Appelanten doen eerbiedig zeggen voor antwoord in Schriftelijke toelichting:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Appelanten doen eerbiedig zeggen voor antwoord in Schriftelijke toelichting:"

Transcriptie

1 Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Rolnr. 10/ Zitting: SCHRIFTELIJKE TOELICHTING Inzake:, verweerders in het principale cassatieberoep, eisers in het incidentele cassatieberoep, advokaten: M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman Tegen: De publieksrechtelijke rechtspersoon de Staat der Nederlanden (ministerie van Veiligheid en Justitie), zetelend te Den Haag, eiser in het principale cassatieberoep, verweerder in het incidentele cassatieberoep, advokaat: G. Snijders Appelanten doen eerbiedig zeggen voor antwoord in Schriftelijke toelichting: Inleiding 1 Voorafgaande aan de schriftelijke toelichting zijn er enkele punten die herhaaldelijk terugkomen en derhalve hier reeds aangegeven worden, teneinde nodeloze herhaling te voorkomen. 2 In de cassatiemiddelen van de Staat wordt herhaaldelijk gesproken over krakers. Het staat echter niet vast dat... krakers zijn.... zijn personen die vermoeden ervan verdacht te worden krakers te zijn. De onschuldspresumptie brengt mee dat zij als onschuldig (en derhalve als niet zijnde kraker) dienen te worden beschouwd tot het tegendeel bewezen is. 1

2 3 Een aanzienlijk deel van hetgeen bij de bespreking van het verweer tegen de principale cassatiemiddelen relevant is, is reeds in de incidentele cassatiemiddelen besproken. De incidentele cassatiemiddelen dienen dan ook als in dit gedeelte geheel herhaald en ingelast beschouwd te worden. 4 Op diverse punten gaan de stellingen van... ten aanzien van het vereiste beschermingsniveau tegen inbreuken op het huisrecht verder dan de in de principale cassatiemiddelen door de Staat betwiste oordelen van het Hof. Voor zover bij het verweer tegen het gestelde in de principale cassatiemiddelen het oordeel van het Hof door... verdedigd wordt, geschiedt dat telkens onder het voorbehoud dat daarmee geen aanspraak op een hoger beschermingsniveau dan door het Hof als noodzakelijk is geoordeeld, wordt prijsgegeven. 5 Als eerste wordt het verweer tegen de cassatiemiddelen van de Staat besproken. 1 Middel De eerste grief houdt in dat er geen voorafgaande rechterlijke toets noodzakelijk is. Deze grief valt uiteen in 5 deelgrieven en de toelichting zal die deelgrieven volgen. Voorafgaande toets 1.2 Het verlies van de woning is de meest verregaande vorm van inbreuk op het huisrecht en dient dan ook op voorhand getoetst te kunnen worden door een onafhankelijke rechter, zelfs indien de rechtmatigheid van de bewoning ontbreekt. Dit volgt zoals uitvoerig uiteen gezet is in rov. 34 tot 43 - hier als geheel herhaald en ingevoegd te beschouwen- van de pleitnota in eerste aanleg, onder meer uit de arresten Kay 1 en McCann 2. Because it was not possible at that time to challenge the decision of a local authority to seek a possesion order it follows that there has been a violation of article 8 of the Convention in the instant case (Kay 1 ) 1.3 De voorafgaande toets bij dreigend verlies van het huisrecht zal gezien het belang van het huisrecht zwaar moeten zijn. Een toets door een officier van justitie is hierbij niet toereikend, aangezien deze de opsporingsbelangen vertegenwoordigt. De voorafgaande toets zal minstens vergelijkbaar moeten zijn met de toets die noodzakelijk is bij inbreuken op de persvrijheid. 1 Kay e.a. t. Verenigd Koninkrijk, nr /06, EHRM, 21 september McCann t. Verenigd Koninkrijk, nr /04, EHRM 13 mei

3 a party defending interests potentially incompatible with journalistic source protection can hardly be seen as objective and impartial so as to make the necessary assessment of the various competing interests. (Sanoma 1 ) 1.4 De lezing van het Zehentner arrest 2 zoals weergegeven in de cassatiemiddelen van de Staat komt voort uit een onjuiste lezing van dat arrest. De essentie van dit arrest, zoals blijkt uit rov. 62 e.v., is dat indien ten gevolge van bijzondere omstandigheden een inbreuk op het huisrecht onvoldoende voorafgaand aan het maken van die inbreuk getoetst kon worden, het slachtoffer van die inbreuk op grond van art. 8 EVRM tevens aanspraak kan maken op voorzieningen gericht op herstel van de gevolgen die uit de inbreuk op het huisrecht voortvloeien. Anders dan de Staat veronderstelt, doet dit oordeel van het EHRM niets af aan de premisse van art. 8 EVRM inhoudend dat een voorafgaande toetsing van de rechtmatigheid van een inbreuk op dit recht vereist is. "Arguable claim" 1.5 De stelling dat een beroep op eerbiediging van het huisrecht geen arguable claim is, gaat voorbij aan de onschuldspresumptie, het beginsel van hoor en wederhoor en de vereiste belangenafweging. 1.6 De onschuldspresumptie is uitvoerig uiteengezet in 3.3 van de incidentele cassatiemiddelen, hetgeen als hier geheel herhaald en ingelast beschouwd wordt. 1.7 De vraag of het beginsel van hoor en wederhoor voldoende is toegepast en of er een voldoende zorgvuldig onderzoek naar de feiten heeft plaatsgevonden, zijn aspecten die wezenlijk zijn voor de toetsing van de rechtmatigheid van de inbreuk op het huisrecht. Zonder een dergelijke toetsing bestaat onvoldoende waarborg dat deze plaatsvinden. Pas in het kader van een dergelijke toetsing blijkt werkelijk of er sprake is van een arguable claim. Er is immers steeds sprake van een arguable claim voor zover de bevindingen van het OM omtrent de wederrechtelijkheid van het verblijf, op welke grond dan ook, betwistbaar zijn, dan wel er een andere reden is om te veronderstellen dat ontruiming in de omstandigheden van het geval als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Een goede illustratie hiervoor is de zaak waarover geoordeeld is door de Voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht d.d. 2 maart , zijnde de eerste uitspraak in een dergelijke zaak sinds de publicatie van de beleidslijn van het OM d.d. 2 december , waarin de rechtbank oordeelde dat de ontruimingsbeslissing op onvoldoende onderzoek naar de rechtmatigheid van het verblijf berustte. 1 Sanoma t. Nederland, nr /03, EHRM 14 september Zehentner t. Oostenrijk, nr /02, EHRM 16 juni LJN: BP6243, Rechtbank Utrecht 2 maart 2011, / KG ZA Stcrt. 2010,

4 1.8 Tevens gaat deze stelling voorbij aan de vereiste belangenafweging, zoals vereist volgens het arrest van het Hof Amsterdam van 1 maart en diverse arresten van het EHRM. In de zaken Buckley 2 en Chapman 3 gaf het EHRM aan dat de in die zaken uitgevoerde individuele belangenafweging een vereiste is voor een ontruiming. Het verdient hierbij benadrukking dat er in beide casussen sprake was van onrechtmatige bewoning. Het arrest Cosic vs. Kroatie 4 gaat hierop door. In dit arrest wordt vastgesteld dat een individuele belangenafweging ontbroken heeft. De beëindiging van de wederrechtelijke bewoning is derhalve een ontoelaatbare inbreuk op artikel 8 EVRM. the guarantees of the Convention require that the interference with an applicant s right to respect for her home be not only based on the law but also be proportionate under paragraph 2 of Article 8 to the legitimate aim pursued, regard being had to the particular circumstances of the case. 6 Onomkeerbaarheid 1.9 De stelling van de Staat dat de gevolgen van een ontruiming niet onomkeerbaar zijn, gaat voorbij aan de feitelijke situatie en de gangbare opvatting in de jurisprudentie op dit punt. Met het grote tekort aan betaalbare woningen dat in Nederland bestaat, is niet aannemelijk dat woningen leeg blijven staan tot er een (onherroepelijke) uitspraak is. - Schrijvers dezes hebben in hun praktijk in ieder geval nog nooit meegemaakt, dat een ontruiming reeds geëffectueerd was en achteraf ongedaan gemaakt kon worden.- Ook heeft ontruiming steeds het onomkeerbare gevolg dat bewoners in ieder geval tijdelijk dakloos worden, er is immers onvoldoende vervangende, al dan niet tijdelijke woonruimte. Zelfs al zou bij een herstel achteraf, nadat onrechtmatigheid van de ontruiming in een (eventueel veel) later stadium is gebleken, ervoor gezorgd worden dat het slachtoffer van deze onrechtmatige inbreuk alsnog de beschikking krijgt over een vergelijkbare woning alsmede financieel herstel van alle schade die is geleden ten gevolge van de ontruiming, dan nog kan het psychische leed dat gepaard gaat met (plotselinge) gedwongen dakloosheid nooit daadwerkelijk hersteld worden Schadevergoeding is geen effectieve compensatie, zoals weergegeven onder 3.1 in de incidentele cassatiemiddelen en verderop in deze toelichting nog verduidelijkt. 1 LJN: BP6209, Gerechtshof Amsterdam 1 maart 2011, /01 2 Buckley t. Verenigd Koninkrijk, nr 20348/92, EHRM 25 september Chapman t. Verenigd Koninkrijk, nr /95, EHRM 18 January Cosic t. Kroatië, nr /06, EHRM 15 januari

5 Mogelijke onrechtmatigheid ontruiming 1.11 Het gestelde in het cassatiemiddel onder 1d is onjuist. Immers heeft het Hof in rov. 4.5 terecht overwogen dat het steun voor zijn oordeel kon ontlenen aan het arrest van het EHRM in de zaak McCann 1. Hoewel in dat arrest inderdaad niet met zo veel woorden staat dat ook aanspraak op bescherming onder art. 8 EVRM bestaat in de in het middel genoemde omstandigheden, vloeit die implicatie rechtstreeks voort uit de overweging dat de vraag of er van een home in de zin van art. 8 EVRM sprake is, afhangt van de feiten en niet van de rechtmatigheid van de bewoning naar nationaal recht Een andere implicatie van die overweging zou onlogisch zijn, daar de in het middel genoemde omstandigheden geen omstandigheden zijn die (in alle gevallen) eenvoudig zijn vast te stellen en waarover geen misverstand of verschil van mening zou kunnen bestaan. Er moet dan ook vanuit worden gegaan dat de ruime definitie die het EHRM in dit opzicht hanteert, mede ertoe strekt om te voorkomen dat de Staat, door eventueel ten onrechte te stellen dat een woning op grond van de in het middel genoemde omstandigheden buiten de beschermingssfeer van art. 8 EVRM kan worden geplaatst, de strekking van het huisrecht op een gemakkelijke wijze zou kunnen omzeilen. De door het EHRM voorziene aanspraak op rechtsbescherming tegen onrechtmatige inbreuken op het huisrecht dient in dat licht mede om een eventuele stelling van de Staat dat er sprake is van in het middel genoemde omstandigheden, te toetsen. Kort geding altijd mogelijk 1.13 Gelet op het zojuist gestelde ten aanzien van de middelen 1a t/m 1d moet ook het daarop voortbouwende middel 1e als onterecht voorgesteld worden beschouwd. Ten onrechte wordt wederom in dit middelonderdeel ongegeneerd de term krakers gebruikt en daarmee kennelijk aan... gerefereerd, terwijl dit in de onderhavige zaak nog op geen enkele wijze vaststaat.... hebben zich steeds op het standpunt gesteld dat het vooreerst aan de Staat is om dit aan te tonen. Nu er sprake is van een dreigende inbreuk op het huisrecht van..., heeft het Hof terecht gesteld dat, om te voldoen aan het vereiste van art. 8 EVRM, minimaal de in rov. 4.6 genoemde waarborgen in acht genomen dienen te worden. Dit samenspel van procedurele vereisten is immers noodzakelijk om te waarborgen dat een inbreuk op het huisrecht van... in ieder geval op enige wijze door de rechter getoetst kan worden. 1 McCann t. Verenigd Koninkrijk, nr /04, EHRM 13 mei

6 2 Middel Middel twee van de Staat richt zich tegen het oordeel van het Hof dat een ontruiming in beginsel steeds op een zodanige tijd moet worden aangekondigd dat er voldoende gelegenheid is een kort geding aan te spannen en dat bij gebruikmaking van de gelegenheid een kort geding aan te spannen niet tot ontruiming mag worden overgegaan, voordat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan. Tevens is het middel gericht tegen de overweging dat het OM een en ander in nauwkeurig omschreven en deugdelijk gepubliceerde rechtsregels zou moeten vastleggen; 2.2 Als argumenten ter onderbouwing van het standpunt van de Staat dat een ontruiming niet aangekondigd hoeft te worden, de uitspraak van het kort geding niet afgewacht hoeft te worden alvorens over te gaan tot ontruiming, alsmede dat er geen noodzaak bestaat inzake het door het Hof voorgestane handhavingsbeleid nauwkeurige beleidsregels op te stellen en te publiceren, baseert de Staat zich op een drietal veronderstellingen: a. De rechtsbescherming van de burger bestaat eruit dat hij zelf een kort geding aan kan spannen als hij vermoedt dat zijn woning als een kraakpand aangemerkt wordt. Daartoe dient hij zich zelf tot het OM of de politie te wenden om daarover informatie te verkrijgen; b. Een burger kan nadat hij ontruimd is nog een kort geding aanspannen en eventueel vorderen dat de situatie in de oude toestand hersteld wordt; c. Een burger zal vooreerst aan het OM moeten aantonen dat hij goede argumenten heeft in het kort geding, anders zal de uitkomst daarvan niet afgewacht hoeven te worden (arguable claim); De punten b en c zijn reeds hiervoor onder 1 behandeld. De daar aangevoerde argumenten worden als hier ingelast en herhaald beschouwd. Punt a wordt hieronder behandeld; Onschuldpresumptie en non- incriminatiebeginsel 2.3 Door te stellen dat een bewoner van een pand geacht wordt zelf informatie op te vragen bij politie en justitie om te achterhalen of hij als verdachte van art 138, 138a, 139 Sr aangemerkt wordt, en hij vervolgens in staat zal zijn een kort geding aan te spannen, impliceert de Staat een verplichting voor de desbetreffende burger om zich als potentiële verdachte te melden, teneinde gebruik te kunnen maken van zijn middelen tot rechtsbescherming. Zoals ook uiteengezet in de incidentele cassatiemiddelen, middel 3.3, is dit in strijd met artikel 6 EVRM, lid Zowel het EVRM als het IVBPR garanderen de verdachte het recht op een eerlijk proces ten overstaan van een onafhankelijke rechter. Het recht op een eerlijk proces omvat onder meer de presumptie van onschuld, het recht op informatie, faciliteiten en tijd voor voorbereiding van de verdediging, het recht op (zonodig kosteloze) bijstand van een raadsman naar eigen keuze, het recht op het horen van getuigen (art. 6 lid 3 EVRM en art. 14 IVBPR). Het IVBPR noemt daarnaast nog het non- incriminatiebeginsel, het recht op hoger beroep en het recht op schadevergoeding 6

7 indien iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt 1. Door te stellen dat iemand zelf moet informeren bij OM of politie of hij als verdachte gezien wordt van art. 138, 138a of 139 Sr, introduceert de Staat een geheel nieuwe, het strafrecht vreemde, gedachte, nl. dat een burger pas recht heeft op rechtsbescherming, als hij zelf de verantwoordelijkheid genomen heeft bij de autoriteiten te informeren of hij als verdachte gezien wordt. De Staat gaat er daarmee kennelijk vanuit dat de burger zelf een redelijk vermoeden van schuld ten opzichte van zichzelf vermoedt en zichzelf om die reden bij OM of politie meldt. Dat is direct in strijd met art. 14 IVBPR, waarin het non- incriminatiebeginsel is vastgelegd. 2.5 Ook is het niet aan het OM of aan de politie om uit te maken of er al dan niet sprake is van wederrechtelijk verblijf. Die toetsing is aan een onafhankelijk rechter voorbehouden. De wettelijke regeling van art. 551a Sv, waarin de bevoegdheid tot ontruiming nu is vastgelegd, voorziet ten onrechte niet in een dergelijke toetsing; 2.6 Naar analogie kan gesteld worden dat burgers van tevoren zouden moeten informeren bij politie of OM om te achterhalen of zij als verdachte worden aangemerkt, omdat zij van tevoren willen weten of zij wellicht 6 uur opgehouden kunnen worden voor verhoor en beter tevoren maatregelen kunnen treffen om hun werk niet kwijt te raken, indien zij daar onverhoopt zonder bericht niet zouden verschijnen; 2.7 De Staat gaat er in middel 2 ten onrechte vanuit dat van het OM verwacht kan worden dat bij de tenuitvoerlegging van de nieuw in de wet geschapen ontruimingsbevoegdheid (vrijwel) steeds een juiste inschatting gemaakt zal worden van de wederrechtelijkheid van het verblijf. Men zal normaal gesproken immers alleen handelen op aangifte van overtreding van de artikelen 138, 138a of 139 Sr, er zal dan immers normaal gesproken eerst worden nagegaan of het inderdaad om een kraakpand gaat. 2.8 Alleen al in het licht van deze formulering is het gevaar groot dat het OM van haar bevoegdheid tot ontruiming gebruik zal maken in gevallen waarin geen aangifte werd gedaan en waarbij niet eerst is getoetst of er werkelijk sprake is van een kraakpand. 2.9 Bij zgn. strafrechtelijke ontruimingen baseert het OM zich, zoals is gebleken uit diens beleid uit het verleden, niet zelden op eenzijdige informatie van de kant van de eigenaar, de omgeving of de media, zonder daarbij het beginsel van wederhoor toe te passen. 1 Zie aant. 2c en 3 vóór art. 27 Sv Tekst & Commentaar Cleiren en Nijboer Strafvordering 8ste druk 7

8 2.10 De jaarrapporten van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken 1 hebben aangetoond dat er zorgen zijn over het bestaan van een tunnelvisie bij onderzoek door politie en OM. Er bestaat gerede twijfel of het OM, zelfs bij een op aangifte gerezen verdenking, voldoende waarborgen in het onderzoek heeft vastgelegd om tot een genuanceerd beeld te komen in concrete situaties. De stelling van de Staat dat het onwaarschijnlijk is dat politie en justitie een pand ten onrechte als kraakpand zullen aanmerken, geeft er geen blijk van een dat een objectief en genuanceerd onderzoek te allen tijde te verwachten is De Staat gaat er in middel 2 ten onrechte vanuit dat de vaststelling of er sprake is van overtreding van art. 138, 138a of 139 Sr steeds eenvoudig is. Er bestaan echter diverse situaties waarin daarover verwarring zou kunnen bestaan en die door politie en OM onjuist beoordeeld kunnen worden. Zo kan onbetrouwbare informatie van de kant van de eigenaar (buren, omwonenden, media) leiden tot onjuiste beoordelingen op dit punt. Daarnaast kan gedacht worden aan situaties waarin, zelfs bij de aanwezigheid van volledige en betrouwbare informatie, niet eenvoudig vastgesteld kan worden of er sprake is van wederrechtelijk verblijf, bijvoorbeeld in de situaties van onbevoegde verhuur, betwisting van gemaakte afspraken tussen eigenaar en bewoners, handelingen waaruit een bewust gedogen van de bewoning kan worden afgeleid, verjaring van de rechtsvordering Zoals hiervoor in 1b beschreven vereist het EHRM in alle hierboven genoemde gevallen een individuele belangenafweging door een onafhankelijk rechter(cosic 2 ). Bij een dergelijke volledige toetsing op basis van de criteria van het EHRM, welke in eerste instantie door de nationale rechter dient plaats te vinden, kan blijken dat de afweging van het OM op dit punt niet voldoet Het gaat de Staat kennelijk niet zozeer om de in de Memorie van Toelichting van de wet aangevoerde vermeende wanordelijkheden, maar om de bescherming van het recht van de eigenaar op het pand. In de haast waarmee de wet werd ingevoerd heeft de wetgever verzuimd in voldoende mate acht te slaan op de bescherming van het huisrecht, welke uitdrukkelijk in deze wetgeving geïncorporeerd had dienen te worden Het gaat hierbij nota bene om de bescherming tegen een relatief geringe aantasting van het eigendomsrecht, namelijk de aantasting van het gebruiksrecht van de eigenaar, waarbij deze het gebruik, in het geval van 138a Sr, reeds zelf beëindigd heeft. Voor zover de eigenaar in een concreet geval aanstalten maakt (alsnog) van zijn gebruiksrecht gebruik te maken, kan hij, bij een eventueel spoedeisend belang zelfs in kort geding, in een civiele procedure om een ontruimingsvonnis vragen, welke 1 J. de Ridder, C.M. Klein Haarhuis, W.M. de Jonge,'De CEAS aan het werk', WODC: 2008, RUG, p. 25, p Cosic t. Kroatië, nr /06, EHRM 15 januari

9 gang van zaken in de afgelopen decennia steeds voldoende probaat bleek te zijn om aan de gerechtvaardigde belangen van eigenaren jegens krakers tegemoet te komen Gelet op het non- incriminatiebeginsel en het onschuldsbeginsel, kan niet van de burger verwacht worden dat deze zelf een juiste inschatting maakt omtrent de vraag of hij mogelijk door politie of OM als verdachte van overtreding van art. 138, 138a of 139 Sr zal worden aangemerkt en actief bij politie of OM informeert of hij als verdachte aangemerkt wordt van overtreding van art. 138, 138a, 139 Sr, aangezien hij daarmee ongewild het risico op zich zou nemen ten gevolge van deze handelwijze (al dan niet terecht) als verdachte van deze delicten te worden aangemerkt en ten gevolge daarvan te worden ontruimd op grond van art. 551a Sv. Deugdelijke beleidsregels 2.16 Zoals reeds bepleit in de incidentele cassatiemiddelen onder 3.4, voldoet het enkele publiceren van beleidsregels van het OM ten aanzien van haar handhavingsbeleid in de ogen van... niet aan het vereiste van voorzienbaarheid bij wet, nu het regelen van een strafvorderlijke bevoegdheid voorbehouden is aan de formele wetgever. De kennelijke veronderstelling van de Staat echter, dat in het geheel geen publicatie noodzakelijk is ten aanzien van enige regeling waardoor de burger in situaties als de onderhavige (ten minste een vorm van) rechtsbescherming wordt geboden, kan uit de aard der zaak al helemaal niet als juist worden aanvaard, omdat in die visie immers elke vorm van kenbaarheid voor de burger op welke wijze hij van de hem ten dienste staande rechtsmiddelen gebruik zou kunnen maken, ontbreekt. 3 Middel 3 Afwachten uitspraak 3.1 Anders dan de Staat in middel 3a van de cassatiedagvaarding stelt, menen... dat de Staat steeds verplicht is om de behandeling en uitkomst van het kort geding af te wachten. Het Hof heeft in zijn arrest van 8 november 2010 in rov. 4.6 terecht vastgesteld dat in de Wet Kraken en Leegstand niets is geregeld dat aan de vereisten voor het bestaan van een effective remedy voldoet. Er bestaan volgens het Hof onvoldoende waarborgen voor degenen die ontruimd dreigen te worden. Hof Den Haag acht het voor het bestaan van een effective remedy op zijn minst vereist dat: a) de ontruiming op een zodanige termijn wordt aangekondigd dat er voldoende gelegenheid is om een kort geding aanhangig te maken, en b) indien van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, niet tot ontruiming wordt overgegaan voordat de voorzieningenrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. 9

10 3.2 De Staat meent dat het aan hem is te beoordelen of een vordering al dan niet kans van slagen heeft, en dat, indien hij meent dat een vordering geen kans van slagen heeft, voor hem ook geen plicht bestaat de ontruiming aan te houden. De Staat verwijst hierbij naar HR 7 januari 1994 (NJ 1997, 183) en HR 11 januari 2002, (NJ ). De verwijzing naar deze twee arresten gaat evenwel in de onderhavige casus niet op. In het eerste door de Staat genoemde arrest ging het om afbraak van tijdelijke winkels door de gemeente op grond van bestuursdwang. Doordat de bestuursrechter niet bevoegd was geschillen op grond van de Wederopbouwwet te beslissen moest de burgerlijk rechter worden ingeschakeld voor het beantwoorden van vragen die gewoonlijk bij de bestuursrechter thuishoren. Er was al eerder tevergeefs een gang naar de bestuursrechter gemaakt. Het betrof een lang lopend geschil, er was al een rechterlijke procedure gevoerd, de gemeente had de bestuursdwang ruim van te voren aangezegd en tevens beloofd niet voor de uitspraak op bezwaar tot slopen over te gaan. De stelling die de Staat met verwijzing naar dit arrest ingang probeert te doen vinden, kan in redelijkheid niet op dit arrest worden gebaseerd; de strekking van dit arrest wordt ten onrechte veralgemeniseerd en op de onderhavige casuspositie toepasbaar geacht. Een van de verschillen tussen de casusposities is dat de zaak waar genoemd arrest betrekking op heeft, anders dan onderhavig geschil, een expliciet in de wet geregelde procedure met een uitdrukkelijk in de wet voorziene wijze van rechtsbescherming (namelijk het bestuursrechtelijke) betreft. Een ander relevant verschil is dat in de onderhavige zaak, anders dan in de zaak waarnaar door de Staat wordt verwezen, sprake is van een geschil met betrekking tot een grondwettelijk en verdragsrechtelijk erkend recht welke in de wettelijke regeling die op dit recht een inbreuk beoogt te maken onvoldoende onderkend is. 3.3 De uitspraak van de Hoge Raad is bovendien terecht bekritiseerd door M. Scheltema in zijn noot onder dit arrest: Tegen deze achtergrond ligt het voor de hand te menen dat de overheid een zwaarwegende reden moet hebben om een betwist besluit zo snel uit te voeren dat de belanghebbende zelfs niet een kort- gedingoordeel daarover kan verkrijgen. Rechterlijke toetsing van het besluit wordt daardoor gefrustreerd. En: Het argument waarmee de Hoge Raad de stelling (dat de gemeente altijd de uitspraak van het kort geding moet afwachten) verwerpt is niet overtuigend. Het argument is dat de stelling ten onrechte niet abstraheert van de onrechtmatigheidsvraag. Dat betekent dus dat de mate waarin het gewraakte optreden onrechtmatig is (of lijkt), een rol moet spelen bij de vraag of de gemeente het kort geding moet afwachten. Dat lijkt mij niet passend bij het uitgangspunt van de effectieve rechtsbescherming tegen de overheid. Juist de rechtmatigheidsvraag moet men een keer aan de rechter kunnen voorleggen. Het bestuursorgaan moet die mogelijkheid in beginsel niet afsnijden, en dat moet niet anders zijn indien het bestuursorgaan zelf meent dat aan de rechtmatigheid van zijn voorgenomen optreden niet getwijfeld kan worden. Dat geldt zeker bij de toepassing van bestuursdwang zoals hier aan de orde. Juist uit het feit dat de wetgever voorschrijft dat 10

11 eerst een besluit tot toepassing van bestuursdwang moet worden genomen, betekent dat hij de belanghebbende de gelegenheid wil geven daartegen - ook in een spoedprocedure- op te komen voordat feitelijk wordt opgetreden. Nu dat in dit geval niet kon bij de bestuursrechter, behoort het kort geding bij de burgerlijke rechter die mogelijkheid te bieden. Volgens Scheltema zou het uitgangspunt inderdaad moeten zijn dat de overheid bij de toepassing van bestuursdwang of bij de uitvoering van andere besluiten niet zo snel te werk mag gaan dat de belanghebbende geen gelegenheid heeft zich tot de rechter te wenden, aldus Scheltema in zijn noot onder het arrest uit 1994 (NJ 1997,183). 3.4 In het tweede arrest waar de Staat zich op beroept, HR 5 januari 2001, NJ 2002,167, ging het weliswaar over krakers, maar in deze uitspraak werd ten onrechte de toenmalige praktijk van strafrechtelijke ontruimingen op grond van art. 124 RO en art. 2 PolW als uitgangspunt aangenomen, welk uitgangspunt in het arrest van de Hoge Raad van 9 oktober 2009 (LJN BJ1254) als onjuist werd beoordeeld. Om deze reden dient weinig waarde te worden toegekend aan de overwegingen van Uw Raad het arrest van 5 januari 2001, nu de overweging waarnaar de Staat verwijst in hoge mate verweven is met het onjuist gebleken standpunt dat OM en politie sowieso, en wel op basis van art. 124 RO en 2 PolW, daartoe bevoegd waren; het is sterk de vraag of Uw Raad, indien het destijds niet van dit onjuiste uitgangspunt was uitgegaan, tot een vergelijkbare overweging zou zijn gekomen. 3.5 In cassatiemiddel 3b stelt de Staat opnieuw, ten onrechte, dat op hem niet zonder meer de plicht rust om de uitkomst van het kort geding af te wachten en herhaalt de Staat de stelling dat indien de Staat terecht meent dat een vordering geen kans van slagen heeft, voor hem ook geen plicht bestaat de ontruiming aan te houden. In cassatiemiddel 3c stelt de Staat dat evenmin van haar verwacht kan worden dat hij zijn gedragslijn vastlegt in de wet of in nauwkeurig omschreven en deugdelijk gepubliceerde beleidsregels, zoals het Hof in rov. 4.6 eist. Volgens de Staat is voldoende dat hij feitelijk een gedragslijn volgt die voldoet aan de daaraan te stellen eisen en behoeft die gedragslijn niet nauwkeurig en deugdelijk gepubliceerd te zijn (in een enkel 'bindende regeling' zoals het Hof in rov. 4.7 van zijn arrest overweegt). Dat geldt volgens de Staat ook indien de Staat wel verplicht zou zijn om een ontruiming steeds aan te kondigen, gelegenheid te geven tot het aanspannen van een kort geding en de uitkomst van dat kort geding af te wachten. Wezenlijke aantasting 3.6 Anders dan de Staat stelt in cassatiemiddel 3c valt een verdergaande eis wel degelijk af te leiden uit de rechtspraak van het EHRM. Volgens de Staat betreft de uitspraak inzake Sanoma 1, waarnaar het Hof in rov. 4.7 van zijn arrest verwijst, een heel ander 1 Sanoma t. Nederland, nr /03, EHRM 14 september

12 geval. In Sanoma gaat het volgens de Staat om de journalistieke bronbescherming, waarop slechts onder bijzondere omstandigheden een inbreuk mag worden gemaakt, terwijl iedere inbreuk reeds leidt tot een wezenlijke aantasting van het te beschermen belang, het brongeheim. De Staat stelt ten onrechte dat een dergelijke situatie zich bij het ontruimen van kraakpanden niet voordoet. Nog afgezien van het in de inleiding hierboven gestelde dat in dit stadium nog niet vaststaat of het om een kraakpand gaat, is in de Sanoma- uitspraak immers essentieel het oordeel van het Europese Hof dat de officier van justitie onder de redactie van art. 96a Wetboek van Strafvordering, teveel ongelimiteerde bevoegdheden krijgt toebedeeld. Het EHRM wijst er in dit verband op dat een officier van justitie moet worden gezien als een 'partij' en derhalve niet onafhankelijk en onpartijdig in staat is tot het afwegen van de relevante belangen. Een beslissing tot inbeslagneming van journalistiek bronmateriaal, en in de onderhavige zaak, een beslissing tot het ontruimen van een woning, waarbij een grondrecht als art. 10 EVRM (in de zaak Sanoma) en art. 8 EVRM (in de onderhavige zaak), dient te worden afgewogen tegen de door de officier van justitie te behartigen opsporingsbelangen, dient volgens het Europese Hof derhalve wettelijk in handen van een rechter te liggen. Nu het Wetboek van Strafvordering geen beperkingen of voorwaarden stelt aan het afwegingskader waarbinnen een beslissing tot het in beslag nemen van journalistiek bronmateriaal dient te worden genomen, geen proportionaliteitseis inhoudt, maar bovenal geen rechterlijke toetsing op een moment vóór de inbeslagname zelf vereist, oordeelt het EHRM in de zaak Sanoma dat de regeling niet voldoet aan de kwaliteitseisen die het EHRM stelt aan een wettelijke regeling. 3.7 In de onderhavige zaak gaat het weliswaar niet om een beslissing tot inbeslagneming van journalistiek bronmateriaal, waarbij een afweging moet worden gemaakt tussen het grondrecht van art. 10 EVRM en de door de officier van justitie te behartigen opsporingsbelangen, maar gaat het om het grondrecht van art. 8 EVRM, het huisrecht, welk recht volgens het Europese Hof van central importance en een voorwaarde voor het kunnen uitoefenen van politieke grondrechten is. (Connors 1 ) Verlies van Home is volgens vaste rechtspraak van het EHRM een van de zwaarste inbreuken op het huisrecht (McCann 2 en Kay 3 ). Volgens het EHRM (in Buckley 4 ) moet bij een verregaande inbreuk op het huisrecht mede worden gekeken naar de mogelijkheden tot het vinden van vervangende woonruimte in de omgeving. Omdat the loss of home de meest zware inbreuk is die op het huisrecht gemaakt kan worden, mag hiertoe slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden overgegaan. In de onderhavige zaak geldt evenals in de zaak Sanoma 5 dat ons Wetboek van 1 Connors t. Verenigd Koninkrijk, nr /01, EHRM 27 mei McCann t. Verenigd Koninkrijk, nr /04 50, EHRM 13 mei Kay e.a. t. Verenigd Koninkrijk, nr /06 65, EHRM, 21 september Buckley t. Verenigd Koninkrijk, nr 20348/92, EHRM 25 september Sanoma t. Nederland, nr /03, EHRM 14 september

Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Rolnr. 10/ 05147 Zitting: 4-2- 2011 CONCLUSIE VAN ANTWOORD

Nadere informatie

B en W. nr d.d

B en W. nr d.d B en W. nr. 12.1047 d.d. 6-1-2012 Onderwerp Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en wethouders van het raadslid F.ZEVENBERGEN en G.Gruting (VVD) d.d. 5 oktober 2012 over de gekraakte panden

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

B en W. nr d.d

B en W. nr d.d B en W. nr. 12.1046 d.d. 6-11-2012 Onderwerp Schriftelijke vragen aan het college van Burgemeester en wethouders van de raadsleden M. Van Sandick en A. Bonestroo (CDA) d.d. 4 oktober 2012 inzake kraakpand

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K Inzake de klacht van [Klaagster BV], gevestigd te [gemeente] aan de [adres], hierna te noemen klaagster,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Inleiding. 1 Kort geding niet in strafrecht. Pleitnota KG Rb Utrecht 15-2- 11, 11.00 uur, eiser [ ], advocaat eiser: M. van Hulst

Inleiding. 1 Kort geding niet in strafrecht. Pleitnota KG Rb Utrecht 15-2- 11, 11.00 uur, eiser [ ], advocaat eiser: M. van Hulst Pleitnota KG Rb Utrecht 15-2- 11, 11.00 uur, eiser [ ], advocaat eiser: M. van Hulst Inleiding 1 In de onderhavige zaak treed het OM op op basis van beleid 1 dat is vastgesteld naar aanleiding van het

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522

ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522 ECLI:NL:RBLEE:2009:BJ8522 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 17-09-2009 Datum publicatie 24-09-2009 Zaaknummer 99339 / KG ZA 09-274 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 12-05-2009 Datum publicatie 12-06-2009 Zaaknummer 156351 - KG ZA 09-197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 Instantie Datum uitspraak 27-09-2011 Datum publicatie 30-09-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 11/18267 & 11/18269 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/213 2 Feiten Verzoeker is

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

2. Soorten en verband

2. Soorten en verband Bij dit alles moet de rechter de rechten van verdediging eerbiedigen. Dit betekent dat hij, wanneer hij de rechtsgrond wenst te wijzigen en aan te passen, de debatten dient te heropenen om partijen toe

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:389

ECLI:NL:RBNNE:2015:389 ECLI:NL:RBNNE:2015:389 Instantie Datum uitspraak 03-02-2015 Datum publicatie 03-02-2015 Zaaknummer Awb 15/245 Rechtsgebieden Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:7784

ECLI:NL:GHARL:2016:7784 ECLI:NL:GHARL:2016:7784 Instantie Datum uitspraak 27-09-2016 Datum publicatie 28-09-2016 Zaaknummer 200.137.907/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152 Rapport Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Zeeland zijn verzoek om vergoeding van schade, die is ontstaan bij

Nadere informatie

1. Procedure. 2. Feiten

1. Procedure. 2. Feiten Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 153 d.d. 23 augustus 2010 (mr. V. van den Brink, voorzitter, en de heren G.J.P. Okkema en prof. drs. A.D. Bac RA) 1. Procedure De Commissie

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 13-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 09-5337 wwb en awb 10-4936

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

College voor geschillen medezeggenschap defensie

College voor geschillen medezeggenschap defensie ADVIES Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: de Commandant Maritieme

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling REGELING INZAKE HET OMGAAN MET EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND HOOFDSTUK 1. DEFINITIES Artikel 1. Definities In deze regeling worden de volgende definities gebruikt: betrokkene: degene die al dan niet in

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7 Rechtspraak Instantie Hoge Raad Datum 8 oktober 2004 Vindplaats LJN AO9549 Naam Vixia / Gerrits Essentie uitspraak: De enkele schending van controlevoorschriften (de werknemer weigert bij de bedrijfsarts

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden Mr. M.A.R. Schuckink Kool, M.F. van Hulst, C.J.M. van den Brûle, J.M.G. Hulsman, advokaten bij de Hoge Raad der Nederlanden HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Rolnr. 10/ 05147 De dato: 21-7-2011 BORGERSBRIEF Inzake:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BO3339

ECLI:NL:CRVB:2010:BO3339 ECLI:NL:CRVB:2010:BO3339 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 10-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 09-2207 WSF Bestuursrecht

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525

ECLI:NL:RBDHA:2017:2525 ECLI:NL:RBDHA:2017:2525 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 12-05-2017 Zaaknummer 16_6475 Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:CRVB:2017:2833 ECLI:NL:CRVB:2017:2833 Instantie Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8007 ZVW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBMNE:2016:707 ECLI:NL:RBMNE:2016:707 Instantie Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 14/6285 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de minister van Economische Zaken,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 18-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201112376/1/V1 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 MEI 2008 C.05.0223.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0223.F AXA BELGIUM, naamloze vennootschap, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. B. P., 2. AXA BELGIUM, naamloze

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863

ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863 ECLI:NL:CRVB:2003:AF3863 Instantie Datum uitspraak 07-01-2003 Datum publicatie 04-02-2003 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 01/2345 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3463

ECLI:NL:CRVB:2014:3463 ECLI:NL:CRVB:2014:3463 Instantie Datum uitspraak 21-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-3170

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Juridisch kader Op basis van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II, dan wel

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 Instantie Datum uitspraak 27-11-2015 Datum publicatie 23-12-2015 Zaaknummer UTR 15/612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136 ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136 Instantie Datum uitspraak 07-09-2006 Datum publicatie 02-11-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 03/4987 MAWKLU Ambtenarenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K

CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER U I T S P R A A K CENTRALE RAAD VAN BEROEP MEERVOUDIGE KAMER 08/5117 WWB 08/5118 WWB U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante) en [appellant] (hierna: appellant), beiden wonende te Amsterdam,

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Camera-toezicht op de werkplek

Camera-toezicht op de werkplek Camera-toezicht op de werkplek december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld

Nadere informatie

Naming and Shaming door de OPTA: kunnen nog niet onherroepelijk geworden boetes openbaar worden gemaakt?

Naming and Shaming door de OPTA: kunnen nog niet onherroepelijk geworden boetes openbaar worden gemaakt? NOTENKRAKER Naming and Shaming door de OPTA: kunnen nog niet onherroepelijk geworden boetes openbaar worden gemaakt? ABRvS 10 november 2010, LJN BO3468 1 Inleidende opmerkingen De Onafhankelijke Post en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 ECLI:NL:RBDHA:2017:2650 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 17/1303 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Eerste

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/287

Rapport. Datum: 29 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/287 Rapport Datum: 29 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/287 2 Klacht Op 4 augustus 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw P. te Almere, ingediend door mevrouw mr. J.A. Neslo, advocaat

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015 Nummer: 15/1573/GB Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie