Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,"

Transcriptie

1 BESLUIT BD nr (E04) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag d.d. 24 april 2001 met de aanvullingen van 5 juni 2001 en 29 juni 2001 van de Katholieke Universiteit Nijmegen te Nijmegen;!" het advies van de Commissie biotechnologie bij dieren uitgebracht op 2 juli 2001, kenmerk CBD/01.148/HL;!" het ontwerpbesluit van 24 juli 2001;!" de op 16 oktober 2001 ingebrachte schriftelijke bedenkingen tegen het ontwerpbesluit van mw. T.F. Timmers uit Rockanje, mw C. van der Wal uit Krimpen aan de IJssel en het Instituut Psychosofia en de op 18 oktober 2001 ingebrachte schriftelijke bedenkingen van M.J. Langendoen uit Rockanje en van de Vereniging AVS/Proefdiervrij.!" de reactie op de bedenkingen van de Commissie biotechnologie bij dieren van 8 november 2001, kenmerk CBD/01.289/RT; Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdelen a en b, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt verleend aan de Katholieke Universiteit Nijmegen te Nijmegen. 2. De vergunning wordt verleend voor de werkzaamheden omschreven in beperking 2 en zoals beschreven in de aanvraag van 24 april 2001 met de aanvullingen van 5 juni 2001 en 29 juni 2001 met inachtneming van de in deze vergunning opgenomen voorschriften en beperkingen. Beperking 1 De biotechnologische handelingen mogen uitsluitend plaatsvinden in het Centraal Dieren Laboratorium, Geert Grooteplein 29 te Nijmegen. Beperking 2 1. De onderhavige vergunning heeft uitsluitend betrekking op het navolgende, zoals beschreven in de aanvraag van 24 april 2001 met de aanvullingen van 5 juni 2001 en 29 juni 2001 van de Katholieke Universiteit Nijmegen te Nijmegen: a) het vervaardigen van genetisch gemodificeerde muizen door het inbrengen van DNA in bevruchte muizen-oöcyten door middel van micro-injectie; b) het vervaardigen van genetisch gemodificeerde muizen door middel van micro-injectie van genetisch gemodificeerde embryonale stamcellen in blastocysten; c) daarbij wordt gebruik gemaakt van genconstructen die zijn samengesteld uit delen van genen afkomstig uit de volgende categorieën:!" genen die een rol spelen bij normale hematopoiese (bloedvorming) en bij het ontstaan van leukemie (bloedkanker), te weten: het humane WT1 gen (Wilms tumor), het TRIAD 1 gen, het ID1 en ID2 gen en het NF-y gen;!" het Cre-recombinase gen onder controle van specifieke hematopoietische promotoren, zoals Cd11b, Gata-1, PimE# en GlocophorinA; 1

2 !" genconstructen uit het moleculaire standaardinstrumentarium (zie bijlage I bij het advies van de Commissie ); 2. waarbij in het kader van deze vergunning bij de biotechnologische handelingen gedurende de gehele looptijd maximaal muizen gebruikt mogen worden. 3. de biotechnologische handelingen bij dieren, zoals beschreven in lid1 van deze beperking, dienen binnen vijf jaar na dagtekening van dit besluit te zijn verricht. Voorschrift 1 Het bij de werkzaamheden betrokken personeel dient van de bepalingen van deze vergunning op de hoogte te zijn. Voorschrift 2 Indien zich (bij-)effecten voordoen, waardoor de gezondheid of het welzijn van de betrokken dieren ernstig benadeeld wordt, worden de dieren waarvan de gezondheid of het welzijn ernstig benadeeld wordt, onverwijld gedood. Van deze dieren wordt een pathologie-rapport opgesteld dat toegevoegd wordt aan het in voorschrift 5 genoemde logboek. Voorschrift 3 Van (bij)effecten die niet als beoogd of verwacht genoemd worden in de aanvraag van 24 april 2001 van de Katholieke Universiteit Nijmegen met de aanvullingen van 5 juni 2001 en 29 juni 2001 en derhalve onverwacht zijn en waardoor de gezondheid of het welzijn van de betrokken dieren ernstig benadeeld wordt, wordt onverwijld door middel van een aangetekend schrijven aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij melding gemaakt, onder vermelding van het nummer van deze vergunning, het gebruikte genconstruct en de waargenomen onverwachte effecten. Tevens dienen de betrokken dieren conform voorschrift 2 onverwijld te worden gedood en dient een pathologie-rapport opgesteld te worden dat toegevoegd moet worden aan het in voorschrift 5 genoemde logboek. Voorschrift 4 Indien door de vergunninghouder dieren die in het kader van deze vergunning vervaardigd zijn, dan wel nakomelingen daarvan, aan derden ter beschikking worden gesteld, dan dient de vergunninghouder dit te melden aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, onder vermelding van het nummer van deze vergunning, de naam van de rechtspersoon waaraan de dieren ter beschikking worden gesteld, de lijn die beschikbaar gesteld wordt en, indien bekend, het doel waarvoor de betreffende dieren gebruikt zullen worden. Vergunninghouder kan dit slechts doen wanneer hij bij die overdracht aan derden bedingt dat indien deze derden betreffende dieren ook weer aan anderen ter beschikking stellen, ook zij dit dienen te melden aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Voorschrift 5 1. Gedurende het uitvoeren van de in beperking 2, eerste lid, beschreven handelingen en gedurende het onderzoek dat door de vergunninghouder met de vervaardigde genetisch gemodificeerde dieren wordt verricht, wordt een logboek of database bijgehouden. 2. Het logboek of de database, beschreven in het eerste lid, omvat tenminste de volgende gegevens:!" het aantal dieren gebruikt bij de biotechnologische handeling;!" het aantal dieren dat de genetische modificatie (chimaera en transgenen) bezit;!" gegevens met betrekking tot de algemene gezondheids- en welzijnstoestand van de bij het onderzoek betrokken dieren, te weten: de eetlust, het gewichtsverloop, het gedrag van de dieren, en gegevens met betrekking tot eventuele opvallende kenmerken of afwijkingen van de genetisch gemodificeerde dieren (chimaera en transgenen). 3. Het logboek of de database, beschreven in het eerste lid, dient aanwezig te zijn in de inrichting waar de betrokken dieren gehuisvest zijn. 2

3 4. De vergunninghouder is verplicht aan toezichthoudende ambtenaren op hun verzoek inzage te verlenen in het logboek of de database. Op grond van artikel 72, aanhef en onder d, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bestaat in ieder geval de bevoegdheid tot onmiddellijke schorsing, intrekking of wijziging van deze beschikking indien wordt gehandeld in strijd met de aan deze vergunning verbonden voorschriften of met de beperkingen waaronder deze vergunning is verleend. Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het beroepschrift moet -vergezeld van een afschrift van dit besluit- binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit worden verzonden naar: Het College van Beroep voor het bedrijfsleven Postbus EZ Den Haag. Voor de behandeling van het beroepsschrift is een griffierecht verschuldigd, dat voor natuurlijke personen fl. 225,- bedraagt en voor andere dan natuurlijke personen fl. 450,- bedraagt. Op grond van artikel 72, aanhef en onder d, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bestaat in ieder geval de bevoegdheid tot onmiddellijke schorsing, intrekking of wijziging van deze beschikking indien wordt gehandeld in strijd met de aan deze vergunning verbonden voorschriften of met de beperkingen waaronder deze vergunning is verleend. s-gravenhage, DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ, mr L.J. Brinkhorst 3

4 Bijlage I bij besluit BD nr (E04) Gelezen de aanvraag van 24 april 2001 met de aanvullingen van 5 juni 2001 en 29 juni 2001 van de Katholieke Universiteit Nijmegen met het verzoek om een vergunning als bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel a en b, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in het kader van het Besluit biotechnologie bij dieren; en gelet op het ontwerpbesluit van 24 juli 2001, de ingebrachte bedenkingen van mw. T.F. Timmers uit Rockanje, mw C. van der Wal uit Krimpen aan de IJssel en het Instituut Psychosofia van 16 oktober 2001 en de op 18 oktober 2001 ingebrachte bedenkingen van M.J. Langendoen uit Rockanje en de Vereniging AVS/Proefdiervrij; de reactie van de Commissie biotechnologie bij dieren op deze bedenkingen van 8 november 2001; Aan het besluit liggen de volgende feiten en overwegingen ten grondslag, I. Aanvraag De aanvraag en de aanvullende informatie hebben betrekking op a) het vervaardigen van genetisch gemodificeerde muizen door het inbrengen van DNA in bevruchte muizen-oöcyten door middel van micro-injectie; b) het vervaardigen van genetisch gemodificeerde muizen door middel van micro-injectie van genetisch gemodificeerde embryonale stamcellen in blastocysten; c) daarbij wordt gebruik gemaakt van genconstructen die zijn samengesteld uit delen van genen afkomstig uit de volgende categorieën:!" genen die een rol spelen bij normale hematopoiese (bloedvorming) en bij het ontstaan van leukemie (bloedkanker), te weten: het humane WT1 gen (Wilms tumor), het TRIAD 1 gen, het ID1 en ID2 gen en het NF-y gen;!" het Cre-recombinase gen onder controle van specifieke hematopoietische promotoren, zoals Cd11b, Gata-1, PimE# en GlocophorinA;!" genconstructen uit het moleculaire standaardinstrumentarium (zie bijlage I bij het advies van de Commissie ); d) waarbij in het kader van deze vergunning bij de biotechnologische handelingen per jaar minimaal 117 en maximaal 570 muizen nodig zijn voor het verkrijgen van een transgene lijn en minimaal 125 en maximaal 185 voor het verkrijgen van een knock-out lijn. Het betreft in totaal 10 transgene lijnen en 5 knock-out lijnen. Het totale aantal muizen komt dan op minimaal 1795 en maximaal 6625 muizen; e) waardevolle transgene lijnen zullen behouden blijven door middel van cryopreservatie (invriezen) van embryo s en sperma; f) biotechnologische handelingen bij dieren die plaatsvinden gedurende acht jaar. Het doel van het onderzoek is het ophelderen van de functie van bepaalde genen die een rol spelen bij de normale hematopoiese (bloedvorming) en bij het ontstaan van leukemie (bloedkanker). Hoewel niet de meest voorkomende vorm van kanker, is leukemie samen met hersentumoren de belangrijkste vorm van kanker bij kinderen. De op dit moment beschikbare therapieën voor de behandeling van kanker, zoals bestraling en chemotherapie, zijn weinig specifiek en de bijwerkingen zijn zeer belastend voor de patiënt. Getracht zal worden de oorzaak van bepaalde vormen van leukemie te achterhalen om nieuwe therapieën te kunnen ontwikkelen die specifiek en gericht ingrijpen met minimale gevolgen voor de patiënt. Gedacht moet worden aan onder andere immunotherapie, gericht op het versterken van de eigen afweerreactie op kankercellen als gevolg waarvan deze worden opgeruimd, maar ook aan medicijnen waarmee de expressie van bepaalde genen beïnvloed kan worden. Deze therapieën kunnen mogelijk ook worden toegepast bij andere vormen van kanker. Om inzicht te verkrijgen in de onderliggende mechanismen die ten grondslag liggen aan het ontstaan van 4

5 leukemie zullen transgene muizenmodellen worden gegenereerd waarin het gen van interesse geactiveerd of geïnactiveerd is. II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd. Overzicht van de procedure Ontvangst aanvraag Publicatie ontvangst van de aanvraag Verzoek aanvullende informatie naar aanvrager Ontvangst aanvullende informatie Ontvangst nazending aanvullende informatie Ontvangst advies van de Commissie Biotechnologie bij dieren Ontwerpbesluit Ontvangst schriftelijke bedenkingen ingebracht door mw. T.F. Timmers uit Rockanje, C. van der Wal uit Krimpen aan de IJssel en het Instituut Psychosofia; Ontvangst schriftelijke bedenkingen ingebracht door M.J. Langendoen uit Rockanje en de vereniging AVS/Proefdiervrij; Ontvangst reactie op de bedenkingen van de Commissie biotechnologie bij dieren III.Ingewonnen advies en ingebrachte bedenkingen Het ontwerpbesluit is genomen op basis van de aanvraag met de aanvulling hierop en het advies van de Commissie biotechnologie bij dieren (verder: de Commissie) van 2 juli 2001, kenmerk CBD/01.148/RT. Er is kennisgeving gedaan van het ontwerpbesluit en het ontwerpbesluit is ter inzage gelegd. Na publicatie van het ontwerpbesluit is er op 25 september 2001 door de vergunningverlener een hoorzitting georganiseerd waarbij een ieder in gelegenheid is gesteld tot het mondeling inbrengen van bedenkingen tegen het ontwerpbesluit. Het verslag van deze hoorzitting is bijgevoegd (bijlage II). Op 16 en 18 oktober 2001 zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht. Op 24 oktober zijn schriftelijke bedenkingen binnengekomen van mw. W.C. de Jonge. Deze waren echter te laat om nog in de procedure te worden meegenomen. De bedenkingen en de reactie van de Commissie hierop, kenmerk CBD/01.289/RT, zijn bijgevoegd (bijlagen III en IV). De Commissie heeft in de ingebrachte bedenkingen geen aanleiding gezien haar advies te herzien. Ingebrachte bedenkingen In het algemeen merkt de Commissie op dat zij heeft gereageerd op de bedenkingen ten aanzien van het ontwerpbesluit voorzover deze enerzijds betrekking hebben op het advies van de Commissie biotechnologie bij dieren dat ten grondslag hebben gelegen aan het genoemde ontwerpbesluit en anderzijds uit de door u aan de Commissie gezonden brieven zijn te destilleren. Somtijds was het echter onmogelijk op een eenduidige manier uit een bepaalde passage uit een brief een bedenking te formuleren. Aangezien de Commissie het niet haar taak acht om voor anderen bedenkingen te formuleren heeft ze dergelijke passages voor kennisgeving aangenomen.!" Mw. T.F. Timmers, mw. C. van der Wal, M.J. Langendoen en mw. Verhage hebben een bedenking ingebracht die zich richt tegen de wetenschappelijke opvatting dat door middel van het aanbrengen van veranderingen in genen van muizen kennis vergaard kan worden over aandoeningen bij de mens. Zij zijn van mening dat het onderzoek te reductionistisch is; een bepaald proces in een bepaald orgaan bij de muis wordt vergeleken met een 5

6 vergelijkbaar proces in het overeenkomstige orgaan bij de mens. Daardoor verdwijnt uit beeld dat de mens een fundamenteel ander wezen is dan de muis. De reactie van de Commissie luidt: Het verschil tussen mensen en dieren is op het niveau van het genoom niet zo groot als sommige wetenschappers uit het verleden ons hebben willen doen geloven. Zo is het genoom van de muis voor een groot deel gelijk aan dat van de mens. Daarmee wil de Commissie niet stellen dat (een deel van) het genoom van de muis, ook qua opbouw, een exacte kopie is van dat van de mens. Genen, zowel bij de muis als bij de mens, coderen voor eiwitten die een bepaalde functie hebben in het organisme. Muis en mens hebben voor een groot deel vergelijkbare (homologe) genen, die coderen voor vergelijkbare eiwitten met een vergelijkbare functie in het organisme.de Commissie kent de beperkingen en valkuilen van een reductionistische benadering. Uit het feit dat bepaalde processen op celniveau bij de muis hetzelfde verlopen als bij de mens, mag niet zonder meer de conclusie getrokken worden dat dit dan ook wel op het niveau van het gehele organisme dezelfde uitwerking zal hebben. Dat moet afzonderlijk aangetoond worden. Niemand ontkent dat, ook de aanvrager niet. Dat neemt niet weg dat door het onderzoeken van muizen waardevolle kennis verkregen kan worden, die ons een stap verder zou kunnen helpen bij het verwerven van kennis over aandoeningen bij de mens. Daarvan zijn ook talrijke voorbeelden in de wetenschappelijke literatuur te vinden. Zo vertoont de fysiologie van de muis overeenkomsten met die van de mens. Het was dan ook mogelijk bijvoorbeeld het anticonceptiemiddel "de pil" te ontwikkelen door middel van fysiologische experimenten bij muizen. Zowel in Nederland als daarbuiten wordt gebruik gemaakt van deze proefdieren bij het onderzoek naar de oorzaak en eventuele behandeling van menselijke aandoeningen en ziekten. Het grootste deel van dat onderzoek aan muizen vindt niet plaats op het gebied van de genetische manipulatie, maar onder meer op het gebied van onderzoek aan ziekteverwekkers, onderzoek aan de reacties van "zieke" cellen en onderzoek aan geneesmiddelenontwikkeling. Ook op het gebied van onderzoek aan genetische afwijkingen bij de mens is gebleken dat de muis een waardevolle bijdrage kan leveren. De Commissie heeft verder getracht om de argumenten en gegevens waarmee de indieners van de bedenkingen onderbouwen dat de mens een fundamenteel ander wezen is dan de muis te begrijpen en de relevantie ervan te beoordelen. De Commissie ziet echter niet waarom bijvoorbeeld het feit dat de mens een vrije wil heeft en een muis (volgens de indieners van de bedenking) niet, zou beletten dat er onderzoek gedaan kan worden in de muis waaruit aanwijzingen verkregen kunnen worden met betrekking tot het verloop en mogelijke oorzaken van aandoeningen en ziekten bij de mens. Daarvoor moet immers beargumenteerd of aangetoond worden dat (en hoe) de vrije wil van de mens op het verloop van dergelijke processen invloed zou kunnen hebben. De Commissie heeft die argumentatie niet aangetroffen.!" Mw. T.F. Timmers, mw. C. van der Wal, M.J. Langendoen en mw. Verhage hebben een bedenking ingebracht die zich richt op het feit dat er wel een alternatief is voor onderzoek naar de in de vergunningaanvraag beschreven aandoening, namelijk onderzoek waarbij aandacht wordt besteed aan de doorwerking van de menselijke geest op DNA-niveau. Veel, zo niet alle, aandoeningen bij de mens komt voort uit een verstoord evenwicht van de menselijke geest, uit een gebrek aan zelfkennis, sociale spanningen, stress etc. De reactie van de Commissie is als volgt. De Commissie is met de indieners van de bedenking van mening dat lang niet alle ziekten en aandoeningen (uitsluitend) een genetische basis hebben. In sommige gevallen kan worden aangetoond dat "problemen" met de psyche van de mens daarvan mede de oorzaak vormen. De Commissie hecht eraan hier op te merken dat ook bij dieren is aangetoond dat chronische stress en onvoorspelbaarheid van de omgeving een ziekmakend effect kunnen hebben. Dieren kunnen tot op zekere hoogte zelfs een bruikbaar model zijn om onderzoek te doen naar de effecten van stress en psychische problemen bij mensen. Desalniettemin is ook aangetoond dat bepaalde ziekten wel een genetische basis hebben en veroorzaakt worden door het niet goed functioneren van een of 6

7 meerdere genen. (zie Bedell et al. 1997, Mouse models of human disease, Part 1, en II, in Genes en Development 11: 1-43). Zo wordt de ziekte phenylketonurie (PKU) veroorzaakt door een defect in een enkel gen, namelijk het gen dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van een enzym dat het aminozuur fenylalanine kan omzetten. Het is onder meer deze aandoening waarop pasgeboren baby's worden gescreend door onderzoek op het bloed dat bij hen middels een hielprik wordt verzameld. Indien de aandoening wordt geconstateerd kan een aangepast dieet de ziekteverschijnselen voorkomen. Met dat aangepaste dieet kunnen deze patiënten een vrijwel normaal leven leiden en wordt voorkomen dat ze later als volwassenen krankzinnig worden en opgenomen dienen te worden. De Commissie meent met betrekking tot de claim dat er alternatieven zijn samengevat het volgende. Het zou zeker nut kunnen hebben om de werkzaamheid en bruikbaarheid van de aangedragen alternatieven te onderzoeken. Deze alternatieven verschillen qua benadering echter zo sterk van het aangevraagde onderzoek en zijn dermate omstreden en onzeker dat niet gesproken kan worden van alternatieven die het aangevraagde onderzoek overbodig maken.!" Mw. Verhage heeft een bedenking ingediend die zich richt tegen de opvatting dat het advies van de Commissie en de eventueel af te geven vergunning voor biotechnologische handelingen bij dieren, uitsluitend betrekking zouden hebben op biotechnologische handelingen bij dieren. Dit heeft mede tot gevolg dat mensen die bezorgd zijn over het integreren van humaan genetisch materiaal in dieren in de procedure als nietbelanghebbend worden aangemerkt en dus ook niet in beroep kunnen gaan bij de rechter. Het wezen van de aanvraag betreft mensengeneeskunde. De vergunningverlener wijst erop dat de toets die de Commissie biotechnologie bij dieren uitvoert in het kader van het Besluit biotechnologie bij dieren zich beperkt tot de te verrichten biotechnologische handelingen bij dieren en de gevolgen van die handelingen voor de transgene dieren die uit die handelingen ontstaan. De reactie van de Commissie is als volgt. de Commissie benadrukt dat zij niet adviseert over de prioritering binnen de humane geneeskunde: bijvoorbeeld psychosofische therapie in plaats van gentherapie. Dat is niet het doel van deze procedure. De Commissie ziet dat de indiener van deze bedenking ernstige bezwaren heeft tegen dit onderzoek, waarin met behulp van dieren die gemodificeerd zijn met humane genen, geprobeerd wordt kennis te verwerven over ziekten bij mensen. De Commissie beseft dat naar de (levens)overtuiging van de indiener van deze bedenking, mensen en dieren juist fundamenteel van elkaar verschillen en dat de indiener van de bedenking zich daarom aan dit onderzoek stoort of zich er mogelijk zelfs door gekwetst voelt. Net als wellicht andere groeperingen die menen dat het in strijd is met hun levensovertuiging om op deze wijze de grens tussen mens en dier te overschrijden. De Commissie weegt in haar beoordeling het feit dat mensen zich door dit onderzoek gekwetst (zouden kunnen) voelen mee. Het is immers onder andere op grond van die overweging dat er een nee, tenzij beleid is geformuleerd. Nee, omdat er erkend wordt dat er voor bepaalde groeperingen ethische en levensbeschouwelijke redenen kunnen zijn om soortgrens overschrijdende modificaties af te wijzen. Tenzij, omdat tevens erkend wordt dat er substantiële belangen kunnen zijn (zoals de kans op genezing van een dodelijke ziekte), die zwaarder wegen dan het feit dat bepaalde mensen of groeperingen zich op levensbeschouwelijke gronden zouden kunnen storen aan het genetische modificeren van dieren met genen van ander (dier)soorten. In dit geval weegt het feit dat mensen zich op levensbeschouwelijke gronden zouden kunnen storen aan het voorgestelde onderzoek voor de Commissie moreel minder zwaar dan het feit dat de resultaten van dit onderzoek van substantieel belang kunnen zijn voor de strijd tegen de ernstige schade aan de gezondheid van mensen die het gevolg zijn van de ziekten waartegen dit voorgestelde onderzoek hoopt middelen te helpen ontwikkelen. Vandaar dat de Commissie van mening is dat het onderzoek niet verboden hoeft te worden. De Commissie is dus wel degelijk bereid om in haar afweging rekening te houden met levensbeschouwelijke bezwaren, zoals die naar voren komen in deze 7

8 bedenking. De Commissie meent echter dat het niet aan haar is om een oordeel uit te spreken over de vraag of beroepschriften van bepaalde groeperingen al dan niet ontvankelijk verklaard zouden moeten worden. De Commissie zal, los van de juridische overwegingen, trachten zo goed mogelijk alle ingediende bedenkingen inhoudelijk te beoordelen en de minister met betrekking tot die bedenkingen adviseren.!" De tweede bedenking van Mevrouw Verhage is gericht op de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek. Zij meent dat de resultaten van dit onderzoek niet herhaalbaar en voor iedereen zichtbaar zijn. Het is onzeker wat de uitwerking is van het genotype op het fenotype. Er vallen eerst zeer veel dieren af. Men doet slechts onderzoek met een fractie van de dieren. Tot slot is zij van mening dat de commissie niet aangeeft hoe zij tot een reductie van het aantal dieren komt. De reactie van de Commissie is als volgt. De Commissie wil er op wijzen dat de aantallen dieren die genoemd worden in haar advies betrekking hebben op de dieren die nodig zijn om de transgenen te maken. Het gaat dus niet om de transgenen zelf, maar om dieren die eicellen doneren, om draagmoeders, om dekmannetjes etc. Het gaat dus niet om ongeschikte afvallers die de wetenschappers niet goed uitkomen, maar om de dieren die in opeenvolgende stappen nodig zijn om de transgenen te maken.uit de dieren die uit deze handelingen ontstaan worden op controleerbare wijze die dieren geselecteerd waarbij het genconstruct in het DNA geïntegreerd is. Met deze dieren worden vervolgens experimenten gedaan, waarvan de resultaten gepubliceerd worden. Dit is dus controleerbaar. Deze experimenten kunnen wel degelijk herhaald worden, omdat andere onderzoekers deze muizen op kunnen vragen (of zelf vergelijkbare muizen kunnen genereren) en daarmee dezelfde experimenten kunnen doen. De Commissie komt tot het aantal van 2250 muizen door het aantal lijnen dat de onderzoeker wil genereren te vermenigvuldigen met 150. Op basis van ervaringsgegevens van onderzoekers die veelvuldig transgenen muizenlijnen maken, weet de Commissie dat daarvoor gemiddeld 150 dieren per lijn nodig zijn (deel II, 6 van het advies van de Commissie).!" De derde bedenking die mevrouw Verhage heeft ingebracht luidt samengevat als volgt. De onderzoeker krijgt een vrijwel oncontroleerbare vrijheid om gebruik te maken van genetisch materiaal bij zijn biotechnologische handelingen, omdat deze vergunning niet synchroon loopt met die van de COGEM. De Commissie reageert hier op als volgt. De Commissie heeft in haar advies vijf genen genoemd, een aantal promotoren en een aantal genen en genconstructen die tot het normale instrumentarium van de moleculair bioloog behoren. Daarmee is zeer strikt omschreven welke genen en genconstructen de aanvrager mag gebruiken bij zijn biotechnologische handelingen bij muizen. De VROM-vergunning, die wordt verstrekt na advies van de COGEM, is een noodzakelijke voorwaarde voor het onderzoek. Deze vergunning heeft betrekking op de veiligheids- en milieuaspecten van het maken van genetisch gemodificeerde organismen. De CBD en de COGEM hebben verschillende taken. Het is dus niet nodig dat de vergunning voor biotechnologische handelingen bij dieren synchroon loopt met die van VROM. Het is geenszins zo dat de vergunninghouder onder verwijzing naar de VROM-vergunning kan claimen dat hij meer of andere biotechnologische handelingen bij dieren mag verrichten dan de vergunning voor biotechnologische handelingen bij dieren ( LNV-vergunning ) hem toestaat.!" Mw. C. van der Wal heeft een bedenking ingediend die luidt: met het inbouwen van humaan genetische materiaal in dieren wordt een belangrijke ethische grens overschreden. De Commissie reageert als volgt op deze bedenking. De commissie constateert dat in feite voor vrijwel elke genetische modificatie gebruik gemaakt wordt van soortvreemd DNA. Naar de mening van de Commissie gaat het bij de ethische beoordeling erom dat bij genetische 8

9 modificatie een functioneel gen wordt ingebracht in het genoom van een (ander) organisme met de bedoeling het daar werkzaam te laten zijn. Dit gen kan afkomstig zijn van een mens of van een andere (dier)soort. Het kan worden gewonnen en vermenigvuldigd uit DNA afkomstig uit een cel of er kan op synthetische wijze een kopie worden geconstrueerd. Op basis van de herkomst en de wijze waarop het geconstrueerd is, valt niet te voorspellen wat het effect van een gen of genconstruct zal zijn. Het effect is voor een belangrijk deel afhankelijk van de volgorde van bepaalde bouwstenen (basen) van het genconstruct. Alleen bij een bepaalde volgorde van die bouwstenen zal het genconstruct een effect hebben ongeacht de herkomst. De aantasting van de integriteit wordt bij een genetische modificatie naar het oordeel van de Commissie dan ook niet bepaald door de herkomst van een gen, maar door het effect van het genconstruct op het geheel van biochemische omzettingen in het lichaam van het dier en de fenotypische gevolgen die dat met zich meebrengt. De Commissie heeft echter wel oog voor het feit dat in onze cultuur een scheidslijn wordt getrokken tussen mensen en (andere) dieren, met name in moreel opzicht. De Commissie heeft onder meer als taak om kritisch te kijken naar onderzoek waarin de soortgrens tussen mens en dier wordt overschreden.!" De Vereniging AVS Proefdiervrij dient als eerste bedenking in dat genetische experimenten met dieren niet verenigbaar zijn met de wettelijk vastgelegde erkenning van de intrinsieke waarde van dieren. De reactie van de Commissie is als volgt. Een van de uitgangspunten van de toetsing door de Commissie is de erkenning van de intrinsieke waarde van het individuele dier. Dat blijkt uit het feit dat de Commissie de aantallen dieren en de mate waarin gezondheid en welzijn en integriteit worden aangetast nadrukkelijk meeweegt in haar advies. Verder blijkt dat uit het feit dat de Commissie het aanwezig zijn van mogelijke alternatieven ethisch relevant acht. Als met behulp van cellijnen een bepaalde onderzoeksvraag beantwoord kan worden, dan zal de Commissie op een aanvraag om genetisch gemodificeerde muizen te mogen maken voor het beantwoorden van die vraag, zeker negatief adviseren. De Commissie meent nadrukkelijk dat biotechnologische handelingen bij dieren niet in alle gevallen in strijd zijn met de wettelijk vastgelegde erkenning van de intrinsieke waarde van dieren. De Commissie maakt een afweging, die erop neerkomt dat een inbreuk op de intrinsieke waarde van dieren middels biotechnologische handelingen slechts geoorloofd is indien daar zwaarwegende belangen van mensen tegenover staan die niet op een andere wijze gerealiseerd kunnen worden. Dit is in overeenstemming met de bedoeling van de wet. Er is immers sprake van een nee, tenzij beleid, en niet van een nee beleid. "!" De vereniging AVS / Proefdiervrij dient als tweede bedenking in dat de genen waarvoor vergunning wordt aangevraagd, ten onrechte worden omschreven naar hun functie. De reactie van de Commissie is als volgt. De aanvrager beperkt zelf (in antwoord op vragen van de Commissie: BD , ) de te gebruiken genen tot de vijf genen die in het advies van de Commissie en het Ontwerp besluit genoemd worden. De aanvullende informatie behoort bij de aanvraag. De genen worden dus niet slechts naar hun functie omschreven. Er worden vijf genen gespecificeerd, waarbij wordt aangegeven wat de functie van die genen is.!" De vereniging AVS / Proefdiervrij dient als derde bedenking in dat de aanvraag onvoldoende gegevens bevat over de effecten van de handelingen op de dieren. De reactie van de Commissie is als volgt. De Commissie wijst erop dat de aanvrager in vraag IV.1 van het aanvraagformulier wel degelijk uitvoerig ingaat op de gevolgen voor de dieren. Verder heeft de Commissie nog eens expliciet nadere vragen gesteld over de te verwachten gevolgen voor de dieren. De aanvrager heeft daarop zeer uitvoerig (per muizenlijn) 9

10 aanvullende informatie verstrekt (BD , ). De Commissie wijst erop dat ook deze aanvullende informatie deel uitmaakt van de aanvraag. Zij acht de bedenking daarmee feitelijk onjuist.!" De vereniging AVS / Proefdiervrij dient als vierde bedenking in dat ten onrechte in het besluit niet is aangegeven op grond van welk toetsingskader tot het besluit is gekomen. De reactie van de Commissie is als volgt. De Commissie heeft voor de aanvang van haar werkzaamheden in 1997 een rapport laten opstellen door een werkgroep van ethici afkomstig van verschillende universiteiten in Nederland. Deze ethici hadden tot taak om te verkennen hoe een ethische toetsing van biotechnologische handelingen bij dieren gestalte zou kunnen krijgen, kijkend naar de bepalingen in de Gezondheids- en welzijnwet voor dieren en het Besluit biotechnologie bij dieren. Het resulterende rapport bevat een eerste aanzet tot een toetsingskader 1. Dit rapport is openbaar en wordt verstrekt aan eenieder die informatie vraagt over de werkzaamheden van de Commissie. De Commissie is niet gehouden om bij haar advisering gebruik te maken van dit toetsingskader. Het betreft immers een rapport van een Commissie van externe deskundigen en de Commissie heeft zelf een eigen verantwoordelijkheid. Maar het spreekt vanzelf dat de Commissie grote waarde hecht aan de opvatting van deze deskundigen over de vraag hoe een toetsingskader voor biotechnologie bij dieren eruit zou moeten zien. In grote lijnen volgt de Commissie nog steeds de verschillende stappen van dit rapport. Op basis van voortschrijdend inzicht is in de loop der tijd de volgorde van de stappen enigszins veranderd en zijn op een aantal punten, soms belangrijke, nuanceringen aangebracht. De Commissie heeft op basis van het Besluit biotechnologie onder andere tot taak om stap voor stap de morele positie van het dier ten opzichte van de opkomende biotechnologie te verhelderen. Dat betekent dat zij in de loop der tijd, op basis van voortschrijdend inzicht, veranderingen aan kan brengen in het toetsingskader, mits zij dat voldoende beargumenteert. De Commissie meent dat uit haar adviezen (met name uit de opbouw ervan) duidelijk blijkt welk toetsingskader zij hanteert.!" De vereniging AVS / Proefdiervrij dient als vijfde bedenking een vraag in die luidt:: speelt uitsluitend het positieve DEC-advies een rol of spelen ook de gronden van het DEC-advies een rol bij de beoordeling van de aanvraag? De reactie van de Commissie is als volgt. De Commissie doet navraag naar het advies van de DEC, omdat de Commissie weet welke aandachtspunten de DEC hanteert bij het beoordelen van een onderzoeksprotocol. Die aandachtspunten zijn wettelijk vastgelegd. Als het DEC-advies positief is, dan weet de Commissie dus dat het onderzoek op een aantal punten door de DEC getoetst en positief beoordeeld is.!" De vereniging AVS / Proefdiervrij dient als zesde bedenking in dat het Besluit een uitputtende lijst met genen noemt, terwijl de aanvrager slechts voorbeelden van genen noemt. Daarmee is de grondslag van de aanvraag verlaten. De Commissie reageert als volgt. De aanvrager beperkt zelf (in antwoord op vragen van de Commissie: BD , ) de te gebruiken genen tot de vijf genen die in het advies van de Commissie en het Ontwerp besluit genoemd worden. De aanvullende informatie behoort bij de aanvraag. 1 Brom, FWA e.a., Het toetsen van biotechnologische handelingen bij dieren (Utrecht

11 !" De vereniging AVS / Proefdiervrij dient als zevende bedenking in dat de experimenten niet vanaf oktober 2001 verricht kunnen worden (omdat dan nog geen definitieve vergunning verleend is). Daarmee is in het besluit ten onrechte geen rekening gehouden. De Commissie reageert als volgt. In het besluit is daar wel rekening mee gehouden, omdat de vergunning verleend wordt voor een periode van vijf jaar na dagtekening van het besluit. De looptijd van de vergunning blijft dus gelijk en de aanvrager heeft gewoon vijf jaar de tijd om zijn onderzoek uit te voeren. De Commissie ziet in de ingediende bedenkingen geen aanleiding haar oorspronkelijk advies te wijzigen. De vergunningverlener heeft erop toegezien dat de bovenstaande argumenten van de Commissie, in reactie op de ingebrachte bedenkingen, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De vergunningverlener onderschrijft bovenstaande argumenten en neemt deze over. Samengevat meent de Commissie dat de aanvraag een onderzoek betreft dat wetenschappelijk van belang is omdat het inzicht oplevert in de functie van genen die een rol spelen bij normale hematopoiese (bloedvorming) en bij het ontstaan van leukemie. Het onderzoek is ook maatschappelijk van belang omdat het aanknopingspunten kan bieden voor het ontwikkelen van nieuwe vormen van diagnostiek bij leukemie en de ontwikkeling van nieuwe vormen van therapeutische interventies bij kanker. Naar de mening van de Commissie is er een substantieel doel gediend met het onderzoek. Verder stelt ze vast dat het onderzoek mede wordt gefinancierd door de Nederlandse kankerbestrijding Stichting KWF en reeds is goedgekeurd door de Association of International Cancer Research. Deze organisaties geven daarmee aan het onderzoek inhoudelijk van belang en haalbaar te vinden. Op grond van al hetgeen hiervoor is gesteld, is de Commissie van mening dat het hier gaat om onderzoek waarvoor het verbod op het verrichten van biotechnologische handelingen, zoals dat is omschreven in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, kan worden opgeheven. De Commissie heeft vervolgens onderzocht of er reële alternatieven voor dit onderzoek bestaan. Ze heeft geconstateerd dat dat niet het geval is. Het effect van de te onderzoeken genen kan op dit moment slechts onderzocht worden in een geheel (intact) dier. De vraag naar het bestaan van eventuele alternatieven is een belangrijk onderdeel van de ethische toets die de Commissie op grond van de wet dient uit te voeren. Omdat naar de mening van de Commissie zulke alternatieven niet bestaan, kan de opheffing van het verbod gehandhaafd blijven. Er bestaat een kans dat de nakomelingen van de gemodificeerde dieren schade aan gezondheid en welzijn zullen ondervinden. Die eventuele gevolgen voor gezondheid en welzijn acht de Commissie onvermijdelijk en inherent aan het onderzoek. Ze meent dat deze schade, gelet op het belang van de doelstelling, niet onaanvaardbaar is, mits de onderzoekers de muizen intensief observeren en, in het geval ernstig ongerief optreedt, doden. De Commissie heeft aangegeven dat door de biotechnologische handeling de genotypische integriteit en ook de fenotypische integriteit aangetast zal worden. Gelet op het feit dat in de samenleving reële zorgen bestaan omtrent biotechnologische handelingen die bij dieren worden uitgevoerd - zorgen die voor een deel berusten op ethische overwegingen en die hebben geleid tot wettelijke maatregelen op dit punt - constateert de Commissie dat er, in verband met biotechnologische handelingen bij dieren, altijd ethische bezwaren aangevoerd kunnen worden. Waar het naar de mening van de Commissie echter om gaat is of deze ethische bezwaren doorslaggevend zijn, met andere woorden zo zwaarwegend zijn dat ze van groter gewicht zijn dan de positieve resultaten in termen van een verbeterd inzicht in de functie van genen die een rol spelen bij normale hematopoiese (bloedvorming) en bij het ontstaan van leukemie. Dat verbeterde inzicht zou kunnen leiden tot een verbeterde diagnostiek en behandeling van ernstige aandoeningen die met name ook kinderen en jeugdigen treffen. De 11

12 Commissie meent dat het criterium genoemd in artikel 66, lid 3 onder b van de Gezondheidsen welzijnswet voor dieren aldus dient te worden uitgelegd. Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat de gezondheid en het welzijn van de dieren kan worden aangetast en dat er in termen van de aantasting van de integriteit van dieren ethische bezwaren naar voren gebracht kunnen worden, maar dat deze beide overwegingen met betrekking tot deze vergunningaanvraag naar haar mening niet doorslaggevend zijn, en samen niet opwegen tegen het belang van het doel van het onderzoek. Bovendien meent de Commissie dat de omschreven doelstelling niet op een alternatieve wijze bereikt kan worden. Ze acht derhalve de biotechnologische handelingen waarvoor vergunning is aangevraagd aanvaardbaar. Aanvullend wil de Commissie nog opmerken dat de hiervoor uiteengezette afweging met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de biotechnologische handelingen uitsluitend betrekking heeft op het onderzoek waarvoor de aanvraag is ingediend. Ze is zich echter bewust van de mogelijkheid dat de aanvragers de gegenereerde muizenlijnen voor andersoortig onderzoek beschikbaar zullen stellen aan derden. Ze heeft daar in beginsel geen bezwaar tegen, omdat op die manier voorkomen kan worden dat dezelfde muizenlijn door anderen opnieuw gegenereerd wordt. Aangezien dit andersoortige onderzoeksdoel niet door de Commissie getoetst is, acht ze het echter wel van belang om op de hoogte te worden gesteld indien de gegenereerde muizenlijnen aan derden ter beschikking worden gesteld en voor welk doel dit geschiedt. De Commissie meent derhalve dat als voorwaarde in de vergunning opgenomen zou moeten worden, dat indien de gegenereerde muizenlijnen aan derden te beschikking worden gesteld, de vergunninghouder dit dient te melden. De Commissie biotechnologie bij dieren adviseert een vergunning te verlenen onder de volgende voorwaarden: $" de dieren dienen indien ernstig ongerief ontstaat onverwijld te worden gedood; $" ten behoeve van het vaststellen van de schade aan de gezondheid en het welzijn van de dieren als gevolg van het onderzoek, dient een welzijnsdagboek conform het gestelde in de Code of Practice welzijnsbewaking proefdieren te worden bijgehouden; $" indien blijkt dat er elders een muizenlijn, die de aanvrager wenst te genereren, beschikbaar is, dan mag deze muizenlijn niet meer door de aanvrager gegenereerd worden; $" indien de dieren aan derden ter beschikking worden gesteld, dan dient de vergunninghouder dit te melden; en onder de volgende beperking: $" gedurende de looptijd van de vergunning mogen maximaal dieren gebruikt worden. De vergunningverlener deelt het standpunt van de Commissie en neemt dit advies over. IV. Wettelijk kader en beoordeling Een vergunning tot het verrichten van biotechnologische handelingen bij dieren kan op grond van artikel 66 van de Gezondheids- en welzijnswet bij dieren slechts worden verleend indien naar het oordeel van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij tegen de handelingen 1. geen ethische bezwaren bestaan en 2. de handelingen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid en het welzijn van dieren. 12

13 Op grond van artikel 66, vijfde lid, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden en kan een vergunning onder beperkingen worden verleend. Op grond van artikel 72, aanhef en onder d, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kan een vergunning in ieder geval met onmiddellijke ingang worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken indien wordt gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of met de beperkingen waaronder de vergunning is verleend. Voorafgaand aan zijn beslissing op een aanvraag voor een vergunning dient de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de Commissie biotechnologie bij dieren als bedoeld in artikel 69 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren te horen (zie onderdeel III, voorgaand). De Commissie is van mening dat Bij het onderzoek waarvoor een vergunning is aangevraagd wordt gebruik gemaakt van twee onderscheiden technieken om dieren genetisch te modificeren. Zowel wat betreft de kans dat de modificatie slaagt, als wat betreft de mogelijke uitwerking op de te genereren dieren, verschillen de technieken niet van elkaar. Bovendien wordt op het niveau van het DNA in de cel dezelfde handeling verricht, namelijk het inbrengen van een genconstruct in het genoom van de dieren. Deze twee technieken, injectie van gemodificeerde ES-cellen in blastocysten en micro-injectie van DNA-constructen in bevruchte eicellen, acht de Commissie in moreel opzicht gelijkwaardig. Hoewel deze handelingen verschillende effecten hebben, namelijk enerzijds het uitschakelen van de functie van een bestaand gen en anderzijds het inbrengen van een nieuw gen met een nieuwe functie, acht de Commissie deze handelingen voldoende vergelijkbaar om deze aanvraag als één vergunningaanvraag te behandelen. De gezondheid en het welzijn van de dieren worden door deze technieken potentieel op dezelfde manier beïnvloed, ook al kan de schade daaraan per gegenereerde muizenlijn verschillen. Indien er een goede reden zou zijn om verschillende verwachtingen te hebben omtrent de gezondheids- en welzijnseffecten van de verschillende technieken dan zou dat een reden zijn waarom de technieken niet vergelijkbaar zouden zijn. Die reden is er echter niet, de verwachtingen omtrent genoemde effecten zijn hetzelfde. Daarom kunnen deze handelingen ook in dit geval als een toetsbare eenheid beschouwd worden, temeer daar de ethische aspecten a priori dezelfde lijken te zijn. Deze conclusie en overwegingen van de Commissie biotechnologie bij dieren worden onderschreven en overgenomen door de vergunningverlener. De Commissie is van mening dat: De aanvrager geeft aan dat hij maximaal 6625 muizen nodig denkt te hebben voor het verkrijgen van de benodigde foundermuizen en het opzetten van een eerste fok. De Commissie gaat ervan uit dat bij de huidige stand van de techniek gemiddeld 150 muizen nodig zijn voor het genereren van een transgene lijn. Op grond van gegevens van andere onderzoekers meent de Commissie dat in een goed geoutilleerde faciliteit voor het genereren van transgenen het genoemde gemiddelde van 150 dieren per lijn zonder meer haalbaar dient te zijn. De Commissie constateert dat dit niet overeenkomt met het maximale aantal dieren dat de aanvrager aangeeft nodig te hebben voor het genereren van 15 lijnen. Op grond daarvan adviseert de Commissie het aantal dieren te beperken tot maximaal dieren voor de duur van de vergunning. Deze conclusie en overwegingen van de Commissie biotechnologie bij dieren worden onderschreven en overgenomen door de vergunningverlener. Ad 1. Toetsing op ethische bezwaren Het oordeel of ethische bezwaren bestaan is afhankelijk van de (deels samenhangende) beantwoording van de volgende vragen: 13

14 1. Is de doelstelling van het onderzoek zodanig belangwekkend dat een opheffing van het verbod op het verrichten van biotechnologische handelingen bij dieren in principe acceptabel kan zijn? 2. Bestaat er een reëel alternatief voor het onderzoek? 3. Indien de handeling op korte of langere termijn negatieve effecten heeft of kan veroorzaken (aantasting van de integriteit van dieren, gevolgen voor individuele dieren, gevolgen voor gezondheid en welzijn van mensen), zijn deze effecten - in het licht van het belang van het onderzoek - zodanig dat de mogelijke gevolgen onaanvaardbaar zijn? Beoordeling Ten aanzien van de doelstelling is de Commissie biotechnologie bij dieren ondermeer van mening dat: Doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen in de functie van genen die een rol spelen bij normale hematopoiese (bloedvorming) en bij het ontstaan van leukemie (bloedkanker). De genen die onderzocht zullen worden zijn: het humane WT1 gen (Wilms tumor), het TRIAD 1 gen, het ID1 gen, het ID2 gen en het NF-y gen. Van deze genen, en van afgeleide mutante vormen ervan, zullen de biochemische en biologische functie bepaald worden. Het uiteindelijke doel daarvan is het achterhalen van de oorzaak van bepaalde vormen van leukemie in de hoop dat dit in de toekomst zal leiden tot nieuwe therapieën waarbij specifiek kan worden ingegrepen met minimale nadelige gevolgen voor de patiënt. De op dit moment beschikbare therapieën voor de behandeling van kanker, zoals bestraling en chemotherapie, zijn vaak weinig specifiek en door de ernstige bijwerkingen zeer belastend voor de patiënt. Dit onderzoek is wetenschappelijk van belang, omdat het een bewijs kan opleveren voor hypotheses die bestaan rond de functie van de te onderzoeken genen. Als voorbeeld kan genoemd worden het feit dat de aanvragers bij AML patiënten (Acute Myeloïde Leukemie, een ernstige vorm van bloedkanker) hebben geconstateerd dat een hoge expressie van het WT1 gen, of een mutatie van dat gen, correleert met een slechte prognose. In vitro analyses lijken erop te wijzen dat het WT1 gen als oncogen ( kankergen ) functioneert. Als blijkt dat overexpressie van het WT1 gen leukemie veroorzaakt, dan kan dit leiden tot een betere diagnostiek en mogelijk ook tot nieuwe vormen van therapie. Verder is inmiddels duidelijk geworden dat ook bij veel andere vormen van kanker sprake is van overexpressie van het WT1 gen. Het blijkt dat veel therapeutische toepassingen en bevindingen bij onderzoek naar, en behandeling van leukemie naderhand ook worden toegepast bij andere vormen van kanker. Maatschappelijk acht de Commissie het onderzoek van belang omdat het zich richt op een vorm van kanker die zich explosief kan ontwikkelen en relatief veel voorkomt bij kinderen op jonge leeftijd. Het gaat per jaar om ca ziektegevallen. De Commissie meent verder dat het aannemelijk is dat de resultaten van dit onderzoek een belangrijke uitstraling kunnen hebben naar het totale kankeronderzoek. (...) Ten aanzien van de beschikbaarheid van reële alternatieven overweegt de Commissie biotechnologie bij dieren ondermeer: Voor een nadere bepaling van de biologische functie van de te onderzoeken genen kan men gebruik maken van verschillende hematopoietische cellijnen. Genen die bij die proeven interessant lijken te zijn, kunnen worden getest in primaire beenmergcellen van muizen door te kijken wat het effect is van het gen op de proliferatie en differentiatie van deze cellen in kweek. Verschijnselen als metastasering en infiltratie en bepaalde hormonale invloeden zijn in een celkweek echter niet of zeer moeilijk na te bootsen. Het is bekend dat cellen in kweek zich aanpassen aan het medium waarin zij zich bevinden. Er treedt op den duur selectie op. De cellen die in kweek het meest succesvol zijn, zijn echter niet noodzakelijkerwijs ook de cellen die in het lichaam van een intact organisme het meest succesvol zijn. Uiteindelijk zal men de functie van de genen in een intact organisme, zoals de muis, moeten onderzoeken. 14

15 De primaire beenmergcellen kunnen worden getransplanteerd in muizen, waarbij de eigen beenmergcellen van die muizen door bestraling zijn gedood. Dit is een goed ontwikkeld proefdiermodel en zou tot op zekere hoogte een alternatief kunnen zijn voor het maken van transgene muizen, maar daarmee verkrijgt men niet de voor dit onderzoek gewenste orgaanspecifieke expressie. Ook kan een dergelijke beenmergtransplantatie pas plaatsvinden als de muis oud genoeg is om een dergelijke ingreep te doorstaan. Verder is het de vraag of het door de transplantatie, en alle handelingen en bewerkingen die daaraan vooraf gaan, niet erg moeilijk zal worden om de effecten van het gen te onderscheiden van effecten van de bijkomende handelingen. Genetische gemodificeerde muizen kennen deze belangrijke nadelen niet en bovendien kan in dergelijke muizen ook het effect van het gen tijdens de embryogenese worden onderzocht. Muizen zijn als diermodel voor dit soort genetisch onderzoek een geschikte kandidaat gebleken. Gelet op de doelstelling van de biotechnologische handelingen zijn er, in het licht van de stand van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek, naar de mening van de Commissie op dit moment geen reële alternatieven beschikbaar. De Commissie wenst echter wel op te merken dat de aanvrager nauwlettend in de gaten dient te houden of, op het ogenblik dat de biotechnologische handelingen uitgevoerd gaan worden om een bepaalde muizenlijn te maken, een dergelijke muizenlijn elders al niet aanwezig en beschikbaar is. Indien elders een relevante muizenlijn beschikbaar is, (...) dient de aanvrager de houder van die muizenlijn te verzoeken om daarvan gebruik te mogen maken. (..) De Commissie wenst daarmee aan te geven dat doublures in de biotechnologische handelingen bij dieren zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden. Ten aanzien van de mate van aantasting van de integriteit van de dieren overweegt de Commissie ondermeer: In het Nee, tenzij beleid ten aanzien van biotechnologie bij dieren zijn biotechnologische handelingen bij dieren niet alleen problematisch vanwege de mogelijke effecten op de gezondheid en welzijn van de dieren, maar ook omdat door middel van het veranderen van genetisch materiaal de eigenheid van het dier door de mens wordt veranderd. Door het genetisch modificeren van dieren, zoals hier wordt bedoeld, worden hun eigenschappen doelbewust en gericht gewijzigd ten nutte van de mens. Deze genetische modificaties worden omschreven als een aantasting van de integriteit van het dier. In dit onderzoek worden aan het genoom van de muis DNA constructen toegevoegd. Hierdoor zal de integriteit van het dier aangetast worden. Om de mate van aantasting van die integriteit verder te beoordelen let de Commissie vooral op fenotypische kenmerken zoals het gedrag, het uiterlijk en de mate van zelfredzaamheid van het dier. Als gevolg van de biotechnologische handelingen zal bij ten minste een deel van de muizen een verstoring optreden van het normale patroon van de differentiatie van bloedcellen, wat ertoe kan leiden dat het afweersysteem van de muizen minder goed functioneert. Hoewel dit met een aangepaste huisvesting niet tot gezondheids- en welzijnsproblemen hoeft te leiden, beschouwt de Commissie dit wel als een aanzienlijke aantasting van de zelfredzaamheid van de muizen, omdat de muis meer dan voorheen afhankelijk is van de mens. In dit geval bestaat de toegenomen afhankelijkheid eruit dat de muis alleen kan overleven indien de mens aangepaste huisvesting aanbiedt waarin geen ziekteverwekkers voorkomen. Gelet op de genen die door de biotechnologische handelingen worden ingebouwd, meent de Commissie verder dat het niet aannemelijk is dat de overige genoemde parameters (uiterlijk en gedrag) sterk zullen afwijken van het normale patroon zoals dat bij niet-transgene muizen gevonden kan worden. Naar het oordeel van de Commissie impliceert het genereren van muizen waarvan de zelfredzaamheid in aanzienlijke mate is aangetast, omdat het afweersysteem niet goed functioneert, maar waarbij uiterlijke en gedrag niet veranderen, een matige aantasting van de integriteit. De Commissie meent dat de mate van aantasting van de integriteit die optreedt apart beoordeeld dient te worden. Ze wil daarmee aangeven dat het bij de beoordeling van de aantasting van de integriteit gaat om andere zaken dan die bij de aantasting van de gezondheid en het welzijn beoordeeld zijn. 15

16 Conclusie:Gelet op de bovenvermelde overwegingen van de Commissie biotechnologie bij dieren, welke overwegingen door de vergunningverlener worden overgenomen, gelet op het doel van het beschreven onderzoek, gelet op het ontbreken van reële alternatieven, gelet op de niet op voorhand onaanvaardbaar geachte aantasting van integriteit van de dieren, gelet op het aantal dieren dat ten behoeve van het vervaardigen van de genetisch gemodificeerde muizen wordt gebruikt en gelet op de conclusie van de Commissie biotechnologie bij dieren dat genoemde ethische bezwaren niet opwegen tegen het belang van de doelstelling van onderzoek en derhalve niet onaanvaardbaar worden geacht- welke conclusie wordt onderschreven en overgenomen-, wegen de ethische bezwaren tegen het generen van genetisch gemodificeerde muizen, waarin genconstructen worden ingebracht die betrokken zijn bij normale bloedvorming en bij het ontstaan van bloedkanker, niet op tegen het belang van de doelstelling van het onderzoek. Ad 2. Toetsing op gezondheid en welzijn van dieren Het oordeel of onaanvaardbare effecten op de gezondheid en het welzijn van dieren optreden wordt geveld op grond van een beoordeling van de mogelijke gezondheids- en welzijnsrisico s verbonden aan de voorgenomen werkzaamheden en is afhankelijk van de (deels samenhangende) beantwoording van de volgende vragen: 1. In welke mate wijzigen de biotechnologische handelingen de normale fysiologie van het dier? 2. Heeft de wijziging van de normale fysiologie van het dier naar verwachting negatieve gezondheids- en welzijnseffecten? 3. Indien de biotechnologische handelingen naar verwachting negatieve gezondheids- en welzijnseffecten kunnen hebben, zijn deze effecten zodanig dat de gevolgen - gelet op het belang van het onderzoek - onaanvaardbaar zijn? Beoordeling De Commissie biotechnologie bij dieren overweegt ondermeer het volgende: Aangegeven wordt dat de biotechnologische handelingen bij de muizen naar verwachting nauwelijks gevolgen zullen hebben voor het welzijn van de muizen. In antwoord op vragen van de Commissie legde de aanvrager uit dat gebruik gemaakt wordt van het zogenaamde cre-lox systeem. Dit houdt in dat er gebruik gemaakt wordt van twee typen transgene muizen: transgenen waarbij het gen dat onderwerp van onderzoek is ingebracht en transgenen die het Cre-recombinase gen tot expressie brengen en die bepalen waar het transgen tot expressie komt. Beide transgene lijnen kunnen afzonderlijk in stand gehouden worden. In die situatie heeft het transgen geen invloed op het fenotype van de muis. Ten behoeve van het onderzoek worden beide soorten lijnen met elkaar gekruist waardoor het gen dat wordt onderzocht, wordt geactiveerd (bij kruising met transgenen) of geïnactiveerd (bij kruising met knockouts). Na kruising kunnen de muizen leukemie ontwikkelen, een verstoorde productie hebben van rode bloedcellen (deze muizen zijn niet levensvatbaar; de afwijking is embryonaal lethaal) of een verzwakte afweer hebben als gevolg van een veranderd patroon van de differentiatie van de diverse bloedcellen. Deze laatste muizen zullen gevoeliger zijn voor het ontstaan van infecties. Onvoorspelbaar is echter wat precies de overige gevolgen zullen zijn (met name als het gaat om het genereren van knock-out muizen) en naar de mening van de Commissie kan dan ook niet uitgesloten worden dat toch ernstig ongerief kan ontstaan. De Commissie meent dat indien als gevolg van de biotechnologische handelingen, voorzien of onvoorzien, ernstig ongerief optreedt, de dieren onverwijld dienen te worden gedood, zodat de schade aan de gezondheid en het welzijn van de dieren van korte duur zal zijn. Om de schade aan de gezondheid en het welzijn, die bij dit onderzoek eventueel optreedt, vast te kunnen stellen, meent de Commissie dat door de onderzoekers een welzijnsdagboek conform het gestelde in de Code of Practice welzijnsbewaking van proefdieren van de Keuringsdienst van Waren dient te worden 16

17 bijgehouden, waarin de verrichte handelingen (ingrepen) en het verloop van het welzijn alsmede de genomen maatregelen worden vastgelegd. Conclusie: De mogelijk optredende negatieve effecten op de gezondheid en het welzijn van de dieren in het kader van dit onderzoek worden, gelet op bovenstaande overwegingen van de Commissie biotechnologie bij dieren, welke overwegingen door de vergunningverlener worden onderschreven en overgenomen, gelet op het doel van het onderzoek, gelet op het ontbreken van reële alternatieven, gelet op het aantal dieren dat ten behoeve van het vervaardigen van de genetisch gemodificeerde muizen wordt gebruikt en gelet op de conclusie van de Commissie biotechnologie bij dieren dat de bezwaren op grond van de aantasting van de gezondheid en het welzijn van de dieren niet opwegen tegen het belang van het onderzoek, mits ernst en duur van de schade voor de dieren beperkt wordt, niet onaanvaardbaar geacht, mits de dieren gedood worden bij verdenking van ernstig leed (zie voorschrift 2 en het navolgende onder V). De procedure is krachtens en conform het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd. Door de aanvraag, de aanvullingen daarop en het advies van de Commissie heeft de vergunningverlener de nodige gegevens omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen verzameld. Tevens heeft hij er op toe gezien dat de advisering door de Commissie zorgvuldig heeft plaats gevonden. De vergunningverlener onderschrijft de argumenten van de Commissie en neemt deze over. Gelet op het bovenstaande is de vergunningverlener van mening dat er geen sprake is van handelingen die onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid of het welzijn van dieren. De ethische bezwaren wegen niet op tegen het belang van de doelstelling van het onderzoek. Derhalve kan een vergunning verleend worden, onder de navolgende beperkingen en voorschriften. V Beperkingen en voorschriften Beperkingen De bij beperking 1 en 2 gestelde beperkingen zijn in overeenstemming met het gestelde in de aanvraag en de aanvullingen hierop, met dien verstande dat het maximaal aantal dieren dat gedurende de looptijd van de vergunning mag worden gebruikt is vastgesteld op (uitgaande van maximaal 150 dieren per lijn en in totaal 15 lijnen). Vergunningverlener onderschrijft de mening van de Commissie dat bij de huidige stand van de techniek een gemiddelde van 150 dieren per transgene lijn haalbaar dient te zijn (zie voorgaande onder IV. Wettelijk kader en beoordeling). In de overwegingen bij haar advies merkt de Commissie op dat door de aanvrager nauwlettend in de gaten gehouden dient te worden of er niet al, op het ogenblik dat de biotechnologische handelingen uitgevoerd gaan worden om een bepaalde muizenlijn te maken, een dergelijke muizenlijn elders (bijvoorbeeld in het buitenland) bestaat. Indien elders een relevante muizenlijn bestaat, is de Commissie van mening dat er een reëel alternatief bestaat en dient de aanvrager de houder van die muizenlijn te verzoeken om daarvan gebruik te mogen maken. De Commissie wenst daarmee aan te geven dat doublures in de biotechnologische handelingen bij dieren zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden. Vergunningverlener onderschrijft dat doublures in het verrichten van biotechnologische handelingen zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden, maar is van mening dat het onnodig is dit onderdeel van het advies van de Commissie in de vorm van een beperking over te nemen. Op het moment van beoordeling van een vergunningaanvraag voor het verrichten van biotechnologische handelingen bij dieren wordt er gekeken of er alternatieven voor deze handelingen bestaan. Indien dit het geval is, wordt geen vergunning verleend. Naast de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is de Wet op de Dierproeven (WOD) onverkort van toepassing. Het maken van transgene dieren is een dierproef in het kader van de Wet op de Dierproeven (WOD). De vergunninghouder ex. artikel 2 WOD is, op grond van artikel 10a WOD, verplicht dierproeven voor advies voor te leggen aan een dierexperimentencommissie 17

18 ex. artikel 18a WOD. Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek dienen de meest recente ontwikkelingen met betrekking tot de beschikbaarheid van de in het kader van een dierproef te vervaardigen genetisch gemodificeerde muizen betrokken te worden. Bovendien mag, op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Dierproeven een dierproef niet worden verricht indien naar de algemene kenbare, onder deskundigen heersende opvatting, het doel ook kan worden bereikt door middel van een dierproef waarbij minder dieren kunnen worden gebruikt. Derhalve dient in het geval een te vervaardigen transgeen dier reeds beschikbaar is, daarvan gebruik gemaakt te worden. Dit laat onverlet dat op grond van artikel 72, aanhef en onder d, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de bevoegdheid bestaat tot wijziging van een beschikking, indien na de verlening van de vergunning is gebleken van feiten en omstandigheden die, waren zij bekend op het moment van de verlening van de vergunning, aanleiding zouden zijn geweest om de aanvraag te wijzigen dan wel af te wijzen. Voorschriften Er worden 5 voorschriften bij de vergunning gesteld. Op grond van artikel 72, aanhef en onder d, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kan een vergunning ondermeer met onmiddellijke ingang geschorst of gewijzigd worden dan wel worden ingetrokken indien na de verlening van de vergunning is gebleken van feiten en omstandigheden die, waren zij bekend op het moment van de verlening van de vergunning, aanleiding zouden zijn geweest om de aanvraag te wijzigen dan wel af te wijzen. Omdat veranderingen in de integriteit, de normale fysiologie en het functioneren van de proefdieren ten gevolge van het toevoegen van de genoemde genen niet te voorspellen zijn, wordt het- overeenkomstig het gestelde in de aanvraag en advies van de Commissie biotechnologie bij dieren- van belang geacht dat de dieren die onnodig ernstig ongerief ondervinden worden gedood. De Commissie meent dat bij ernstig ongerief de dieren onverwijld dienen te worden gedood. De vergunningverlener onderschrijft dit advies. Hiertoe is voorschrift 2 opgenomen. Omdat vergunningverlener meer inzicht wil krijgen in de aard van mogelijk optredend ernstig ongerief, is zowel voorschrift 2 als voorschrift 3 uitgebreid met de eis dat van de dieren die onverwijld gedood werden vanwege ernstig ongerief een pathologie-rapport dient te worden opgesteld. Dit pathologie-rapport dient toegevoegd te worden aan het logboek zoals bijgehouden wordt op grond van voorschrift 5, zodat het inzichtelijk is voor bevoegde ambtenaren van de controlerende instanties. Daarnaast wordt het van belang geacht dat onverwachte effecten op de gezondheid of het welzijn van dieren gemeld worden. Hiertoe is voorschrift 3 opgenomen en dient de vergunninghouder, in overeenstemming met het advies van de Commissie biotechnologie bij dieren, op basis van voorschrift 5 een logboek of een database, als bedoeld in de Code of Practice welzijnsbewaking van proefdieren van de keuringsdienst van Waren, bij te houden. In het logboek of de database dienen gegevens over de gezondheids- en welzijnstoestand [eetlust, gewichtsverloop, het gedrag van de dieren en eventuele opvallende kenmerken of afwijkingen van de genetisch gemodificeerde dieren (chimaera's en transgenen)] doelmatig, dat wil zeggen inzichtelijk voor de controlerende instantie en met een zodanige regelmaat dat het verloop van de gezondheids- en welzijnstoestand weergegeven wordt, vermeld te worden. Eveneens dient in het logboek vermeld te worden!" het aantal dieren gebruikt bij de biotechnologische handeling!" het aantal dieren dat de genetische modificatie (chimaera's en transgenen) bezit. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de Code of Practice welzijnsbewaking van proefdieren van de Keuringsdienst van Waren (zie hoofdstuk 6) en indien gewenst kan ook 18

19 gebruik gemaakt worden van de aantekeningen die reeds gemaakt dienen te worden op basis van artikel 15 WOD juncto artikel 10 Dierproevenbesluit, welke aantekeningen daartoe zodanig aangevuld dienen te worden dat alle voorgenoemde gegevens vermeld worden. Vergunningverlener heeft overeenkomstig het advies van de Commissie besloten tot het toevoegen van voorschrift 4 waarin wordt gesteld dat indien vergunninghouder door hem gegenereerde muizenlijnen ter beschikking stelt aan derden hij dit dient te melden aan vergunningverlener, onder vermelding van het nummer van deze vergunning, de naam van de rechtspersoon waaraan de lijn beschikbaar wordt gesteld en, indien bekend, het doel waarvoor de dieren gebruikt gaan worden. Voorts heeft vergunningverlener gesteld dat vergunninghouder de door hem gegenereerde muizen-lijnen alleen ter beschikking aan derden mag stellen wanneer hij bij die overdracht bedingt dat indien deze derden betreffende dieren ook weer aan anderen ter beschikking stellen, ook zij dit dienen te melden aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het doel van dit voorschrift is het verkrijgen van meer inzicht in hoe vaak, waarom en aan wie transgene dieren worden afgestaan, omdat er nog veel onbekend is omtrent terbeschikkingstelling aan derden. Opdat de beperkingen en voorschriften van deze vergunning nageleefd worden, wordt in voorschrift 1 bepaald dat het bij de werkzaamheden betrokken personeel van de bepalingen van deze vergunning op de hoogte dient te zijn

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, ONTWERPBESLUIT BD nr. 01. 262 (E20) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT BD nr. 01.284 (E21) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag d.d. 10

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT BD nr. 01. 241 (E17) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag d.d.

Nadere informatie

Utrecht, 25 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN

Utrecht, 25 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Utrecht, 25 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT BD nr. 01. 242 (E18) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag d.d.

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 27 februari 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: ONTWERPBESLUIT BD nr 02.448 (F12) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag d.d.

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT BD nr. 02.190 (F09) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag d.d. 22

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, ONTWERPBESLUIT BD nr. 01.151 (E12) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag

Nadere informatie

Ministerie van LNV, De directeur VVA, Ir. G.A. Koopstra Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage.

Ministerie van LNV, De directeur VVA, Ir. G.A. Koopstra Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage. Ministerie van LNV, De directeur VVA, Ir. G.A. Koopstra Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage. 03-06-2002 BD02.267 CBD/02.199/RT 27-06-2002 Nader advies BD 01.367 (E22) en BD 01.409 (E23) 2 Hierbij doe

Nadere informatie

ADVIES COMMIS S IE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN

ADVIES COMMIS S IE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN 11-02-2004 Utrecht, 28 januari 2004 ADVIES COMMIS S IE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit betreffende de vergunningaanvraag

Nadere informatie

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd.

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd. Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0212(M04) Gelezen de aanvraag van het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden van 10 juni 2008 met de aanvulling hierop van 29 juli 2008 met het verzoek om een vergunning

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 1 mei 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag met kenmerk

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 27 juni 2005 BESLUIT RBD0165(H09) Gelet op: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, ONTWERPBESLUIT BD nr. 01.235 (E07) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 13 april 2006 ONTWERPBESLUIT RBD0182(J07) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Bijlage I bij besluit RBD0217(M09)

Bijlage I bij besluit RBD0217(M09) Bijlage I bij besluit RBD0217(M09) Gelezen de aanvraag van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam van 31 oktober 2008 met de aanvulling hierop van 19 januari 2009 met het verzoek

Nadere informatie

Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd. Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd. Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 1 mei 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag met kenmerk

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 27 november 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Op 15 oktober 2002 verzocht de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de Commissie biotechnologie bij dieren om opnieuw advies

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 15-07-2003 ONTWERP-BESLUIT BD nr. 03.47(G02) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 26 april 2006 ONTWERPBESLUIT RBD0184(K01) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0213(M05)

Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0213(M05) Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0213(M05) Gelezen de aanvraag van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam van 10 juli 2008 met de aanvulling hierop van 28 augustus 2008 met het

Nadere informatie

Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd. Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd.

Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd. Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd. Utrecht, 11 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningaanvraag

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 25 juni 2003 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningaanvraag met kenmerk

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 19 februari 2008 ONTWERPBESLUIT RBD0206(L08) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, 17 september 2003 BESLUIT BD nr. 02.469 (F13) Gelet op: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 28 mei 2008 BESLUIT RBD0210(M02) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag van

Nadere informatie

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd.

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd. Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0215(M07) Gelezen de aanvraag van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam van 14 juli 2008 met het verzoek om een vergunning als bedoeld in artikel

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 27 juni 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningaanvraag met kenmerk

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 19 december 2007 BESLUIT RBD0202(L04) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 25 januari 2007 ONTWERPBESLUIT RBD0195(K11) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

146

146 145 146 Bij genetische modificatie door middel van transgenese worden met behulp van biotechnologische technieken erfelijke eigenschappen veranderd of van het ene naar het andere organisme overgebracht.

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 26 maart 2003 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningaanvraag met

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 24 augustus 2007 ONTWERPBESLUIT RBD0201(L03) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 17 september 2004 ONTWERPBESLUIT RBD0157/o Inboeknummer VVA/BD04.134(H05) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning

Nadere informatie

Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0220(N03)

Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0220(N03) Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0220(N03) Gelezen de aanvraag van het Academisch Medisch Centrum bij de Universiteit van Amsterdam te Amsterdam van 23 april 2009 met het verzoek om een vergunning als bedoeld

Nadere informatie

O 8OKT 2015 Het tentoonstellen van genetisch gemodificeerde organismen

O 8OKT 2015 Het tentoonstellen van genetisch gemodificeerde organismen Ministerie van Economische Zaken > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage Datum Betreft O 8OKT 2015 Het tentoonstellen

Nadere informatie

Biotechnologie bij dieren

Biotechnologie bij dieren Hieronder treft u de tekst aan uit de brochure biotechnologie bij dieren. De brochure kunt u bestellen bij de infotiek van het ministerie LNV Email: infotiek@dv.agro.nl Telefoon infotiek: 070-3784062 Biotechnologie

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, 29-10-2002 BESLUIT BD nr. 02.132 (F07) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niet-technische samenvatting 2015246 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Het ontrafelen van de rol die darmflora speelt in het ontstaan van hart- en vaatziekten 1.2 Looptijd van het project 1.3

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 13 april 2006 ONTWERPBESLUIT RBD0186(K03) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus EK 's-gravenhage.

Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus EK 's-gravenhage. Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401 2500 EK 's-gravenhage. 01-04-2004 BD 04.97/JT (G05) CBD/04.104/RT 06-05-2004 Bedenkingen BD 03.183 (G05) Hierbij doe ik u toekomen de

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niet-technische samenvatting 2015185 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Ontwikkeling van vaccins voor de behandeling en ter voorkoming van human papilloma virus (HPV) infecties en HPVgerelateerde

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: BESLUIT BD nr. 02.7 (F01) Gelet op!" de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren;!" de aanvraag d.d. 8 januari

Nadere informatie

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies. Postbus BD Dordrecht

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies. Postbus BD Dordrecht Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies Postbus 1191 3300 BD Dordrecht 02-09-2004 info bdk (CBD) CBD/04.202/RT 27-09-2004 Bedenkingen BD04.44(H03) Hierbij doe ik u toekomen de reacties op de bedenkingen

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 19 december 2007 ONTWERPBESLUIT RBD0204(L06) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 10 januari 2005 BESLUIT VVA/BD 04.126 (H02) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401 2500 EK 's-gravenhage.

Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401 2500 EK 's-gravenhage. Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401 2500 EK 's-gravenhage. 01-04-2004 BD 04.98/JT(G07) CBD/04.105/RT 06-05-2004 Bedenkingen BD 03.274 (G07) Hierbij doe ik u toekomen de reacties

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 147 Besluit van 3 maart 2005, houdende wijziging van het Besluit biotechnologie bij dieren (Handelingen met betrekking tot dieren waar geen vergunning

Nadere informatie

LEI Plagiaat ongegrond

LEI Plagiaat ongegrond CASUS WETENSCHAPPELIJKE INTEGRITEIT 2016 LEI Plagiaat ongegrond Universiteit Leiden 1. Onderwerp van de klacht Plagiaat 2. Advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit 25 mei 2016 De Commissie

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 4 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2001:AD7620

ECLI:NL:CBB:2001:AD7620 ECLI:NL:CBB:2001:AD7620 Instantie College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum uitspraak 22-11-2001 Datum publicatie 27-12-2001 Zaaknummer AWB 00/285 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 4 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag

Nadere informatie

JAARVERSLAG DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE UNIVERSITEIT LEIDEN. Universiteit Leiden

JAARVERSLAG DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE UNIVERSITEIT LEIDEN. Universiteit Leiden JAARVERSLAG 2011 DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE UNIVERSITEIT LEIDEN Universiteit Leiden Inleiding De Dierexperimentencommissie (UDEC) toetst de onderzoeksplannen van de Universiteit Leiden waarbij sprake is

Nadere informatie

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen Niet-technische samenvatting 2015107 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Dierstudies in het kader van ontwikkeling van medicijnen voor het behandelen en voorkomen van virale infecties aan de

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 21-06-2004 BESLUIT BD 03.183 (G05) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8037 14 februari 2017 Besluit van de Centrale Commissie Dierproeven van 28 oktober 2016, ref CCD 16-15-09, houdende regels

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting 2015245. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet-technische samenvatting 2015245. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niet-technische samenvatting 2015245 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project De rol van Nucleaire Hormoon Receptoren in de regulatie van het glucose- en lipidemetabolisme en de ontwikkeling van type

Nadere informatie

de aanvraag van 8 november 2004 met de aanvu ling hierop van 21 januari 2005 van de Radboud

de aanvraag van 8 november 2004 met de aanvu ling hierop van 21 januari 2005 van de Radboud 8 april 2005 ONTWERPBESLUIT RBD0166 (H10) Gelet op: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de

Nadere informatie

Proefdieren in de wetenschap VU & VUmc

Proefdieren in de wetenschap VU & VUmc Proefdieren in de wetenschap VU & VUmc jaarverslag dierproeven 2013 De VU en VUmc doen onderzoek met behulp van proefdieren. Dat gebeurt met zeer goede redenen en op een verantwoorde manier. Over het gebruik

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting. Taalontwikkeling, cellen, hersenactiviteit, ziekte, muismodel

Niet-technische samenvatting. Taalontwikkeling, cellen, hersenactiviteit, ziekte, muismodel Niet-technische samenvatting 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project onderzoek naar de invloed van taalgenen op de hersenontwikkeling en hersenfunctie 1.2 Looptijd van het project 1-9-2015-1-9-2020

Nadere informatie

iet-technischesamenvatting

iet-technischesamenvatting iet-technischesamenvatting 1 Algemenegegevens 1.1 Titel van het project Verbetering van dendritische cel functies in anti-kanker therapieen 1.2 Looptijd van het project 1-9-2015-1-9-2020 1.3 Trefwoorden

Nadere informatie

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies Mw. Ir. W.J. Bezem Postbus 1191 3300 BD Dordrecht

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies Mw. Ir. W.J. Bezem Postbus 1191 3300 BD Dordrecht Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies Mw. Ir. W.J. Bezem Postbus 1191 3300 BD Dordrecht 19-11-2004 bdk (CBD) CBD/04.305/RT 24-12-2004 Bedenkingen Advies H04A Hierbij doe ik u toekomen de reacties

Nadere informatie

Ministerie van LNV, De directeur VVA, Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage.

Ministerie van LNV, De directeur VVA, Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage. Ministerie van LNV, De directeur VVA, Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage. 11-09-2003 BD 03.251/JT CBD/03.200/HL 29-09-2003 Nader advies BD 03.47 (G02), BD 03.90 (G03) 1 Hierbij doe ik

Nadere informatie

Registratienummer: Besluit omgevingsvergunning Elswoutshoek

Registratienummer: Besluit omgevingsvergunning Elswoutshoek Registratienummer: 2016003300 Besluit omgevingsvergunning Elswoutshoek Op 22 mei 2015 is namens de heer J.W. Slewe te Overveen een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de activiteit handelen in

Nadere informatie

antidepressivum, rat, overerfbaar, mechanismen, gedrag

antidepressivum, rat, overerfbaar, mechanismen, gedrag 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Effecten van het antidepressivum vortioxetine op hersenmechanismen in genetische diermodellen voor depressie 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal

Nadere informatie

In dit besluit wordt verwezen naar de corresponderende nummers uit de inventarislijst, zodat per document duidelijk is wat is besloten.

In dit besluit wordt verwezen naar de corresponderende nummers uit de inventarislijst, zodat per document duidelijk is wat is besloten. In dit besluit wordt verwezen naar de corresponderende nummers uit de inventarislijst, zodat per document duidelijk is wat is besloten. Zienswijzen Er zijn derde belanghebbenden bij de openbaarmaking van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Omgevingsvergunning UV/

Omgevingsvergunning UV/ Aanvraag Burgemeester en wethouders hebben op 10 maart 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van C.A. van Zon, Barrierweg 62 a te Liempde voor het gedeeltelijk verbouwen van het bijgebouw

Nadere informatie

Voorstel: Type voorstel: [X] Kaderstellend G Controlerend D Rest

Voorstel: Type voorstel: [X] Kaderstellend G Controlerend D Rest Gemeente eente 1 j] /l Eergen Berc op Zoom --......,,!«! muf (HU RVB07-0048 Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Programmanaam en nummer : Initiatiefvoorstel D66-fractie Voorkomen van aantasting van

Nadere informatie

Bouwen en wonen ONTWERPBESLUIT. Stichting Waternet T.a.v. de heer C. Voortman. Postbus GT AMSTERDAM. Geachte heer Voortman,

Bouwen en wonen ONTWERPBESLUIT. Stichting Waternet T.a.v. de heer C. Voortman. Postbus GT AMSTERDAM. Geachte heer Voortman, Bouwen en wonen ONTWERPBESLUIT Stichting Waternet T.a.v. de heer C. Voortman Postbus 94370 1090 GT AMSTERDAM Datum : Uw kenmerk : Ons kenmerk : WABO-2012-0023 2012006989 Behandeld door : R.P. Perquin E-mail

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 1 september 2005 BESLUIT RBD0166(H10) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

Beleidsregels Meldingen in het kader van een projectvergunning

Beleidsregels Meldingen in het kader van een projectvergunning Beleidsregels Meldingen in het kader van een projectvergunning Deze beleidsregels in de zin van artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn vastgesteld door de Centrale Commissie Dierproeven

Nadere informatie

Galzouten, darmontsteking, leverkanker, ernstig overgewicht, nieuwe therapie

Galzouten, darmontsteking, leverkanker, ernstig overgewicht, nieuwe therapie 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project De functie van galzouten in ziekte en gezondheid 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) 5 jaar Galzouten, darmontsteking, leverkanker, ernstig

Nadere informatie

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP Vastgesteld bij besluit van de Raad van Bestuur van de Stichting Nederlandse Publieke Omroep, hierna de NPO, d.d. 12 januari 2010, herzien d.d. 12 februari 2013.

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

ONTWERP-BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

ONTWERP-BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND ONTWERP-BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND Aan: Heros Sluiskil B.V. Postbus 1 4540 AA Sluiskil Middelburg, datum invullen Kenmerk: Afdeling: Onderwerp:

Nadere informatie

De Pirk BV. Greutelseweg 51. Ontwerp omgevingsvergunning

De Pirk BV. Greutelseweg 51. Ontwerp omgevingsvergunning Gemeente Epe De Pirk BV Greutelseweg 51 7345 CR WENUMWIESEL Uw aanvraag : 7 mei 2014 Uw kenmerk : aanvraag 1114193 Ons kenmerk : nr. 2014-25380 Zaaknummer : Gen02265 Behandeld door Eenheid Vergunningverlening

Nadere informatie

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies 30 juni 2004 info bdk (CBD) CBD/04.161/RT 30 juli 2004 Bedenkingen BD04.8 (H01) Hierbij doe ik u toekomen de reacties op de bedenkingen ten aanzien van het

Nadere informatie

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd: Utrecht, 4 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningsaanvraag

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten. Omgevingsvergunning Poststuknummer: DA00085026 Burgemeester en wethouders hebben op 8 december 2016 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen en in behandeling genomen voor het gedeeltelijk verleggen

Nadere informatie

3 Kunt u bevestigen dat Universiteit Maastricht nog geen besluit heeft genomen over dierproeven op labradors in de toekomst?

3 Kunt u bevestigen dat Universiteit Maastricht nog geen besluit heeft genomen over dierproeven op labradors in de toekomst? > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA s-gravenhage Directoraat-generaal Agro Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

F Niet-technische samenvatting 2015301

F Niet-technische samenvatting 2015301 F Niet-technische samenvatting 2015301 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Op naar begrip van en behandeling voor bijniertumoren 1.2 Looptijd van het project 1-12-2015-1-12-2020 1.3 Trefwoorden

Nadere informatie

Stralingsbescherming. Datum 18 april 2019 Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning. Besluit door: Besluit:

Stralingsbescherming. Datum 18 april 2019 Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning. Besluit door: Besluit: Koningskade 4 Den Haag Postbus 16001 2500 BA Den Haag www.anvs.ni Datum 18 april 2019 Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning Besluit: VERLENGING VAN DE GELDIGHEIDSDUUR EN WIJZIGING VAN DE TENAAMSTELLING

Nadere informatie

afweerbalans; virusinfecties in luchtwegen; auto-immuunziektes; ontstekingsziekten

afweerbalans; virusinfecties in luchtwegen; auto-immuunziektes; ontstekingsziekten Niet-technische samenvatting 2015322 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Nieuwe behandelmethoden voor schadelijke afweerreacties 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) 5 jaar

Nadere informatie

Dit besluit is voorbereid volgens de procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Dit besluit is voorbereid volgens de procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Pagina 1 van 6 Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiderdorp Aanhef Van de heer B.D. Borreman, wonende Poortwacht 28 te Leiderdorp, is op 10 november 2014 een verzoek ontvangen waarbij om een eerste

Nadere informatie

Ontwerp Omgevingsvergunning

Ontwerp Omgevingsvergunning De heer J.B. Kamphuis Kloosterallee 3 8167 LT Oene Zaaknummer : 48503 Behandeld door : Team Ontwikkeling Vergunningverlening Telefoonnummer : 14 0578 Onderwerp : Ontwerp omgevingsvergunning uitgebreid

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. weefselconstructie, bloedvaten, nierfalen

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. weefselconstructie, bloedvaten, nierfalen Niet-technische samenvatting 2015310 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project De invloed van nierfalen op weefselconstructie van bloedvaten 1.2 Looptijd van het project 1.3 Trefwoorden (maximaal 5)

Nadere informatie

Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning

Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Ontwerpbesluit Omgevingsvergunning Poststuknummer: DA00103914 Burgemeester en wethouders hebben op 6 september 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen en in behandeling genomen voor het bouwen

Nadere informatie

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Ontwikkelen van een eilandjesbron ten behoeve van transplantatie van geëncapsuleerde eilandjes van Langerhans voor behandeling van diabetes 1.2 Looptijd van

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 5 1 6 3 van het College van beroep van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen de Examencommissie van de opleiding Bestuurskunde, verweerder 1. Ontstaan

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Autoriteit Nucleaire. Veiligheid en. Stralingsbescherming. Datum 15 februari 2019 Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning. Besluit: Verleend door:

Autoriteit Nucleaire. Veiligheid en. Stralingsbescherming. Datum 15 februari 2019 Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning. Besluit: Verleend door: IKoningskade 4 Den Haag Postbus 16001 2500 BA Den Haag www.anvs.nl Datum 15 februari 2019 Betreft Wijziging Kernenergiewet vergunning Besluit: KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN STICHTING DI3KLANDER

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten. Omgevingsvergunning Poststuknummer: DA00110064 Burgemeester en wethouders hebben op 6 september 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen en in behandeling genomen voor het bouwen van 207 woningen

Nadere informatie

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3938_650/35 Betreft zaak: B&U-sector / Beheermaatschappij P. Moll Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren

Nadere informatie

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT: 7 februari 2008 BESLUIT RBD0203(L05) Gelet op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, alsmede op het Besluit biotechnologie bij dieren en de Regeling vergunning biotechnologie bij dieren; de aanvraag

Nadere informatie

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd.

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd. Bijlage 1 bij ontwerpbesluit RBD222 (P01) Gelezen de aanvraag van de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek te Lelystad van 21 februari 2012 met het verzoek om een vergunning als bedoeld in artikel

Nadere informatie

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Het testen van een nieuw calciumfosfaat keramiek met botgroeistimulerende eigenschappen (EpitaxOs) als botvervanger in mond- kaak en aangezichtschirugische

Nadere informatie

ONTWERP Omgevingsvergunning Zaaknummer

ONTWERP Omgevingsvergunning Zaaknummer ONTWERP Omgevingsvergunning Zaaknummer 1196903 1. Inleiding Op 23 mei 2018 hebben wij uw aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van een woning en garage en het maken van een uitweg

Nadere informatie

Samenwerken DEC s en CCD voor verantwoord proefdiergebruik

Samenwerken DEC s en CCD voor verantwoord proefdiergebruik Bijeenkomst 16 december 2015 in Driebergen Samenwerken DEC s en CCD voor verantwoord proefdiergebruik Op dit moment volgt de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) ongeveer 70% van de adviezen van dierexperimentencommissies

Nadere informatie