Het volksgezondheidsrisico van de wasbeerhond in Nederland Een literatuurstudie. Z&O Rapportage Briefnummer 68/ september 2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het volksgezondheidsrisico van de wasbeerhond in Nederland Een literatuurstudie. Z&O Rapportage Briefnummer 68/2014 25 september 2014"

Transcriptie

1 Het volksgezondheidsrisico van de wasbeerhond in Nederland Een literatuurstudie Z&O Rapportage Briefnummer 68/ september 2014

2 Colofon RIVM 2014 Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de titel van de publicatie en het jaar van uitgave. Sanne van den End, Z&O, CIb, RIVM Miriam Maas, Z&O, CIb, RIVM Joke van der Giessen, Z&O, CIb, RIVM Contact: Joke van der Giessen Z&O, CIb, RIVM Opdrachtgever: BuRO, NVWA Opdrachtnummer: Titel opdracht: Zoönotische risico s wasbeerhond Opdrachtcoördinator: dhr. dr. ir. A.W. van de Giessen RIVM-projectnummer: V114001/01/AA Pagina 2 van 36

3 Publiekssamenvatting Het volksgezondheidsrisico van de wasbeerhond in Nederland Een literatuurstudie Naar verwachting zal de wasbeerhond grote delen van Nederland koloniseren. De wasbeerhond is in Nederland een nieuwe gastheer in de cyclus van diverse (opkomende) zoönosen, en vormt zo een mogelijk risico voor de volksgezondheid. Er moet rekening gehouden worden met de introductie en verspreiding van verschillende zoönotische pathogenen. Op basis van literatuuronderzoek en de EZIPs database zijn zeven zoönosen geprioriteerd waarbij de wasbeerhond een rol in de transmissie kan spelen. Het grootste risico wordt gevormd door de pathogenen Echinococcus multilocularis, Trichinella spp. en Francisella tularensis. Vooral de hoge mate van verspreiding van wasbeerhonden is hierbij van belang. Het RIVM zal in 2014 wasbeerhonden in Nederland gaan onderzoeken op het voorkomen van Echinococcus multilocularis en Trichinella spp. en mogelijk andere pathogenen. Trefwoorden: wasbeerhond, invasieve exoot, wildlife, zoönosen, volksgezondheid Pagina 3 van 36

4 Abstract The health risk of the raccoon dog in the Netherlands A literature review It is expected that the raccoon dog will colonize large parts of the Netherlands. The raccoon dog will be a new host in the cycle of various (emerging) zoonoses in the Netherlands, which may be a public health risk. Consideration should be given to the introduction and spread of various zoonotic pathogens. Based on a literature study and the EZIPs database, seven zoonotic pathogens were prioritized for which the raccoon dog potentially is involved. The greatest risk is posed by the pathogens Echinococcus multilocularis, Trichinella spp. and Francisella tularensis. This especially because of the high dispersion rate of raccoon dogs. In 2014, RIVM will examine raccoon dogs in the Netherlands for the presence of Echinococcus multilocularis and Trichinella spp. and potentially other pathogens. Keywords: raccoon dog, invasive species, wildlife, zoonoses, public health Pagina 4 van 36

5 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 5 Samenvatting 6 1 Inleiding Aanleiding Aanpak 8 2 Ecologie en verspreiding in Nederland Ecologie Verspreiding Voorkomen in Nederland Populatiegroei 11 3 Zoönotische risico s voor de volksgezondheid Zoönotische pathogenen Influenza A virus (avian) H5N Toxoplasma gondii Anaplasma phagocytophila Rabiës virus (klassiek) Francisella tularensis Echinococcus multilocularis Trichinella spp Risicoanalyse 22 4 Conclusie 24 5 Onderzoek 25 Literatuurlijst 26 Bijlage 1: EmZoo lijst 33 Bijlage 2: Pathogenen wasbeerhond 34 Pagina 5 van 36

6 Samenvatting De wasbeerhond is een invasieve exoot die zich via Duitsland richting Nederland heeft verspreid. Hij wordt sinds 2001 sporadisch, maar met enige regelmaat hier waargenomen en in zijn jonge wasbeerhonden waargenomen in Drenthe. Dat maakt het aannemelijk dat de wasbeerhond zich hier definitief gevestigd heeft en kan leiden tot verder groei en verspreiding van de populatie in Nederland. De wasbeerhond kan zich in vele soorten habitats handhaven, is een opportunistische omnivoor en kent een hoge mate van voortplanting en verspreiding. Naar verwachting zal de wasbeerhondenpopulatie grote delen van Nederland koloniseren. Met de komst van de wasbeerhond is er risico op insleep en verspreiding van verschillende zoönotische pathogenen in Nederland. Op basis van literatuuronderzoek en de EZIPs database zijn zeven zoönosen geprioriteerd waarbij de wasbeerhond een rol in de transmissie kan spelen. De grootste bedreiging wordt gevormd door de vossenlintworm Echinococcus multilocularis. Deze pathogeen komt reeds in verschillende regio s in Nederland voor. Naast vossen, zijn ook wasbeerhonden een goede eindgastheer voor E. multilocularis en scheiden zij veel infectieuze eieren uit. De wasbeerhond zal zich mogelijk in de toekomst in Nederland als een belangrijke eindgastheer voor de vossenlintworm kunnen worden door zijn hoge mate van voortplanting en verspreiding. Hierdoor zal de prevalentie van E. multilocularis stijgen en het risico op transmissie naar de mens toenemen. Ook voor de rondworm Trichinella spp. kan de wasbeerhond een extra reservoir in Nederland vormen. Door overdracht via wilde (knaag)dieren kunnen wilde zwijnen, gedomesticeerde varkens of paarden geïnfecteerd worden en kan de verspreiding van Trichinella in de wildcyclus toenemen. Het volksgezondheidsrisico is echter klein omdat slachtdieren voor humane consumptie onderzocht worden op Trichinella. De huidige verspreiding van Francisella tularensis in Nederland is onzeker. Door het eten van besmette hazen of knaagdieren of het in contact komen met besmette vectoren, kan de wasbeerhond geïnfecteerd worden met deze bacterie en zo een rol spelen in de verdere introductie en verspreiding van tularemie in Nederland. De wasbeerhond vormt voor sommige pathogenen een extra gastheer, waardoor bestrijding van het pathogeen bemoeilijkt zal worden. Door het eten van wilde vogels lopen wasbeerhonden een verhoogd risico op infectie met het Influenza A virus (H5N1). Omdat het niet bekend is in hoeverre wasbeerhonden gevoelig zijn voor dit virus en dit uit kunnen scheiden, is hun rol bij de verspreiding van dit virus nog onzeker. Voor Toxoplasma gondii zijn wasbeerhonden een tussengastheer en vormen ze een extra schakel in de cyclus. Omdat het vlees van wasbeerhonden hier niet gegeten wordt, spelen ze net als bij Trichinella geen rol in de transmissie naar mensen. Voor Anaplasma phagocytophila kan de wasbeerhond een natuurlijk reservoir vormen waardoor het risico van de mens op blootstelling door overdracht via teken kan toenemen in de toekomst. Omdat A. phagocytophila reeds wijdverspreid over Nederland wordt aangetroffen, zal de wasbeerhond geen rol spelen in een verdere verspreiding van deze bacterie. Tenslotte kan de wasbeerhond, naast de vos, een belangrijke reservoirsoort voor rabiës vormen. Omdat veel landen in West-Europa vrij zijn van rabiës, is de kans echter erg klein dat wasbeerhonden in Nederland drager zijn van deze virusinfectie en een risico vormen voor de volksgezondheid. Pagina 6 van 36

7 De wasbeerhond zal in Nederland een nieuwe gastheer in de cyclus van diverse (opkomende) zoönosen vormen. Er dient met name rekening gehouden te worden met een verdere verspreiding van de pathogenen E. multilocularis, Trichinella spp. en F. tularensis. Het doen van onderzoek bij wasbeerhonden in Nederland is van grote waarde om informatie te krijgen betreffende het voorkomen van deze en andere zoönotische pathogenen. Pagina 7 van 36

8 1 Inleiding De wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides), in de volksmond ook wel marterhond genoemd, behoort tot de familie van hondachtigen (Canidae) en is oorspronkelijk afkomstig uit Oost-Azië. In het begin van de twintigste eeuw heeft de voormalige Sovjet-Unie de wasbeerhond geïmporteerd voor de pelsdierhouderij en uitgezet in de natuur als jachtdier. De soort heeft zich inmiddels via Duitsland richting Nederland verspreid en wordt hier sinds 2001 sporadisch waargenomen (Mulder, 2013a). 1.1 Aanleiding 1.2 Aanpak De wasbeerhond wordt hier als een exoot beschouwd. Een exoot is een uitheemse soort die door menselijk handelen hier in de natuur terecht is gekomen, of dat in de nabije toekomst dreigt te doen. Door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit wordt onderzocht of de wasbeerhond wel of niet als invasief beschouwd moet worden: een exoot die zich kan vestigen en verspreiden. Invasieve exoten kunnen gevaar opleveren voor de biodiversiteit, economische schade veroorzaken en indien zij drager zijn van zoönotische pathogenen, ook een gevaar opleveren voor de volksgezondheid (Beleidsnota Invasieve exoten, 2007). Het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (onderdeel van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit) heeft het RIVM de opdracht gegeven om op basis van een literatuurstudie de mogelijke risico s van de introductie van de wasbeerhond in Nederland voor de volksgezondheid te inventariseren. Gebruikmakend van de databases PubMed en Scopus is literatuur verzameld over het zoönotische risico van de wasbeerhond voor de volksgezondheid, waarbij de focus gelegd is op recente Europese studies. Voor het prioriteren van de zoönotische risico s van de wasbeerhond is gebruik gemaakt van Emerging Zoonoses Information and Priority systems (EZIPs): een website ontwikkeld in het Emerging Zoonoses (EmZoo) programma met een database van 86 geselecteerde zoönosen (zie Bijlage 1: EmZoo lijst). Deze opkomende zoönosen zijn geprioriteerd op basis van zeven criteria van bedreiging van de volksgezondheid naar de methode van Havelaar et al. (2010). In de genoemde databases is vervolgens gericht gezocht naar studies over het voorkomen van de betreffende pathogenen bij de wasbeerhond. Voor het verkrijgen van relevante informatie betreffende de ecologie en de verspreiding van de wasbeerhond in Nederland is gebruik gemaakt van de recent uitgevoerde expertstudies door Bureau Mulder-natuurlijk en Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv. Pagina 8 van 36

9 2 Ecologie en verspreiding in Nederland 2.1 Ecologie Om een goede inschatting te kunnen maken van het volksgezondheidsrisico van zoönotische pathogenen van wasbeerhonden, is het van belang om kennis te hebben van de ecologie van wasbeerhond. Zowel de ecologie als de verspreiding van de wasbeerhond in Nederland zijn in de rapporten van Bureau Muldernatuurlijk en Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv uitgebreid behandeld [Mulder (2011); Meijer & Klop, (2014)]. In dit rapport vatten we de informatie samen die relevant is voor het inventariseren van de mogelijke risico s van de wasbeerhond voor de volksgezondheid. Voor meer details verwijzen we naar de vermelde referenties. De wasbeerhond is een gedrongen, middelgrote hondachtige met een karakteristieke gezichtstekening en langharige vacht. Er bestaan meerdere subspecies wasbeerhonden. De wasbeerhonden die op het vasteland (zowel Azië als in Europa) voorkomen, verschillen sterk van de subspecies die in Japan voorkomt. Ook binnen Europese populaties komt epigenetische variatie voor (Mulder, 2011). Wasbeerhonden leven voornamelijk in een vochtrijke omgeving, in een loof- of gemengd bos met een hoge en dichte ondergrond, op heide, graslanden met boomgroepen of in rietbeddingen (Kauhala & Auttila, 2010; Mulder, 2011). In het noordoosten van Duitsland leven wasbeerhonden voornamelijk in bos-, weide- en landbouwgebieden (Drygala et al., 2008b). Wasbeerhonden leven in paren voor een lange tijd, waarschijnlijk levenslang. Een paartje wasbeerhonden leeft verscheidene jaren in een vast territorium. Hoewel territoria kunnen overlappen, is er weinig contact met soortgenoten (Drygala et al., 2008a). Wasbeerhonden zijn schuwe dieren. Ze zijn voornamelijk s nachts actief en foerageren kriskras door hun territorium op zoek naar voedsel waarbij uitwerpselen in een aantal latrines langs hun routes worden gelegd (Mulder, 2011). De wasbeerhond is een opportunistische omnivoor en eet kleine zoogdieren, vogels, insecten, plantaardig materiaal, amfibieën, reptielen en vissen (Baltrūnaitė, 2002; Sutor et al., 2010; Drygala et al., 2013). Het dieet varieert tussen gebieden en seizoenen naar gelang van het aanbod (Sutor et al., 2010). Opvallend is dat er geen hazen of konijnen aangetroffen worden bij de verscheidene onderzoeken naar het dieet van de wasbeerhond, in tegenstelling tot bij de vossen in dezelfde leefomgeving. Dit benadrukt het feit dat wasbeerhonden geen snelle jagers zijn en voornamelijk afhankelijk zijn van eenvoudig te verkrijgen dierlijk voedsel, zoals aas of nesten van grond broedende vogels (Mulder, 2011). De wasbeerhond kent een hoge mate van voortplanting en verspreiding. De relatief grote nesten van wasbeerhonden worden vrij laat in het jaar geboren. De pups zijn snel onafhankelijk en scheiden zich vroeg af op zoek naar een eigen territorium waarbij tientallen kilometers kunnen worden afgelegd (Sutor, 2008; Drygala et al, 2010; Mulder, 2011). Pagina 9 van 36

10 2.2 Verspreiding Nadat wasbeerhonden in het wild werden uitgezet in de voormalige Sovjet-Unie, breidden de dieren hun leefgebied uit met een gemiddelde snelheid van 40 kilometer per jaar (Drygala et al., 2008a). In Figuur 1 is het gebied van introductie weergegeven, evenals de verspreiding en jaartallen van eerste waarnemingen in de betreffende landen. De waarnemingen in Nederland werden tot voor kort nog als incidenteel beschouwd en niet als een teken dat de wasbeerhond zich tevens in Nederland had gevestigd. Figuur 1 De verspreiding van de wasbeerhond in Europa. Bron: Kauhala & Kowalczyk, Voorkomen in Nederland De eerste meldingen van de wasbeerhond in Nederland dateren uit de jaren tachtig en negentig. Dit betroffen grotendeels dieren die waarschijnlijk uit gevangenschap zijn ontsnapt, of zijn losgelaten in de natuur (Buys, 1991; Mulder & Broekhuizen, 1992; Broekhuizen & Müskens, 1993). Sinds 2001 wordt de wasbeerhond sporadisch waargenomen (Mulder, 2013a) waarbij de meeste waarnemingen uit het noordoosten van Nederland komen, zie Figuur 2. Recent is vastgesteld dat de wasbeerhond zich in Nederland heeft voortgeplant, omdat zowel in 2012 als 2013 jonge wasbeerhonden in Drenthe zijn waargenomen. Dat maakt het aannemelijk dat de wasbeerhond zich hier definitief gevestigd heeft en kan leiden tot verdere groei en verspreiding van de populatie in Nederland (Mulder, 2013b; Meijer & Klop, 2014). Pagina 10 van 36

11 Figuur 2 Waarnemingen van de wasbeerhond in Nederland. Bron: Populatiegroei Met behulp van het populatiemodel RAMAS Metapop heeft Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv de mogelijke populatiegroei van de wasbeerhond in Nederland gemodelleerd. Belangrijke parameters hierbij zijn de grootte van de startpopulatie, het aantal jongen per worp, de overleving van de jongen en volwassen dieren en de mogelijke draagkracht in de natuur op basis van de grootte van de homerange. De conclusie van deze modellering luidt: Hoewel door de verschillende onzekerheden de groei van de populatie niet exact is te voorspellen, laat het model zien dat in een tijdsbestek van 15 tot 30 jaar de populatie naar draagkracht kan groeien. De uiteindelijke dichtheid is afhankelijk van de geschiktheid van het habitat, en zal waarschijnlijk variëren tussen 250 en 1000 volwassen dieren per 1000 km2. (Meijer & Klop, 2014) Altenburg & Wymenga heeft tevens op basis van de habitatvoorkeur van de wasbeerhond een risicokaart gemaakt voor Nederland wat betreft het voorkomen van de wasbeerhond, zie Figuur 3. Een zeer groot deel van Nederland ( km 2 ) lijkt geschikt voor de wasbeerhond, die zich in een verscheidenheid aan habitats kan handhaven. Grote delen van het land, met name het oosten, zal als potentieel koloniseerbaar moeten worden aangemerkt (Meijer & Klop, 2014). Pagina 11 van 36

12 Figuur 3 Risicokaart voor de aanwezigheid van de wasbeerhond in Nederland, waarbij onderscheid gemaakt is tussen gebieden met een laag, middelgroot of hoog risico. Bron: A&W rapport Risicoanalyse van de Wasbeerhond in Nederland. Pagina 12 van 36

13 3 Zoönotische risico s voor de volksgezondheid Een groot deel (60,3%) van de opkomende infectieziekten in de wereld worden veroorzaakt door pathogenen die afkomstig zijn van dieren (zoönosen). Meer dan zeventig procent hiervan is afkomstig van wilde dieren die zodoende een risico vormen voor de insleep of verspreiding van zoönosen (Jones et al., 2008). In het kader van het onderzoeksprogramma Emerging zoonoses (EmZoo) zijn er in Nederland 86 zoönosen geprioriteerd die relevant zijn voor de volksgezondheid. 85 Procent hiervan kan een reservoir in wilde dieren hebben (Van der Giessen et al., 2010). Een vroegtijdige monitoring en surveillance van zoönotische agentia bij wilde dieren is daarom van groot belang. 3.1 Zoönotische pathogenen Uit de literatuurstudie blijkt dat wasbeerhonden een rol kunnen spelen in de transmissie van verschillende zoönosen. In 2014 is door Sutor et al. (2014) een overzicht gepubliceerd van pathogenen die bij de wasbeerhond (vasteland species) zijn aangetoond in publicaties tussen 1990 en 2012, zie Bijlage 2: Pathogenen wasbeerhond. Om een inschatting van het belang voor Nederland te maken, zijn deze pathogenen vergeleken met de EZIPs database (zie Bijlage 1: EmZoo lijst). Vanuit het eerste cluster van achttien zoönosen, zijn vijf zoönosen geselecteerd die relevant zijn voor de volksgezondheid in Nederland en waarbij de wasbeerhond vanuit de literatuur een rol zou kunnen spelen in de transmissie naar de mens. Op basis van de literatuurstudie zijn vanuit het tweede cluster aanvullend twee parasitaire zoönosen geselecteerd die reeds endemisch zijn in Nederland en waarbij de wasbeerhond een verdere verspreiding kan veroorzaken. Van de betreffende zeven zoönosen (zie Tabel 1) wordt een beknopte beschrijving gegeven en een kwalitatieve risico inschatting gemaakt. Voor meer informatie verwijzen we naar de vermelde referenties, de RIVM website en de LCI-Richtlijnen. Tabel 1 Lijst van zoönosen die op basis van de EmZoo lijst en de literatuurstudie geselecteerd zijn. Rangschikking vanuit EmZoo lijst Zoönose 1 Influenza A virus (avian) H5N1 2 Toxoplasma gondii 8 Anaplasma phagocytophila 14 Rabiës virus (klassiek) 18 Francisella tularensis 35 Echinococcus multilocularis 39 Trichinella spp Influenza A virus (avian) H5N1 Het influenza A virus (ook wel bekend als aviaire influenza) komt vooral voor bij vogels (voornamelijk wilde watervogels), maar kan ook ziekte veroorzaken bij mensen en andere zoogdieren. Er zijn verschillende subtypes van aviaire influenza, onderverdeeld in laag- en hoog pathogene stammen. Virussen van het subtype H5 of H7 zijn hoog pathogeen en reden voor alertheid. In deze literatuurstudie richten we ons op het type H5N1 dat geprioriteerd is in de EmZoo lijst. Geïnfecteerde dieren scheiden dit virus uit via de ontlasting, luchtwegen en conjunctivae. Infectie kan plaatsvinden door direct of indirect contact met geïnfecteerde levende of dode vogels of blootstelling aan een Pagina 13 van 36

14 gecontamineerde omgeving. Een humane infectie met H5N1 wordt gekenmerkt door een ongewoon agressief klinisch verloop met een snelle achteruitgang en mogelijk fatale afloop. Doordat het virus van mens op mens overgedragen kan worden en de bevolking geen tot weinig immuniteit tegen het virus heeft, vormt H5N1 wereldwijd een pandemische bedreiging (LCI-Richtlijn, 2011; WHO, 2014). Wilde carnivoren lopen door het eten van wilde vogels een verhoogd risico op infectie met het Influenza A virus. Eén van de meest voorkomende en wijdverspreide wilde carnivoren in Eurazië waarvan vogels een onderdeel van het dieet vormen, is de vos. In een studie van Reperant et al. (2008) werden vossen experimenteel geïnfecteerd met Influenza A virus. Zowel na intratracheale infectie als na het voeren van geïnfecteerde vogelkarkassen, kon het virus bij de vossen geïsoleerd worden, waaruit bleek dat vossen gevoelig zijn voor H5N1. De vossen werden gedurende het onderzoek niet ernstig ziek, maar scheidden wel virus uit. Geconcludeerd werd dat het aannemelijk is dat natuurlijk geïnfecteerde vossen het virus zeker vijf dagen kunnen uitscheiden en in hun leefgebied kunnen verspreiden (Reperant et al., 2008). Ook het dieet van de wasbeerhond bestaat voor een deel uit wilde vogels. Omdat de wasbeerhond geen echte jager is, is het goed mogelijk dat juist verzwakte vogels ten prooi vallen aan deze opportunistische omnivoor. De gevoeligheid van de wasbeerhond voor een infectie met een influenza virus is echter nog onbekend. In China zijn in 2005 uit twee (gehouden) wasbeerhonden met een respiratoire aandoening, twee H5N1 virussen geïsoleerd. Beide isolaten behoorden tot genotype V en waren hoog pathogeen voor kippen (Qi et al., 2009). In 2011 zijn wilde wasbeerhonden in Zuid-Korea serologisch onderzocht. Hierbij konden geen antilichamen tegen Influenza A virus aangetoond worden (Cha et al., 2013). Het is nog onbekend of wasbeerhonden in Europa gevoelig zijn voor het Influenza A virus en dit kunnen uitscheiden. Er is daarom meer onderzoek nodig om te bepalen of wasbeerhonden een rol kunnen spelen in de epidemiologie van influenza A virussen. Gezien de hoge mate van verspreiding van de wasbeerhond en de beschikbaarheid van veel gebieden met de juiste habitat in Nederland, zou de wasbeerhond een rol in de verspreiding van Influenza A virus kunnen spelen. Doordat de wasbeerhond vrij schuw is, zal de kans op transmissie via direct contact naar gedomesticeerde en gehouden dieren (pluimvee) naar verwachting niet erg groot zijn Toxoplasma gondii Katachtigen, wild en gedomesticeerd, zijn eindgastheer van de parasiet Toxoplasma gondii (T. gondii) en scheiden oöcysten uit. Vrijwel alle warmbloedige dieren kunnen tussengastheer van T. gondii zijn en geïnfecteerd worden na opname van deze oöcysten. Bij tussengastheren zoals rund, schaap en varken worden dan weefselcysten in het spierweefsel gevormd, die na onvoldoende verhitting van het vlees een risico voor humane infecties zijn. Bij een kleine groep mensen kan dit voor ernstige klachten zorgen (Dunn et al., 1999; Tenter et al., 2000). Toxoplasma kent naast de domestische cyclus ook een sylvatische cyclus, waarbij wilde dieren geïnfecteerd kunnen worden door het eten van tussengastheren of de opname van oöcysten uit de omgeving (De Craeye et al., 2011). Ook wasbeerhonden zijn tussengastheer van T. gondii. Tussen 1991 en 1994 bleek bij ruim 18% van de wasbeerhonden in een dierentuin in Japan Pagina 14 van 36

15 antilichamen tegen T. gondii voor te komen (Murasugi et al., 1996). Enkele jaren later werden antilichamen tevens in een wilde wasbeerhond in Japan aangetoond (Neagari et al., 1998). In Polen werd deze parasiet met behulp van PCR in 6 van totaal 10 gehouden wasbeerhonden aangetroffen (Górecki et al., 2012). Het vlees van wasbeerhonden kan een risico vormen op transmissie naar andere wilde dieren en zo kunnen wasbeerhonden onderdeel van de cyclus vormen. Omdat het vlees van wasbeerhonden niet in Nederland gegeten wordt, spelen ze geen directe rol in transmissie van T. gondii naar de mens Anaplasma phagocytophila Het reservoir van de bacterie Anaplasma phagocytophila (A. phagocytophila) wordt in Europa grotendeels door edelherten, reeën, knaagdieren en egels gevormd, waarbij een infectie meestal subklinisch verloopt. Er zijn vier ecotypes A. phagocytophila bekend met elk hun eigen gastheren. Ecotype I is het meest voorkomend en veroorzaakt bij mensen Human Granulocytic Anaplasmosis (HGA): een over het algemeen matig ernstige ziekte die gepaard gaat met algehele malaise, koorts, hoofd- en spierpijn. De seroprevalentie is in Europa gemiddeld 6,2% (Dumler et al., 2005; Silaghi et al., 2012; Jahfari et al, nog te verschijnen). A. phagocytophila wordt door teken overgedragen. In Nederland is dat voornamelijk de teek Ixodes ricinus (I. ricinus, ook wel schapenteek genoemd). In Europa is de prevalentie van deze teek voor A. phagocytophila gemiddeld 3% (Dumler et al., 2005). In Nederland, waar met medewerking van dierenartsen in 2005 en 2006 ruim 4000 ingestuurde teken onderzocht zijn, werd ruim 67% van de teken als adulte I. ricinus teken geïdentificeerd waarvan 1,6% geïnfecteerd bleek te zijn met A. phagocytophila. Daarnaast werd de bacterie ook aangetroffen bij de volwassen I. hexagonus teken (voorkomen teek: 7,6%) met een prevalentie van 5,9% en bij de Dermacentor reticulatus teek (voorkomen: 2%) (Nijhof et al., 2007; Lenssen et al., 2011). Coipan et al. (2013) hebben het voorkomen van meerdere tick-born pathogens weergegeven op een kaart van Nederland, zie Figuur 4. A. phagocytophila komt wijdverspreid voor bij teken met een overall prevalentie van 0,8% in Nederland voor (Coipan et al., 2013). Figuur 4 Locaties in Nederland waar I. ricinus teken onderzocht zijn op het voorkomen van A. phagocytophila. Bij de zwarte stippen is A. phagocytophila aangetroffen bij teken op deze betreffende locaties, bij de witte stippen is geen A. phagocytophila aangetroffen bij teken op deze betreffende lokaties. Bron: Coipan et al. (2013) Pagina 15 van 36

16 Er zijn weinig gegevens bekend met betrekking tot wilde dieren die naar verwachting een centrale rol spelen als reservoir voor teken overdraagbare infecties (Baneth, 2014). Onderzoeken in Tsjechië en Oostenrijk tonen een vrij hoge mate van Anaplasma-infectie bij verschillende wilde dieren (reeën tot 74%, wilde zwijnen 14,3% en vossen 25%) waarbij tevens verschillende genetische varianten aangetoond werden (Petrovec et al., 2003). In 2009 is A. phagocytophila aangetoond bij vossen en wasbeerhonden in Duitsland. De prevalentie bij vossen was 8,2% (10 van de 122), bij wasbeerhonden 23% (3 van de 13). Dit suggereert dat wasbeerhonden een natuurlijk reservoir vormen (Härtwig et al., 2014). Al eerder werd A. phagocytophila met behulp van PCR in Litouwen aangetoond bij 3 van de 15 I. ricinus teken (20%) afkomstig van één wasbeerhond. De drie varianten die hierbij gevonden werden, bleken identiek te zijn aan de sequences van A. phagocytophila van de hond, kat, ree, koe en I. ricinus teken uit de GenBank (Paulauskas et al., 2012). In Nederland komt de teek I. ricinus wijdverspreid voor en is in redelijke getale ook in bosachtig gebied aangetroffen (Wielinga et al., 2006). Ook A. phagocytophila is heterogeen verspreid over Nederland (Coipan et al, 2013). Omdat dergelijke gebieden tevens het habitat van de wasbeerhond kunnen vormen, is het aannemelijk dat wasbeerhonden in Nederland blootgesteld worden aan A. phagocytophila. Wasbeerhonden zullen hierdoor naar verwachting een natuurlijk reservoir in Nederland vormen waardoor het risico van de mens op blootstelling door overdracht via teken kan toenemen in de toekomst. Om dit risico te schatten, dient eerst onderzocht te worden of het zoönotische ecotype van A. phagocytophila bij wasbeerhonden voorkomt en wat de prevalentie hiervan is Rabiës virus (klassiek) Het klassieke rabiës virus (hondsdolheid) komt in grote delen van de wereld voor. Alle zoogdieren, inclusief de mens, zijn gevoelig voor dit virus. Wereldwijd wordt het virusreservoir voornamelijk door carnivoren (vos, hond, kat, wolf) en vleermuizen gevormd. Na orale vaccinatie campagnes van vossen zijn veel West-Europese landen, waaronder Nederland, vrij van rabiës. In het oosten van Europa komt rabiës bij dieren nog regelmatig voor (zie Figuur 5). Dit betreft hoofdzakelijk wilde dieren (Holmala & Kauhala, 2006). Figuur 5 Kaart van Europa met daarin aangegeven alle rabiësgevallen in 2013 onder gedomesticeerde en wilde dieren. Bron: WHO Rabies Bulletin, via Pagina 16 van 36

17 Mensen kunnen geïnfecteerd worden door contact met infectieus materiaal (meestal speeksel) of via beten of krassen. De incubatie van het rabiës virus is meestal één tot drie maanden en infectie is zonder onmiddellijke behandeling vrijwel altijd fataal. Wereldwijd vinden de meeste infecties plaats via honden (WHO Rabies Fact Sheet, 2013). De wasbeerhond is in Europa een nieuwe reservoirsoort voor het klassieke rabiës virus. Vóór de introductie en verspreiding van de wasbeerhond in Europa, was de vos het belangrijkste reservoir voor rabiës. Momenteel stijgt het aandeel van de wasbeerhond als drager, met name in Noord- en Oost-Europa (Holmala & Kauhala, 2006). De verspreiding van de wasbeerhond zorgt voor een risico op herintroductie van rabiës in gebieden die momenteel vrij van rabiës zijn (Singer et al., 2008). Voor transmissie van rabiës binnen de populatie is de populatiedichtheid van belang. Voor Centraal-Europa is hiervoor een drempelwaarde voor de populatiedichtheid van de vossen berekend (David, Andral & Artois, 1982 zoals vermeld in Holmala & Kauhala, 2006). In Noord- en Oost-Europa is de populatiedichtheid van vossen lager dan deze waarde. Echter, samen met de wasbeerhondenpopulatie wordt deze waarde wel overschreden. Deze twee belangrijke reservoirsoorten kunnen in dat geval dus samen zorgen voor een verspreiding van rabiës (Holmala & Kauhala, 2006). Bij een infectie met rabiës is het aannemelijk dat de wasbeerhond zijn partner infecteert. Transmissie naar andere wasbeerhonden is mogelijk door overlappende leefgebieden. Het verspreidingsvermogen van de wasbeerhond vormt een risico voor de verspreiding van rabiës: de jongen die al vroeg hun ouders verlaten, leggen grote afstanden af (Sutor, 2008; Mulder, 2011). Doordat de leefgebieden en het dieet van wasbeerhonden en vossen overlappen, zullen er frequent contacten tussen deze soorten zijn, waardoor het risico van transmissie van rabiës naar de andere soort toeneemt (Holmala, 2009). Doordat de wasbeerhond vrij schuw is, is er weinig risico op transmissie van de mens door direct contact met het dier. Het is echter nog niet duidelijk in hoeverre het gedrag van de wasbeerhond na infectie met rabiës verandert. Een orale vaccinatie tegen rabiës lijkt effectief te zijn bij de wasbeerhond: er worden antilichamen aangetroffen en de dieren overleven een experimentele besmetting (Nyberg et al., 1992; Cliquet et al., 2006). Door zowel vossen als wasbeerhonden te vaccineren is het goed mogelijk om geïntroduceerde rabiës te elimineren. Hierbij werd wel uit gegaan van een winterslaap bij de wasbeerhond. Voor warmere regio s wordt een hogere populatiedichtheid verwacht en worden daarom aanvullende preventiestrategieën aangeraden (Singer et al., 2008). Door de vestiging van de wasbeerhond in Nederland, zal er naast de vos een tweede belangrijke reservoirsoort voor rabiës bijkomen. De kans is echter klein dat wasbeerhonden daadwerkelijk drager zijn van deze virusinfectie doordat veel landen in West-Europa momenteel hiervan vrij is. Echter, bij een eventuele nieuwe introductie dient de rol van de wasbeerhond in de transmissie zeker niet onderschat te worden Francisella tularensis De bacterie Francisella tularensis (F. tularensis) komt wijdverspreid voor in zoogdieren, vogels en in de omgeving (water en modder) en kan zowel via direct contact met besmette dieren als via teken en insecten worden overgedragen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen type A (F. tularensis tularensis, voornamelijk in Noord-Amerika en Canada) en type B (F. tularensis holarctica, voornamelijk in Pagina 17 van 36

18 Europa, Azië en Noord-Amerika). F. tularensis is voor veel diersoorten pathogeen en veroorzaakt bij mensen tularemie. Infectie kan plaatsvinden via de huid, slijmvliezen, luchtwegen en het maagdarmkanaal (WHO, 2007; LCI- Richtlijn Tularemie, 2011). De ernst van tularemie verschilt per diersoort. Gevoelige dieren zoals hazen gaan snel dood na infectie, terwijl andere diersoorten relatief resistent zijn. Bij mensen is de ernst van infectie afhankelijk van het betreffende type F. tularensis en de route van infectie. Symptomen variëren van huidzweren tot een levensbedreigende longontsteking (Dennis et al., 2001; WHO, 2007; Reese et al., 2010). In Nederland was tot voor kort tularemie voor het laatst in 1953 aangetroffen, maar in de periode zijn meerdere autochtone humane gevallen bevestigd in Nederland, zie Figuur 6. Over de grens in Duitsland werd tularemie in de periode bij 2,9% van de dood gevonden hazen vastgesteld. Het vermoeden is daarom dat F. tularensis waarschijnlijk al langer Nederland aanwezig is zonder aangetroffen te worden (Rijks et al., 2013). Figuur 6 Tularemie gevallen in Nederland gedurende de periode Bron: RIVM/CVI/NVWA/DWHC De wasbeerhond kan geïnfecteerd worden met F. tularensis door consumptie van hazen en knaagdieren of door het in contact komen met besmette vectoren. In Japan is recentelijk met behulp van celisa een seroprevalentie van 14,3% aangetoond (n=21, MA: 9,5%) (Sharma, 2014). In Duitsland (Brandenburg) is bij wasbeerhonden een seroprevalentie van 12,8% gevonden met behulp van een ELISA en 6,4% na confirmatie met behulp van de Western blot. In deze studie werd een hogere prevalentie gevonden dan altijd werd aangenomen en waren zowel vossen als wasbeerhonden goede indicatoren voor tularemie. Mogelijk zijn wasbeerhonden weinig gevoelig is voor de ziekte tularemie (Kuehn et al., 2013). Uit onderzoek (kweek en PCR) van longen en lever van vossen en wasbeerhonden werd uit de lever van een vos wel F. tularensis spp. holarctica geïsoleerd maar niet bij wasbeerhonden (Natterman et al. (2009) zoals vermeld in Kuehn et al., 2013). Momenteel is niet bekend hoe wijdverspreid F. tularensis voorkomt in Nederland en welke diersoorten een rol spelen als reservoir. De infecties in de periode kunnen incidenten betreffen, maar de kans is groot dat tularemie al wijder verspreid is dan gedacht. Mocht F. tularensis slechts incidenteel in Pagina 18 van 36

19 Nederland voorkomen, dan kan de wasbeerhond door zijn verspreidingsvermogen een belangrijke rol spelen in de verspreiding van tularemie in Nederland Echinococcus multilocularis Een groot deel van de cyclus van de lintworm Echinococcus multilocularis (E. multilocularis, ook wel vossenlintworm genoemd), speelt zich af in wilde carnivoren en in mindere mate de hond en kat. Deze dieren scheiden eitjes uit met de feces, die door tussengastheren, vooral knaagdieren, kunnen worden opgenomen. In de tussengastheer ontwikkelt de worm zich tot een blaasworm. Door opname van deze geïnfecteerde tussengastheren door eindgastheren is de cyclus rond (Eckert & Deplazes, 2004; Carmena & Cardona, 2014). Bij de mens kan inname van E. multilocularis infectieuze eitjes leiden tot de ernstige ziekte alveolaire echinokokkose (AE) (Eckert & Deplazes, 2004). De incubatietijd van AE is erg lang (5-15 jaar). Zonder juiste behandeling overlijdt 90% van de patiënten binnen tien jaar (Kern et al., 2003). In Europa is de belangrijkste eindgastheer de vos (Vulpes vulpes), maar ook de wasbeerhond, jakhals en wolf kunnen een rol spelen binnen de sylvatische cyclus van de vossenlintworm. Vele soorten knaagdieren (waaronder woelmuizen, muskusratten en lemmings) dienen als tussengastheer (Vuitton et al., 2003; Romig et al., 2006; Romig, 2009). Gedomesticeerde honden en katten spelen in Europa een relatief kleine rol bij de handhaving van de cyclus, omdat het absolute aantal geïnfecteerde dieren laag is (Kapel et al., 2006). Vanwege het nauwe contact met de mens, zijn deze dieren wel van belang met betrekking tot het risico voor humane infecties (EFSA, 2010). In Nederland wordt E. multilocularis aangetroffen in Oost-Groningen en Zuid- Limburg (zie Figuur 7), waar de vos tot nu toe de belangrijkste verspreider van de lintworm is (Van der Giessen et al., 1999; Van der Giessen et al., 2004). De prevalentie bij vossen vertoont in de verscheidene studies die door de jaren heen uitgevoerd zijn, een stijgende lijn tot 59% in 2013 in delen van Zuid- Limburg (Van der Giessen et al., 2004; Takumi et al., 2008; Maas et al., nog te verschijnen). Figuur 7 Locaties in Nederland van de vossen die door het RIVM van zijn onderzocht. Rode spots zijn vossen met E. multilocularis. Bron: Informatie vossenlintworm voor professionals, RIVM, 2012 Pagina 19 van 36

20 In verscheidene landen in Europa zijn infecties met E. multilocularis aangetoond in wasbeerhonden (Thiess et al., 2001; Machnicka-Rowińska et al., 2002; Schwarz et al., 2011; Bruzinskaite-Schmidhalter et al., 2012). In Polen bleek de prevalentie na onderzoek van 25 wasbeerhonden, 8% te zijn (Machnicka et al., 2003). In Litouwen werd een soortgelijke prevalentie (8,2%) gevonden na onderzoek van 85 wasbeerhonden (Bruzinskaite-Schmidhalter et al., 2012). De wasbeerhond werd hier in 1948 voor het eerst waargenomen, en werd vanaf 1960 in het hele land aangetroffen (Mulder, 2011). In Polen begon de kolonisatie van wasbeerhonden vanuit het oosten aan het begin van de jaren vijftig. De wasbeerhond komt hier tegenwoordig meer voor dan de inheemse middelgrote carnivoren (Kowalczyk, 2009). De prevalentie van E. multilocularis bij wasbeerhonden bleek in beide onderzoeken lager te zijn dan de prevalentie die bij vossen gevonden werd: 29,8% in Polen en 58,7% in Litouwen (Machnicka et al., 2003; Bruzinskaite-Schmidhalter et al., 2012). Dit kan gerelateerd worden aan de verschillen in het dieet van de diersoorten. Bij vossen wordt het dieet voornamelijk gedomineerd door kleine knaagdieren, die een bron van infectie vormen. Het dieet van de wasbeerhonden is veelzijdiger met betrekking tot door insecten, plantaardige materialen et cetera (Baltrūnaitė, 2002; Bruzinskaite- Schmidhalter et al., 2012; Drygala et al., 2013). In Duitsland, waar wasbeerhonden vanaf de jaren zestig sporadisch en vanaf begin jaren negentig regelmatig waargenomen worden, zijn in de periode in verschillende studies wasbeerhonden uit de deelstaat Brandenburg onderzocht op het voorkomen van E. multilocularis. De prevalentie varieerde tussen de verschillende provincies van 6-12% (Drygala et al., 2008a; Schwarz et al., 2011). In 2001 bedroeg de prevalentie in de oostelijke regio van Brandenburg 2,7% (Thiess et al., 2001). De vraag is of de wasbeerhond net zo n goede eindgastheer is als de vos. Uit experimentele infectieproeven blijkt dat wasbeerhonden gemiddeld even veel eieren (42) uitscheiden als de vos. Bij wasbeerhonden bleef de uitscheiding langer bestaan (Kapel, 2006). E. multilocularis wormen zijn in de darmen van de wasbeerhonden significant langer dan die van de vossen (Thompson, 2006). Dit impliceert dat wasbeerhonden een goede eindgastheer kunnen vormen voor E. multilocularis. Ondanks de hoge mate van excretie van infectieuze eieren, is de precieze bijdrage van de wasbeerhond als extra eindgastheer aan de transmissie van de vossenlintworm nog onzeker gezien de verschillen in de ecologie van de wasbeerhond en de vos (Bruzinskaite-Schmidhalter et al., 2012). Doordat wasbeerhonden procentueel minder knaagdieren eten die potentieel geïnfecteerd zijn met E. multilocularis, is het aannemelijk dat de prevalentie lager ligt dan bij de vos. Studies naar het dieet van de wasbeerhond in Nederland ontbreken nog. De prevalenties die in Duitse studies worden gevonden, geven een aanwijzing voor mogelijk prevalenties in Nederland, maar kunnen niet één op één worden overgenomen vanwege verschillen in natuurgebieden. In oostelijk Duitsland komt E. multilocularis meer voor bij vossen in waterrijke gebieden, met een hoge vochtigheid van de bodem en in weilanden waardoor open gebieden met vochtige bodems gunstig lijken voor de cyclus (Staubach et al., 2001). In Nederland kunnen soortgelijke gebieden een goede leefomgeving voor de wasbeerhond bieden. Daarnaast kunnen leefgebieden van wasbeerhonden en vossen heel goed overlappen. In Duitsland werd een overlap tot 93% gezien (Zoller, 2009), zodat in deze besmette gebieden transmissie van vos naar wasbeerhond via besmette knaagdieren kan plaatsvinden. Omdat wasbeerhonden grote afstanden afleggen en zich in een verscheidenheid aan Pagina 20 van 36

21 habitats kunnen handhaven (Sutor, 2008; Meijer & Klop, 2014), zal de vossenlintworm zich door de vestiging van de wasbeerhond verder en sneller kunnen verspreiden. Door de komst van de wasbeerhond in Nederland, zal de prevalentie van E. multilocularis naar alle waarschijnlijkheid meer stijgen, worden er meer infectieuze eitjes uitgescheiden in de omgeving en wordt de parasiet moeilijker te beheersen. Het risico op infectie van de mens vanuit de omgeving (bijvoorbeeld via voedsel) zal dus stijgen door een toenemende biomassa van infectieuze eitjes in het milieu. Het risico op besmetting door direct contact met wasbeerhonden zal gezien het gedrag van wasbeerhonden niet groot zijn, behalve voor specifieke risicogroepen zoals jagers of natuurbeheerders Trichinella spp. De nematode (rondworm) Trichinella komt wereldwijd voor en kent 12 species, waarvan T. spiralis de bekendste is. Naast T. spiralis komen ook T. britovi, T. nativa en T. pseudospiralis in Europa voor. Trichinella kent zowel een gedomesticeerde cyclus (varkens, paarden) als een sylvatische cyclus waarbij wilde dieren zijn betrokken. Wereldwijd vinden de meeste Trichinella infecties plaats in wilde dieren (Pozio, 2013). Hoewel de meeste Trichinella species alleen voorkomen in de sylvatische cyclus, zijn gedomesticeerde dieren en mensen gevoelig voor alle Trichinella soorten (Pozio et al., 2009b; LCI-Richtlijn, 2010). Door de intensieve varkenshouderij, waarbij varkens in West-Europa binnen worden gehuisvest, komt Trichinella eigenlijk niet meer voor in de varkenspopulatie. T. britovi en in mindere mate T. spiralis worden echter nog wel aangetroffen bij dieren in het wild met carnivoren (T. britovi) en wilde zwijnen (T. spiralis) als grootste reservoir. In Europa is T. spiralis aangetoond in gedomesticeerde varkens (82%), wilde zwijnen (62%), bruine ratten (82%) en wilde carnivoren (11%). Bij dit onderzoek werd in Nederland alleen T. britovi aangetoond bij wilde carnivoren (Pozio et al., 2009a). In Nederland hebben varkens in biologische- of scharrelvarkenshouderijen toegang tot buitenruimtes, waardoor besmetting kan plaatsvinden door het opeten van besmette wilde (knaag)dieren (LCI-Richtlijn, 2010). Controle op Trichinella is daarom nog steeds noodzakelijk, met name bij hoog risico productiedieren. De mens kan zich infecteren met Trichinella door het eten van onvoldoende verhit vlees waarin larven in het spierweefsel aanwezig zijn. De infectie kent verschillende fasen. Tijdens de migratiefase kunnen er ernstige verschijnselen optreden door de migratie van de larven in het lichaam (LCI-Richtlijn, 2010). De wasbeerhond is een opportunistische omnivoor, die ook aas eet, en is daardoor een geschikte gastheer voor infectie met deze nematode, omdat Trichinella lang kan overleven in kadavers (Pozio, 2013). Bij wasbeerhonden in Europa werden in totaal 25 Trichinella isolaten getypeerd waarvan 13 isolaten T. britovi en 12 isolaten T. spiralis waren (Pozio et al. (2009). Bij de vos was 90% van de isolaten T. britovi. Het verschil is te verklaren door het meer omnivore dieet van de wasbeerhond (Pozio et al., 2009a). De prevalentie van Trichinella bleek bij wasbeerhonden in drie Baltische landen (Litouwen, Letland en Estland) vrij hoog te zijn, variërend van 32,5% tot 42% (Malakauskas, 2007). In een latere studie is een prevalentie van 29,3% aangetroffen bij wasbeerhonden, een lagere prevalentie dan bij de vossen uit deze studie (46,6%) (Bruzinskaite- Schmidhalter, 2012). In Finland was ruim 28% van de wasbeerhonden positief voor Trichinella spp, tegenover 18,7% van de vossen. Daarnaast werden bij wasbeerhonden 40 larven per gram spierweefsel gevonden en bij vossen 9,5 larven per gram spierweefsel (Kauhala, 2007; Airas et al., 2010). In het oosten Pagina 21 van 36

22 van Duitsland lag de prevalentie bij wasbeerhonden lager, namelijk 5,8% (Thiess, 2004). In Duitsland vormen de wilde zwijnen het grootste reservoir voor Trichinella spp., gevolgd door de wasbeerhond en de vos. Het vermoeden is dat in de regio Mecklenburg Western Pomerania de stijging van de prevalentie van Trichinella spp. onder wilde zwijnen sinds 2005 toegeschreven kan worden aan de enorme groei die de populatie wasbeerhonden daar gelijktijdig heeft doorgemaakt (Pannwittz et al., 2010). Met de komst van de wasbeerhond is een diersoort in ons land gekomen, die zowel reservoir voor T. spiralis als T. britovi kan zijn. Indien de populatie wasbeerhonden toeneemt, zal de verspreiding van Trichinella in de wildcyclus kunnen toenemen en is er een groter risico voor overdracht naar de varkenshouderij, zeker als de buitengehouden varkenshouderij gaat toenemen. Het risico voor de volksgezondheid wordt bewaakt doordat (buitengehouden) varkens, paarden en wilde zwijnen zullen moeten worden gecontroleerd op Trichinella volgens de EU regelgeving 2075/ Risicoanalyse De komst van de wasbeerhond in Nederland vormt een extra risico voor de volksgezondheid. Hoe groot dit risico is hangt af van de populatietoename van wasbeerhonden en hun relatieve aandeel in de verspreiding van pathogenen ten opzichte van reeds aanwezige gastheren. Doordat de wasbeerhond grote afstanden kan afleggen, bestaat de kans dat pathogenen die momenteel alleen in bepaalde regio s voorkomen makkelijker en sneller worden verspreid dan zou gebeuren zonder de wasbeerhonden. Een voorbeeld hiervan is Echinococcus multilocularis, waarvoor de wasbeerhond een geschikte eindgastheer is. Hierdoor zal de verspreiding van E. multilocularis stijgen en neemt het risico vanuit de omgeving toe. Ook de bacterie Francisella tularensis zou mogelijk vanuit de huidige besmette gebieden, of vanuit buurlanden, kunnen worden verspreid, hoewel momenteel te weinig bekend is over de verspreiding van F. tularensis in Nederland. De wasbeerhond is voor bepaalde pathogenen die al endemisch zijn in Nederland, een extra gastheer, waardoor bestrijding van het pathogeen moeilijker zal worden. Dit geldt zeker voor E. multilocularis en Trichinella spp. Wasbeerhonden zijn, net als andere warmbloedige dieren en de mens, tussengastheren voor Toxoplasma gondii. Omdat het vlees van wasbeerhonden hier niet gegeten wordt, spelen ze naar verwachting geen rol in de transmissie van T. gondii naar mensen, maar ze vormen wel een extra schakel in de cyclus. Ook voor Trichinella spp. kan de wasbeerhond als reservoir dienen, waardoor bij overdracht via wilde (knaag)dieren wilde zwijnen, gedomesticeerde varkens of paarden geïnfecteerd kunnen worden en een risico voor de volksgezondheid kunnen vormen. In Nederland komt de teek I. ricinus wijdverspreid voor en A. phagocytophila komt bij teken heterogeen verspreid voor. Dergelijke gebieden kunnen ook het habitat van de wasbeerhond vormen, en het is aannemelijk dat wasbeerhonden in Nederland blootgesteld worden aan A. phagocytophila. Wasbeerhonden zullen hierdoor naar verwachting een natuurlijk reservoir in Nederland vormen waardoor het risico van de mens op blootstelling door overdracht via teken kan toenemen in de toekomst. Er is onderzoek nodig om een risicoschatting te maken van de mate waarin de wasbeerhond als natuurlijk reservoir een rol speelt in de transmissie van A. phagocytophila naar de mens. Daarnaast bestaat er met de komst van de wasbeerhond kans op (her)introductie van (nieuwe) pathogenen. Door de vestiging van de Pagina 22 van 36

23 wasbeerhond in Nederland, zal er naast de vos een tweede belangrijke reservoirsoort voor rabiës bij komen. Omdat veel landen in West-Europa vrij zijn van rabiës, is de kans echter erg klein dat wasbeerhonden drager zijn van deze virusinfectie en zodoende een risico voor de volksgezondheid kunnen vormen. Bij een nieuwe introductie van rabiës kan een toenemende populatie wasbeerhonden samen met vossen een kritisch reservoir vormen voor verder transmissie van het virus. De rol van de wasbeerhond in de verspreiding van het Influenza A virussen, waaronder H5N1, is nog onzeker omdat niet bekend is in hoeverre zij gevoelig zijn voor het virus en dit uit kunnen scheiden. Voordat hier een risicoschatting van kan worden gemaakt, is eerst verder onderzoek nodig. Pagina 23 van 36

24 4 Conclusie De wasbeerhond is een invasieve exoot die zich binnen Europa al wijdverspreid heeft. Door zijn vermogen in veel soorten habitats te kunnen leven, zijn omnivore dieet, hoge reproductiviteit en verspreidingsvermogen kan deze soort zich in relatief veel gebieden vestigen. Zowel dhr. drs. J.L. Mulder, als Altenburg & Wymenga concluderen dat er geen twijfel over mogelijk is dat de wasbeerhond zich uiteindelijk over Nederland zal verspreiden (Mulder, 2011; Meijer & Klop, 2014). De wasbeerhond is door zijn biologische karakteristieken een ideale reservoirsoort voor verschillende pathogenen en zal daarom van belang worden binnen de epidemiologie van deze pathogenen, zoals ook in andere Europese landen is gebleken. Dit is voor Nederland voornamelijk van belang bij de pathogenen Echinococcus multilocularis, Trichinella spp. en Francisella tularensis. Mensen kunnen op verschillende manieren met zoönosen vanuit wasbeerhonden geïnfecteerd worden. Transmissie kan plaatsvinden via direct contact, via vectoren als teken en insecten, maar ook vanuit de contaminatie van de omgeving, water en voedsel. Het risico op infectie kan hoger zijn bij activiteiten als jagen en toerisme. Mensen die beroepsmatig in contact komen met wilde dieren, zoals slagers, looiwerkers, natuurbeheerders, agrariërs en dierenartsen, lopen een hoger risico op infectie. Een juiste voorlichting van de bevolking en de risicogroepen, is daarom van groot belang. Door monitoring en surveillance kan vroegtijdig actie ondernomen worden indien de incidentie van de betreffende zoönosen in Nederland of omliggende landen stijgt, of als er een pathogeen gesignaleerd wordt in de populatie wasbeerhonden. Pagina 24 van 36

25 5 Onderzoek Het doen van onderzoek bij wasbeerhonden in Nederland is van grote waarde om informatie te krijgen betreffende het voorkomen van zoönotische pathogenen. Het RIVM heeft in de periode in samenwerking met dhr. drs. J.L. Mulder wasbeerhonden verzameld en een negental wasbeerhonden onderzocht op het voorkomen van de vossenlintworm. Deze dieren waren afkomstig uit Limburg (3x), Friesland (4x), Overijssel (1x) en Groningen (1x) en waren door verkeer (4x), afschot (3x) of onbekende oorzaak (2x) om het leven gekomen. Deze wasbeerhonden waren allen negatief voor Echinococcus multilocularis, met als kanttekening dat slechts vier van de negen dieren uit een gebied kwamen waar de vossenlintworm is vastgesteld. In samenwerking met het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) zal RIVM in 2014 opnieuw wasbeerhonden gaan onderzoeken. Hiervoor is de hulp gevraagd van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) die een oproep middels hun website onder hun leden verspreid hebben. Hierin wordt gevraagd om dode of geschoten wasbeerhonden te melden, waarna het DWHC de wasbeerhond per koerier zal ophalen. De wasbeerhonden zullen in eerste instantie onderzocht worden op een eventuele besmetting met Echinococcus multilocularis en Trichinella spp.. Mogelijk zal aanvullend gekeken worden naar de potentiële besmetting van wasbeerhonden met Francisella tularensis en Anaplasma phagocytophila. Pagina 25 van 36

Wasbeerhond in Nederland: link of lief?

Wasbeerhond in Nederland: link of lief? Tambako The Jaguar Wasbeerhond in Nederland: link of lief? Frits Franssen Centrum voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie RIVM Wasbeer of wasbeerhond? Ariesa66 Pkuczynski 2 Wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides)

Nadere informatie

Nederlandse Voedsel- en. Warenautoriteit. Ministerie van Economische Zaken. Ministerie van EZ

Nederlandse Voedsel- en. Warenautoriteit. Ministerie van Economische Zaken. Ministerie van EZ Postbus 20401 3540 AA Utrecht T.a.v. de heer Drs. R. F Catharijnesingel 59 Directeur N&B 2500 EK Den Haag www.nvwa.nl Postbus 43006 3511 GG Utrecht Ministerie van EZ OflderiOeksprogrammerir,g Bureau Risicobeoordel

Nadere informatie

RIVM Rattenmonitoring

RIVM Rattenmonitoring RIVM Rattenmonitoring Achtergrond en stand van zaken Miriam Maas Centrum voor Zoönosen en Omgevingsonderzoek Jean-Jacques Boujot Themabijeenkomst plaagdiermanagement NVPB en NVRD Zeist, 15 oktober 2015

Nadere informatie

Wilde fauna als reservoir van opkomende zoönosen. Thijs Kuiken 7e Nationale Symposium Zoönosen, Utrecht, 3 december 2013.

Wilde fauna als reservoir van opkomende zoönosen. Thijs Kuiken 7e Nationale Symposium Zoönosen, Utrecht, 3 december 2013. Wilde fauna als reservoir van opkomende zoönosen Thijs Kuiken 7e Nationale Symposium Zoönosen, Utrecht, 3 december 2013. Belang van infectieziekten in de wereld regionaal sterk verschillend (Murray et

Nadere informatie

PRAKTISCH Toxoplasmose

PRAKTISCH Toxoplasmose PRAKTISCH Toxoplasmose l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n over houden van huisdieren Toxoplasmose is een belangrijke zoönose. Dat betekent dat deze ziekte

Nadere informatie

Knaagdierenmonitoring

Knaagdierenmonitoring Knaagdierenmonitoring Geen one-size-fits-all 23 november 2017 Dr. Miriam Maas RIVM- Centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie Inhoud 1. Achtergrond 2. Rattenmonitoringpathogenen 3. Rattenmonitoring-populatie

Nadere informatie

Voor een goed. Voor een goed ontwormadvies. ontwormadvies. Wormen: niet te zien, wel te bestrijden!

Voor een goed. Voor een goed ontwormadvies. ontwormadvies. Wormen: niet te zien, wel te bestrijden! Voor een goed ontwormadvies. Voor een goed ontwormadvies Wormen: niet te zien, wel te bestrijden! w w w. s t e r k l i n i e k. n l 05/2012 Deze brochure wordt u aangeboden door uw Sterkliniek in samenwerking

Nadere informatie

Spoelwormen leven in de darmen van honden en katten.

Spoelwormen leven in de darmen van honden en katten. Darmparasieten komen zowel bij honden als bij katten zeer regelmatig voor. De vaakst voorkomende besmettingen zijn die met spoelwormen en lintwormen. Af en toe zien we ook infecties met giardia. Ook aan

Nadere informatie

Veterinaire volksgezondheid en vogelinfluenza

Veterinaire volksgezondheid en vogelinfluenza Veterinaire volksgezondheid en vogelinfluenza NVAG themamiddag d.d. 02-03 2006, Utrecht Prof.dr. Frans van Knapen influenza virus typeringen: H-antigeen N-antigeen Permanente veranderingen in influenza

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2008 tijdvak 2 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie. 800045-2-617b Ziek van de natuur Lees eerst informatie 1 tot en met 4 en beantwoord dan vraag 36 tot en met 52.

Nadere informatie

PRAKTISCH Hondsdolheid (rabiës)

PRAKTISCH Hondsdolheid (rabiës) PRAKTISCH Hondsdolheid (rabiës) l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n over houden van huisdieren Rabiës oftewel hondsdolheid is één van de bekendste zoönosen

Nadere informatie

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1] Gepubliceerd op sciensano.be (https://www.sciensano.be) Home > Surveillance van tekenbeten in België: gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld

Nadere informatie

Zoönose in aantocht! Help, wat nu?

Zoönose in aantocht! Help, wat nu? Zoönose in aantocht! Help, wat nu? 12 Juni 2014 Arjen van de Giessen, Kitty Maassen, mede namens de leden van het SOZ Disclosure belangen spreker (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie. 800045-2-739b

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie. 800045-2-739b Bijlage VMBO-KB 2008 tijdvak 2 biologie CSE KB Deze bijlage bevat informatie. 800045-2-739b Ziek van de natuur Lees eerst informatie 1 tot en met 4 en beantwoord dan vraag 38 tot en met 49. Bij het beantwoorden

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012 Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012 Is er mogelijk gevaar voor omwonenden/mensen? Op basis van de beschikbare informatie concluderen experts van het RIVM dat overdracht

Nadere informatie

Samenvatting. Etiologie. samenvatting

Samenvatting. Etiologie. samenvatting Samenvatting Hoofdstuk 1 is een algemene inleiding op dit proefschrift. Luchtweginfecties zijn veel voorkomende aandoeningen, die door een groot aantal verschillende virussen en bacteriën veroorzaakt kunnen

Nadere informatie

Vos. De kop-romplengte van 58 tot 90 cm met een staart van 32 tot 48 cm.

Vos. De kop-romplengte van 58 tot 90 cm met een staart van 32 tot 48 cm. Inheemse Roofdieren Vos De kop-romplengte van 58 tot 90 cm met een staart van 32 tot 48 cm. vos kan zich makkelijk aanpassen aan een leefgebied maar zijn favoriet is toch wel een bos met open gebieden.

Nadere informatie

Onderzoek naar de relatie tussen immature teken en knaagdieren

Onderzoek naar de relatie tussen immature teken en knaagdieren Studiedag 17 maart 2011 Starters in het bosonderzoek Onderzoek naar de relatie tussen immature teken en knaagdieren Wesley Tack Maxime Madder Kris Verheyen Verscheidenheid aan soorten Wereldwijd: 850 à

Nadere informatie

Soort? Risico? Grijze eekhoorn Vector parapokkenvirus. Soort? Hammerheaded fruitbat Vector Ebola virus. Soort? Risico?

Soort? Risico? Grijze eekhoorn Vector parapokkenvirus. Soort? Hammerheaded fruitbat Vector Ebola virus. Soort? Risico? Hammerheaded fruitbat Vector Ebola virus Grijze eekhoorn Vector parapokkenvirus (Elke gelijkenis met bestaande personen berust op puur toeval ) Siberische grondeekhoorn Reservoir Borrelia burgdorferi Halsbandparkiet

Nadere informatie

Monitoring Vectoren. Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren.

Monitoring Vectoren. Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren. Monitoring Vectoren Achtergrondinformatie bij de monitoring van steekmuggen en teken, uitgevoerd door het Centrum Monitoring Vectoren. Het Centrum Monitoring Vectoren (CMV) voert sinds 2010 in heel Nederland

Nadere informatie

WOLF. Huilend roofdier

WOLF. Huilend roofdier WOLF Huilend roofdier Wolven hebben vaak een hele slechte naam. Denk maar eens aan de wolf in het verhaal van Roodkapje, die haar oma heeft opgegeten. Of Midas de wolf, die tevergeefs op de drie biggetjes

Nadere informatie

Informatie voor artsen en dierenartsen. Vossenlintworm Echinococcus multilocularis

Informatie voor artsen en dierenartsen. Vossenlintworm Echinococcus multilocularis Informatie voor artsen en dierenartsen Vossenlintworm Echinococcus multilocularis De parasiet Echinococcus multilocularis, de vossenlintworm, is een kleine lintworm (1-4, 5 mm groot). Deze komt voor in

Nadere informatie

Vossen en Lyme. Invloed van de vos op de verspreiding van teken

Vossen en Lyme. Invloed van de vos op de verspreiding van teken Vossen en Lyme Invloed van de vos op de verspreiding van teken Tim Hofmeester Dierecoloog, Wageningen Universiteit Vaak wordt gesteld dat vossen een belangrijke rol zouden spelen bij de verspreiding van

Nadere informatie

Ecologie van teken en Lyme en opties tot risicobeperking voor de (bos-)beheerder

Ecologie van teken en Lyme en opties tot risicobeperking voor de (bos-)beheerder Teken en Tekenziekten in Limburg 27 april 2017 Ecologie van teken en Lyme en opties tot risicobeperking voor de (bos-)beheerder Kris Verheyen Sanne Ruyts Wesley Tack Overzicht presentatie Ecologie van

Nadere informatie

KNJV presentatie wilde zwijnen AVP 10 december 2018

KNJV presentatie wilde zwijnen AVP 10 december 2018 KNJV presentatie wilde zwijnen AVP 10 december 2018 Alterra genetisch onderzoek Grote Peel => Relatie Meinweggebied Leenderbos => West België Gemert / Rips => Paravarkens Bergeijk => Inloop vanuit België

Nadere informatie

l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH ZOÖNOSEN l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e www.licg.nl over houden van huisdieren

l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH ZOÖNOSEN l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e www.licg.nl over houden van huisdieren PRAKTISCH ZOÖNOSEN l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n over houden van huisdieren Zoönosen: ziekten bij dieren die overgedragen kunnen worden op mensen

Nadere informatie

Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen!

Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen! INFORMATIE Vaccineren van honden Voorkomen is beter dan genezen! Vaccineren Als eigenaar verzorgt u uw hond natuurlijk zo goed mogelijk. Immers, een goede voeding en de juiste verzorging houden uw dier

Nadere informatie

Bescherm uw huisdier en uw gezin

Bescherm uw huisdier en uw gezin Ontwormen van honden en katten Bescherm uw huisdier en uw gezin Waarom ontwormen? Honden en katten maken deel uit van ons gezin. We aaien ze, knuffelen en spelen met ze. Maar dit is niet altijd zonder

Nadere informatie

MILQUESTRA. Een onzichtbaar probleem...

MILQUESTRA. Een onzichtbaar probleem... MILQUESTRA Een onzichtbaar probleem... Iedere hond of kat raakt een aantal keer in zijn leven besmet met wormen Honden en katten staan continu bloot aan wormbesmettingen. Ook mensen kunnen makkelijk besmet

Nadere informatie

AFRIKAANSE VARKENSPEST

AFRIKAANSE VARKENSPEST Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen AFRIKAANSE VARKENSPEST Directie Dierengezondheid DG Controlebeleid 1. Etiologie Afrikaanse varkenspestvirus = DNA-virus, Familie Asfarviridae

Nadere informatie

Importrisico s van Echinococcus granulosis in runderen

Importrisico s van Echinococcus granulosis in runderen Bijlage 1 Importrisico s van Echinococcus granulosis in runderen Project nr. 1025100 Inge Berends 1, Menno Holzhauer 1, Joke van de Giessen 2, Gerdien van Schaik 1 1 Gezondheidsdienst voor dieren 2 RIVM

Nadere informatie

Hepatitis A.

Hepatitis A. Hepatitis A www.hepatitisinfo.nl Hepatitis A Epidemiologie Transmissie Virologie Symptomen van een infectie met hepatitis A Diagnostiek Behandeling Preventie Hepatitis A epidemiologie http://wwwnc.cdc.gov/travel/pdf/yellowbook-2012-map-03-03-estimated-prevalence-hepatitis-a.pdf

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en. hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus

Intensieve veehouderij en. hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus Intensieve veehouderij en gezondheid hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus 14 februari 2012 Historie 1997/98: varkenspest: virus

Nadere informatie

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen De halsbandparkiet (Psittacula krameri) komt van oorsprong voor in Afrika, in een gordel ten zuiden van de Sahara en op het Indisch

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2011 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2011 werden bij de actieve monitoring 3.397 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008

De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008 De nieuwe meldingsplicht voor tien ziekten Hans van Vliet RIVM-CIb 7 oktober 2008 Wat bespreken Iets over meldingscriteria De nieuwe ziekten (2 minuten per ziekte!) - Wat is de reden om het te melden -

Nadere informatie

Beestige bundel van: 1

Beestige bundel van: 1 Beestige bundel van: 1 2 Ordening van organismen organisme = een levend wezen, iets wat leeft. Er zijn meer dan anderhalf miljoen soorten organismen. Om een overzicht te krijgen worden deze organismen

Nadere informatie

Lees eerst informatie 1 tot en met 4 en beantwoord dan vraag 36 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Lees eerst informatie 1 tot en met 4 en beantwoord dan vraag 36 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. Ziek van de natuur Lees eerst informatie 1 tot en met 4 en beantwoord dan vraag 36 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. Informatie 1 Malaria 1.1 De levensloop

Nadere informatie

Humane salmonellose overgedragen door reptielen

Humane salmonellose overgedragen door reptielen Humane salmonellose overgedragen door reptielen Feiten en cijfers Lapo Mughini-Gras, DVM, PhD Wilfrid van Pelt, PhD 1 2 december 2014 Salmonella en reptielen - basics Salmonella is een natuurlijke darmbewoner

Nadere informatie

Figuur 1: aantal nieuwe gevallen (incidentie) van influenza in functie van de leeftijd.

Figuur 1: aantal nieuwe gevallen (incidentie) van influenza in functie van de leeftijd. Figuur 1: aantal nieuwe gevallen (incidentie) van influenza in functie van de leeftijd. Figuur 2: conceptueel kader voor globalisatie en volksgezondheid. Stilleestekst deel 2 Pagina 1 van 9 Figuur 3A:

Nadere informatie

4. Vind je dat de wasbeer in Nederland thuishoort? Wasbeer hoort van oorsprong niet in Nederland thuis. Waarschijnlijk is het een uitgezet dier.

4. Vind je dat de wasbeer in Nederland thuishoort? Wasbeer hoort van oorsprong niet in Nederland thuis. Waarschijnlijk is het een uitgezet dier. Oefentoets Wasbeer doet het goed in Nederland De wasbeer is een soort die van nature voorkomt in Canada. 1. Wat is de beschrijving van een soort? Soort = een verzameling organismen die zich onderling kunnen

Nadere informatie

Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht

Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Emissies veehouderij Primair fijnstof voer, mestdeeltjes, haren, huidschilfers, veren,.. bacterien

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2014 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2014 werden bij de actieve monitoring 3.036 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Wormen kunnen de gezondheid van uw dier en uw gezin bedreigen. Drontal Ontwormen op maat doeltreffend en veilig.

Wormen kunnen de gezondheid van uw dier en uw gezin bedreigen. Drontal Ontwormen op maat doeltreffend en veilig. Wormen kunnen de gezondheid van uw dier en uw gezin bedreigen Drontal Ontwormen op maat doeltreffend en veilig. Drontal Ontwormen op maat doeltreffend en veilig. Inhoud PAG 3 PAG 3 PAG 4 PAG 6 PAG 7 PAG

Nadere informatie

Teken-encefalitis: Een teken aan de wand?

Teken-encefalitis: Een teken aan de wand? Teken-encefalitis: Een teken aan de wand? Marieta Braks Medisch Entomologe, Ph.D. Centrum voor Zoőnosen en Omgevingsmicrobiologie/ RIVM Teken-encefalitis: Een teken aan de wand? 29 november 2013 Disclosure

Nadere informatie

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niettechnische samenvatting 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) in kalveren 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) Oktober 2015 oktober 2020

Nadere informatie

Toxoplasmose bij de rode eekhoorn, een update

Toxoplasmose bij de rode eekhoorn, een update Toxoplasmose bij de rode eekhoorn, een update In 2014 werden in de zomer en herfst enkele honderden dode eekhoorns gemeld. Er kwamen zelfs berichten dat eekhoorns dood uit de boom vielen. Onderzoek dat

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2018 tijdvak 2 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie. GT-0191-a-18-2-b Wolven Gebruik informatie 1 tot en met 6 om vraag 35 tot en met 49 te beantwoorden. Informatie

Nadere informatie

Vul het schema in. Gebruik hierbij: + (voordeel), (nadeel), 0 (geen voor- en geen nadeel).

Vul het schema in. Gebruik hierbij: + (voordeel), (nadeel), 0 (geen voor- en geen nadeel). 1. Samenleven Afb. 1 Ossenpikker op de kop van een buffel. In de basisstoffen heb je geleerd dat de verschillende populaties in een ecosysteem op veel manieren met elkaar te maken hebben. Ze leven immers

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2012 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2012 werden bij de actieve monitoring 3.220 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Hepatitis E, wat moet je ermee?

Hepatitis E, wat moet je ermee? Hepatitis E, wat moet je ermee? Caroline Swanink, arts-microbioloog Rijnstate 11 oktober 2016 Wanneer verricht u diagnostiek naar hepatitis E virus? A. Altijd bij een acuut hepatitis beeld B. Bij een acuut

Nadere informatie

Werken in het groen (z)onder tekenbeten

Werken in het groen (z)onder tekenbeten Werken in het groen (z)onder tekenbeten 16 april 2019 Werkschuurbijeenkomst De Waterlely, Natuurpark Lelystad Fedor Gassner Gassner Biologisch Risico Advies www.gassneradvies.nl fedorgassner@gmail.com

Nadere informatie

Hoe exotisch zijn exotische parasieten?

Hoe exotisch zijn exotische parasieten? Hoe exotisch zijn exotische parasieten? Exotische parasieten bij paarden Bloedvatenstelsel Babesia caballi Theileria equi Zenuwstelsel Sarcocystis neurona (EPM) Huid Parafilaria multipapillosa piroplasmose,

Nadere informatie

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen Serologie is de leer van de stoffen die zich bevinden in het bloedserum. Bloedserum is het vocht dat verkregen is nadat bloed

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlanse samenvatting Kinkhoest is een ernstige en zeer besmettelijke ziekte van de bovenste luchtwegen welke wordt veroorzaakt door de bacterie Bordetella pertussis. In de

Nadere informatie

PRRS in vraag? en antwoord!

PRRS in vraag? en antwoord! KENNISDOCUMENT Met kennis vooruit: PRRS in vraag? en antwoord! Veel varkenshouders en dierenartsen hebben vragen over PRRS. Daarom geven we in dit kennisdocument antwoord op de vier meestgestelde vragen

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2015 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2015 werden bij de actieve monitoring 3.218 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

Paarden - Ontworming. Tel.: 033-2863276 info@devallei.com www.devallei.com

Paarden - Ontworming. Tel.: 033-2863276 info@devallei.com www.devallei.com Paarden - Ontworming Vrijwel alle paarden in Nederland hebben wormen en wormlarven in hun lichaam. Wanneer er een beperkt aantal wormen in het lichaam verblijven, levert dit geen gezondheidsproblemen op.

Nadere informatie

Centrum Monitoring Vectoren (CMV, NRC, NVWA) : Muggen, Knutten en Teken. 22 oktober 2014. Arjan Stroo

Centrum Monitoring Vectoren (CMV, NRC, NVWA) : Muggen, Knutten en Teken. 22 oktober 2014. Arjan Stroo Centrum Monitoring Vectoren (CMV, NRC, NVWA) : Muggen, Knutten en Teken 22 oktober 2014 Arjan Stroo 2 Afdeling Nationaal Referentie Centrum (NRC) Afdelingshoofd Mariëtte Edema Team Diagnostische methoden

Nadere informatie

DWHC verslag over 2008 1

DWHC verslag over 2008 1 Dutch Wildlife Health Centre Rapport activiteiten 2008 Opdrachtgever: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid Cluster Dier Bezuidenhoutseweg 73 2500

Nadere informatie

Informatiedag seniordierenartsen op 24 april 2012 te Utrecht

Informatiedag seniordierenartsen op 24 april 2012 te Utrecht Informatiedag seniordierenartsen op 24 april 2012 te Utrecht Na de ontvangst met koffie, waarbij gelegenheid was om oud-collega s en vrienden te begroeten, werden we in de grote zaal welkom geheten door

Nadere informatie

Als u een hond was, hoe zou u vlooien en teken aanpakken?

Als u een hond was, hoe zou u vlooien en teken aanpakken? Als u een hond was, hoe zou u vlooien en teken aanpakken? Vlooien - en tekenb esmettingen kunnen effectief w orden aangepakt. Vlooien Alleen van het woord al krijgt u misschien direct jeuk. Maar hoe zou

Nadere informatie

DE WOLF. Huilend roofdier

DE WOLF. Huilend roofdier DE WOLF Huilend roofdier De wolf heeft vaak een hele slechte naam. Denk maar eens aan de wolf in het verhaal van Roodkapje, die oma heeft opgegeten. Of Midas de wolf, die tevergeefs op de drie biggetjes

Nadere informatie

Voorbereid zijn op zoönosen: lessen van de H7N7 uitbraak

Voorbereid zijn op zoönosen: lessen van de H7N7 uitbraak Voorbereid zijn op zoönosen: lessen van de H7N7 uitbraak Marion Koopmans Professor of public health virology Ede, October 0 Mensen en vogelgriep: een zeldzame gebeurtenis Virus infectie aangetoond H7N

Nadere informatie

BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014

BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014 BVD, het aanpakken waard! Ruben Tolboom Intervisie 2014 Voorstellen Ruben Tolboom Tot 1 mei 2014: rundveedierenarts Vanaf heden: Field Technical Service Manager Technische achtergrond produkten-dierziekten

Nadere informatie

Manenwolf. Manenwolf. Paspoort-gegevens

Manenwolf. Manenwolf. Paspoort-gegevens Manenwolf Vos op stelten Hoe de manenwolf aan zijn indrukwekkende naam komt wordt duidelijk als er gevaar dreigt. Van kruin tot schouders loopt een zwarte streep over de vacht. Als de manenwolf merkt dat

Nadere informatie

Leiden, 30 augustus /5

Leiden, 30 augustus /5 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dierenwelzijn Landbouwhuisdieren t.a.v. Mw. S.N. Lems Postbus Box 20401 2500 EK Den Haag datum Leiden, 30 augustus 2018 1/5 betreft 2018EC104-Huijbregts/Expertcentrum

Nadere informatie

Vooruitzichten te voor een monitoring van risicoindicatoren van opkomen van dierenziekten

Vooruitzichten te voor een monitoring van risicoindicatoren van opkomen van dierenziekten Vooruitzichten te voor een monitoring van risicoindicatoren van opkomen van dierenziekten Prof. Dr. Etienne Thiry ULg Voorzitter van het Wetenschappelijk Comité Gemeenschappelijke vergadering van het Raadgevend

Nadere informatie

Vossenlintwormonderzoek in Groningen en Drenthe RIVM Briefrapport M. Maas et al.

Vossenlintwormonderzoek in Groningen en Drenthe RIVM Briefrapport M. Maas et al. Vossenlintwormonderzoek in Groningen en Drenthe 2016-2017 RIVM Briefrapport 2017-0157 M. Maas et al. Vossenlintwormonderzoek in Groningen en Drenthe 2016-2017 RIVM Briefrapport 2017-0157 M. Maas et al.

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22747 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22747 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22747 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Yirga Abay, Gidey Title: Ecology and conservation of spotted hyena (Crocuta crocuta

Nadere informatie

Monitoring Wolf Nederland

Monitoring Wolf Nederland Monitoring Wolf Nederland Stakeholdersbijeenkomst Operationeel draaiboek wolf 4 juli 2018, Hugh Jansman & Arjen de Groot Duitsland & Polen: status 2015 Kenmerken wolf immigratie voortplanting populatieomvang

Nadere informatie

Ongenode gasten: Toxoplasma gondii - Archief. ONGENODE GASTEN: TOXOPLASMA GONDII Door: Theo Verkleij en Paulo de Boer, TNO

Ongenode gasten: Toxoplasma gondii - Archief. ONGENODE GASTEN: TOXOPLASMA GONDII Door: Theo Verkleij en Paulo de Boer, TNO Page 1 of 5 Nº EDITIE 4 MAAND 05 2016 ONGENODE GASTEN: TOXOPLASMA GONDII Door: Theo Verkleij en Paulo de Boer, TNO Page 2 of 5 Vrijwel alle organismen, ook de mens, hebben last van parasieten: wormen,

Nadere informatie

Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen.

Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen. Regelmatig ontwormen is belangrijk om uw gezin en uw hond te beschermen tegen wormen. Waarom ontwormen? Honden maken deel uit van ons gezin. We aaien, knuffelen en spelen met ze. Maar dit is niet altijd

Nadere informatie

Trichinen. inspectiemaatregelen: analyses. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Trichinen. inspectiemaatregelen: analyses. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Trichinen risico in de voedselketen: vlees inspectiemaatregelen: analyses nieuwe aanpak: regio verwaarloosbaar risico Trichinen: wat? Parasitaire

Nadere informatie

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

Dierenkliniek Goeree Overflakkee Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie

Nadere informatie

Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse

Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse Vaccineren tegen pneumokokken: Dweilen met de kraan open? Karin Elberse 1 Kolonisatie (dragerschap) Invasieve ziekte (IPD) 2 Dragerschap en infectie Dragerschap: - 47-67% van de kinderen 1-2 jr (Spijkerman

Nadere informatie

PRAKTISCH VACCINATIE VAN DE HOND

PRAKTISCH VACCINATIE VAN DE HOND l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n PRAKTISCH VACCINATIE VAN DE HOND over houden van huisdieren Vaccinatie is een belangrijke en effectieve manier om ziekten

Nadere informatie

Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild

Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild Organochloorbestrijdingsmiddelen en lood en cadmium in wild K.M. Jonker S.J.M. Ottink H.P.G.M. Bos I. ten Broeke KEURINGSDIENST VAN WAREN OOST AFDELING SIGNALERING SECTOR: LABORATORIUM Postbus 202 7200

Nadere informatie

Slakken en benauwde kittens

Slakken en benauwde kittens Utrecht University Slakken en benauwde kittens NVP Najaar symposium 20 nov 2015 Paul A.M. Overgaauw DVM PhD Dipl. ACVM Institute for Risk Assessment Sciences Division Veterinary Public Health Casus In

Nadere informatie

HET TICKBUSTERS SURVEY

HET TICKBUSTERS SURVEY HET TICKBUSTERS SURVEY Jesse Lenssen, Michiel Wijnveld, Annemarie Conijn, Abbey Luijten en Frans Jongejan Utrecht Centrum voor Teken-gebonden Ziekten (UCTD) Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013

Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013 Resultaten van de monitoring voor vogelgriep in 2013 Actieve monitoring bij wilde vogels In 2013 werden bij de actieve monitoring 3.181 wilde vogels op de aanwezigheid van vogelgriep onderzocht. Net als

Nadere informatie

O N D E R Z O E K N A A R Z I E K T E K I E M E N I N T E K E N

O N D E R Z O E K N A A R Z I E K T E K I E M E N I N T E K E N EPIDEMIOLOGIE V AN IN FECTIEZIEKTEN O N D E R Z O E K N A A R Z I E K T E K I E M E N I N T E K E N Tekeninzameling april-oktober 2017 1 W IE WE Z I J N SCIENSANO telt meer dan 700 medewerkers die zich

Nadere informatie

Veehouderij en gezondheid omwonenden

Veehouderij en gezondheid omwonenden Veehouderij en gezondheid omwonenden Hebben veehouderijen effect op de gezondheid van mensen die in de omgeving wonen? Dat was de centrale vraag in het onderzoek VGO. In deze brochure vindt u de belangrijkste

Nadere informatie

Doel van deze opleiding:

Doel van deze opleiding: Doel van deze opleiding: Wat zijn biologische agentia? Hoe kan men besmet geraken? Waar zijn biologische agentia te vinden? Wat zit er in rioolwater? Wat zijn risicovolle werkzaamheden mbt biologische

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340

Nadere informatie

Zicht op Q-koorts. Kernboodschap

Zicht op Q-koorts. Kernboodschap Zicht op Q-koorts Deze informatie is tot stand gekomen in samenwerking met het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), diverse organisaties en beroepsgroepen. 1 Kernboodschap Q-koorts kunt

Nadere informatie

Belang van diergezondheid en bioveiligheid in de intensieve varkenshouderij Prof. dr. D. Maes

Belang van diergezondheid en bioveiligheid in de intensieve varkenshouderij Prof. dr. D. Maes Belang van diergezondheid en bioveiligheid in de intensieve varkenshouderij Prof. dr. D. Maes Afdeling bedrijfsdiergeneeskunde varken Faculteit Diergeneeskunde UGent Brugge, 29 november 2013 1 Belang van

Nadere informatie

Leven met vogelgriep. Arjan Stegeman Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren j.a.stegemanuu.nl

Leven met vogelgriep. Arjan Stegeman Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren j.a.stegemanuu.nl Leven met vogelgriep Arjan Stegeman Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren j.a.stegemanuu.nl Leven met vogelgriep Achtergrond informatie Insleep en verspreiding milde variant vogelgriep Insleep en verspreiding

Nadere informatie

Laat je niet steken door muggen of teken: Marieta Braks, Medisch Entomoloog RIVM

Laat je niet steken door muggen of teken: Marieta Braks, Medisch Entomoloog RIVM Laat je niet steken door muggen of teken: Marieta Braks, Medisch Entomoloog RIVM 1 Laat je niet bijten door muggen of teken: Marieta Braks, Medisch Entomoloog RIVM 2 Inhoud 1. Plaagdieren 2. Vector-overdraagbare

Nadere informatie

Memo. Vragen gemeenteraadsfractie Partij voor de Dieren. aan

Memo. Vragen gemeenteraadsfractie Partij voor de Dieren. aan Memo aan onderwerp van directie afdeling telefoon datum Raadsfractie Partij voor de Dieren Vragen Partij voor de Dieren n.a.v. Regionaal risicoprofiel De burgemeester mo Veiligheid en wijken 0182-588725

Nadere informatie

NEWSLETTER N 12. Het PRO team- Royal Canin Belux. Coccidiose is een parasitaire ziekte die veroorzaakt wordt door een darmparasiet, de coccidia.

NEWSLETTER N 12. Het PRO team- Royal Canin Belux. Coccidiose is een parasitaire ziekte die veroorzaakt wordt door een darmparasiet, de coccidia. N NEWSLETTER N 12 Het PRO team- Royal Canin Belux et als alle andere plaatsen waar dieren samenleven zijn kattenfokkerijen plaatsen waar zich makkelijk bacteriën, virussen en parasieten ontwikkelen, waardoor

Nadere informatie

De otter is terug! Alterra, Centrum Ecosystemen Hugh Jansman Dennis Lammertsma Loek Kuiters i.s.m. Freek Niewold Vilmar Dijkstra

De otter is terug! Alterra, Centrum Ecosystemen Hugh Jansman Dennis Lammertsma Loek Kuiters i.s.m. Freek Niewold Vilmar Dijkstra De otter is terug! Alterra, Centrum Ecosystemen Hugh Jansman Dennis Lammertsma Loek Kuiters i.s.m. Freek Niewold Vilmar Dijkstra Alterra april 2013 Otters (vooralsnog) grootste roofdier van Nederland!

Nadere informatie

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen Niet-technische samenvatting 2015107 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Dierstudies in het kader van ontwikkeling van medicijnen voor het behandelen en voorkomen van virale infecties aan de

Nadere informatie

INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING

INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING FACTSHEET 2016 VOORWOORD WIE ZIJN WIJ? De afdeling algemene Infectieziektebestrijding (IZB) van GGD Hollands Noorden houdt zich bezig met het opsporen van infectieziekten om verspreiding

Nadere informatie

Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals

Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals Karin Heimeriks, Arbeidshygiënist, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM 1 14 april 2011 Wat kunnen jullie verwachten? Infectieziektebestrijding

Nadere informatie

Centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie

Centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie Centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie Het centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie (Z&O) doet onderzoek naar microbiële risico s veroorzaakt door besmet voedsel, door pathogenen (ziekteverwekkers)

Nadere informatie

Vaccinatie van ouderen tegen pneumokokken. Nr. 2018/05. Samenvatting

Vaccinatie van ouderen tegen pneumokokken. Nr. 2018/05. Samenvatting Vaccinatie van ouderen tegen pneumokokken Nr. 2018/05 Vaccinatie van ouderen tegen pneumokokken pagina 2 van 6 Veel mensen dragen pneumokokken bij zich zonder ziek te worden. De pneumokok kan echter ernstige

Nadere informatie