERLOF VOOR VORMING Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK X VERLOF KRACHTENS NATIONALE BEPALINGEN OF VERPLICHTINGEN Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK XI VERLOF OM EEN AMBT UIT TE OEFENEN BIJ EEN MINISTERIEEL KABINET Artikel VII Artikel VII HOOFDSTUK XII DE LOOPBAANONDERBREKING AFDELING I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII Artikel VII TITEL VIII DE TUCHTREGELING HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALING Artikel VIII HOOFDSTUK II - DE TUCHTSANCTIES EN DE TUCHTPROCEDURE AFDELING I : DE TUCHTSANCTIES Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII AFDELING II : DE TUCHTPROCEDURE Onderafdeling I : De bev oegde instanties Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Onderafdeling II : Het voorstel en de uitspraak Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Onderafdeling III : Het beroep en de definitiev e uitspraak Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Onderafdeling IV : Algemene kenmerken van de tuchtprocedure Artikel VIII Artikel VIII

8 Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII HOOFDSTUK III : DOORHALING VAN DE TUCHTSANCTIE Artikel VIII Artikel VIII HOOFDSTUK IV DE PREVENTIEVE SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII Artikel VIII TITEL IX VERLIES VAN DE HOEDANIGHEID VAN PERSONEELSLID EN DEFINITIEVE NEERLEGGING VAN DE FUNCTIE HOOFDSTUK I : ALGEMENE BEPALING Artikel IX HOOFDSTUK II : DE REDENEN Artikel IX Artikel IX HOOFDSTUK III : HET VRIJWILLIG ONTSLAG Artikel IX Artikel IX HOOFDSTUK IV : DE PENSIONERING Artikel IX Artikel IX HOOFDSTUK V : DE WERKVERLATING Artikel IX Artikel IX Artikel IX HOOFDSTUK VI : DE DEFINITIEVE BEROEPSONGESCHIKTHEID Artikel IX Artikel IX HOOFDSTUK VII : DE VASTSTELLING VAN DE DEFINITIEVE LICHAMELIJKE ONGESCHIKTHEID VOOR HET UITOEFENEN VAN DE FUNCTIE Artikel IX HOOFDSTUK VIII : HET ONTSLAG OM DRINGENDE REDEN Artikel IX Artikel IX TITEL X BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE TITULARISSEN VAN EEN BETREKKING IN DE VASTE PERSONEELSFORMATIESSOCIALE SECTOR STUDENTEN EN PATRIMONIUM HOOFDSTUK I : ALGEMENE BEPALINGEN Artikel X Artikel X HOOFDSTUK II : BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE CONVENTIONELE VASTHEID VAN TEWERKSTELLING Artikel X HOOFDSTUK III : BIJZONDERE GELDELIJKE BEPALINGEN Artikel X AFDELING I TOELAGE VOOR NACHT-, ZATERDAG- EN ZONDAGSWERK Artikel X AFDELING II VAKANTIEGELD Artikel X AFDELING III HET EXTRA-LEGAAL PENSIOEN Artikel X HOOFDSTUK IV : BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE ADMINISTRATIEVE STANDEN AFDELING I DE JAARLIJKSE VAKANTIE Artikel X AFDELING II HET OUDERSCHAPSVERLOF

9 Artikel X AFDELING III HET ZIEKTEVERLOF Artikel X AFDELING IV HET VERLOF VOOR VERMINDERDE PRESTATIES Artikel X AFDELING V HET VORMINGSVERLOF Artikel x AFDELING V DE LOOPBAANONDERBREKING Artikel X TITEL XI : BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE CONTRACTUELE PERSONEELSLEDEN HOOFDSTUK I : ALGEMENE BEPALINGEN AFDELING I : TOEPASBAARHEID VAN HET REGLEMENT Artikel XI Artikel XI AFDELING II : VOLTIJDS EN DEELTIJDS DIENSTVERBAND Artikel XI Artikel XI Artikel XI HOOFDSTUK II : DE AANWERVING Artikel XI Artikel XI Artikel XI Artikel XI Artikel XI Artikel XI Artikel XI HOOFDSTUK III : DE VERLENGING VAN HET DIENSTVERBAND Artikel XI HOOFDSTUK IV : BEVORDERING EN VERHOGING VAN SALARISSCHAAL Artikel XI HOOFDSTUK V : DE ARBEIDSOVEREENKOMST AFDELING I : DE INTERIMARIS Artikel XI AFDELING II : DE VERVANGER Artikel XI AFDELING III : DE ANDERE CONTRACTUELE PERSONEELSLEDEN Artikel XI Artikel XI Artikel XI HOOFDSTUK VI : GELDELIJKE BEPALINGEN Artikel XI Artikel XI Artikel XI HOOFDSTUK VII : FUNCTIEBESCHRIJVING, FUNCTIEPROFIEL, DOELSTELLINGEN EN EVALUATIE Artikel XI HOOFDSTUK VIII : VERLOVEN SHORSING ARBEIDSOVEREENKOMST HERLEIDING DIENSTVERBAND AFDELING I : DIENSTACTIVITEIT EN NON-ACTIVITEIT Artikel XI AFDELING II : DE JAARLIJKSE VAKANTIE Artikel XI Artikel XI Artikel XI AFDELING III : HET BEVALLINGSVERLOF EN HET OPVANGVERLOF Artikel XI AFDELING IV : HET OMSTANDIGHEIDSVERLOF Artikel XI AFDELING V : HET OUDERSCHAPSVERLOF Artikel XI AFDELING VI : DE LOOPBAANONDERBREKING Artikel XI AFDELING VII : DIENSTVRIJSTELLING VOOR VORMING Artikel XI AFDELING VIII : HET EDUCATIEF VERLOF

10 Artikel XI AFDELING IX : HET VOORBEHOEDEND VERLOF Artikel XI AFDELING X : HET GECONTINGENTEERD VERLOF Artikel XI AFDELING XI : DE VOLLEDIGE SCHORSING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST Artikel XI Artikel XI AFDELING XII : DE TIJDELIJKE HERLEIDING VAN HET DIENSTVERBAND Artikel XI Artikel XI Artikel XI Artikel XI ADELING XIII : HET ZIEKTEVERLOF, HET ARBEIDSONGEVAL, HET ONGEVAL OP WEG NAAR EN VAN HET WERK, DE BEROEPSZIEKTE EN HET GENEESKUNDIG TOEZICHT Artikel XI Artikel XI HOOFDSTUK IX : DE BEEINDIGING VAN HET DIENSTVERBAND AFDELING I : DE REDENEN Artikel XI AFDELING II : HET VRIJWILLIG ONTSLAG Artikel XI Artikel XI AFDELING III : DE PENSIONERING Artikel XI AFDELING IV : DE WERKVERLATING Artikel XI Artikel XI Artikel XI AFDELING V : DE EENZIJDIGE BEEINDIGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST DOOR Artikel XI Artikel XI HOOFDSTUK V : HET ONTSLAG OM DRINGENDE REDENEN Artikel XI Artikel XI TITEL XII OVERGANGS EN SLOTBEPALINGEN Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII Artikel XII

11 VUB-REGLEMENT INZAKE HET ADMINISTRATIEF EN TECHNISCH PERSONEEL TITEL I: ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK I : DEFINITIES EN WERKINGSSFEER Afdeling I : Definities Artikel I.1 Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder : 1 de universiteit : de Vrije Universiteit Brussel 2 het decreet : het decreet van 12 juni 1991 inzake de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap 3 het besluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 20 oktober 2000 tot vaststelling van de niveaus, de graden en de daaraan verbonden salarisschalen van het Administratief en Technisch personeel van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. 4 het personeelslid : het lid van het Administratief en Technisch Personeel 5 het voltijds personeelslid : het lid van het Administratief en Technisch Personeel dat krachtens een besluit van het universiteitsbestuur benoemd of aangesteld is in een voltijdse betrekking 6 het deeltijds personeelslid : het lid van het Administratief en Technisch Personeel dat krachtens een besluit van het universiteitsbestuur is benoemd of aangesteld in een deeltijdse betrekking of waarvan de omvang van de benoeming of de aanstelling op eigen verzoek of op verzoek van het universiteitsbestuur herleid is tot een deeltijdse opdracht 7 betrekking : de plaats in de formatie van het Administratief en Technisch Personeel van de Werkingstoelage of in de vaste personeelsformatie van de Sociale Sector Studenten of van het Patrimonium, uitgedrukt in een equivalent van een voltijdse eenheid. 8 functie : een geheel van zinvolle taken die rechtstreeks de missie, de opdrachten en de doelstellingen van de universiteit ondersteunen en waaraan een inhoud en een bevoegdheid gekoppeld zijn. 9 hoofd van de hoofdeenheid : het lid van het Academisch of het Administratief en Technisch Personeel aan wie krachtens het Organiek Statuut of door een besluit van het universiteitsbestuur de administratieve en functionele leiding van een hoofdeenheid is toevertrouwd 10 directe chef : het lid van het Academisch of het Administratief en Technisch Personeel dat binnen dezelfde hoofdeenheid en dezelfde dienst het rechtstreekse toezicht houdt op de uitoefening van de functie van een lid van het Administratief en Technisch Personeel 11

12 Afdeling II : Werkingssfeer Artikel I.2 Dit reglement is van toepassing op 1 de leden van het Administratief en Technisch Personeel, benoemd of aangesteld als titularis van een betrekking van de vaste personeelsformatie van de Werkingstoelage (Afdeling I van de begroting), van de vaste personeelsformatie van de Sociale Sector Studenten (Afdeling III van de begroting) of van de vaste personeelsformatie Patrimonium (Afdeling V van de begroting), voor de toepassing van dit reglement de vaste personeelsleden genoemd. 2 de overige leden van het Administratief en Technisch Personeel, voor de toepassing van dit reglement contractuele personeelsleden genoemd. Artikel I.3 Tot de vaste personeelsleden behoren : 1 de personeelsleden benoemd als titularis van een betrekking van de formatie Administratief en Technisch Personeel van de Werkingstoelage (Afdeling I van de universiteitsbegroting) 2 de personeelsleden aangesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd als titularis van een betrekking van de vaste personeelsformatie van de Sociale Sector Studenten (Afdeling III van de universiteitsbegroting) en inzoverre zij aangeworven werden volgens de procedure die op het moment van hun aanwerving, van toepassing was op het personeel bezoldigd ten laste van de Werkingstoelage. de graad, de anciënniteit en de salarisschaal bezitten die zij zouden bekomen hebben indien de voorgaande diensten gepresteerd werden overeenkomstig de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen van toepassing op het personeel van de formatie Werkingstoelage. De eerste voorwaarde geldt niet voor personeelsleden aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd in een vaste betrekking van de personeelsformatie Sociale Voorzieningen ten behoeve van Studenten tussen 14 oktober 1987 en 7 september 1993, periode waarin werving in deze betrekkingen uitsluitend door middel van bekwaamheidsexamens geschiedde. 3 De personeelsleden aangesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd als titularis van een betrekking van de vaste personeelsformatie van het Patrimonium (Afdeling V van de universiteitsbegroting), inzoverre zij aangeworven werden volgens de procedure die, op het moment van hun aanwerving, van toepassing was op het personeel bezoldigd ten laste van de Werkingstoelage. de graad, de anciënniteit en de salarisschaal bezitten die zij zouden bekomen hebben indien de voorgaande diensten gepresteerd werden overeenkomstig de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen van toepassing op het personeel van de formatie Werkingstoelage De eerste voorwaarde geldt niet voor de personeelsleden aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd in een vaste betrekking van de personeelsformatie van het geaffecteerd of het niet-geaffecteerd patrimonium tussen 14 oktober 1987 en 7 12

13 september 1993, periode waarin werving in de betrekkingen uitsluitend door middel van bekwaamheidsexamens geschiedde. Artikel I.4 Alle andere leden van het Administratief en Technisch Personeel behoren tot het contractueel personeel Daarin zijn begrepen : 1 de interimarissen, zijnde de leden van het Administratief en Technische Personeel, aangesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd in een vacante betrekking van de personeelsformatie Werkingstoelage (Afdeling I van de begroting), van de vaste personeelsformatie Sociale Sector Studenten (Afdeling III van de begroting) of van de vaste personeelsformatie Patrimonium (Afdeling V van de begroting) in afwachting van de afhandeling van de vacatureprocedure. 2 de vervangers, zijnde de leden van het Administratief en Technisch Personeel, aangesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd en bezoldigd ten laste van de Werkingstoelage, de Sociale Sector Studenten of het Patrimonium, in vervanging van wegens ziekte, zwangerschap, verminderde prestaties, herleiding van de omvang van de opdracht, loopbaanonderbreking of een andere reden afwezige titularis van een betrekking van de personeelsformatie Werkingstoelage, van de vaste personeelsformatie Sociale Sector Studenten of van de vaste personeelsformatie Patrimonium. 3 de gewone contractuele administratieve of technische personeelsleden, zijnde - de leden van het Administratief en Technisch personeel, aangesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd in een tijdelijke projectgebonden betrekking van de personeelsformatie Werkingstoelage; - de leden van het Administratief en Technisch Personeel, aangesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd op grond van artikel 158 van het decreet; - de personeelsleden aangesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd in een betrekking van de vaste personeelsformatie van de Sociale Sector Studenten of Patrimonium, aangeworven vóór 14 oktober 1987 of tussen 7 september 1993 en de datum van inwerkingtreding van dit reglement, maar die niet werden aangeworven volgens de procedure die op het moment van hun aanwerving van toepassing was op het personeel bezoldigd ten laste van de Werkingstoelage of waarvan het verloop van de loopbaan afwijkt van de reglementaire loopbaanmogelijkheden die op het zelfde tijdstip golden of gelden voor het personeel bezoldigd ten laste van de Werkingstoelage; - de leden van het Administratief en Technisch Personeel, aangesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd bezoldigd ten laste van de afdeling Onderzoeksfondsen (afdeling IV van de begroting) of van de afdeling Voor Orde (afdeling VI van de begroting); - de leden van het Administratief en Technisch Personeel, aangesteld met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd bezoldigd ten laste van de Sociale Sector Studenten (Afdeling III van de begroting) of van het Patrimonium (Afdeling V van de begroting) maar die niet aangesteld zijn als titularis van een betrekking in de vaste personeelsformaties van deze begrotingsafdelingen. 13

14 HOOFDSTUK III : RECHTEN, PLICHTEN EN ONVERENIGBAARHEDEN Artikel I.5 1 De leden van het Administratief en Technisch Personeel oefenen de hun toegewezen functie uit onder het gezag van het hoofd van de hoofdeenheid. 2 De leden van het Administratief en Technisch Personeel zijn ertoe gehouden de hun toegewezen opdrachten persoonlijk en nauwgezet te vervullen, overeenkomstig de basisbeginselen van de universiteit, verwoord in artikel 1 van het organiek statuut. Zelfs buiten zijn functie en hoedanigheid van personeelslid mag het personeelslid noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig voordeel die verband houden met de functie vragen, eisen of aannemen Artikel I.6 De leden van het Administratief en Technisch Personeel mogen in de universitaire organen geen beslissingen nemen, adviezen verlenen, voorstellen indienen of tegenwoordig zijn bij een beraadslaging of bij de besluitvorming over aangelegenheden waarbij zij of hun bloed- of aanverwanten tot de derde graad of echtgenoten van de verwanten een rechtstreeks en persoonlijk belang hebben. Voor de toepassing van dit artikel wordt de persoon waarmee het personeelslid samenleeft, gelijkgesteld met de echtgeno(o)t(e). Artikel I.7 1 De leden van het Administratief en Technisch Personeel onthouden zich van elke gedraging die afbreuk doet aan de waardigheid van hun functie of hun persoon of die het vervullen van de zending van de Vrije Universiteit Brussel, zoals bepaald in het Organiek Statuut, in het gedrang brengt. Meer in het bijzonder is de hoedanigheid van lid van het Administratief en Technisch Personeel onverenigbaar met elke activiteit die het lid zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor ofwel: Artikel I.8 1 de functie en de ambtsplichten niet kunnen worden vervuld; 2 de waardigheid van de persoon in het gedrang komt; 3 zijn/haar onafhankelijkheid wordt aangetast; 4 een conflict tussen tegenstrijdige belangen ontstaat; 1 De leden van het Administratief en Technisch Personeel hebben recht op informatie en voortgezette vorming zowel wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakuitoefening, als om te kunnen voldoen aan de evaluatiecriteria, aan de vereisten tot bevordering in een hogere graad van dezelfde functie of tot deelname aan de selectieproeven voor bevordering in een hogere functie. De vorming moet hun worden verstrekt wanneer ze een voorwaarde tot bevordering in een hogere functie is of een onderdeel van de evaluatiecriteria uitmaakt. De leden van het Administratief en Technisch Personeel hebben recht op vorming voor persoonlijke vervolmaking voor zover dit past in de globale organisatorische doelstellingen van hun dienst of hoofdeenheid. 2 De leden van het Administratief en Technisch Personeel houden zich op de hoogte van de evolutie van de technieken, reglementeringen en navorsingen in de materies waarmee zij beroepshalve belast zijn. 14

15 3 De vorming is een plicht wanneer zij noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of het functioneren van een dienst, of wanneer zij een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een dienst of een implementatie van nieuwe technieken en infrastructuur. Artikel I.9 Artikel I.10 De onkosten die inherent zijn aan de deelname aan deze vormingsactiviteiten worden gedragen door de universiteit. De leden van het Administratief en Technisch Personeel hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan ze kennis hebben uit hoofde van hun functie. Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur is het hun enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op : 1 de financiële belangen van de universiteit 2 het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; 3 het medisch geheim; 4 het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens; 5 het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen, behoudens in de gevallen waarin de kennis over het interne beraad het gevolg is van of noodzakelijk is voor de uitoefening van een mandaat van afgevaardigde in de beleids en overlegstructuren van de universiteit. Het is hun ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking ervan een inbreuk is op de rechten en vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om op haar of hem betrekking hebbende gegevens openbaar te maken. Elk lid van het Administratief en Technisch Personeel heeft steeds het recht zijn/haar persoonlijk dossier te raadplegen, alsmede om een afschrift te ontvangen van de erin vervatte documenten. Artikel I.11 De Rector waakt over de naleving van deze bepalingen, overeenkomstig de bepalingen van het Organiek Statuut. 15

16 HOOFDSTUK IV :VOLTIJDS EN DEELTIJDS DIENSTVERBAND Artikel I.12 De leden van het Administratief en Technisch Personeel worden door het Bestuurscollege benoemd of aangesteld in een voltijds of deeltijds dienstverband. Artikel I.13 1 De omvang van een deeltijds dienstverband moet ten minste 35 procent van een voltijdse aanstelling omvatten en wordt als een veelvoud van vijf uitgedrukt. Een halve dag per week komt overeen met 10 procent. Deeltijdse personeelsleden verkrijgen hetzelfde procentueel aandeel van het salaris dat zij zouden genieten in een voltijds dienstverband. 2 Voor deeltijdse leden van het Administratief en Technisch Personeel die in de universiteit benoemd of aangesteld zijn in een andere functie, hetzij als lid van het Academisch Personeel, hetzij als lid van het Administratief en Technisch Personeel, geldt als minimum van een deeltijdse benoeming of aanstelling 10 procent van een voltijdse aanstelling, met dien verstande dat de totale omvang van hun benoemingen en/of aanstellingen aan de universiteit ten minste 35 procent van een voltijdse aanstelling moet bedragen. 3 De omvang van gecombineerde opdrachten, in welke hoedanigheid ook, is tesamen beperkt tot het equivalent van een voltijds dienstverband. Artikel I.14 1 Op verzoek of met instemming van het personeelslid kan het Bestuurscollege de omvang van het dienstverband wijzigen. 2 In geval van tijdelijke vermindering van de omvang van het dienstverband draagt deze herleiding de naam verminderde prestaties of loopbaanvermindering en zijn de bepalingen van de artikels VII.34 en volgende dan wel VII.57 en volgende van toepassing. Artikel I.15 1 De lijst van mandaten waarvan men ambtshalve aanneemt dat zij een groot gedeelte van de tijd van een lid van het Administratief en Technisch Personeel in beslag nemen en die derhalve onverenigbaar zijn met het uitoefenen van de functie in voltijds dienstverband, wordt vastgesteld als volgt: - het lidmaatschap van het Europees of Belgisch parlement, van een gemeenschaps of gewestraad, van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, van een regering op nationaal (federaal) niveau of gemeenschaps of gewestniveau; - het ambt van gouverneur, vice gouverneur, bestendig afgevaardigde, burgemeester, schepen of O.C.M.W.- voorzitter in een gemeente met meer dan inwoners. De omvang van het deeltijds dienstverband wordt in voorkomend geval vastgelegd door het Bestuurscollege op grond van de beschikbaarheid van het personeelslid voor de universiteit en met inachtname van de bepalingen van artikel Het personeelslid waarvan het dienstverband herleid werd op grond van 1 behoudt het recht van terugkeer naar de oorspronkelijke omvang van het dienstverband tot de dag na het verstrijken van het mandaat dat aanleiding gaf tot de herleiding van het dienstverband. 16

17 HOOFDSTUK V : ARBEIDSDUUR, WERKTIJDREGELING EN DIENSTVRIJSTELLING AFDELING I : DE ARBEIDSDUUR Artikel I.16 1 Voor de voltijdse personeelsleden bedraagt de wekelijkse arbeidsduur 38 uren. De prestaties worden geleverd gespreid over vijf werkdagen van maandag tot en met zaterdag a rato van 7 uur 36 minuten per dag. 2 Voor de deeltijdse personeelsleden en voor de voltijdse personeelsleden die genieten van een vorm van verminderde prestaties bedraagt de wekelijkse arbeidsduur een procentueel aandeel van 38 uren overeenkomstig de omvang van hun deeltijds dienstverband of hun resterende opdracht. Artikel I.17 De prestaties worden geleverd hetzij gespreid over vijf werkdagen van maandag tot en met zaterdag, hetzij gespreid over een kleiner aantal dagen van maandag tot zaterdag met dien verstande dat de dagelijkse werktijd 7 uur en 36 minuten niet overschrijdt. 1 Voor voltijdse personeelsleden van de niveaus B, C en D, zoals omschreven in artikel II.12 worden de prestaties vanaf het 39ste uur per week of vanaf 7u37 minuten per dag beschouwd als overwerk. Voor deeltijdse personeelsleden van de niveaus B, C en D gelden dezelfde bepalingen in verhouding tot de omvang van hun deeltijdse benoeming of aanstelling. 2 Behoudens voor het uitvoeren van werken die wegens hun aard niet mogen worden onderbroken en voor arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval mag de arbeidsduur de limiet van 11 uren per dag noch 50 uren per week overschrijden. Wanneer de arbeid verricht wordt voor het uitvoeren van werken die wegens hun aard niet mogen worden onderbroken is de arbeidsduur steeds begrensd tot 12 uren per dag behalve in geval van arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval. 3 De bepalingen inzake overwerk zijn niet van toepassing op de personeelsleden van het administratief en technisch personeel van niveau A, zoals omschreven in artikel II.12. AFDELING II : DE WERKTIJDREGELING Artikel I.18 1 De organisatie van de diensten, van de dienstregelingen en van het bepalen van de dienstnoodwendigheden berust bij het hoofd van de hoofdeenheid, met dien verstande dat de bereikbaarheid van elke dienst tussen 9 uur en 17 uur gewaarborgd dient te zijn. 2 De hoofden van de hoofdeenheden staan in voor de naleving van de werktijdregeling zoals deze collectief en, in voorkomend geval individueel, vastgelegd werden krachtens de bepalingen van de artikels I.19 tot I De niet naleving van de aldus vastgelegde werktijdregeling, evenals vastgestelde nalatigheden bij het toezicht op de naleving van de werktijdregeling, geven aanleiding tot het opstellen van een tussentijdse evaluatienota, zoals omschreven in de artikels VI.21 tot VI

18 Artikel I.19 Bij herhaling kunnen deze feiten aanleiding geven tot het starten van een tuchtprocedure zoals beschreven in Titel VIII, en het opleggen van een van de tuchtsancties vermeld in artikel VIII.3. 1 De individuele werkzaamheden vangen aan tussen 7 uur 45 en 9 uur s morgens en worden beëindigd tussen 16u en 18 uur s avonds. 2 De middagpauze moet minimum een half uur en mag maximum twee uur bedragen en dient genomen te worden tussen 11u 30 en 14u. 3 De som van de aldus geleverde prestaties dienen per week overeen te stemmen met 38 werkuren voor een voltijds dienstverband. Artikel I.20 1 Op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van het personeelslid of wegens dienstnoodwendigheden kan afgeweken worden van de in artikel I.19 vastgelegde werktijdregeling volgens de in artikels I.21, I.22 en I.23 beschreven procedure. Artikel I.21 1 Het personeelslid dat een individuele afwijkende regeling wenst te bekomen, richt daartoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek aan het hoofd van de hoofdeenheid of hoofdeenheden waaronder het ressorteert, met afschrift aan de Personeelsdirecteur. Het verzoek vermeldt ondubbelzinnig de gewenste individuele werktijdregeling en de periode waarvoor deze gevraagd wordt, met dien verstande - dat een individuele werktijdregeling er in geen enkel geval en onder geen enkel beding toe kan leiden dat de dagelijkse werkzaamheden eindigen vóór 16 uur ; - dat de periode waarvoor een afwijking gevraagd kan worden minimum één maand en maximum twaalf maanden bedraagt. Deze periode kan hernieuwd of verlengd worden volgens dezelfde procedure en modaliteiten. 2 Het hoofd van de hoofdeenheid beslist over de afwijkende individuele werktijdregeling, met inachtname van de dienstnoodwendigheden en van het algemene billijkheidsprincipe ten aanzien van de collega s van het personeelslid. Het hoofd van de hoofdeenheid stelt het personeelslid ten laatste één maand na het indienen van het verzoek in kennis van zijn beslissing en bezorgt een afschrift aan de Personeeldirecteur. 3 De toegekende individuele afwijkingen worden periodiek ter kennisgeving aan de Ondernemingsraad medegedeeld. Artikel I.22 1 Het hoofd van de hoofdeenheid dat wegens dienstnoodwendigheden voor een welomschreven groep personeelsleden een specifieke werktijdregeling wenst toe te passen, waarbij de limieten bepaald in de artikels I.17 en/of I.19 worden overschreden, formuleert daartoe een gemotiveerd voorstel aan de algemeen directeur waarin de noodzakelijke werktijdregeling ondubbelzinnig wordt omschreven. 18

19 Het voorstel treedt in werking na gunstig advies van de Ondernemingsraad. 2 In uitzonderlijke gevallen of als gevolg van overmacht kan het hoofd van de hoofdeenheid overgaan tot het instellen van een in de tijd beperkte afwijking van de werktijdregeling beschreven in artikel I.19. Indien deze afwijking de duur van één week overschrijdt, wordt de Ondernemingsraad in kennis gesteld. Artikel I.23 Het uitoefenen van een dienstopdracht of zending in het buitenland is slechts toegestaan na uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het hoofd van de hoofdeenheid waaronder het personeelslid ressorteert, middels het daartoe door de Personeelsdienst ter beschikking gestelde formulier. Op dat formulier betuigt ook het personeelslid schriftelijk zijn instemming met de uitoefening van een zending of opdracht in het buitenland. AFDELING III : VRIJSTELLING VAN DIENST Onderafdeling 1 : Algemene bepalingen en definities Artikel I.24 1 Onder vrijstelling van dienst wordt verstaan de toestemming van de Rector, van de Algemeen Directeur of van het Hoofd van de hoofdeenheid aan het personeelslid om tijdens de diensturen afwezig te zijn gedurende een vooraf bepaalde tijd met behoud van alle rechten en zonder weerslag op de administratieve en geldelijke toestand van het personeelslid. 2 De vrijstelling van dienst wordt toegestaan voor een dag, voor een halve dag of voor de periode vereist door de omstandigheid. Elke vrijstelling van dienst dient gemotiveerd te worden. 3 Vrijstelling van dienst kan worden toegekend bij wijze van collectieve dan wel van individuele maatregel. Onderafdeling 2 : Soorten en motieven Sectie 1 : vrijstelling van dienst voor de uitoefening van sommige politieke mandaten of voor ermee gelijkgestelde ambten. Artikel I.25 Onverminderd de mogelijkheid tot het bekomen van gecontingenteerd politiek verlof, zoals omschreven in artikel VII.44, wordt op aanvraag van het personeelslid, voor de uitoefening van de volgende politieke en daarmee gelijkgestelde mandaten vrijstelling van dienst toegestaan: 1 Aan het gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is en aan het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter uitgezonderd. in een gemeente tot inwoners : ½ dag per maand in een gemeente vanaf inwoners : 1 dag per maand 19

20 2 aan de burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente: tot inwoners : ½ dag per maand vanaf inwoners tot inwoners : 1 dag per maand 3 aan het provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie: 1 dag per maand. De vrijstelling wordt naar keuze van het personeelslid toegekend in dagen. De vrijstelling mag niet overgedragen worden naar een volgende maand, tenzij ze is toegekend voor het uitoefenen van een mandaat van provincieraadslid. Deze vrijstelling eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens dewelke het mandaat beëindigd wordt. Sectie 2 : vrijstelling voor vakbondsactiviteiten Artikel I.26 Naar analogie met de regelgeving van toepassing op het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, maar zonder onderworpenheid aan de artikelen 81 tot 84 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden wordt voor de duur van de opdracht de volgende vrijstelling van dienst verleend aan : 1 het personeelslid dat deelneemt aan de werkzaamheden van een onderhandelings- of overlegcomité van de Vlaamse Overheid, van een syndicale onderhandeling, de Ondernemingsraad en het Comité Preventie en Bescherming op het werk van de Universiteit, op voorwaarde dat het personeelslid vooraf aan zijn/haar directe chef een persoonlijke occasionele oproeping of een doorlopende opdracht uit hoofde van het bekleden van een mandaat kan voorleggen. 2 het personeelslid dat stappen zet bij de hiërarchie of de academische overheid in het gemeenschappelijk belang van de personeelsleden of in het bijzonder belang van een personeelslid een personeelslid bijstaat dat zijn/haar daden bij de hiërarchie of de academische overheid moet rechtvaardigen tijdens de diensturen berichten uithangt als waarnemer aanwezig is bij vergelijkende externe selectieproeven of bij bevorderingsselectieproeven op voorwaarde dat het personeelslid vooraf zijn/haar directe chef een persoonlijke oproeping of doorlopende opdracht kan voorleggen. 3 een personeelslid dat deelneemt aan de vergadering die een door de universiteit erkende vakorganisatie in de lokalen belegt, op voorwaarde dat die vakorganisatie voorafgaand bij de Algemeen Directeur melding heeft gemaakt van de vergadering. Sectie 3 : vrijstelling voor het geven van bloed of plasma Artikel I.27 1 Het personeelslid dat bloed of plasma geeft, kan vrijstelling van dienst krijgen op de dag waarop bloed of plasma wordt afgestaan. De aanvraag dient vooraf bij het hoofd van de hoofdeenheid ingediend te worden. 20

21 De eerstvolgende werkdag na de vrijstelling legt het personeelslid ofwel een door de dokter van de bloedtransfusiedienst ondertekend bewijsstuk ofwel zijn bloedgevers- of plasmageverskaart voor aan het hoofd van de hoofdeenheid waaronder het ressorteert. Het hoofd van de hoofdeenheid kan deze bevoegdheid delegeren aan de directe chef van het personeelslid. 2 De vrijstelling voor bloedgevers kan maar viermaal per jaar worden toegestaan. De vrijstelling voor plasmagevers kan maar éénmaal per maand worden toegestaan en kan, binnen dezelfde maand, niet worden gecumuleerd met de vrijstelling voor bloedgevers. Sectie 4 : vrijstelling van dienst voor prenataal onderzoek Artikel I.28 Met toepassing van de Europese richtlijn 92/85 over de bescherming van zwangere werkneemsters wordt een vrijstelling van dienst verleend aan het zwangere personeelslid dat een prenataal onderzoek ondergaat, dat niet kan plaatsvinden buiten de arbeidsuren. De afwezigheid wordt vooraf gemeld en wordt gestaafd met een medisch attest dat de reden van de afwezigheid vermeldt. Sectie 5 : vrijstelling van dienst voor het afstaan van beenmerg Artikel I.29 Deze vrijstelling van dienst wordt toegestaan met ingang van de dag waarop de beenmergafname in het ziekenhuis plaatsvindt en bedraagt maximaal vier werkdagen. De afwezigheid wordt vooraf gemeld en wordt gestaafd met een medisch attest dat de reden van de afwezigheid vermeldt. Sectie 6 : vrijstelling van dienst voor het afstaan van organen en weefsel Artikel I.30 Er wordt vrijstelling van dienst toegekend aan de personeelsleden die organen of weefsels afstaan. Deze vrijstelling wordt toegestaan voor - de duur van de opname in het ziekenhuis en van het eventueel vereiste herstel; - de tijd die nodig is om de voorafgaande medische onderzoeken te dekken. De afwezigheid wordt vooraf gemeld en wordt gestaafd met een medisch attest dat de reden van afwezigheid vermeldt. 21

22 Sectie 7 : andere vrijstellingen van dienst Artikel I.31 Vrijstelling van dienst waarvoor de duur van de afwezigheid niet op een ander ogenblik moet worden ingehaald en voor zover de gebeurtenis zich situeert binnen de normale arbeidstijden, wordt verleend voor - getuigenis of hulpverlening bij ongevallen op de weg naar het werk; - medische behandeling als slachtoffer van een arbeidsongeval of van een ongeval op de weg naar of van het werk; - gezondheidsredenen die het vertrek van het zieke personeelslid noodzakelijk maken; - deelneming aan de officiële sportdag voor de Vlaamse ambtenaren inzoverre de dienstnoodwendigheden dit toelaten en in ieder geval zonder de continuïteit van de werking van de dienst te verstoren; - het bijwonen van de academische openingszitting; - het bijwonen van de feestzitting ter gelegenheid van Nieuwjaar; - het bijwonen van een vergadering van de familieraad die door de vrederechter werd bijeengeroepen. - Het zetelen in een jury, de oproeping als getuige voor een rechtbank of het persoonlijk verschijnen op bevel van de arbeidsrechtbank. - De uitoefening van de functie van voorzitter of bijzitter in een hoofdstembureau, of een enig stembureau of een stembureau voor stemopneming bij parlements -,provincieraads -, gemeenschaps of gewestraads en gemeenteraadsverkiezingen en bij verkiezingen van het Europees Parlement; Artikel I.32 Vrijstellingen van dienst waarvoor de duur van de afwezigheid wel moet worden ingehaald op een ander ogenblik (vb. uitzonderlijke of onvoorziene gevallen, overmacht) worden overgelaten aan het oordeel en de appreciatie van het hoofd van de hoofdeenheid rekening houdend met de evaluatie van de prestaties van het betrokken personeelslid. 22

23 HOOFDSTUK VI : CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN Afdeling I : DEFINITIES Artikel I.33 1 In uitvoering van artikel 121 van het decreet is de regelgeving met betrekking tot de cumulatie van beroepsactiviteiten voor het personeel van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van toepassing, behoudens andersluidende wettelijke en reglementaire bepalingen. 2 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder 1 beroepsactiviteit : a) elke bezigheid waarvan de opbrengst als een bedrijfsinkomen belastbaar is overeenkomstig het Wetboek van de Inkomstenbelastingen; b) elke, zelfs onbezoldigde, opdracht of dienst in particuliere zaken met winstoogmerk. In afwijking van sub littera a) wordt een openbaar mandaat van politieke aard niet beschouwd als een beroepsactiviteit. 2 beroepsactiviteit inherent aan de uitoefening van de functie : elke opdracht waarvoor de functiehouder wordt aangewezen door de directe chef of door het hoofd van de hoofdeenheid waaronder hij/zij ressorteert. 3 diensturen : de dagen en de uren waarop het personeelslid geacht wordt arbeidsprestaties te leveren conform de artikelen I.16 tot I.24. Afdeling II : CUMULATIE VAN BEROEPSACTIVITEITEN BINNEN DE DIENSTUREN Artikel I.34 De leden van het Administratief en Technisch Personeel mogen geen beroepsactiviteiten cumuleren binnen de diensturen. Artikel I.35 Onverminderd andere meer beperkende bepalingen wordt in afwijking van artikel I.34 de cumulatie van beroepsactiviteiten binnen de diensturen die inherent zijn aan de uitoefening van het ambt, van rechtswege uitgeoefend. Afdeling III : CUMULATIE VAN ACTIVITEITEN BUITEN DE DIENSTUREN Artikel I.36 Onverminderd het bepaalde in artikel I.8 mogen de leden van het Administratief en Technisch Personeel activiteiten buiten de diensturen cumuleren Artikel I.37 Onverminderd andersluidende wettelijke of reglementaire bepalingen valt het lid van het Administratief en Technisch Personeel dat toestemming kreeg zijn/haar functie met verminderde prestaties uit te oefenen of volledig afwezig te zijn, en dat daarbij aanspraak kan maken op salaris, op bevordering, op bevordering in de onmiddellijke hogere graad van dezelfde functie of op toekenning van een hogere salarisschaal in dezelfde graad onder de regeling van cumulatie van beroepsactiviteiten binnen de diensturen. De toestemming waarvan sprake in het eerste lid vervalt met onmiddellijke ingang wanneer wordt vastgesteld dat het personeelslid zich niet aan de regeling van cumulatie van beroepsactiviteiten binnen de diensturen houdt. 23