Een eerste aanzet tot cliëntenparticipatie binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een eerste aanzet tot cliëntenparticipatie binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus."

Transcriptie

1 Een eerste aanzet tot cliëntenparticipatie binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus. Kerckhove Amber Bachelorproef voorgedragen tot het behalen van de graad van Bachelor in de ergotherapie. Promotor HOGENT: Ellen Gunst Academiejaar Examenkans 2 Examenperiode Deze bachelorproef is gemaakt door Amber Kerckhove, student aan de Hogeschool Gent, ter voltooiing van de bacheloropleiding, bachelor in de ergotherapie. De standpunten die in deze bachelorproef zijn verwoord, zijn louter het persoonlijke standpunt van de individuele auteur en reflecteren niet noodzakelijkerwijs de mening, het officiële standpunt of het beleid van de Hogeschool Gent.

2

3 Voorwoord Om de ergotherapeuten van de werkateliers van Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus een eerste aanzet te geven tot het creëren van een participatiecultuur, werden verschillende methodieken toegepast. Deze methodieken boden ondersteuning om de nood rond inspraak in het traject dat de cliënten doorlopen binnen de werkateliers in kaart te brengen. Als toekomstige ergotherapeut wil ik hier dan ook mijn steentje in kunnen bijdragen. In de eerste plaats wil ik mijn promotor Ellen Gunst en de externe begeleiders, Lise Streuve en Niki Verhelst bedanken. Zij gaven feedback die mij tot nieuwe perspectieven heeft gebracht waardoor ik op een constructieve manier de bachelorproef verder kon uitschrijven. Daarnaast wil ik ook de andere medewerkers van de stageplaats bedanken en in het bijzonder alle ergotherapeuten binnen de werkateliers om open te staan voor mijn aanwezigheid en om mij te ondersteunen in het schrijven van de bachelorproef. Daarnaast wil ik ook de cliënten van de werkateliers van PC Sint-Amandus bedanken die meegewerkt hebben aan de gegevensverzameling van de bachelorproef. Als laatste wil ik iedereen bedanken die me ondersteund heeft bij het schrijven en nalezen van de bachelorproef. Dankzij hen kan ik trots zijn op hetgeen wat ik heb gemaakt. In het bijzonder wil ik mijn vriend, ouders, broer en zus bedanken. Ze toonden veel interesse in het onderwerp van de bachelorproef en boden hulp aan waar nodig.

4 Abstract Nederlandstalig De werkateliers in het psychiatrisch centrum Sint-Amandus vormen het onderzoeksveld binnen deze bachelorproef. Deze zorgsetting biedt een arbeidszorgmatig aanbod. Semiindustrieel werk wordt ingezet als middel om cliënten te activeren en zinvolle dagbesteding te bieden, maar ook in functie van hun arbeidsrehabilitatietraject. Sint-Amandus is sterk bezig met het integreren van het begrip cliëntenparticipatie, waarbij actief wordt ingezet op empowerment, partnerschap en zeggingskracht. De ergotherapeuten in de werkateliers gaan er in beperkte mate mee aan de slag, maar zouden dit graag uitbreiden. Vanuit deze nood kwam de onderzoeksvraag tot stand. Algemeen zal er onderzocht worden hoe een cliëntenparticipatiecultuur kan opgebouwd worden en welke methodieken ondersteunend kunnen zijn. Om een antwoord te formuleren op deze vragen, vond een verkennend kwalitatief onderzoek plaats. Door vragenlijsten af te nemen bij de cliënten, werd enerzijds de nood aan inspraak binnen hun traject in de werkateliers in kaart gebracht. Hieruit kwam, mits de nodige mondelinge ondersteuning, naar voor dat de cliënten meer informatie willen over de werkateliers alvorens aan de slag te gaan. Anderzijds hebben de cliënten nood aan evaluatiemomenten. Hun mening hierover werd via een ideeënbord bevraagd, maar hierop kwam weinig tot geen respons. Tenslotte bleek vanuit de literatuurstudie dat een focusgroep de onderzoeker veel informatie kan bieden en een efficiënte methodiek is binnen een participatiecultuur. Dit werd bevestigd door praktijkervaring. Met enkele cliënten werden er focusgroepen georganiseerd om op een participatieve wijze een informatiebrochure over de werkateliers, het eindproduct van dit onderzoek, te ontwikkelen. In de toekomst zullen de ergotherapeuten nog heel wat stappen moeten ondernemen en actief blijven inzetten op het uitproberen van participatieve methodieken om te kunnen toewerken naar een volwaardige, werkzame cliëntenparticipatiecultuur. Dit onderzoek kan beschouwd worden als eerste aanzet in een langdurig proces tot het uitwerken van een benaderingsvisie in de werkateliers.

5 Engelstalig The subject of this bachelorpaper is shaped by the workstudios located at the Sint-Amandus psychiatric centre. This caritative setting offers a moderate labour-care. Semi-industrial work is used as a medium to engage patients and to perform meaningful daytime activities as well as to contribute to their labour rehabilitation. Sint-Amandus is strongly engaged in integrating the concept of client-participation. Empowerment, partnership and power of expression are the key words. The occupational therapists in the workstudios have a limited ability of implementing this participation-method, but would like to expand. The central question of this research, originated here. By examining how a client-participation culture can be constructed and which methodologies can be supportive to substantiate this topic, we aim to provide an answer. In order to do this, an exploratory qualitative study was conducted. By letting clients fill out questionnaires, the need for participation during their sessions at the work-studios became apparent. The results of these questionnaires showed on the one hand that the clients are in need of information concerning the workstudios before they get started. On the other hand it showed the need for moments of evaluation. Their opinion on the matter was questioned by means of an idea-board. However, there was little to no response. The literature research revealed that a focus-group can provide the researcher of information and at the same time be an efficient methodology in a participation culture. This was confirmed by empirical research. Focus groups were organized with a limited number of participants to create an information brochure about the workstudios the end product of this research. In the future, occupational therapists will still have to invest enough time trying out new methods in order to develop a fully-fledged active client participation culture. This research can be considered as a first step in the long-term process of constructing and elaborating an outlook on the workstudios.

6 Inhoudsopgave Voorwoord... 1 Abstract... 1 Inhoudsopgave Probleemstelling Doelstelling en onderzoeksvragen Doelstelling Onderzoeksvragen Methodologie en plan van aanpak WP1 Literatuurverkenning WP2 Eigen gegevensverzameling WP3 Uitwerking van een methodiek... 8 Resultaten uit WP1 Literatuurverkenning Inleiding Begripsomschrijving Definitie Doel cliëntenparticipatie Een kritische blik op cliëntenparticipatie Participatieladder Micro-, meso-, macroniveau Verschillende niveaus van participatie Link met ergotherapie Rol van de ergotherapeut Resultaten vanuit wetenschappelijk onderzoek Link met systematisch rehabilitatiegericht handelen Beschrijving stageplaats Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus De Lichter Beschrijving van de werkateliers Arbeidsrehabilitatietraject Activering en zinvolle dagbesteding Verschillende fases van traject cliënt Informatie krijgen Kennismakingsgesprek...20

7 6.4.3 Doelen opstellen Evaluatiemomenten Afrondingsgesprek Beschrijving doelgroep Crisiszorg De CAAI Crisisinterventie Verslavingszorg Psycho-organische zorg Wegwijs Wegwijs Psychosezorg De Stroom De Bron Gerontopsychiatrische zorg Oase Oase Sociaal psychiatrische zorg Het Dagcentrum De Link De Loot Psychomentale zorg De Palissant De Knop Bestaande methodieken in literatuur Focusgroepen Cliënttevredenheidsmetingen Consumer quality index (CQI) De thermometer Schriftelijke vragenlijsten Spiegelgesprekken Groepscoaching Cliëntenpanel Conclusie...28 Resultaten uit WP2 Eigen gegevensverzameling Inleiding...30

8 2. Methodiek 1: bevraging cliëntenparticipatie binnen PC Sint-Amandus Beschrijving methode Resultaten Conclusie Methodiek 2: Informatiesessies voor de cliënten Beschrijving methode Resultaten Discussie Conclusie Methodiek 3: vragenlijst voor cliënten Beschrijving methode Resultaten Discussie Conclusie Methodiek 4: Ideeënbord Beschrijving methode Resultaten Discussie Conclusie Methodiek 5: focusgroepen Beschrijving methode Conclusie...46 Resultaten uit WP3 Praktische uitwerking Inleiding Proces om tot een eindproduct te komen Focusgroepen met cliënten Focusgroep 1 met groep 1: informatiebrochure maken Focusgroep 2 met groep 2: informatiebrochure maken Beschrijving methode Resultaten Focusgroep 3 met groep 3: informatiebrochure maken Beschrijving methode Resultaten Focusgroep 4 met groep 1: informatiebrochure maken Beschrijving methode Resultaten...53

9 2.5 Focusgroep 5 met groep 2: informatiebrochure maken Beschrijving methode Resultaten Focusgroep 6 met groep 3: informatiebrochure maken Beschrijving methode Resultaten Discussie Conclusie...57 Eindconclusie en discussie...59 Literatuurlijst...62 Lijst van figuren...64 Bijlagen...65 Bijlage 1: PICO-kader...65 Bijlage 2: PowerPointpresentatie informatiesessies...67 Bijlage 3: Materiaal gebruikt bij eigen gegevensverzameling: vragenlijst...71 Bijlage 4: Sjabloon informed consent...73 Bijlage 5: Resultaten brainstorm focusgroepen Bijlage 6: Informatiebrochure

10 1 Probleemstelling Maatschappelijke relevantie Binnen de hedendaagse maatschappelijke visie in de zorg en ondersteuning worden empowerment en het bevorderen van Quality of Life als uitgangspunten naar voor geschoven. Quality of Life en het empoweren van mensen met ondersteuningsnoden evolueert de laatste decennia van een paradoxaal gegeven binnen het Disabilty denken naar het uitgangspunt en vertrekpunt van waaruit men naar ondersteuningsnoden gaat kijken en deze tracht te beantwoorden. We spreken niet langer over zorg, maar over ondersteuning en ook niet meer over patiënten maar over cliënten. Dat is dan ook de reden waarom de term cliënt primeert boven patiënt binnen deze bachelorproef. Dit referentiekader groeit verder uit tot en geeft vandaag de dag nog steeds mee vorm aan het burgerschapsparadigma die geldend is binnen het hedendaagse welzijnsbeleid. Mensen met ondersteuningsnoden mogen niet langer benaderd of gereduceerd worden tot hun beperkingen en disfuncties. Men evolueert steeds meer naar het werken vanuit de sterktes en capaciteiten van de cliënten. Daarnaast wordt de stem van cliënten bij het opstellen van een ondersteuningskader gehoord. Deze visie kent de laatste jaren een enorme verspreidingsgraad in diverse sectoren (Felce & Perry, 1995). Als we in de literatuur op zoek gaan naar concreet uitgewerkte handvaten om deze visie in de praktijk te laten gelden, stoten we op hiaten zoals, organisatorische en financiële problemen, de cliënt heeft te weinig kennis over het probleem, gebrek aan vermogen van de cliënt en gebrek aan tijd. Daarnaast vindt men in de literatuur heel wat over de staat van het onderwerp in Nederland, maar hoe de huidige situatie in België is, wordt zeer beperkt vermeld (Kjellberg, Kåhlin, Haglund & Taylor, 2012). De centrale rol die de cliënt binnen deze hedendaagse visie inneemt, wordt in de praktijk vertaald naar cliëntenparticipatie. Dit concept wordt binnen de context van de revalidatie-, welzijns-, gezondheids- en rehabilitatiesector geplaatst. Deze tendens bewijst dat we stilaan loskomen van het traditionele biomedische model, waar er nauwelijks ruimte is voor de stem en persoonlijke keuzes van de cliënt. Deze paradigmashift wordt gestimuleerd vanuit de cliëntenorganisaties die steeds meer de nadruk leggen op begrippen als autonomie en beslissingsrecht van de cliënt. Hiermee wil men de zeggingskracht van de cliënt in het volledige proces op de voorgrond plaatsen en laten toenemen, om van daaruit het aanbod beter te kunnen afstemmen op de hulpvraag. Dit kan op lange termijn de efficiëntie van de ondersteuning verhogen. Dit gegeven realiseren in de praktijk is geen evidentie bij eender welke doelgroep. Zo is het bij mensen met een niet gestabiliseerde problematiek niet vanzelfsprekend dat zij zelf tot beslissingen komen, wat bij mensen met een gestabiliseerd psychiatrische problematiek wel van toepassing is. Concepten die hierbij kunnen ondersteunen zijn client-centered practice, shared decision-making, autonomie, de participatieladder (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017) De participatieladder kan worden gebruikt om invulling te geven aan gezamenlijke besluitvorming in de zorg. De ladder heeft vijf treden, waarbij elke trede staat voor een niveau van participatie. Deze zijn: informeren, raadplegen, adviseren, gezamenlijke besluitvorming en 1

11 regie bij cliënt. De participatieladder kan ondersteuners helpen strategieën te bepalen om meer betrokkenheid te creëren bij de cliënten. Het gaat hierbij niet om het bereiken van een zo hoog mogelijke trede, maar het vinden van een goede balans in de wisselwerking tussen hulpverlener en cliënt (CBO, 2013). Wetenschappelijke relevantie Desondanks de bewijzen voor het belang van het betrekken en horen van de stem van de cliënt, kan worden opgemerkt dat er hierover in de praktijk weinig best practices terug te vinden zijn. In de literatuur worden talrijke voorbeelden gegeven over de successen die kunnen geboekt worden, wanneer er in het ondersteuningsproces sprake is van participatie. Verscheidene psychiatrische centra doen wel een poging om cliëntenparticipatie te realiseren, zoals de recente tendens gaat men meer met de cliënt spreken in vergelijking met enkele decennia geleden waar er nog over de cliënt heen werd gepraat. Toch kan deze inspraak nog niet als gelijkwaardig beschouwd worden. Er is dus nog steeds, ondanks de wetenschappelijke bewijzen van het belang van cliëntenparticipatie, een tekort aan een gelijkwaardige dialoog in de praktijk (van de Bovenkamp, Grit & Bal, 2008). Cliëntenparticipatie kende de afgelopen decennia een enorme opmars en dit ging gepaard met heel wat ontwikkelingen in het huidige hulpverleningslandschap. Helaas moet er ook vermeld worden dat de hoge ambities van het beleid en organisatie op mesoniveau tot op de dag van vandaag nog niet waargemaakt worden. Dit toont aan dat de successen die geboekt worden vanuit deze nieuwe benadering onvoldoende naar waarde worden geschat. Daarnaast is het ook onduidelijk binnen de literatuur wat nu de precieze impact is van die cliënten(organisaties) op het proces waarbij een ondersteuningsplan wordt uitgeschreven (van de Bovenkamp, Grit & Bal, 2008). Praktische relevantie Op 25 mei 2018 vond er een gesprek plaats met de stageplaats en werd er gebrainstormd over de twee onderwerpen die eerder werden doorgestuurd. Dit waren de voorstellen om verder uit te werken in het kader van de bachelorproef. Het eerste onderwerp ging over systematisch rehabilitatiegericht handelen (SRH). De vraag die hieraan gekoppeld was, was nagaan hoe SRH kan geïmplementeerd worden binnen de werkateliers op de stageplaats. Dit onderwerp wekte interesse op en werd verder vorm gegeven in het voorbereidend onderzoeksplan. Tijdens het gesprek lieten de stagementoren weten dat er omwille van een aantal hervormingen op de stageplaats geprefereerd wordt om dit thema momenteel niet open te stellen voor een bachelorproef. Uit het gesprek werd wel duidelijk dat het voor deze stageplaats erg belangrijk is dat de cliënten gehoord worden binnen de werkateliers. Het is voor hen onduidelijk of de cliënten hier ook nood aan hebben, want dit werd nog niet eerder bij hen bevraagd. PC Sint-Amandus is als organisatie maatschappelijk verplicht de cliënten te betrekken in de organisatie en het uitdenken van hun beleid en praktijk. PC Sint-Amandus is wel sterk bezig met de opmars van deze benaderingswijze. Vanuit deze belangen en nood werd een volgend onderwerp naar voor geschoven, namelijk een praktische realisatie van cliëntenparticipatie binnen de werkateliers uitwerken. Dit omdat binnen de werkateliers de implementatie van cliëntenparticipatie beperkt is. Concreet houdt dit in dat er op zoek zal gegaan worden op welke manier de cliënten inspraak hebben en willen hebben. In de uitwerking van dit onderzoek was het oorspronkelijk 2

12 de bedoeling om na te gaan op welke manier de cliënten nog meer inspraak kunnen hebben in de werking van de werkateliers. Na overleg met de stagementoren hebben we beslist om verder te werken op microniveau in plaats van op mesoniveau om uitwijking over het onderwerp te vermijden. Dit wil dus zeggen dat er zal toegespitst worden op het traject dat de cliënten doorlopen binnen de werkateliers. Daarnaast blijkt dat de stageplaats voornamelijk nood heeft aan een methodiek om de cliënten te kunnen betrekken binnen het doorlopen van dat traject. Aangezien het onderzoek zich richt op de cliëntenparticipatie en dit vanuit een persoonlijke visie een belangrijk aspect is, zal er doorheen het onderzoek ook op een participatieve wijze met de cliënten in interactie worden gegaan. Deze keuze heeft als doel, samen met hen na te gaan op welke vlakken zij al dan niet meer inspraak willen en kunnen hebben. 2 Doelstelling en onderzoeksvragen Doelstelling Het doel van deze bachelorproef is om de cliënten binnen de werkateliers van Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus te bevragen naar wat zij verwachten op vlak van inspraak en cliëntenparticipatie doorheen hun individueel traject binnen deze werkateliers. Daarbij aansluitend zal onderzocht worden met welke methodiek(en) de hoogste efficiëntie kan bereikt worden om de stem van de cliënten naar voor te brengen binnen de werkateliers. Om deze methode vorm te laten krijgen, zal het de bedoeling zijn om de cliënten te laten proeven van de verschillende methodieken om inspraak te hebben en hen op de hoogte te brengen van wat cliëntenparticipatie precies inhoudt. Een actieve wisselwerking tussen de onderzoeker en de cliënten, zorgt voor een efficiënte manier in het zoeken naar een methode om participatie binnen de werkateliers te realiseren. Het vertrekpunt van dit onderzoek is het nagaan op welke manier men de cliënten meer kunnen betrekken en hoe we hen inspraak kunnen geven binnen hun traject in deze setting. De doelstelling van deze bachelorproef luidt dus als volgt: Gedurende de stage zal er onderzoek gedaan worden naar welke methodiek(en) een eerste aanzet kunnen zijn tot cliëntenparticipatie binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus. Onderzoeksvragen Om tot een realisatie van deze doelstelling te komen en gekoppeld aan de probleemstelling Ergotherapeuten ervaren nood aan een methodiek om de cliëntenparticipatie binnen de werkateliers van de psychiatrische instelling te realiseren wil deze studie een antwoord bieden op de onderzoeksvraag: Hoe kan een ergotherapeut bijdragen tot het uitbouwen van een cliëntenparticipatiecultuur in een zorgcontext waar arbeid wordt ingezet als middel? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, wordt er een opsplitsing gemaakt in verscheidene deelvragen die verder zullen uitgewerkt worden in de verschillende werkpakketten. 3

13 Werkpakket 1: - Wat houdt cliëntenparticipatie in? - Wat zijn de verschillende niveaus van de participatieladder? - Wat is de taak van de ergotherapeut binnen cliëntenparticipatie? - Op welke manier is er een link tussen systematisch rehabilitatiegericht handelen en cliëntenparticipatie? - Hoe ziet de werking en traject binnen de werkateliers in PC Sint-Amandus er uit? - Hoe ziet de doelgroep er uit binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus? - Welke methodieken rond cliëntenparticipatie zijn reeds te vinden in de literatuur? Werkpakket 2: - Hoe ver staat men in het realiseren van cliëntenparticipatie binnen PC Sint-Amandus? - Hoe ervaren de cliënten de huidige situatie binnen de werkateliers? - Hebben mensen met een psychische kwetsbaarheid nood aan inspraak in het doorlopen van hun traject binnen de werkateliers? - Welke methodieken sluiten het dichtst aan bij de nood van de cliënten? Werkpakket 3: - Welke verschillende stappen zijn genomen om te komen tot het eindproduct? - Welke methodiek slaat aan en kan dus verder geïmplementeerd worden binnen de werkateliers? - Welke verdere stappen zullen er nu ondernomen moeten worden binnen de werkateliers? 4

14 3 Methodologie en plan van aanpak WP1 Literatuurverkenning Omschrijving: Dit onderzoek zal gevoerd worden op een kwalitatieve manier en binnen een beperkte steekproef, namelijk de werkateliers van het psychiatrisch centrum Sint-Amandus te Beernem. In deze eerste fase van het onderzoek wordt er toegespitst op de theoretische onderbouwing van cliëntenparticipatie en wordt er inzicht verworven in de wetenschappelijke en praktische relevantie van de handelingswijze binnen de psychiatrische hulpverlening. Er zal wetenschappelijke literatuur geanalyseerd worden om na te gaan welke verschillende onderzoeken er al gedaan zijn in verband met cliëntenparticipatie binnen een psychiatrische voorziening. Deze wetenschappelijke literatuur kan daarnaast ook ondersteuning bieden om meer inzicht te verwerven in de doelen en praktische realisatie van de cliëntenparticipatie. Het gaat om een eerste ervaring met de doelgroep: mensen met een psychische kwetsbaarheid. Om informatie te verzamelen over de doelgroep en de verschillende pathologieën hierin, zullen verscheidene databanken, richtlijnen en de website van PC Sint-Amandus geraadpleegd worden. Daarnaast is het ook een eerste kennismaking met het onderwerp cliëntenparticipatie. Om efficiënt te starten aan de uitwerking van de bachelorproef zal er heel wat vakliteratuur en wetenschappelijke literatuur geraadpleegd worden om de kennis aangaande dit onderwerp te verruimen. Daarnaast wordt er dieper ingegaan op de taak van de ergotherapeut binnen het realiseren van cliëntenparticipatie. Om de bachelorproef verder vorm en inhoud te kunnen geven, wordt er op zoek gegaan naar relevante nationale en internationale literatuur waar wetenschappelijke en praktische relevantie worden samengebracht. Dit wordt noodzakelijk geacht om op die manier ondersteuning te kunnen bieden in het uitwerken van de geschikte methodiek, die zowel wetenschappelijk als praktisch kan getoetst worden aan de literatuur. Aanpak: De MESH-termen die zijn opgesteld in het PICO-kader (Zie bijlage 1: blz ) zijn afkomstig van de databank, Pubmed. Aan de hand van verschillende wetenschappelijke en vakliteratuur zal de structuur van de bachelorproef verder opgesteld worden. De literatuur die geraadpleegd zal worden, zal vooral gericht zijn naar de doelgroep, interventie, problematiek en de maatschappelijke en praktische relevantie ervan. De databanken die zeker zullen geraadpleegd worden zijn: Pubmed, Springerlink, ScienceDirect en Google Scholar. De specifieke doelgroep binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus is zeer verscheiden. Wetenschappelijke literatuur en de website van PC Sint-Amandus zullen een hulpmiddel zijn om meer inzicht te verwerven over de behandelings- en ondersteuningsmethoden bij de verschillende pathologieën. 5

15 Knelpunt(en) en oplossing(en): In de eerste plaats zal er opzoekwerk gedaan worden naar relevante onderzoeken aangaande cliëntenparticipatie. Op basis van deze eerste informatie zal een inschatting gemaakt worden van de nood aan verdere studies aangaande dit thema in wetenschappelijke literatuur, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Ten tweede wordt er dieper ingegaan op de doelgroep binnen de werkateliers, namelijk mensen met een psychische kwetsbaarheid. Daarnaast zullen de noden en verwachtingen over het uitwerken van dit onderwerp vanuit de stageplaats in kaart gebracht worden. De noodzaak bestaat er uit om verdieping te zoeken in de wetenschappelijke literatuur aangaande cliëntenparticipatie om op die manier een uitgebreide literatuurstudie te bekomen. Dit zorgt enerzijds voor verruiming van kennis over dit thema. Anderzijds zal deze eerste stap er ook voor zorgen dat er vanaf het begin voldoende informatie verzameld is om verschillende methodieken te kunnen aanreiken. Verder zal na het uitwerken van deze methodiek opnieuw een reflectie en toetsing gemaakt worden naar de literatuur om na te gaan of deze ook in overeenstemming is met wat vanuit de reeds onderzochte literatuur succesvol en relevant wordt geacht. Samenvattend zal er gestreefd worden naar een continue wisselwerking tussen de wetenschappelijke literatuur en de hedendaagse praktijk. WP2 Eigen gegevensverzameling Omschrijving: Vermits dit onderzoek gerelateerd is aan de empowermentgedachte is het noodzakelijk om ook de stem van de cliënten in deze studie te betrekken. Het is de opzet om als onderzoeker dit te realiseren aan de hand van een vragenlijst en een focusgroep. Via de vragenlijst worden de meningen van de cliënten omtrent de nood aan inspraak in hun traject dat doorlopen wordt binnen de werkateliers in kaart gebracht. Aan de hand van een focusgroep wordt de eerste stap naar cliëntenparticipatie gezet. De cliënten krijgen de kans om hier hun mening mondeling naar voor te brengen en wordt er samen met hen een product ontwikkeld om aan die noden vanuit de vragenlijst te voldoen. De haalbaarheid van deze onderzoeksmethodes zullen in de eerste weken van de stage verder moeten afgetoetst worden. In PC Sint-Amandus is men volop bezig om het begrip cliëntenparticipatie te integreren, ook de werkateliers zijn er mee van start gegaan. Er wordt via een korte bevraging met een ergotherapeut die deelneemt aan de werkgroep cliëntenparticipatie, onderzoek gedaan naar wat het centrum hierrond allemaal aan het ontwikkelen is. Na het aftoetsen van de huidige situatie, kunnen de cliënten kennismaken met verschillende methodieken waarmee hun stem meer gehoord kan worden. Aanpak: Gedurende de eerste weken van de stage zal er vooral toegespitst worden op de kennismaking met de werking van de werkateliers, de cliënten en met de ergotherapeuten die er werkzaam zijn. Na deze kennismaking met de stageplaats en de cliënten, zal in de tweede of de derde 6

16 week het onderwerp van de bachelorproef en de vragenlijst worden voorgesteld aan de ergotherapeuten van de werkateliers. Na het ontvangen van de nodige feedback op de vragenlijst, worden de cliënten ingelicht over de bachelorproef. Dit gebeurt aan de hand van informatiesessies die de cliënten kunnen volgen. Er wordt uitgelegd en benadrukt dat het om cliëntenparticipatie gaat en dat ze op deze manier inspraak krijgen binnen het traject dat ze doorlopen in de werkateliers. De vragenlijst zal afgenomen worden in de informatiesessies. Iedere cliënt die interesse heeft, mag deze invullen. Deze informatiesessies zullen doorgaan in de week van 04/03. De cliënten die de vragenlijst invullen zijn niet meteen verplicht om deel te nemen aan de focusgroepen die zullen volgen. Op de vragenlijst staat er een vraag om na te gaan wie al dan niet open staat of bereid is om verder mee te stappen in de uitwerking van de bachelorproef. Diegene die hier ja op antwoorden, beslissen om verder mee te denken over hoe de zaken beter kunnen aangepakt worden. Indien een ruim aantal van de ondervraagden beslist om hieraan deel te nemen, kan de groep in kleinere groepjes gesplitst worden. Na de week waarin de vragenlijsten zijn afgenomen, worden de gegevens geanalyseerd. Eens de verwerking hiervan op zijn einde loopt, zullen de ergotherapeuten op de hoogte gebracht worden van de resultaten. In diezelfde week worden ook de cliënten die ja hebben geantwoord, nogmaals bevraagd of ze effectief bereid zijn om deel te nemen aan de focusgroepen. Als iedereen bevraagd is, wordt er nagegaan op welke manier de indeling van de groepen verder zal gebeuren. Met alle deelnemers wordt agendamatig gekeken om een gepast moment te bepalen voor de focusgroepen. Deze zullen ook doorgaan gedurende de paasvakantie om tijdsgebrek te voorkomen. Wanneer alle gegevens van de focusgroepen verzameld en geanalyseerd zijn, worden de resultaten nogmaals overlopen met de cliënten en de ergotherapeuten van de werkateliers. Knelpunt(en) en oplossing(en): Bij aanvang van de stage zal een duidelijk idee over de manier waarop de bevraging zal uitgevoerd worden noodzakelijk zijn om deze te kunnen aftoetsen op haalbaarheid. Het zal een intensief proces worden waar voornamelijk de stem van de cliënt centraal zal staan. De mensen die naar de werkateliers komen en waarmee zal samengewerkt worden voor de uitwerking van deze bachelorproef, hebben een verscheidenheid aan pathologieën. Op die manier zal er geen beperking zijn tot slechts één aanpak. De cliënten komen vanuit verschillende afdelingen met elk hun eigen specificaties. Dit betekent dat er tijd en ruimte zal moeten voorzien worden om een aanpak op maat uit te werken. Doorheen dit proces zal er voldoende gereflecteerd worden over de manier waarop er informatie verzameld moet worden. Daarna wordt deze informatie teruggekoppeld naar de cliënten en de ergotherapeuten. Door een goede voorbereiding voor de aanvang van de stage, zal er tijd gewonnen worden in het onderzoeksproces en wordt er op het einde van de stage een haalbare methodiek of verschillende methodieken gevonden die een meerwaarde kunnen zijn voor de verdere uitwerking van de cliëntenparticipatie binnen de werkateliers van het psychiatrisch centrum. Dit kwalitatief onderzoek binnen een beperkte steekproef kan echter wel als problematisch beschouwd worden wanneer men de resultaten van de studie wil generaliseren. Desondanks biedt dit wel mogelijkheden naar het begrijpen van de diepte van datgeen wat wordt onderzocht. Dit laatste wordt als uitgangspunt genomen tijdens het uitvoeren van deze studie. 7

17 Het is noodzakelijk om hierbij te benadrukken dat dit onderzoek slechts een inspiratiebron kan zijn en de resultaten dus niet veralgemeend kunnen worden naar alle praktijken en ergotherapeuten binnen de psychiatrische instellingen. WP3 Uitwerking van een methodiek Omschrijving: Het is voor de stageplaats belangrijk dat de cliënten gehoord worden binnen de werkateliers. Ze zijn er dan ook al op verschillende niveaus mee bezig. Voor de stageplaats is het momenteel nog onduidelijk of de cliënten nood hebben aan meer inspraak in de werkateliers. Desondanks geven de ergotherapeuten van de werkateliers mee dat men er, vanuit het beleid en vanuit de organisatie en hedendaagse tendensen, maatschappelijk toe verplicht zijn om de cliënten optimaal te betrekken in de werking van de werkateliers, de organisatie zelf en in het doorlopen van hun traject in de werkatliers. Vanuit dit gegeven zal deze bachelorproef de start zijn van een proces op lange termijn. Om cliëntenparticipatie volledig en optimaal te realiseren binnen de werkateliers in PC Sint-Amandus, zal meer nodig zijn dan louter dit onderzoek, waarbij er gezocht wordt naar het ontwikkelen van een efficiënte methodiek om cliëntenparticipatie te realiseren. Aanpak: Primair is het de bedoeling dat de cliënten bevraagd worden, via een vragenlijst rond de huidige cliëntenparticipatie binnen de werkateliers en de mate waarin de cliënten daar belang aan hechten. Op die manier hebben de ergotherapeuten een realistisch beeld op hoe ver men staat in het introduceren van cliëntenparticipatie binnen de werkateliers en in hoeverre men hier nood aan heeft. Om zoveel mogelijk cliënten in te lichten, worden er informatiesessies gepland om het onderwerp nauwkeuriger uit te leggen en moeilijke begrippen vanuit de vragenlijst te verklaren. De cliënten worden individueel aangesproken en op deze manier gemotiveerd om een informatiesessie bij te wonen. De cliënten krijgen binnen de vragenlijst de kans om aan te duiden of men het al dan niet haalbaar ziet om verder deel te nemen aan de focusgroepen, om verder hun mening naar voor te kunnen brengen over bepaalde aspecten. De cliënten die ja antwoorden op deze vraag, zullen verder kunnen deelnemen aan het onderzoek. Het sleutelwoord is cliëntenparticipatie. Het blijft van belang dat niet alleen de cliënten die deelnemen aan de focusgroepen op de hoogte blijven, maar het is ook belangrijk dat de cliënten die niet verder deelnemen of gewoon geen behoefte hebben om deel te nemen ook nog steeds op de hoogte worden gebracht van de evolutie in de bachelorproef. Om dit te realiseren zullen ook hiervoor verschillende methodes worden uitgeprobeerd. De ergotherapeuten worden regelmatig op de hoogte gehouden van de evolutie in het uitwerken van deze methodieken gedurende vergaderingen en briefings. Daarnaast zullen er samen met de cliënten verschillende methodieken geprobeerd worden die men kan gebruiken om participatie en inspraak te verkrijgen op de zaken die minder scoren vanuit deze vragenlijst. Het proces van evalueren en bijsturen is een effectieve manier om tot een selectie van één of meerdere methodes te komen om de participatie van de cliënten binnen 8

18 de werkateliers te realiseren. Als de stageperiode is afgelopen, wordt er gestreefd naar het actief behouden van participatie van de cliënten. De aangehaalde methodieken kunnen hiervoor een extra ondersteuning bieden. Op die manier kan men zich als organisatie verder verdiepen in de verschillende fasen binnen het traject met de cliënt en kan dit ook een aanzet zijn om verder te gaan dan enkel inspraak te creëren binnen hun traject. Knelpunt(en) en oplossing(en): Bij aanvang van de stage wordt de theoretische onderbouwing van cliëntenparticipatie en de verschillende ergotherapeutische begrippen hieraan gekoppeld, verzameld en neergeschreven. Op die manier is er voldoende kennis verworven over de verschillende aandachtspunten bij de start van de stage. 9

19 Resultaten uit WP1 Literatuurverkenning 1. Inleiding De hedendaagse visie geeft ons weer dat er een verschuiving plaatsvindt van het biomedisch model naar een burgerschapsmodel. Vroeger werd de cliënt benaderd als iemand met beperkingen en had de hulpverlener de regie over zijn of haar behandeling. Het huidige model geeft ons weer dat de cliënt wordt beschouwd als iemand met capaciteiten en mogelijkheden. Het is van groot belang dat men als hulpverlener de cliënt bewust maakt van zijn cruciale rol binnen de zorg. Op die manier wordt actieve deelname gestimuleerd en vindt een efficiënte wisselwerking tussen cliënt en ondersteuner plaats om zo een kwalitatieve hulpverlening zowel op individueel als op collectief niveau te realiseren (Palumbo, 2017). Bovenstaande uitleg, kan geïllustreerd worden aan de hand van de participatieladder. Hierin wordt weergegeven welk proces de cliënt kan doormaken. Per trede stijgt de gelijkwaardigheid tussen de cliënt en ondersteuner. De cliënten willen steeds meer de regie krijgen over hun eigen leven wat er dus toe leidt dat cliëntenparticipatie een vorm van empowerment is en onlosmakelijk verbonden is met de hedendaagse maatschappelijke cultuur. Hierbij wordt er naar gestreefd de cliënten, met de minimaal nodige ondersteuning, hun eigen beslissingen te laten nemen. Jezelf als hulpverlener overbodig maken, wat betekent in een gelijkwaardige positie gaan staan met de cliënten is hierbij het einddoel. De participatieladder zal binnen deze bachelorproef een leidraad vormen om weer te geven op welk niveau we ons bevinden bij de verschillende toegepaste methodieken (Brinkman, 2001). De corebusiness van ergotherapeuten binnen het hedendaagse werkveld is cliëntgericht werken. Hierbij vormt participatie enerzijds een uitgangspunt in de basishouding van de ergotherapeut, anderzijds wordt deze benaderingswijze ook gebruikt als middel om tot handelen te komen. Bij participatie als uitgangspunt en als middel, wordt de nadruk gelegd op gelijkwaardigheid tussen de therapeut en de cliënt waarin partnerschap centraal staat en het zeggenschap verdeeld wordt (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017). Met dit voor ogen kan er een link gelegd worden met het systematisch rehabilitatiegericht handelen. Binnen deze visie staan de capaciteiten van de cliënt centraal en wordt er gewerkt met hun ervaringskennis. Binnen deze bachelorproef wordt deze ervaringskennis actief ingezet doorheen het begeleidingsproces. De cliënten kunnen hun mening omtrent het doorlopen van hun traject binnen de werkateliers naar voor brengen. We benaderen hen hierbij als experten, want alleen zij beschikken over specifieke kennis hieromtrent (Wilken, 2016). Binnen PC Sint-Amandus is men sterk bezig met het introduceren en installeren van een participatiecultuur. Binnen de werkateliers zet men hierin de eerste stappen, maar die zijn veel beperkter als we dit vergelijken met andere afdelingen van de organisatie. Dit hiaat, die tegelijk een nood vormt, geeft de aanzet tot het kwalitatieve onderzoek binnen deze bachelorproef. Er zal op zoek gegaan worden naar methodieken om cliëntenparticipatie te implementeren. Hierbij zal aandacht zijn voor zowel praktische, als theoretische onderbouwing en relevantie. Heel wat methodieken rond participatie van de cliënten zijn te vinden in de literatuur. Een literatuurstudie en toetsing aan de praktijk kan een beginpunt bieden naar een verdere uitwerking van deze visie en benaderingswijze. 10

20 Daarnaast bieden deze methodieken ook handvaten voor de ergotherapeuten van de werkateliers in PC Sint-Amandus die deze visie in de praktijk trachten te realiseren. De verscheidenheid aan pathologieën binnen de werkateliers kunnen er voor zorgen dat het niet eenvoudig zal zijn om de verschillende methodieken toegankelijk te maken voor iedereen. Binnen deze bachelorproef wordt gefocust op werkzame elementen op lange termijn. Dit zal vereist zijn om binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus een cliëntenparticipatiecultuur te creëren. 2. Begripsomschrijving 2.1 Definitie Cliëntenparticipatie betekent letterlijk dat men de cliënten gaat betrekken aangaande de beslissingen die genomen worden binnen de instelling op vlak van organisatie, beleid en zorgaanbod. Een cliënt wordt niet alleen gezien als een individu, maar ook als een groep cliënten of cliëntenvertegenwoordigers zoals familie, ouders en naasten (CBO, 2013). 2.2 Doel cliëntenparticipatie Het leveren van een goede, aangepaste zorg is onoverkomelijk verbonden met cliëntenparticipatie. Hierbij mogen we ons niet focussen op de gemiddelde cliënt, maar het centraal stellen van het individu is de norm. Cliëntenparticipatie wordt vooral gebruikt als middel om te komen tot cliëntgerichte zorg. Om verbetering van de zorg te realiseren, wordt beroep gedaan op de ervaringen en de kennis die de cliënt heeft met de organisatie en zijn problematiek. Dit leidt er toe dat de cliënt verder moet kunnen kijken dan zijn of haar eigen belangen. Het gebruik van deze ervaringsdeskundigheid kan zorgen voor een verhoogde kwaliteit van leven. De cliënt kent zijn traject met de daaraan gekoppelde behoeften en hiaten als geen ander. De hulpverleners kunnen dus van de cliënten leren. Het is de bedoeling dat er bij het implementeren van het begrip cliëntenparticipatie binnen de werking van een organisatie een stabiele vertrouwensrelatie opgebouwd wordt tussen de hulpverlener en cliënt waarbij een wederzijdse waardering plaatsvindt. Dit houdt in dat de hulpverlener de focus legt op de medische diagnostiek, oorzaken van ziekten, prognoses, behandelmogelijkheden maar oog en oor heeft voor de cliënt dat de nadruk legt op ervaring van de ziekte, informatie over sociale mogelijkheden, wensen en behoeften Deze wisselwerking is nodig om te voldoen aan een goede zorg (CBO, 2013). Verschillende doelen cliëntenparticipatie: - Aansluiten bij de wensen en de behoeften van de cliënten (CBO, 2013). - Inzicht verwerven in die wensen en behoeften (CBO, 2013). - Inzicht in de ervaringen met de zorg en de gevolgen op het dagelijkse leven (CBO, 2013). - Nieuwe ideeën genereren: verbeteren van de knelpunten in de organisatie (CBO, 2013). - Nieuwe ideeën toetsen aan de cliënten en/of vertegenwoordigers (CBO, 2013). 11

21 - Als cliënten invloed hebben op de verleende zorg, zullen ze er beter aan meewerken (CBO, 2013). - De tevredenheid bij de cliënten stijgt (CBO, 2013). 2.3 Een kritische blik op cliëntenparticipatie Zoals hierboven vermeld, brengt cliëntenparticipatie heel wat voordelen met zich mee. Wanneer men een kritische blik werpt op cliëntenparticipatie lijkt dit allemaal niet zo evident. Volgende punten geven weer waar de hiaten zich bevinden. - De ergotherapeuten zullen tijd en ruimte moeten creëren om voldoende te kunnen inzetten op cliëntenparticipatie, wat organisatorisch vaak niet vanzelfsprekend is. Een belangrijk gegeven hierbij is dat de ergotherapeuten ten volle achter deze visie moeten staan en niet gewoon instemmen omdat de overheid dit van hen verwacht (Moonen, 2018). - Hoewel men beweert dat er een gelijkwaardige relatie is tussen therapeut en cliënt, is dit niet helemaal waar. Cliënten zijn kwetsbaar, terwijl de hulpverlener professionele kennis heeft om deze cliënten te helpen. Niet iedereen heeft de capaciteiten en mogelijkheden om mee te bepalen wat goed, ziek, gezond of abnormaal is. Vaak wordt het doel en de voorwaarden van de participatie bepaald door de professionals (Moonen, 2018). - Om in aanmerking te komen voor cliëntenparticipatie moeten de cliënten enkele capaciteiten bezitten en een gestabiliseerde problematiek hebben (Moonen, 2018). - In de geestelijke gezondheidszorg krijgen de hulpverleners de taak om aan de ene kant te werken met vraaggestuurde zorg, zorg op maat, inspraak, empowerment en participatie. Aan de andere kant wordt meer ingezet op voorwaarden, regels en dwangmaatregelen binnen de psychiatrie. Te veel vrijheid in het nemen van beslissingen hoort niet binnen deze setting (Moonen, 2018). - Vaak hebben organisaties schrik dat er verontrustende uitkomsten naar voor zullen komen. Door op een voorspelbare manier in te zetten op participatie, wordt dit vermeden. Dit leidt ertoe dat vele organisaties werken met een getemde participatie en de cliënten op die manier sturing geven naar het gewenste antwoord. De uitdaging is groot om een ongetemde, volwaardige cliëntenparticipatie te creëren, dit wil zeggen dat de cliënten onbegrensd hun mening kunnen delen (Moonen, 2018). 12

22 3. Participatieladder 3.1 Micro-, meso-, macroniveau Het is van belang om als ondersteuner bewust te zijn dat het concept cliëntenparticipatie zich uit op verschillende niveaus. Het microniveau richt zich op het hebben van inspraak in het individuele traject dat een cliënt doorloopt. Bijvoorbeeld: het behandelplan en signaleringsplan als cliënt zelf in handen hebben. Het mesoniveau richt zich op de beroeps- en onderzoekspraktijk waarbij de cliënt participeert binnen een groep in een afdeling of instelling. Voorbeelden hiervan zijn een cliëntenraad waarin onderling onderwerpen worden besproken en het creëren van een gemeenschappelijke ruimte voor cliënten en therapeuten. Het derde en laatste niveau, het macroniveau, speelt zich af op het niveau van het wettelijke beleid. Hier kunnen de cliënten bijvoorbeeld betrokken worden bij het bepalen van kwaliteitsindicatoren (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017). 3.2 Verschillende niveaus van participatie De verschillende vormen van cliëntenparticipatie worden weergegeven in de onderstaande participatieladder. Hierbij worden er vijf verschillende vormen benoemd. Hoe hoger op de ladder, hoe meer de regie bij de cliënt zal liggen en hoe groter de actieve inbreng is in het initiatief nemen van de cliënt. Hoe hoger op de ladder, wil daarmee niet zeggen dat het beter is. Het is vooral belangrijk dat men een niveau kiest dat het dichtst bij de behoeften van de cliënten aanleunt. De ladder geeft ons meer inzicht in de verschillende vormen en intensiteit van participatie. Het geeft ons geen waardeoordeel over de participatie. Op deze manier kan de cliënt waarnemen wat zijn betrokkenheid en invloed is (CBO, 2013). Verschillende niveaus: - Informeren De cliënt wordt op de hoogte gehouden en op een correcte manier geïnformeerd. Op dit niveau leggen de hulpverleners wel de focus op de participatie van de cliënten, maar er is nog geen sprake van actieve betrokkenheid. De cliënt heeft op die manier betrouwbare informatie tot zijn of haar beschikking (CBO, 2013). - Raadplegen/consulteren De professional heeft de regie in handen en bepaalt wat er gebeurt. Hij gaat wel op zoek naar de mening van de cliënt. De cliënt wordt gezien als actieve gesprekspartner, maar de professional verbindt zich niet direct aan de resultaten uit de gesprekken en bepaalt nog steeds de agenda (CBO, 2013). - Adviseren De focus hier ligt op de mening van de cliënt. De voorstellen en ideeën van de cliënt worden gehoord en de professional verbindt in deze trede wel de resultaten. De uiteindelijke besluitvorming ligt bij de hulpverlener die dus kan afwijken van het oordeel van de cliënt (CBO, 2013). 13

23 - Partnerschap Er heerst een gelijkwaardige samenwerking en gezamenlijke besluitvorming tussen hulpverlener en cliënt. Beide partijen gaan samen kijken waarover zal gesproken worden. Hierbij verbindt de hulpverlener zich aan de uitkomsten van deze gesprekken en beslist de cliënt mee (CBO, 2013). - Regie bij de cliënt De gemeenschap bepaalt de doelen en prioriteiten van een activiteit of organisatie. De regie komt hoofdzakelijk bij de cliënt te liggen. De rol die de hulpverlener zal opnemen zal vooral gericht zijn in het bieden van ondersteuning en het geven van advies (CBO, 2013). Figuur 1: Participatieladder (CBO, 2013) 4. Link met ergotherapie 4.1 Rol van de ergotherapeut Ergotherapie is een discipline waarbij men de focus legt op de cliëntgecentreerde benadering en het dagelijks handelen. In 1983 publiceerde men in Canada de eerste richtlijn rond deze benadering. Het cliëntgecentreerd werken kreeg zijn vorm door de humanistische psycholoog, Carl Rogers. Men primeert de term cliënt boven patiënt omdat de term cliënt actieve participatie en de samenwerkende relatie, waar dialoog centraal staat, impliceert. Binnen deze therapeutische relatie staat echtheid, transparantie en authentiek zijn centraal (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017). Het cliëntgecentreerd werken werd gedefinieerd als een samenwerking waar de autonomie van de cliënt wordt gerespecteerd. Participatie wordt hierbij gebruikt als middel om de cliëntgerichte benadering mogelijk te maken. Daarnaast helpt actieve participatie de cliënt een 14

24 identiteit te creëren en werkt het bevorderend voor hun welbevinden (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017). Ergotherapeuten pleiten voor en werken samen met de cliënt om hun doelen te bereiken en erkennen hierbij de kennis en ervaring van de cliënt. Het begrip shared decision making klinkt dan ook als muziek in de oren voor de ergotherapeuten. Bij deze interventie wordt de nadruk gelegd op gelijkwaardigheid die voortvloeit uit het overdragen van macht aan de cliënt. Op deze manier ontstaat er partnerschap tussen de hulpverlener en de cliënt. Dit wil zeggen dat tijdens de interactie tussen ergotherapeuten en cliënten perspectieven worden uitgewisseld waardoor ervaring en kennis van beide partijen samenkomen. Op basis van deze samenwerking, worden er in een open communicatie beslissingen genomen. Om de kwaliteit van deze beslissingen te waarborgen is een goede vertrouwensrelatie tussen de ergotherapeut en de cliënt van belang. De ergotherapeut biedt keuzes aan de cliënt. Die moet er op zijn beurt op vertrouwen dat de therapeut de keuzes kan mogelijk maken (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017). Het is wetenschappelijk bewezen dat de cliënten hierdoor beter geïnformeerd zijn en zich meer bewust zijn van de voor- en nadelen van bepaalde keuzes. De tevredenheid onder de cliënten zal stijgen en ze twijfelen minder vaak over de keuzes die ze maken (le Granse, van Hartingsveldt & Kinébanian, 2017). Toch beweert Hammell dat de theorie rond cliëntgecentreerd werken te weinig is opgemaakt in samenspraak met de cliënten. Wat er toe leidt dat het niet altijd terug te zien is in de praktijk (Hammell, 2013). 4.2 Resultaten vanuit wetenschappelijk onderzoek Een studie van Kjellberg geeft aan dat participatie gebruikt wordt als doel van de behandeling, maar ook een indicatie geeft van de mate van cliëntgecentreerd werken van de ergotherapeut. Het doel van deze studie was om het niveau van participatie tijdens ergotherapeutische activiteiten te achterhalen. De vragenlijsten werden specifiek afgenomen bij ergotherapeuten die werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg. Uit deze vragenlijsten kwam naar voor dat ongeveer 87% van de ergotherapeuten participatie van de cliënten als zeer belangrijk acht en dat zelfs 72% de cliëntenparticipatie nog wil verhogen omdat dit binnen de voorzieningen nog te beperkt aanwezig is (Kjellberg, Kåhlin, Haglund & Taylor, 2012). Daarnaast kwam ook naar voor dat men wil streven naar volledige onafhankelijkheid van de cliënt binnen de ergotherapeutische activiteiten. De ergotherapeuten gingen hierbij niet volledig akkoord en stelden vast wanneer ze cliëntgecentreerd te werk gaan zij geen volledige afhankelijkheid nastreven, maar onderlinge afhankelijkheid toepassen (Kjellberg, Kåhlin, Haglund & Taylor, 2012). Participatie wordt gedefinieerd als het vermogen van de cliënten om problemen en doelstellingen te definiëren. Hierbij wordt participatie ingezet als middel om te komen tot de cliëntgecentreerde benadering. Dat is een term die in de hedendaagse visie van de ergotherapie centraal staat. Verschillende studies geven aan dat de therapeuten nog te weinig inzicht hebben in de wensen van de cliënten waardoor deze nog te weinig betrokken worden in het proces van de therapie. Daarnaast brengt men in de literatuur verscheidene belemmeringen van participatie van de cliënt naar voor. De meest voorkomende belemmeringen zijn dat de cliënten de capaciteiten niet bezitten om te participeren. Oorzaken hiervoor zijn hun beperking, de financiële en organisatorische problemen binnen de 15

25 instellingen en het gebrek aan kennis van de cliënt over het probleem en hoe ze het kunnen oplossen. Tot slot geeft men ook weer dat er in de toekomst niet enkel mag gekeken worden naar de perspectieven van de ergotherapeuten, maar ook naar de perspectieven van de cliënten als men spreekt over cliëntenparticipatie (Kjellberg, Kåhlin, Haglund & Taylor, 2012). 5. Link met systematisch rehabilitatiegericht handelen Binnen PC Sint-Amandus is men sterk bezig met het systematisch rehabilitatiegericht handelen (SRH). Deze methodiek is ongeveer 15 jaar geleden ontstaan vanuit langdurige hulpverlening in woonvoorzieningen. Het kende zijn oorsprong in de praktijk van het beschermd wonen, maar werd later uitgebreid naar psychiatrische ziekenhuizen, dagactiviteitencentra en in de ambulante zorg (Wilken & van Mauriek, 2016). Bij rehabilitatie gaat het in de eerste plaats om de cliënt te benaderen als mens. Hierbij wordt de nadruk niet gelegd op de beperkingen, maar op de capaciteiten en mogelijkheden. De wensen en behoeften van de cliënt staan hierbij centraal. Door samen met de cliënt te streven naar het behalen van de vooropgestelde doelstellingen verhoog je de kwaliteit van leven. De laatste jaren ligt de nadruk meer op het ondersteunen van de cliënt in zijn herstelproces. Een ander aspect van herstel dat de laatste jaren naar voor is gekomen is het maatschappelijk herstel. Het gaat dan om activiteiten die gericht zijn op het vervullen van de sociale rollen binnen de maatschappij (Wilken & van Mauriek, 2016). In het rehabilitatiemodel maakt de ongelijkwaardigheid tussen de professional en cliënt plaats voor gelijkwaardigheid en samenwerking. De hulpverlener stelt hierbij de ervaringskennis van de cliënt centraal. Op die manier kan de hulpverlener gepaste begeleiding bieden aan de cliënt zodat de belemmeringen reduceren en de mogelijkheden en wensen worden ontwikkeld. Naast de wensen, wordt ook de psychosociale kwetsbaarheid in kaart gebracht. Hierbij wordt de omgeving geëvalueerd op fysieke en sociale aspecten. Deze integrale benadering is gericht op zowel de cliënt als zijn omgeving met als doel die zo kwalitatief mogelijk te maken (Wilken & van Mauriek, 2016). Op sociaal-maatschappelijk niveau wordt er gewerkt aan socialisering van de cliënten. Daarnaast is zingeving, iets betekenen voor anderen, hierbij een bevorderende factor. Deze fase tot herstel kan pas uitgevoerd worden wanneer de cliënten grotendeels de gebeurtenissen in hun leven hebben verwerkt en de huidige situatie hebben geaccepteerd (Wilken & van Mauriek, 2016). De cliënten voelen zich het beste ondersteund als de hulpverlener een houding aanneemt van gelijkwaardigheid, partnerschap, begrip, acceptatie en empathie. Bij mensen met psychische kwetsbaarheid richt men zich op stabilisatie maar tegelijkertijd wordt er gewerkt aan reintegratie. In het SRH wordt de relatie met de cliënt als uitgangspunt gezien. Het is dus van groot belang dat jij als hulpverlener een vertrouwensrelatie opbouwt met je cliënt. Het SRH vormt handvaten om de cliënt op een goede manier te kunnen begeleiden (Wilken & van Mauriek, 2016). 16

26 6. Beschrijving stageplaats 6.1 Psychiatrisch Centrum Sint-Amandus Het is van belang om te weten dat PC Sint-Amandus slechts een schakel is in een breder netwerk van voorzieningen van de geestelijke gezondheidszorg. Binnen deze organisatie ziet men de cliënt als een mens met veel facetten. Dit brengt een bepaalde organisatorische structuur met zich mee. De complexiteit maakt het noodzakelijk om samen te werken als een multidisciplinair team. Op deze manier kan elke discipline zijn visie rond de cliënt naar voor brengen. Het kernteam stuurt het interdisciplinair team. Dergelijk kernteam staat in voor het dagelijks bestuur van de afdeling. Het afdelingshoofd is de eindverantwoordelijke voor de zorgorganisatie. De therapeutische coördinator heeft een zorginhoudelijke opdracht die discipline overschrijdend is en de beleidspsychiater bepaalt in samenspraak met de andere kernteamleden het hele behandelprogramma. De zorg voor de cliënten is vooral de taak van de verpleging die instaat voor de 24-uurszorg. Daarnaast heb je de vakgroepen die bestaan uit leden van één beroepsdiscipline. Zij zorgen voor een meerwaarde aan de teamwerking (PC Sint-Amandus, 2019). 6.2 De Lichter De lichter is een onderdeel van het algemeen centraal aanbod en bestaat uit verschillende deelwerkingen, zoals: - Ergocentraal: werkateliers en interne jobwerking - Dienst vrije tijd: de vleugel - Hippotherapie: therapeutische interventies door middel van paarden - Logopedie - Open ateljee - Open creatief atelier (keramiek) - Beeldende creatieve therapie - Houtatelier - Fietsenatelier - Vrijwilligerswerk: buddy werking, stallen van de paarden kuisen - Facilitaire opdrachten: onder begeleiding van een ergotherapeut werken op het domein uitvoeren. - AMPS: vier ergotherapeuten van PC Sint-Amandus zijn hierin gespecialiseerd en kunnen ingezet worden om dit assessment bij de cliënten in kwestie af te nemen. 6.3 Beschrijving van de werkateliers De werkateliers bevinden zich binnen de Lichter. De ergotherapeuten nemen er een herstelgerichte houding aan en er wordt cliëntgericht te werk gegaan. Vanuit praktijkgerichte ervaring op de stage, is naar voor gekomen dat de ergotherapeuten binnen de werkateliers op beperkte wijze bezig zijn met cliëntenparticipatie. Binnen de participatieladder bevinden de ergotherapeuten zich vooral op het eerste niveau, informeren. Men gaat alle aankondigingen ophangen aan het prikbord aan de ingang. Op die manier worden de cliënten op de hoogte gehouden van bijvoorbeeld eventuele sluitingsdagen en activiteiten die doorgaan op de dienst vrije tijd namelijk de vleugel. 17

27 Bij het opstellen van de doelen en weekschema tijdens het kennismakingsgesprek van de werkateliers bevinden de ergotherapeuten zich op het niveau tussen adviseren en partnerschap. De ergotherapeuten proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de wil van de cliënt, maar kunnen omwille van praktische redenen, zoals gebrek aan tijd en ruimte, niet altijd voldoen aan de behoeften en de wensen van de cliënt. De doelgroep binnen de werkateliers is zeer divers. De cliënten komen van de verschillende behandelafdelingen, maar ook cliënten van het dagcentrum of psychiatrisch verzorgingstehuis komen hier naartoe. Door het aanbieden van de verschillende werken, kan de cliënt ontdekken waar zijn/ haar interesses en mogelijkheden liggen. Indien het noodzakelijk is wordt de cliënt begeleid in het uitvoeren van de taak zodat men later zelfstandig de taak kan volbrengen. Waar nodig kunnen aanpassingen gedaan worden aan de werkomgeving en/of er worden hulpmiddelen of het opsplitsen in deelhandelingen aangeboden. Het werk dat men daar levert, wordt grotendeels aangestuurd door externe firma s. De cliënten krijgen bij het uitvoeren van de taak een wekelijkse kleine vergoeding, verrekend op basis van de aanwezige dagdelen. Het aanbieden van deze werksituatie kan ook bevorderend werken voor de sociale contacten en betere levenskwaliteit. De werkateliers bieden een arbeidsmatig aanbod aan in een zorggerelateerde omgeving. Er zijn twee verschillende uitgangspunten. Men kan streven naar een arbeidsrehabilitatietraject of naar activering en zinvolle dagbesteding Arbeidsrehabilitatietraject Korte omschrijving: Dit aanbod wordt ingezet als middel voor het aanbieden, aanhouden of aanleren van een structuur. Daarnaast streeft men naar herstel, behoud of uitbreiding van arbeidsvaardigheden en arbeidsattitudes met een eventueel doel tot (her)integratie binnen de arbeidsmatige context. Dit kan bijvoorbeeld een maatwerkbedrijf zijn, maar ook vrijwilligerswerk en reguliere tewerkstellingen kunnen een doel zijn. Wanneer een cliënt beroep doet op de werkateliers in kader van arbeidsrehabilitatietraject wordt steeds een arbeidshulpvraag geformuleerd. Deze staat gedurende het volledige traject van de cliënt centraal (PC Sint-Amandus, 2019). Indicatie voor het aanbod: Vroeg na de opname, kan arbeid een plaats krijgen in het traject van de cliënt. Het aanbod kan bijdragen tot het verder verhelderen van de arbeidshulpvraag. Binnen de werkateliers wordt er onder andere gewerkt aan: - motorische vaardigheden: fijne en grove motoriek (PC Sint-Amandus) - cognitieve vaardigheden: aandacht, concentratie probleemoplossend vermogen.. (PC Sint-Amandus) - sociale vaardigheden: assertiviteit, contact nemen met andere cliënten.. (PC Sint- Amandus) - werkuitvoeringsvaardigheden: uithoudingsvermogen, zelfstandigheid, stiptheid, zorgvuldigheid, omgaan met afspraken en regels (PC Sint-Amandus) 18

28 - communicatieve vaardigheden: lezen en schrijven, verbale en non-verbale communicatie (PC Sint-Amandus) Activering en zinvolle dagbesteding Korte omschrijving: Semi-industrieel werk wordt ingezet met oog op activering, het aanbieden, aanhouden of aanleren van structuur en een zinvolle dagbesteding. Afhankelijk van de mogelijkheden van de cliënt kan ook binnen dit aspect aandacht zijn voor herstel, behoud of uitbreiding van arbeidsvaardigheden en -attitudes. Hierbij wordt er gestreefd naar het opnemen van sociale contacten. Dit kan bijdragen tot een betere levenskwaliteit (PC Sint-Amandus). Indicatie voor het aanbod: Het aanbod kan zinvol zijn in kader van activering, zinvolle dagbesteding, structuur, het opnemen van sociale contacten en een betere levenskwaliteit (zelfbeeld, het opnemen van rollen, status..). Er wordt nauwelijks tot geen druk gelegd op de prestaties van de cliënt (PC Sint-Amandus, 2019). 6.4 Verschillende fases van traject cliënt De werkateliers zijn slechts een deel van het overkoepelende behandelplan van de cliënten. De werkateliers op zich vormen een therapie voor de cliënten. Onderstaand traject is dan ook alleen van toepassing op de werkateliers van PC Sint-Amandus. Kennismakingsgesprek Tussentijdse evaluatie Informatie krijgen Doelen opstellen Afrondingsgesprek Figuur 2: Traject van de cliënten binnen de werkateliers Informatie krijgen Met informatie krijgen wordt de eerste stap in hun traject bedoeld. Hierbij worden de cliënten ingelicht over de mogelijke therapievormen die ze kunnen volgen doorheen hun traject in het centrum. Eén van deze vormen zijn de werkateliers. Dit wordt vernoemd als aanbod. 19

29 6.4.2 Kennismakingsgesprek Wanneer men kiest voor de werkateliers, wordt er in samenspraak met de cliënt op de afdeling, binnen het interdisciplinair team een arbeidshulpvraag opgesteld. Daarbij aansluitend worden de doelstellingen besproken. Binnen de afdeling wordt een contactpersoon aangesteld, idealiter een ergotherapeut. Samen met de cliënt wordt er een aanvraagformulier opgesteld. Eens dit tot stand is gekomen, wordt de cliënt in contact gebracht met de werkateliers. Binnen de werkateliers wordt er in team besproken wie de cliënt verder zal begeleiden in zijn traject doorheen de werkateliers. Daarna zal er een kennismakingsgesprek plaatsvinden in de werkateliers waar de verantwoordelijke ergotherapeut samen met de cliënt dit formulier zal invullen. Hierin zitten verschillende zaken vervat: - Persoonlijke gegevens - Zelfredzaamheid: vroegere opleidingen, fysieke klachten - Productiviteit: beroep, vroegere ervaring met de werkateliers, verwachtingen.. - Vrije tijd: hobby s, zinvolle dagbesteding, wat voor de cliënt belangrijk is/ waarden en normen - Therapieplan werkateliers: beslissing welke dagdelen de cliënt zal komen, hulpvraag, doelstellingen, volgtherapeut Deze beslissingen worden genomen in samenspraak met de contactpersoon van het interdisciplinair team Doelen opstellen Dit aspect zit deels vervat in het kennismakingsgesprek. De doelstellingen worden vanuit de afdeling samen met de cliënt besproken. Binnen het kennismakingsgesprek worden de doelen nogmaals aangehaald en specifieker gemaakt met de verantwoordelijke ergotherapeut van de cliënt binnen de werkateliers. Deze doelstellingen worden genoteerd op het vooropgestelde kennismakingsformulier en in het dossier van de cliënt opgenomen Evaluatiemomenten Met de evaluatiemomenten wordt bedoeld dat de cliënt, samen met de afdeling en met de verantwoordelijke ergotherapeut vanuit de werkateliers rond de tafel zit om bijvoorbeeld de evolutie in het behalen van de doelstellingen, eventuele aanpassingen in het weekschema, uitbreiding naar de werkateliers of juist minder komen naar de werkateliers... te bespreken. Er wordt eveneens getoetst naar het welbevinden van de cliënt binnen de werkateliers en of hij/zij graag deelneemt aan de activiteiten. Er wordt een evaluatieverslag gemaakt op vraag van het interdisciplinair team. Indien gewenst kan deze besproken worden samen met de cliënt. Dit verslag kan geraadpleegd worden in het elektronisch dossier van de cliënt Afrondingsgesprek Hiermee wordt het gesprek bedoeld dat gepland wordt in kader van ontslag van een cliënt. Hierbij verlaat de cliënt het centrum en dus ook de werkateliers. In dit gesprek wordt nagegaan welke stappen de cliënt verder kan ondernemen in het kader van rehabilitatie. Daarnaast wordt ook gekeken op welke manier de cliënt zijn traject doorheen de werkateliers heeft ervaren. Het 20

30 is aangeraden dat alle disciplines hiervan tijdig op de hoogte zijn. Een eindevaluatie wordt overgemaakt aan het interdisciplinair team via het elektronisch dossier van de cliënt. Het afrondingsgesprek vindt plaats tussen de verantwoordelijke ergotherapeut en de cliënt. 7. Beschrijving doelgroep De doelgroep binnen de werkateliers in PC Sint-Amandus is zeer verscheiden. Men komt van verschillende behandelafdelingen, maar hebben één aspect gemeen, het zijn cliënten met een psychische kwetsbaarheid. De werkateliers richten zich tot mensen met een psychische kwetsbaarheid (gestabiliseerde langdurige psychiatrische problematiek) die omwille van hun sociale en/of psychische problemen de reguliere arbeidssituatie niet meer kunnen bereiken. De cliënten komen naar de werkateliers vanuit de verschillende behandelafdelingen, aanwezig in het centrum. De cliënten kunnen pas gebruik maken van het aanbod binnen de werkateliers als zij een specifieke arbeidshulpvraag hebben. Dit kan gaan van nood aan een arbeidsmatige activiteit en/of zinvolle dagbesteding tot aanvraag van een arbeidstrajectmatig aanbod. Deze hulpvraag wordt samen met de cliënt en het multidisciplinair team binnen de afdeling opgemaakt en verder gespecificeerd tijdens het kennismakingsgesprek met een ergotherapeut binnen de werkateliers. In volgende paragraaf zullen de doelgroepen besproken worden die deelnemen aan arbeid binnen de werkateliers en die daarnaast ook deelnemen aan de vragenlijst en de focusgroepen. 7.1 Crisiszorg De CAAI De CAAI is een gesloten crisisafdeling voor intensieve behandeling. Binnen deze afdeling probeert men de problematiek te stabiliseren en vastgelopen therapeutische processen te deblokkeren. Het multidisciplinair team stelt een individueel zorgtraject op waarbij gestreefd wordt naar een maximaal herstel op de diverse levensdomeinen (PC Sint-Amandus, 2019) Crisisinterventie De afdeling crisisinterventie biedt hulp aan volwassenen die in een acute psychosociale nood verkeren en die dringende psychiatrische hulp nodig hebben. Men komt terecht op de crisisafdeling via overleg met een verwijzer, opname op vrijwillige basis of via gedwongen opname. Als men de crisisafdeling verlaat, wordt verdere behandeling binnen PC Sint- Amandus of door een externe zorgpartner noodzakelijk geacht (PC Sint-Amandus, 2019). 21

31 7.2 Verslavingszorg De Oever richt zich tot volwassenen met een alcohol-, medicatie-, en/of drugverslaving. Op deze afdeling verblijven cliënten met een open of gesloten behandelingssysteem. Binnen deze afdeling is volledige hospitalisatie, daghospitalisatie en nazorg mogelijk. Deze nazorg kan in groep of individueel. De doelstelling binnen deze afdeling is om nuchter en clean te blijven (PC Sint-Amandus, 2019). 7.3 Psycho-organische zorg Wegwijs 1 Wegwijs 1 is een afdeling die zich focust op de opname, observatie, diagnosestelling en behandeling van volwassenen met een aantoonbaar niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Cliënten tussen jaar, waarbij reguliere instellingen geen behandeling kunnen bieden voor hun gedrags- en/of psychiatrische problemen verblijven hier. Deze afdeling stelt zich ook open voor personen met de ziekte van Huntington (PC Sint-Amandus, 2019). De behandeling richt zich op herstel van het functioneren op gebied van lichamelijke, psychische en psychosociale klachten (relatie, werk, wonen) met als doel de activiteiten van het dagelijks leven terug op te nemen ondanks de beperkingen (PC Sint-Amandus, 2019) Wegwijs 2 Wegwijs 2 is een afdeling die werkt met cliënten met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) door langdurig alcoholgebruik. De cliënten ervaren stoornissen in het geheugen, op vlak van oriëntatie in tijd en ruimte en op het plannen en organiseren van activiteiten op diverse levensdomeinen (wonen, werk, vrije tijd en sociale relaties) (PC Sint-Amandus, 2019). 7.4 Psychosezorg De Stroom De Stroom is een halfopen afdeling die zich focust op mensen met een psychotische kwetsbaarheid. De cliënten die er verblijven hebben reeds een langdurig traject achter de rug binnen de geestelijke gezondheidszorg en ondervinden nog steeds ernstige beperkingen. Binnen deze afdeling wordt ondersteuning verleend bij herstel. Hierbij wordt er vertrokken vanuit de mens met zijn mogelijkheden en capaciteiten, rekening houdend met hun kwetsbaarheden. Samen met de cliënt wordt er gestreefd naar een verbeterde levenskwaliteit en wordt er gekeken om andere rollen op te nemen buiten de cliëntenrol. Dit op vlak van wonen, werken, leren en vrije tijd binnen een omgeving naar keuze (PC Sint-Amandus, 2019). 22

32 7.4.2 De Bron De Bron is een opname- en behandelafdeling voor mensen met een psychotische kwetsbaarheid en/ of met verwante persoonlijkheidsstoornisproblematiek. De afdeling bestaat uit een open en gesloten deel. Daarnaast zijn er ook enkele plaatsen voorzien voor dagtherapie. Binnen deze afdeling staan de begrippen ruimte en houvast centraal. Dit realiseert men door de cliënt te ondersteunen en regelmaat te creëren binnen de afdeling. Om deze twee pijlers nog wat extra te beogen zijn respect en integriteit hierbij belangrijke aansluitende begrippen. Deze afdeling zorgt er voor dat de cliënten ruimte hebben om hun eigen mening te uiten, eigen verlangens te ontwikkelen en investeren in het leven buiten het ziekenhuis (PC Sint-Amandus, 2019). 7.5 Gerontopsychiatrische zorg Oase 1 Oase 1 richt zich tot 65-plussers bij wie op latere leeftijd een psychiatrische problematiek van functionele en/ of psycho-organische aard is opgetreden. Het gaat hier voornamelijk over cliënten die, tijdelijk omwille van hun problematiek, niet langer in hun vertrouwde omgeving functioneren en voor wie psychiatrische hulp aangewezen is. Een opname kan gaan van enkele weken tot enkele maanden. Als na opname wordt aangeraden om nog beroep te doen op therapeutische omkadering, bestaat de mogelijkheid om deel te nemen aan daghospitalisatie (PC Sint-Amandus, 2019) Oase 2 Oase 2 is gericht op cliënten vanuit Oase 1 die nood hebben aan een middellange tot langdurige interdisciplinaire psychiatrische behandeling en begeleiding. Deze opnames kunnen een tijd duren, maar hebben allemaal een tijdelijk karakter. Daarnaast heeft de afdeling ook een behandel- en begeleidingsfunctie voor chronisch psychiatrische cliënten afkomstig uit andere afdelingen van het centrum die meer aansluiten bij de gerontopsychiatrische populatie (PC Sint-Amandus, 2019). 7.6 Sociaal psychiatrische zorg Het Dagcentrum Volwassenen met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek kunnen terecht in het dagcentrum. Hier krijgen ze langdurige, ondersteunende en gestructureerde begeleiding. Men kan 1 tot 5 dagen per week komen. Het vormt de schakel tussen langdurige hulpverlening en normale woon- en leefsituatie. Voor iedere cliënt wordt een geïndividualiseerd traject opgesteld. Het activiteitenaanbod binnen het dagcentrum is gericht op 3 pijlers: ontmoeten, activeren en ondersteunen. In hun traject is het de bedoeling dat de cliënten zoveel mogelijk de regie over hun eigen leven hebben. Vanuit deze visie werken we rond empowerment en herstel. Dit betekent dat we de cliënt niet gaan benaderen als iemand met psychiatrische 23

33 beperkingen, maar als een persoon met sterktes, capaciteiten en mogelijkheden (PC Sint- Amandus, 2019) De Link De Link is een open ziekenhuisafdeling die zich richt tot cliënten die vanuit verschillende opname- en behandelafdelingen van het ziekenhuis doorverwezen worden. De afdeling richt zich niet specifiek op één psychiatrische problematiek. Het team van De Link bereidt de cliënten voor op een woonvorm. Dat kan een psychiatrisch verzorgingstehuis of een rust- en verzorgingstehuis zijn. Men streeft naar het bewaren van stabiliteit bij de cliënten. De klemtoon zal hier liggen op ondersteunende zorg en begeleiding in plaats van behandeling. Kernbegrippen binnen deze afdeling zijn: huiselijkheid, contact en een goed evenwicht tussen rust en zinvolle dagbesteding (PC Sint-Amandus, 2019) De Loot De Loot vormt samen met het psychiatrsich verzorgingstehuis (PVT) De Ent de cluster 'PVT psychiatrische zorg'. Het is een afdeling voor volwassenen en ouderen met een chronische gestabiliseerde psychiatrische problematiek die nood hebben aan permanente ondersteuning en begeleiding binnen het dagelijks functioneren. Deze cliënten komen (nog) niet in aanmerking voor een woonzorgcentrum (PC Sint-Amandus, 2019). 7.7 Psychomentale zorg De Palissant De Palissant is een semi-open opname- en behandelafdeling die zich richt tot volwassenen met een licht tot matige verstandelijke beperking en een bijkomende psychiatrische en/ of gedragsproblematiek. Binnen deze afdeling worden er verschillende therapieën aangeboden zoals: tuintherapie, creatieve therapie, kooktherapie, semi-industrieel werk, ADL, psychomotore therapie... In samenspraak met de cliënt, het interdisciplinair team en de persoonlijke begeleiders wordt een individueel behandelplan opgemaakt. Naast het therapeutisch aspect is het bieden van een veilige omgeving, structuur en nabijheid essentieel binnen deze afdeling (PC Sint-Amandus, 2019) De Knop De Knop is gericht tot mensen met een licht tot matig verstandelijke beperking met daarbij horende gedrags- en/ of psychiatrische stoornissen. Men biedt ondersteuning aan mensen die door hun emotionele, psychische en cognitieve beperking geen plaats vinden binnen het regulier circuit of baat hebben met blijvende psychiatrische ondersteuning. De Knop wordt ingedeeld in drie leefgroepen die zich elk afzonderlijk richten op verschillende doelen. Gemeenschappelijke aspecten binnen deze afdeling zijn het behandelteam en de ontwikkelings- en belevingsgerichte visie. Ondersteuning en optimalisatie van de kwaliteit van 24

34 leven van de bewoner staat voorop. Ieder individu krijgt de zorg op maat die hij/ zij nodig heeft. Op die manier krijgt elke bewoner een individueel programma (PC Sint-Amandus, 2019). 8. Bestaande methodieken in literatuur 8.1 Focusgroepen Een focusgroep is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij er in een groepsgesprek opvattingen en perspectieven aan cliënten worden bevraagd over een gemeenschappelijk aspect. Bij een focusgroep stelt de moderator open vragen en is de dataverzameling datgeen wat de participanten naar voor brengen. Binnen dit gesprek wisselen de cliënten verschillende ervaringen en ideeën met elkaar uit en is er ruimte om hierover met elkaar in discussie te treden. Deze methodiek kan gezien worden als een combinatie van een interview en discussie. Binnen de participatieladder bevinden de focusgroepen zich tussen de niveaus adviseren en partnerschap [PowerPoint Hogeschool Gent]. Net als andere methodieken heeft ook het houden van een focusgroep zijn voor- en nadelen. Zo bereik je met een focusgroep meerdere mensen tegelijk en verzamel je op die manier snel heel wat informatie. Door samen met de cliënten in gesprek te gaan, kan er dieper ingegaan worden op de standpunten of antwoorden die gegeven worden. Door aan de slag te gaan met een heterogene groep, kan dit een drempel vormen voor de participanten. Hierdoor kunnen dominante karakters, de minder dominante cliënten op de achtergrond duwen waardoor men zich minder comfortabel voelt binnen de groep. Als moderator is het belangrijk om de controle te houden over de groep en de groep te stimuleren om hun mening te delen met de anderen [PowerPoint Hogeschool Gent]. Om een focusgroep te organiseren, moet men verschillende stappen doorlopen. 1. Voorbereiding - Baken je onderwerp af - Stel je team samen - Selecteer je deelnemers - Bepaal het tijdstip en de locatie - Bereid je documenten voor - Bepaal op voorhand hoe je de ingewonnen informatie zal analyseren 2. Uitvoering - Zorg dat alles in orde is voor je start met de focusgroep - Ontvang de deelnemers - Geef een korte duiding van wat er zal komen en wat er van de cliënten verwacht wordt - Het eigenlijke gesprek 3. Verwerking - Nabespreking met de ergotherapeuten - Uittypen van alle verworven informatie - De gegevens ordenen en structureren 25

35 8.2 Cliënttevredenheidsmetingen Met deze methodiek, kan men heel wat feedback en informatie over de verleende en ervaren zorg ontvangen. Daarnaast kan men hiermee een grote groep cliënten bereiken. Hieronder zijn 3 mogelijke manieren opgesomd om de cliënten te bevragen. Binnen de participatieladder bevinden we ons hier op het niveau raadplegen Consumer quality index (CQI) Dit is een gestandaardiseerde methodiek voor het meten, analyseren en rapporteren van de ervaringen van cliënten die langdurige zorg ontvangen. Kwaliteit van de zorg betekent niet alleen voldoen aan de regels en de richtlijnen van de overheid, maar men moet hierbij ook rekening houden met de wensen en verwachtingen van cliënten (Vilans, 2014). Een specifiek kenmerk is dat de cliënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars betrokken worden bij het ontwikkelen van een CQI instrument. Men baseert zich niet op de tevredenheid van de cliënten over bepaalde zaken, maar men richt zich tot concrete ervaringen. De bedoeling achter de consumer quality index is om de transparantie te bevorderen van de prestaties van de zorgaanbieders en zorgverzekeraars vanuit het cliëntenperspectief. De zorgverleners verkrijgen deze informatie om voor een bepaald aspect een verbetertraject te kunnen opstarten (Delnoij & Hendriks, 2008) De thermometer De thermometer is een beknopt instrument waarmee instellingen in de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg kunnen onderzoeken op welke manier de cliënten de aangeboden zorg waarderen. Daarnaast kan men, door gebruik te maken van dit instrument, vergelijkingen maken met andere organisaties binnen dezelfde sector. Deze methodiek is specifiek geschikt voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. Met deze methodiek vindt er een raadpleging plaats van de cliënten. De vraagstelling is gericht op twee doeleinden: - Hoe waarderen cliënten de aangeboden zorg? - Hoe goed scoort de eigen instelling wat dit aspect betreft in vergelijking met collega instellingen? Het is een instrument dat instellingen aanwijzingen geeft op welke punten zij intern kunnen verbeteren. Deze methodiek bevat 16 vragen verdeeld over vier thema's. Bij de laatste vraag moet men een score op 10 geven. De thermometer sluit daarnaast af met twee open vragen. De thema s binnen deze methodiek zijn: Waardering over: De verstrekte informatie (3 vragen) De mogelijkheid van inspraak (3 vragen) De hulpverlener (4 vragen) Het resultaat van de zorg (6 vragen) De scores van de methode zijn eenvoudig te achterhalen. De antwoordmogelijkheden zijn ja, nee, ik weet het niet en niet van toepassing. Wanneer de antwoorden ja de bovenhand nemen, betekent dit dat de zorg als positief wordt ervaren. De antwoordkeuze nee betekent dat er nog zaken kunnen verbeterd worden (Movisie, 2009). 26

36 8.2.3 Schriftelijke vragenlijsten Een vragenlijst is een methode waarmee men met bepaalde vragen informatie wil verzamelen om tot een bepaald doel te komen. Daarnaast kan een vragenlijst ook gebruikt worden als evaluatieformulier. Door de vragenlijsten schriftelijk af te nemen kan er op een snelle manier veel informatie verzameld worden [PowerPoint Hogeschool Gent]. 8.3 Spiegelgesprekken Dit is een gesprek waarbij zowel de cliënten als de hulpverleners aanwezig zijn. Er wordt feedback en informatie gegeven over de verleende en ervaren zorg. Het gesprek wordt geleid door een onafhankelijke gespreksleider. Rond de cliënten zit een groep van relevante hulpverleners. Binnen het gesprek bespreken de deelnemers hun ervaringen over de ontvangen zorg. De hulpverleners kunnen alvorens het gesprek plaatsvindt, vragen of onderwerpen doorgeven waarvan ze willen dat die besproken worden. Tijdens het gesprek mogen zij alleen maar luisteren naar wat de cliënten vertellen. Op het einde van het gesprek mogen zij wel vragen stellen om bepaalde antwoorden te verduidelijken. Deze vraagstelling mag niet leiden tot een discussie met de cliënten. Daarnaast kunnen ook de cliënten vragen stellen aan de hulpverleners (Vilans, 2014). Idealiter vindt het gesprek op regelmatige basis plaats, bijvoorbeeld jaarlijks. Deze methodiek is bruikbaar voor een afdeling en tijdens een multidisciplinair zorgproces. Aan de hand van dit gesprek kunnen de hulpverleners meteen aan de slag met de verbeterpunten. Binnen de participatieladder bevinden we ons op het niveau adviseren (Vilans, 2014). 8.4 Groepscoaching Binnen deze methodiek wordt er krachtgericht te werk gegaan. De groepscoaching is gericht op de herstelvisie. Binnen deze methodiek wordt er een brainstormsfeer gecreëerd. Binnen deze methodiek bevinden we ons op het niveau adviseren. Alle vooropgestelde stappen moeten doorlopen worden. - Stap 0: Korte introductie van de verschillende stappen die zullen doorlopen worden. Hierbij begint men met een rondje succeservaringen (den Hollander & Wilken, 2017). - Stap 1: Korte omschrijving van de cliënt aan de hand van het Persoonlijk Krachtenprofiel. Hierbij wordt de cliënt beknopt geschetst met als doel een duidelijk beeld te krijgen van wie die persoon is (den Hollander & Wilken, 2017). - Stap 2: Doelen van de cliënt en de nodige hulp van de begeleider worden hier vaststgesteld. De groep kan hierbij verduidelijkende vragen stellen, waarbij het gaat om informatie verzamelen die helpt om de vraag te beantwoorden. Problemen uitgraven is hierbij niet de bedoeling (den Hollander & Wilken, 2017). - Stap 3: Wat is de huidige situatie en wat is al geprobeerd? Diegene die presenteert krijgt 1 à 2 minuten om een beschrijving te geven van de huidige situatie en over de stappen die al ondernomen zijn. Hierbij kan het Persoonlijk Plan of Ondersteuningsplan hulp bieden (den Hollander & Wilken, 2017). 27

37 - Stap 4: Welke verduidelijking wil het team ten aanzien van de krachteninventarisatie? Het persoonlijk krachtenprofiel wordt 2 tot 6 minuten individueel bekeken. Daarna krijgt de groep de kans om kort vragen te stellen om de zaken voor de inbrenger en cliënt te verduidelijken. Er mag hier geen advies verleend worden (den Hollander & Wilken, 2017). - Stap 5: Brainstormen over opties. Er wordt minuten gebrainstormd over ideeën. Het is de bedoeling dat er creatief en oplossingsgericht te werk gegaan wordt. De inbrenger schrijft de ideeën op, maar mag hierbij geen commentaar geven (den Hollander & Wilken, 2017). - Stap 6: Wat gaat de inbrenger (de cliënt die zijn verhaal doet) doen met de suggesties? De inbrenger geeft aan wat de eerstvolgende stappen in het proces zullen zijn. Het is de bedoeling om bij elk aspect de voor- en nadelen af te toetsen (den Hollander & Wilken, 2017). 8.5 Cliëntenpanel De mening, ervaring of wensen van de leden van een cliëntenpanel raadplegen over een actueel onderwerp. Om een cliëntenpanel op te starten, worden er groepen van deelnemers samengesteld. Dit kunnen cliënten of bewoners uit een instelling zijn, maar ook mantelzorgers of vrijwilligers kunnen geraadpleegd worden. De deelnemers kunnen op elk mogelijk moment bevraagd worden over een actueel onderwerp. Dit kan gebeuren via een schriftelijke vragenlijst, een interview, een gesprek of vragen per . Deze resultaten kunnen statistisch geanalyseerd worden. De privacy van de cliënten wordt behouden en de resultaten worden meegedeeld aan de cliënten. Deze methodiek bevindt zich binnen de participatieladder tussen de niveaus raadplegen en adviseren (Vilans, 2014). 9. Conclusie Cliëntenparticipatie is in de hedendaagse gezondheidszorg een centraal onderwerp. Er vindt een verschuiving plaats van het biomedisch model naar het burgerschapsmodel. Hierbij wordt de cliënt beschouwd als een persoon met capaciteiten en niet langer als iemand met beperkingen. De ergotherapeut speelt een grote rol binnen deze benadering. In de literatuur wordt beschreven dat cliëntenparticipatie een heel mooi gegeven is, maar enkele hiaten zoals organisatorische problemen, beperkte kennis van de cliënten over het onderwerp, kunnen deze participatie soms belemmeren. Het integreren van cliëntenparticipatie is niet zo evident zoals de theorie in dit werkpakket het omschrijft. In dit werkpakket werden enkele kritische bedenkingen, waar de ergotherapeuten binnen de voorziening moeten bij stilstaan, beschreven. Participatie kan plaatsvinden op drie verschillende domeinen namelijk micro-, meso- en macroniveau. Binnen deze bachelorproef zal er toegespitst worden op het microniveau. Er zal gekeken worden waar de noden liggen op vlak van inspraak binnen het traject dat de cliënten in de werkateliers doorlopen. De participatieladder is een mooie weergave van de verschillende niveaus waarop participatie zich kan ontplooien. De niveaus van de participatieladder zullen doorheen de bachelorproef verscheidene keren als referentie worden vermeld. Bij elke methodiek zal er verwezen worden op welk niveau we ons bevinden. Dit kan 28

38 voor de ergotherapeuten een houvast bieden om in de toekomst hun evolutie rond cliëntenparticipatie bij te houden. Binnen PC Sint-Amandus is men sterk bezig met cliëntenparticipatie. Om een beeld te krijgen over de verscheidene methodieken in de praktijk, zal een bevraging plaatsvinden met een ergotherapeut die deel uitmaakt van de werkgroep cliëntenparticipatie binnen het centrum. Deze methodieken kunnen ook een ondersteuning bieden in het integreren van cliëntenparticipatie binnen de werkateliers. De methodieken vanuit deze literatuurstudie zullen verder, als basis, gebruikt worden in deze bachelorproef. Binnen de werkateliers is het begrip cliëntenparticipatie bij de cliënten beperkt gekend. Hierdoor zal binnen deze bachelorproef eerder de nadruk liggen op het uitproberen van laagdrempelige methodieken. Door beroep te doen op verscheidene doelgroepen van de werkateliers zal het uitwerken van het eindproduct, de methodieken vanuit werkpakket 2, 3 en het onderwerp zelf, toegankelijker zijn voor alle cliënten. Na het uitproberen van de verschillende methodieken, zal er achteraf geconcludeerd kunnen worden welke methodes er al dan niet werkbaar zijn bij deze doelgroep. 29

39 Resultaten uit WP2 Eigen gegevensverzameling 1. Inleiding In onderstaand werkpakket wordt er dieper ingegaan op de gebruikte methodieken waarmee de noden binnen de werkateliers op vlak van cliëntenparticipatie in kaart werden gebracht. Tevens zullen deze methodieken en de resultaten van hun toepassing in het werkveld een verdere toelichting krijgen. Om een duidelijk beeld te krijgen over de huidige situatie omtrent cliëntenparticipatie binnen PC Sint-Amandus, vond een gesprek plaats met een ergotherapeut die deel uitmaakt van de werkgroep cliëntenparticipatie. Daarnaast werden ook de andere ergotherapeuten die werkzaam zijn in de werkateliers bevraagd omtrent de mogelijke methodieken die kunnen ingezet worden in de werkateliers. Gezien deze bachelorproef een eerste aanzet is tot implementering van deze visie, werden doorheen dit onderzoek ook verschillende methodieken om tot participatie te komen uitgetest en toegepast op de werkvloer. Vermits het een praktijkgericht onderzoek is, werd gebruik gemaakt van een continue wisselwerking tussen de onderzoeker en de ergotherapeuten van de werkateliers. Dit zorgde er voor dat er dicht bij de realiteit kon gebleven worden en er een continue bijsturing naar haalbaarheid en relevantie van de methodieken kon plaatsvinden. Om de cliënten te informeren over de inhoud van de bachelorproef werd gebruik gemaakt van de prikborden. Er werden blaadjes aan de prikborden gehangen om de cliënten uit te nodigen deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast werden de cliënten, via zes informatiesessies, mondeling geïnformeerd en bevraagd over de betekenis en verwachtingen gerelateerd aan hun deelname. Verder werd hierin ook de tijd genomen om moeilijke woorden en de opzet van de bachelorproef uit te leggen. Om het voor de cliënten visueel duidelijker te maken, werd een PowerPointpresentatie gebruikt. Na iedere informatiesessie, die telkens bestond uit een verschillende groep participanten, werd een vragenlijst afgenomen waarin hun nood aan inspraak binnen hun traject binnen de werkateliers in kaart werd gebracht. Op de resultaten vanuit de bevraging werd verder gewerkt aan de hand van een ideeënbord en aankondigingen via een centrale intercom. Deze twee werkvormen maken deel uit van de methodieken om participatie te introduceren. Op de vragenlijst kon men ook noteren als men bereid was om verder mee te werken aan het onderzoek binnen de focusgroepen. Naar aanleiding van deze voorstudie werd er verder gewerkt met 11 cliënten. Via overleg- en discussiemomenten in de focusgroepen gingen we samen op zoek naar antwoorden op hun nood tot informatie over de werkateliers wanneer een therapie wordt opgestart in PC Sint-Amandus. Het traject dat samen met de 11 participanten in de 3 focusgroepen werd afgelegd, resulteerde uiteindelijk in een informatiebrochure. In werkpakket 3 wordt verder ingegaan op deze informatiebrochure, gezien dit een eindproduct vormt dat voortgevloeid is vanuit een toetsingsfase van de verschillende participatieve methodieken. 30

40 2. Methodiek 1: bevraging cliëntenparticipatie binnen PC Sint- Amandus 2.1 Beschrijving methode Binnen PC Sint-Amandus is men volop bezig met het integreren van het begrip cliëntenparticipatie. Om een beter beeld te krijgen over hoe ver men hier in staat en welke methodieken er al dan niet worden uitgeprobeerd vond een korte bevraging plaats met een ergotherapeut werkende in de werkateliers en lid van de werkgroep cliëntenparticipatie binnen PC Sint-Amandus. Deze werkgroep is volop bezig met het uitschrijven van een visietekst rond dit thema. 2.2 Resultaten Binnen het centrum zijn de afdelingen reeds sterk bezig rond het werken aan cliëntenparticipatie. Men heeft enkele doelstellingen opgesteld die men gedurende een tijdspanne van 5 jaar wil bereiken. - De cliënt en hun omgeving maximaal betrekken rond de veiligheid van de cliënten. Incidenten worden hierbij openlijk besproken met alle belanghebbenden (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - Er wordt gedurende twee jaar geïnvesteerd in het aandacht geven aan de KOPPkinderen (kinderen van ouders met een psychische problematiek). Hierbij wordt er gewerkt aan versterken van de veerkracht en de ouderrol. Er zal bijvoorbeeld een kindvriendelijke ruimte ontwikkeld worden in de vleugel (dienst vrije tijd). Op die manier moet het kind niet op de afdeling de ouder bezoeken, maar kan dit contact verlopen in een kindvriendelijke ruimte (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - Het handelen zal continu afgetoetst worden aan de rechten van de cliënt. Indien mogelijk wordt de cliënt zo correct mogelijk geïnformeerd en waar mogelijk kan de cliënt actief de rechten opnemen (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - Binnen de behandeling heeft herstelondersteunende zorg maximale garantie op participatie en maximale inzet van ervaringskennis (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - De directe omgeving wordt actief betrokken binnen de behandeling van de cliënt. Bijvoorbeeld: cliënten en familieverenigingen, de familie krijgt een actieve rol in de continuïteit van de zorg (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). Verder is men nog bezig met het realiseren van andere zaken: - Sinds 2018 is het centrum bezig met de uitwerking van projectgroepen waar cliënten en hun context samen zitten met het interdisciplinair team en de dienst centraal aanbod om te kijken waar de verwachtingen en problemen liggen, om hiervoor oplossingen aan te reiken. Zo is men bezig op De CAAI met dergelijke projectgroep. Binnen deze afdeling worden ook spiegelgesprekken gevoerd. Hierbij zijn vooral de cliënten aan het woord en luisteren de hulpverleners naar wat de cliënten aankaarten (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - Binnen PC Sint-Amandus vond er een ropi-bevraging plaats, dit is een bevraging om na te gaan hoe herstelondersteunend een afdeling te werk gaat (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). 31

41 - Er wordt ook volop ingezet op het ontwikkelen van een cliëntenbureau. Men is op dit moment aan het kijken om een cliënt van een afdeling te koppelen aan het interdisciplinair team. Op die manier wordt er een soort spreekuur georganiseerd waarbij de cliënten met hun verhaal terecht kunnen bij deze vertegenwoordiger. Dit wordt wel beperkt zodat de cliënt/ vertegenwoordiger die verantwoordelijk werd gesteld, niet wordt overbelast (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - Enkele cliënten van PC Sint-Amandus zetten zich in voor deelname aan de herstelacademie, dit zit ingebed in het netwerk Noord-West-Vlaanderen. Een herstelacademie biedt vorming met betrekking tot herstel, psychische kwetsbaarheid en eigen krachten. Het doel is om mensen te ondersteunen in hun persoonlijke ontwikkeling door ervaringen en kennis uit te wisselen. Er is een co-creatie met de hulpverlener. Samen met de cliënt geven zij een cursus vorm en die cursus wordt daarna ook samen gegeven aan andere cliënten (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). - Activiteiten worden steeds meer opengetrokken naar cliënten en hun familie. Vanaf dit jaar wordt er bijvoorbeeld een Sinterklaasfeest georganiseerd voor de cliënt en de context (persoonlijke communicatie, 4 april 2019). 2.3 Conclusie Zoals hierboven te lezen, is PC Sint-Amandus sterk bezig met de opmars van cliëntenparticipatie. Tot voor het uitwerken van de bachelorproef was er in de werkateliers beperkt sprake van participatie van de cliënten. Na het gesprek met de ergotherapeut werden verschillende methodieken meegegeven. Op die manier kan verder gekeken worden naar wat men al dan niet kan proberen binnen de werkateliers. Er kunnen eventueel methodieken die binnen het centrum gebruikt worden ook gebruikt worden in de werkateliers. 3. Methodiek 2: Informatiesessies voor de cliënten 3.1 Beschrijving methode Voor dat de vragenlijsten bij de cliënten werden afgenomen, werden er sessies georganiseerd om meer informatie aan de cliënten te kunnen bieden. Om hen uit te nodigen voor deze informatiesessies (Zie bijlage 2: blz ), werden er blaadjes met extra uitleg hierover opgehangen aan de prikborden aan de ingang. Daarnaast werden 54 cliënten mondeling aangespoord hieraan deel te nemen. Omdat heel wat cliënten slechts enkele dagdelen naar de werkateliers komen, is het moeilijk om de 100-tal cliënten te bereiken. Uiteindelijk namen een 33-tal cliënten verspreid over de 6 informatiesessies deel. Binnen deze sessie werd het onderwerp van de bachelorproef verder toegelicht. De moeilijke woorden vanuit de vragenlijst werden in deze presentatie alsook verduidelijkt. Om hierin visuele ondersteuning te bieden werd gebruik gemaakt van een PowerPointpresentatie. 3.2 Resultaten Door deze informatiesessies te organiseren, werden de cliënten ondergedompeld in de betekenis van het begrip cliëntenparticipatie. Alle moeilijke begrippen werden verduidelijkt 32

42 zodat de cliënten vanaf het begin mee zouden zijn in het verhaal van de bachelorproef en de vragenlijst zelfstandig konden invullen. 3.3 Discussie Bij aanvang van de informatiesessies gaven de cliënten aan dat ze de blaadjes, die aan het prikbord hangen, niet lezen. Dus mondelinge aanmoediging was een must om de cliënten uit te nodigen om deel te nemen aan de informatiesessies. Sommige cliënten gaven aan dat ze de presentatie duidelijk vonden en voor hen het begrip zo meer betekenis kreeg. Door de presentatie beknopt te houden, werd er vermeden dat de cliënten hun aandacht verloren. 3.4 Conclusie Het was pas door de cliënten mondeling aan te sporen dat men de stap heeft gezet om deel te nemen aan de informatiesessies. Opvallend was dat de cliënten moeilijk te motiveren zijn om hieraan deel te nemen gezien het voor hen onbekend terrein is. Hierdoor werden de informatiesessies in kleine groepen van maximaal 6 personen georganiseerd. Op die manier konden er vragen beantwoord worden en kreeg iedereen de kans om iets te zeggen. Met deze methodiek werd het eerste niveau van de participatieladder bereikt, namelijk het informeren. Er werd op een laag niveau gewerkt met de cliënten, de verwachting naar hen toe was dat ze luisterden naar de informatie die werd meegegeven. 4. Methodiek 3: vragenlijst voor cliënten 4.1 Beschrijving methode Na het geven van iedere informatiesessie omtrent de bachelorproef, werd achteraf een vragenlijst afgenomen bij de 31 deelnemers. (Zie bijlage 3: blz ) Deze vragenlijst had als doel een duidelijk beeld te schetsen van de huidige situatie binnen de werkateliers. Zo werd er getoetst naar de inspraak die men heeft binnen het opstellen van hun doelen, bij veranderingen in hun weekschema, in welke mate men nood heeft aan evaluatiemomenten en de nood aan een afsluitingsgesprek. Daarnaast werd er ook getoetst in welke mate men voldoende geïnformeerd wordt als hij/ zij naar de werkateliers wil komen. De vragenlijst is opgebouwd uit gesloten vragen waarbij gebruik wordt gemaakt van de likertschaal. De gesloten vragen werden gekozen omdat dit toegankelijker is voor de cliënten. Op die manier wordt vermeden dat de cliënten afwijken van het gevraagde. Ze zien hun antwoordmogelijkheden en moeten geen bijkomstig antwoord formuleren, wat voor sommige cliënten een te hoge drempel is. Bij deze schaal had men de keuze tussen volgende antwoorden: slecht matig neutraal goed zeer goed. De likert-schaal is een oneven schaal om de cliënten de kans te geven om het antwoord neutraal te kunnen omcirkelen. Op die manier hoeft de cliënt zich niet uit te spreken. Tijdens het invullen van de vragenlijst, was de onderzoeker aanwezig in de ruimte. Op die manier kon de vragenlijst en dus ook de antwoordmogelijkheden samen met de cliënten overlopen worden en indien nodig bepaalde zaken verduidelijkt worden. De woordkeuze van de vragenlijst is laagdrempelig opgesteld 33

43 zodat iedere cliënt binnen de werkateliers de vraagstelling begrijpt en deze individueel kan invullen. De vraag hoe lang hij/ zij al komt naar de werkateliers creëert een duidelijker beeld over de verschillen en gelijkenissen in de visie op de werkateliers. Deze informatie wordt hieronder niet verwerkt, maar wordt meegenomen in werkpakket 3 wanneer de focusgroepen zullen plaatsvinden. 4.2 Resultaten De resultaten van de vragenlijst worden verder uitgewerkt via staafdiagrammen. Na de uitleg over cliëntenparticipatie in de PowerPointpresentatie werd de vraag gesteld in hoeverre de cliënten het begrip cliëntenparticipatie nu beter begrijpen ja - 9 nee 25 Kennis begrip cliëntenparticipatie Ja Nee Figuur 3: Staafdiagram kennis over begrip cliëntenparticipatie 34

44 Daarna werd bevraagd als men meer wil te weten komen over het begrip cliëntenparticipatie ja - 18 nee Nood aan meer uitleg over cliëntenparticipatie? Ja Nee Figuur 4: Staafdiagram nood aan meer uitleg over cliëntenparticipatie Bij de bevraging in welke mate men geïnformeerd wordt alvorens men naar de werkateliers komt, kwamen volgende antwoorden naar voor: - 22 ja - 9 nee 25 Voldoende informatie over de werkateliers? Ja Nee Figuur 5: Staafdiagram informatie over de werkateliers Daarna werd de vraag gesteld naar de nood aan meer informatie over de werkateliers. Volgende antwoorden werden gegeven: 35

45 - 13 ja - 18 nee Nood aan meer informatie over de werkateliers Ja Nee Figuur 6: Staafdiagram nood aan meer informatie over de werkateliers De vraag werd gesteld in welke mate men voldoende hun eigen verhaal kan brengen binnen het kennismakingsgesprek, hiervoor bestaat een standaard formulier. Van de 31 deelnemers, antwoordden er: - 2 slecht - 4 matig - 12 neutraal - 10 goed - 3 zeer goed 14 Kennismakingsgesprek Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed Figuur 7: Staafdiagram kennismakingsgesprek 36

46 Tijdens het kennismakingsgesprek worden de doelstellingen vanuit de afdeling bekeken en wordt er aan de hand daarvan specifieke doelen opgesteld binnen de werkateliers. Hierbij wordt er getoetst in welke mate men inspraak heeft bij het opstellen van deze doelen. De antwoorden op deze vraag waren: - 3 slecht - 6 matig - 9 neutraal - 10 goed - 3 zeer goed 12 Opstellen van doelen Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed Figuur 8: Staafdiagram opstellen van doelen Verder werd gevraagd wat de cliënten op dit moment vonden van de evaluatiemomenten en in hoeverre men hierbinnen inspraak heeft. Zaken die hier besproken worden zijn: de vooropgestelde doelstellingen, eventuele uitbreiding om naar de werkateliers te komen en hoe men zich voelt binnen de werkateliers. De cliënten antwoordden: - 5 slecht - 6 matig - 9 neutraal - 10 goed - 1 zeer goed 37

47 Evaluatiemomenten Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed Figuur 9: Staafdiagram evaluatiemomenten Bij het derde aspect, verandering van doelen en weekschema, werd de vraag gesteld in hoeverre men inspraak heeft in het opstellen, bijstellen en evalueren van de vooropgestelde doelstellingen en hun weekschema. De antwoorden waren als volgt: - 4 slecht - 6 matig - 8 neutraal - 11 goed - 2 zeer goed 12 Verandering doelen en weekschema Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed Figuur 10: Staafdiagram verandering doelen en weekschema De oorspronkelijke vraag omtrent dit aspect luidde: In welke mate heeft u nood aan een afrondingsgesprek als u PC Sint-Amandus en dus ook de werkateliers verlaat? Deze vraag werd veranderd op basis van de ontvangen feedback van de cliënten. Zij gaven aan dat de antwoordmogelijkheden slecht, matig, neutraal, goed en zeer goed, niet overeen kwamen met 38

48 wat er gevraagd werd. Hierdoor werden de antwoordmogelijkheden veranderd naar: ja, nee of neutraal. De vraag werd dan anders geformuleerd: Heeft u nood aan een afrondingsgesprek? 18 participanten schreven hun antwoord op volgens de nieuwe vraagstelling. 13 cliënten antwoordden niet of wel op de oorspronkelijke vraag. Volgende resultaten kwamen naar voor na het analyseren van de antwoorden van de 18 cliënten: - 5 ja - 3 nee - 10 neutraal - 13 geen relevante antwoorden 12 Afrondingsgesprek Ja Nee Neutraal Figuur 11: Staafdiagram afrondingsgesprek De voorlaatste vraag op de vragenlijst peilde naar de nood aan algemene betrokkenheid en inspraak ja - 11 nee 39

49 Algemeen nood aan meer betrokkenheid en inspraak Ja Nee Figuur 12: Staafdiagram nood aan meer betrokkenheid en inspraak De laatste vraag die werd gesteld, staat in relatie met de uitwerking van werkpakket 3. Hier werd de vraag gesteld wie het haalbaar zag om verder deel te nemen aan de focusgroepen. 16 cliënten antwoordden ja, 15 nee. In werkpakket 3 zal er een reductie zijn van 16 participanten naar 11. Enkele cliënten konden wegens ontslag, ziekte of praktische redenen niet meer deelnemen aan de focusgroepen. Verder zullen er nog 2 andere cliënten deelnemen aan de focusgroepen terwijl zij de vragenlijst niet hebben ingevuld. Dit omdat er 2 cliënten die het haalbaar zagen om deel te nemen, die dag niet aanwezig konden zijn. De andere 2 cliënten die in hun plaats kwamen, waren de dagen toen de vragenlijst afgenomen werd, niet aanwezig. Zij waren wel bereid om hun steentje bij te dragen binnen de focusgroepen Deelname aan focusgroepen 0 Ja Nee Figuur 13: Staafdiagram deelname aan focusgroepen Indien gewenst, konden de cliënten op het einde van de vragenlijst aanvullingen geven. Enkele zaken kwamen naar voor: 40

50 - Gelieve ons iets meer te betalen voor het werk dat wij doen. - Het intakegesprek verruimen. - Verwijzing naar vraag 5: als er winst gemaakt wordt, zou de vergoeding van 7 in een week verhoogd kunnen worden? - Waarom zijn de vergoedingen verschillend? - Verwijzing naar vraag 10: je hebt hier zelf geen inspraak om hier buiten te komen. - Het is lastig om iedere keer mijn verhaal opnieuw te moeten doen. - Een teambuilding organiseren met de therapeuten en cliënten. - Er is hier geen toekomstperspectief. 4.3 Discussie Ondanks de uitleg van de begrippen binnen de informatiesessies was het voor veel cliënten een moeilijke opgave om de vragenlijst zelfstandig in te vullen. Velen hadden nog steeds moeite met het begrijpen van de zinnen. Om zo objectief mogelijke resultaten te krijgen op de vragenlijst, werd die vragenlijst overlopen met de cliënten. Met andere cliënten was het noodzakelijk om individueel de vragenlijst in te vullen Conclusie Van de 54 bevraagde cliënten hebben er 31 deelgenomen aan deze vragenlijst. Twee cliënten die deelnamen aan de informatiesessies hebben deze vragenlijst niet ingevuld. Ze gaven aan dat dit voor hen te moeilijk is. Daarnaast is er onvoldoende tijd en ruimte om op elk moment binnen een dagdeel de informatie over de bachelorproef mee te geven. Dit maakte het moeilijk om alle 100 cliënten die deelnemen aan de werkateliers te bereiken. Desondanks werden de cliënten die niet deelnamen of bevraagd zijn geweest, via verschillende methodieken op de hoogte gehouden. Uit deze resultaten kunnen we concluderen dat er een algemene tevredenheid is omtrent het kennismakingsgesprek. Bij de vraag rond het ontvangen van informatie alvorens men naar de werkateliers komt, werd mondeling aangegeven dat men voldoende informatie krijgt, maar enkel tijdens de rondleiding bij het kennismakingsgesprek en niet als men voor de eerste keer over de werkateliers hoort. Omtrent de evaluatiemomenten zijn de cliënten ontevreden. Deze nood werd ook mondeling uitdrukkelijk benoemd. Bij het opstellen van de bachelorproef zal de focus gelegd worden op het uitwerken van een informatiebrochure omdat dit de start is van het volledige traject dat de cliënt doormaakt en dus een ondersteuning kan bieden bij het eerste moment dat iemand over de werkateliers hoort. De slechte score op de evaluatiemomenten wordt hierbij ook niet uit het oog verloren. Daarom zal een ideeënbord ontwikkeld worden zodat de cliënten hun opinie omtrent de evaluatiemomenten kunnen delen. De zaken rond het bijstellen van de doelstellingen en weekschema worden aan de evaluatiemomenten gekoppeld en scoren bijgevolg ook minder. Een kritische bedenking omtrent de keuze om neutraal te gebruiken bij de antwoordmogelijkheden is dat de cliënten deze antwoordmogelijkheid hebben aangeduid omwille van twee redenen. Enerzijds omdat ze de vraag niet begrepen hebben, anderzijds omdat ze geen uitgesproken mening hadden over een vraag. De inbreng van de cliënten bij de eerste informatiesessie omtrent de vraag rond het afrondingsgesprek heeft er toe geleid dat deze bij de eerste informatiesessie veranderd werd. Binnen de participatieladder werd hier het niveau van raadplegen behaald. 41

51 5. Methodiek 4: Ideeënbord 5.1 Beschrijving methode Uit de vragenlijst is gebleken dat de cliënten nood hebben aan evaluatiemomenten. Dit werd ook mondeling bevestigd. Om de cliënten te stimuleren hun ideeën aan te brengen over de tussentijdse evaluatiemomenten werd er in de inkomhal van de werkateliers een ideeënbord ontwikkeld. Het prikbord werd omgevormd tot een brainstormbord. Het bord is onderverdeeld in vier delen met elk hun eigen vraag in verband met de evaluatiemomenten. Volgende vragen zijn: - Wat moet hier besproken worden? - Om de hoeveel tijd moet dit plaatsvinden? - Met wie worden de evaluatiemomenten gehouden? - Waar moeten de evaluatiemomenten plaatsvinden? De cliënten krijgen de kans om ideeën op te schrijven op een blaadje dat op een tafel naast het prikbord ligt. Hier ligt ook nogmaals de uitleg van de bachelorproef. Naast de uitleg, hangt er een kort stappenplan over wat men moet doen. Het is de bedoeling om van de cliënten te horen wat hun nood is rond die evaluatiemomenten. Figuur 14: Ideeënbord voor evaluatiemomenten 42

52 Figuur 15: Ideeënbord voor evaluatiemomenten Figuur 16: Ideeënbord voor evaluatiemomenten 43

53 5.2 Resultaten Figuur 17: Resultaat ideeënbord voor evaluatiemomenten Op volgende vraag werden er antwoorden gegeven: Wat moet er besproken worden? - Bespreken in hoeverre wij meer inspraak kunnen krijgen in het werk dat we doen. - Bij de klus verdient men 1, in de werkateliers is dat bedrag 0,60 vanwaar het verschil voor hetzelfde werk? - Waar gaat het geld naartoe van de verkoop van de producten die in de werkateliers worden gemaakt? - Hoe kan ik meer dagen komen naar de werkateliers? Want wij moeten terug naar de maatschappij en daar verder arbeid verrichten. Want nu werk ik enkel de maandag en de donderdag en wil graag uitbreiding. - Als er een mogelijkheid is om meer te kunnen verdienen dan 0,60 per dagdeel. Op volgende vragen werd geen antwoord geformuleerd: - Om de hoeveel tijd? - Met wie? - Waar? 5.3 Discussie De eerste dagen dat dit ideeënbord er stond, kwam er weinig tot geen respons. Veel cliënten gaven aan dat ze niet begrepen wat het bord moest voorstellen. Om alle cliënten hiervan op de hoogte te houden, werd er via de intercom een oproep gedaan. Alle cliënten werden verzameld aan het ideeënbord. Via een korte introductie over het ideeënbord werden de cliënten ingelicht over de werking er van. Hierbij werden ze aangespoord hun mening te schrijven. Later kwamen er heel wat blaadjes bij. Het is voor de cliënten een te grote stap om zelf initiatief te nemen om iets op de blaadjes te noteren. 44

54 5.4 Conclusie Na 3 weken hingen een gering aantal blaadjes aan het ideeënbord. Slechts enkele antwoorden hadden een link met de vraag die werd gesteld. De antwoorden die geformuleerd werden hadden bijna allemaal te maken met de vergoeding die men krijgt voor het geleverde werk. Alle andere blaadjes die er aan hingen, waren lieve berichtjes en mopjes. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het gebruik van een ideeënbord bij deze doelgroep niet werkt. De cliënten gaven aan dat ze niet wisten wat het betekende, ondanks de uitleg vanuit de intercom. Velen vergaten waar het over ging mede door hun pathologie. Het niveau raadplegen, binnen de participatieladder is met deze methodiek bereikt. 6. Methodiek 5: focusgroepen 6.1 Beschrijving methode Vanuit praktijkgerichte ervaring, door in gesprek te gaan met de cliënten, werd duidelijk dat er door in interactie te gaan en gesprekken met hen te voeren veel informatie kan verzameld worden. De literatuur schrijft ook dat door het uitvoeren van focusgroepen een grote groep tegelijk kan bevraagd worden. Op die manier wordt er op korte tijd heel wat informatie verzameld. Door samen met de cliënten in gesprek te gaan, kan er dieper ingegaan worden op de standpunten en antwoorden die gegeven worden. Vanuit deze bevindingen werd in de vragenlijst de vraag aan de cliënten gesteld of zij er eventueel voor openstaan om verder mee te gaan in het verhaal van de bachelorproef aan de hand van focusgroepen. Om deze focusgroep te houden werden de personen die ja hadden geantwoord opnieuw aangesproken om na te gaan als ze dat nog steeds haalbaar vonden om deel te nemen. Bij de start van de focusgroepen zal de uitleg gegeven worden over wat er precies binnen de focusgroep zal besproken worden. Daarnaast wordt het informed consent samen met de cliënten toegelicht en ondertekend. (Zie bijlage 4: blz. 73) Hierbij wordt vermeld dat alle gegevens anoniem verwerkt zullen worden. Vanuit de vragenlijst is gebleken dat de cliënten de ontvangen informatie alvorens men naar de werkateliers komt toch wat missen. Informatie krijgen is daarnaast ook de eerste stap in het doorlopen van hun traject binnen de werkateliers. Dit is de reden waarom er samen met de cliënten zal gebrainstormd worden over het ontwikkelen van een informatiebrochure. Deze brochure kan gebruikt worden om de cliënten en hun context, op voldoende wijze te informeren over wat de werkateliers inhouden. In het volgende deel, werkpakket 3, praktische uitwerking, zal de uitwerking van de focusgroep terug te vinden zijn. Deze methodiek wordt toegepast om tot een eindproduct, een informatiebrochure, te komen voor en door de cliënten ontworpen. Om de groep in drie kleinere focusgroepen te verdelen werd rekening gehouden met: - Gelijktijdig aanwezig zijn in de werkateliers - De heterogeniteit van de groep: Beide clusters combineren. Verschil in het aantal jaar dat men naar de werkateliers komen. (Informatie vanuit vragenlijst) 45

55 7. Conclusie Binnen werkpakket 2 worden verschillende methodieken aangehaald die geprobeerd zijn om informatie in te winnen over de nood aan inspraak binnen het traject van de cliënten. Vanuit de literatuurstudie in werkpakket 1 hebben enkele methodieken een sturing gegeven om verwante methodieken op een laagdrempelige wijze verder uit te werken. Vermits deze bachelorproef gaat om een eerste aanzet tot cliëntenparticipatie was het belangrijk om de cliënten eerst kennis te laten maken met dit onderwerp via de informatiesessies. Er kan algemeen geconcludeerd worden dat er bij elke methodiek die geprobeerd is de nodige verbale toelichting/duiding sterk nodig was. De informatiesessies werden laagdrempelig gegeven net omdat de verscheidenheid van de doelgroep enorm is en deze toegankelijk moet zijn voor alle cliënten. In werkpakket 1 werden enkele hiaten aangehaald waaronder beperkte kennis van de cliënten rond participatie, in dit onderzoek toegespitst op cliëntenparticipatie in hun eigen traject binnen de werkateliers. Dit hiaat was ook merkbaar bij het uitproberen van deze methodieken. De informatiesessies gaven de mogelijkheid om alles duidelijk uit te leggen voor de vragenlijst die volgde. Deze werden uiteindelijk ingevuld mits de nodige ondersteuning. Het ideeënbord dat werd ontwikkeld, om in kaart te brengen wat de nood was van de cliënten omtrent de evaluatiemomenten, bleek geen efficiënte methodiek te zijn. Hierop kwam weinig tot geen respons. Binnen werkpakket 3 zal een laatste methodiek uitgeprobeerd worden en verder toegelicht, namelijk focusgroepen. Vanuit de literatuurstudie in werkpakket 1 is gebleken dat dit een methodiek is waar men als onderzoeker snel en efficiënt veel informatie mee kan verzamelen. Uit praktijkervaring kan geconcludeerd worden dat de cliënten in gesprekken heel wat informatie prijs geven. Een focusgroep is omwille van die reden de moeite waard om uit te proberen. Binnen de resultaten van de vragenlijst vanuit werkpakket 2 kwam naar voor dat niet alle cliënten van mening waren dat ze voldoende informatie kregen alvorens ze naar de werkateliers kwamen en men hier wel nood aan heeft. Vermits dit de basis is van hun traject wordt hier veel aandacht aan besteed en worden de focusgroepen gebruikt als methodiek om een informatiebrochure uit te werken. Het proces om tot dit eindproduct te komen en focusgroepen als participatiemethodiek uit te testen wordt verder toegelicht in werkpakket 3. 46

56 Resultaten uit WP3 Praktische uitwerking 1. Inleiding In onderstaand werkpakket gaan we verder inzoomen op het proces dat werd doorlopen om tot het eindresultaat van dit onderzoek te komen. Dit proces kent in deze bachelorproef een gelaagdheid. Van belang is om te weten dat beide onderzoekslijnen onlosmakelijk verbonden zijn met elkaar en dus niet strikt kunnen gefaseerd worden. Om tot begrip van het proces te komen werd er wel voor gekozen om te spreken van twee fasen. In de eerste fase werd onderzocht of volgens de literatuur, die werd beschreven in werkpakket 1, en eigen praktijkervaring meest werkzame methodiek tot participatie, namelijk de focusgroepen, kunnen ingezet worden om de participatiecultuur binnen een zorgsetting vorm te geven. Hiervoor werden verschillende methodieken die kunnen bijdragen tot het installeren van een participatiecultuur uitgetest en afgetoetst. Wat duidelijk op te merken is vanuit deze eerste fase, is dat er via focusgroepen het meest respons kan bereikt worden met deze doelgroep. Eerder werd aangehaald dat dit kan gestaafd worden vanuit het belang om mondeling toelichting te kunnen bieden en beschikbaar te zijn als onderzoeker om mogelijke vragen te beantwoorden, alsook antwoorden van de participanten verder te kunnen exploreren. Aan de hand van de methodieken, in het bijzonder door middel van de vragenlijst, werd in de eerste fase een duidelijke nood van de cliënten tot informatie over de werkateliers gegenereerd. Deze nood werd als onderwerp genomen voor de uitwerking van de tweede fase in het onderzoeksproces, die resulteerde in het uitschrijven en ontwerpen van de informatiebrochure (Zie bijlage 6: blz ). Vermits er reeds naast dit proces ook deze conclusie duidelijk werd beschreven in werkpakket 2 zal er niet opnieuw ingegaan worden op het proces dat in deze eerste fase werd doorlopen. In tegenstelling tot de eerste fase waar er voornamelijk input kwam vanuit de onderzoeker en de belanghebbende ergotherapeuten, werd er voor gekozen om in de tweede fase de stem van de cliënten op de voorgrond te plaatsen. Het proces werd een gedeelde verantwoordelijkheid en als onderzoeker betekende dit ook het verloop van het proces benaderen vanuit een modererende rol in plaats van een leidinggevende rol. Hierin een evenwicht vinden tussen de huidige cultuur en een cliëntenparticipatiecultuur was geen evidente opgave. Als onderzoeker werd opgemerkt dit niet alleen vanuit eigen ervaringen, maar ook vanuit de feedback die werd ontvangen van de ergotherapeuten werkzaam in de werkateliers. De eerste toetsingsfase gaf dus input voor het onderwerp, alsook voor de onderzoeksmethodiek van een tweede fase. Deze tweede fase werd dus gefaciliteerd aan de hand van focusgroepen. Deze participatieve onderzoeksmethodiek werd gekozen omdat er op die manier kon getoetst worden of de theoretische en ervaring gerelateerde beweringen naar efficiëntie kloppen. In de eerste fase was reeds op te merken dat deze onderzoeksmethodiek resulteerde in een hoge graad van respons. Verder werd in deze tweede fase onderzocht of dit ook de meest relevante informatie oplevert, alsook de meest efficiënte methodiek is om tot participatie te komen. De informatiebrochure heeft met andere woorden een dubbele functie binnen dit onderzoek. 47

57 Enerzijds vormt het een antwoord op de nood uit de vragenlijsten. Anderzijds dient het ook als middel om de efficiëntie, werkzaamheid en haalbaarheid van focusgroepen bij deze doelgroep in de praktijk te kunnen toetsen en staven. Met de uitwerking van het product, namelijk de informatiebrochure, en het uittesten van verschillende andere methodieken werd via kwalitatief, participatief en praktijkgericht onderzoek een antwoord geboden op de onderzoeksvraag en doelstelling van de bachelorproef. 2. Proces om tot een eindproduct te komen 2.1 Focusgroepen met cliënten Focusgroep 1 met groep 1: informatiebrochure maken Beschrijving methode Om alle ideeën in kaart te brengen, rond wat er volgens de cliënten in de informatiebrochure moet komen, werd gebruik gemaakt van een woordenspin. Hierbij was één cliënt verantwoordelijk om alles te noteren. Indien de brainstorm vast liep, werd gebruik gemaakt van verschillende informatiebrochures om een voorbeeld te geven. Op die manier konden de cliënten van daaruit verschillende ideeën halen, om hun informatiebrochure over de werkateliers te ontwerpen Resultaten Het gesprek duurde ongeveer 45 minuten. Er zijn heel wat ideeën naar voor gekomen binnen deze focusgroep. Verschillende onderdelen zijn heel specifiek, maar kunnen later onder een grotere noemer geplaatst worden. Volgende antwoorden werden gegeven gedurende de focusgroep: Inhoudelijk: - Door de werkateliers leer je terug discipline opbouwen. - De cliënten krijgen werkjes naargelang hun capaciteiten. - Binnen de werkateliers is er een grote variatie van werkjes die je kan uitvoeren. - De cliënten kunnen hun capaciteiten gebruiken bij het uitvoeren van deze taken. - De openingsuren weergeven in de brochure via een weekplanning. - Welke dagen en blokken je mag komen wordt in team besproken. - De vergoeding per dagdeel. - Wat is ergotherapie? 48

58 Praktisch: - Foto s plaatsen van de verschillende werkjes die worden gemaakt binnen de werkateliers en een foto van de buitenkant van de werkateliers. - Een plattegrond van het domein van PC Sint-Amandus met een pijltje gericht naar de werkateliers. Daarnaast kwamen er ook ideeën naar voor omtrent het mesoniveau dat in verband staat met de organisatie van de werkateliers: - Om de ergotherapeuten bij naam te kunnen noemen, zou het praktisch zijn als zij een badge zouden dragen met hun naam er op. - Aan de prikborden bij de ingang kunnen er foto s van de ergotherapeuten gehangen worden met hun naam er bij. In de informatiebrochure is dit minder handig want als er wijzigingen zijn binnen het personeel moet ook de informatiebrochure aangepast worden. Figuur 18: Notities focusgroep 1 met groep 1 Figuur 19: Notities focusgroep 1 met groep1 2.2 Focusgroep 2 met groep 2: informatiebrochure maken Beschrijving methode Met de tweede groep participanten, zal er gebrainstormd worden via post-its om in kaart te brengen wat er voor hen belangrijk is om op te nemen in de informatiebrochure. 49

59 Net als bij de eerste focusgroep, werd de uitleg gegeven over wat er besproken zal worden. Hierbij werd ook vermeld dat alles volledig anoniem zal worden verwerkt. Na deze uitleg, werd de toepassing van de post-its verder verduidelijkt waarbij de cliënten hun ideeën kunnen opschrijven. Daarna zullen de gemeenschappelijke ideeën bij elkaar gelegd worden en in grote lijnen op een groot wit blad worden geschreven Resultaten Gedurende dit gesprek van ongeveer 35 minuten zijn een aantal voorstellen naar voor gekomen: Inhoudelijk: - De openingsuren en -dagen moeten vermeld worden. - Een opsomming van producten die gemaakt worden geeft de mensen een duidelijker beeld van wat we allemaal doen in de werkateliers. - Algemene taakomschrijving van de verschillende taken van de werkateliers. - Veiligheidsvoorschriften van de ateliers en anagrammen. Praktisch: - Er moet een duidelijke titel zijn van de brochure die samen met het logo van Sint- Amandus op de voorpagina komt. - Een inhoudstafel van de brochure zorgt voor een overzicht van wat er zal komen. - Ieder onderdeel van de inhoudstafel moet nadien opgelicht worden op het begin van de pagina. - Op de laatste pagina wordt het volgende vermeld: contactgegevens voor meer informatie (personeel en bureau); telefoonnummers; grondplan domein en hier de werkateliers op aanduiden. - Om de brochure visueel aantrekkelijker te maken kunnen we gebruik maken van: Een foto van de voorkant van de werkateliers. Foto s van personeel en de naam er bij zodat de cliënten de ergotherapeuten herkennen en bij naam kunnen noemen. Tijdens deze focusgroep is er een ander aspect naar voor gebracht dat niet in relatie staat met het maken van een informatiebrochure, maar gericht is op mesoniveau: - Maandelijks een moment creëren waar de medewerkers en de cliënten een gebakje maken en waarbij er op een luchtige manier wordt gesproken over de werking binnen de werkateliers. 50

60 Figuur 20: Notities focusgroep 2 met groep Focusgroep 3 met groep 3: informatiebrochure maken Beschrijving methode Bij de laatste focusgroep omtrent het brainstormen rond ideeën om in de informatiebrochure op te nemen, werd gebruik gemaakt van de methodiek die het efficiëntste was vanuit de ervaring in de vorige twee focusgroepen. Dit was het werken met de post-its. De cliënten kunnen dan elk op hun eigen tempo de informatiebrochures doorlezen, enkele ideeën noteren om dan later de antwoorden terug te koppelen naar de groep. Door de ideeën samen te bundelen, kunnen de cliënten hierover met elkaar in discussie treden en zo tot een gemeenschappelijk resultaat komen Resultaten Binnen deze focusgroep werden volgende aspecten aangehaald: 51

61 Inhoudelijk: - De communicatie tussen de cliënten en de medewerkers is goed. - De taken in de werkateliers worden aangepast naargelang de mogelijkheden en capaciteiten van de cliënten. - De werksfeer is goed. - De vergoeding. Praktisch: - Visuele voorstelling van het dagprogramma. - Eerder gebruik maken van een boekje in plaats van een waaier. - De teksten ondersteunen aan de hand van cartoons. - Contactgegevens vermelden om meer informatie te kunnen inwinnen. - Foto van de werkateliers en ook de foto s van de begeleiders. Een andere aspect dat in kaart werd gebracht en die niet relevant was voor het ontwerpen van een informatiebrochure, maar wel op mesoniveau is: - De opvolging van de werken kan beter. Figuur 21: Notities focusgroep 3 met groep 3 52

62 2.4 Focusgroep 4 met groep 1: informatiebrochure maken Beschrijving methode Binnen deze focusgroep werden de aspecten, aangehaald binnen de vorige focusgroep, verder uitgewerkt. Deze aspecten waren, meer informatie geven over wat ergotherapie betekent en over wat de werkateliers algemeen inhouden. Om iedereen de kans te geven een inbreng te hebben, werd er opnieuw gebruik gemaakt van de post-its. Eerst werd er gebrainstormd over wat de cliënten denken dat de taak van de ergotherapeut binnen de werkateliers is. Iedereen kon zijn idee opschrijven, deze werden later besproken. Alles werd genoteerd in een word document en geprojecteerd op de muur via de beamer. Op die manier kunnen alle participanten mee volgen met de antwoorden die worden gegeven. Daarna werd er een titel bedacht voor het onderdeeltje ergotherapie Resultaten Het belang van een therapeut - Coaching: ondersteunen en kijken wat er verbeterd kan worden. - De ergotherapeuten ondersteunen de cliënten om terug te keren naar de maatschappij. - Met de ergotherapeuten worden er alledaagse gesprekjes gevoerd. - Vooruitgang binnen de werkateliers wordt met de ergotherapeuten besproken. - Een ergotherapeut heeft een goede inschatting nodig om te weten welke taken er kunnen gegeven worden aan de cliënten naargelang de capaciteiten. De werkateliers: een visie voor de toekomst - De werkateliers voorzien een verschillend aanbod naargelang de capaciteiten van de cliënten. - Het is een goede zinvolle dagbesteding. - Je leert er de uren respecteren waardoor discipline wordt opgebouwd. - Concentratie wordt opgebouwd door de verschillende taken uit te voeren. - Het is een tussenstap om opnieuw te kunnen gaan werken, het is een visie voor de toekomst. - De werkateliers zorgen er voor dat de cliënten in een andere omgeving zijn en men niet elke dag op de afdeling doorbrengt. - Binnen de werkateliers kom je in contact met andere mensen, lotgenoten, waarmee je verhalen kunt delen. 53

63 Figuur 22: Notities focusgroep 4 met groep 1 Figuur 23: Notities focusgroep 4 met groep Focusgroep 5 met groep 2: informatiebrochure maken Beschrijving methode Met de tweede groep werd er verder gebrainstormd over de weergave van de inhoud van de informatiebrochure. De reden waarom dit met deze groep uitgewerkt werd is omdat zij binnen het eerste gesprek hier vooral de nadruk op legden. Om alles visueel te maken, werd er gebruik gemaakt van een leeg wit boekje. De bedoeling was dat er per pagina werd bekeken wat er op zou vermeld worden. 54

64 2.5.2 Resultaten - Duidelijke titel: Wat zijn de werkateliers? Een brochure voor cliënten en familie. (blz. 1) - Inhoudstafel (blz. 2) - Wat is zijn de werkateliers in het algemeen: een foto van een atelier. (blz. 3) - Taakomschrijving van de cliënten: foto s van de verschillende werkjes. (blz. 3) - Wat is ergotherapie? (blz. 4) - Personeel (11 personen) eventueel een groepsfoto en de namen bij de personen schrijven via verwijzing. (blz. 5) Ludo Elien Gert Niki Freddy Nicolaas Patrick Lise Rebecca Johan Alain - Weekplanning (blz. 6) - Openingsuren en -dagen in tekst naast het weekschema en hierbij de vergoeding vermelden. Hierbij vertellen dat het weekschema kan afhangen van persoon tot persoon. (blz. 7) - Feedback van de cliënten. (blz. 8) - Contactgegevens en telefoonnummers. (blz. 9) - Grondplan van de werkateliers met een pijl naartoe. (blz. 10) Figuur 24: Ontwerp van de informatiebrochure 55

65 2.6 Focusgroep 6 met groep 3: informatiebrochure maken Beschrijving methode Met deze focusgroep werden volgende punten besproken: de vergoeding, wat de cliënten vinden van de werkateliers en welke verschillende werkjes er worden uitgevoerd. Daarbij horend werd er een lijst gemaakt van die werkjes en werd er samen met de cliënten een wandeling gemaakt in de werkateliers om foto s te nemen van de verschillende taken. Doorheen het overleg rond de inhoud van de informatiebrochure in deze focusgroep, werden er ook heel wat positieve ervaringen gedeeld over de werkateliers. De cliënten vonden het ook van belang om dit in de brochure te verwerken. Hun ervaringsdeskundigheid in de werkateliers werd als uitgangspunt genomen bij het opmaken van de informatiebrochure. Vermits het onderwerp van dit onderzoek cliëntenparticipatie omvat, werd er gekozen ook hen het fototoestel te geven en waren ze vrij in het nemen van foto s van de verschillende werkjes binnen de werkateliers. Om toch gestructureerd te werk te gaan, werd stap voor stap de verschillende delen van de brochure doorlopen. De cliënten mochten hun ideeën naar voor brengen, dit werd genoteerd op de laptop. Alles werd opnieuw geprojecteerd zodat alle participanten konden meevolgen Resultaten Vergoeding: - Vrijdagnamiddag om 14u30 kan deze vergoeding worden afgehaald. - Geld van de volledige week - 0,60: volledig dagdeel = 1 blok werkateliers in de weekplanning die je hiernaast kan terugvinden. Cliënten aan het woord: - Dankzij de werkateliers leren we iets bij. - De werksfeer is er goed. - Je dag wordt goed ingedeeld. - Je dag gaat sneller voorbij dankzij de werkateliers. - Goed dat de werkjes worden verdeeld volgens de capaciteiten van de patiënten. - Er is een goede communicatie tussen het personeel en de patiënten. Voorbeelden van verschillende werkjes: - Mos afwegen + verpakken in een doosje + verpakken in grote dozen - Stickers kleven op verpakkingen - Verzamelwerk van handleidingen - Neteldoeken knippen - Linnenzakken plooien en verpakken - Paletten inwikkelen - KBC mapjes plooien - 56

66 3. Discussie In het algemeen kan geconcludeerd worden dat het voor de cliënten heel moeilijk was om de focus te behouden op het ontwerpen van een informatiebrochure. Er werd soms sterk afgeweken naar algemene zaken zoals de werking van de werkateliers en PC Sint-Amandus zelf. Dat is de reden waarom de cliënten vaak attent moesten gemaakt worden dat, het opmaken van een informatiebrochure over de werkateliers, het onderwerp van het gesprek was. Doorheen dit ganse ontwikkelingsproces waren de cliënten enthousiast dat ze hun mening mochten geven. Er was grote appreciatie voor het feit dat ze enkele taken in eigen handen mochten nemen, zoals het zelfstandig nemen van de foto s. Deze appreciatie kwam vanuit het gevoel zelf regie te hebben over iets wat anders voor hen zou gedaan worden. Mondeling werd ook aangehaald dat ze vaak hun mening mogen geven, maar hier dan niets mee gedaan wordt. Door het maken van deze brochure is er een uiteindelijk resultaat van de verkregen informatie van de cliënten, wat bij de participanten een gevoel van empowerment, partnerschap en zeggenschap losmaakte. 4. Conclusie Gemiddeld bestond een focusgroep uit drie tot vier cliënten. De reden om voor een kleine groep te kiezen is omdat er vanuit ervaring met de cliënten geconcludeerd kon worden dat men snel kan uitwijken over de focus van het gesprek, waardoor men de essentie van de samenkomst uit het oog verliest. Door gebruik te maken van kleine groepen kan men hier als moderator het overzicht in bewaren. Doordat er vaak werd uitgeweken over het effectieve onderwerp, werd er ook informatie verzameld over de algemene werking van de werkateliers. Deze informatie werd vermeld in de weergave van de resultaten op mesoniveau. Gezien, hier op ingaan, dit onderzoek te ver zou leiden van het onderwerp werd hier verder geen aandacht aan besteed. Er werd wel een vermelding gemaakt omdat het naar toekomstig onderzoek relevant kan zijn alsook een bron van informatie en inspiratie kan zijn voor de ergotherapeuten van de werkateliers. Indien gewenst kunnen zij er dieper op ingaan aan de hand van de verschillende aangereikte methodieken vanuit werkpakket 1,2 en 3. Door binnen de eerste drie focusgroepen gebruik te maken van voorbeeldbrochures, kregen de cliënten een beter beeld over hoe een informatiebrochure er uit kan zien. Veel cliënten haalden hieruit hun inspiratie. Binnen de focusgroepen werd er gebruik gemaakt van andere methodieken. De eerste focusgroep werd gefaciliteerd aan de hand van een woordenspin, de tweede met post-its. Het brainstormen verliep vlotter toen er gewerkt werd met post-its. De cliënten konden eerst nadenken over de vraag en daarna zelfstandig hun antwoorden formuleren. Bij de derde en laatste focusgroep werd dan ook bewust nogmaals gebruik gemaakt van deze methodiek omdat deze het meest efficiënt was. De gegevensverzameling alsook de opmaak van het ontwerp en het verzamelen van de afbeeldingen om in de informatiebrochure op te nemen, werd onder de volledige verantwoordelijkheid van de cliënten geplaatst. Hierdoor zullen niet alle gegevens die in de brochure verwerkt worden compleet zijn. Er kan gezegd worden dat dit een brochure is voor en door de cliënten gemaakt. Hun ervaringsdeskundigheid werd op de voorgrond geplaatst, 57

67 waardoor er een hiaat op te merken is tussen de verwachtingen van de ergotherapeuten en die van de cliënten. Een cliëntenparticipatiecultuur veronderstelt dus naast het gebruik van participatieve methodieken ook een mindset en basishouding van de ergotherapeuten. Dit brengt met zich mee dat de ergotherapeuten ook voor een stuk hun eigen verwachtingen en visies moeten gaan afstemmen op deze van de cliënten om tot gemeenschappelijke taal te kunnen komen. Hierdoor vindt ook een ontmoeting en dialoog plaats van mens tot mens, in plaats van een contact tussen hulpverlener en cliënt. Het uitwerken van de resultaten op de computer werd niet gedaan door de cliënten, omdat dit voor hen een te grote drempel was. De cliënten gingen er van uit dat dit gedaan zou worden door de student. Dit bewijst dat de cliënten het gewoon zijn dat binnen de huidige werking, de ergotherapeuten de eindbeslissingen nemen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de cliënten nog onvoldoende vertrouwd zijn met het begrip cliëntenparticipatie. Toch werd er voor gekozen om een realistische weergave te bieden van wat een concreet resultaat kan zijn wanneer men zich louter toespitst op de participatie van de cliënten. Enkele van de participanten traden veel meer op de voorgrond in het delen van hun mening en waren dan ook zeer aanwezig en betrokken in de discussie binnen de verschillende groepen. Dit leidde er toe dat enkele cliënten minder aan het woord kwamen. Als moderator was het belangrijk om binnen de focusgroep hierop actief in te spelen en iedereen de kans te geven hun mening te staven. Het proces waarin focusgroepen worden georganiseerd vraagt ook heel wat tijd en ruimte. Als onderzoeker kon deze tijd vrijgemaakt worden, maar dit impliceert wel dat het een bewuste inzet en planning zal vragen van de ergotherapeuten om deze methodiek verder te implementeren binnen de werkateliers. Binnen de participatieladder bevinden de focusgroepen zich tussen de niveaus adviseren en partnerschap. Focusgroepen organiseren binnen een zorgsetting waarin arbeid als middel wordt gebruikt blijkt vanuit bovenstaande bevindingen een werkzame methodiek te zijn om cliënten te laten participeren in hun eigen proces. Vanuit de focusgroep werd een informatiebrochure gecreëerd die antwoord biedt op de noden ten aanzien van de betrokkenheid van de cliënt bij aanvang van de therapie in de werkateliers. Vanuit de bevragingen en het maken van de informatiebrochure kan vastgesteld worden dat mensen voor de aanvang van hun traject graag willen weten wat ze kunnen verwachten en dus is informatie hierin een sleutelwoord. Een kanttekening die tot slot bij het ganse proces moet gemaakt worden, is dat voldoende geïnformeerd zijn over de werking van participatie en de participatieve methodieken essentieel blijkt te zijn om te kunnen participeren. 58

68 Eindconclusie en discussie Binnen de hedendaagse maatschappelijke visie vindt een verschuiving plaats van zorg naar ondersteuning en wordt er niet langer gesproken over patiënten, maar primeert de term cliënten. Mensen met ondersteuningsnoden mogen niet langer benaderd en gereduceerd worden tot hun beperkingen, maar er moet gewerkt worden vanuit wie ze zijn als mens met hun sterktes en capaciteiten. Deze tendens geeft weer dat we stilaan afstappen van het biomedisch model. De nadruk wordt steeds meer gelegd op empowerment, autonomie en beslissingsrecht. Vanuit dit onderzoek kan hierbij wel benoemd worden dat het niet evident is om bij iedere doelgroep evenveel inspraak te creëren. Bij mensen met een psychische kwetsbaarheid is er een verschil op te merken tussen mensen met een niet-gestabiliseerde problematiek en mensen met een gestabiliseerde problematiek. De eerste groep is moeilijker om via deze benaderingswijze te bereiken in vergelijking met de mensen met een gestabiliseerde problematiek. Om het niveau van participatie binnen een organisatie in kaart te brengen, wordt de participatieladder gebruikt. Deze bestaat uit verschillende niveaus: informeren, raadplegen, adviseren, gezamenlijke besluitvorming en regie bij de cliënt. De ontmoeting op de ladder is afhankelijk van de capaciteiten van de cliënten, waardoor de intensiteit waarmee participatie vorm krijgt door hen wordt bepaald. De participatieladder vormt de theoretisch onderbouwde leidraad doorheen de bachelorproef. Uit gesprekken met de stageplaats is gebleken dat men zich als organisatie er toe engageert om actieve participatie van de cliënten binnen de werkateliers te genereren, maar dit in beperkte mate. Het is voor de ergotherapeuten onduidelijk in hoeverre de cliënten hier nood aan hebben en hoe ze dit, afgestemd op de mogelijkheden van de doelgroep, kunnen realiseren. Deze bekommernis vormt de aanzet voor deze bachelorproef en van daaruit werd de onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe kan een ergotherapeut bijdragen tot het uitbouwen van een cliëntenparticipatiecultuur in een zorgcontext waar arbeid wordt ingezet als middel? In een eerste stap in dit proces werd deze nood rond inspraak binnen het doorlopen van het traject in de werkateliers van de cliënten in kaart gebracht. Concreet werd er op zoek gegaan naar welke methodieken hierbij een eerste aanzet kunnen zijn om tot cliëntenparticipatie te komen. Hierbij was het belangrijk, net omdat de doelgroep binnen de werkateliers heel verscheiden is, om de methodieken toegankelijk te maken voor iedereen. Doorheen deze fase werd duidelijk dat de cliënten mondeling aansporen, informeren en stimuleren een belangrijk gegeven vormde bij het integreren van de cliëntenparticipatiecultuur. Verder kon er vastgesteld worden dat het van groot belang is om met deze doelgroep, mensen met een psychische kwetsbaarheid, kort en bondig te communiceren en aandacht te hebben voor woordkeuze en laagdrempeligheid van de aangeboden methodieken. Daarnaast is het ook noodzakelijk om oog te hebben voor een continuïteit in de communicatie. Omwille van hun pathologie en de onwennigheid die er leeft bij de cliënten rond participatie bleek het van belang om hen regelmatig te informeren en in te lichten rond het proces van het onderzoek. Hierdoor werd de betrokkenheid tot het onderzoek en het onderwerp gestimuleerd en levendig gehouden. Een aantal van de uitgeteste methodieken bleken werkzaam te zijn, anderen helemaal niet, bijvoorbeeld het ideeënbord. Het afnemen van vragenlijsten zorgde voor heel wat nuttige input en informatie, mits de nodige mondelinge en visuele ondersteuning. De vragenlijst gaf uiteindelijk wel de aanzet tot het verder uitwerken van het eindproduct van deze bachelorproef. 59

69 Door bevindingen uit praktijkervaring en vanuit de literatuurstudie die werd gedaan is gebleken dat het voeren van focusgroepen een goede ondersteuning kan bieden om snel en efficiënt veel informatie te verzamelen. Er werd dan ook gekozen om het proces tot het eindproduct verder te faciliteren aan de hand van de focusgroepen en hierbij ook na te gaan of deze methodiek efficiënt is binnen een cliëntenparticipatiecultuur. Doordat er binnen deze focusgroepen toegespitst werd op zeggenschap en empowerment, kwam de stem van de cliënten steeds meer op de voorgrond te staan, waardoor de onderzoeker in dit traject een stap achteruit moest zetten. Dit impliceert ook een conclusie rond de basishouding die een ergotherapeut dient in te nemen wanneer men een cliëntenparticipatiecultuur wil integreren binnen de psychiatrische zorgsetting. Er kan dus vastgesteld worden dat het louter gebruik maken van participatieve methodieken onvoldoende zal zijn om tot een verschuiving van de cultuur binnen een organisatie te komen. Professionals, binnen dit onderzoek, de ergotherapeuten, dienen zich open te stellen voor de input en de verwachtingen van de cliënten. Dit brengt met zich mee dat men als ergotherapeut niet langer kan vasthouden aan eigen verwachtingen en eisen ten aanzien van een bepaalde handeling of eindresultaat. Er moet samen met de cliënt gezocht worden naar een gemeenschappelijke taal om de onderlinge dialoog te stimuleren. Op die manier kan er toegewerkt worden naar een evenwichtig en gemeenschappelijk eindresultaat. Deze zoektocht kan ondersteund worden vanuit de theorie beschreven rond de participatieladder. Samen op één trede gaan staan is essentieel wanneer men tot een cliëntenparticipatiecultuur wil komen. Het eindproduct, de informatiebrochure, is een bewijs dat er binnen de werkateliers van PC Sint-Amandus ruimte is om te groeien naar een cliëntenparticipatiecultuur. Deze informatiebrochure werd opgebouwd vanuit de resultaten van de vragenlijst en verder uitgewerkt door gebruik te maken van focusgroepen als methodiek. De informatiebrochure, die volledig zelf gemaakt is door de cliënten, toont dus aan dat er met focusgroepen heel wat bereikt kan worden. De brochure is een resultaat dat voortgevloeid is vanuit het uittesten van verschillende methodieken. Het is een bewijs dat het gebruik van focusgroepen waarbinnen de cliënten hun mening kunnen staven een efficiënte methodiek is om een aanzet te geven tot cliëntenparticipatie. Algemeen uit dit onderzoek is gebleken dat de cliënten nood hebben aan inspraak, maar dat het van belang is om regelmatig af te toetsen of de cliënten nog steeds het begrip cliëntenparticipatie begrijpen. Een voortdurende bewustmaking van het begrip en een doorleefde basishouding van de ergotherapeut spelen hierbij een cruciale rol. Deze conclusie kan gemaakt worden vanuit een hiaat waarop binnen dit onderzoek werd gebotst. Bij aanvang van het onderzoek werd al snel duidelijk doorheen een eerste bevraging van de cliënten dat voor hen het begrip participatie en in het bijzonder cliëntenparticipatie, nog een vaag begrip is. Er waren enkele deelnemers die er wel al hadden van gehoord, maar na verdere bevraging toch niet goed wisten wat dit begrip betekent in de praktijk. Wanneer men een cliëntenparticipatiecultuur verder wil uitbouwen, zal het vereist zijn dat de ergotherapeuten blijven inzetten op het verduidelijken van dit begrip, alsook het begrip binnen de praktijk voelbaar maken. Hierbij kunnen ze ondersteund worden door een aantal van de aangereikte methodieken die werden besproken in werkpakket 1. 60

70 Een langzame opbouw van deze cultuur is van belang. Het tempo van de cliënten volgen is nodig. Het is noodzakelijk om eerst in te zetten op kennis van het begrip om in een tweede stap andere methodieken met de groep verder te kunnen exploreren. Wanneer de cliënten meer vertrouwd zijn met het onderwerp en de daaraan gekoppelde methodieken en basishouding kan er geleidelijk aan groei zijn in het niveau waarop men zich bevindt op de participatieladder. Doorheen de gesprekken met de ergotherapeuten van de werkateliers is er naar voor gekomen dat zij hier gedurende twee jaar actief willen op inzetten. Deze bachelorproef heeft hen die eerste aanzet gegeven om dit verder uit te bouwen. Men dient er rekening mee te houden dat cliëntenparticipatiecultuur geen evidentie is. Er moet dan ook tijd en ruimte worden gemaakt om dit ten gronde te kunnen implementeren. Organisatorisch en praktisch is het niet altijd mogelijk om deze tijd en ruimte te creëren. Dit is dan ook een kritische bedenking naar de toekomst toe. Tot slot is het van belang om te benadrukken dat er binnen deze bachelorproef werd gefocust op het microniveau van de organisatie. Naar de toekomst toe kunnen de methodieken bijvoorbeeld ook toegepast worden op meso- en macroniveau. Er werd toegespitst op hoe cliëntenparticipatie vorm kan krijgen doorheen het traject dat de cliënten in de werkateliers doorlopen. Dit zorgt er voor dat het van belang is dit onderzoek te beschouwen als een inspiratiebron en er met voldoende voorzichtigheid moet omgegaan worden met veralgemening van bepaalde conclusies naar de bredere zorgsetting van de psychiatrie. Desondanks de beperktheid van dit onderzoek, zowel in tijd als in onderzoeksgroep, zijn er zeker groeimogelijkheden naar de verdere uitbouw van deze cultuur mogelijk. 61

71 Literatuurlijst Brinkman, F. (2001). Optimaliseren van cliëntenparticipatie: Bohn Stafleu Van Loghum. eren+van+cli%c3%abntenparticipatie&ots=w5xwt5myc1&sig=_l5gvf4fsit7heeczqfqsh 8ppLM#v=onepage&q=Optimaliseren%20van%20cli%C3%ABntenparticipatie&f=false Broeders van liefde. (2019). Psychiatrisch centrum Sint-Amandus. Geraadpleegd op 5 februari 2019 via CBO. (2013). Handboek patiënten-/cliëntenparticipatie. Geraadpleegd op 25 maart 2018 via Delnoij, D. & Hendriks, M. (2008) De CQ-index: het meten van klantervaringen in de zorg. TSG, 86(8), Geraadpleegd op 24 april 2019 via den Hollander, D. & Wilken, J.P. (2017). Zo worden cliënten burgers: praktijkboek systematisch rehabilitatiegericht handelen (8 e druk licht gewijzigde druk). Amsterdam: SWP. De Vos, L. (2018). Hoorcollege 4 enquête [PowerPoint-presentatie]. Geraadpleegd op 29 april 2019 via De Vos, L. (2018). Hoorcollege 3 focusgroep [PowerPoint-presentatie]. Geraadpleegd op 29 april 2019 via Felce, D. & Perry, J. (1995). Quality of life: its defintion and measerment. Research in development disabilities, 16(1), Hammell, K.R. (2013). Client-centered practice in occupational therapy: Critical reflections. Scandinavian Journal of Occupational therapy, 20(3), Kjellberg, A., Kåhlin, I., Haglund, L. & Taylor, R. (2012). The myth of particiation in occupational therapy: reconceptualizing a client-centered approach. Scandinavion journal of occupational therapy, 19(5), le Granse, M., van Hartingsveldt, M. & Kinébanian, A. (2017). Grondslagen van de ergotherapie (5 e druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Moonen, C. (2018, 21 augustus). Volwaardige cliëntenparticipatie is niet evident. Geraadpleegd op 4 mei 2019 via Palumbo, R. (2017). The bright side and te dark side of patient empowerment: co-creation and co-destruciotn of value in the healthcare environment. Geraadpleegd op 10 oktober 2018 via PC Sint-Amandus. (2019). Werkateliers in kader van arbeidsrehabilitatietraject (statusfiche). Beernem: PC Sint-Amandus. 62

72 PC Sint-Amandus. (2019). Werkateliers in kader van activering en zinvolle dagbesteding (statusfiche). Beernem: PC Sint-Amandus. Sok, K., Kok, E., Royers, T. & Panhuijzen, B. (2009). Cliëntenparticipatie in beeld: inventarisatie praktijkvoorbeelden van cliëntenparticipatie. Geraadpleegd op 22 maart 2019 via van de Bovenkamp, H., Grit, K. & Bal, R. (2008). Inventarisatie patiëntenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid. Geraadpleegd op 22 november 2018 via df Van Regenmortel, T. (2009). Empowerment als uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 18(4), Van Regenmortel, T. (2009). Empowerment in de geestelijke gezondheidszorg. Neuron, 14(8), 1-6. Geraadpleegd op 9 februari 2019 via Vilans. (2014). In voor beter, leven in vrijdag: cliëntenparticipatie bij verbeteren. Geraadpleegd op 28 april 2019 via Wilken, JP. & van Mauriek, G. (2016). Systematisch rehabilitatiegericht handelen. Begeleiding op maat van iedere cliënt. Geraadpleegd op 10 juni 2018 via habilitatiegericht_handelen_begeleiding_op_maat_voor_iedere_client/links/5832d4d408ae0 04f74c4ae67/Systemiatisch-Rehabilitatiegericht-Handelen-Begeleiding-op-maat-voor-iedereclient.pdf 63

73 Lijst van figuren Figuren Referenties Figuur 1: Participatieladder (CBO, 2013) Figuur 2: Traject van de cliënten binnen de Eigen figuur werkateliers Figuur 3: Staafdiagram kennis over begrip Eigen verzamelde data cliëntenparticipatie Figuur 4: Staafdiagram nood aan meer uitleg Eigen verzamelde data over cliëntenparticipatie Figuur 5: Staafdiagram informatie over Eigen verzamelde data werkateliers Figuur 6: Staafdiagram nood aan meer Eigen verzamelde data informatie over de werkateliers Figuur 7: Staafdiagram Eigen verzamelde data kennismakingsgesprek Figuur 8: Staafdiagram opstellen van doelen Eigen verzamelde data Figuur 9: Staafdiagram evaluatiemomenten Eigen verzamelde data Figuur 10: Staafdiagram verandering doelen Eigen verzamelde data en weekschema Figuur 11: Staafdiagram afrondingsgesprek Eigen verzamelde data Figuur 12: Staafdiagram nood aan meer betrokkenheid en inspraak Figuur 13: Staafdiagram deelname aan focusgroepen Figuur 14: Ideeënbord voor evaluatiemomenten Figuur 15: Ideeënbord voor evaluatiemomenten Figuur 16: Ideeënbord voor evaluatiemomenten Figuur 17: Resultaat ideeënbord voor evaluatiemomenten Figuur 18: Notities focusgroep 1 met groep 1 Figuur 19: Notities focusgroep 1 met groep 1 Figuur 20: Notities focusgroep 2 met groep 2 Figuur 21: Notities focusgroep 3 met groep 3 Eigen verzamelde data Eigen verzamelde data Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Eigen fotomateriaal Figuur 22: Notities focusgroep 4 met groep 1 Eigen fotomateriaal Figuur 23: Notities focusgroep 4 met groep 1 Eigen fotomateriaal Figuur 24: Ontwerp van de informatiebrochure Eigen fotomateriaal 64

74 Bijlagen Bijlage 1: PICO-kader Kern van de PICO Nederlandse trefwoorden Engelse trefwoorden + MeSH in het vet aanduiden P Volwassenen met Psychiatrische stoornis Psychiatric disorder een psychische Psychiatrische ziekte Mental disorder kwetsbaarheid die Psychische kwetsbaarheid Psychological disorder werken in de werkateliers van PC Sint-amandus Psychiatrische aandoening Werkateliers Mental health problems Mental illness Pscyhological vulnerability Work activity centre I Een methodiek Patiëntenparticipatie Patient participation uitwerken rond Methodieken Patient empowerment participatie binnen de werkateliers Patient activation Client-centered practice C / / / Participation Methods O Eerste aanzet tot realisatie van 65

75 cliëntenparticipatie binnen PC Sintamandus D Geef hier aan welke wetenschappelijk materiaal je aan jouw onderwerp kan linken (bv richtlijn/review, ) Wetenschappelijke studies Vakliteratuur Kennissynthese patiëntenparticipatie eerste lijn Databanken/websites & resultaten naar relevant wetenschappelijk materiaal: Databanken: Pubmed, The Cochrane library, Springerlink en google scholar Boek: zo worden cliënten burgers (Dirk Den Hollander) Databanken/websites & resultaten naar relevant wetenschappelijk materiaal: 66

76 Bijlage 2: PowerPointpresentatie informatiesessies 67

77 68

78 69

79 70

80 Bijlage 3: Materiaal gebruikt bij eigen gegevensverzameling: vragenlijst 1. Hoe lang komt u werken in de werkateliers? 2. Kent u het begrip cliëntenparticipatie? Ja Nee 3. Zo niet, wilt u hier graag meer over te weten komen? Ja Nee 4. Krijgt u voldoende informatie over wat de werkateliers inhouden? Ja Nee 5. Zo niet, heeft u nood aan het krijgen van meer informatie? Ja Nee 6. In welke mate kunt u voldoende zelf vertellen gedurende het kennismakingsgesprek? Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed 7. In welke mate heeft u inspraak in het opstellen van de doelen binnen de werkateliers? Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed 8. Worden er voldoende momenten gepland met de ergotherapeut en je begeleiding van de afdeling om jouw groeiproces te bekijken? Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed 9. Krijgt u voldoende inspraak bij verandering van uw weekschema en doelstellingen binnen deze samenkomst? Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed 71

81 10. In welke mate heeft u nood aan een afrondingsgesprek als u PC Sint-Amandus en dus ook de werkateliers verlaat? Slecht Matig Neutraal Goed Zeer goed 11. Heeft u nood aan meer betrokkenheid en inspraak bij het opstellen van uw traject binnen de werkateliers? Ja Nee 12. In de uitwerking van mijn eindwerk gaan wij samen op zoek naar een manier waarop we jullie als cliënten inspraak kunnen geven. Bent u bereid om hieraan mee te werken en samen met mij op zoek te gaan naar een oplossing? Omcirkel jouw antwoord. Ja Nee 13. Aanvullingen? 72

82 Bijlage 4: Sjabloon informed consent 73

83 Bijlage 5: Resultaten brainstorm focusgroepen Focusgroep 2 74

84 Focusgroep 3 75

85 Bijlage 6: Informatiebrochure 76

86 77

87 78

88 79

89 80

90 81