IS HET MBO IN CONTROL?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "IS HET MBO IN CONTROL?"

Transcriptie

1 IS HET MBO IN CONTROL? Een studie naar de ambtelijke voorontwerpen Bestuur en toezicht rechtspersonen en Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen en de bescherming van mbo-instellingen tegen bestuurlijke misstanden. S.N. Zahedi, LLM Master Privaatrechtelijk Rechtspraktijk Scriptie Begeleiding door mw. dr. J. Roest 28 mei 2015

2

3 INHOUDSOPGAVE Inleiding Bestuur en toezicht in het mbo Inleiding Besturingsmodel mbo Bestuur Benoeming, schorsing en ontslag Taakomschrijving Tegenstrijdig belang Aansprakelijkheid Intern toezicht in het mbo Benoeming, schorsing en ontslag raad van toezicht en taakverdeling Taakomschrijving raad van toezicht Tegenstrijdig belang raad van toezicht Aansprakelijkheid raad van toezicht Extern toezicht in het mbo Schorsing en ontslag door de rechtbank Enquêterecht Aanwijzingsbevoegdheid Ministerie van OCW Conclusie Voorstellen ter versterking van de medezeggenschapsorganen Inleiding Benoemingsprocedure bestuur Benoeming op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen Adviesrecht deelnemersraad ten aanzien van profielen bestuur Adviesrecht deelnemersraad bij bestuursbenoemingen Versterking ondernemingsraad bij benoemingen bestuur in WEB Verplicht jaarlijks overleg tussen raad van toezicht en medezeggenschapsorganen Conclusie Voorstellen betreffende tegenstrijdig belang en aansprakelijkheid bestuur en raad van toezicht Inleiding Voorstel voor wettelijke grondslag en taakomschrijving raad van toezicht Wijziging art. 2:9 lid 1 en voorstel art. 2:9a Voorgestelde tegenstrijdigbelangregeling Aansprakelijkheid bestuur en raad van toezicht Conclusie Versterking extern toezicht Inleiding Wijziging ontslaggrond bestuurders en leden raad van toezicht Meldingsplicht raad van toezicht aan de Onderwijsinspectie Conclusie Conclusie en aanbevelingen Literatuurlijst... 54

4 INLEIDING De afgelopen jaren hebben zich meerdere bestuurlijke misstanden voorgedaan in de mbo-sector. Recentelijk ging het ROC Leiden bijna failliet na een megalomaan vastgoedproject. 1 Eerder kwamen mbo-organisaties Zadkine en Amarantis in problemen na financieel wanbeleid. 2 Naar aanleiding van de ondergang van Amarantis werd de Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis ingesteld met de opdracht om de oorzaken van de financiële problemen bij de onderwijskolos te onderzoeken. 3 De commissie kwam onder andere tot de conclusie dat de bestuursleden en de raad van toezicht tekort schoten in hun taak. 4 De aan de misstanden in het mbo onderliggende problematiek speelt in de hele semipublieke sector. Ook het hbo, 5 de zorg (onder andere bij Philadelphia, 6 de IJsselmeer Ziekenhuizen 7 en Meavita) 8 en de woningbouwsector (Vestia en Rochdale) 9 zijn de afgelopen jaren opgeschrikt door verschillende incidenten, variërend van onoorbare verrijking door bestuurders tot het nemen van veel te grote financiële risico s. Naar aanleiding van de verschillende incidenten in de semipublieke sector is een Commissie Maatschappelijk Verantwoord bestuur en toezicht in de semipublieke sector (hierna: Commissie Halsema) ingesteld. 10 In het rapport Een Lastig Gesprek constateert de Commissie onder andere dat een taakomschrijving voor de interne toezichthouder van stichtingen en verenigingen in het Burgerlijk Wetboek ontbreekt. 11 Voorts adviseert zij een taakomschrijving op te nemen voor de interne toezichthouder die vergelijkbaar is met die voor vennootschappen, 12 een sterker voordrachtsrecht voor werknemers te creëren voor leden van de interne toezichthouder en er in te voorzien dat de minister, medezeggenschapsorganen, het bestuur en de raad van toezicht een verzoek tot een enquête en een 'Leids ROC aan wanbeleid ten onder - doormodderen geen optie'' NRC 13 februari Zie ook Eindrapportage ROC Leiden, p. 3. Broekhuizen & Severt, FD 12 april 2012 en Lindhout & Sahadat, Volkskrant 14 februari Het eerste rapport van de Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis werd op 3 december 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden. Zie bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33495, 1. Rapport Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis, p. 64. Zo kwam in 2010 hbo-instelling InHolland in opspraak, toen bleek dat er sprake was geweest van misstanden rondom de diplomering. Zie hierover InHolland gaf diploma s te gemakkelijk, Trouw 24 september Illustrerend is de documentaire Macho s in de Zorg, Zembla, NPO, 15 maart Falende bestuurders IJsselmeerziekenhuizen mochten aanmodderen, NRC 8 oktober Toezichthouder werd slapend rijk bij Meavita, Nu.nl, 4 juni Op verzoek van vakbond Abvakabo is door de Ondernemingskamer een onderzoek gelast naar het beleid en gang van zaken binnen Meavita, teneinde aan te tonen dat bestuurders en toezichthouders verantwoordelijkheid dragen voor het wanbeleid bij Meavita. Zie Hof Amsterdam 30 mei 2011, LJN BG6686. De misstanden bij Rochdale hebben zelfs aanleiding gegeven tot de instelling van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties. In de zaak van Vestia tegen een van zijn voormalige bestuurder en een aantal oud-toezichthouders, heeft de rechtbank Den Haag recentelijk bepaald dat de aangesproken bestuurders en toezichthouders een aantal banken, alsook accountants(kantoren), de Staat, Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw en het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting in vrijwaring mogen roepen. Zie Rb. Den Haag 14 januari 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:248. Deze commissie had als opdracht het opstellen van gedragsregels voor professioneel en ethisch verantwoord handelen van bestuurders en interne toezichthouders in de semipublieke sectoren, het duiden en uitleggen van deze gedragsregels, het adviseren over de vraag hoe de gedragsregels weer kunnen gaan leven en daadwerkelijk werking krijgen in de verschillende semipublieke sectoren en voorts het adviseren over de rollen die de rijksoverheid in dat kader als wetgever, beleidsmaker, opdrachtgever en eindverantwoordelijke voor het borgen van publieke belangen moet en kan spelen. Rapport Commissie Halsema 2013, p. 15. Rapport Commissie Halsema 2013, p

5 verzoek tot ontslag kunnen indienen bij de Ondernemingskamer. 13 Voortbouwend op deze conclusies heeft de regering bij haar brief van 12 november 2013 verschillende maatregelen aangekondigd. Die maatregelen zijn voorgesteld in het ambtelijk voorontwerp Bestuur en toezicht rechtspersonen, dat op 6 februari 2014 middels internetconsultatie is bekend gemaakt. In dat voorontwerp is voorgesteld om de norm waar bestuurders en toezichthouders zich naar moeten richten, 14 de wettelijke regeling voor het toezicht op het bestuur door de raad van toezicht, de tegenstrijdigbelangregeling, 15 alsook de regeling voor de aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders voor alle rechtspersonen te uniformeren. 16 Daarnaast voorziet het voorontwerp in een uitbreiding van de ontslaggronden voor bestuurders en toezichthouders van stichtingen. Op 6 mei 2014 is de consultatieronde afgesloten. 17 Specifiek voor de onderwijssector is door de regering in reactie op het rapport van de Commissie financiële problematiek Amarantis en een recent rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Onderwijsinspectie) een reeks wetswijzigingen voorbereid. 18 De minister van OCW heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer van 5 februari 2014 aangekondigd de wettelijke randvoorwaarden voor een sterke bestuurskracht met goed functionerende checks and balances te versterken. Op 8 mei 2014 is de consultatie geopend voor het ambtelijk voorontwerp Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen, dat voorziet in verschillende wijzigingen in de secundaire onderwijsregelgeving. Zo wordt de benoemingsprocedure voor bestuurders gewijzigd. Voorgeschreven zal worden dat werving en selectie van bestuurders plaats zal moeten vinden op basis van openbare profielschetsen, 19 ten aanzien waarvan de medezeggenschapsorganen een adviesrecht krijgen. Ook krijgt de deelnemersraad een adviesrecht bij benoeming en ontslag van bestuurders. 20 Daarnaast wordt een overlegverplichting tussen de raad van toezicht en de medezeggenschapsorganen in het leven geroepen en wordt de raad van toezicht verplicht om bij de Onderwijsinspectie melding te maken van wanbeheer door het bestuur. Verder worden in aansluiting op het wetsvoorstel Bestuur en toezicht rechtspersonen in de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) specifieke regels gegeven voor de aansprakelijkheid van Rapport Commissie Halsema 2013, p. 24. Sinds de inwerkingtreding van de Wet Bestuur en toezicht op 1 januari 2013, is deze norm voor de BV en de NV is gecodificeerd in art. 2:129/239 lid 5. Voor de vereniging en de stichting is er nog niet uitdrukkelijk een norm vastgelegd in de wet waar bestuurders en toezichthouders zich naar dienen te gedragen. Memorie van Toelichting bij ambtelijk voorontwerp Bestuur en toezicht rechtspersonen, p. 4. Memorie van Toelichting bij ambtelijk voorontwerp Bestuur en toezicht rechtspersonen, p. 5. Blijkens de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is de datum van inwerkingtreding gepland op 1 januari Zie Kamerstukken II, VI, 2, p Op het moment van inlevering van deze scriptie is een wetsvoorstel nog niet ingediend. Op 21 januari 2013 kondigde de regering in een brief aan de Tweede Kamer haar agenda aan voor de versterking van de bestuurskracht in het onderwijs (zie: Kamerstukken II 2012/13, 33495, 5). Hierna is gewerkt aan voorstellen die hebben geleid tot de brief aan de Tweede kamer van 19 april 2013, waarin de agenda voor versterking van het bestuurskracht in het onderwijs werd uiteengezet (zie: Kamerstukken II 2012/13, 33495, 10). In een algemeen overleg stemde de Tweede Kamer op 27 mei 2013 in met de wetgevingsvoorstellen uit die brief. In haar brief van 3 oktober 2013 had de regering verschillende maatregelen aangekondigd ter versterking van de bestuurskracht in het onderwijs. Een voor de mbo-sector belangrijke maatregel was de verruiming van de aanwijzingsbevoegdheid van de Onderwijsinspectie naar de mbo-sector bij de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs, Stb. 2013, 558. Memorie van toelichting bij ambtelijk voorontwerp Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen, p. 5. Deze adviesbevoegdheid komt de ondernemingsraden van mbo-instellingen reeds toe op grond van art. 30 WOR. Zie par

6 toezichthouders in de mbo-sector en wordt de mogelijkheid gecreëerd dat de rechter falende bestuurders of interne toezichthouders van mbo-instellingen, die de rechtsvorm van vereniging hebben, op voorstel van de minister ontslaat. 21 De vraag die rijst is of de voorgestelde regelingen daadwerkelijk kunnen leiden tot een verbetering van de kwaliteit van bestuur en toezicht van in de mbo-sector en daarmee aan de bescherming van mboinstellingen tegen falende bestuurders. De onderzoeksvraag luidt: 'Kunnen de voorstellen uit de ambtelijke voorontwerpen Bestuur en toezicht rechtspersonen en Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen een effectief wettelijk kader bieden voor de bescherming van mbo-instellingen tegen bestuurlijke misstanden?' Om de voorgestelde maatregelen op hun merites te kunnen beoordelen is kennis van de huidige situatie noodzakelijk. Daarom wordt allereerst in hoofdstuk 1 de inrichting van bestuur en toezicht in de mbosector geanalyseerd. Hierna volgt thematische behandeling van de voorgestelde regelingen. In hoofdstuk 2 worden de voorstellen betreffende de versterking van de medezeggenschap besproken, waarna in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voorstel voor een wettelijke grondslag en taakomschrijving voor de raad van toezicht, de voorgestelde norm waar leden van het bestuur en raad van toezicht zich bij hun taakvervulling naar moeten richten en de voorgestelde regelingen voor tegenstrijdig belang en aansprakelijkheid. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de maatregelen die het externe toezicht beogen te versterken aan bod. In hoofdstuk 5 volgt tot slot de conclusie en worden enkele aanbevelingen gedaan. Om te peilen of er in de praktijk behoefte bestaat aan de voorgestelde maatregelen, heb ik interviews afgenomen met vertegenwoordigers van de MBO Raad, de Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen en de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs. Waar gebruik is gemaakt van de input van voornoemde vertegenwoordigers, is dit aangegeven. Vooraf verdient opmerking dat het stichtingenrecht in deze scriptie centraal zal staan. De wijzigingen die in het ambtelijk voorontwerp Bestuur en toezicht rechtspersonen ten aanzien van verenigingen worden voorgesteld, blijven daarom grotendeels buiten beschouwing. Deze keus is ingegeven door het feit dat vrijwel alle mbo-instellingen door een stichting in stand worden gehouden Hoewel in het voorstel Bestuur en toezicht rechtspersonen hierin is voorzien wanneer het gaat om een stichting, is in voornoemd voorstel niet voorzien in een ontslagmogelijkheid voor toezichthouders van verenigingen. Om ook bij mboinstellingen, die de rechtsvorm van vereniging hebben, ontslag van bestuurders en toezichthouders mogelijk te maken, voorziet het ambtelijk voorontwerp Versterking Bestuurskracht in een uitbreiding van de mogelijkheden voor ontslag van bestuurders en toezichthouders tot verenigingen in de mbo-sector. Desgevraagd verklaart de secretaris van de MBO Raad dat slechts twee van de 69 bij de MBO Raad aangesloten mboinstellingen door een vereniging in stand worden gehouden. 3

7 HOOFDSTUK 1: BESTUUR EN TOEZICHT IN HET MBO 1.1 Inleiding Wat is mis met de huidige inrichting van bestuur en toezicht in het mbo? Ter beantwoording van die vraag analyseert dit hoofdstuk de bestaande regelingen voor het toezicht op mbo-instellingen. Na een korte behandeling van het besturingsmodel dat ten grondslag ligt aan de huidige inrichting van het toezicht in de mbo-sector, wordt ingegaan op benoeming en ontslag, taakomschrijving en aansprakelijkheid van het bestuur, respectievelijk de raad van toezicht. Hierna wordt ingegaan op het externe toezicht op mbo-instellingen. 1.2 Besturingsmodel mbo In de bestuurskunde wordt onderscheid gemaakt tussen modellen van hiërarchische sturing, systeemsturing en zelfsturing. Bij hiërarchische sturing stelt de overheid eenzijdige en gedetailleerde normen en regels vast en geeft uitvoering aan de publieke taak. Bij systeemsturing komt er meer autonomie toe aan de instellingen en stuurt de overheid als systeemverantwoordelijke slechts op hoofdlijnen en essentiële normen. De meeste autonomie hebben instellingen in een model van zelfsturing. 23 Van oudsher werd in de mbo-sector het model van hiërarchische sturing gehanteerd. In de periode tussen de wederopbouw en de jaren tachtig was het overheidsbeleid voor het mbo sterk centralistisch, allocatief en juridisch van karakter. De meeste verantwoordelijkheden en bevoegdheden waren bij het Ministerie van OCW belegd. Zo werden de huisvesting en financiering centraal geregeld. Aan de instellingen kwam een zeer beperkte mate van autonomie toe. 24 Begin jaren tachtig van de vorige eeuw was er tegen de achtergrond van de toen aanwezige economische crisis sprake van een verandering in het denken over het overheidsbeleid en -bestuur in het algemeen, waarbij de rol van de overheid en haar kerntaken en de maakbaarheid van de samenleving en de verzorgingsstaat ter discussie werden gesteld. 25 Ook in de onderwijssector veranderde het denken over bestuur en beleid in rap tempo. Zo verschenen er in 1985 in één jaar tijd maar liefst drie ministeriële nota s waarin een andere aansturing van het onderwijs werd bepleit. 26 De boodschap was steeds dat het model van hiërarchische sturing weinig doelmatig was en dat er meer autonomie aan de instellingen zou moeten worden gegeven om de doelmatigheid te vergroten. Het management van de instellingen zou versterkt moeten worden en de regeldruk moeten worden verminderd Bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, , 10. Zie voorts over sturing en toezicht in het onderwijs: Noordegraaf, Schillemans & Yesilkagit Bronneman-Helmers 2011, p. 22. Bronneman-Helmers 2011, p. 25. Minder regels, meer ruimte, Meer over management en Hoger onderwijs: Autonomie en Kwaliteit (1985). Zie: Bronneman- Helmers 2011, p

8 Deze verandering van filosofie heeft geleid tot meer bestuurlijke autonomie voor de instellingen. 27 Door deze ontwikkeling, die valt te kenmerken als een ontwikkeling van hiërarchische sturing naar systeemsturing, zijn veel bestuurlijke verantwoordelijkheden van de rijksoverheid naar de besturen van scholen en instellingen overgedragen. Zo zijn mbo-instellingen sinds het eind van de jaren negentig autonoom ten aanzien van de hele exploitatie, alle investeringsbeslissingen en de bevoegdheden om te lenen op de kapitaalmarkt. 28 De overheid is niet langer verantwoordelijk voor de individuele instellingen. De instellingen dragen zelf verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het aangeboden onderwijs. Door de recente incidenten in de mbo-sector is de vraag gerezen of het nog wel gewenst is om zulke grote verantwoordelijkheden bij schoolbesturen neer te leggen. Illustratief is de door SP- Kamerlid Van Dijk ingediende motie waarin de Tweede Kamer de minister om onderzoek te doen naar alternatieve besturingsmodellen in het onderwijs opdat een situatie als bij Amarantis in de toekomst wordt voorkomen. 29 Na afweging van de voor- en nadelen van alternatieven voor het huidige model, stelde de minister echter vast dat systeemsturing het meest geschikte systeem is voor het onderwijs. 30 Wel vertoont het huidige model nog gebreken en dient de governance versterkt te worden, aldus de minister. De hiertoe voorgestelde maatregelen zullen in de volgende hoofdstukken uitvoerig worden besproken. 1.3 Bestuur Benoeming, schorsing en ontslag De in het stichtingenrecht vervatte algemene regeling voor benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders bij de stichting is zeer summier. De wet bepaalt slechts dat de statuten de wijze van benoeming en ontslag dienen te regelen. 31 Voor schorsing van bestuursleden bevat het algemene stichtingenrecht, afgezien van de hierna in paragraaf te bespreken mogelijkheid van schorsing van bestuurders door de rechter als voorlopige voorziening in een ontslagprocedure ex art. 2:298 BW, geen algemene regeling. Derhalve dient te worden voorzien in een statutaire regeling. 32 Vaak geschiedt In dit kader moet bij het begrip autonomie een onderscheid worden gemaakt tussen autonomie op onderwijsinhoudelijk vlak in de zin van art. 23 van de Grondwet en autonomie in bestuurlijke zin (beleidsvrijheid op het gebied van personeel, financiën en organisatie). Zie voorts: Bronneman-Helmers 2011, p. 47. In onderwijsinhoudelijk opzicht deed zich juist een tegenovergestelde ontwikkeling voor: de overheid ging duidelijke kaders stellen ten aanzien van het (eind)niveau van het onderwijs. Zie voorts: Bronneman-Helmers 2011, p. 47. Handelingen 2011/12, 94, nr. 137, p.1. Ideeën over het meest geschikte besturingsmodel hangen nauw samen met ideologische opvattingen over de inrichting van de semipublieke sectoren. Zo bepleit de Socialistische Partij in haar rapport EHMBO, eerste hulp voor het middelbaar onderwijs het verlaten van het huidige sturingsmodel van systeemsturing. Zie Smits 2013, p. 11. Kamerstukken II 2012/13, , 10, p. 7. Daarbij verwijst de minister onder andere naar internationaal onderzoek, waaruit blijkt dat een van de kenmerken van goed presterende stelsels is dat instellingen daarin veel autonomie hebben om beslissingen te nemen over onderwijsproces, personeel en organisatie. Zie voorts over het verband tussen autonomie en onderwijskwaliteit: Webbink, van Elk & Van der Steeg 2009, p. 34 e.v. Art. 2:286 lid 4c BW. Bestuurders van de vereniging worden ingevolge art. 2:37 BW benoemd door de algemene ledenvergadering, of, indien de statuten hierin voorzien, de ledenraad. Dijk/Van der Ploeg 2013, p Een statutaire bepaling waarin de bevoegdheid tot benoeming van bestuurders toegekend wordt aan een of meer rechtspersonen die al dan niet in de statuten worden aangeduid of ingevolge de statuten dienen te worden benoemd als orgaan van de stichting, is ingevolge art 2:285 lid 2 BW niet in strijd met het ledenverbod. Zie: Dijk/Van der Ploeg 2013, p

9 de benoeming de eerste maal door de oprichters en vervolgens tijdens het bestaan van de stichting door coöptatie. 33 Indien de stichting een raad van toezicht heeft, bepalen de statuten vaak dat deze bevoegd is tot benoeming, schorsing en ontslag van het bestuur. 34 In de WEB deze bevoegdheid aan de raad van toezicht toegekend, overigens zoals in de meeste sectorale wetgeving. 35 Bij de werving en selectie van bestuursleden dient de raad van toezicht gebruik te maken van openbaar gemaakte profielen. 36 Ten aanzien van deze profielen komt geen adviesrecht toe aan de medezeggenschapsorganen. Wel heeft de ondernemingsraad een formeel adviesrecht bij de benoeming en ontslag van bestuursleden. 37 De deelnemersraad heeft geen formeel adviesrecht, maar dient bij een voorgenomen ontslag of benoeming wel vertrouwelijk gehoord over het genomen besluit te worden. 38 Betwijfeld kan worden of de medezeggenschapsorganen hiermee voldoende middelen hebben om invloed uit te oefenen op de samenstelling van het bestuur. Uit recent onderzoek blijkt dat slechts de helft van de ondernemingsraadleden vindt dat het bestuur adviezen van de ondernemingsraad serieus neemt. 39 Bij de benoeming van bestuurders in de van mbo-instellingen dient rekening te worden gehouden met drie belangrijke beperkingen. De eerste beperking is dat een bestuurslid niet tevens bestuurslid kan zijn van een andere instelling. 40 Een tweede beperking geldt sinds de invoering van de Wet bestuur en toezicht, indien de stichting kwalificeert als grote stichting: 41 een bestuursfunctie kan ingevolge art. 2:297a lid 2 BW niet worden gecombineerd met meer dan twee commissariaten, 42 dan wel met een voorzitterschap van een commissariaat. 43 Een benoeming in strijd met art lid 2 WEB of art. 2:297a lid 2 BW is nietig wegens strijd met de wet. 44 Tot slot is in de governancecode Goed Bestuur in het Dijk/Van der Ploeg 2013, p Van Uchelen-Schipper & Visée 2013, p. 27. Ook in de statuten van mbo-instellingen wordt dit bepaald. Zie bijv. art. 7 lid 1 van de statuten van de ROC van Twente en art. 9 lid 1 en lid 3 van de statuten van ROC West-Brabant. Verdedigd is dat ook bij afwezigheid van een dergelijke bepaling schorsing door het benoemende orgaan mogelijk zou zijn van een bestuurder die zijn taak kennelijk onbehoorlijk vervult en schade toebrengt aan de stichting. Zie Van Uchelen-Schipper & Visée 2013, p Art lid 3 sub a WEB. Vgl. art 10.3d lid 2 sub b Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en art. 3.2 lid 2 van de Zorgbrede governancecode Hfdst. 4 art. 5 Branchecode goed bestuur in het mbo. Zie art. 30 lid 1 WOR. Op grond van de WEB hebben inmiddels alle mbo-instellingen een ondernemingsraad. Art lid 7 WEB bepaalt dat in de statuten voorzien dient te zijn in een regeling die waarborgt dat de raad van toezicht de ondernemingsraad vertrouwelijk hoort over een voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van een lid van het college van bestuur (die geen bestuurder is in de zin van de WOR). Het horen dient op een zodanig tijdstip te geschieden dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Zie art 8a 2.2. lid 7 WEB. Een formeel adviesrecht van de deelnemersraad ten aanzien van bestuursbenoemingen ontbreekt. In het ambtelijk voorontwerp Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen, wordt een dergelijk adviesrecht wel voorgesteld. Zie par Kamerstukken I 2012/13, , nr. F en Kamerstukken II 2012/13, , nr. 28. Art lid 2 WEB. Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275. Hiermee wordt gelijkgesteld de positie van niet-uitvoerend bestuurder in een one tier board. Zie 2:297a lid 2 sub a. Hiermee wordt gelijk gesteld het voorzitterschap van een one tier board (2:297a lid 2 sub b). Of er sprake is van een grote stichting wordt bepaald aan de hand van de activa, netto-omzet en het aantal personeelsleden van de stichting. Zie art. 2:397 BW. Voor de toepassing van art. 2:397 lid 1 sub b BW, wordt in plaats van de netto-omzet gelezen het totaal van de baten, voor zover de stichting deze bij of krachtens bijzondere wetgeving opneemt in de financiële verantwoording. Zie art. 2:297a lid 1 sub b BW. Onderwijsinstellingen die onder de Regeling jaarverslaggeving onderwijs vallen, zijn verplicht een zgn. staat van baten en lasten op te maken, waarin de baten worden vermeld. Art. 2:14 BW. Overigens heeft de nietigheid geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen, zo bepaalt art. 2:297a lid 4 BW. 6

10 MBO (hierna: de governancecode) geformuleerde aanbevelingen aan de raad van toezicht bepaald dat de raad dient te bewaken dat een voormalig lid van de raad gedurende minimaal vijf jaar niet in het eigen bestuur wordt benoemd. 45 Naast de benoeming van het bestuur, is de raad van toezicht op grond van de WEB tevens verantwoordelijk voor het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden en bezoldiging van de leden van het bestuur. 46 In aanvulling hierop is in de governancecode bepaald dat de raad van toezicht de contractduur en arbeidsvoorwaarden van de leden van het college van bestuur vaststelt. Bij de vaststelling van de hoogte van de bezoldiging van bestuurders dient rekening te worden gehouden met het in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) geregelde wettelijke maximum, 47 en dient het door het Platform Raden van Toezicht opgestelde Beloningsclassificatiesysteem voor bestuurders te worden toegepast. 48 Overigens belet het voorgaande niet dat door het bestuur dure externe adviseurs worden ingeschakeld. Zij vallen immers niet onder de werking van de WNT Taakomschrijving De taakomschrijving van het bestuur luidt: Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de stichting. 50 Deze bestuurstaak is tegelijk plicht en bevoegdheid en wordt beschouwd als een taak van de gezamenlijke bestuurders, waarvoor iedere bestuurder verantwoordelijkheid draagt. 51 Het bestuur is autonoom, maar de bestuurstaak kan statutair worden beperkt. Zo is denkbaar dat de statuten bepaalde bestuurstaken aan een ander orgaan overdragen. Het is echter niet mogelijk de bestuurstaak zover uit te hollen middels beperkingen, dat er van besturen door het bestuur geen sprake meer kan zijn. 52 De wet biedt geen nadere omschrijving van wat besturen inhoudt. In de eerste plaats is besturen het verwezenlijken van de statutaire doelstelling. 53 Het besturen omvat het geven van leiding aan de stichting en, voor zover de stichting een instelling of onderneming in stand houdt, aan de door de Het is echter de vraag in hoeverre de aanbevelingen aan de raad van toezicht handhaafbaar zijn, daar de aanbevelingen, in tegenstelling tot de in de governancecode geformuleerde verantwoordelijkheden van het bestuur, geen lidmaatschapseisen van de MBO Raad zijn. Daar de raden van toezicht onafhankelijk toezicht oefenen, kunnen daaraan immers geen lidmaatschapseisen worden gesteld. Zie Branchecode goed bestuur in het mbo, p. 4. Art lid 3 sub a WEB. Vergelijkbare bepalingen zijn ook in sectorale wetgeving voor andere semipublieke sectoren opgenomen. Zie bijv. art van de Zorgbrede Governancecode 2010, dat bepaalt dat de raad van toezicht een maatschappelijk passende beloning vast stelt. Art. 2.3 lid 1 WNT. Thans bedraagt de maximaal toegestane bezoldiging voor een topfunctionaris ten hoogste ,- aan beloning, vermeerderd met 8263,- wegens onkostenvergoedingen en 34871,- wegens pensioenbijdragen van de werkgever. Branchecode goed bestuur in het mbo, hfdst. 4 onder 2. Vgl. art lid 4 van de tot 1 augustus 2014 geldende governancecode Goed bestuur in de bve-sector. Ook in governancecodes voor andere semipublieke sectoren zijn vergelijkbare bepalingen opgenomen. Zie bijv. art van de Zorgbrede Governancecode 2010, dat bepaalt dat de raad van toezicht een maatschappelijk passende beloning vast stelt. Zulks was onder meer het geval bij het ROC Leiden. Zie Rapport bijzonder onderzoek ROC Leiden, p. 15. Art. 2:291 lid 1 BW. Dijk/Van der Ploeg 2013, p Dijk/Van der Ploeg 2013, p Asser/Rensen 2-III* 2012/334. Vgl. Rb. Amsterdam 11 november 2009, RO 2010/4 (Stichting Derdengelden). 7

11 stichting in stand gehouden onderneming of instelling. 54 Daarnaast is het bestuur in de praktijk verantwoordelijk voor het verwerven van financiële middelen, het beheren en besteden van de middelen van de stichting en het vertegenwoordigen van de stichting. 55 Daarbij dient het bestuur zelfstandig besluiten te kunnen nemen. 56 Bij het uitoefenen van zijn bestuurstaak dient het bestuur zich te richten naar het belang van de stichting. 57 In tegenstelling tot de BV en de NV, 58 is dit ten aanzien van de stichting en de vereniging echter niet met zoveel woorden in de wet bepaald. 59 Hiermee is de taakomschrijving van het bestuur nog erg summier, vooral gezien het belang van de invulling hiervan voor de beoordeling van de vraag of een bestuurder zijn taak al dan niet behoorlijk heeft vervuld. Elke bestuurder is jegens de rechtspersonen gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak, zo volgt uit art. 2:9 lid 1 BW. De bestuurder die zijn taak onbehoorlijk vervult is, behoudens het geval hem terzake geen ernstig verwijt kan worden gemaakt, voor het geheel aansprakelijk ter zake van onbehoorlijk bestuur. Om te kunnen beoordelen of een bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, dient dan ook duidelijk vast te staan wat onder zijn taak wordt begrepen. Daarom is een nadere inkleuring van de taakomschrijving van het bestuur nodig. Van bestuurders in semipublieke sectoren geschiedt die nadere inkleuring van de taakomschrijving doorgaans in sectorale wetgeving. 60 Zo is in de WEB bepaald dat het bestuur van een mbo-instelling een bestuursreglement dient vast te stellen, waarin ten minste de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het college van bestuur en de raad van toezicht en de wijze waarop conflicten tussen beide organen worden geregeld dienen te worden vastgelegd, 61 alsook de wijze waarop het college van bestuur zijn taken en bevoegdheden uitoefent. 62 Instellingen kunnen er ook voor kiezen om voornoemde onderwerpen statutair te regelen; vastlegging in het bestuursreglement kan dan achterwege blijven. 63 Het bestuur dient het bestuursreglement, evenals iedere wijziging hiervan, zo spoedig mogelijk op te sturen aan de minister van OCW. 64 De taakomschrijving van het bestuur van de mbo-instelling wordt verder gespecificeerd in de governancecode. Daarin is onder andere bepaald dat het bestuur verantwoordelijk is voor de missie, de visie en de strategie van de instelling, waarbij het rekening dient te houden met de maatschappelijke Overes 2011, p. 63. Overes 2011, p. 63, Dijk/Van der Ploeg 2013, p Hof Den Haag 1 juni 2010, RO 2010/ 61 (Stichting TBH). Overes 2011, p. 63. Art. 2:129 lid 5/ 2:239 lid 5 BW. Asser/Rensen 2-III* 2012/334. Vgl. art. 14 Code Goed bestuur in het primair onderwijs. Zie bijv. art. 6 lid 1 van het bestuursreglement van het ROC West-Brabant, dat bepaalt dat de raad van toezicht in geval van een conflict de raad en het bestuur het probleem vaststelt. Art lid 1 WEB. Indien de instelling een of meer organisatorische eenheden bevat, dienen voorts de organisatorische eenheden die de instelling omvat, de taken en bevoegdheden die zijn op- of overgedragen aan het bestuur van de desbetreffende eenheid, de verhouding van het bestuur van de desbetreffende eenheid tot het college van bestuur en de samenstelling, de wijze van benoeming en de werkwijze van het bestuur van de desbetreffende eenheid in het bestuursreglement te worden vastgelegd. Zie art lid 1 sub c WEB. Zie voorts art van het bestuursreglement van het ROC West-Brabant. Art lid 3 WEB. Art lid 2 WEB. 8

12 taken van de instelling. 65 Daarnaast bevat het tweede deel van hoofdstuk 3 van de governancecode een reeks van 19 verantwoordelijkheden, die gelden als lidmaatschapseisen van de branchevereniging. Deze eisen zijn meer concreet van aard. Zo wordt als een van de taken van het bestuur genoemd het periodiek formuleren van strategische meerjarenplannen, waarbij een systeem van risicomanagement wordt gehanteerd. Voorts wordt voorgeschreven dat het bestuur in de statuten of het bestuursreglement formuleert voor welke zaken, in aanvulling op de wettelijke bepalingen, goedkeuring wordt gevraagd aan de raad van toezicht, waarmee de verdeling van bevoegdheden tussen bestuur en raad van toezicht wordt verhelderd. Verder wordt de taakomschrijving van het bestuur vaak nader ingekleurd in statuten en bestuursreglementen. Door de aanvullende regels in secundaire wetgeving, de governancecode, statuten en reglementen lijkt de taakomschrijving van het bestuur van mboinstellingen voldoende duidelijk omschreven Tegenstrijdig belang Zoals hiervoor uiteengezet, dienen bestuurders zich bij de vervulling van hun taak te richten naar het belang van de stichting. Een bestuurder kan echter een tegenstrijdig belang hebben met de stichting, zoals bij een transactie tussen de stichting en een bestuurder. 66 Het kan daarbij gaan om een kwalitatief of persoonlijk tegenstrijdig belang. Het stichtingenrecht kent echter, in tegenstelling tot de kapitaalvennootschappen en de vereniging, geen wettelijke regeling voor tegenstrijdig belang. 67 In de sinds 1 januari 2013 voor de NV en de BV geldende regeling leidt de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang niet meer tot vertegenwoordigingsonbevoegdheid. De oude regeling is vervangen voor een besluitvormingsregeling, die inhoudt dat een bestuurder bij een tegenstrijdig belang niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming. 68 Schending van de regeling kan weliswaar leiden tot vernietigbaarheid van genomen besluiten, maar heeft in principe geen invloed op de geldigheid van daarop gebaseerde rechtshandelingen. De tegenstrijdigbelangnorm is hiermee niet langer een kwestie van vertegenwoordiging, maar een gedragsnorm. In die zin is de nieuwe regeling vergelijkbaar met de in de Nederlandse Corporate Governance Code neergelegde regeling. Ook in die regeling nemen bestuurders met een direct of indirect persoonlijk belang, dat tegenstrijdig is met dat van de vennootschap of haar onderneming, niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming. 69 Onder het oude recht bestond lange tijd discussie over de vraag waarom een tegenstrijdigbelangregeling in het stichtingenrecht ontbreekt en wat het gevolg is van de aanwezigheid Hfdst. 3 sub a Branchecode goed bestuur in het mbo. Of een bestuurder die namens de stichting privéschulden voldoet, zie: Hof Amsterdam 1 november 2001, NJ 2004, 528 (Stichting Kinderdagverblijf de Regenboog). Zie voor de invulling van het begrip tegenstrijdig belang HR 29 juni 2007, NJ 2007, m.nt. Maeijer (Bruil). Hoewel de tegenstrijdigbelangregeling voor de BV en de NV per 1 januari 2013 is gewijzigd, is het begrip tegenstrijdig belang zelf, zoals ingevuld in voornoemd arrest, ongewijzigd gebleven. Zie voorts Van Schilfgaarde/Winter & Wezeman 2013, p Asser/Rensen 2-III* 2012/336. Kamerstukken II 2008/09, , 2. Stb. 2009, Zie art. II 3.3. NCGC. 9

13 ervan. 70 Hoewel de Hoge Raad eerder analoge toepassing van NV/BV-bepalingen op de stichting heeft aangenomen, 71 is ten aanzien van de tot 1 januari 2013 geldende tegenstrijdigbelangregeling voor de NV/BV analoge toepassing op de stichting door het Hof Leeuwarden uitdrukkelijk afgewezen. 72 Leent de met de Wet Bestuur en toezicht geïntroduceerde tegenstrijdigbelangregeling voor de NV/BV zich dan wel voor analoge toepassing? De rechtspraak heeft zich hier nog niet over uitgelaten. In de literatuur wordt zulks wel aangenomen. 73 De onduidelijkheid over de op de stichting van toepassing zijnde regels inzake tegenstrijdig belang, kan in de praktijk problematisch zijn, gelet op het feit dat juist bij de stichting zich gemakkelijk situaties van tegenstrijdig belang kunnen voordoen, aangezien bij de stichting het bestuur dikwijls het enige orgaan is. In de literatuur is dan ook wel gepleit voor een algemene wettelijke tegenstrijdigbelangregeling. 74 Voor de meeste stichtingen in semipublieke sectoren levert de afwezigheid van een algemene tegenstrijdigbelangregeling overigens geen problemen op, daar binnen veel sectoren governancecodes gelden, waarin tegenstrijdigbelangregels worden uitgewerkt. Ook de governancecode voor de mbosector bevat regels omtrent tegenstrijdig belang. Zo is in de Branchecode goed bestuur in het mbo bepaald: Volgens Asser/Rensen kan uit de wetsgeschiedenis niet worden verklaard waarom een tegenstrijdigbelangregeling in de wet ontbreekt. Volgens Quist is het ontbreken van een tegenstrijdigbelangregeling voor de stichting een bewuste keuze en te verklaren in het licht van basale verschillen met andere rechtspersonen. In tegenstelling tot de NV/BV en de vereniging, kent de stichting geen ander orgaan, waarnaar de besluitvorming doorgeschoven kan worden in het geval van tegenstrijdig belang en kent de stichting in beginsel geen stakeholders. Vanwege deze fundamentele verschillen met het NV/BV-recht, wijst Quist analogische toepassing van de oude NV/BV-regeling af. Zie Quist, WPNR 2008/6745, p Ook volgens Asser/Rensen tast een tegenstrijdig belang de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een bestuurder niet aan. Zie: Asser/Rensen 2-III* 2012/336. Hiertegen is aangevoerd dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wet op stichtingen wel degelijk blijkt dat men onderkende dat de wettelijke regeling slechts een basale regeling gaf en dat aangenomen werd dat de regeling aangevuld zou worden door de analogische toepassing van bepalingen uit het NV-recht en het verenigingenrecht. Zie Dijk/Van der Ploeg 2013, p. 246 en voorts Polak 1956, waarover Van Veen 2011, p. 24. Voor deze analogische toepassing pleit dat de wettelijke taken en bevoegdheden van het bestuur en de bestuurders van de stichting niet wezenlijk verschillen van die van de andere rechtspersonen. Weliswaar bestaat er een verschil in grondstructuur in die zin dat een toezichthoudend orgaan niet per definitie aanwezig is, maar dit zou geen argument zijn om de stichting de bescherming te onthouden, die andere rechtspersonen wel toekomt tegen handelen in tegenstrijdig belang situaties, vanwege het ontbreken van een expliciete regeling. Zonder statutaire grondslag zouden bestuur en bestuurders van een stichting dan ook niet bevoegd zijn om op te treden bij een tegenstrijdig belang, en zou hetgeen in de statuten omtrent tegenstrijdig belang is geregeld, in beginsel externe werking hebben. Zie Dijk/Van der Ploeg 2013, p Daarnaast zouden ook art. 3:68 BW (Selbsteintritt van de gevolmachtigde) en 7: (belangentegenstellingen bij lastgeving) jo. 3:79 resp. 7:424 BW (schakelbepalingen) zich lenen voor analoge toepassing. HR 24 januari 1997, NJ 1997, 399 m.b.t. analoge toepassing van art. 2:93/203 BW op de stichting. Hof Leeuwarden 9 september 2008, RO 2008/44 (Stichting Schaapstil II). Het Hof overwoog daarbij dat de stichting in kwestie geen andere orgaan dan het bestuur kent en dat het aannemen van vertegenwoordigingsonbevoegdheid zou leiden tot het ongewenste gevolg dat de stichting niet kan worden vertegenwoordigd. Overigens ontbrak in casu een statutaire regeling inzake tegenstrijdig belang. Het oordeel van het Hof had dan ook anders kunnen luiden, indien in de statuten van de stichting een statutaire regeling voor tegenstrijdig belang was opgenomen. Ook ging het in casu niet om de vertegenwoordiging van de stichting bij het aangaan van vermogensrechtelijk handelingen, maar om het vertegenwoordigen van de stichting in een procedure tegen een andere bestuurder. Dat analoge toepassing door het Hof ook bij het aangaan van vermogensrechtelijke handelingen niet zou zijn aangenomen, staat dan ook niet vast. Zie Verdam, WPNR 2013/6979, p In zijn visie weegt een mogelijk analoge toepassing op de stichting van de bepalingen van de Wet bestuur en toezicht sterker dan de bepalingen inzake belangentegenstellingen bij volmacht en lastgeving. Overes stelt voor om in de wet te regelen dat de stichting in alle gevallen, waarin zij een tegenstrijdig belang heeft met een of meer bestuurders, vertegenwoordigd wordt door de raad van commissarissen. Indien een raad van commissarissen ontbreekt, kan worden bepaald dat de stichting in geval van een tegenstrijdig belang slechts kan worden vertegenwoordigd, indien en zover de statuten hierin voorzien. Zie Overes 2011, p. 79. Ook Van Uchelen-Schipper staat een algemene regeling voor tegenstrijdig belang voor. Zie Van Uchelen-Schipper & Visée 2013, p. 33. Lennarts is ook voorstander van een wettelijke tegenstrijdigbelangregeling, maar is van mening dat een statutaire regeling tot die tijd van groot belang is. Zij pleit daarom voor het opnemen van een tegenstrijdigbelangregeling in de statuten. Zie Lennarts 2011, p

14 Het college van bestuur: ( ) vermijdt bij de uitoefening van zijn taken belangenverstrengeling, met voor zijn leden een meldingsplicht aan en bewaking door de voorzitter van het college van bestuur, voor de voorzitter van het college van bestuur een meldingsplicht aan de voorzitter van de raad van toezicht en voor allen de verplichting om niet deel te nemen aan discussie en besluitvorming bij tegenstrijdige belangen; 75 Daarnaast hebben veel mbo-instellingen tegenstrijdigbelangregelingen opgenomen in de statuten, die aansluiten bij de in de governancecode vervatte regeling. 76 Een voordeel van het statutair regelen van het onderwerp tegenstrijdig belang, is dat dit de stichting in vergelijking met een regeling in de governancecode betere bescherming biedt. De niet-naleving van statutaire regels wordt namelijk gesanctioneerd met de vernietiging van het genomen besluit op grond van art. 2:15 lid 1 sub a BW, terwijl dit niet geldt ten aanzien van codebepalingen. Die bepalingen zijn immers soft law, waarvan gemotiveerde afwijking op basis van het pas-toe-of-leg-uit-principe is toegestaan. 77 Naast in governancecodes en statuten, wordt soms ook in het bestuursreglement voorzien in regels omtrent tegenstrijdig belang. Zo kan in het bestuursreglement worden gespecificeerd wanneer er in ieder geval sprake is van structurele belangenverstrengeling. 78 Die specificering kan overigens ook in de statuten geschieden. 79 Overigens geldt ook ten aanzien van in het reglement opgenomen regels dat niet-naleving met vernietigbaarheid wordt gesanctioneerd. 80 Door de aanwezigheid van tegenstrijdigbelangregelingen in de governancecode, statuten en bestuursreglementen, lijkt voor bestuurders van mbo-instellingen duidelijk vastgelegd hoe te handelen bij de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang en lijken de instellingen hiermee voldoende beschermd tegen tegenstrijdigbelangsituaties. Maar de praktijk laat nog te wensen over. Niet alle instellingen Hfdst. 3 onder 12 Branchecode goed bestuur in het mbo. Zie bijv. art. 14 van de statuten van het ROC West-Brabant, dat voorschrijft dat een geconflicteerde bestuurder een (potentieel) tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de raad van toezicht meldt, waarna de raad van geval tot geval beslist of er inderdaad sprake is van een tegenstrijdig belang. Voorts behoeven besluiten van het bestuur die van materiële betekenis zijn, waarbij tegenstrijdige belangen spelen van bestuursleden, de goedkeuring van de raad van toezicht, en neemt de geconflicteerde bestuurder niet deel aan de discussie en besluitvorming over het onderwerp ten aanzien waarvan hij tegenstrijdige belangen heeft. Boschma e.a., RMThemis 2014/4, p Zo bepaalt art. 25 van het bestuursreglement van het ROC West-Brabant dat structurele belangenverstrengeling van een lid van de raad van bestuur is niet toegestaan en wordt gespecificeerd dat van structurele belangenverstrengeling sprake is bij familiaire of vergelijkbare relaties en bij zakelijke relaties met leden van de raad van toezicht, leden van de raad van bestuur of leden van het management dat rechtstreeks onder de raad van bestuur valt, alsook bij substantiële, structurele zakelijke relaties tussen de eigen organisatie en een andere rechtspersoon waar een lid van de raad van bestuur financiële belangen heeft en/of bestuurder of toezichthouder is (waarvan uitgesloten zijn rechtspersonen waarin de stichting deelneemt). Zo bepaalt art. 11 lid 4 van de statuten van het ROC Midden-Nederland dat van een tegenstrijdig belang in ieder geval sprake is indien de stichting een rechtshandeling aangaat met personen die in een familierechtelijke of vergelijkbare relatie staan tot een lid van het college van bestuur of een lid van de raad van toezicht, de stichting een rechtshandeling aangaat met personen die middellijk dan wel onmiddellijk een (structurele) zakelijke relatie onderhouden met de stichting en/of met een rechtspersoon waarin de stichting aandelen houdt, de rol van bestuurder dan wel toezichthouder vervult. Zie art. 2:15 lid 1 sub c. Over de onderwerpen die in het reglement kunnen worden geregeld, zie Asser/Maeijer & Kroeze 2-I* 2015/

15 hebben bijvoorbeeld voldoende duidelijke statutaire regels omtrent tegenstrijdig belang. Hetzelfde geldt voor de meeste stichtingen in de semipublieke sectoren, die regelingen voor tegenstrijdig belang kennen in de op hun sector van toepassing zijnde governancecode, dan wel in statuten en/of bestuursreglementen. Vaak zijn er wel regelingen getroffen, maar zijn die niet altijd even duidelijk. Ook wijken de regelingen van de verschillende sectoren onderling af. 81 In de afgenomen interviews wordt overigens aangegeven dat de afwezigheid van een wettelijke tegenstrijdigbelangregeling niet als een probleem wordt beschouwd. Evenmin lijkt die afwezigheid te worden beschouwd als een oorzaak van de recente misstanden in de mbo-sector. Zo geeft de heer Boersbroek van de JOB aan dat de oorzaak voor de recente misstanden gezocht moet worden in de wijze waarop het mbo wordt gefinancierd en de bevoegdheden van de medezeggenschap. Elk jaar ontvangen onderwijsinstellingen een budget van de Rijksoverheid voor de kosten van materiaal en personeel, de zgn. lumpsum. Hoe de lumpsum wordt besteed, bepalen instellingen zelf. Volgens de heer Boersbroek heeft deze vorm van financiering, in combinatie met beperkte beperkte bevoegdheden van de medezeggenschap, er toe geleid dat mbo-instellingen te veel geld uitgaven aan vastgoedprojecten, in plaats van aan onderwijs. 82 Een wettelijke tegenstrijdigbelangregeling had dat probleem in zijn visie niet voorkomen. 83 Ook de heren Wammes van de MBO Raad en De Burck van de VTOI beschouwen het ontbreken van een wettelijke regeling niet als een belangrijke kwestie en al helemaal niet als een oorzaak van de recente misstanden. Wat volgens de heer de Burck wel een issue is, is dat dat het voor bestuurders en toezichthouders niet altijd even duidelijk is wanneer sprake is van een persoonlijk tegenstrijdig belang. 84 Tot slot verdient op deze plaats opmerking dat in de governancecode is bepaald dat het bestuur de eventuele nevenfuncties van zijn leden, alsmede de criteria die daarvoor gehanteerd worden, openbaar dient te maken in het Geïntegreerd Jaardocument. Met de voorgeschreven openbaarmaking wordt beoogd bij te dragen aan de transparantie ten aanzien van (eventuele tegenstrijdige) belangen van bestuurders Aansprakelijkheid Er zijn verschillende situaties denkbaar waarin de bestuurder van een stichting persoonlijk aansprakelijk kan zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen aansprakelijkheid van de bestuurder jegens de stichting (interne aansprakelijkheid) en aansprakelijkheid van de bestuurder jegens derden (externe aansprakelijkheid) Van Uchelen-Schipper & Visée 2013, p. 34. Overigens blijkt uit recent voorlopig onderzoek naar de problemen bij ROC Leiden dat ook bij die instelling verkeerde huisvestingsbeslissingen en het uitgeven van relatief veel middelen aan vastgoed als een belangrijke oorzaak van de financiële problematiek van de organisatie moeten worden beschouwd. Zie Eindrapportage. Informatie afkomstig uit interview met Ramon Boersbroek (JOB). Informatie afkomstig uit interview met dhr. Ton de Burck, directeur van de VTOI. Vgl. De Kluiver, NJB 2014/796, p

16 Zoals reeds in het vorige paragraaf naar voren kwam, is iedere bestuurder op grond van art. 2:9 lid 1 BW jegens de stichting gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Art. 2:9 lid 2 BW bepaalt dat de bestuurder, die zijn taak onbehoorlijk vervult, voor het geheel aansprakelijk is ter zake van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of er van een ernstig verwijt sprake is, dient te worden beoordeeld aan de omstandigheden van het geval. Deze maatstaf is ontwikkeld in de jurisprudentie en per 1 januari 2013 met de inwerkingtreding van de Wet Bestuur en toezicht gecodificeerd in art. 2:9 lid 2 BW. 85 Het bestuur draagt gezamenlijk verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van de bestuurstaak. 86 Niet elke verzaking in verantwoordelijkheid leidt echter tot aansprakelijkheid. Van aansprakelijkheid als bedoeld in art. 2:9 BW is pas sprake bij een onmiskenbare, duidelijke tekortkoming. Hiervan is sprake als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo gehandeld zou hebben. 87 Indien er sprake is van onbehoorlijk bestuur, leidt het beginsel van collectief bestuur ertoe dat alle bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn, ook als een kwestie tot de taak van een bepaalde bestuurder behoorde. 88 De individuele bestuurder kan zich slechts disculperen, door aan te tonen dat hem, mede gezien de taakverdeling, geen ernstig verwijt treft. Met andere woorden: dat de aangelegenheid niet tot zijn taak als bedoeld in artikel 2:9 lid 2 BW behoorde. 89 Voorts dient de aangesproken bestuurder aan te tonen dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van het handelen of nalaten door de andere bestuurder, wiens taak het wel betrof, af te wenden. Deze criteria gelden cumulatief: indien de bestuurder kan bewijzen dat de tekortkoming niet aan hem te wijten is, dient hij toch nog te bewijzen dat hij niet heeft nagelaten om maatregelen te treffen om de gevolgen daarvan af te wenden. 90 Om beroep te kunnen blijven doen op de disculpatiegrond, zal een bestuurder, die waarneemt dat een medebestuurder zijn taken niet goed vervult, waardoor onbehoorlijk bestuur dreigt, HR 10 januari 1997, NJ 1997, 360 (Staleman/van de Ven), r.o : Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoren onder meer de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. Een verwijt dat niet voldoende ernstig is, volstaat niet voor het aannemen van persoonlijke aansprakelijkheid. Zie bijv. Hof s-hertogenbosch 28 september 2004, JRV 2005, 197. Het enkele feit dat is geleverd aan een dubieuze debiteur is nog niet voldoende is om van een ernstig verwijt te spreken, zie Rb. Haarlem 17 september 2003, JRV 2003, 716. Indien de Ondernemingskamer na een enquête vaststelt dat sprake is geweest van wanbeleid in de zin van art. 2:355, respectievelijk dat de rechtspersoon op de voet van art. 2:354 BW de kosten van het onderzoek op de bestuurder kan verhalen, doet dit niet tevens bindend vaststaan dat aansprakelijkheid op de voet van art. 2:9 BW bestaat, zie HR 4 april 2003, NJ 2003, 538. Zie voorts Rb. Amsterdam 26 maart 2008, JOR 2008/126, (Stichting Hestia), waarin de rechtbank oordeelde dat de raad van toezicht van een stichting niet op grond van art. 2:9 BW aansprakelijk kan worden gesteld. De raad van commissarissen kan wel op grond van art. 2:9 aansprakelijk worden gesteld. Zie bijv. Rb. Maastricht 22 augustus 1996, JOR 1997/2, m.nt. J.B. Wezeman. Kamerstukken II 2008/09, , 3, p.8. Lennarts, in: T&C BW, art. 9 BW aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 oktober 2012). Volgens Lennarts wordt met de uitdrukking kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in art. 2:138/248 en art. 36 Invorderingswet niets anders bedoeld. Zie HR 8 juni 2001, NJ 2001/454 (Panmo). Vgl. HR 7 juni 1996, NJ 1996, 695. Kamerstukken II 2008/09, , 3, p.8. Kamerstukken II 2008/09, , 3, p.9. Zie voorts Hof Amsterdam 21 september 2010, JOR 2011/40 m.nt. Wezeman, waarin het Hof Amsterdam ten aanzien van het bestuur van een stichting oordeelde dat het bestuur hoofdelijk aansprakelijk was op grond van art. 2:9, daar het had gehandeld zoals geen redelijk denkend bestuurder onder deze omstandigheden zou hebben gedaan. De secretaris van de stichting kon zich disculperen op grond van het feit dat hij in de relevante periode niet had geweten in welke riskante constructies de gelden van de stichting werden betrokken. Hierbij werden de interne taakverdeling en het vertrouwen, dat de secretaris in zijn medebestuurder mocht stellen, als disculperende factor aangemerkt. Kamerstukken II 2008/09, , 3, p.8. 13

17 dan ook moeten ingrijpen, ook wanneer de desbetreffende taak slechts aan de medebestuurder is toebedeeld. 91 Ten aanzien van de verplichtingen die de bestuurder op grond van art. 2:9 BW heeft jegens de rechtspersoon, wordt in de literatuur onderscheid gemaakt tussen de plicht tot loyaal handelen (duty of loyalty) en de plicht tot zorgvuldig handelen (duty of care). 92 De loyaliteitsplicht houdt in dat de bestuurders op een subjectief bonafide wijze invulling moeten geven aan hun taak jegens de rechtspersoon. Zij moeten geen voorrang verlenen aan hun eigen belang boven dat van de rechtspersoon. De loyaliteitsplicht hangt dan ook nauw samen met de kwestie van tegenstrijdig belang. Zoals naar voren is gekomen in het vorige paragraaf, kent het stichtingenrecht geen algemene regeling voor tegenstrijdig belang, maar kunnen bepalingen hierover wel in statuten en/of reglementen worden opgenomen. Indien bepalingen omtrent tegenstrijdig belang in statuten zijn opgenomen, vestigt schending hiervan in beginsel aansprakelijkheid. De Hoge Raad heeft immers aangenomen dat handelen in strijd met statutaire bepalingen, die de rechtspersoon beogen te beschermen, bij de beoordeling of van een ernstig verwijt in de zin van art. 2:9 BW sprake is, een zwaarwegende omstandigheid vormt, die in beginsel aansprakelijkheid vestigt. Hetzelfde geldt ten aanzien van handelen in strijd met wettelijke verplichtingen of ministeriele aanwijzingen, die de stichting beogen te beschermen. 93 De bestuurder zou in een dergelijk geval slechts aansprakelijkheid kunnen ontlopen, door feiten en omstandigheden aan te voeren, op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat zijn handelen in strijd met de statutaire bepalingen geen ernstig verwijt oplevert. 94 De plicht tot zorgvuldig handelen houdt in dat bestuurders hun taak op een objectief zorgvuldige manier moeten invullen. 95 Bij de beantwoording van de vraag of een bestuurder zorgvuldig heeft gehandeld, speelt het doel van de stichting een belangrijke rol. 96 Bij grote, geprofessionaliseerde stichtingen zal bij de invulling van de zorgvuldigheidsplicht tevens rekening moeten worden gehouden met de voor de betreffende sector geldende governancecode. 97 Zo is in de Branchecode goed bestuur in het mbo bepaald: Het college van bestuur (..) 1. formuleert periodiek strategische meerjarenbeleidsplannen, inclusief een continuïteitsparagraaf, en zorgt hierbij tevens voor aanwezigheid en gebruik van een systeem van risicomanagement; (..) Kamerstukken II 2008/09, , 3, p.8. Lennarts 2011, p Rb. Oost-Brabant 13 november 2013, ECLI:NL:RBOBR:6455, (Stichting Servatius). Lennarts 2011, p. 142, met verwijzing naar HR 29 november 2002, NJ 2003, 355 (Berghuizer Papierfabriek). Lennarts 2011, p Lennarts 2011, p. 143 en voorts Rb. Amsterdam 11 november 2009, JOR 2010/123 m.nt. Borrius, Rb. Amsterdam 11 november 2009, JOR 2010/56 m.nt. Borrius, Hof Amsterdam 21 september 2010, JOR 2011/40 m.nt. Wezeman. Lennarts 2011, p Hfdst. 3 onder 1 Branchecode goed bestuur in het mbo. Vgl. Art. 3.1 lid 3 van de Zorgbrede Governancecode

18 Deze bepaling uit de governancecode behoeft nadere uitwerking in statuten en reglementen van mboinstellingen. De bepaling beoogt de rechtspersoon te beschermen, en indien dit is vertaald in statutaire bepalingen, brengt schending door bestuurders een aanzienlijk aansprakelijkheidsrisico mee. De eis van art. 2:9 lid 1 BW geldt ook ten aanzien van de onbezoldigde bestuurder. Ook hij dient zijn taak behoorlijk te vervullen. Over de vraag of het feit dat de bestuurder zijn taak onbezoldigd uitvoert een disculpatiegrond kan opleveren, zijn verschillende standpunten verdedigd. Volgens Lennarts levert de omstandigheid dat de bestuurder zijn taak onbezoldigd vervult op zich geen disculpatiegrond, maar heeft het wel weerslag op de van de bestuurder te verwachten kennis, inzet en beschikbaarheid, hetgeen de rechter mee zou kunnen wegen bij een beroep op matiging op grond van artikel 6:109 BW. 99 In de aansprakelijkheidsprocedure tegen de bestuurders van de Stichting Freule Lauta van Aysma, oordeelde het Hof evenwel dat de oud-bestuurssecretaris zich kon disculperen, mede op grond van het feit dat hij zijn taak onbezoldigd had vervuld. 100 In een meer recente zaak overwoog de rechtbank dat het feit dat de aangesproken bestuurder zijn werkzaamheden onbezoldigd en vrijwillig had verricht in de non-profit sector, niet kon afdoen aan het ernstige verwijt dat hem trof terzake van zijn onbehoorlijk bestuur. Die omstandigheid droeg wel bij aan het oordeel van de rechtbank dat betaling van de schadevergoeding kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou hebben en de rechtbank ging dan ook over tot matiging. 101 Overigens zullen bestuurders in de mbo sector zich niet op voornoemde matigingsgrond kunnen beroepen, daar zij in de regel professionele, betaalde bestuurders zijn. Als werknemer kunnen bestuurders in de mbo-sector echter wel aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 7:661 BW. 102 Voor aansprakelijkheid op grond van art. 7:661 BW is slechts plaats als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Indien er onafhankelijk van een toerekenbare tekortkoming op grond van artikelen 2:9 en 7:661 BW sprake is van een onrechtmatige daad jegens de stichting, die is begaan bij de taakvervulling van de bestuurder, respectievelijk bij de uitvoering door de werknemer van de arbeidsovereenkomst, kunnen bestuurders daarnaast door de stichting aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 6:162 BW. De beperkingen ten aanzien van de aansprakelijkheid die voortvloeien uit de in vergelijking met art. 6:162 stringentere maatstaven van art. 2:9 en 7:661 BW, zullen dan ook toepassing moeten vinden. Hetzelfde geldt in het geval dat de aan de bestuurder of werknemer verweten onrechtmatige daad in zodanig verband staat met die taakvervulling of uitvoering, dat de strekking van de desbetreffende bepaling (art. 2:9 respectievelijk art. 7:661 BW) zich tegen een verdergaande aansprakelijkheid verzet. 103 Een bestuurder kan door de rechtspersoon worden gedechargeerd. Hiermee eindigt de interne aansprakelijkheidsrelatie tussen bestuurder en rechtspersoon. In de literatuur bestaat discussie over de Lennarts 2011, p Hof Amsterdam 21 september 2010, JOR 2011/40 m.nt. Wezeman. Rb. Rotterdam 1 augustus 2012, RO 2012/72, ECLI:NL:RBROT:2012:BX3434. Overigens bestaat discussie over de vraag of deze maatstaf een zwaardere vorm van schuld vereist dan ernstige verwijtbaarheid uit art. 2:9 BW. HR 2 maart 2007, NJ 2007, 240 m.nt. Maeijer (Nutsbedrijf Westland). 15

19 vraag of stichtingbestuurders kunnen worden gedechargeerd, wanneer geen toezichthoudend orgaan aanwezig is. 104 Indien de statuten wel voorzien in een toezichthoudend orgaan, kan wel statutair worden bepaald dat dit orgaan de bevoegdheid tot decharge van het bestuur toekomt. Dit is dan ook de praktijk in de meeste semipublieke sectoren, waar een toezichthoudend orgaan wettelijk wordt voorgeschreven. 105 Naast de regeling van art. 2:9 BW bestaat voor commerciële stichtingen een aantal bijzondere regelingen van bestuurdersaansprakelijkheid. Bestuurders van een commerciële stichting zijn hoofdelijk aansprakelijk jegens de boedel voor tekorten indien zij hun taken kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, en aannemelijk is dat hierin een belangrijke oorzaak voor het faillissement is te vinden. 106 Op grond van art. 2:300a BW zijn de aansprakelijkheidsregels voor de NV van overeenkomstige toepassing op stichtingen die aan de heffing van vennootschapsbelasting zijn onderworpen. De huidige regeling is in tweeërlei opzicht beperkt. Ten eerste is de schakelbepaling van art. 2:300a BW uitsluitend van toepassing indien het gaat om een commerciële stichting. Daarnaast moet er blijkens art. 2:300a BW sprake zijn van een faillissement. De vordering kan dan ook alleen worden ingesteld door de curator. Een stichting kwalificeert als commerciële stichting, indien zij verplicht is om vennootschapsbelasting (Vpb) af te dragen. De vraag of een rechtspersoon Vpb-plichtig is, kan normaal gesproken worden beoordeeld door na te gaan of aan hem aanslagen zijn opgelegd. 107 Indien er aanslagen Vpb zijn opgelegd, schept dit een vermoeden dat de rechtspersoon Vpb-plichtig is. De omstandigheid dat er geen aanslagen zijn opgelegd, is echter niet van doorslaggevende betekenis. Het gaat er niet om of er daadwerkelijk vennootschapsbelasting wordt geheven, maar dat de stichting Vpb-plichtig is, hetgeen moet worden beoordeel aan de hand van art. 2 t/m 6 Wet op de Vennootschapsbelasting. 108 Het Vbp-criterium is lastig en veroorzaakt voor veel stichtingen onduidelijkheid over de aansprakelijkheid van bestuurders, daar pas achteraf kan worden bepaald of de gefailleerde stichting Vbp-plichting is. 109 Daarnaast bestaat onduidelijkheid over de vraag of art. 2:138 BW ook van toepassing is op van de Vbp-plicht vrijgestelde instellingen, zoals ziekenhuizen en onderwijsinstellingen. 110 Volgens Decharge wordt immers verleend door het orgaan waaraan het bestuur verantwoording verschuldigd is, terwijl de stichting in principe geen verplicht toezichthoudend orgaan kent. Dit leidt tot het wat vreemde resultaat dat bij een stichting zonder toezichthoudend orgaan het bestuur zichzelf zou moeten dechargeren. Volgens Lennarts is decharge door het bestuur dan ook niet mogelijk. Anders: Dijk/Van der Ploeg 2013, p. 224, waarin de opvatting wordt verdedigd dat het bestuur wel aan gewezen bestuurders decharge kan verlenen. Zie bijv. art. 15 lid 6 van de statuten van het ROC van Twente, dat bepaalt dat de jaarrekening goedkeuring van de raad van toezicht behoeft en lid 7, dat bepaalt bij de goedkeuring van de jaarrekening de raad van toezicht tevens een besluit neemt inzake de decharge van het bestuur. Art. 2:138 lid 1 BW jo. art. 2:300a BW. Rb. Amsterdam 28 augustus 1996, JOR 1996/99. De niet in de onderdelen a, b en c van het eerste lid van art. 2 Wet Vbp genoemde rechtspersonen, zijn belastingplichtig, voor zover zij een onderneming drijven. Van een onderneming in de zin van de Wet Vpb is kort gezegd sprake indien winst wordt behaald of beoogd, structurele overschotten worden behaald, of in concurrentie wordt getreden met (belastingplichtige) marktpartijen. Vgl. Lennarts 2010, p Gesubsidieerde instellingen zijn vrijgesteld van de Vbp-plicht op grond van het besluit Vennootschapsbelasting, belastingplicht van verenigingen en stichtingen, Stcrt. 2006, 9. In het besluit is bepaald dat van een winststreven geen sprake is bij gesubsidieerde instellingen, die volgens statuten of subsidieregels de behaalde overschotten terug moeten betalen aan de 16

20 van Schilfgaarde brengt een vrijstelling mee dat art. 2:138 BW niet van toepassing is op de vrijgestelde stichting. 111 Daartegenover stelt Hendrikse dat het artikel wel op de vrijgestelde stichting van toepassing is, aangezien een vrijstelling slechts kan worden verkregen als de stichting is onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. 112 Voor veel stichtingen is een bijkomend probleem dat een stichting soms maar voor een deel van de activiteiten Vbp-plichtig is en het onduidelijk is of artikel 2:138 BW dan van toepassing is op de stichting. 113 Voor mbo-instellingen kan dit probleem meespelen, wanneer zij naast hun gesubsidieerde activiteiten, tevens niet-gesubsidieerde activiteiten ontplooien, maar de betekenis hiervan is in de praktijk gering. Het al dan niet van toepassing zijn van art. 2:138 BW heeft aanzienlijke gevolgen voor de aansprakelijkheid van het bestuur. Indien de stichting Vbp-plichtig is, vestigt het niet of niet behoorlijk voldoen aan de uit art. 2:10 of 2:394 BW voortvloeiende verplichtingen immers het onweerlegbare wettelijke vermoeden dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt daarnaast vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. 114 Weliswaar zou dit laatstgenoemde vermoeden door de bestuurder kunnen worden weerlegd, maar de bewijslast ligt bij de bestuurder. Tot slot kunnen bestuurders jegens derden persoonlijk aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad. 115 Er moet dan wel sprake zijn van handelen in strijd met een jegens de derde in acht te nemen norm. Dat is bijvoorbeeld het geval indien een bestuurder namens de stichting een overeenkomst met een derde aangaat, terwijl hij wist of behoorde te weten dat de vennootschap niet na zou komen subsidieverstrekker. Overigens is op korte termijn een wijziging in de regeling voor heffing van vennootschapsbelasting aan overheidsondernemingen en bekostigde onderwijsinstellingen te verwachten: de minister van Financiën heeft op 14 april 2014 het wetsvoorstel dat gaat over de aanpassing van de vennootschapsbelasting via internetconsultatie bekend gemaakt. Het wetsvoorstel voorziet in een vrijstelling voor onderwijsinstellingen, die uitsluitend of nagenoeg onderwijs geven of onderzoek verrichten. Zie art. 6b Conceptwettekst modernisering vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen t.b.v. internetconsultatie. Vindplaats: P. Van Schilfgaarde, Misbruik van rechtspersonen. Uitgave vanwege het Instituut voor ondernemingsrecht. Deel 3, Deventer: Kluwer 1986, p. 7. Volgens Lennarts wordt deze mening gesteund door de uitspraak van Rb. Utrecht 5 december 2001, JOR 2002/52 (Zeister Kunststichting). In die zaak is de rechtbank echter überhaupt niet toe gekomen aan de beantwoording van de vraag of een eventuele vrijstelling zou meebrengen dat art. 2:138 BW niet van toepassing zou zijn. De stelling dat de stichting in casu niet vrijgesteld was, was immers niet bestreden. De rechtbank oordeelde hierover slechts: Nu de curator tevens onweersproken heeft gesteld dat ZKS niet valt binnen één van de in de Wet Vpb geregelde vrijstellingen, moet de conclusie zijn dat ZKS belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting was. Daartegenover stelt Hendrikse dat een vrijstelling slechts kan worden verkregen als de stichting is onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Zie Hendrikse 2010, p. 59. Ook in Dijk/Van der Ploeg 2007 wordt de opvatting verdedigd dat een vrijstelling nog niet betekent dat art. 2:138 BW niet van toepassing is. Zie Dijk/Van der Ploeg 2007, p. 21. Deze opvatting lijkt echter inmiddels door de auteurs te zijn verlaten. Volgens Schwarz is in een dergelijk geval art. 2:138 BW wel van toepassing. Zie C.A. Schwarz, S&V 1990, p Lennarts lijkt een andere mening toegedaan. Zie Lennarts 2011, p Tenzij er sprake is van een onbelangrijk verzuim, zie art. 2:138 lid 2 BW. Over de vraag wanneer er sprake is van een onbelangrijk verzuim, zie: HR 28 juni 1996, NJ 1997, 58 (Bodam), en HR 20 oktober 2006, NJ 2007, 1 (Van Schilt). Art. 6:162 BW. HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286 (Beklamel) en HR 8 december 2006, NJ 2006/659 (Ontvanger/Roelofsen). In een recent arrest specificeerde de Hoge Raad dat dit zogenoemde Beklamelcriterium in de kern de eis inhoudt dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden. De bestuurder van een autodealer had met zijn leverancier afgesproken een eerste pandrecht te vestigen op de voorraden auto s, terwijl er reeds een eerste pandrecht was gevestigd tot zekerheid van door de bank verstrekte leningen. De Hoge Raad oordeelde dat het verkrijgen van een slechtere zekerheidspositie dan is overeengekomen als zodanig niet meebrengt dat de leverancier dientengevolge schade lijdt. Zie HR 5 september 2014, NJ 2015/22. Zie voorts Hof Arnhem- Leeuwarden 11 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8638, waarin het Hof oordeelde dat de bestuurder van een stichting, 17

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven'

Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' Update ' toezicht op bestuur in relatie tot de rol van participatiemaatschappijen in hun portefeuillebedrijven' 1 Toezicht op bestuur Op 31 mei 2011 is het wetsvoorstel bestuur en toezicht (het "Wetsvoorstel")

Nadere informatie

AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting

AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting AMBTELIJK VOORONTWERP Memorie van Toelichting 1. Inleiding Dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid voor coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen om te kiezen voor een monistisch bestuursmodel.

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

Aansprakelijkheid commissarissen

Aansprakelijkheid commissarissen 1 november 2012 Aansprakelijkheid commissarissen Suzan Winkels-Koerselman Turnaround Advocaten Een klein, modern en gespecialiseerd advocatenkantoor Digitaal dossier Wij bieden de inzet van ervaren onafhankelijke

Nadere informatie

ONDERNEMINGSRECHT EN ZORG

ONDERNEMINGSRECHT EN ZORG ONDERNEMINGSRECHT EN ZORG Nieuwe regels voor bestuurders en toezichthouders 27/11/2014 1 Problemen in semi-publieke sector, ook in de zorg Vergoedingen staan onder druk Bezuinigingen en dreigende ontslagen

Nadere informatie

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten van Stichting Vocallis.

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten van Stichting Vocallis. BESTUURSREGLEMENT Vastgesteld door het bestuur op 6 mei 2015. Hoofdstuk I. Algemeen. Artikel 1. Begrippen en terminologie. Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge artikel 5.5. van de statuten

Nadere informatie

BESTUURSREGLEMENT. Voor [naam betreffende stichting/vennootschap]

BESTUURSREGLEMENT. Voor [naam betreffende stichting/vennootschap] BESTUURSREGLEMENT Voor [naam betreffende stichting/vennootschap] 1 Inleiding 1.1 Dit bestuursreglement is een reglement in de zin van art. [...] van de statuten van [naam betreffende stichting/vennootschap]

Nadere informatie

ORANJE LOPER WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT. 17 november Maurice Verhoeven & Anton van den Heuvel

ORANJE LOPER WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT. 17 november Maurice Verhoeven & Anton van den Heuvel ORANJE LOPER WETSVOORSTEL BESTUUR EN TOEZICHT 17 november 2011 Maurice Verhoeven & Anton van den Heuvel Ploum Lodder Princen Advocaten en Notarissen Wetsvoorstel Bestuur en Toezicht Achtergrond Doel wet:

Nadere informatie

Goed bestuur in de zorg

Goed bestuur in de zorg Goed bestuur in de zorg Fenna van Dijk Puck Dinjens IVVU 26 mei 2015 Inhoud workshop i. Bestuur en toezicht: de stand van zaken ii. Hoe werkt toezicht in de zorg? iii. Vergrootte aansprakelijkheid bestuurder

Nadere informatie

Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie.

Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie inzake het voorstel van wet Herziening van de regels over toegelaten instellingen

Nadere informatie

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015

Corporate Governance. Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate Governance Privaatrechtelijk speelveld Master Class Corporate Governance Mr. Jaap Maris 21 april 2015 Corporate governance Relevante bronnen van regelgeving (in volgorde van belangrijkheid) (Uitgangspunt

Nadere informatie

I. Algemeen deel. 1. Doel van het wetsvoorstel

I. Algemeen deel. 1. Doel van het wetsvoorstel Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet in verband met het verbeteren van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen alsmede de uniformering van enkele bepalingen

Nadere informatie

Reactie NautaDutilh. Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel

Reactie NautaDutilh. Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel Reactie NautaDutilh consultatie Wet bestuur en toezicht rechtspersonen Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel Wet bestuur en toezicht rechtspersonen NautaDutilh N.V. Marianne de Waard-Preller

Nadere informatie

STATUTENWIJZIGING. d.d. 25 januari Als gevolg van het besluit tot statutenwijziging luiden de statuten met onmiddellijke ingang als volgt:

STATUTENWIJZIGING. d.d. 25 januari Als gevolg van het besluit tot statutenwijziging luiden de statuten met onmiddellijke ingang als volgt: STATUTENWIJZIGING d.d. 25 januari 2018 Als gevolg van het besluit tot statutenwijziging luiden de statuten met onmiddellijke ingang als volgt: NAAM Artikel 1 De stichting is genaamd: Stichting Zeeuwland.

Nadere informatie

Welkom bij de workshop Governance en aansprakelijkheid

Welkom bij de workshop Governance en aansprakelijkheid Welkom bij de workshop Governance en aansprakelijkheid Matthijs van Rozen (notaris) Christian Huiskes (advocaat) Indeling Matthijs van Rozen (notaris) governance, organen, Wetsvoorstel bestuur en toezicht

Nadere informatie

Bestuursreglement Zadkine

Bestuursreglement Zadkine Bestuursreglement Zadkine Dit reglement dient tot nadere uitwerking van artikel 6 lid 5 van de statuten van de Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine Algemeen Artikel 1 In dit reglement wordt

Nadere informatie

IB / blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. AL

IB / blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. AL IB / 2018.002601.01 blad 1 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN VAN: WONINGSTICHTING BARNEVELD GEVESTIGD TE BARNEVELD PER 6 NOVEMBER 2018 Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 - Naam De stichting is

Nadere informatie

BIJLAGE A BIJ DE TOELICHTING OP DE AGENDA VOOR DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN ALLIANDER N.V., TE HOUDEN OP 27 MAART 2013

BIJLAGE A BIJ DE TOELICHTING OP DE AGENDA VOOR DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN ALLIANDER N.V., TE HOUDEN OP 27 MAART 2013 BIJLAGE A BIJ DE TOELICHTING OP DE AGENDA VOOR DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN ALLIANDER N.V., TE HOUDEN OP 27 MAART 2013 PROFIELSCHETS RVC 1. OMVANG EN SAMENSTELLING VAN DE RVC 1.1 Uitgangspunt

Nadere informatie

Reglement College van Bestuur IJsselgroep

Reglement College van Bestuur IJsselgroep Reglement College van Bestuur IJsselgroep Vastgesteld door de Raad van Toezicht d.d. 12 maart 2014 0. Inleiding In de statuten d.d. 19 december 2009 van de Stichting IJsselgroep Educatieve Dienstverlening

Nadere informatie

Reglement Raad van Toezicht. Stichting Hogeschool Leiden CONCEPT 140331 ALGEMEEN

Reglement Raad van Toezicht. Stichting Hogeschool Leiden CONCEPT 140331 ALGEMEEN Reglement Raad van Toezicht Stichting Hogeschool Leiden ALGEMEEN Artikel 1. Algemene bepalingen 1. Dit reglement is het Huishoudelijk Reglement van de Raad van Toezicht, bedoeld in artikel 15 van de Statuten

Nadere informatie

PROFIELSCHETS RVC. 1.2 Tot commissaris kunnen niet worden benoemd personen die direct of indirect binding hebben met:

PROFIELSCHETS RVC. 1.2 Tot commissaris kunnen niet worden benoemd personen die direct of indirect binding hebben met: BIJLAGE A TOELICHTING BIJ DE AGENDA VOOR DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN ALLIANDER N.V. OP 8 APRIL 2015 PROFIELSCHETS RVC 1. OMVANG EN SAMENSTELLING VAN DE RVC 1.1 Uitgangspunt te allen

Nadere informatie

Stichting Kunst in het Kerkje Velp/Grave

Stichting Kunst in het Kerkje Velp/Grave Bestuurs- reglement Stichting Kunst in het Kerkje Velp/Grave 1/9 BESTUURSREGLEMENT Stichting Kunst in het Kerkje Velp/Grave Het bestuur van de Stichting Kunst in het Kerkje, gevestigd te Grave, besluit

Nadere informatie

Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging

Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging Bestuursreglement voor de Nederlandse Uitdaging Vastgesteld door het bestuur op: 30 december 2014 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge

Nadere informatie

Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011

Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011 Directiereglement Voorgesteld door de directie op: 14 juni 2011 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit Reglement is opgesteld

Nadere informatie

Wetsvoorstel bestuur en toezicht aangenomen door de Eerste Kamer

Wetsvoorstel bestuur en toezicht aangenomen door de Eerste Kamer Wetsvoorstel bestuur en toezicht aangenomen door de Eerste Kamer 1 juni 2011 In deze Legal Alert worden de belangrijkste gevolgen van het Wetsvoorstel bestuur en toezicht toegelicht [1]. Het wetsvoorstel

Nadere informatie

Integriteitscode. Integriteitscode van de Stichting voor PC Voortgezet Onderwijs in de Noordoostpolder e.o

Integriteitscode. Integriteitscode van de Stichting voor PC Voortgezet Onderwijs in de Noordoostpolder e.o Integriteitscode Het college van bestuur van Stichting voor PC Voortgezet Onderwijs in de Noordoostpolder e.o. besluit gelet op richtlijn 9 van de Code Goed Onderwijsbestuur VO d.d. 4 juni 2015 tot vaststelling

Nadere informatie

Stichting Sirius Reglement Raad van Toezicht

Stichting Sirius Reglement Raad van Toezicht Stichting Sirius Reglement Raad van Toezicht Stichting Sirius Openbaar primair onderwijs Amsterdam Zuidoost Versie: 2014-04-14 Inhoudsopgave 1 Reglement voor de Raad van Toezicht... 3 Artikel 1 - Begripsbepalingen...

Nadere informatie

Welkom Bestuur en toezicht

Welkom Bestuur en toezicht Welkom Bestuur en toezicht Suzan Koerselman advocaat Turnaround Advocaten Turnaround Advocaten is een klein en modern gespecialiseerd advocatenkantoor. Digitaal dossier. Wij bieden de inzet van zeer ervaren

Nadere informatie

af over het gevoerde beleid en de door de Raad van Bestuur in dat kader verrichte werkzaamheden.

af over het gevoerde beleid en de door de Raad van Bestuur in dat kader verrichte werkzaamheden. sdw REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR DEFINITIES Cliëntenraad: het door de stichting ingestelde orgaan dat binnen de doelstellingen van de stichting in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van de cliënten

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT STICHTING THEATER DAKOTA

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT STICHTING THEATER DAKOTA REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT STICHTING THEATER DAKOTA Cultural Governance in Theater Dakota Vastgesteld door het bestuur van de Stichting Cultuuranker Escamp op: 26 november 2012 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel

Nadere informatie

GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT. van de. Nederlandse Orde van Advocaten. en de. Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie GECOMBINEERDE COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie Advies inzake Wetsvoorstel (Kamerstukken 31 763) tot Wijziging van boek 2

Nadere informatie

De Raad van Toezicht voert tenminste jaarlijks met de Raad van Bestuur een functionering en beoordelingsgesprek. (in de maand september)

De Raad van Toezicht voert tenminste jaarlijks met de Raad van Bestuur een functionering en beoordelingsgesprek. (in de maand september) TAKEN EN BEVOEGDHEDEN RAAD VAN TOEZICHT ALERIMUS 1. Taak en werkwijze: De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het besturen door de Raad van Bestuur en op de algemene gang van zaken in

Nadere informatie

BESTUURSREGLEMENT STICHTING PRO

BESTUURSREGLEMENT STICHTING PRO BESTUURSREGLEMENT STICHTING PRO Vastgesteld door het Bestuur op 23 november 2017 I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie 1. Dit Bestuursreglement (het reglement ) is vastgesteld ingevolge artikel

Nadere informatie

PROFIELSCHETS RVC ALLIANDER N.V.

PROFIELSCHETS RVC ALLIANDER N.V. BIJLAGE B BIJ DE TOELICHTING OP DE AGENDA VOOR DE EERSTE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN ALLIANDER N.V. TE HOUDEN OP 12 MEI 2011 PROFIELSCHETS RVC ALLIANDER N.V. 1. OMVANG EN SAMENSTELLING

Nadere informatie

GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES

GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES November 2006 1 GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES PRINCIPES I. Naleving en handhaving van de code Het bestuur 1 en de raad van commissarissen zijn verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Reglement auditcommissie NSI N.V.

Reglement auditcommissie NSI N.V. Artikel 1. Vaststelling en reikwijdte... 2 Artikel 2. Samenstelling Auditcommissie... 2 Artikel 3. Taken van de Auditcommissie... 2 Artikel 4. Vergaderingen... 6 Artikel 5. Informatie... 7 Artikel 6. Slotbepalingen...

Nadere informatie

PROFIELSCHETS RVC. 1.2 Tot commissaris kunnen niet worden benoemd personen die direct of indirect binding hebben met:

PROFIELSCHETS RVC. 1.2 Tot commissaris kunnen niet worden benoemd personen die direct of indirect binding hebben met: BIJLAGE 1 TOELICHTING BIJ DE AGENDA VOOR DE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS VAN ALLIANDER N.V. OP 5 APRIL 2017 PROFIELSCHETS RVC 1. OMVANG EN SAMENSTELLING VAN DE RVC 1.1 Uitgangspunt te allen

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT HOGESCHOOL LEIDEN

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT HOGESCHOOL LEIDEN REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT HOGESCHOOL LEIDEN ALGEMEEN Artikel 1. Algemene bepalingen 1. Dit reglement is het huishoudelijk reglement van de Raad van Toezicht, bedoeld in artikel 15 van de statuten van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

De statutair bestuurder is beter af met de nieuwe WWZ

De statutair bestuurder is beter af met de nieuwe WWZ De statutair bestuurder is beter af met de nieuwe WWZ Author : gvanpoppel Voor werknemers die statutair bestuurder zijn, gelden vaak andere regels bij onder meer ontslag, dan voor 'normale' werknemers.

Nadere informatie

REGLEMENT COLLEGE VAN BESTUUR ROC MONDRIAAN

REGLEMENT COLLEGE VAN BESTUUR ROC MONDRIAAN REGLEMENT COLLEGE VAN BESTUUR ROC MONDRIAAN Inhoudsopgave Preambule 2 0. Definities 3 1. Status en werkingsduur 3 DEEL A 2. Voorzitter College van Bestuur 4 DEEL B 3. Taakverdeling 5 4. Portefeuille 5

Nadere informatie

REGLEMENT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID

REGLEMENT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID REGLEMENT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID 1 De raad van toezicht Artikel 1 1. De Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, hierna te

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT Preambule De Gruitpoort werkt volgens de Code Cultural Governance. De Governance Code biedt een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties. Met

Nadere informatie

REGLEMENT DIRECTIE/RAAD VAN BESTUUR FONDS VOOR CULTUURPARTICIPATIE

REGLEMENT DIRECTIE/RAAD VAN BESTUUR FONDS VOOR CULTUURPARTICIPATIE REGLEMENT DIRECTIE/RAAD VAN BESTUUR FONDS VOOR CULTUURPARTICIPATIE Vastgesteld door het bestuur op: 4 juni 2014 Goedgekeurd door de raad van toezicht op: 4 juni 2014 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen

Nadere informatie

REGLEMENT VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN BEVER HOLDING N.V.

REGLEMENT VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN BEVER HOLDING N.V. REGLEMENT VAN DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN BEVER HOLDING N.V. Definities de Vennootschap de RVC de voorzitter Directie : Bever Holding N.V. : De raad van commissarissen van de vennootschap : De voorzitter

Nadere informatie

Reglement bestuur UWOON. Artikel 1 Definities

Reglement bestuur UWOON. Artikel 1 Definities Reglement bestuur UWOON Artikel 1 Definities In dit reglement hebben de met een hoofdletter geschreven begrippen de navolgende betekenis: Bestuur/ Bestuurder het bestuur van de Stichting als bedoeld in

Nadere informatie

Reglement Remuneratiecommissie Raad van Commissarissen Menzis

Reglement Remuneratiecommissie Raad van Commissarissen Menzis Reglement Remuneratiecommissie Raad van Commissarissen Menzis Inhoud I. Inleiding... 2 II. Samenstelling... 2 III. Taken en bevoegdheden... 2 IV. Verantwoording uitvoering beloningsbeleid - remuneratierapport...

Nadere informatie

Uw nummer (letter): 2016/ Uw brief van: 29 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 20 juli 2016

Uw nummer (letter): 2016/ Uw brief van: 29 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 20 juli 2016 Aan De Minister van Economische Ontwikkeling De heer E. Rhuggenaath AmiDos Building, Pletterijweg 43 Curaçao Uw nummer (letter): 2016/018577 Uw brief van: 29 juni 2016 Ons nummer: 20072016.01 Willemstad,

Nadere informatie

Reglement Raad van Toezicht Stichting Openbaar Onderwijs Amsterdam Noord

Reglement Raad van Toezicht Stichting Openbaar Onderwijs Amsterdam Noord Reglement Raad van Toezicht Stichting Openbaar Onderwijs Amsterdam Noord Inleiding Dit reglement Raad van Toezicht is een aanvulling op de statuten van de Stichting Openbaar Onderwijs Amsterdam Noord.

Nadere informatie

Intern toezicht in het onderwijs. 10-12 juni 2014 Judith Wintgens en Peter Brouns

Intern toezicht in het onderwijs. 10-12 juni 2014 Judith Wintgens en Peter Brouns Intern toezicht in het onderwijs 10-12 juni 2014 Judith Wintgens en Peter Brouns 1 Verscherpte aandacht voor good governance in de (semi)publieke sector 2 Raad van toezicht Wettelijke instelling RvT en

Nadere informatie

Reglement van de Raad van Toezicht Nederlandse Omroep Stichting, ook handelende onder de naam Raad van Toezicht NPO.

Reglement van de Raad van Toezicht Nederlandse Omroep Stichting, ook handelende onder de naam Raad van Toezicht NPO. Reglement van de Raad van Toezicht Nederlandse Omroep Stichting, ook handelende onder de naam Raad van Toezicht NPO. Het reglement Raad van Toezicht dient in de context van en in aanvulling op toepasselijke

Nadere informatie

Bestuursreglement Stichting Regionaal Opleidingencentrum ID College

Bestuursreglement Stichting Regionaal Opleidingencentrum ID College Bestuursreglement Stichting Regionaal Opleidingencentrum ID College vastgesteld door de Raad van Toezicht d.d. 22 april 2009 ingestemd door de Medezeggenschapsraad d.d. 31 maart 2009 1 Bestuursreglement

Nadere informatie

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT Datum: Kenmerk: De Minister van Justitie, mr A.H. Korthals Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Excellentie, inzake: Adviesaanvraag commissie vennootschapsrecht over het wetsvoorstel

Nadere informatie

MANAGEMENTSTATUUT SAMENWERKINGSVERBAND PO SWV 30.06

MANAGEMENTSTATUUT SAMENWERKINGSVERBAND PO SWV 30.06 MANAGEMENTSTATUUT SAMENWERKINGSVERBAND PO SWV 30.06 Artikel 1 - Definitiebepaling In dit managementstatuut wordt verstaan onder: Vereniging: de Vereniging Samenwerkingsverband PO 30.06; Algemene vergadering:

Nadere informatie

OR en governance Governance. Governance. Informatie en tips voor de OR. mr. Els Unger 13 december 2018

OR en governance Governance. Governance. Informatie en tips voor de OR. mr. Els Unger 13 december 2018 OR en governance Informatie en tips voor de OR mr. Els Unger 13 december 2018 1 Governance Wat is governance? Organisatie van zeggenschap (bestuur en toezicht) binnen onderneming Systeem van checks en

Nadere informatie

4. Bij voorkeur zal de raad van toezicht van Stichting P60 bij de werving van nieuwe toezichthouders buiten het eigen netwerk zoeken.

4. Bij voorkeur zal de raad van toezicht van Stichting P60 bij de werving van nieuwe toezichthouders buiten het eigen netwerk zoeken. REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT Opgesteld door de voorzitter op 25.03.2013 Vastgesteld door de raad van toezicht op: 27.05.2013 te Amstelveen HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit

Nadere informatie

Reglement bestuur Stichting Havensteder

Reglement bestuur Stichting Havensteder Reglement bestuur Stichting Havensteder Dit reglement is krachtens artikel 7 lid 3 van de statuten door het bestuur van Stichting Havensteder vastgesteld op 6 september 2011, na goedkeuring door de raad

Nadere informatie

Klachtencommissie Governance en Beloning MBO

Klachtencommissie Governance en Beloning MBO UITSPRAAK NUMMER 2011-1 Inzake het klaagschrift d.d. 25 oktober 2010 ingediend door. wonende te Arnhem (verder te noemen: klager); tegen de Raad van Toezicht en het College van Bestuur van de Stichting

Nadere informatie

Voor bestuur met commitment

Voor bestuur met commitment Op adem en in je kracht Bestuursreglement Oases (versie 1 november 2018) Voor bestuur met commitment Bestuursreglement Oases, goedgekeurd en vastgesteld november 2018 Toevoeging werkwijze conform Governance

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN ZORG GROEP BEEK B.V.

REGLEMENT RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN ZORG GROEP BEEK B.V. REGLEMENT RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN ZORG GROEP BEEK B.V. Artikel 1. Definities - Governancecode: de Zorgbrede Governancecode 2010 of een daarvoor in de plaats tredende regeling; - Raad van Bestuur: de

Nadere informatie

REGLEMENT BESTUURSRAAD (RAAD VAN TOEZICHT) STICHTING DE KEMPEL

REGLEMENT BESTUURSRAAD (RAAD VAN TOEZICHT) STICHTING DE KEMPEL REGLEMENT BESTUURSRAAD (RAAD VAN TOEZICHT) STICHTING DE KEMPEL Dit reglement is op 12 december 2005 door de bestuursraad van Stichting De Kempel, statutair gevestigd te Helmond, kantoorhoudende te 5709

Nadere informatie

Reglement voor de Raad van Commissarissen van Rentree

Reglement voor de Raad van Commissarissen van Rentree Reglement voor de Raad van Commissarissen van Rentree Artikel 1 Vaststelling en reikwijdte reglement 1. Dit reglement is vastgesteld en goedgekeurd in de vergadering van de Raad van Commissarissen d.d.

Nadere informatie

Reglement Raad van Bestuur Stichting Koninklijke Visio. 1 De bestuurstaak. 2 Verantwoording en verantwoordelijkheid

Reglement Raad van Bestuur Stichting Koninklijke Visio. 1 De bestuurstaak. 2 Verantwoording en verantwoordelijkheid Reglement Raad van Bestuur Stichting Koninklijke Visio 1 De bestuurstaak 1.1 Ingevolge de statuten bestuurt de Raad van Bestuur de stichting onder toezicht van de Raad van Toezicht. 1.2 De Raad van Bestuur

Nadere informatie

REGLEMENT COLLEGE VAN BESTUUR REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM DRENTHE, OOK GENAAMD: DRENTHE COLLEGE. gevestigd te 7825 SG Emmen, Stadionplein 5

REGLEMENT COLLEGE VAN BESTUUR REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM DRENTHE, OOK GENAAMD: DRENTHE COLLEGE. gevestigd te 7825 SG Emmen, Stadionplein 5 REGLEMENT COLLEGE VAN BESTUUR REGIONAAL OPLEIDINGEN CENTRUM DRENTHE, OOK GENAAMD: DRENTHE COLLEGE gevestigd te 7825 SG Emmen, Stadionplein 5 In de statuten van het Drenthe College is bepaald dat het College

Nadere informatie

Integriteitscode. Stichting Scholengroep Leonardo da Vinci;

Integriteitscode. Stichting Scholengroep Leonardo da Vinci; Integriteitscode Stichting Scholengroep Leonardo da Vinci Het college van bestuur van Stichting Scholengroep Leonardo da Vinci besluit d.d. 19 mei 2016 gelet op richtlijn 9 van de Code Goed Onderwijsbestuur

Nadere informatie

CURAÇAO Adviseur Corporate Governance

CURAÇAO Adviseur Corporate Governance CURAÇAO Stichting Bureau Toezicht en Normering Overheidsentiteiten Aan de Raad van Ministers t.a.v. de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur Mevrouw J.V. Schoop-Constancia Klein Kwartier 33 AIhier

Nadere informatie

2013/ Uw brief van: 8 mei 2013 Ons nummer: Willemstad, 14 mei Afd:

2013/ Uw brief van: 8 mei 2013 Ons nummer: Willemstad, 14 mei Afd: Aan d.t.k.v. de Raad van Ministers de Minister van Economische Ontwikkeling Dr. I.S. Martina Molenplein z/n Alhier Uw nummer (letter): Onderwerp: Bijlagen: 2013/023567 Uw brief van: 8 mei 2013 Ons nummer:

Nadere informatie

Profielschets Raad van Commissarissen Wonion

Profielschets Raad van Commissarissen Wonion Profielschets Raad van Commissarissen Wonion Uitgangspunten 1. Deze profielschets wordt gehanteerd: bij de werving en selectie van nieuwe leden van de Raad van Commissarissen; bij de discussie over de

Nadere informatie

3. Dit directiereglement kan - na overleg met de directeur - worden aangevuld en gewijzigd bij besluit van de raad van toezicht.

3. Dit directiereglement kan - na overleg met de directeur - worden aangevuld en gewijzigd bij besluit van de raad van toezicht. Directiereglement Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit reglement is opgesteld door de directeur en vastgesteld door de raad van toezicht ingevolge artikel 19 van de statuten van Stichting Wemos (de

Nadere informatie

Reglement Raad van Toezicht Stichting Gereformeerde Scholengroep Januari 2015 (en tekstuele update maart 2019)

Reglement Raad van Toezicht Stichting Gereformeerde Scholengroep Januari 2015 (en tekstuele update maart 2019) Pagina 1 van 5 Reglement Raad van Toezicht Stichting Gereformeerde Scholengroep Januari 2015 (en tekstuele update maart 2019) Artikel 1. Algemeen De Raad van Toezicht van de Stichting Gereformeerde Scholengroep,

Nadere informatie

REGLEMENT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE HARTSTICHTING

REGLEMENT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE HARTSTICHTING F364/F555/31001776 Versie 28 juni 2013 REGLEMENT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE HARTSTICHTING Begripsbepaling. Artikel 1. In dit reglement worden de volgende begrippen gehanteerd: a. stichting:

Nadere informatie

Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Reglement Bestuur HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artikel 1 - begrippen Bestuur : bestuur van de RPO zoals bedoeld in artikel 2.60b van de Mediawet; Bestuurder : lid en tevens voorzitter van het Bestuur; Raad van

Nadere informatie

Dit reglement is vastgesteld door de raad van commissarissen van Woningbouwvereniging Habeko wonen op 8 juli 2008.

Dit reglement is vastgesteld door de raad van commissarissen van Woningbouwvereniging Habeko wonen op 8 juli 2008. Bestuursreglement Dit reglement is vastgesteld door de raad van commissarissen van Woningbouwvereniging Habeko wonen op 8 juli 2008. Artikel 1 Status en inhoud van het reglement 1. Dit reglement is opgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 483 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

20.2. De Raad van Bestuur stelt een reglement op waarin

20.2. De Raad van Bestuur stelt een reglement op waarin - 1 - Algemene vergadering van Aandeelhouders ING Groep N.V. Datum : 14 mei 2012 Betreft : toelichting voorstel statutenwijziging ING Groep N.V. Algemene toelichting Voorgesteld wordt om de statuten van

Nadere informatie

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen. 32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nadere informatie

Reglement Bestuur. Inleiding. 1. De bestuurstaak

Reglement Bestuur. Inleiding. 1. De bestuurstaak Reglement Bestuur Inleiding Dit is het reglement van het (collegiaal) bestuur van Stichting SVn als bedoeld in artikel 14 lid 1 van de Statuten van die stichting. Het wordt vastgesteld door het bestuur

Nadere informatie

Reglement raad van toezicht Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011

Reglement raad van toezicht Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011 Reglement raad van toezicht Vastgesteld door de raad van toezicht op: 14 juni 2011 HOOFDSTUK I. ALGEMEEN Artikel 1. Begrippen en terminologie Dit Reglement is opgesteld ingevolge artikel 14 en 15 van de

Nadere informatie

REGLEMENT VOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN SOURCE GROUP N.V. (de Vennootschap ) Vastgesteld door de raad van commissarissen

REGLEMENT VOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN SOURCE GROUP N.V. (de Vennootschap ) Vastgesteld door de raad van commissarissen REGLEMENT VOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN VAN SOURCE GROUP N.V. (de Vennootschap ) Vastgesteld door de raad van commissarissen Versie 1.1 dd. 15 januari 2014 Artikel 1 - Algemene taak 1.1 De raad van commissarissen

Nadere informatie

Reglement van de Raad van Toezicht. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Reglement van de Raad van Toezicht. Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) Reglement van de Raad van Toezicht Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG) ARTIKEL 1 Samenstelling raad van toezicht 1. De Stichting Personeelspensioenfonds APG, hierna te noemen: het pensioenfonds,

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT FULDAUERSTICHTING

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT FULDAUERSTICHTING REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT FULDAUERSTICHTING ARTIKEL 1 DEFINITIES In dit reglement wordt verstaan onder: - Bestuur : het bestuur van de Stichting, zijnde het orgaan dat de dagelijkse en algemene leiding

Nadere informatie

Reglement Raad van Toezicht Stichting Spine & Joint Centre

Reglement Raad van Toezicht Stichting Spine & Joint Centre Reglement Raad van Toezicht Stichting Spine & Joint Centre Versie 12 december 2017 Versieblad Versie 1.0 2.0 3.0 3.1 4 Status Definitief Datum 24-11-2014 4-12-2014 9-12-2014 15-11-2017 12-12-2017 Wijzigingen

Nadere informatie

Reglement Raad van Bestuur. Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid

Reglement Raad van Bestuur. Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid Reglement Raad van Bestuur Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid De Raad van Bestuur van de Stichting Samenwerkende Zorgboeren Zuid heeft overeenkomstig de statuten, de Zorgbrede Governance Code 2010,

Nadere informatie

Het besturen van een vereniging en stichting

Het besturen van een vereniging en stichting Het besturen van een vereniging en stichting Roland van Mourik notaris Cursus Goed Bestuur Nijmegen 6 oktober 2009 Roland van Mourik 37 jaar 1990-1991 propaedeuse rechten te Leiden 1991-1996 notarieel

Nadere informatie

De Wet goed onderwijs, goed bestuur: vormen van toezicht

De Wet goed onderwijs, goed bestuur: vormen van toezicht 3 De Wet goed onderwijs, goed bestuur: vormen van toezicht Op 1 augustus 2010 is de Wet goed onderwijs, goed bestuur in werking getreden. Een van de elementen uit deze wettelijke regeling is de verplichting

Nadere informatie

Reglement, werkwijze en taakverdeling RVC

Reglement, werkwijze en taakverdeling RVC Reglement, werkwijze en taakverdeling RVC Artikel 1. Begripsbepalingen De RvC De vennootschap De Statuten De RvC van Commissarissen zoals bedoeld in artikel 16 e.v. van de statuten van Twente Milieu N.V

Nadere informatie

241. Aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders in de semipublieke sector

241. Aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders in de semipublieke sector 241. Aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders in de semipublieke sector Mr. D.N. de Boer en mr. A. Schennink De afgelopen jaren is de semipublieke sector opgeschrikt door een groot aantal incidenten

Nadere informatie

1. Decertificering en dematerialisatie van aandelen

1. Decertificering en dematerialisatie van aandelen 1 TOELICHTING BEHORENDE BIJ HET VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE STATUTEN VAN ALANHERI N.V. ("ALANHERI" OF "DE VENNOOTSCHAP") Behorende bij agendapunt 8 van de op 27 mei 2011 te houden algemene vergadering

Nadere informatie

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK Inclusief bijlage stroomschema besluitvorming

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK Inclusief bijlage stroomschema besluitvorming 1 Begripsbepaling REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR KINDERRIJK Inclusief bijlage stroomschema besluitvorming 1.1 In dit reglement van de Raad van Bestuur wordt verstaan: a) KinderRijk: Stichting KinderRijk gevestigd

Nadere informatie

Aan dtkv. Uw nummer (letter): 2012/ Uw brief van: 30 nov 2012 Ons nummer: Willemstad, 7 december Afd:

Aan dtkv. Uw nummer (letter): 2012/ Uw brief van: 30 nov 2012 Ons nummer: Willemstad, 7 december Afd: Aan dtkv de Raad van Ministers de Minister van Financiën Dr. Jose Jardim Fort Amsterdam z/n Alhier Uw nummer (letter): 2012/072398 Uw brief van: 30 nov 2012 Ons nummer: 07122012.1 Willemstad, 7 december

Nadere informatie

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge de statuten van Stichting De Gruitpoort. December 2016

Dit reglement is opgesteld en vastgesteld ingevolge de statuten van Stichting De Gruitpoort. December 2016 BESTUURSREGLEMENT Preambule De Gruitpoort werkt volgens de Code Cultural Governance. De Governance Code biedt een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties. Met het onderschrijven

Nadere informatie

E. (Edward) Moolenburgh Directeur. VBS, september VBS Verbindend voor diversiteit in onderwijs 1

E. (Edward) Moolenburgh Directeur. VBS, september VBS Verbindend voor diversiteit in onderwijs 1 E. (Edward) Moolenburgh Directeur VBS, september 2018 VBS Verbindend voor diversiteit in onderwijs 1 INHOUD VBS Verbindend voor diversiteit in onderwijs 2 1. Dit formulier is bedoeld om te checken of een

Nadere informatie

REGLEMENT EENHOOFDIGE RAAD VAN BESTUUR STICHTING AMERPOORT

REGLEMENT EENHOOFDIGE RAAD VAN BESTUUR STICHTING AMERPOORT REGLEMENT EENHOOFDIGE RAAD VAN BESTUUR STICHTING AMERPOORT 1. Taken en verantwoordelijkheden 1. Ingevolge de statuten bestuurt de Raad van Bestuur de Stichting onder toezicht van de Raad van Toezicht.

Nadere informatie

Inwerkingtreding Wet bestuur en toezicht

Inwerkingtreding Wet bestuur en toezicht CORPORATE SEPTEMBER 2012 Inwerkingtreding Wet bestuur en toezicht In mei 2011 is de Wet bestuur en toezicht aangenomen door de Eerste Kamer. De inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht werd uitgesteld

Nadere informatie

Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim. Reglement van de Raad van Toezicht

Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim. Reglement van de Raad van Toezicht Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim Reglement van de Raad van Toezicht Vastgesteld door de Raad van Toezicht op 23 mei 2013 -------------------- Inleiding 1. Dit Reglement is opgesteld ingevolge

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 274 Wet van 18 juni 2012 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van het recht van enquête 0 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Aanvullend Reglement Raad van Toezicht Vastgesteld door de Raad van Toezicht d.d. (2 oktober 2012)

Aanvullend Reglement Raad van Toezicht Vastgesteld door de Raad van Toezicht d.d. (2 oktober 2012) Aanvullend Reglement Raad van Toezicht Vastgesteld door de Raad van Toezicht d.d. (2 oktober 2012) Algemeen De raad van toezicht van de Stichting Gereformeerde Scholengroep, statutair gevestigd te Groningen,

Nadere informatie

Conceptcode GOED ONDERWIJSBESTUUR VOS/ABB primair onderwijs Conceptcode Goed onderwijsbestuur

Conceptcode GOED ONDERWIJSBESTUUR VOS/ABB primair onderwijs Conceptcode Goed onderwijsbestuur Conceptcode GOED ONDERWIJSBESTUUR VOS/ABB primair onderwijs Conceptcode Goed onderwijsbestuur Inleiding De code is opgebouwd uit twee elementen. Het eerste deel bestaat uit een aantal uitgangspunten en

Nadere informatie

Reglement statutair-directeur Stichting Woonveste ex artikel 5 lid 4 en 5 lid 5 van de statuten d.d. 2 oktober 2013

Reglement statutair-directeur Stichting Woonveste ex artikel 5 lid 4 en 5 lid 5 van de statuten d.d. 2 oktober 2013 Reglement statutair-directeur Stichting Woonveste ex artikel 5 lid 4 en 5 lid 5 van de statuten d.d. 2 oktober 2013 Artikel 1 Functie Reglement 1. Dit Reglement geeft nadere voorschriften, welke de statutair-directeur

Nadere informatie

Artikel 2:9 BW, enkele observaties

Artikel 2:9 BW, enkele observaties Artikel 2:9 BW, enkele observaties prof. mr. J.B. Huizink 1. Het huidige art. 2:9 BW Het huidige art. 2:9 BW lijkt mij als volgt te moeten worden uitgelegd. In geval van een éénhoofdig bestuur is een bestuurder

Nadere informatie