Werkstuk Geschiedenis Gouden Eeuw

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Werkstuk Geschiedenis Gouden Eeuw"

Transcriptie

1 Werkstuk Geschiedenis Gouden Eeuw Werkstuk door een scholier 2360 woorden 15 jaar geleden 4,7 138 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Inleiding Mijn onderzoek gaat over regenten omdat ik na het lezen van het stencil wel al het een en ander weet over de VOC, en het lijkt me niet leuk om daar een onderzoek over te doen. En hoe armen leven tja dat kan ik me ook al bedenken. Nu weet ik nog niet veel over regenten, en omdat ik het leuk vind dingen te weten te komen waar ik nog niet veel over weet, is mijn keuze snel gemaakt. Dat is dus de reden waarom ik het leven van regenten in de Gouden Eeuw ga onderzoeken. Het schilderij Frans Hals Groepsportret van de regenten van het Oudemannenhuis 1664 Frans Hals museum Haarlem Doek: 172,3 x 256 cm Beschrijving van het schilderij Ik zie zes personen, het zijn allemaal blanke mannen. Vier mannen hebben bruine haren de andere twee zijn blond. Op een man na hebben ze allemaal een snor. Vijf van deze mannen hebben een zwarte hoed op hun hoofd. Deze zelfde vijf mannen hebben ook allemaal lange haren tot over hun schouders. De zesde man heeft geen hoed en geen lange haren. Al deze mannen hebben een kraag om hun nek, en bij een van de mannen lijkt deze een beetje op de kraag van zwarte piet. Vijf mannen dragen en zwart gewaad, aan de uiteinden van de mouwen zitten witte boorden. Achter de derde persoon van links staat een schaakbord, en de meest linkse man heeft een bruin doosje op zijn schoot. Een aantal van de mannen staat en het andere gedeelte zit. De meest rechtse man heeft ook witte mouwen en iets wits op zijn buik, je ziet zijn knie en vanaf daar loopt er iets wits wijd uit naar beneden. Bij de meest linkse man kun je zien dat hij op een bruine stoel zit, dit kan ik bij de andere personen niet zien. De schilder heeft vooral donkere kleuren als: zwart, bordeauxrood, bruin, heel donkerblauw en beige gebruikt, maar ook wit voor de kleren. De man zonder hoed heeft iets in zijn handen. Pagina 1 van 6

2 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1.1: Amsterdam In de jaren 1575 tot en met 1584 kwamen er maar zelden Antwerpenaren naar Amsterdam. Maar nadat Parma, een Spaanse generaal, Antwerpen in bezit nam vluchtten er enkele honderden Antwerpenaren naar Amsterdam. Antwerpen was altijd een belangrijke handelsstad geweest. En daarom namen de gevluchte Antwerpenaren heel erg veel kennis over het handelen mee naar Amsterdam. Doordat er nu zoveel goede handelaren in Amsterdam woonden begon deze stad ook succesvol te worden qua handelen. Parma wilde ook nu nog steeds Antwerpen overnemen en besloot om de Schelde af te sluiten en de Antwerpse bevolking zo te dwingen zich over te geven. Omdat de Schelde de enige handelspoort naar Antwerpen was werd Antwerpen nu een afschuwelijke stad om handel in te drijven. Hierdoor ging er nog meer handelaren naar Amsterdam. De handel in Amsterdam bleef groeien. Amsterdam beleefde een nog grotere groei nadat er nog meer Antwerpenaren naar Amsterdam verhuisden omdat ze wisten dat daar nu heel veel handel werd gedreven. Amsterdam breidde zich vervolgens uit, en door alle handelaren werd Amsterdam een grote handelsstad. Hoofdstuk 1.2: Handel In 1602 werd de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) opgericht, om de Spanjaarden te treiteren, omdat Nederland toen met Spanje in oorlog was. Het was allemaal begonnen in 1595 toen er 4 Nederlandse schepen naar Indië voeren. Maar het mislukte; de kapiteins konden niet met elkaar overweg, en er heerste scheurbuik. Het lukte de handelaren niet om op Java handel te drijven dus keerden de schepen terug. In 1602 werd er een nieuwe poging gedaan: De Staten-Generaal en de stadhouder, Prins Maurits besloten dat de VOC handel mocht gaan drijven in Indië, met grote goed bemande en gewapende schepen. De schepen gingen op weg naar o.a. Indië, Japan en Thailand. Vanuit die landen werden allerlei specerijen zoals peper, kruidnagel, foelie, kaneel, gember en nootmuskaat. Maar ook koffie, thee, zijden en katoen werden verhandeld. Al deze producten werden ook naar Nederland gebracht. Overal ontstonden bedrijven die deze producten gingen bewerken. Voorbeelden hiervan zijn: koffiebranderijen, spinnerijen en tabaksfabrieken. Op plantages weken mensen met een heel laag loon, of mensen zonder loon namelijk slaven. De producten die werden gekocht hadden dus geen hoge prijs. Handelaren draaiden hun hand er daarna niet voor om, om voor de specerijen hoge prijzen te betalen. De VOC had namelijk een monopolie op het verhandelen op deze goederen en kon dus een prijs vragen die zo hoog was als zij wilden. Je kunt je nu dus ook wel bedenken hoe hoog de winsten waren. Veel rijke mensen betaalden mee aan het succes en wilde daarvoor producten krijgen om die te verhandelen. Dit ging meestal wel goed, maar het kon natuurlijk ook Pagina 2 van 6

3 dat een schip onderweg verging door een storm, of werd gekaapt. Dat was het risico van het vak. Hoofdstuk 1.3: Nederland ligt gunstig voor de handel. Door de nabije ligging dicht aan de Noordzee konden de boten met goederen goed op en af varen. Nederland had hele goeden zeevaders en schepen. De mensen waren niet bang om op zoek te gaan naar andere handelsbronnen en handelswegen. Je kon zelf schippers en schepen inhuren om je goederen over zeeën te vervoeren. Doordat er ook in veel breekbare dingen zoals servies werden gehandeld en er dus een grote kans zou zijn op beschadiging, kon je er voor kiezen om je goederen te verzekeren. Niet alleen de Noordzee was handig voor schepen om naar havens te gaan. Er waren natuurlijk ook nog andere schepen. Hoofdstuk 1.4: De achteruitgang Vanaf ongeveer 1675 liep de economische groei in ons land langzaam terug. Er waren andere landen die de Republiek voorbijstreefde. Er was nu ook minder winst. De oorlogen die werden gevoerd konden niet meer worden betaald. Mensen trouwden later, omdat ze er niet zo zeker van waren of ze een gezin konden onderhouden. Hierdoor stopte de bevolkingsgroei, want als je later trouwde, kreeg je later en meestal minder kinderen. Bovendien nam het aantal immigranten af, want in het buitenland zagen de mensen dat de Republiek qua economie niet meer het land was dat het geweest was. Dit betekende het einde van de grote welvaart, rijkdom en macht van de Gouden Eeuw in de Republiek. Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2.1: Wat bepaalde de rijkdom van de regenten? Door hun rijkdom hadden regenten vaak een leidinggevende functie zoals burgemeester, of in het oudenmannenhuis. Ze konden zich specerijen die VOC importeerde veroorloven en dronken wijn. Ze woonden vaak in dure herenhuizen langs d e grachten. Aan al deze dingen kon je zien dat je met een regent te maken had. Hoofdstuk 2.2: Wat was het oudemannenhuis? Het Oudemannenhuis was een tehuis waar mannen van boven de 60 jaar hun laatste dagen konden doorbrengen. Het tehuis opende in 1609 haar deuren voor de eerste bewoners. Het gebouw, aan het Groot Heiligland, bestaat nog en is tegenwoordig het Frans Hals Museum. In 1664 schilderde Frans Hals de portretten van de regenten en regentessen die in dat jaar het bestuur van het Oudemannenhuis vormden. Eerder werden er hofjes gebouwd voor armen en oude mensen. Maar omdat oude)re) mannen niet voor zichzelf konden zorgen, werden er oudemannenhuizen gebouwd en in de hofjes gingen weduwen en arme ongehuwde vrouwen boven de 60 jaar er wonen. Je kunt het oudemannenhuis vergelijken met een bejaardentehuis. Hoofdstuk 2.3: Wat deden de regenten in het oudenmannenhuis? Pagina 3 van 6

4 Zelf deden de regenten niet veel in het oudenmannenhuis. Ze vergaderden in de regentenkamer in het hoofdgebouw, en zorgden voor financiële bijdragen voor de bouw van de oudenmannenhuizen. In een van de regentenhuizen is nu het Frans Hals museum gevestigd. De regenten die in het jaar 1664 het oudenmannenhuis hielpen bestaan staan afgebeeld op mijn schilderij. Hoofdstuk 2.4: Hadden regenten een speciale klederdracht? De klederdracht van regenten is niet speciaal maar wel anders dan die van de rest van het volk. Zowel mannen als vrouwen gingen gekleed in het zwart. Beiden droegen grote witte kragen om hun nek( Op het plaatje zie je daar een voorbeeld van). Mannen droegen witte broeken tot op de knie met witte kousen daaronder. Vrouwen droegen jurken. Voor mannen waren de grote zwarte hoeden mode. Mannen droegen zwarte schoenen met gespen. Wat mij opvalt maar waarvan ik niet zeker van ben is dat regentessen altijd een wit kapje over hun haren hebben, of dat hun haren wit zijn. Hoofdstuk 2.5: Wat kochten regenten als ze rijk waren? Regenten kochten schilderijen die lieten ze maken door goede schilders. Kooplieden kochten ook specerijen zoals peper in het buitenland. Hier konden ze hun eten lekkerder mee maken. Omdat regenten rijk waren konden ze zich ook wijn veroorloven, inwoners van de republiek die niet rijk waren konden dit niet betalen. Hoofdstuk 2.6: Hebben regenten invloed gehad op hoe wij nu leven? Regenten hebben invloed gehad op de stijl van verzorgen van armen en oude mensen. Kerken zorgden ook altijd wel voor kansarme mensen, maar regenten maakten verenigingen en vroegen geen geld aan die mensen. Ze wilden iets voor de mensen doen zonder er iets voor terug te vragen. Een voorbeeld van een vereniging die ook zo te werk gaat is bijvoorbeeld Humanitas. Regenten behoorden tot de gegoede burgerij (verdere informatie daarover volgt in het volgende hoofdstuk). Dit waren de elite mensen. Minder dan 1% van de repbliek was regent, regenten waren rijk en voelde zich meer dan het gewone volk, dit was te merken en hun gedrag en kleding. Maar naar verloop van tijd werden de gewoontes van regenten ook door de lagere bevolking overgenomen. Het taalgebruik, kleding, huisraad, verhalen liederen werden door de gewone bevolking van de regenten overgenomen. Dit zie je nu nog steeds. Er is (rijk) elitevolk die zich meer voelen en zich zo gedragen maar ook mensen die daar niet tot behoren hebben dezelfde gewoontes als hun. Hoofdstuk 2.7: Waarom werden er schilderijen van regenten gemaakt? In de Gouden Eeuw waren er nog geen fototoestellen. Toch wilden mensen afbeeldingen van zichzelf en familie en dierbaren laten maken. Dit kon er waren genoeg goede schilders denk maar aan: Frans Hals, Rembrandt Harmenszoon van Rijn, Jan Steen, Johannes Vermeer en Salomon van Ruysdael. Echter alleen rijke mensen zoals regenten konden schilderijen laten maken. Waarom? Een schilderij laten maken was zeer prijzig. Hoofdstuk 3 Pagina 4 van 6

5 Hoofdstuk 3.1: Een gelaagde samenleving Niet iedereen kon genieten van al het goeds. Nederland had in die tijd een gelaagde samenleving. En eigenlijk bestond de bevolking uit vijf groepen die niet allemaal even groot waren. Hier zie je de bevolkingspiramide. Je kunt hier zien welke groepen mensen in welke laag horen. Het was heel moeilijk om van de ene naar de andere groep te stappen. De laag waar je in zat werd al bij je geboorte bepaald. Behoorde je vader tot de kleine burgerij, dan behoorde jij daar ook toe. En opklimmen was echt niet makkelijk. Het was zeker onmogelijk om ineens in de eerste laag terecht te komen. In deze groep zaten eigenlijk alleen mensen die al vanaf hun geboorte van adel waren. Van adel kon je niet worden. Dat was je of je was het niet. Het lag er maar net aan of je ouders van adel waren of niet. Tot de tweede groep, de gegoede burgerij, behoorden de hele rijke mensen. Deze mensen, eigenaren van bedrijven, rijke boeren met veel grond, rijke handelaren regenten enzovoort, waren vaak net zo rijk als de mensen in de eerste groep.het verschil was dat ze niet van adel waren. De derde groep, die van de kleine burgerij was een groep mensen die een beroep hadden waardoor ze niet rijk werden, maar waar ze genoeg mee verdienden om van te leven. Je kunt bijvoorbeeld denken aan ambachtslieden, onderwijzers, kleine handelaren. In de vierde groep zaten de mensen die in grote armoede leefden. Soldaten, matrozen, landarbeiders en mensen die werkzaam waren in de nijverheid. Zij moesten hard werken en kregen vaak erg weinig loon. Er was meestal niet genoeg om een gezin van te kunnen onderhouden In de vijfde groep zaten de mensen die helemaal geen werk hadden. Velen van hen trokken maar wat door het land, in de hoop ergens een baan te krijgen. Soms moesten ze bedelen en stelen. Veel mensen uit deze groep kregen soms voedsel en onderdak van de Kerk of van andere rijke mensen die zich het lot van deze groep aantrokken Hoofdstuk 3.2: De verdeling In de Gouden Eeuw waren er slechts enkele procenten van de bevolking mensen die genoeg geld hadden om van te leven. Dit waren De adel, de gegoede burgerij en de kleine burgerij. De adel en de gegoede burgerij verdienden bakken met geld door o.a. het handelen. De rest (het grootste deel) van de inwoners van de Republiek waren bijvoorbeeld: soldaten, matrozen, landarbeiders en havenwerkers. Ze moesten verschrikkelijk hard werken maar kregen hiervoor nauwelijks loon, en leefde in grote armoede. Hun werk was vaak een vies werkje dat niemand anders wilde doen. Daarnaast waren er ook nog werkelozen en bedelaars. Als je toestemming had om te bedelen liep je geen gevaar. Maar als je van de stadsbestuurders geen toestemming had kon je hiervoor beoordeeld worden. De straffen verschilden; je werd de stad uitgezet of in het spin of rasphuis opgesloten. Vrouwen moesten in het spinhuis spinnen. In het rasphuis werkten mannen, ze moesten Spaans hout raspen Conclusie Door mijn onderzoek ben ik te weten gekomen dat de Gouden Eeuw zijn naam dankt aan het feit van de grote economische bloei en veranderingen waarin onze Republiek zich toen bevond. Pagina 5 van 6

6 Regenten waren rijke kooplieden, ze woonden vaak in herenhuizen en aten luxe producten. Ze hadden vaak een leidinggevende functie, en er werden schilderijen van hun gemaakt omdat er in die tijd nog geen fototoestellen waren. Regenten hebben door hun verenigingen voor armen en oude mensen ook invloed gehad op onze levensstijl. Voor de adel, de gegoede en de kleine burgerij was de Gouden Eeuw een geweldige tijd ze maakten grote winsten en lijden absoluut geen honger. Maar voor het gewone volk en de bedelaars was het niet zo leuk. Ze moesten hard werken en kregen daar weinig loon voor om hun gezin te onderhouden. De Gouden Eeuw was dus niet voor iedere inwoner van de Republiek een Goude Eeuw. Bibliografie Het kopergeld van de Gouden Eeuw volk en overheid van dr. A. Th. Van Deursen De Nederlandse geschiedenis in een notedop van Herman Beliën & Monique van Hoogstraten Overvloed en onbehagen van Simon Schama Handboek kostuum accessoires ven Marian Conrads Het stencil De Gouden Eeuw van mevrouw Roll w Het stencil: de VOC van mevrouw Roll Pagina 6 van 6