NE ZELFZEKERE LERAAR OF GEWOON NEN ENTHOUSIASTE MENS?
|
|
- Brigitta de Backer
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 ANNE-SOPHIE GHYSELEN NE ZELFZEKERE LERAAR OF GEWOON NEN ENTHOUSIASTE MENS? EEN MATCHED-GUISE ONDERZOEK NAAR DE ATTITUDE TEGENOVER Abstract (1) TUSSENTAAL BIJ WEST-VLAMINGEN This paper presents the results of a research conducted in West-Flanders on the attitudes towards tussentaal, a Flemish substandard language variety. This research aims to answer three questions pertaining to these attitudes. The first question is what the impact of the variable age is on the attitudes towards tus- sentaal. Although previous research has been conducted on attitudes towards this language variety, so far no attention has been paid to age-specific patterns in these attitudes. The second question is which tussentaal elements can account for certain positive or negative attitudes towards the variety as a whole. In order to answer this question, this research will focus on definite and indefinite article forms that are typical for tussentaal with the aim of discovering how people perceive the tussentaal forms with respect to the standard forms. This field of research is relatively unexplored, which entails some methodological issues. As such, this part of the research can be considered a methodological experiment. The third and final question is what impact the frequency of the tussentaal article forms has on the attitude of the informants. These three questions are discussed more elaborately in the first part of this paper. The design of the research (the variables and the methodology) is explained in the second part. The final part of this paper presents the results of the research. 1. Inleiding Tussentaal is de taal van wie AN probeert te spreken zonder dat AN echt te beheersen. Maar het is tegelijk de taal van wie het AN wél beheerst, maar bewust kiest voor een tussentaal; het is dus ook de taal van veel hoger opgeleiden thuis, tijdens de koffiepauze op het werk, enz. Dat is hoe Johan De Caluwe (2002:57) tussentaal beschrijft. Die definitie geeft al aan dat taalattitude een belangrijke (1) Anne-Sophie Ghyselen, Vakgroep Nederlandse Taalkunde Ugent, Blandijnberg 2, 9000 Gent, annesophie.ghyselen@ugent.be. 83
2 ANNE-SOPHIE GHYSELEN factor is om het fenomeen tussentaal te kunnen doorgronden. Maar hoe staat de Vlaming eigenlijk tegenover tussentaal? Om die vraag te beantwoorden werd in Vlaanderen al attitude-onderzoek gedaan, o.a. door Impe & Speelman (2006). Zij lieten aan twee groepen informanten (een West-Vlaamse groep en een Limburgse groep) vier geluidsfragmenten horen (standaardtaal, Brabants gekleurde tussentaal, West-Vlaams gekleurde tussentaal en Limburgs gekleurde tussentaal). Na elk fragment legden ze aan de informanten tien vragen voor. Daarbij gingen ze uit van drie dimensies die een taalattitude sturen: de statusdimensie, de sociale attractiviteitsdimensie en de persoonlijke integriteitsdimensie. Zij stelden vast dat de attitude van de Vlaming tegenover tussentaal significant verschilt van die tegenover de standaardtaal en dat het vooral vooral regionale accenten en de mate van tussentaligheid en vlotheid van taalgebruik [zijn] die attitudevorming beïnvloeden (Impe & Speelman 2007:123). Zo scoort Limburgse tussentaal hoog op status terwijl West-Vlaamse tussentaal de hoogste positionering krijgt op de persoonlijke integriteitsdimensie. Brabantse tussentaal daarentegen, krijgt de hoogste scores op sociale attractiviteit. De vraag die we ons hierbij kunnen stellen, is welke rol leeftijd daar precies bij speelt. De impact van de onafhankelijke variabele leeftijd werd in het attitudeonderzoek naar tussentaal immers nog nauwelijks belicht. Impe & Speelman focusten bijvoorbeeld enkel op jongeren tussen 15 en 20 jaar oud. Onderzoek naar leeftijdsspecifieke verschillen in het taalgebruik werd daarentegen wel al verricht in Vlaanderen. Plevoets bijvoorbeeld (2008:100) toonde op basis van een uitgebreid corpusonderzoek aan dat sprekers uit de jaren 50 en 60 [...] veelvuldig gebruik [maken] van het Journaalnederlands; die uit de jaren 70 en 80 eerder van het Soapvlaams (2) ; alle oudere sprekers gedragen zich ten opzichte van beide variëteiten verder neutraal. Het lijkt ons daarom interessant om na te gaan of dat leeftijdsgebonden verschil in taalproductie ook gepaard gaat met een leeftijdsspecifiek verschil in taalattitude. Een tweede vraag die we ons bij het attitude-onderzoek naar tussentaal en standaardtaal kunnen stellen, is welke elementen van tussentaal precies voor de (2) Plevoets (2008) spreekt in zijn verhandeling consistent over Journaalnederlands en Soapvlaams omdat de termen Standaardnederlands en tussentaal volgens hem misleidend zijn aangezien die mogelijkerwijs alleen maar verwijzen naar een een zuiver virtuele standaard, waarvan het normatieve statuut enkel in naam bestaat (Plevoets 2008:17). 84
3 verkregen oordelen verantwoordelijk zijn. Waarom vinden informanten sprekers van bepaalde tussentaalfragmenten grappig of betrouwbaar? Hiernaar werd nog geen onderzoek gedaan. Daarom zullen we ons in dit artikel ook gedeeltelijk op die vraag toeleggen. Aangezien we hier een vrijwel onontgonnen gebied in de taalkunde betreden, zijn er methodologisch wel nog heel wat vraagtekens. We proberen bij dit onderzoek één bepaald tussentaalkenmerk te isoleren, nl. de tussentalige lidwoordverbuiging en proberen te onderzoeken welke oordelen de West-Vlaming over dat kenmerk heeft. Daarbij gaan we ook na of de relatieve frequentie van tussentalige lidwoordvormen een rol speelt bij die oordeelvorming. Met dit methodologisch experiment hopen we een deur te openen voor verder onderzoek. Kort samengevat focussen we in dit onderzoek op de volgende vragen: (1) Verschillen de affectieve oordelen over tussentaal en standaardtaal bij informanten van verschillende leeftijden? (2) Welke affectieve oordelen heeft de West-Vlaming over de tussentalige verbuiging van enkelvoudige bepaalde en onbepaalde lidwoorden? (3) Welke rol speelt de relatieve frequentie van tussentalige lidwoordvormen bij die oordeelvorming? Wordt iemand die in 50% van de mogelijke gevallen tussentalige lidwoordvormen gebruikt anders geëvalueerd dan iemand die dat in 100% van de gevallen doet? In wat volgt, lichten we deze onderzoeksvragen en de methodologie die we zullen hanteren wat nader toe. 2. Opzet 2.1. Variabelen Afhankelijke variabele: oordelen In dit onderzoek peilen we naar de affectieve oordelen die de informanten hebben over tussentalige lidwoordvormen. In het attitude-onderzoek wordt hierbij vrijwel altijd uitgegaan van een aantal dimensies die de taalattitude sturen. Hoeveel dimensies dat zijn, verschilt echter van onderzoek tot onderzoek. Grofweg kunnen we twee modellen onderscheiden: een twee-dimensionaal model en een drie-dimensionaal model. Bij het twee-dimensionale model gaat men - zoals de term al doet vermoeden - uit van twee dimensies die de taalattitude sturen, namelijk prestige en solidariteit (cfr. Brown & Gilman 1960). Bij het drie-dimensionale model gaat men uit van drie dimensies: de statusdimensie, 85
4 ANNE-SOPHIE GHYSELEN de sociale attractiviteitsdimensie en de persoonlijke integriteitsdimensie (cfr. Lambert 1972). Voor ons onderzoek werken we met zes vragen (zie figuur 1) die we op beide modellen kunnen projecteren. Wanneer we bijvoorbeeld uitgaan van het tweedimensionale model, peilen we met vragen 2 en 4 naar prestige en met vragen 1, 3, 5 en 6 naar solidariteit. Als we daarentegen uitgaan van drie dimensies, peilen vragen 1 en 6 naar persoonlijke integriteit, vragen 2 en 4 naar status en vragen 3 en 5 naar sociale attractiviteit. Welk van die twee modellen het meest geschikt is voor ons onderzoek, hangt af van de antwoorden van de informanten. Zij krijgen telkens 7 sprekers te horen die ze moeten beoordelen door op de vragen te beantwoorden. Aan de vragen voegen we een zevenpuntenschaal toe waarvan de polen benoemd zijn door de tegengestelden helemaal niet en heel zeker. In punt 3.1. gaan we dan met enkele statistische tests na of één van de modellen toepasbaar is op de gegeven antwoorden. 1. betrouwbaar Denk je dat spreker x een leerkracht is die leerlingen snel zullen vertrouwen? 2. zelfzeker Geloof je dat spreker x zich in de les makkelijk van haar stuk laat brengen? 3. onderhoudend Heb je de indruk dat spreker x in de lessen, maar ook in informelere situaties met de leerlingen (zoals schoolreizen en andere naschoolse activiteiten), haar gezelschap zou kunnen entertainen? 4. overtuigend Heb je de indruk dat, als spreker x in een discussie met andere leerkrachten of leerlingen betrokken was, zij dan veel kans maakt om die discussie te winnen? 5. populair Geloof je dat spreker x een populaire leerkracht is? 6. behulpzaam Heb je de indruk dat spreker x iemand is die een leerling zou helpen als die een probleem heeft? Figuur 1: Adjectieven en vragen uit de enquête van dit onderzoek Onafhankelijke sociale variabele: leeftijd De belangrijkste sociale variabele in ons onderzoek is leeftijd. Talrijke studies hebben in de voorbije decennia gefocust op de relatie tussen leeftijd en taalgebruik. Vooral bij het onderzoek naar taalverandering is er, sinds de geboorte van de sociolinguïstiek, veel interesse geweest voor leeftijd. Labov (1966) bijvoorbeeld onderzocht verschillende leeftijdsgroepen om na te gaan of er taalverande- 86
5 ring op til was. Zo stelde hij bij zijn bekende department store study vast dat in New York City in woorden als fourth of floor de oude normuitspraak zero voor de <r> geleidelijk aan vervangen werd door de postvocale [r]. Dat concludeerde hij uit zijn observatie dat de jongere generaties een hogere frequentie van die [r]-uitspraak vertoonden. Die redenering is gebaseerd op de assumptie dat de taal van elk individu na een bepaalde leeftijd (omstreeks het 20 ste levensjaar) niet meer verandert. Die methode, waarbij synchrone gegevens diachroon geïnterpreteerd worden, werd bekend als de apparent-time methode en werd algauw op grote schaal toegepast in sociolinguïstisch onderzoek. Leeftijdsspecifieke verschillen in taalgebruik kunnen we echter niet alleen interpreteren in de apparent time maar ook socio-psychologisch als age grading. Met dat begrip verwijzen we naar a change of behaviour with age that repeats itself in each generation (Cheshire 1987:3). Met andere woorden: er zijn leeftijdsspecifieke taalkenmerken die niets met taalverandering te maken hebben, maar gewoon typisch zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep. De meeste tieners gebruiken bijvoorbeeld een bepaalde woordenschat die ze verlaten wanneer ze een zekere leeftijd bereiken en op de arbeidsmarkt terecht komen. Hierbij moeten we echter in het achterhoofd houden dat age grading een vrij zeldzaam fenomeen is. Het is vooral een nuttig concept wanneer we het taalgebruik van jongeren onder 20 jaar onderzoeken. In concreto zullen wij met ons onderzoek op zowel apparent time als age grading focussen. Om een zicht te krijgen op het age-grading fenomeen werken we met vier groepen van wat we in deze bijdrage jongeren zullen noemen: een groep van jaar oud (zesde leerjaar basisonderwijs), een van jaar oud (derde leerjaar secundair onderwijs), een van jaar oud (zesde leerjaar secundair onderwijs) en een van jaar oud (met als voorwaarde dat ze al minimum één jaar actief zijn op de arbeidsmarkt). Daarnaast nemen we ook twee andere leeftijdsgroepen op in ons onderzoek om eventuele apparent-time verschijnselen op het spoor te komen: een groep van jaar oud en een van jaar oud. Alle leeftijdsgroepen bevatten minimaal twintig informanten. Die indeling in leeftijdsgroepen is gebaseerd op twee werken: dat van socioloog Henk Becker (1992) enerzijds en dat van William Labov (2001) anderzijds. Henk Becker beschrijft o.a. in zijn Generaties en hun kansen de verschillende generaties van de twintigste eeuw: de pragmatische generatie ( 1971-nu), de verloren generatie ( ), de protestgeneratie ( ), de stille generatie ( ) en de vooroorlogse generatie ( ). Ook Plevoets (2008) 87
6 ANNE-SOPHIE GHYSELEN gebruikte die indeling in generaties bij zijn onderzoek. Wij spitsen ons met onze informantengroepen toe op de pragmatische generatie, de verloren generatie en de stille generatie, vooral om praktische redenen. Zo moest het onderzoek in een kort tijdsbestek uitgevoerd kunnen worden en vreesden we voor de vooroorlogse generatie weinig informanten te vinden die zouden willen en kunnen deelnemen aan de enquête. Omdat we ook het fenomeen age grading onder de loep willen nemen, hebben we de jongste generatie, of de pragmatische zoals Becker het noemt, nog verder opgedeeld in aparte leeftijdsgroepen. Daartoe hebben we ons gebaseerd op Labovs beschrijving van de belangrijke levensfasen in de moderne Amerikaanse samenleving (2001:101), die ook op andere westerse geürbaniseerde gemeenschappen toepasbaar is. Cheshire (1987:7) omschrijft die life stages als volgt: ( ) alignment to the pre-adolescent peer group (ages 8-9), membership in the pre-adolescent peer group (ages 10-12), involvement in heterosexual relations and the adolescent group (13-16), completion of secondary schooling and orientation to the wider world of work and/or college (17-19), the beginning of regular employment and family life (20-29), full engagement in the work force and family responsibilities (30-59), and retirement (60s). De leeftijdsgroep 8-9 jaar laten we eruit omdat hun medewerking wellicht tot vrij veel onbruikbaar materiaal zou leiden. Op die leeftijd zijn er immers nog verschillende kinderen die problemen hebben met lezen en schrijven. Wat het experimentele attitude-onderzoek betreft, is de variabele leeftijd grotendeels een onontgonnen gebied in de Nederlanden. Een bijdrage werd al geleverd door Renée Van Bezooijen (2001) die de attitude van vrouwen tegenover het Poldernederlands onderzocht. Zij keek daarbij naar twee leeftijdsgroepen: één tussen 18 en 29 en één tussen 38 en 48 jaar oud. Ze stelde vast dat de jongere groep positiever tegenover het Poldernederlands stond dan de oudere groep. Aangezien wij met een andere taalvariëteit en met meer leeftijdsgroepen werken, is het vrij onvoorspelbaar wat het onderzoek naar de variabele leeftijd zal opleveren. Het lijkt echter wel waarschijnlijk dat ook voor tussentaal de jongere leeftijdsgroepen positiever tegenover tussentaal zullen staan dan de oudere leeftijdsgroepen, aangezien voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat jongeren die variëteit ook meer gebruiken. Plevoets (2008:100) toonde bijvoorbeeld aan dat sprekers uit de jaren 50 en 60 [...] veelvuldig gebruik [maken] van het Journaalnederlands; die uit de jaren 70 en 80 eerder van het Soapvlaams alle oudere sprekers gedragen 88
7 zich ten opzichte van beide variëteiten verder neutraal. Op basis van Plevoets onderzoek stellen we de hypothese voorop dat de jongste vier leeftijdsgroepen (de pragmatische generatie) positiever tegenover tussentaal zullen staan dan de informanten die tot de verloren generatie behoren (leeftijdsgroep jaar). Daarnaast verwachten we dat de oudste leeftijdsgroep (de stille generatie, leeftijdsgroep jaar) neutraler zal staan tegenover tussentaal Onafhankelijke sociale variabelen: geografie, sekse en klasse Naast leeftijd zijn er natuurlijk ook nog een aantal andere sociale variabelen. We denken hierbij bijvoorbeeld aan geografie, sekse en klasse. Die proberen we in de mate van het mogelijke constant te houden. Wat geografie betreft, zijn alle informanten uit de regio Ieper afkomstig. Ze hebben er ook allemaal schoolgelopen. Tot die regio rekenen we Ieper met haar deelgemeenten en enkele dorpen in de omgeving zoals Langemark-Poelkapelle, Kemmel en Zonnebeke. Binnen die regio bestaan wel dialectverschillen, maar die zijn niet groot en situeren zich ook niet op het gebied van de lidwoorden. In tegenstelling tot de variabele geografie, is het vrij moeilijk om de variabelen sekse en klasse constant te houden. Om de variabele sekse onder controle te houden, proberen we telkens het aantal vrouwen en mannen (of jongens en meisjes) per groep ongeveer gelijk te houden. Dat is echter een moeilijke taak. Bij de online enquête die we bij de oudere leeftijdsgroepen afnemen (zie punt 2.2.), kunnen we dat bijvoorbeeld moeilijk sturen en ook bij de papieren enquêtes die we bij de jongste drie leeftijdsgroepen tijdens de lesuren afnemen, moeten we ons tevreden stellen met de klassen die de directeur ons toewijst. Dat heeft als gevolg dat we in de verschillende leeftijdsgroepen telkens een andere verdeling mannen-vrouwen hebben (zie Figuur 2) Tussen 1980 en 1984 Tussen 1955 en 1970 Tussen 1929 en 1930 Totaal Totaal aantal informanten Aantal mannen Aantal vrouwen Figuur 2: overzicht informanten 89
8 ANNE-SOPHIE GHYSELEN Voor we de invloed van de onafhankelijke variabele leeftijd kunnen analyseren, moeten we nagaan of die ongelijke verdeling een vertekend beeld zou kunnen opleveren. Stel nu bijvoorbeeld dat mannen significant beter tegenover tussentaal zouden staan dan vrouwen, dan is het natuurlijk niet geoorloofd om bij het onderzoek naar leeftijd in de ene leeftijdsgroep veel meer mannen te hebben dan in de andere. Daarom gaan we voor elk vraag na of er een significant verschil is tussen de scores toegekend door de mannen en de scores toegekend door de vrouwen. (3) Dat blijkt echter niet het geval te zijn. Dat is wel opmerkelijk aangezien uit ander attitude-onderzoek (zoals Brouwer 1987 en Impe & Speelman 2007) gebleken is dat vrouwen prestigevoeliger zijn dan mannen. Ook het feit dat alle fragmenten door vrouwen ingesproken werden, zorgt blijkbaar niet voor een attitudeverschil tussen mannen en vrouwen. Aangezien we geen significante verschillen krijgen tussen de percepties van mannen en vrouwen, menen we dat het geoorloofd is om met een ongelijke verdeling van mannen en vrouwen in de verschillende leeftijdscategorieën te werken. Klasse ten slotte is een moeilijk te operationaliseren variabele. Factoren zoals opleidingsniveau, beroep, inkomen en klasse van ouders spelen hierbij immers allemaal een rol waardoor het begrip moeilijk toe te passen is. Om het onderzoek praktisch doenbaar te houden, laten we de variabele klasse dan ook buiten beschouwing. We beseffen natuurlijk wel dat dit een beperking voor het onderzoek is Linguïstische variabele: verbuiging van enkelvoudige bepaalde en onbepaalde lidwoorden Zoals hierboven al vermeld, onderzoeken we behalve de perceptie van hele variëteiten zoals standaardtaal of tussentaal, ook de affectieve oordelen die de informanten hebben over de tussentalige verbuiging van enkelvoudige bepaalde en onbepaalde lidwoorden. Hoe ziet die verbuiging er precies uit? Figuur 16 geeft een schematisch overzicht van de tussentalige en de standaardtalige lidwoodverbuiging. (3) Hiervoor gebruiken we een one-way Anova test. 90
9 Onbepaald Lidwoord Bepaald Lidwoord Standaardtaal enk. ml. een/ n de vr. een/ n de onz. een/ n het/ t mv. / de Tussentaal enk. ml. ne/nen de/den vr. een/ n de onz. e/ n/een het/ t mv. / de Figuur 3: overzicht verbuiging van bepaalde en onbepaalde lidwoorden Typisch tussentalige vormen voor enkelvoudige bepaalde en onbepaalde lidwoorden zijn dus: ne, nen, den en e. Die vormen vinden we immers in de standaardtaal niet terug. Het zijn dan ook die vormen waarop wij zullen focussen in ons onderzoek. Nen en den zijn de alternatieven voor respectievelijk ne en de als de eerste letter van het woord dat volgt een d, t, b, h of een klinker is. We krijgen dus ne leraar, maar den directeur. Wat het onzijdig betreft, is de tussentalige vorm voor het onbepaald lidwoord e; de vorm n wordt echter gebruikt als het lidwoord gevolgd wordt door een h of een klinker. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat al onze informanten uit de regio Ieper (West-Vlaanderen) afkomstig zijn en daar schoolgelopen hebben (zie punt ). Waarom is dat belangrijk? Omdat de tussentalige verbuiging van enkelvoudige bepaalde en onbepaalde lidwoorden een dialectogeen tussentaalverschijnsel is. Daarmee bedoelen we dat de tussentaalvormen ne, nen, den en e in een groot aantal Nederlandse dialecten, zoals de Brabantse dialecten, voorkomen. Wanneer we er de dialectkaarten van de MAND (2005:67-73) op naslaan, merken we echter dat de westelijk West-Vlaamse dialecten (waaronder het Iepers) de meeste van die vormen niet hebben. Figuur 16 toont een overzicht van het lidwoordensysteem dat in het Poperingse dialect gehanteerd wordt (Vallaeys 1997:56). Dat systeem geldt ook voor het Ieperse dialect (MAND 2005:67-73). 91
10 ANNE-SOPHIE GHYSELEN Enkelvoud Meervoud Lidwoorden van bepaaldheid ml. n boeër de boeërn vr. de boerène de boerènn onz. t boertsje de boertsjes Lidwoorden van onbepaaldheid ml. e boeër - vr. e boerène - onz. e boertsje - Figuur 4: Verbuiging van bepaalde en onbepaalde lidwoorden in Poperinge Zoals Vallaeys (1997:56) terecht opmerkt, komt het gebruik van de lidwoorden in Poperinge (en dus ook in Ieper) in het algemeen overeen met gebruik in het algemeen Nederlands. Zo wordt er in het Ieperse dialect, net als in de standaardtaal, geen onderscheid gemaakt tussen mannelijk, vrouwelijk en onzijdig bij het onbepaald lidwoord. Telkens wordt de vorm e gebruikt. Het lidwoordsysteem van het Ieperse dialect verschilt dus grondig van de hierboven beschreven tussentalige lidwoordverbuiging. Dat betekent dat we ons focussen op een tussentaalfenomeen dat wel dialectogeen is, maar niet voorkomt in het dialect van onze informanten. Waarom staat precies dat tussentaalverschijnsel centraal in ons onderzoek? Hiervoor zijn verschillende redenen. Een eerste en veeleer praktische reden is omdat lidwoorden door iedere spreker frequent in de mond genomen worden. Dat maakt het voor ons doenbaar om korte audiofragmenten op te stellen met tussentalige lidwoordvormen erin zonder dat we daarvoor een hele resem artificiële zinnen moeten uitvinden. Ten tweede hebben we ook de verbuiging van de lidwoorden als linguïstische variabele gekozen omdat het hier gaat om een opvallend verschijnsel van het Schoon Vlaams (Goossens 2000:8) waarop al verschillende taalkundigen gefocust hebben. Taeldeman (2008) is daar een voorbeeld van. Hij meent dat er zich momenteel in Vlaanderen een soort stabiele tussentaal aan het ontwikkelen is waarbij Brabant in hoge mate de toon zet (Taeldeman 2008:41). De tussentalige lidwoordverbuiging is volgens hem een van de dialectkenmerken die een vaste stek aan het verwerven is in die stabiele tussentaal. Ook Plevoets (2008) heeft in zijn onderzoek op het Vlaamse arsenaal aan lidwoordvormen gefocust. De gegevens van zijn onderzoek tonen aan dat de tussentalige ne veel minder voorkomt in West-Vlaams Soapvlaams dan in de tussentaal van andere regio s (Plevoets 2008:87). Hierbij is het in het licht van ons onderzoek interessant dat volgens Plevoets ook West-Vlaamse jongeren de 92
11 vormen ne en nen zelden in de mond nemen, hoewel jongeren in het algemeen de ne-vorm meer gebruiken dan de ouderen (Plevoets 2008:151). Al die productiegegevens maken het natuurlijk interessant om ook de attitude tegenover de lidwoordvormen onder de loep te nemen. Zoals in de inleiding al aan bod kwam, onderzoeken we niet enkel de attitude van de West-Vlaming tegenover de tussentalige lidwoordvormen, maar ook of de frequentie van tussentalige lidwoordvormen een invloed heeft op de attitudevorming. Labov (2006) toont bijvoorbeeld hoe de eerste instantie van een niet-standaardtalig element (in zijn geval de [in]-vorm zoals bijvoorbeeld in workin ) het grootste effect heeft op de (negatieve) evaluatie van een fragment, en dat elke ([in]-)productie die daarop volgt proportioneel een minder uitgesproken effect heeft. Wat wij nu willen onderzoeken is of een spreker die in 50% van de mogelijke gevallen tussentalige lidwoordvormen gebruikt anders beoordeeld wordt dan wanneer hij of zij dat in 100% van de gevallen doet. Daarom werken we met drie fragmenten met tussentalige lidwoordvormen erin: één met 0% tussentalige lidwoordvormen, één met 50% tussentalige lidwoordvormen en één met 100% tussentalige lidwoordvormen (zie ook punt 2.2.) Methodologie De methode die we voor dit onderzoek zullen gebruiken, is een variant op de klassieke matched-guise techniek. Die techniek, die frequent gebruikt wordt in taalattitudineel onderzoek, werd voor het eerst gebruikt door Wallace Lambert (1960) om de attitude van Canadezen tegenover respectievelijk het Frans en het Engels te testen. De techniek houdt in dat aan een groep informanten enkele geluidsopnames worden voorgelegd. Hen wordt gevraagd om de sprekers van die fragmenten te beoordelen op een aantal dimensies zoals status en solidariteit of status, sociale attractiviteit en persoonlijke integriteit. Wat de informanten echter niet weten, is dat het gaat om fragmenten van één en dezelfde spreker die verschillende talen of taalvariëteiten gebruikt. Doordat de stem en de inhoud van de fragmenten steeds dezelfde zijn, kunnen we de attitude van de informant tegenover de verschillende talen of taalvariëteiten achterhalen. Er bestaan verschillende varianten op de matched-guise techniek. Een voorbeeld daarvan is de verbal-guise of natural-guise techniek (Ball & Giles 1988). Daarbij worden meerdere sprekers ingeschakeld om de fragmenten in te spreken. Dat doet men meestal wanneer men meer dan twee taalvariëteiten met elkaar wil vergelijken. Het is immers bijna onmogelijk om sprekers te vinden die meer dan 93
12 ANNE-SOPHIE GHYSELEN twee variëteiten (bijvoorbeeld Limburgs, Antwerps én West-Vlaams gekleurde tussentaal) perfect beheersen. Dat is de methode die Impe & Speelman (2007) gebruikten. Ook wij schakelen meerdere sprekers in om de fragmenten in te spreken en wijken zo af van de klassieke matched-guise techniek. Toch kunnen we onze onderzoeksmethode niet echt met het label verbal-guise bestempelen aangezien we bij de verwerking van de resultaten enkel fragmenten vergelijken die door één spreker werden ingesproken. We zullen bijvoorbeeld niet de attitude tegenover een fragment van spreker A vergelijken met de attitude tegenover een fragment van spreker B, omdat we vrezen dat het verschil in stemkwaliteit ook de attitude mee zou beïnvloeden. Daarnaast variëren we ook op de klassieke matched-guise techniek door met inhoudelijk verschillende fragmenten te werken (zie punt 2.2.). Dat doen we om de aandacht af te leiden van het gegeven dat het meermaals om dezelfde spreker gaat. In concreto krijgen de informanten zeven geluidsfragmenten (van ongeveer één minuut) te horen waarvan de sprekers voorgesteld worden als pas afgestudeerde leerkrachten. Om praktische redenen werden die fragmenten steeds in dezelfde volgorde afgespeeld. We vertellen de informanten dat wij willen weten hoe de sprekers bij hen overkomen en dat ze daarom telkens op de zes hierboven al besproken vragen moeten antwoorden (zie punt ). We opteren voor zo n situatie en stellen de sprekers bijvoorbeeld niet voor als een nieuwslezers omdat het tussentaalfenomeen dat wij onderzoeken typisch spreektalig is. De sprekers zouden van ons de opdracht gekregen hebben om onvoorbereid ongeveer een minuut over een bepaald actueel onderwerp (zoals euthanasie, abortus en de Holocaust) te spreken. De verschillende fragmenten zijn dus niet inhoudelijk identiek, wat afwijkt van het klassieke matched-guise onderzoek. Ze zijn echter wel inhoudelijk neutraal. Dat betekent, om het in Van Bezooijens (2001:262) woorden te stellen, dat uitingen die verwezen naar de herkomst, het beroep, het karakter of de persoonlijke meningen van de sprekers zijn uitgesloten. De informanten weten echter niet dat er meer fragmenten dan sprekers zijn (zie Figuur 5), wat typisch is voor de matched-guise techniek. 94
13 Aard fragment Spreker 1 Standaardtalig oefenfragment X 2 Fragment met 50% tussentalige lidwoordvormen A 3 Brabants gekleurd tussentalig fragment B 4 Standaardtalig afleidfragment Y 5 Standaardtalig fragment A 6 Standaardtalig fragment B 7 Fragment met 100% tussentalige lidwoordvormen A Figuur 5: overzicht fragmenten Fragmenten 3 en 6 zijn namelijk afkomstig van één en dezelfde spreker en ook fragmenten 2, 5 en 7 werden door één spreker ingesproken. Om de attitudes tegenover standaardtaal en tussentaal te onderzoeken (en de leeftijdsverschillen daarin) werken we met fragmenten 3 en 6. In fragment 6 wordt namelijk standaardtaal gesproken terwijl in fragment 3 Brabants gekleurde tussentaal gesproken wordt. Niet alleen tussentalige lidwoordvormen, maar ook t-deletie, tussenwerpsels zoals allé en nog andere tussentalige kenmerken komen in het fragment voor. De spreker van dit fragment is een studente Nederlands die afkomstig is uit Brabant en die tussentaal als haar moedertaal heeft. Zij volgde een opleiding dictie en toneel aan de academie in Bornem en slaagde tweemaal met glans voor het vak Nederlandse taalvaardigheid aan de Universiteit Gent, waardoor we er vanuit mogen gaan dat zij het Standaardnederlands behoorlijk onder de knie heeft. Daarnaast zijn ook fragmenten 2, 5 en 7 van een en dezelfde spreker afkomstig. Die spreker is Germaniste, presentatrice, actrice en woordkunstenaar en bijgevolg een geschikte persoon om de audiofragmenten in te spreken. Fragmenten 2, 5 en 7 zijn standaardtalig, met uitzondering van enkele tussentalige lidwoordvormen. Zo proberen we de attitude tegenover die tussentalige lidwoordvormen te onderzoeken. Het gevolg van deze methodologie is echter ook dat we een vrij onnatuurlijke situatie creëeren. Tussentalige lidwoordvormen worden immers meestal gebruikt in aanwezigheid van andere tussentaalkenmerken, niet in een louter standaardtalige spreeksituatie. Het is dan ook interessant om na te gaan welk resultaat dat deel van het onderzoek zal opleveren. De drie fragmenten verschillen onderling in het percentage tussentalige lidwoordvormen (respectievelijk 0, 50 en 100% tussentalige vormen). Om te verdoezelen dat er meer fragmenten dan sprekers zijn, gebruiken we twee strategieën. Eerst en vooral proberen we door de inhoudelijke verschillen 95
14 ANNE-SOPHIE GHYSELEN tussen de fragmenten de aandacht af te leiden van de stem van de sprekers. Ten tweede zorgen we er ook voor dat er nooit twee fragmenten van dezelfde spreker na elkaar komen. Daarom gebruiken we ook twee standaardtalige fragmenten (1 en 4) die we niet bij de verwerking van onze resultaten betrekken. Om na te gaan of de ware aard van het onderzoek niet te doorzichtig zou zijn voor de informanten, testten we vooraf het audiomateriaal bij vijf proefpersonen van verschillende leeftijdsklassen. We lieten hen het audiomateriaal horen en vroegen hen de enquêtevragen op te lossen. We stelden vast dat geen van de vijf proefpersonen inzag dat het verschillende keren om dezelfde persoon ging. Toen de onderzoeker na de enquête de ware aard van het onderzoek onthulde, deelden de proefpersonen mee dat hoewel ze vonden dat de fragmenten vrij goed op elkaar leken, het hen niet was opgevallen dat het meerdere keren om dezelfde spreker ging. Alle fragmenten moesten spontaan overkomen. Daarom werden fragmenten 1, 3, 4 en 6 ook echt spontaan en zonder voorbereiding ingesproken. Fragmenten 2, 5 en 7, die onderling verschillen in de frequentie tussentalige lidwoordvormen, werden niet spontaan ingesproken maar ingelezen op basis van een voorbereide tekst. De spreekster zorgde er voor dat enkel de verbuiging van de lidwoorden tussentalig was. Als andere tussentaalkenmerken per ongeluk in de fragmenten zouden sluipen, zouden onze resultaten immers vertekend kunnen zijn. Daarnaast hebben we er ook voor gezorgd dat het aantal haperingen in de drie fragmenten constant blijft. Impe & Speelman (2007) stelden immers vast dat de vlotheid van de fragmenten een grote impact heeft op de attitude en wij wilden niet dat een verschil in vlotheid de beoordeling zou beïnvloeden. Om er zeker van te zijn dat ook de ingelezen fragmenten spontaan zouden overkomen, hebben we de voorbereide tekst gebaseerd op spontaan audiomateriaal van andere sprekers. Praktisch gezien werkten we met zowel een online enquête als een papieren enquête. Om de eerste drie leeftijdsgroepen (11-12, en jaar) te be- reiken, stapten we twee scholen binnen: de basisschool in Langemark (4) en een secundaire school in Ieper. Daar namen we tijdens de lesuren papieren enquêtes af. Dat leek ons de efficiëtste manier om voor die groepen gegevens te verzamelen. Het afnemen van de enquête gebeurde voor het secundair onderwijs tijdens verschillende soorten lessen (Frans, Gedragswetenschappen, Nederlands en Latijn). Daarbij werd ook helemaal niets verteld over de taalkundige aard van het (4) Langemark is een gemeente in de buurt van Ieper. 96
15 onderzoek. De groepen 4, 5 en 6 (25-29, en jaar) probeerden we te bereiken via mail. (5) Omdat voor de oudste leeftijdsgroep nagenoeg geen respons kwam op die online enquête, vulden we de internetgegevens aan met data van papieren enquêtes. (6) Het is natuurlijk altijd beter om alle data op één bepaalde manier te verzamelen (ofwel allemaal via online enquêtes, ofwel allemaal via papieren enquêtes). Wij hebben echter de voorkeur gegeven aan een combinatie van die twee methodes om zo meer leeftijdsgroepen te kunnen bereiken en ook met grotere sociologische cellen te kunnen werken. 3. Analyse 3.1. Dimensies Zoals al vermeld werd bij de bespreking van de onderzoeksopzet (2.1.1.), werkten we voor ons onderzoek met zes vragen. Onder dat punt bespraken we ook enkele modellen die bij het attitude-onderzoek vaak gehanteerd worden, zoals het twee-dimensionale model met een indeling in prestige en solidariteit of het drie-dimensionale model met een indeling in sociale attractiviteit, status en persoonlijke integriteit. Om na te gaan of onze vragen of variabelen het best geprojecteerd worden op een tweedimensionaal, driedimensionaal of ander model, voeren we een factoranalyse uit op onze resultaten. Dat is een statistische techniek waarmee de gebruikte variabelen (in dit geval de zes vragen) gereduceerd worden tot een kleiner aantal factoren of dimensies. Een factoranalyse uitgevoerd op onze vragen wijst erop dat alle variabelen eigenlijk vrij goed correleren: een Principal Components Analyse leert dat slechts één component uitkomt op een eigenvalue hoger dan 1, wat in principe betekent dat er slechts één factor onderscheiden kan worden. Daarbij moeten we echter opmerken dat niet alle variabelen even goed laden op die factor, wat te zien is aan de factorladingen, i.e. de correlatiecoëfficiënten tussen de gemeten variabelen en de verklarende factoren. Als vuistregel wordt daarbij gehanteerd dat een variabele minstens 0,5 moet laten op de bedoelde factor. Vanaf 0,7 spreken we van hoge factorladingen. Wat onze resultaten betreft, is er één variabele die niet hoog genoeg laadt op de onderscheiden factor, nl. zelfzekerheid (7) (factorlading (5) Eerst verzamelden we allerlei adressen van mensen die aan het vereiste profiel beantwoordden met behulp van vrienden en kennissen. (6) Die werden afgenomen tijdens plaatselijke bejaardenbijeenkomsten zoals een petanquenamiddag van OKRA. (7) Voor de variabele zelfzekerheid werken we altijd met een omgerekende score 97
16 ANNE-SOPHIE GHYSELEN van 0,417). De variabelen betrouwbaarheid, onderhoudendheid, populariteit en behulpzaamheid laden dan weer hoog op de gemeten factor (factorladingen van respectievelijk 0,838, 0,798, 0,847 en 0,724). De variabele overtuigendheid ten slotte heeft een factorlading van 0,691. Aangezien zelfzekerheid helemaal niet correleert met die ene factor, stellen we een twee-dimensionaal model op. Immers, de tweede component in de factoranalyse scoort met een eigenvalue van 0,949 maar net onder de drempelwaarde van 1. Voor de eerste onderscheiden factor of dimensie krijgen we, na VARIMAX-rotatie (8), hoge factorladingen voor betrouwbaarheid, onderhoudendheid, populariteit en behulpzaamheid (resp. 0,827; 0,816; 0,844 en 0,744). Wanneer we de tweede factor bekijken, merken we dat enkel de variabele zelfzekerheid hoog laadt (met, na VARIMAX-rotatie, een factorlading van 0,941). De variabele overtuigendheid scoort gemiddeld op beide factoren (resp. 0,509 en 0,567). Een screeplot van alle variabelen (zie Figuur 6) toont een duidelijke knik van de eigenvalues op het punt van de tweede component of factor, wat pleit voor een twee-dimensionaal model. De curve daalt vanaf dat punt veel minder, wat erop wijst dat het voor onze resultaten geen zin heeft om met een model met drie of meer dimensies te werken. (7) vervolg aangezien een lage score voor de gestelde vraag (Heb je de indruk dat spreker x gemakkelijk van haar stuk te brengen is?) wijst op een hoge score voor zelfzekerheid. We rekenden de score om door een nieuwe variabele aan te maken die telkens de gemeten score aftrok van 8. Wanneer een informant met andere woorden een score van 2 op 7 toekende op vraag 2 (dus dicht bij de pool helemaal niet ), krijgt de spreker 6 op 7 voor zelfzekerheid. (8) Nadat we met aan de hand van factoranalyse factoren geëxtraheerd hebben, is het mogelijk om die factoren te draaien om zo de interpretatie te vergemakkelijken. Daarbij bestaan er verschillende rotatiemethoden, waarvan VARIMAX-rotatie er één is. Bij VARIMAX-rotatie wordt de variantie van elke geëxtraheerde factor gemaximaliseerd en zo wordt de totale variantie herverdeeld over de onderscheiden factoren (in ons geval twee factoren). Hierbij blijven de geroteerde assen orthogonaal na rotatie. De eigenwaarden kunnen veranderen bij rotatie, de som blijft echter dezelfde. 98
17 Figuur 6: screeplot van 6 variabelen Een analyse van Cronbachs alpha-waarden (9) wijst in dezelfde richting: met een alpha van 0,809 vertonen de zes variabelen reeds een sterke samenhang, maar de alpha-waarde stijgt nog tot 0,848 als zekerheid en overtuigendheid uit de analyse worden gehaald. Hieruit kunnen we besluiten dat we voor ons onderzoek het best werken met een twee-dimensionaal model waarbij we de variabelen betrouwbaarheid, onderhoudendheid, populariteit en behulpzaamheid tot de solidariteitsdimensie rekenen en de variabele zelfzekerheid tot de prestigedimensie. Tegen onze verwachtingen in peilde de vraag naar overtuigendheid niet op een ondubbelzinnige manier naar prestige of status; de antwoorden voor de variabele overtuigendheid correleren ongeveer in gelijke mate met de solidariteitsdimensie als met de prestigevariabele zekerheid. Aangezien deze variabele niets toevoegt aan wat op een duidelijkere manier geconcludeerd kan worden uit de andere resultaten, lijkt het ons aangewezen om die variabele voor ons onderzoek buiten beschouwing te laten. (9) Cronbachs alpha is een statistische test waarmee we meten of een reeks variabelen naar eenzelfde dimensie peilen. De waarde van alpha is daarbij een indicatie van de mate waarin een aantal items in een test hetzelfde concept meten; Cronbachs alpha kan waarden aannemen van min oneindig tot 1 (waarbij wordt opgemerkt dat alleen positieve waarden zinvol zijn). Als vuistregel wordt meestal gehanteerd dat een alpha van 0,8 of hoger erop wijst dat verschillende variabelen als één dimensie gegroepeerd kunnen worden. 99
18 ANNE-SOPHIE GHYSELEN 3.2. Impact van leeftijd op affectieve oordelen over standaardtaal en tussentaal Affectieve oordelen over Brabants gekleurde tussentaal en standaardtaal Vooraleer we nagaan welke impact de onafhankelijke variabele leeftijd heeft op de affectieve oordelen over standaardtaal en tussentaal, gaan we eerst na wat de algemene attitude van de Ieperlingen eigenlijk is tegenover die twee variëteiten. Wat prestige betreft, wordt de Brabants gekleurde tussentaal in vergelijking met de standaardtaal relatief slecht geëvalueerd (zie figuur 7). Het gaat hier om een scoreverschil van 0,53 op 7 dat sterk significant is (t=-2,908, df=148 en p=0,004). (10) Dat is geen groot verschil, maar het is ook niet te verwaarlozen. Wat solidariteit betreft, staat de Ieperling wat neutraler tegenover Brabants gekleurde tussentaal: het scoreverschil tussen AN en Brabants gekleurde tussentaal is heel wat kleiner en overigens ook niet significant (zie figuur 8). Figuur 7: gemiddelde score solidariteit voor AN en Brabants gekleurde tussentaal Figuur 8: gemiddelde score solidariteit voor AN en Brabants gekleurde tussentaal (10) Berekend met paired t-test. 100
19 De Ieperling staat dus iets negatiever tegenover Brabants gekleurde tussentaal dan tegenover Standaardnederlands wat status betreft en vrij neutraal tegenover die tussentaalvariëteit wat solidariteit betreft. Die resultaten sluiten grotendeels aan bij het onderzoek van Impe & Speelman (2007), al is vergelijken ietwat moeilijk aangezien zij met 3 dimensies werken en wij slechts met twee. Hun onderzoek toonde aan dat Brabantse tussentaal, in vergelijking met de standaardtaal, bij West-Vlamingen relatief laag scoort op status. Onze resultaten treden die vaststelling bij. Wat solidariteit betreft, kunnen we moeilijker vergelijken, aangezien zij niet van solidariteit uitgingen, maar wel van sociale attractiviteit en persoonlijke integriteit. Wij stellen vast dat de Ieperling op het gebied van solidariteit vrij neutraal staat tegenover Brabants gekleurde tussentaal Impact van leeftijd op affectieve oordelen over Brabants gekleurde tussentaal en standaardtaal Apparent-time verschillen? Vergelijking pragmatische, verloren en stille generatie De vraag die we bij de aanvang van ons onderzoek centraal stelden, was of de attitude tegenover tussentaal en standaardtaal verschilt bij informanten van verschillende leeftijden. Daarbij wilden we op zowel apparent time als age grading focussen. Om een zicht te krijgen op apparent-time verschillen, deelden we de informanten op in 3 groepen: de pragmatische generatie ( 1971-nu), de verloren generatie ( ) en de stille generatie ( ). Om de attitudes van de verschillende leeftijdsgroepen met elkaar te vergelijken, maken we voor status en solidariteit nieuwe variabelen aan met als label attitude tegenover de Brabants gekleurde tussentaal in vergelijking met de standaardtaal. Dat doen we omdat het volgens ons een vertekend beeld oplevert wanneer we voor tussentaal de absolute gemiddelde scores voor status en solidariteit van de verschillende generaties met elkaar te vergelijken. Wij ervaarden namelijk tijdens het onderzoek dat de leeftijd van de informant een grote invloed had op de manier waarop die informant punten geeft. Zo kent de stille generatie over het algemeen veel hogere scores toe aan alle sprekers dan de jongere informanten, die wat zuiniger zijn op hun punten. We maken daarom nieuwe variabelen aan voor zowel status als solidariteit door telkens de standaardtaalscore af te trekken van de tussentaalscore. Zo krijgen we relatieve cijfers die beter tot vergelijking lenen. Een negatief cijfer wijst dan op een negatieve attitude tegenover het tus- 101
20 ANNE-SOPHIE GHYSELEN sentalige fragment in vergelijking met de standaardtaal; een positief cijfer op een positieve attitude. Bij de aanvang van ons onderzoek stelden we de hypothese voorop dat de jongste generatie, de pragmatische generatie, positiever tegenover tussentaal zou staan dan de informanten van de verloren generatie. Daarnaast verwachtten we dat de oudste leeftijdsgroep, de stille generatie, neutraal zou staan tegenover tussentaal (zie punt ). We vermeldden toen dat die hypothese vrij wankel is, omdat ze gebaseerd is op productiegevens. Plevoets (2008:100) stelde immers vast dat sprekers uit de jaren 50 en 60 [...] veelvuldig gebruik [maken] van het Journaalnederlands; die uit de jaren 70 en 80 eerder van het Soapvlaams alle oudere sprekers gedragen zich ten opzichte van beide variëteiten verder neutraal. De vooropgestelde hypothese wordt door onze data ontkracht. Op figuur 9 en figuur 10 zien we de scores voor respectievelijk status en solidariteit voor de Brabants gekleurde tussentaal in vergelijking met de standaardtaal en dat in functie van generatie. Een one-way ANOVA-test toont aan dat de onafhankelijke variabele generatie geen significant effect heeft op de prestigescore voor Brabants gekleurde tussentaal, maar wel op de solidariteitsscore (F=5,859, df=2 en p=0,000). De vraag is nu natuurlijk wat nu precies het effect was van de verschillende generaties en daarom voeren we een post-hoc Scheffé analyse uit. Die toont aan dat er voor solidariteit enkel een significant verschil is tussen de pragmatische generatie en de stille generatie (p=0,010). Daarbij zijn de verschillen in scores tussen de standaardtaal en de Brabants gekleurde tussentaal enkel bij de pragmatische generatie significant (voor solidariteit: t=3,684, df=418, p=0,000 en voor prestige: t=3,722, df=104, p=0,000). Zij staan dus voor zowel prestige als solidariteit expliciet negatiever tegenover Brabants gekleurde tussentaal dan tegenover de standaardtaal. De anderen staan er veeleer neutraal tegenover; het verschil is althans niet significant. Veralgemenend kunnen we dus stellen dat de jongste generatie iets negatiever staat tegenover de Brabants gekleurde tussentaal dan de oudere generaties. 102
21 Figuur 9: score prestige voor Brabants gekleurde TT in vergelijking met AN in functie van generatie Figuur 10: score solidariteit voor Brabants gekleurde TT in vergelijking met AN in functie van generatie Hoe kunnen we verklaren dat de jongste generatie negatiever (of althans niet positiever) tegenover tussentaal staat dan de oudere generaties? Met andere woorden: waarom klopt onze hypothese niet? De verklaring moet volgens ons gezocht worden in het feit dat het bij ons attitudeonderzoek om Brabants gekleurde tussentaal gaat, terwijl Plevoets vaststelling (2008:100) betrekking heeft op tussentaal in het algemeen (dus ook West-Vlaams gekleurde tussentaal). In dat verband is het onderzoek dat Vandekerckhove in 2004 uitvoerde verhelderend. Zij analyseerde gesproken Nederlands en onderzocht daarbij of jongeren meer of minder tussentaal gebruiken dan ouderen. Zij focuste op een van de duidelijkste exponenten van het (tussentalige) Vlaamse Nederlands (Vandekerckhove 2004: 981): het pronomen ge (gij) voor de tweede persoon enkelvoud. Interessant is natuurlijk dat het precies om een Brabantse taalkenmerk gaat dat exogeen is in de dialecten van de regio Ieper. Uit dat onderzoek bleek niet alleen dat Brabanders en Limburgers vaker de tussentalige vorm gebruiken dan West-Vlamingen, maar ook dat bij de West-Vlamingen de jongeren vaker de 103
22 ANNE-SOPHIE GHYSELEN standaardtalige vorm gebruiken dan de ouderen. Dat kan voor een negatievere attitude tegenover dat pronomen dan de oudere generaties zorgen en kan zo mee de vastgestelde negatievere attitude tegenover het tussentalige fragment van ons onderzoek verklaren. In dat fragment komen tussentalige aanspreekvormen van de tweede persoon immers verschillende keren voor. We zouden onze resultaten dus kunnen verklaren door uit te gaan van een causaal verband tussen taalgebruik en taalattitude. Het feit dat jongeren minder vaak bepaalde tussentaalelementen gebruiken dan ouderen, kan verklaren waarom ze ook negatiever staan tegenover een spreker die die vormen gebruikt. We kunnen natuurlijk ook van een omgekeerd causaal verband uitgaan: aangezien ze negatiever staan tegenover die tussentaalvariëteit, gebruiken ze ze ook niet. Misschien moeten we zelfs van een wederzijdse beïnvloeding gewagen. Bij verklaringen als deze moeten we echter voorzichtig zijn aangezien weinig geweten is over het verband tussen taalattitude en taalgebruik Age grading? Verschillen binnen de pragmatische generatie Naast apparent-time verschillen wilden wij met ons onderzoek ook eventuele age-grading verschillen blootleggen. Daartoe deelden we de pragmatische generatie, waarvan we al weten dat ze negatief staat tegenover tussentaal, op in vier leeftijdscategorieën (zie punt ). Om te kijken of er leeftijdsverschillen zijn in de manier waarop de Brabants gekleurde tussentaal wordt beoordeeld, kijken we net zoals in naar de status- en solidariteitsscores voor de Brabants gekleurde tussentaal in vergelijking met de standaardtaal (zie figuur 11 en figuur 12). Figuur 11: score prestige voor Brabants gekleurde TT in vergelijking met ST in functie van de leeftijdsgroepen binnen de pragmatische generatie 104
23 Figuur 12: score solidariteit voor Brabants gekleurde TT in vergelijking met ST in functie van de leeftijdsgroepen binnen de pragmatische generatie Een one-way ANOVA test toont aan dat de leeftijdsgroep binnen de pragmatische generatie geen significant effect heeft op de oordelen over Brabants gekleurde tussentaal in vergelijking met die over het Standaardnederlands. Ons onderzoek legt met andere woorden geen age-grading patronen bloot Affectieve oordelen over tussentalige lidwoordvormen Een tweede vraag die wij bij de aanvang van ons onderzoek centraal stelden, was welke affectieve oordelen de West-Vlaming heeft over de tussentalige verbuiging van enkelvoudige bepaalde en onbepaalde lidwoorden. In punt stelden we vast dat de Ieperling negatief staat tegenover Brabants gekleurde tussentaal wat status betreft en vrij neutraal wat solidariteit betreft. Zou hetzelfde ook gelden voor de tussentalige lidwoordverbuiging, die typisch Brabants is? De data van ons onderzoek tonen aan dat dat niet het geval is: voor zowel status als solidariteit scoort het fragment met 100% tussentalige lidwoordvormen slechter dan het fragment met standaardtalige lidwoordvormen (zie figuur 13 en figuur 14). Het gaat hier om verschillen die telkens sterk significant zijn (voor prestige: t=3,442, df=147 en p=0,001 en voor solidariteit: t=10,802, df=584 en p=0,000). 105
24 ANNE-SOPHIE GHYSELEN Figuur 13: gemiddelde score prestige voor AN en 100% tussentalige lidwoordvormen Figuur 14: gemiddelde score solidariteit voor AN en 100% tussentalige lidwoordvormen Bij de interpretatie van deze resultaten moeten we voorzichtig zijn. Wat we met zekerheid kunnen concluderen, is dat de informanten wel degelijk de tussentalige lidwoordvormen opmerkten en dat die lidwoordvormen ook hun attitude beïnvloedden. Of we uit deze resultaten ook kunnen besluiten dat de Ieperling negatiever staat tegenover de tussentalige lidwoordvormen dan tegenover Brabants gekleurde tussentaal, blijft echter een vraagteken. We moeten er namelijk rekening mee houden dat deze uitgesproken negatieve attitude tegenover tussentalige lidwoordvormen ook te maken kan hebben met het feit dat de tussentalige lidwoordvormen in het gebruikte fragment de enige tussentalige elementen zijn in dat fragment. Dat was natuurlijk noodzakelijk om specifiek naar de attitude tegenover die elementen te peilen, maar het is niet uitgesloten dat die lidwoordvormen daardoor enigszins onnatuurlijk en geforceerd overkwamen. Een onderzoek met meerdere geïsoleerde linguïstische variabelen zou hierbij verheldering kunnen bieden aangezien vergelijking dan mogelijk wordt. Als een fragment met enkel t-deletie als tussentaalkenmerk bijvoorbeeld positiever 106
Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam
Campagne Eenzaamheid Bond zonder Naam Leen Heylen, CELLO, Universiteit Antwerpen Thomas More Kempen Het begrip eenzaamheid Eenzaamheid is een pijnlijke, negatieve ervaring die zijn oorsprong vindt in een
Nadere informatieGebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie
Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie 2.1 Kernboodschap De kernboodschap is dat Engelstalige advertenties slechter worden gewaardeerd, maar beter worden onthouden dan hun Nederlandstalige
Nadere informatie1 2 3 4 5 Deze grafiek kan op twee manieren gelezen worden. Ten eerste toont hoe het belang van een bepaald soort reisagentgezelschap evolueert over de tijd. Ten tweede kan je per leeftijdsgroep aflezen
Nadere informatieRapport voor deelnemers M²P burgerpanel
Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie
Nadere informatieUitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie
Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest
Nadere informatieBullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?
Pesten in het Buitengewoon Secundair Onderwijs: Wie Zijn de verdedigers? Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Remy Gregoor Eerste begeleider: Tweede begeleider: mw. dr. Nicole
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatieTussentaal in Expeditie Robinson. contextgerichte of sprekergerichte variatie?
Theoretische achtergrond Design Resultaten Tussentaal in Expeditie Robinson contextgerichte of sprekergerichte variatie? Conclusie Onderzoeksvraag Hoe interageren sprekergerichte features en contextgerichte
Nadere informatieCOGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS
COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale
Nadere informatieResultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997
5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de
Nadere informatieTTALIS. Maatschappelijke waardering door de ogen van de. leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken
Maatschappelijke waardering door de ogen van de TTALIS leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken Bevindingen uit de Teaching And Learning International Survey (TALIS) 2013 IN FOCUS Faculteit
Nadere informatieGezondheidsverwachting volgens socio-economische gradiënt in België Samenvatting. Samenvatting
Verschillende internationale studies toonden socio-economische verschillen in gezondheid aan, zowel in mortaliteit als morbiditeit. In bepaalde westerse landen bleek dat, ondanks de toegenomen welvaart,
Nadere informatieBeschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?
Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht
Nadere informatieGraffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing)
Graffiti in Beeld (aangepaste presentatie t.b.v. versturing) Dr. Gabry Vanderveen Onderzoek met medewerking van Funda Jelsma; in opdracht van en gefinancierd door CCV/ Ministerie van Veiligheid en Justitie
Nadere informatieGeneration What? 1 : Jongeren over Politiek
Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het
Nadere informatieDe vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).
In het kader van het onderzoek kreeg de RVA de vraag om op basis van de door het VFSIPH opgestelde lijst van Rijksregisternummers na te gaan welke personen op 30 juni 1997 als werkloze ingeschreven waren.
Nadere informatieInformatie over de deelnemers
Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals
Nadere informatiePsychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest
Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest Versie 1.0 (c) Mei 2008, Dr Edwin van Thiel Copyright 123test alle rechten voorbehouden info@123test.nl 1 Over de Nederlandse persoonlijkheidstest Dit document
Nadere informatieBeschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw
Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.
Nadere informatie4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau
4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit
Nadere informatieAl spelend leren: onderzoek naar de educatieve (meer)waarde van computergames in de klas Project Ben de Bever
Al spelend leren: onderzoek naar de educatieve (meer)waarde van computergames in de klas Project Ben de Bever 2010-2011 Een onderzoek van: Universiteit Gent Katarina Panic Prof. Dr. Verolien Cauberghe
Nadere informatieVerschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten
Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents
Nadere informatie5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens
5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze
Nadere informatieGeneration What? 1 : Vertrouwen in de instellingen
Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt
Nadere informatieJongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens
Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende
Nadere informatieBeïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?
Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety
Nadere informatieDe kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht
De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave
Nadere informatiePopulaties beschrijven met kansmodellen
Populaties beschrijven met kansmodellen Prof. dr. Herman Callaert Deze tekst probeert, met voorbeelden, inzicht te geven in de manier waarop je in de statistiek populaties bestudeert. Dat doe je met kansmodellen.
Nadere informatieEen exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau
Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau dr. H. Knipprath ing. J. De Meester STEM Science Engineering Technology Mathematics 2
Nadere informatieMentaal Weerbaar Blauw
Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.
Nadere informatiePesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.
Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary
Nadere informatieOperationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)
Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Tabel 1, schematisch overzicht van abstracte begrippen, variabelen, dimensies, indicatoren en items. (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie
Nadere informatieOpdrachtgevers & Netwerkpartners
Opdrachtgevers & Netwerkpartners van Synthese Mate van tevredenheid [Externe versie] Rapportage 2017 Ronald De Meyer Laura Beurskens-Claessens Februari 2018 2 2018 Praktikon Behoudens de in of krachtens
Nadere informatieSTEMmige bedrijvigheid
STEMmige bedrijvigheid Wat kan een bedrijfsbezoek betekenen voor de attitude van kinderen voor techniek? Stephanie Vervaet - Kristof Van De Keere Maaike Ugille Remko Meys Expertisecentrum Onderwijsinnovatie,
Nadere informatiePISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?
INLEIDING PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? Om uitstekende vaardigheden te ontwikkelen zijn niet alleen talent en mogelijkheden
Nadere informatieRunning head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders
Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1 De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress en Energie bij Moeders The Effect of MBSR-training on Mindfulness, Perceived Stress
Nadere informatieONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.
ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research paper
Nadere informatieGezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2010
Resultaten HBSC Subjectieve gezondheid Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen Inleiding Gezondheid in de internationale HBSC (Health behaviour in School-aged Children)
Nadere informatieVERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)
3 RIJBEWIJSBEZIT TABEL 1 VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR) Cumulative Cumulative RYBEWYS Frequency Percent Frequency Percent ƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒƒ
Nadere informatieONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.
ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M. Promotor: B. De Fraine Research
Nadere informatieBijlage 5: Kwantitatieve analyse
Bijlage 5: Kwantitatieve analyse Deze bijlage bevat een beschrijving van de kwantitatieve analyse, zoals die is uitgevoerd op de 26 vragen in de vragenlijst. Analyses op het niveau van de (26) afzonderlijke
Nadere informatieDE KRACHT VAN LEERKRACHTEN
DE KRACHT VAN LEERKRACHTEN DE ROL VAN NABIJHEID EN CONFLICT IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dr. Maaike Engels Rijksuniversiteit Groningen, afdeling Sociologie Interuniversity Center for Social Science Theory
Nadere informatieDe invloed van burgerbronnen in het nieuws
De invloed van burgerbronnen in het nieuws Dit rapport beschrijft de resultaten van de vragenlijst rond burgerbronnen in het nieuws die u invulde in januari 7. Namens de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep
Nadere informatieGeslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive
1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieDe positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt
Kusttoerisme West-Vlaanderen Werkt 3, 28 De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt Foto: Evelien Christiaens Rik De Keyser bestuurder-directeur en hoofd afdeling toerisme, WES Evelien Christiaens
Nadere informatienederlandse samenvatting Dutch summary
Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve
Nadere informatieKnelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch
Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress
Nadere informatieWat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk?
Motivatie en welzijn Wat vinden Vlamingen belangrijk in hun werk? SERV. 2012. Arbeidsethos en arbeidsoriëntaties op de Vlaamse arbeidsmarkt 2007-2010. Informatiedossier. Brussel: SERV Stichting Innovatie
Nadere informatieSekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar
Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6
Nadere informatieOnderzoek Passend Onderwijs
Rapportage Onderzoek passend onderwijs In samenwerking met: Algemeen Dagblad Contactpersoon: Ellen van Gaalen Utrecht, augustus 2015 DUO Onderwijsonderzoek drs. Liesbeth van der Woud drs. Tanya Beliaeva
Nadere informatieWie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013
Wie doet aan sport? Een korte analyse van sportparticipatie uit het Vlaams Tijdsbestedingsonderzoek 2013 Situering Onze maatschappij houdt ons graag een ideaalbeeld voor van een gezonde levensstijl, waarbij
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieHoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?
Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding
Nadere informatieEvaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013
Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.
Nadere informatieGeen tekort aan technisch opgeleiden
Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen
Nadere informatieFACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens
Inleiding Uit onderzoek blijkt dat vooral jongeren hun weg vinden naar de bibliotheek. 65% van alle jongeren onder de 18 jaar bezochten in hun vrijetijd de bibliotheek en ze waren zo goed als allemaal
Nadere informatieDE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS
DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS Dockx J., De Fraine B., & Stevens E. DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS
Nadere informatieRapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg
Rapport Het recht op informationele zelfbeschikking in de zorg in opdracht van de Raad voor Volksgezondheid & Zorg Datum 24 april 2014 Versie 1.0 Auteur Miquelle Marchand T: +31 13 466 8323 E: m.marchand@uvt.nl
Nadere informatieGrafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%
26 DISCRIMINATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vóórkomen en melden van discriminatie in Leiden en de bekendheid van en het contact met het Bureau Discriminatiezaken. Daarnaast komt aan de orde
Nadere informatieG0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd Modeloplossing
G0N11a Statistiek en data-analyse: project Eerste zittijd 2007-2008 Modeloplossing Opmerking vooraf: Deze modeloplossing is een heel volledig antwoord op de gestelde vragen. Om de maximumscore op een vraag
Nadere informatieMense va mijne leeftijd
Aanpak Design Resultaten Mense va mijne leeftijd Generatiegebonden tussentaalgebruik in Expeditie Robinson Eline Zenner en Dirk Geeraerts Conclusie Onderzoeksvraag Is er een verschil in de manier waarop
Nadere informatieEen nieuwkomer onder de toetsen
Een nieuwkomer onder de toetsen Ricardo is een anderstalige nieuwkomer die in september op school is aangekomen. Hij kwam recht uit Colombia, sprak enkel Spaans, maar bleek al snel een vrij pientere leerling
Nadere informatieTabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996
Dit deel van het onderzoek omvat alle personen tussen de 18 en 55 jaar oud (leeftijdsgrenzen inbegrepen) op 30 juni 1997, wiens dossier van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met
Nadere informatieTaalattitudes van Nederlandstalige en anderstalige kinderen in Vlaanderen
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2009-2010 Taalattitudes van Nederlandstalige en anderstalige kinderen in Vlaanderen Goele De Cort Masterscriptie Promotor: Gunther De Vogelaer Dankwoord
Nadere informatieKwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit
Kwantitatieve modellen voor BCO PMC Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit Drie colleges Validiteits- en betrouwbaarheidsanalyse Causale analyse met confounding en mediatie Causale
Nadere informatie4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.
4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,
Nadere informatieEmotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid
Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.
Nadere informatieDe Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten. een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te.
De Invloed van Innovatiekenmerken op de Intentie van Leerkrachten een Lespakket te Gebruiken om Cyberpesten te Voorkomen of te Stoppen The Influence of the Innovation Characteristics on the Intention of
Nadere informatieFACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere
Inleiding In deze fiche zal het museum- en tentoonstellingsbezoek van de Vlamingen in kaart gebracht worden op basis van de participatiesurveygegevens van 2004 (n=2849), 2009 (n=3144) en 2014 (n=3965).
Nadere informatieFiguur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht
Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?
Nadere informatieDe Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen
Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of
Nadere informatieOndanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren
Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van
Nadere informatieWaar winkelen de inwoners van de gemeente Ede? Een onderzoek op basis van 304 winkelmomenten
Waar winkelen de inwoners van de gemeente? Een onderzoek op basis van 304 winkelmomenten In opdracht van de SGP Door Studentenpool Bestuurlijke Bedrijfskunde Academie Mens & Organisatie Christelijke Hogeschool
Nadere informatieEFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT
EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &
Nadere informatieDe Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria
De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:
Nadere informatieRonde 1. Jongeren warm maken voor taalvariatie. 1. Inleiding. 2. Didactische tools taalvariatie
Ronde 1 Matthias Lefebvre Universiteit Gent Contact: matthias.lefebvre@ugent.be Jongeren warm maken voor taalvariatie 1. Inleiding Vlaamse middelbare scholen contacteren de redactie van het Woordenboek
Nadere informatieLAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT
LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD
Nadere informatieLeerlingtevredenheidsonderzoek
Rapportage Leerlingtevredenheidsonderzoek De Meentschool - Afdeling SO In opdracht van Contactpersoon De Meentschool - Afdeling SO de heer A. Bosscher Utrecht, juni 2015 DUO Onderwijsonderzoek drs. Vincent
Nadere informatieInvloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders
Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy
Nadere informatieRelaties op school ontcijfert
Relaties op school ontcijfert Promotoren: Prof. Dr. Stevens en Prof. Dr. Van Houtte Contactpersoon: Drs. Fanny D hondt Adres: Korte Meer 5, 9000 Gent Telefoonnummer: 09/2646729 E-mailadres: fannyl.dhondt@ugent.be
Nadere informatieHet meten van regula e-ac viteiten van docenten
Samenvatting 142 Samenvatting Leerlingen van nu zullen hun werk in steeds veranderende omstandigheden gaan doen, met daarbij horende eisen van werkgevers. Het onderwijs kan daarom niet voorbijgaan aan
Nadere informatieDeelrapportage "Apotheken door Cliënten Bekeken" Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn
Deelrapportage "Apotheken door Cliënten Bekeken" Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn E Inhoud 1. Inleiding en methode 1 1.1. Achtergrond 1 1.2. Doel van het kwaliteitstraject: meten en verbeteren
Nadere informatieKlanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014
Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 Inleiding en toelichting Het jaarlijkse Wmo-klanttevredenheidsonderzoek is in april en mei 2015 naar de cliënten verstuurd. Aan de cliënten werd gevraagd of zij de
Nadere informatieSCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs
SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1
Nadere informatieTYPE EXAMENVRAGEN VOOR TOEGEPASTE STATISTIEK
TYPE EXAMENVRAGEN VOOR TOEGEPASTE STATISTIEK Prof. Dr. M. Vandebroek 1. Een aantal proefpersonen werd gevraagd een frisdrank te beoordelen door aan te geven in hoeverre ze het eens zijn met de volgende
Nadere informatieOnderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen
Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen Onderzoek uitgevoerd voor de vzw: Association pour la Promotion de la Francophonie en Flandre September 2009 Dedicated Research
Nadere informatieCapita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen
RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen Richtlijnen voor auteurs - De hoofdindeling ligt vast en bestaat uit volgende rubrieken:
Nadere informatieStoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de
Nadere informatieRelatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën
Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual
Nadere informatieHoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen
Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen Inleiding In de voorgaande twee hoofdstukken hebben wij de nieuwe woordleestoetsen en van Kleijnen e.a. kritisch onder de loep genomen. Uit ons onderzoek
Nadere informatieOnderzoek De keuzes in een keuzemenu
Onderzoek De keuzes in een keuzemenu Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 Voorwoord 3 1 Categorie Klantherkenning 4 1.1 Telefonisch keuzemenu 4 1.2 Spraakgestuurd 5 2 Categorie Attitude/Inrichting 6 2.1 Volgorde
Nadere informatieAnalyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1
Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Inleiding Hoeveel en welke studenten (autochtoon/allochtoon) schrijven zich in voor de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs) en blijven na
Nadere informatieWerknemers willen ook flexibiliteit op hun maat
ACV-nieuwarsbabbel 18 nuari 2017 Diepenbeek Werknemers willen ook flexibiliteit op hun maat Het ACV plaatste bij de verhoging van de pensioenleeftijd heel wat vraagtekens bij de 'werkbaarheid' van die
Nadere informatieGeheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement
Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren
Nadere informatiePROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT
PROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT 1. OPSTELLEN OBSERVATIE-INSTRUMENT Stap 1 Voor het opstellen van het observatie-instrument hebben we in eerste instantie diverse bronnen
Nadere informatie