Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 1 of 8
|
|
- Julia ter Linde
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 1 of 8 JBPR 2012/2 Hoge Raad 's-gravenhage, , 10/05350, LJN BP4952 Kantoorbetekening, woonplaatskeuze, Dagvaardingstermijn buitenlandse gedaagden, Verstekverlening Publicatie JBPR 2012 afl. 1 Publicatiedatum 07 maart 2012 College Hoge Raad 's-gravenhage Uitspraakdatum 15 april 2011 Rolnummer Rechter(s) Partijen 10/05350 LJN BP4952 mr. Beukenhorst mr. Numann mr. Hammerstein mr. Bakels mr. Asser De erven van Jan Kleinhout, te dezen vertegenwoordigd door Ingeborg Melgers executeur-testamentair, te [woonplaats], eisers tot cassatie, advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink, tegen 1. S. Bernardin-Creswell, 2. R. Bernardin, Zowel pro se als in hun hoedanigheid van ouders en wettelijk vertegenwoordigers van M.-A. Bernardin, allen te [woonplaats], Canada, verweerders in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerder]. Noot Trefwoorden Regelgeving» Samenvatting mr. A.M. van Aerde Kantoorbetekening, woonplaatskeuze, Dagvaardingstermijn buitenlandse gedaagden, Verstekverlening, Rv - 63 ; lid 1 Rv - 79 ; lid 2 Rv ; lid 3 BW Boek 1-15 Dagvaardingstermijn voor buitenlandse gedaagden bedraagt bij kantoorbetekening ten minste één week.» Uitspraak Conclusie Advocaat-Generaal (mr. Huydecoper) 1. In deze zaak is de cassatiedagvaarding voor de verweerders, die wonen in Canada, betekend op de voet van art. 63 Rv. Canada is, evenals Nederland, partij bij het Haags Betekeningsverdrag. Blijkens HR 4 februari 2011, LJN BP0006 en BP3105, moet worden aangenomen dat de betekening op de voet van art. 63 Rv. voldoende tegemoet komt aan de toepasselijke eisen van het Nederlandse recht en van het bedoelde verdrag, zodat op een aldus betekende dagvaarding, bij niet-verschijning van de gedaagde(n), in beginsel verstek kan worden verleend. 2. Zoals in de vorige alinea bleek, is dagvaarding op de voet van art. 63 Rv. dus in beginsel toegestaan. Een vraag die daarbij rijst, en waarover nog geen uitsluitsel is gegeven, is dan of bij
2 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 2 of 8 betekening op de voet van deze bepaling de (lange) termijnen van art. 115 Rv. in acht moeten worden genomen. Ingevolge art. 115 lid 2 Rv. zou in dit geval op een termijn van tenminste drie maanden hebben moeten worden gedagvaard. Dat is niet gebeurd: de dagvaarding is op 3 november 2010 betekend, tegen de eerste roldatum van 17 december Of de bij art. 115 lid 2 Rv. voorgeschreven termijnen ook in acht moeten worden genomen als de betekening met toepassing van art. 63 Rv. plaatsvindt, is een kwestie van uitleg van de twee genoemde wetsartikelen; waarbij overigens in aanmerking is te nemen dat de tekst van art. 115 Rv. in sterke mate aandringt, dat die termijnen ook in het hier bedoelde geval wél in acht moeten worden genomen. 4. Ik veroorloof mij niettemin te verdedigen, dat een aan de letter van art. 115 Rv. beantwoordende uitleg niet moet worden aanvaard. Daarbij stel ik voorop dat de betekening op de voet van art. 63 Rv. welhaast optimale kansen biedt dat het exploot tijdig aan de betrokkenen wordt meegedeeld (en dat tegelijk aan die betrokkenen duidelijk wordt gemaakt wat de strekking van de plaatsgevonden betekening is). Art. 63 betreft immers de betekening van exploten waarbij rechtsmiddelen worden ingeleid, aan het kantoorardes van de rechtshulpverlener waar de partij(en) in kwestie in de instantie waartegen het rechtsmiddel wordt aangewend, laatstelijk woonplaats hadden gekozen. Van die rechtshulpverlener mag worden aangenomen, dat die ook in een relatie stond tot de desbetreffende partijen, die een plicht tot adequate rechtshulpverlening met zich meebreacht. 5. De bedoelde relatie brengt de verplichting mee om de cliënt adequaat van het aan het kantoor betekende exploot (en van de daaraan verbonden consequenties) op de hoogte te stellen, en om dat ook met voldoende voortvarendheid te doen; art. 63 lid 1 Rv. vermeldt die verplichting expliciet, maar die zou, gezien het zojuist gezegde, ook zonder deze vermelding gelden. 6. Doordat een gekwalificeerde professional die eerder aan de kant van de partijen voor wie het exploot bestemd is bij de zaak was betrokken, wordt ingeschakeld, en verplicht is te zorgen voor een adequate melding aan de cliënt, bestaat er inderdaad een aanzienlijke mate van zekerheid dat deze de cliënt bij toepassing van deze vorm van betekening deugdelijk en tijdig wordt geïnformeerd. 7. Als het gaat om de termijnen van art. 115 Rv., dringt zich enigszins op dat deze zijn ingegeven door de ervaring, dat betekeningen langs de overigens beschikbare wegen, aan betrokkenen buiten Nederland c.q. Europa, een aanmerkelijke tijd blijken te vergen; waarbij vermoedelijk meespeelt dat men ervan uit is gegaan dat bij die overige wijzen van betekening een aantal verzendingen per post moet worden verricht. Die gedachte is, als het gaat om het informeren van de cliënt door de ten behoeve van die cliënt ingeschakelde rechtshulpverlener, in het huidige tijdsgewricht niet terzake. Door de hedendaagse communicatietechniek kan de rechtshulpverlener zijn cliënt als hij die weet te bereiken in luttele uren, of hoogstens: dagen, informeren. Het maakt daarbij ook geen wezenlijk verschil waar de betrokkene zich bevindt: communicatie buiten Europa vergt niet wezenlijk méér tijd dan communicatie binnen Europa, of zelfs binnen Nederland. 8. Uitleg van de art. 63 jo. 115 Rv. in die zin dat de voor een wezenlijk andere situatie gedachte termijnen die art. 115 Rv. voorschrijft, ook bij betekening op de voet van art. 63 Rv. van toepassing zouden zijn, lijkt mij daarom onverenigbaar met de gedachte(n) waarop art. 115 Rv. berust, in combinatie met de realiteit van de moderne communicatie. Dat brengt mij ertoe, te kiezen voor de uitleg waarop ik in alinea 4 hiervóór al zinspeelde: als art. 63 Rv. is toegepast, hoeven de in art. 115 Rv. voor buitenlandse betekening voorgeschreven termijnen niet in acht te worden genomen, maar kan met de voor alle betekeningen geldende minimumtermijn worden volstaan. 9. Ik word in mijn mening enigszins gesterkt door het feit dat ook onder het recht zoals dat vóór de in alinea 1 hiervóór aangehaalde arresten gold, werd aangenomen dat bij betekeningen aan het gekozen domicilie van de vorige instantie, de voor buitenlandse betekeningen voorgeschreven termijnen niet in acht hoefden te worden genomen. [noot:1] Daartegenover staat intussen wel dat de Parlementaire geschiedenis van de Uitvoeringswet terzake van de gewijzigde EU Betekeningsverordening, tot uitgangspunt neemt dat bij
3 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 3 of 8 betekening op de voet van art. 63 Rv. wél de in art. 115 Rv. voorgeschreven termijn in acht moet worden genomen. [noot:2] 10. Zou de Hoge Raad voor een andere uitleg van de hier aan de orde zijnde wetsbepalingen kiezen, dan zou de vraag rijzen of de niet-inachtneming van de dagvaardingstermijn die in dat geval wél in acht had moeten worden genomen, een voor herstel vatbaar gebrek oplevert. Om redenen die overeenkomen met de al eerder besprokene, denk ik dat dat wel het geval is: de op de rechtshulpverlener rustende verplichting om zijn cliënt behoorlijk in te lichten, gecombineerd met wat ik over moderne communicatiemiddelen heb betoogd, brengt mij ertoe, te denken dat het in dit geval niet aannemelijk is dat deugdelijke informatie omtrent de dagvaarding de betrokkenen niet tijdig, ook al werd er op een niet al te lange termijn gedagvaard heeft bereikt. 11. Subsidiair zou dan ook volgens mij te kiezen zijn voor een bevel om ook wat het hier gesignaleerde probleem betreft een herstelexploot in deze variant dan uiteraard: met inachtneming van de termijn uit art. 115 Rv. te laten uitbrengen. 12. Overigens is aan alle formaliteiten voldaan, en staat dus niets aan verstekverlening in de weg. Conclusie Ik concludeer tot verlening van het verzochte verstek. Hoge Raad 1. Het geding in cassatie 1.1. De erven Kleinhout hebben bij exploot van 3 november 2010 aan Bernardin en Creswell hierna in enkelvoud aan te duiden als Bernardin, beiden woonachtig te Terrbonne, Canada, doen aanzeggen dat zij beroep in cassatie instellen tegen het op 3 augustus 2010 door het gerechtshof te Amsterdam gewezen arrest tussen Kleinhout als appellant in het principale beroep, tevens geïntimeerde in het incidentele beroep, en Bernardin als geïntimeerde in het principale beroep, tevens appellant in het incidentele beroep. De erven Kleinhout hebben voorts Bernardin gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 17 december Het exploot is, naar het vermeldt, op de voet van art. 63 Rv. uitgebracht ten kantore van mr. M.F. Hartman te Amsterdam, de advocaat bij wie Bernardin in de vorige instantie laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen Op de dienende dag is Bernardin niet verschenen. De erven Kleinhout hebben verzocht tegen Bernardin verstek te verlenen De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft ter terechtzitting van 11 februari 2011 schriftelijk geconcludeerd tot verstekverlening tegen Bernardin. De advocaat van De erven Kleinhout heeft bij brief van 18 februari 2011 op die conclusie gereageerd. 2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening 2.1. De cassatiedagvaarding is niet aan Bernardin in persoon uitgebracht, maar is op de voet van art. 63 lid 1 Rv. gedaan aan het kantoor van de advocaat bij wie Bernardin in de vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen. Bernardin heeft noch in Nederland, noch in een Staat als bedoeld in art. 115 lid 1 Rv., een bekend werkelijk verblijf. Zijn woonplaats bevindt zich in een bij het Haags Betekeningsverdrag (Verdrag van 15 november 1965, Trb. 1966, 91 en 1969, 55) aangesloten, buiten Europa gelegen, Staat. De termijn van de dagvaarding zou dus op de voet van art. 115 lid 2 Rv., dat ertoe strekt te waarborgen dat de gedaagde voldoende tijd
4 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 4 of 8 krijgt ter voorbereiding van zijn verdediging, ten minste drie maanden moeten bedragen. Dit is echter anders indien het kantooradres van de advocaat bij wie Bernardin op de voet van art. 63 lid 1 Rv. in de vorige instantie laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen, kan gelden als een door de gedaagde voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv Art. 1:15 BW bepaalt onder meer dat een persoon een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kan kiezen wanneer de wet hem daartoe verplicht. Art. 79 lid 2 Rv., dat ingevolge art. 353 lid 1 Rv. ook in hoger beroep van toepassing is, bepaalt behoudens een nu niet terzake dienende uitzondering dat, in zaken waarin partijen niet in persoon kunnen procederen, zij worden geacht tot aan het eindvonnis bij de gestelde advocaat woonplaats te hebben gekozen. Aldus is sprake van een woonplaatskeuze waartoe de wet verplicht als bedoeld in art. 1:15 BW, zulks in het belang van een vlot en ongestoord verloop van het proces. Deze gekozen woonplaats heeft ook in een geval als het onderhavige, waarin de wederpartij van de buiten Europa woonachtige procespartij een rechtsmiddel instelt, gedurende de termijn waarbinnen het rechtsmiddel kan worden ingesteld, te gelden als voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv De kantoorbetekening op de voet van art. 63 Rv. valt buiten het toepassingsbereik van het Haags Betekeningsverdrag, dat het aan het interne recht van de Staat van herkomst overlaat te bepalen of het stuk ter betekening naar het buitenland moet worden gezonden (vgl. HR 2 februari 1996, LJN ZC1982, NJ 1997/26 en HR 4 februari 2011, LJN BP0006). Zij strookt echter met het doel en de strekking van zowel het Haags Betekeningsverdrag als van de Betekeningsverordening II om op eenvoudige en snelle wijze te bewerkstelligen dat de geadresseerde die in een andere verdragstaat of lidstaat zijn woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft, van het stuk kennis neemt, nu zij beoogt een waarborg te scheppen dat het exploot ook werkelijk tijdig degene bereikt voor wie het is bestemd (vgl. HR 4 februari 2011, LJN BP0006). Daarbij dient voorts te worden bedacht dat de advocaat aan wiens adres op de voet van art. 63 Rv. het exploot wordt betekend, is gehouden te bevorderen dat het exploot tijdig degene bereikt voor wie het is bestemd, hetgeen met de moderne communicatiemiddelen binnen de korte termijn van een week in de regel mogelijk zal zijn Tegen deze achtergrond moet worden geoordeeld dat het kantooradres van de advocaat bij wie [verweerder] op de voet van art. 63 lid 1 Rv. in de vorige instantie laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen, kan gelden als een door de gedaagde voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv. Dit betekent dat de termijn van dagvaarding ten minste een week bedraagt. In verband met het in de MvT bij art. 115 Rv. (Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht, blz. 301) terecht onderstreepte verdedigingsbelang zal, indien de gedaagde op de dienende dag niet verschijnt, de rechter die over verstekverlening dient te beslissen, in het geval van een in het buitenland woonachtige of gevestigde partij bestemde dagvaarding overigens niet snel het gevraagde verstek verlenen als er aanleiding is eraan te twijfelen of de dagvaarding de gedaagde heeft bereikt. De advocaat op wiens kantoor het exploot is gedaan kan de rechter daarover inlichten Nu uit het hiervoor in 1.1 overwogene volgt dat de in deze toepasselijke termijn van dagvaarding van art. 115 lid 3 Rv. ruimschoots in acht is genomen, is het verzoek tot verstekverlening voor toewijzing vatbaar. 3. Beslissing De Hoge Raad verleent het gevraagde verstek.» Noot 1. In de hierboven afgedrukte uitspraak inzake Erven Kleinhout/Bernandin c.s. heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het kantooradres van de advocaat bij wie de gedaagde op de voet van art. 63 lid 1 Rv in de vorige instantie laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen, kan gelden als een door de gedaagde voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv. De praktische betekenis van dit oordeel is zeer waarschijnlijk dat in alle gevallen van dagvaarding van buitenlandse gedaagden, waarbij de dagvaarding is betekend volgens de kantoorbetekening van art. 63 lid 1 Rv, kan worden volstaan met het in acht nemen van een termijn van een week. Bij dat oordeel, dat afwijkt van de regeling in de wet, is de praktijk mijns inziens gebaat.
5 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 5 of 8 Commentaar 2. In art. 115 Rv is bepaald met inachtneming van welke termijn gedaagden zonder bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland dienen te worden opgeroepen. Op grond van lid 1 is die termijn ten minste vier weken indien de buitenlandse gedaagde een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft in een Staat waar de EG-Verordening (EG) nr. 1393/2007 inzake de betekening en de kennisgeving van stukken (hierna: BetVo II ) of een binnen Europa gelegen staat waar het Haags Betekeningsverdrag 1965 (hierna: HBv ) van toepassing is. Op grond van lid 2 bedraagt de termijn ten minste drie maanden indien de buitenlandse gedaagde geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf heeft in een Staat waar de BetVo II of het HBv van toepassing is. Op grond van lid 3 bedraagt de termijn ten minste een week indien het exploot in Nederland wordt gedaan aan de gedaagde in persoon of aan een door hem voor deze zaak gekozen woonplaats. 3. De gedaagden in de geannoteerde uitspraak (Bernandin c.s.) hadden een bekende woonplaats in Canada, een staat die weliswaar partij is bij het HBv maar die buiten Europa ligt, zodat op de voet van (niet lid 1, maar) lid 2 gedagvaard diende te worden met inachtneming van een termijn van ten minste drie maanden. De eisers tot cassatie (de erven Kleinhout) hadden gedagvaard op een termijn van ongeveer anderhalve maand. Toen Bernandin c.s. niet verschenen op de eerstdienende dag en de erven Kleinhout verzochten tegen hen verstek te verlenen, zag de Hoge Raad zich geplaatst voor de vraag of hij het gevraagde verstek kon verlenen. Conform de tot voor kort geldende rechtsopvatting kan in gevallen waarin het HBv van toepassing is en betekening heeft plaatsgevonden volgens art. 63 lid 1 Rv maar niet met inachtneming van de voorschriften van het HBv en de Uitvoeringswet, tegen de niet verschenen gedaagde geen verstek worden verleend, maar diende een nieuwe rechtsdag te worden vastgesteld tegen welke de gedaagde kan worden opgeroepen met inachtneming van die voorschriften. Zie: HR 27 juni 1986, NJ 1987, 764, m.nt. Heemskerk (Segers c.s./mabanaft), r.o. 3 en HR 18 december 1987, NJ 1989, 259 (Oldenboom/Bedford), r.o. 2. De Hoge Raad motiveerde zijn oordeel destijds aan de hand van de memorie van toelichting bij art. 407 lid 5 Rv, waarin wordt vermeld dat met art. 407 lid 5 Rv een grotere waarborg [wordt] geschapen dat de dagvaarding ook werkelijk tijdig degene bereikt, voor wie zij is bestemd, in het geval van onbekende woonplaats of woonplaats in het buitenland (TK , , 1-3, p. 12). Aangezien art. 407 lid 5 Rv beoogt zoveel mogelijk zekerheid te geven dat een uitgebracht exploot degene voor wie het bestemd is daadwerkelijk bereikt en, als het om een dagvaarding gaat, zo tijdig dat deze nog de mogelijkheid heeft verweer te voeren, was de Hoge Raad in Segers c.s./mabanaft van opvatting dat niet kon worden aangenomen dat art. 407 lid 5 Rv ertoe zou strekken om het HBv en de daarin voorgeschreven wijzen van betekening terzijde te stellen. 4. Van die opvatting is de Hoge Raad expliciet teruggekomen in zijn arrest van 4 februari 2011 inzake Goudberg/Van Breukelen (NJ 2011, 368, m.nt. M.V. Polak; zie over het arrest ook P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, Vreemdelingenbetekening: van goed tot beter, TCR 2011, nr. 4, p en in dit blad M. Freudenthal De kantoorbetekening: grensoverschrijdende betekening of toch niet, artikel behorend bij «JBPr» 2011/14). De Hoge Raad had eerder al in de zaak Demerara/Karl Heinz Haus, r.o. 2.3, geoordeeld dat kantoorbetekening voor verstekverlening volstaat in zaken waarop de BetVo II van toepassing is (HR 18 december 2009, NJ 2010, 111, m.nt. P. Vlas). De Hoge Raad baseerde dat oordeel op considerans par. 8 van de BetVo II, dat inhoudt dat de BetVo II niet van toepassing is op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt. Naar het oordeel van de Hoge Raad valt de kantoorbetekening in Nederland onder het bereik van deze considerans. Deze kantoorbetekening strookt, zo vervolgde de Hoge Raad, ook met het doel en de strekking van de BetVo II, te weten: op eenvoudige en snelle wijze te bewerkstelligen dat de buitenlandse geadresseerde van het stuk kennis neemt, nu art. 63 lid 1 Rv beoogt een grotere waarborg te scheppen dat het exploot ook werkelijk tijdig degene bereikt voor wie het bestemd is. In het arrest Goudberg/Van Breukelen heeft de Hoge Raad voor gevallen die onder het toepassingsbereik van het HBv vallen, bij dat oordeel aansluiting gezocht en beide regimes gelijkgeschakeld. Ook het HBv laat aan het interne recht van de verdragsstaat van herkomst over in welke gevallen een stuk ter betekening of kennisgeving naar het buitenland moet worden gezonden, aldus de Hoge Raad. Voorts overweegt de Hoge Raad dat de kantoorbetekening strookt met het doel en strekking van het HBv om op eenvoudige en snelle wijze te bewerkstelligen dat de buitenlandse geadresseerde van het stuk kennis neemt, nu art.
6 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 6 of 8 63 lid 1 Rv beoogt een sterkere waarborg te bieden dat het exploot ook werkelijk tijdig degene bereikt voor wie het bestemd is, aldus nog steeds de Hoge Raad. 5. Kantoorbetekening op de voet van art. 63 lid 1 Rv volstond al in gevallen waarin degene voor wie het exploot is bestemd een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in een Staat die bij geen enkel relevant betekeningsverdrag is aangesloten en die evenmin valt onder de BetVo (HR 2 oktober 1992, NJ 1994, 349, m.nt. J.C. Schultsz; het betreffende land was Iran). Kantoorbetekening op de voet van art. 63 lid 1 Rv volstond eveneens al in het geval waarin degene voor wie het exploot bestemd is een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in een Staat die uitsluitend is aangesloten bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954 (HR 12 mei 1989, NJ 1989, 678 (TSM/Geisseler), r.o. 2; het betreffende land was Zwitserland). 6. Op grond van de arresten Demerara/Karl Heinz Haus en Goudberg/Van Breukelen staat nu ook vast dat kantoorbetekening ook volstaat in de gevallen die vallen onder het bereik van de BetVo II en het HBv. Onduidelijk was echter of de woonplaatskeuze in de vorige instantie van degene voor wie het exploot is bestemd, zou kunnen gelden als een voor deze zaak gekozen woonplaatskeuze in de zin van art. 115 lid 3 Rv, waardoor met inachtneming van een dagvaardingstermijn van ten minste één week zou kunnen worden volstaan. Dat dit kennelijk zo is, bevestigt de Hoge Raad in Erven Kleinhout/Bernandin c.s. althans, in ieder geval voor die gevallen waarin de buitenlandse gedaagde, zoals Bernandin c.s., woont in een Staat buiten Europa die partij is bij het HBv. De Hoge Raad motiveert dit oordeel in r.o. 2.2 door te wijzen op art. 1:15 BW, 79 lid 2 Rv en 353 lid 1 Rv. In zaken waarin partijen niet in persoon maar slechts bij advocaat kunnen procederen, worden zij behoudens een nu irrelevante uitzondering ingevolge art. 79 lid 2 Rv geacht bij de gestelde advocaat woonplaats te hebben gekozen tot aan het eindvonnis of -arrest (op grond van art. 353 lid 1 Rv is art. 79 lid 2 Rv ook van toepassing in hoger beroep). Deze woonplaatskeuze is volgens de Hoge Raad een woonplaatskeuze waartoe de wet verplicht als bedoeld in art. 1:15 BW, die ook in een geval als het onderhavige heeft te gelden als voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv. Nota bene: het onderhavige geval wordt gekenmerkt doordat de wederpartij van een buiten Europa woonachtige procespartij een rechtsmiddel instelt (vgl. ook r.o. 2.4, dat eveneens is toegesneden op de zaak Erven Kleinhout/Bernandin c.s.). Daarmee geeft de Hoge Raad strikt genomen geen oordeel over het geval waarin de wederpartij van een binnen Europa woonachtige procespartij een rechtsmiddel instelt, voor welk geval art. 115 lid 1 Rv de dagvaardingstermijn in geval van een kantoorbetekening bepaalt op ten minste vier weken. Het ligt echter voor de hand dat ook in die gevallen de dagvaardingstermijn op grond van art. 115 lid 3 Rv moet worden vastgesteld op ten minste één week. In de eerste plaats is een aanwijzing voor die gedachte te vinden in r.o. 2.3 van het arrest, waarin de Hoge Raad overweegt dat de kantoorbetekening strookt met het doel en de strekking van zowel het HBv als de BetVo II (aldus ook Polak t.a.p.). In de tweede plaats is er, mijns inziens, geen goede grond om bij kantoorbetekening aan buitenlandse gedaagden binnen Europa een dagvaardingstermijn van vier weken te verlangen, waar bij kantoorbetekening aan buitenlandse gedaagden buiten Europa kan worden verstaan met een termijn van één week. 7. Opmerking verdient dat de Hoge Raad (in navolging van de A-G) met zijn oordeel, zonder daar een woord aan te wijden, ingaat tegen de opvatting van de minister, zoals deze blijkt uit de memorie van toelichting bij de wijziging van de Uitvoeringswet EG-Betekeningsverordering, ter uitvoering van BetVo II. De memorie van toelichting vermeldt dat het voorschrift van art. 115 Rv ongewijzigd blijft om recht te doen aan de realiteit dat voor de oproeping van een gedaagde in het buitenland, ook als dit door de advocaat in vorige instantie van die partij gebeurt, meer tijd nodig is (bijvoorbeeld door de noodzaak van vertaling). De minister stond voor ogen dat de dagvaardingstermijn voor een gedaagde met een bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in een (Europese) Staat waar de BetVo resp. het HBv van toepassing is, vier weken zou blijven bedragen. Volgens de minister is bij betekening aan de laatstelijk gekozen woonplaats overeenkomstig art. 63 lid 1 Rv geen sprake van een woonplaatskeuze op de voet van art. 115 Rv, omdat, kort gezegd, de wet daartoe niet verplicht (TK , , nr. 3, p ). Dit lijkt mij juist. Dat een exploot op de voet van art. 63 lid 1 Rv ook mag worden gedaan aan het kantoor van de advocaat waar degene voor wie exploot is bestemd, laatstelijk woonplaats heeft gekozen, betekent niet dat de wet die persoon verplicht tot het kiezen van diezelfde woonplaats voor de volgende instantie als bedoeld in art. 115 lid 3 Rv. De verplichte woonplaatskeuze van art. 79 lid 2 Rv (een woonplaatskeuze waartoe de wet verplicht als bedoeld in art. 1:15 Rv) geldt volgens de tekst van dat artikel slechts tot aan het eindvonnis. De Hoge Raad rekt echter de werking van die gekozen woonplaats voor de vaststelling van de dagvaardingstermijn op tot het einde van de beroepstermijn na dat eindvonnis. De Hoge Raad
7 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 7 of 8 oordeelt in r.o. 2.2 namelijk dat deze gekozen woonplaats [d.w.z. de verplichte procesvertegenwoordiging van art. 79 lid 2 Rv] ook in een geval als het onderhavige, waarin de wederpartij van de buiten Europa woonachtige procespartij een rechtsmiddel instelt, gedurende de termijn waarbinnen het rechtsmiddel kan worden ingesteld, [heeft] te gelden als voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv. In r.o. 2.4 volgt dan de conclusie dat het kantooradres van de advocaat bij wie Bernandin c.s. op de voet van art. 63 lid 1 Rv in de vorige instantie laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen, kan gelden als een voor de gedaagde voor deze zaak gekozen woonplaats in de zin van art. 115 lid 3 Rv. 8. De Hoge Raad gaat met zijn arrest dus in tegen de kenbare wil van de wetgever. Op zichzelf is dat weliswaar ongebruikelijk, maar niet ongehoord. Zie bijvoorbeeld het arrest Setel/AVR (HR 18 juni 2010, LJN BL9662, r.o en concl. A-G Spier, par. 4.13). De parlementaire geschiedenis is weliswaar een argumentatiebron, waaraan veel betekenis toekomt, maar zij tast de vrijheid van de rechter niet aan. Zie de parlementaire geschiedenis van het Burgerlijk Wetboek zelf: (...) de wetgever [kan] principieel de uitleg van zijn eigen produkten niet afdwingen, ook niet door middel van uitingen die tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel of een later wetsvoorstel zijn gedaan (Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p ). Zie hierover verder: W. Snijders, Parlementaire geschiedenis. Zin en onzin, WPNR 6774 (2008), p. 846; W.H.M. Reehuis, De wil van de wetgever, in: C.J.H. Brunner e.a., Rechtsvinding onder het NBW, Deventer: Kluwer 1992, p en Asser/Vranken, Algemeen deel**, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1995, nr Hoe ten slotte te denken over de gevolgen van het arrest voor de praktijk? Kantoorbetekening met inachtneming van ten minste één week zal voortaan volstaan in (waarschijnlijk) alle grensoverschrijdende gevallen (aldus ook Polak t.a.p.). Dat is een mooie uitkomst voor de justitiabelen die een rechtsmiddel aanwenden: zij kunnen hun buitenlandse wederpartij oproepen met inachtneming van een aanzienlijk kortere termijn. De keerzijde van de medaille is dat die buitenlandse wederpartij daardoor in haar verdediging kan worden benadeeld. Zij zal mogelijk op korte termijn een vertaling moeten regelen en zij zal bovendien meer dan voorheen afhankelijk zijn van de alertheid van haar advocaat in de vorige instantie. Mijns inziens moet die keerzijde ook weer niet worden overdreven. Het gevaar dat het exploot degene voor wie het is bestemd, in het geheel niet bereikt, lijkt betrekkelijk gering. Art. 63 lid 1 Rv regelt immers met zoveel woorden dat de advocaat aan wiens adres wordt betekend, bevordert dat het exploot degene voor wie het is bestemd, tijdig bereikt. Daarnaast schrijft ook gedragsregel 8 voor dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie en feiten. Dit zal, zoals de Hoge Raad in r.o. 2.3 ook overweegt, met de moderne communicatiemiddelen in de regel binnen de korte termijn van een week mogelijk zijn. Indien er toch aanleiding bestaat om eraan te twijfelen of het exploot degene voor wie het is bestemd, heeft bereikt, zal, volgens de Hoge Raad, de rechter die over de verstekverlening beslist, het gevraagde verstek niet snel verlenen. In dat geval kan de advocaat op wiens kantoor het exploot is gedaan de rechter daarover inlichten. 10. Aan het voorgaande valt in de eerste plaats nog toe te voegen dat de buitenlandse wederpartij de te verwachten inhoud van het rechtsmiddel vaak tot op zekere hoogte kan kennen, aangezien zij uit de vorige instantie bekend is met het geschil, de door partijen ingenomen standpunten en de uitspraak waartegen het rechtsmiddel wordt aangewend. In de tweede plaats behoeft een appeldagvaarding niet de middelen uit te drukken waarop het hoger beroep is gegrond (art. 343 Rv). In dergelijke gevallen zal het vertaalprobleem zich niet of althans in veel mindere mate voordoen. Een cassatiedagvaarding daarentegen dient wel een omschrijving van de middelen waarop het beroep steunt te bevatten (art. 407 lid 2 Rv), maar verstekverlening in cassatieprocedures hoeft voor de verweerder niet erg problematisch te zijn: dat verstek kan nog worden gezuiverd bij gelegenheid van schriftelijke toelichting. De ervaring leert dat tussen de dag van betekening van de cassatiedagvaarding en de dag van schriftelijke toelichting gemakkelijk zo n vijf à zes maanden kunnen verstrijken. Ten slotte kan de advocaat die verwacht dat zijn wederpartij een rechtsmiddel zal aanwenden, zijn cliënt daarop voorbereiden. mr. A.M. van Aerde, advocaat bij Houthoff Buruma te Amsterdam» Voetnoten [1] HR 2 oktober 1992, NJ 1994, 349; Burgerlijke Rechtsvordering (losbl.), Tjong Tjin Tai, art. 115, aant. 6.
8 Tekst SDU Publicatie A.M. van Aerde Page 8 of 8 [2] Kamerstukken II , , nr. 3, p
Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1
UIT DE PRAKTIJK Mr. J.P. Eckoldt * Appèldagvaarding niet overeenkomstig de Betekeningsverordening betekend? 1 Onenigheden in het internationale handelsverkeer leiden regelmatig tot grensoverschrijdende
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 622 Wet van 13 december 2001 tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de
Nadere informatieLJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie
LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring
Nadere informatievan gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven;
Model A1, Rechtbank, kantonzaak, 1 gedaagde Naast alles wat de wet en met name het tweede lid van artikel 111 Rv overigens voorschrijft, in het bijzonder ook de waarschuwing voor verstek bij niet verschijnen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 748 Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2017:3619
ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01
Nadere informatieBeoordeling. h2>klacht
Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat gerechtsdeurwaarder X het vonnis van de kantonrechter d.d. 18 december 2007 heeft betekend, terwijl hij verzoeker niet eerst heeft uitgenodigd dan wel heeft
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06
ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieKBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen
Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten
Nadere informatieKBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief
Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten
Nadere informatieMemorie van Toelichting. Algemeen
Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De
Nadere informatieI n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r
I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(
Nadere informatieVoorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),
Hoofdstuk 5 Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht DEEL A 2016 2017 Voorwoord Beste student(e), Bij dezen ook het ontbrekende hoofdstuk 5 van het boek Compendium, dat voorgeschreven is in week 1
Nadere informatieAANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON
INFO@CREDITASSIST.NL WWW.CIST.NL MODELAANZEGGINGEN DAGVAARDINGEN OF VERZOEKSCHRIFTEN VERSIE 01 APRIL 13 MR. RAMONA BATTA C.S. AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON 1 GEDAAGDE gedaagde op die terechtzitting kan
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieBENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL
Nadere informatieI n z a k e: T e g e n:
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar
Nadere informatieHoge Raad 29 april Conclusie
Hoge Raad 9 april 994 Conclusie A-G mr. Asser Conclusie. Inleiding.. Het gaat in deze zaak thans uitsluitend om de vraag of verweerster in cassatie sub - EZH - ontvankelijk is in het door haar tegen eiseres
Nadere informatie1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon Vordering van 80.000,00 met de aanzegging, dat: a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen
1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten
Nadere informatieRechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken
Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.
Nadere informatieECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642
ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46
Nadere informatieWijziging dagvaardingen per 01 april 2013
Rechtbank, 1 gedaagde a. indien de gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen,
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01
ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD
ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger
Nadere informatieDagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?
Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans
Nadere informatieWaarom niet verzending per post?
Waarom niet verzending per post? Datum: 30 mei 2003 Nummer: 11 Rubriek: Geen Rubriek Auteur(s): M. Freudenthal Europese Betekeningsverordening De betekening via de verzendende en ontvangende instanties
Nadere informatieHR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:847 (mrs. E.J. Numann, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak; A-G mr. L.A.D. Keus)
Vervangende toestemming tot verhuizing naar Finland Prof. mr. A.J.M. Nuytinck HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:847 (mrs. E.J. Numann, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak; A-G mr. L.A.D.
Nadere informatie»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505
JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast
Nadere informatieNoot bij HR 7 november 2008, Realchemie / Agrar
Noot bij HR 7 november 2008, Realchemie / Agrar Samenvatting: Rechterlijke beslissingen die (a) betrekking hebben op voorlopige of bewarende maatregelen, (b) worden gegeven zonder dat de partij tegen wie
Nadere informatieDe Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,
Nadere informatieZaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom
COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2016:11833
ECLI:NL:RBDHA:2016:11833 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 03-10-2016 Datum publicatie 04-10-2016 Zaaknummer C/09/503343 / FA RK 16-214 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht
Nadere informatieLJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:
LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1984-1985 Nr. 126b 18052 Wijziging van de bepalingen die betrekking hebben op de betekening van exploiten in burgerlijke zaken MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2016:2505
ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:OGEAM:2016:86
ECLI:NL:OGEAM:2016:86 Instantie Datum uitspraak 19-12-2016 Datum publicatie 12-01-2017 Zaaknummer Lar 78/2016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Nadere informatieJIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823
JIN 2013/174 JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6823, 200.090.368, (annotatie) INHOUDSINDICATIE Personenvennootschappen, Ontvankelijkheid maatschap GA DIRECT NAAR GEGEVENS
Nadere informatieECLI:NL:RBMNE:2015:8351
ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 Instantie Datum uitspraak 27-11-2015 Datum publicatie 23-12-2015 Zaaknummer UTR 15/612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Belastingrecht
Nadere informatieJURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop
JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256
Nadere informatieECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd
ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2014:3900
ECLI:NL:GHSHE:2014:3900 Instantie Datum uitspraak 30-09-2014 Datum publicatie 02-10-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HD 200.154.544_01 Civiel
Nadere informatieRAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht
Nadere informatieECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234
ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 08-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 09/3509 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2015:6424
ECLI:NL:RBROT:2015:6424 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 02-09-2015 Datum publicatie 09-09-2015 Zaaknummer C/10/476228 / FA RK 15-3821 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:3565
ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatiezaaknummer / rolnummer: / KG ZA
vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd
Nadere informatieAFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN
AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 38 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van Besluit van 13 juli 2016 houdende aanpassing van het Besluit termijnen Rijkswet cassatierechtspraak
Nadere informatieKnowledge Portal JBPR 2011/55
Knowledge Portal JBPR 2011/55 Aflevering JBPR 2011, afl. 5 Publicatiedatum 16-12-2011 Rolnummer 200.017.080/01 Instantie Gerechtshof Leeuwarden 3 mei 2011 (mr. Mollema, mr. Rowel-van der Linde, mr. De
Nadere informatieRolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T
Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,
Nadere informatieIN NAAM DER KONINGIN
2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES
Nadere informatieChecklist dagvaarding in rolzaken sector civiel
Checklist dagvaarding in rolzaken sector civiel A. Betekening en dagvaardingstermijn Bevat het exploot van dagvaarding de datum van betekening? (art. 45 lid 2 sub a Rv.) bij reguliere dagvaardingstermijn
Nadere informatieBetekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie
Betekening van gerechtelijke stukken in de Europese Unie Prof. mr. dr P. Vlas en mr. J.D. Boon Inleiding Op 31 mei 2001 is in werking getreden de EG-Verordening inzake de betekening en de kennisgeving
Nadere informatiepagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger
Nadere informatieB E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K
Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 3 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1793/RO Uw kenmerk: 5645121/10/6 Onderwerp:
Nadere informatieJPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )
JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende
Nadere informatieDe vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem
De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen
Nadere informatieECLI:NL:HR:2007:AZ7611
ECLI:NL:HR:2007:AZ7611 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-05-2007 Datum publicatie 04-05-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/218HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ7611
Nadere informatieHof van Cassatie van België
29 MEI 2015 C.13.0615.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0615.N Ch. V., eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen,
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10677 4 juni 2012 Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden 28 maart 2012 Reikwijdte
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580
ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2015:20
ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere
Nadere informatieECLI:NL:HR:2004:AR2782
ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782
Nadere informatieVerdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken
Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend
Nadere informatieSECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013
SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure
Nadere informatiede besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-344 d.d. 26 november 2013 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. M. van Pelt, secretaris)
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2005:AT2656 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C04/224HR (1411)
ECLI:NL:PHR:2005:AT2656 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 24-06-2005 Datum publicatie 24-06-2005 Zaaknummer C04/224HR (1411) Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatiehttp://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr...
pagina 1 van 5 JOR 2013/87 Gerechtshof Arnhem, 18-12-2012, 200.099.939, LJN BY7149 Processuele gevolgen faillietverklaring voor aanhangige rechtsvorderingen, Schorsing van geding in conventie ex art. 29
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:1522
ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak
Nadere informatie.. ' :,> ' ',!. ' ' : Naar aanleiding van uw brief yàn 26 september 2017 heb ik de eer het vólgende op te mérken.
Den Haag, 3 Q QKT 017 Kenmerk: 2017-0000203694 Motivering van het beroepschrift n cassatie (rolnummer 17/04516) tegen de uitspraak van het Gëraçhtehof Arnhem-Leeüwarden van 15 augustus 2017, X 2 nr* 16/01369,
Nadere informatieHof van Cassatie van België
17 APRIL 2012 P.11.1403.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1403.N M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Mounir Souidi, advocaat bij de balie te Antwerpen, tegen O.V. IMEA bv, Intercommunale
Nadere informatieNota van B&W. Portefeuilehouder J.C.W. Nederstigt
gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp instellen van (hoger) beroep tegen de beslissing (op bezwaar) van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland inzake de geweigerde ontheffing voor Windpark Haarlemmermeer
Nadere informatieHof van Cassatie van België
2 JANUARI 2014 C.12.0463.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0463.N 1. WIBRA BELGIË nv, met zetel te 9140 Temse, Frank Van Dyckelaan 7A, 2. WIBRA HOLDING bv, vennootschap naar Nederlands recht,
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 25-06-2013 Datum publicatie 23-07-2013 Zaaknummer 200.115.689 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099
ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht
Nadere informatieUitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 107 d.d. 7 juni 2010 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. E.M. Dil Stork en mr. B.F.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 107 d.d. 7 juni 2010 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. E.M. Dil Stork en mr. B.F. Keulen) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming
Nadere informatieECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219
ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 27-08-2009 Zaaknummer 259421 / HA ZA 08-2534 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieDE CIRKEL VAN FICTIEVE BETEKENING IS ROND
OPROEPING: DE CIRKEL VAN FICTIEVE BETEKENING IS ROND VAN DE 'REMISE AU PARQUET' NAAR DE KANTOORBETEKENING Marielle Koppenol-Laforce en Albert Knigge 1 Historie 1.1 Oude tijden De staat van beschaving van
Nadere informatie1 Het geding in feitelijke instanties
Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,
Nadere informatieTermijnen voor oproeping en verschijnen onder KEI
Termijnen voor oproeping en verschijnen onder KEI P r o f. d r. m r. T. F. E. T j o n g T j i n T a i * 1 Inleiding Rechtswetenschappelijk onderzoek, in het bijzonder gericht op diepere beginselen en functies
Nadere informatieCumulatief beslag op aandelen op naam: tot welk moment?
Cumulatief beslag op aandelen op naam: tot welk moment? Mr. C.H.M. Fiévez * 1. Inleiding De vraag tot welk moment cumulatief beslag op aandelen nog mogelijk is veronderstelt dat elk beslagobject, en dus
Nadere informatieLandelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K
Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,
Nadere informatieEen pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1
Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit
Nadere informatiePartijwisseling, schorsing en hervatting tijdens het geding
Partijwisseling, schorsing en hervatting tijdens het geding Enkele beschouwingen naar aanleiding van HR 27 mei 2005, NJ 2006, 598, m.nt. HJS Mr. M. den Besten* 1. Inleidende opmerkingen 1 Op 14 juli 2006
Nadere informatieRapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032
Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg
Nadere informatieECLI:NL:RBOBR:2015:3690
ECLI:NL:RBOBR:2015:3690 Instantie Datum uitspraak 19-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant C/01/280880 / FA RK 14-3596_2
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2008:BD8513
ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 824 Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste
Nadere informatieDe rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil, omdat sprake zou zijn van een nieuw primair besluit.
USZ 2001/163 CRvB, 04-04-2001, 99/117 AAW/WAO Bezwaarprocedure, Heroverweging, Herroeping besluit in primo, Vervanging door nieuw besluit waarin een andere datum in geding aan de orde is Publicatie USZ
Nadere informatieECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:
ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele
Nadere informatieECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie
ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2007:BA2284
ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht
Nadere informatie: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht
Nadere informatieKlachtenprotocol Kinderopvang De 5
Klachtenprotocol Kinderopvang De 5 Versie 10-11-2016 2 Klachtenprotocol Kinderopvang De 5 Inhoudsopgave Toepassingsgebied 3 Begripsbepaling 3 Doelstelling van de klachtenregeling 2 Samenstelling, benoeming
Nadere informatieRechtspraak.nl - Print uitspraak
ECLI:NL:HR:2014:1405 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-06-2014 Datum publicatie 13-06-2014 Zaaknummer 13/05858 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:289 Civiel recht Bijzondere
Nadere informatie