Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar"

Transcriptie

1 Sociaal beleidskader gemeente Oirschot Lokale beleidskaders voor de decentralisatie Jeugdzorg, overheveling AWBZ naar Wmo, de invoering van de participatiewet en de Wet Passend Onderwijs. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar 0

2 Voorwoord Het sociale domein is in beweging. Per 1 januari 2015 krijgen gemeenten nieuwe taken op het gebied van zorg en sociale zekerheid. Er gaat hierdoor veel veranderen. De eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van inwoners en hun omgeving gaan hierbij een belangrijke rol spelen. Iedereen moet meer voor zichzelf en voor elkaar gaan zorgen. Inwoners die het op eigen kracht niet redden, kunnen rekenen op een goede ondersteuning vanuit de gemeente en haar partners. Zo zorgen we samen voor Oirschot. Samen met professionals en inwoners willen we de komende tijd vorm geven aan deze veranderingen. In het sociale beleidskader dat voor u ligt, verwoorden we de visie van waaruit we de komende jaren willen werken. Een eerste stap in de gewenste richting. Ons college neemt haar verantwoordelijkheid in deze heel serieus. vinden we het belangrijk dat er goede ondersteuning en voorzieningen (respijtzorg) aanwezig zijn om je maatschappelijke verantwoordelijkheid te kunnen blijven nemen. Voorop staat dat iedereen meedoet naar vermogen en de zorg krijgt die nodig is. Als verantwoordelijk bestuurders gaan we graag samen met u aan de slag om deze belangrijke ontwikkelingen zorgvuldig, creatief en dicht bij ons zelf vorm te geven. Namens het college van burgemeester en wethouders, Raf Daenen Wethouder van de gemeente Oirschot We hebben de overtuiging dat niemand tussen wal en schip mag vallen. We gaan uit van een positieve ondersteunende insteek. Waarbij we elkaar (professionals en inwoners) helpen om het beste uit ons zelf te halen. De sterkste schouders ondersteunen daarbij de meer kwetsbare personen bij het dragen van hun last. Participatie is een kans om je kracht te laten zien. Niet de beschikbare middelen of bezuinigingen zijn uitgangspunt, maar de kwaliteit van het sociale leven staat voorop. Wij realiseren ons dat er ook nu al veel gedaan wordt door vrijwilligers en mantelzorgers. Daarom 1

3 Inhoudsopgave pagina 0. Samenvatting en leidende principes 2 1. Inleiding De decentralisaties integraal benaderd Sociaal beleidskader 6 2. Sociaal domein, wat is dat? 8 3. Doelgroepen in beeld Jeugd en passend onderwijs Wmo/ AWBZ Participatie Kaders en uitgangspunten Regionale kaders Subregionale en lokale kaders Algemeen Eigen kracht en zelfredzaamheid Maatschappelijke inzet en participatie Integrale toegang Organisatie van de uitvoering Veiligheid Rol van de gemeente Regionale samenwerking Financiën en kwaliteitsbewaking Financien Risico s Kwaliteitsbewaking Proces 72 Bijlagen Samenvatting en leidende principes In onderliggend beleidskader geven we een visie en stellen we kaders en uitgangspunten vast voor de overheveling van taken in het sociale domein (decentralisaties). We kiezen hierbij nadrukkelijk niet alleen voor een decentralisatie, maar ook voor een transformatie van het sociale domein. De decentralisaties vragen om andere werkwijzen en andere verhoudingen tussen burgers, overheden, aanbieders en het maatschappelijke veld. Op 1 januari 2015 zijn we klaar voor de overheveling van taken (decentralisaties) en leggen we de basis voor deze nieuwe verhoudingen. De doorontwikkeling (transformatie) volgt in de jaren daarna. We hebben daarbij het volgende ambitieniveau: Iedere burger, ieder gezin en iedere jeugdige wordt vanaf 2015 door de gemeente Oirschot geholpen. Geen burger, gezin of jeugdige valt tussen wal en schip. In het beleidskader werken we dit ambitieniveau, op basis van een aantal integrale thema s verder uit. We kiezen bewust voor een integrale benadering van de decentralisaties en de transformatie van het sociale domein. We gaan daarbij uit van een aantal leidende principes. Alle in dit beleidskader uitgewerkte kaders, uitgangspunten en meer operationele onderwerpen, hebben we uitgewerkt vanuit onderstaande principes: 2

4 We investeren in preventie en (vroeg-)signalering We zetten in op een samenleving waarin inwoners elkaar kennen en waar inwoners gekend worden, op een sterke (pedagogische) civil society en op sterke basisvoorzieningen. Daarbij richten we ons op preventieve ondersteuning; we willen problemen of hulpvragen zo veel mogelijk voorkomen en zijn alert op ongewenste en problematische ontwikkelingen, bijvoorbeeld eenzaamheid. We stimuleren en faciliteren zelfredzaamheid en samenredzaamheid We willen de zelfredzaamheid en de samenredzaamheid van mensen stimuleren en faciliteren. Daarbij streven we naar een wisselwerking tussen informele en formele zorg. Onder andere door ondersteuning aan te bieden in en met behulp van de directe leefomgeving, de opvoedkracht te versterken, mensen met een beperking te stimuleren tot deelname aan de arbeidsmarkt en werkgevers te bewegen hen in dienst te nemen, participatie, door vrijwilligers en mantelzorgers te faciliteren etc. Ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk. Dit vraagt om maatwerk in de ondersteuning, waarbij de inwoner centraal staat. We stimuleren dat mensen binnen hun eigen netwerk oplossingen zoeken voor hun problemen of hulpvragen. Anderzijds stimuleren we dat mensen anderen in hun omgeving waar nodig helpen. Daarbij realiseren we ons dat er grenzen zijn aan het zelf oplossend vermogen van de inwoner en zijn/haar omgeving. We werken zoveel mogelijk vanuit de eigen regie van de inwoner Het principe van de transformatie is dat zo veel mogelijk gewerkt wordt vanuit de eigen regie van de inwoners. Dit is een belangrijk uitgangspunt bij de vernieuwing in het sociale domein. We realiseren ons dat wanneer inwoners een beroep moeten doen op ondersteuning, onder andere uit het eigen netwerk, zij afhankelijk (kunnen) worden en daarmee mogelijk een deel van de eigen regie verliezen. We zoeken dan ook naar een goed evenwicht tussen informele en formele zorg waarbij de ondersteuningsvraag van de inwoner altijd het uitgangspunt is. We bieden ondersteuning aan inwoners waar nodig: licht en algemeen waar mogelijk, alleen complex en gespecialiseerd waar nodig, dichtbij en op maat. Verreweg de meeste inwoners slagen er prima in op eigen kracht hun weg te vinden. Soms lukt dat niet. Dan bieden we als gemeente de ondersteuning die nodig is. Waar nodig bestaat onze ondersteuning uit algemene, collectieve of maatwerkvoorzieningen. Wie vanuit het informele netwerk geen of onvoldoende hulp ontvangt, kan een beroep doen op ondersteuning. Laagdrempelig en dichtbij. Bij het bieden van ondersteuning is het adagium normaliseren en uitgaan van de mogelijkheden. We ontwikkelen een eenvoudiger systeem We ontwikkelen een systeem dat gekenmerkt wordt door eenvoud. Dat wil zeggen eenvoudig toegankelijke ondersteuning, beperkte registratie, regie op de resultaten van ondersteuning, zo min mogelijk coördinatie en 3

5 doorverwijzing rondom een ondersteuningsvraag. Het uitgangspunt één burger/ gezin, één plan sluit hierbij aan. Het ondersteunen van inwoners vraagt om maatwerk en om flexibiliteit. Om dit te kunnen bieden is ruimte voor professionele afwegingen en beslissingen essentieel. We dragen zorg voor een kwalitatief hoogwaardig vangnet voor kwetsbare inwoners. Niet alle burgers kunnen zonder enige vorm van ondersteuning, omdat ze in bepaalde leefgebieden kwetsbaar zijn of beperkingen ondervinden. Inwoners voor wie zelfredzaamheid (tijdelijk) buiten bereik ligt en niet beschikken over een eigen netwerk of financiële draagkracht is er een vangnet. 4

6 1. Inleiding De komende jaren krijgen gemeenten te maken met omvangrijke taakverschuivingen in het sociale domein. Taken worden vanuit het Rijk en provincie overgebracht naar gemeenten. De gemeente wordt verantwoordelijk voor alle maatschappelijke ondersteuning en nietmedische hulp aan haar inwoners. Samen worden de nieuwe verantwoordelijkheden de drie transities, ofwel decentralisaties genoemd. Daarnaast treedt de Wet Passend Onderwijs in werking. De voorbereiding, implementatie en borging van deze projecten vindt in Oirschot plaats binnen het programma decentralisaties. Het programma decentralisaties is één van de vier programma s die vallen onder de door de gemeenteraad vastgestelde koersnotitie. 1.1` De decentralisaties integraal benaderd Om onze inwoners optimale zorg en ondersteuning te kunnen bieden kunnen we de verschillende decentralisaties niet los van elkaar zien. We staan voor de uitdaging om de samenhang tussen de verschillende decentralisaties te bezien en deze vanuit een integrale visie op het sociale domein uit te voeren. Deze integrale benadering van de verschillende decentralisaties is van belang om een aantal redenen: 1. De visie en uitgangspunten van de verschillende decentralisaties komen grotendeels overeen. Zelfredzaamheid, eigen kracht en het meer inzetten van sociale netwerken zijn begrippen die in elk van de decentralisaties centraal staan. Ook uitgangspunten als zorg en ondersteuning dichtbij huis, inzetten op preventie om zwaardere zorg te voorkomen en participatie komen bij elke decentralisatie terug. Deze visie en uitgangspunten vragen om een nieuwe benadering, ook wel transformatie, van het sociale domein. Deze transformatie leidt onder andere tot een beperktere rol van de overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld. Hiervoor is een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid noodzakelijk. 2. Er bestaat een overlap van doelgroepen en leefgebieden tussen de afzonderlijke decentralisaties. Binnen één gezin kan zorg en ondersteuning vanuit verschillende decentralisaties nodig zijn. Ook individuen kunnen te maken hebben met zorg en ondersteuning vanuit meer dan één decentralisatie. Om het principe één gezin, één plan, één regisseur te kunnen realiseren en bureaucratie, verkokering en fragmentatie in zorg en ondersteuning aan burgers te voorkomen, is het integraal afstemmen van zorg en ondersteuning essentieel. 3. Een integrale benadering van de decentralisaties is van belang om kosten en middelen te kunnen beheersen. Dit is van essentieel belang gezien de grote omvang van het totale budget, de daarmee gepaard gaande kortingen en de financiële ontschotting tussen de afzonderlijke decentralisaties. 5

7 De visie en uitgangspunten achter de afzonderlijke decentralisaties zijn vergelijkbaar en vragen om een nieuwe benadering, ook wel transformatie, van het sociale domein: meer participatie en eigen kracht van de burger (zelfredzaamheid), minder bureaucratie, meer slimme combinaties om echte resultaten te bereiken in het sociale domein, een beperktere rol van de overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld. Hiervoor is een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid noodzakelijk. De transformatie van het sociale domein is een proces waarvan pas op langere termijn resultaten zichtbaar zullen zijn. De decentralisaties daarentegen moeten op korte termijn (1 januari 2015) in basis geregeld zijn. We zien daarbij het bevorderen van zelfredzaamheid van hun burgers en de ondersteuning van burgers die er niet meer alleen uitkomen als doel, de decentralisaties als het middel. 1.2 Sociaal beleidskader De laatste jaren hebben het WMO beleidsplan en de jeugdvisie gediend als uitgangspunt voor ons handelen binnen het sociale domein. Daarnaast zijn er in de voorbereidingen van de afzonderlijke decentralisaties (met name decentralisatie jeugdzorg) op bepaalde onderdelen al specifieke uitgangspunten vastgesteld. Toch hebben we geconcludeerd, gezien het belang van de integrale benadering van de verschillende decentralisaties dat een integrale en actuele visie meerwaarde heeft. Onderliggend beleidskader biedt een horizon voor de komende jaren en geeft richting aan; De rolverdeling en veranderende verhoudingen tussen burgers, (maatschappelijke) instellingen en de lokale overheid binnen het sociale domein Kapstok voor het nemen van besluiten (door college en raad) Kapstok voor de verdere uitwerking/ voorbereiding van de overheveling van alle taken vanuit de verschillende decentralisaties. Met het sociaal beleidskader geven we een visie en stellen we kaders en uitgangspunten vast voor de overheveling van álle taken in het sociale domein. We hebben bewust niet gekozen voor het definiëren van een afgebakende periode waarop dit meerjarig beleidskader betrekking heeft. We zien het plan als een basis voor de komende jaren. In deze periode zal blijken in hoeverre het beleidskader (nog ) voldoet en passend is. We hebben er bewust wel voor gekozen om zowel het beleidskader Jeugd als het beleidskader WMO integraal op te nemen in het onderliggend sociaal beleidskader. Beleidskader Jeugd Iedere gemeente is, conform de nieuwe Jeugdwet, verplicht een beleidskader Jeugd vast te stellen voor november In dit beleidskader moet beschreven zijn hoe gemeenten de nieuwe verantwoordelijkheden voor alle vormen van jeugdhulp per 1 januari 2015 gaan regelen. In het beleidskader moet beschreven staan wat we als gemeente willen bereiken, 6

8 hoe we de zorg rondom jeugdigen willen organiseren, welke middelen we daarvoor inzetten en hoe we invulling geven aan onze eigen rol. Beleidskader Wmo Iedere gemeente is verplicht, conform de nieuwe Wmo, een periodiek plan op het gebied van de Wmo vast te stellen. Dit plan beschrijft de beleidsvoornemens ten aanzien van: Sociale samenhang (toegankelijkheid, veiligheid, leefbaarheid, voorkoming en bestrijding huiselijk geweld) Ondersteuning mantelzorgers en andere vrijwilligers Voorkomen beroep op ondersteuning (preventie) Aanbod algemene voorzieningen aan mensen die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben Maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie aan mensen die daar niet of onvoldoende op eigen kracht of met hulp van mantelzorg, gebruikelijke hulp, of sociaal netwerk toe in staat zijn Maatwerkvoorzieningen aan mensen die zich niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving (opvang of beschermd wonen). een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. een zo integraal mogelijke dienstverlening door samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders (ZVW) keuzemogelijkheden tussen aanbieders toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap. Gezien onze expliciete keuze voor een zoveel mogelijk integrale benadering van de decentralisaties hebben we ervoor gekozen het beleidskader Jeugd, het beleidskader Wmo en het algemene sociale beleidskader als één document op te stellen. Het plan is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven en mensen die beschermd of in opvang wonen, zo snel mogelijk weer op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. In het plan is aandacht voor: 7

9 2. Sociaal domein, wat is dat? Het sociale domein gaat over alles wat mensen in hun directe bestaan raakt. Het heeft primair betrekking op zorg, welzijn, arbeid, onderwijs, gezondheidszorg en vrije tijdsbesteding. Het sociale domein gaat dus om mensen en de wijze waarop zij in staat zijn om deel te nemen aan de samenleving. Binnen het sociaal domein kennen we een veelheid aan organisaties, diensten en voorzieningen die mensen ondersteunen als zij niet of onvoldoende in staat zijn deel te nemen aan de samenleving. De komende omvangrijke taakverschuivingen op het gebied van jeugd, WMO en de invoering van de participatiewet en passend onderwijs hebben effect op het gehele sociale domein en daarmee op de leefwereld en leefgebieden van vrijwel alle burgers. Participatiewet Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Het doel van de wet is om meer inwoners, ook inwoners met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen. Gemeenten worden vanaf die datum verantwoordelijk voor inwoners met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Eveneens vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) afgesloten voor nieuwe instroom. Tegelijkertijd wordt er begonnen met de opbouw van beschut werk. Beschut Werken is een Participatievoorziening die gemeenten kunnen gaan aanbieden aan personen bij wie is vastgesteld dat de arbeidsmogelijkheden dermate beperkt zijn dat van werkgevers niet verlangd kan worden dat zij deze personen in dienst nemen. De wet geeft geen verplichting aan de gemeenten om deze voorziening aan te gaan bieden. Gemeenten krijgen weliswaar budget voor deze doelgroep (budget voor de loonkosten en budget voor begeleiding), maar kunnen overwegen om voor deze groep andersoortige voorzieningen aan te bieden. Beschut Werken is opgenomen in de Participatiewet maar de regels worden verder uitgewerkt in "lagere wetgeving" (algemene maatregelen van bestuur). De eisen om in aanmerking te komen voor beschut werken zijn zwaarder dan die bij de Wsw. Dit betekent dat meer inwoners met beperkingen op de WWB (per genaamd Participatiewet) zullen terugvallen omdat ze geen gebruik meer kunnen maken van voorliggende voorzieningen. De rechten van de huidige Wsw-medewerkers worden gegarandeerd, zij blijven aanspraak maken op een groot deel van het budget. Per 1 januari 2015 wordt de toegang tot de Wajong beperkt tot personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Deze ontwikkelingen hebben een verzwaring van de gemeentelijke re-integratietaak tot gevolg. Er komen geen bestaande taken over naar gemeenten. Wel krijgen gemeenten de beschikking over twee nieuwe taken en over een nieuw instrument: - Nieuwe taak: Beschut werken Beschut werken is bedoeld voor inwoners, die door hun beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van hun werkplek nodig hebben, dat niet van een regulier werkgever mag 8

10 worden verwacht, dat hij deze in een dienst betrekking neemt. Met de voorziening beschut werken kan de gemeente deze inwoners toch in een dienstbetrekking laten werken. - Nieuwe taak: Werkbedrijf De 35 arbeidsmarktregio s hebben een belangrijke rol om inwoners met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. In elke arbeidsmarktregio wordt een Werkbedrijf ingericht. - Nieuw instrument: loonkostensubsidie Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, krijgt de gemeente de mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken. De loonkostensubsidie wordt verstrekt aan de werkgever en kan, waar nodig, structureel worden ingezet. Loonkostensubsidie kan ook worden ingezet voor werknemers die beschut werken. De loonkostensubsidie wordt op basis van de loonwaarde bepaald. Met werkgevers is afgesproken extra banen te realiseren. Wordt dit onvoldoende behaald dat treedt een wettelijk quotum in werking, dit op basis van een aparte Quotumwet. Eerste meting is in Op 11 april 2013 is er een sociaal akkoord tot stand gekomen van kabinet, werkgevers en werkgeversorganisaties. In dit sociaal akkoord hebben werkgevers en overheid zich samen garant gesteld om extra banen voor arbeidsgehandicapten te creëren. De werkbedrijven gaan een belangrijke rol spelen om deze banen in te vullen. Een werkbedrijf is een regionaal netwerk van uitvoerders. Gemeente, SW-bedrijven, UWV en andere uitvoerders werken in het werkbedrijf samen aan hetzelfde doel: zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen. De regio staat centraal bij de uitwerking van de werkbedrijven. Aansluiting is gezocht bij het niveau van de arbeidsmarktregio s. De regionale indeling van de 35 werkbedrijven volgt de (huidige) 35 arbeidsmarktregio s zodat kan worden aangesloten op de al bestaande infrastructuur zoals werkplekken en servicepunten. Bij de totstandkoming van werkbedrijven worden sw-bedrijven niet gedwongen tot fuseren. Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de werkbedrijven en werken nauw samen met sociale partners en UWV. Het betreft een lichte structuur met een praktische invulling. Er komt geen landelijke blauwdruk van de inrichting van de werkbedrijven. Iedere arbeidsmarktregio is anders. Een werkbedrijf dient randvoorwaarden te scheppen die het mogelijk maken om mensen uit de doelgroep te plaatsen. Het betreft hier: Nauwe en duurzame relaties met werkgevers en de (sub)regio. Professionele acquisitie van geschikt werk. Bestaande vacatures zijn vaak niet geschikt. Er moeten arrangementen tot stand komen met bedrijven waarbij zij zorgen dat het beschikbare werk geschikt wordt gemaakt voor de doelgroep. Kennis en expertise voor een goede match. Een juiste diagnose aangevuld met (arbeids)ervaring moet leiden tot een plaatsing, waarbij na verloop van tijd een loonwaardebepaling kan plaatsvinden. Begeleiding en nazorg als er kandidaten geplaatst zijn. 9

11 In de regio Zuidoost Brabant worden nu initiatieven ontplooid om op 1 januari 2015 een werkbedrijf te realiseren. De partners (in eerste instantie gemeenten, werkgevers, werknemers, UWV) maken gezamenlijk een regionaal marktbewerkingplan. Het werkbedrijf is aanjager voor het realiseren van de afspraken in het marktbewerkingplan, monitort de resultaten en rapporteert daarover. Wmo De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning kent drie doelen, in plaats van de oude negen prestatievelden: Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder). De gemeente moet zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap en de zelfredzaamheid van participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. De gemeente draagt zorg voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen. In de huidige Wmo staat de compensatieplicht centraal. Gemeenten zijn verplicht om mensen met een beperking of psychische problematiek te compenseren voor de beperkingen die zij ondervinden bij hun zelfredzaamheid en participatie. In de huidige wet worden daarbij vier resultaatgebieden onderscheiden. In de nieuwe Wmo wordt de term maatwerkvoorziening geïntroduceerd. De verplichting voor gemeenten om maatwerk te leveren is in het nieuwe wetsvoorstel ruimer geformuleerd dan de compensatieplicht. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Ook het gebruik van een algemene voorziening kan, afhankelijk van de omstandigheden van de cliënt, tot het vereiste maatwerk leiden. In de nieuwe Wmo krijgen gemeenten meer en andere taken en verantwoordelijkheden. Een aantal taken wordt van het Rijk overgeheveld naar gemeenten. Het gaat hierbij om de volgende nieuwe taken: Begeleiding Het grootste deel van de mensen die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid komt te vallen krijgt een vorm van begeleiding. Deze 10

12 functie is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen te bevorderen, te behouden of te compenseren. Begeleiding beoogt een verblijf in een instelling zo lang mogelijk uit te stellen of overbodig te maken. Begeleiding omvat zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep. Individuele begeleiding Individuele begeleiding richt zich op het begeleiden in het dagelijks functioneren. Het gaat om actief herstellen, dan wel compenseren van het beperkte of afwezige regelvermogen van een persoon waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. De ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit het helpen plannen van activiteiten, het regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. Individuele begeleiding kan ook praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen inhouden zoals begeleiden bij het wassen en aankleden. Daarbij is geen medische zorg nodig of een hoog risico daarop. Afhankelijk van de individuele situatie kan individuele begeleiding kortdurend, maar ook langdurig worden ingezet. Begeleiding in een groep De begeleiding in een groep wordt meestal dagbesteding genoemd. Deze activiteiten variëren van arbeidsmatige dagbesteding zoals werken in een horecagelegenheid onder begeleiding van de zorgaanbieder tot recreëren zoals wandelen. Iemand kan zowel individuele begeleiding krijgen thuis, zoals ondersteuning bij zelfredzaamheid, en voor een zinvolle invulling van de dag buiten de deur deelnemen aan dagbesteding in de vorm van groepsactiviteiten (begeleiding groep). Er zijn dus mensen die van zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep gebruik maken. Vervoer Een deel van de mensen maakt gebruik van vervoer om naar de dagbesteding toe te gaan. Dit onderdeel komt ook mee met de decentralisatie van de functie begeleiding. De huidige zorginstellingen regelen op dit moment voor een belangrijk deel hun eigen vervoer. We zien op provinciaal niveau veel overlap. Wij onderzoeken of we efficiënter kunnen omgaan met de kosten voor vervoer door de dagopvang dichtbij de inwoner te organiseren en door het bundelen van de verschillende vervoersstromen (doelgroepen vervoer). Kortdurend verblijf Kortdurend verblijf is een functie in de AWBZ die mantelzorgers tijdelijk ontlast en daarmee onder-steunt. Mensen met een beperking of een handicap die thuis wonen en permanent toezicht en/of hulp nodig hebben, kunnen een indicatie voor kortdurend verblijf krijgen. Dit betekent dat zij maximaal drie etmalen per week ergens kunnen logeren zodat de mantelzorger even ontzien wordt. Voorbeelden hiervan zijn logeerhuizen voor kinderen met een beperking, zorgboerderijen met logeermogelijkheid, een gastgezin of andere zorg gerelateerde instellingen. Mensen met een indicatie voor Kortdurend Verblijf, hebben altijd een andere AWBZ-indicatie 11

13 voor extramurale zorg, bijvoorbeeld voor begeleiding, persoonlijke verzorging en/of verpleging. Veel mensen verlenen voor kortere of langere tijd mantelzorg aan hun partner, ouders of andere familieleden, buren of vrienden. De meesten vinden dat vanzelfsprekend, ze vinden dat zorgen voor dierbaren bij het leven hoort. Soms kan deze zorg echter behoorlijk zwaar vallen. Wij willen daarom dat mensen die mantelzorg geven de ondersteuning krijgen waar ze behoefte aan hebben. Kortdurend verblijf is daarbij een cruciale voorziening voor zwaar belaste mantelzorgers. Beschermde woonvorm GGZ mensen (C-pakket) In de concept tekst van de nieuwe WMO is het beschermd wonen als een maatwerkvoorziening opgenomen naast de voorzieningen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Het betreft in dit geval dus een extra wettelijke taak waar een centrumgemeente uitvoering aan moet geven. Voor de gemeente Oirschot is dat gemeente Eindhoven. Eindhoven is als (centrum)gemeente verantwoordelijk voor bijna (verblijf op basis van behandeling uitgezonderd) de gehele keten van woon- en zorgvoorzieningen voor de doelgroep maatschappelijke zorg, namelijk het crisisverblijf (de maatschappelijke en vrouwenopvang), het beschermd wonen, het begeleid wonen en het begeleid zelfstandig wonen. Bij Beschermd Wonen is er altijd sprake van een psychiatrische diagnose en een indicatie in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Dit is een indicatie (van het CIZ) met recht op intramuraal verblijf. Er zijn in de GGZ twee soorten ZZP s. Het ZZP B is voor mensen die intramuraal verblijven omwille van hun behandeling. Het ZZP C is voor mensen die verblijven in een beschermde woonomgeving en waarbij behandeling niet meer op de voorgrond staat. Hierbij gaat het om het bieden van structuur en begeleiding. In het huidige voorstel van het Ministerie gaan de ZZP s B naar de zorgverzekeraars en de ZZP s C naar gemeenten. Deze laatste groep heeft wegens psychiatrische problematiek langere tijd een vorm van beschermd wonen nodig. Daarbij is intensieve begeleiding nodig; in het pakket zit geen vorm van behandeling. Een eventuele behandelaar is dus niet direct betrokken bij de zorgverlening. Wanneer nodig kan behandeling gegeven worden in een andere instelling dan waar de persoon woont en zal gefinancierd worden vanuit de Zorgverzekeringswet. Cliëntondersteuning MEE Per ingang van 1 januari 2015 worden ook de MEE-middelen overgeheveld naar gemeenten. De hoofdactiviteit van MEE bestaat uit cliëntondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten. Er wordt in landelijk verband nog overleg gevoerd over de voorwaarden waaronder de middelen naar gemeenten zullen worden gedecentraliseerd, bijvoorbeeld als het gaat om frictiekosten en de continuïteit van ondersteuning. Decentralisatie Jeugdzorg Uit een evaluatie op de Wet op de Jeugdzorg is gebleken dat het huidige jeugdstelsel een aantal tekortkomingen vertoont, zoals de druk op de gespecialiseerde zorg, het gebrek aan samenwerking rond kinderen en gezinnen (verkokering), het onnodig medicaliseren van afwijkend gedrag 12

14 en het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. De landelijke overheid streeft naar een cultuuromslag waarbij demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren sleutelwoorden zijn. Hierbij geldt dat de overheid pas in beeld komt als ouders een onoverkomelijk probleem ondervinden bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. De professionals moeten dan ook de vrijheid en de verantwoordelijkheid krijgen om het traject af te stemmen op de specifieke situatie van het kind en het gezin en het traject in te richten op het herstel van de kracht van gezinnen en hun netwerken. De decentralisatie moet de gemeenten in staat stellen om integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale situatie en uitgaan van de mogelijkheden en de behoeften van individuele jeugdigen en hun ouders. De decentralisatie gaat daarmee nadrukkelijk niet alleen om het neerleggen van taken bij de gemeenten, het gaat juist om een transformatie van het jeugdhulpbestel. richtsnoer voor het nieuwe stelsel van jeugdhulp, waar de nieuwe Jeugdwet onderdeel van is. Een bijzonder punt van aandacht in het IVRK is artikel 19: hierin wordt de overheid opgedragen om te zorgen voor alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om kinderen te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling en exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik. Verantwoordelijkheden m.b.t. de bescherming van de veiligheid van het kind worden in de nieuwe Jeugdwet dan ook belegd bij de gemeenten. Jeugdgezondheidszorg Gemeentelijke opvoed- en opgroeiondersteuning Gesloten jeugdzorg De decentralisatie jeugdzorg betekent dat de gemeenten per 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk worden voor alle vormen van jeugdhulp (provinciale jeugdzorg, alle taken die onder Bureau Jeugdzorg vallen, taken van jeugdzorginstellingen, gesloten jeugdzorg, jeugd geestelijke gezondheidszorg en jeugd lichtverstandelijke beperking). Daarnaast worden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdbeschermingmaatregelen en de jeugdreclassering. De gemeenten blijven hun preventietaken t.a.v. jeugdigen en gezinnen verder behouden. Taken die nu versnipperd door verschillende partijen worden uitgevoerd worden overgedragen aan gemeenten. Dit vloeit mede voort uit het VN- Verdrag betreffende de rechten van het kind (IVRK). Het IVRK dient als Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugd GGZ Jeugd-VB Begeleiding Persoonlijke verzorging Gemeenten: alle ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen (preventie, jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering) 13

15 Verantwoordelijkheden gemeenten m.b.t. de jeugdhulp vanaf 1 januari 2015: Regie op de gehele jeugdketen; Het realiseren van een toereikend en integraal aanbod op het gebied van jeugdhulpverlening; Zorgdragen voor herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdhulp; Het treffen van voorzieningen m.b.t. jeugdhulp als jeugdigen en ouders het niet op eigen kracht redden; Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van jeugdbescherming en de jeugdreclassering; Jeugdigen kosteloos en anoniem advies bieden over de door hen voorgelegde vragen m.b.t. tot opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; Het nemen van maatregelen om kindermishandeling te bestrijden; Het bieden van een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor ouders en jeugdigen die te maken hebben met jeugdhulpverleners; Een verplichte regionale samenwerking met andere gemeenten voor in ieder geval de jeugdbescherming, jeugdreclassering, meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en de Kindertelefoon; Het bieden van advies voor professionals die werken met jeugdigen of ouders; Zorgdragen dat jeugdhulp ook na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts toegankelijk is. Deze nieuwe taken moeten worden ingebed in de (boven)lokale structuren (CJG, onderwijs, veiligheidshuis) en verbonden worden met de eigen dienstverlening op het terrein van onder andere werk en inkomen en de Wmo, zoals schuldhulpverlening binnen een gezin. Passend onderwijs De Wet Passend Onderwijs gaat op 1 augustus 2014 in en is erop gericht voor álle kinderen een passende onderwijsplek te bieden. Onderdeel van de wet is de invoering van de zorgplicht voor scholen. Dat betekent dat scholen verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Ouders worden hierbij nauw betrokken. Om aan alle kinderen daadwerkelijk een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen samen regionale samenwerkingsverbanden. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. De samenwerkingsverbanden stemmen dit af met de gemeenten die vallen binnen het samenwerkingsverband. Met name de afstemming tussen gemeenten en samenwerkingsverbanden ten aanzien van jeugdhulp, onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht is daarbij van belang. De wetgever acht dit belangrijk vanuit het oogpunt van één gezin, één plan. Leer- of functioneringsproblemen van een kind op school kunnen immers hun oorzaak hebben in de leefwereld buiten de school. Zo kunnen de problemen voortkomen uit een verstoorde thuissituatie. Dit overstijgt vaak de verantwoordelijkheid van de school en roept het belang op van één integraal plan dat kijkt naar alle verschillende aspecten van het leven van het kind en gezin. Vaak hebben scholen zelf al een eigen zorg- en ondersteuningsstructuur ingericht. Het is belangrijk dat de zorg binnen en buiten de school op elkaar zijn afgestemd: één gezin, één plan. 14

16 3. Doelgroepen in beeld tussen wal en schip valt. Juist in de vroegvolwassenheid (18 tot 23 jaar) kan een stukje extra preventieve ondersteuning zinvol zijn. We hebben in het sociale domein te maken met verschillende doelgroepen. De totale doelgroep van het sociaal domein wordt gevormd door álle inwoners van Oirschot (vanaf -9 maanden). Per 1 januari 2013 bedroeg het totaal aantal inwoners van onze gemeente Om een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de specifieke doelgroepen binnen het sociale domein maken we in deze paragraaf onderscheid in de volgende categorieën: - Jeugd en passend onderwijs - Inwoners die te maken hebben met de overheveling van de AWBZ naar de WMO - Inwoners die vallen onder de participatiewet. In de gemeente Oirschot woonden op 1 januari jeugdigen waarvan jongeren jonger waren dan 18 jaar. Leeftijdscategorie Aantal jeugdigen in de gemeente Oirschot (peildatum 1 januari 2014) 0 t/m 3 jaar t/m 11 jaar t/m 17 jaar t/m 22 jaar Totaal Bovendien waren er op deze datum in totaal huishoudens met kinderen (Bron: stadsindex.nl). 3.1 Jeugd en passend onderwijs De jeugdwet gaat bij de ondersteuning en hulp voor jeugdigen en gezinnen uit van de doelgroep tot en met 18 jaar. Ook bij de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen wordt deze leeftijdsgrens gehanteerd. Ondersteuning kan ook na het 18 e jaar nog plaatsvinden en doorlopen tot het 23 e jaar voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt. Wij hanteren bij het opstellen van dit beleidskader met betrekking tot het preventieve stuk een leeftijdsgrens tot 23 jaar. Het huidige CJG richt zich nu ook al op jeugdigen tot 23 jaar, om te voorkomen dat deze doelgroep Het aantal leerlingen (4 t/m 12 jaar) dat onderwijs volgt binnen het primair onderwijs in onze gemeente bedraagt per 1 oktober Zij volgen onderwijs op een van de zes basisscholen in onze gemeente. Het aantal leerlingen dat voortgezet onderwijs volgt bedraagt ongeveer Van deze Oirschotse leerlingen volgt ongeveer een derde onderwijs in Oirschot (Kempenhorst College) en een derde in Best (Heerbeeck College). Het Kempenhorst College heeft een duidelijk regionale functie. Ongeveer 1/3 van de leerlingen komt uit Oirschot, 1/3 komt uit Best en ongeveer 1/3 van de leerlingen is woonachtig in de omliggende regio. 15

17 Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat het met 85% van de jeugd goed gaat en dus op een normale manier kunnen opgroeien in de maatschappij. Met 15% gaat het (soms) wat minder en is extra ondersteuning of hulp nodig. Van die 15% is bij 5% sprake van zwaardere problematiek waarvoor intensieve hulp of zorg nodig is. We hebben geen aanwijzingen dat Oirschotse jongeren significant van dit beeld afwijken. Uit de GGD jeugdmonitoren (0-11 jaar en jaar) concluderen we dat het merendeel van de Oirschotse jeugd zich over het algemeen gelukkig voelt: 84% van de ouders van kinderen tot 11 jaar ervaart hun kind over het algemeen als blij. Van de jongeren tussen de 12 en 18 jaar ligt dit percentage op 72%. De Oirschotse jeugd verschilt hiermee nauwelijks van de jeugd in Zuidoost Brabant. Voor een specificatie van het beeld van de Oirschotse jeugd verwijzen we naar bijlage 2. Deze uitkomsten laten zien dat het meer dan verantwoord is een beleid te maken dat zich richt op een brede doelgroep waarbij aandacht is voor een speciale groep met wie het niet zo goed gaat. De aard van de problematiek bij Oirschot jeugdigen komt ook overeen met het landelijk beeld. Zo zien we bepaalde problematieken ook in Oirschot terugkomen zoals een gebrek aan beweging, overgewicht en leefstijl (zoals gezond eten), pesten of gepest worden (ook via internet en social media), de relatie met ouders gedurende de puberteit en de vragen die jongeren bezig houden en onzeker maken. Ook de mate waarin jongeren zeggen hulp te zoeken verschilt nauwelijks van andere Nederlandse jongeren. Hierbij zoeken jongeren vooral naar hulp en ondersteuning in de directe omgeving (via leerlingbegeleider/ mentor, huisarts of vertrouwenspersoon op school). De meest voorkomende hulpvragen zijn hieronder weergegeven. Daarnaast zien we in Oirschot wel enkele opvallende zaken terugkomen. Zo zien we het hoge percentage dat lid is van een (sport)vereniging. Aan de andere kant ervaren jongeren Oirschot wel als wat saaier. Opmerkelijkste resultaat is wel alcoholgebruik onder de jeugd dat hoger is dan elders in de regio. Vooral het percentage forse drinkers (>20 glazen per week) is onder jongeren fors te noemen. In bijlage 1 hebben we een overzicht opgenomen van veelgestelde vragen door Oirschotse ouders aan het CJG in Dit geeft een goed beeld van de vragen waar zij mee rondlopen. 16

18 Naast bovenstaand beeld van de Oirschotse jeugd merken we op dat uit diverse onderzoeken is gebleken dat de regio Zuidoost-Brabant een opvallend hoger percentage jeugdigen met een autisme spectrum stoornis kent dan de rest van Nederland. Hoewel nooit wetenschappelijk onderbouwd lijkt autisme vaker voor te komen in regio s met veel technologische bedrijven en kenniswerkers, waaronder de regio Eindhoven (Brainport). Met name in het kader van passend onderwijs is dit een aandachtspunt, temeer omdat hier bij de vereveningsopdracht vanuit het Rijk geen rekening mee wordt gehouden. Een tweede aandachtspunt dat in het kader van passend onderwijs aandacht behoeft, met name ten aanzien van de afstemming tussen onderwijs en gemeente is de wijziging die plaats gaat vinden met betrekking tot jongeren die nu vanuit de AWBZ zorg op school gefinancierd krijgen. Dit betreft leerlingen die persoonlijke verzorging, begeleiding of verpleging op school ontvangen. Vanaf 1 januari 2015 wordt deze zorg op een andere manier (vanuit de Jeugdwet of via zorgverzekaars) gefinancierd. Jeugdgezondheidszorg (GGD) De gemeente Oirschot kent relatief weinig reguliere GGD onderzoeken. Het percentage doorverwijzingen ligt echter relatief hoog (bijna 10 %). (Bron: PON Doelgroep- en financiële analyse van het voorliggend veld 2013) Doelgroepen die specifieke ondersteuning nodig hebben Hieronder volgen enkele kengetallen met betrekking tot de verschillende nieuwe vormen van jeugdhulp die per 1 januari 2015 overkomen naar de gemeente Oirschot. Voor een toelichting op de verschillende zorgvormen verwijzen we naar bijlage 6. Tabel. Aantal jeugdigen in Oirschot dat in 2011 gebruik heeft gemaakt van jeugdzorgvoorzieningen, dan wel een indicatie heeft dat recht geeft op deze jeugdzorgvoorzieningen Aantal jeugdigen Oirschot 0 tot 18 jaar (2011) in % van het totaal aantal jeugdigen in Oirschot* (4.769 jeugdigen in Oirschot) Ambulant 27 0,6 % Verblijf deeltijd/ voltijd 2 0,04 % Pleegzorg 5 0,1 % AWBZ- zorg aan jeugd zonder 90 1,9 % verblijf AWBZ- zorg aan jeugd met 5 0,1 % verblijf Zvw: jeugd GGZ eerste lijn 65 1,4 % Zvw: jeugd GGZ tweede lijn 121 2,4 % zonder verblijf (DBC) Zvw: jeugd GGZ tweede lijn 0 0 % met verblijf (DBC) * Peildatum 1 juli

19 M.b.t. opgroeien in veiligheid zien we dat de volgende cijfers terugkomen: Tabel. Aantal jeugdigen in Oirschot in 2011 dat te maken heeft gehad met jeugdbescherming, jeugdreclassering, geplaatst is in een gesloten jeugdzorginrichting (jeugdzorg plus) of gemeld is door AMK Aantal jeugdigen Oirschot 0 in % van het totaal aantal tot 18 jaar (2011) jeugdigen in Oirschot* Jeugdbescherming 1 0,02 % Jeugdreclassering 4 0,08 % Gemelde kinderen AMK 15 0,3 % Gesloten jeugdzorg 0 0 % Uit bovenstaande cijfers kunnen we de volgende conclusies trekken: Jeugd en Opvoedhulp (ambulant, verblijf deeltijd/voltijd, pleegzorg) De gemeente Oirschot kent een laag aantal jeugdigen dat in 2011 een beroep heeft gedaan op Jeugd en Opvoedhulp (J&O). Het gemiddelde aantal jeugdigen dat in 2011 een beroep heeft gedaan op J&O is in Zuidoost-Brabant 1,7 %. Voor de gemeente Oirschot is dit aantal slechts 0,8 %. Het gaat hier om 30 jeugdigen in Oirschot ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in Oirschot van 0 t/m 17 jaar. Dit aantal is uit te splitsen in 90 % ambulant (27 jeugdigen), 6,7 % residentieel (2 jeugdigen), 3,3 % daghulp (1 jeugdige), 16,7 % pleegzorg (5 jeugdigen) en 0 % observatie. (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost- Brabant) Clienttrajecten BJZ Het aantal jeugdigen uit Oirschot in een cliënttraject bij BJZ is relatief laag. Op 31 december 2011 zaten unieke jeugdigen uit Zuidoost-Brabant in een cliënttraject bij BJZ. Dat is 1,9% van het totaal aantal jeugdigen ( ). In de gemeente Oirschot ligt dit percentage 1,3 % (50 van de jeugdigen tot en met 17 jaar). (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-Brabant). AWBZ-zorg Er is weinig bekend over specifieke AWBZ-jeugdzorg. In Oirschot gaat het om 95 jeugdigen. Uit een onderzoek van Woittiez e.a. (2012) blijkt dat er de laatste jaren een groei te zien is van het aantal jongeren met een vraag naar zorg via de AWBZ. De instellingsgegevens bieden echter geen zicht op het aantal jeugdigen dat zorg in het particuliere circuit krijgt vanuit de AWBZ met een pgb. Jeugd-GGZ In heel Zuidoost-Brabant heeft 3,4 % van het aantal jeugdigen een beroep gedaan op de 2 e lijns jeugd-ggz met een in 2011 afgesloten Diagnose Behandelcombinatie (DBC). Dit aantal ligt in Oirschot een stuk lager op 2,4 % (121 jeugdigen). (Bron: PON Doelgroep- en financiële analyse van het voorliggend veld 2013). De totale kosten van de afgesloten DBC s voor jeugdigen van de gemeente Oirschot bedroegen in euro. De kosten 18

20 van een gemiddeld Oirschots traject bedroegen euro. Dit gemiddelde trajectbedrag ligt lager dan het gemiddelde in de regio Zuidoost-Brabant: euro per cliënttraject. (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-Brabant) Jeugdbescherming (OTS en voogdij), Jeugdreclassering, AMK en gesloten jeugdzorg Het aantal jeugdigen in het gedwongen kader (jeugdbescherming en jeugdreclassering) ligt ook relatief laag in de gemeente Oirschot). In Oirschot ligt dit aantal op 6 jeugdigen (0,2 %), 1 jeugdige heeft een maatregel (voorlopige) voogdij opgelegd gekregen (0,03 %) en 4 jeugdigen hebben een JR maatregel opgelegd gekregen (0,1 %). In heel Zuidoost-Brabant heeft 0,4 % van de jeugdigen een maatregel (voorlopige) ondertoezichtstelling opgelegd gekregen; 0,1 % heeft een maatregel (voorlopige) voogdij en 0,2 % heeft een JR maatregel opgelegd gekregen. (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost- Brabant). Omdat bij adviezen en consulten de gemeente van herkomst van jeugdigen (bewust) niet geregistreerd wordt, kan alleen van AMK onderzoeken informatie op regionaal niveau en niet op het niveau van de gemeente Oirschot inzichtelijk worden gemaakt. Ook zijn de gegevens van de gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus) nog niet vrijgegeven. Onderwijs in relatie tot jeugdhulp Ook vanuit het onderwijs wordt vaak ondersteuning geboden aan jeugdigen. Dit kan parallel aan ander jeugdhulpverleningsaanbod plaatsvinden. We hebben hiervoor cijfers in beeld gebracht. Op 1 oktober 2010 waren er in Oirschot kinderen woonachtig in de leeftijd van 4 tot 12 jaar en jongeren van 13 tot 18 jaar. Van de eerste categorie waren er toen 88 leerlingen geïndiceerd (ongeveer 4%). Van de categorie jaar waren 166 leerlingen geïndiceerd, ongeveer 11%. In bijlage 3 hebben we deze indicaties en de schoolsoorten verder uitgewerkt. Hieruit blijkt dat er procentueel gezien meer indicaties worden gesteld op het voortgezet onderwijs dan op het basisonderwijs. Bovendien blijkt dat van de geïndiceerde leerlingen van 4 tot 12 jaar 53% buiten Oirschot naar school gaat omdat zij extra zorg nodig hebben. Van de geïndiceerde jongeren van 12 tot 18 jaar is dit ongeveer 50%. Daarnaast zijn er leerlingen die wel (meer) hulpbehoevend zijn, maar hier geen extra indicatie voor krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om leerlingen die hoogbegaafd of dyslectisch zijn. Op basis van bovenstaande cijfers en het aantal geïndiceerde leerlingen dat buiten Oirschot naar school gaat lijkt het logisch te zoeken naar creatieve oplossingen waardoor leerlingen minder vervoerd hoeven worden en meer thuisnabij in de eigen omgeving onderwijs kunnen volgen. Met name het zoeken naar slimme combinaties zoals de verticalisering 1 1 Hiermee bedoelen we het creëren en intensiveren van de samenwerking tussen het primair en het voortgezet onderwijs), met name (in dit geval) daar waar het gaat om leerlingen die extra zorg nodig hebben. 19

21 van het lokale onderwijs en de subregionale samenwerking met Best (en Veldhoven) bieden wellicht mogelijkheden. Wel hebben we op regionaal niveau afgesproken niet op lokaal niveau initiatieven te ontplooien als deze regionale effecten (kunnen) hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van leerlingenstromen, huisvesting of leerlingenvervoer. We werken hierbij daarom altijd samen met omliggende gemeenten en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Door het Rijk zijn samenwerkingsverbanden passend onderwijs bepaald. In Oirschot valt het primair onderwijs onder het samenwerkingsverband PO3009 Stichting samenwerkingsverband Passend Onderwijs De Kempen. Hieronder vallen de gemeenten Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Heeze-Leende, Oirschot, Reusel-De Mierden, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre. Het voortgezet onderwijs valt onder de Stichting Regionaal samenwerkingsverband Eindhoven en Kempenland. Hieronder vallen Eindhoven, Veldhoven, Son en Breugel, Eersel, Best, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Bladel, Valkenswaard, Reusel-De Mierden, Bergeijk, Waalre, Oirschot en Heeze-Leende. 3.2 WMO/AWBZ Het gaat bij de AWBZ-taken die overkomen om een zeer diverse groep gebruikers: mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, chronisch zieken, ouderen die fysiek achteruitgaan en/of te maken hebben met dementie, mensen met een psychiatrische achtergrond en kinderen en volwassenen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking. Het gaat om mensen in alle leeftijdscategorieën. Op 1 januari 2015 komen er naar verwachting 250 AWBZ cliënten (begeleiding en persoonlijke verzorging) over naar de Wmo in Oirschot. Deze zijn als volgt verdeeld: Aantal volwassen cliënten naar AWBZ zorgsoort: Zorgsoort Aantal cliënten Begeleiding 130 Persoonlijke verzorging 5 ZZP gehandicaptenzorg 5 ZZP GGZ 2 ZZP verpleging en verzorging 70 Bron: decentralisatiemonitor Wmo Kantoor, 2013 Aantal jeugdige cliënten naar AWBZ zorgsoort: Zorgsoort Aantal cliënten Begeleiding 35 Persoonlijke verzorging 3 ZZP gehandicaptenzorg 0 ZZP GGZ 0 ZZP verpleging en verzorging 0 Bron: decentralisatiemonitor Wmo Kantoor,

22 3.3 Participatiewet Van overdracht van de huidige Wajong-gerechtigden met arbeidsvermogen naar de gemeenten zal geen sprake zijn. Zij blijven een uitkering van het UWV ontvangen en ook de re-integratie van die doelgroep blijft een verantwoordelijkheid van het UWV. Vanaf 1 januari 2015 is de toegang tot de Wajong voor nieuwe gevallen beperkt tot degenen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Nieuwe gevallen waarbij sprake is van (enig) arbeidsvermogen kunnen een beroep doen op Participatiewet, mits zij voldoen aan de polisvoorwaarden van die wet. De omvang hiervan zal naar verwachting landelijk beperkt blijven tot enkele duizenden per jaar. Voor de gemeente Oirschot kunnen we de volgende kerngetallen geven: Kerngetallen per Oirschot NWW (Niet Werkende Werkzoekende) 560 WWB - aantal uitkeringen 89 Wsw - (WSD)

23 4. Kaders en uitgangspunten Met het sociaal beleidskader geven we richting aan de vormgeving van het sociaal domein vanaf 1 januari In dit hoofdstuk geven we aan welke regionale, subregionale en lokale kaders we willen vaststellen ten aanzien hiervan. We geven aan welke regionale kaders (SRE) reeds door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Deze kaders hebben met name betrekking op de decentralisatie Jeugdzorg. De subregionale en lokale kaders geven weer hoe we in Oirschot invulling willen gaan geven aan het sociale domein. We gaan daarbij uit van het onderstaande ambitieniveau: biedt - rekening houdend met lokale verschillen. Expertise kan gebundeld worden en inkoopkracht kan worden versterkt. Daarnaast moeten gemeenten zich verhouden tot andere samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld die van het onderwijs (zelfs een wettelijke verplichting). In 2011 zijn in SRE verband gezamenlijk kaders geformuleerd voor wat betreft de decentralisatie jeugdzorg. In 2012 is een functioneel model ontworpen op basis waarvan de individuele gemeenten hun eigen beleid verder vormgeven. Zowel de kaders als het functioneel model zijn gebaseerd op het wrap around care principe. Iedere burger, ieder gezin en iedere jeugdige wordt vanaf 2015 door de gemeente Oirschot geholpen. Geen burger, gezin of jeugdige valt tussen wal en schip. 4.1 Regionale kaders Regionale kaders jeugd In de Jeugdwet is vastgelegd dat gemeenten op een aantal onderdelen verplicht moeten komen tot bovenlokale samenwerking. Dit betreffen de taken op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering, gesloten jeugdzorg, een meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en de Kindertelefoon. Daarnaast is het zo dat vanuit het oogpunt van efficiëntie bovenlokale samenwerking op onderdelen een duidelijke meerwaarde Regionale kaders (vastgesteld door de 21 SRE gemeenten in juni 2012): Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Dit vraagt om een constante inspanning van ouders; De samenleving heeft een inspanningsverplichting om ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en helpt daarbij; De leefomgeving van het kind (wijk, school, vrije tijd) is het fundament bij het opgroeien en de ontwikkeling van kinderen; De nadruk ligt op normaliseren en niet op problematiseren; Opvoeden is normatief, bij risico s wordt ingegrepen; Hulp die geboden wordt, is gericht op herstel van het normale leven van kind en gezin; Ondersteuning moet gericht zijn op het versterken van de eigen kracht en die van de omgeving (familie, wijk, school); 22

24 Hulp wordt ingeroepen in de natuurlijke leefomgeving, het kind wordt niet doorverwezen; Eén kind, één gezin, één plan, één coördinator. Aanvullende organisatorische regionale kaders: Een adequate vraaganalyse en risicotaxatie aan de 'voorkant door professionals, die de juiste afweging kunnen maken of er een vervolgtraject nodig is en welke zorg het best passend is. Optimale professionele handelingsruimte. Ruimte voor professionals, om datgene te doen wat nodig is om vertrouwen te winnen, de eigen kracht van de jeugdigen en/of opvoeders te versterken en daarmee grip op het normale leven te herstellen en te optimaliseren. Eén coördinator, die samen met het gezin verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren van een integraal (gericht op het hele sociale domein) gezinsplan. Ondersteuning is zo ingericht dat met minder professionals meer problemen aangepakt kunnen worden. De klantroute kent geen overbodige schakels. Daarnaast is ook in de regio nagedacht over wat lokaal en (sub)regionaal moet worden opgepakt. Hierbij heeft de regio een aantal streefresultaten bepaald: over de toegang tot specialistische jeugdzorg en de consultatierol hierin van specialisten. In te stemmen met voorstel voor niveau regionale samenwerking per zorgvorm (ambulante zorg aan kind en gezin, dagbehandeling, dag- en nachtbehandeling, toezicht en rechterlijke macht: jeugdbescherming en jeugdreclassering en speciale producten). Ontwerpfase regionaal, uitvoering zoveel mogelijk lokaal/subregionaal. De jeugdbescherming / jeugdreclasseerder wordt bij voorkeur ingekocht bij één gecertificeerde instelling voor de regio Zuidoost- Brabant. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder vervult een tandemfunctie met de generalist in het gezin, welke inhoudelijke hulp levert. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder geeft samen met de generalist het plan van aanpak vorm en is toezichthouder. In te stemmen met de uitwerking van de risicospreiding voor de zorgvorm dag- en nachtbehandeling, waarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde berekening over een periode van 2 jaar of 4 a 5 jaar. Geen afspraken te maken over het gebruik van zorg (in het verlengde hiervan wordt nagedacht over de verbinding tussen jeugdhulp en passend onderwijs, de integrale regionale crisisdienst en het AMHK (schaal Zuidoost Brabant). Iedere gemeente in Zuidoost- Brabant beschikt op 1 januari 2015 over generalistisch werkende teams en heeft afspraken gemaakt 23

25 In SRE verband is vervolgens een regionale decentralisatie-agenda opgezet. De 21 gemeenten werken op deze thema s samen: Inzet specialistische zorg; Wettelijke taken (jeugdbescherming en jeugdreclassering, Steunpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en Kindertelefoon); Financiën en sturing (gezamenlijke inkoop en risicospreiding bij inkoop (zeer) dure vormen van zorg. De generalist is spin in het web, hij kijkt met een onafhankelijke blik. Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig. Generalistisch waar mogelijk en specialistisch waar nodig. Generalisten werken pro-actief en vindplaatsgericht. Om de lokale kracht te benutten bij het signaleren en voorkomen van problemen wordt uitgegaan van de vraag en de kracht van de burger en de wijk. Samen maken zij de omslag van aanbod- naar vraaggericht werken. Op basis hiervan zijn regionale projectgroepen geformeerd met eigen opdrachten. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in 21 voor de jeugd en 21 voor de jeugd 2.0. Oirschot is echter voor wat betreft de samenwerking op het sociale domein uit de Kempensamenwerking gestapt. Vanaf medio 2013 is Oirschot zich gaan richten op de samenwerking met Best en Veldhoven. Op basis van de regionale inhoudelijke uitgangspunten en het functioneel model is in de Kempen de kadernotitie de basis voor Andere Jeugdzorg in de Kempen - dichtbij, in samenhang en effectief opgesteld en door de individuele gemeenteraden vastgesteld. Ook in Oirschot is deze kadernotitie door de gemeenteraad dus vastgesteld (april 2013). In deze notitie zijn kaders opgenomen in aanvulling op de regionale en landelijke kaders uit het wetsvoorstel: Regionale ambities passend onderwijs Samenwerkingsverbanden moeten, conform de Wet Passend Onderwijs, een ondersteuningsplan passend onderwijs opstellen waarin zij aangeven hoe zij invulling geven aan passend onderwijs. Over dit ondersteuningsplan passend onderwijs voeren samenwerkingsverbanden verplicht overleg met gemeenten om tot afstemming te komen als het gaat om jeugdhulp, onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht. Alle gemeenten in de regio zien graag dat het onderwijs werkt met een ondersteuningsplan passend onderwijs dat uitgaat van leerling centraal geformuleerde ambities. Voor het voortgezet onderwijs hebben gemeenten regionaal afgesproken de onderstaande ambities/ uitgangspunten te 24

26 hanteren. Deze ambities werken we de komende jaren, samen met de samenwerkingsverbanden, verder uit. 1. er is sprake van een sluitend netwerk. Dit blijkt uit de ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen en de spreiding van voorzieningen over de regio; 2. het onderwijs is inclusief, dat is geen leerlingen buitensluiten op grond van een beperking, en tevens thuisnabij; 3. er is sprake van een ononderbroken ontwikkelings-/leerlijn. Het ondersteuningsplan beschrijft de samenhang tussen ondersteuning en jeugdbeleid uitgaande van: één kind, één plan, één aanpak en één regievoerder. Concreet: het ondersteuningsplan passend onderwijs beschrijft hoe de ondersteuning op school afgestemd wordt met de zorg en andersom en het ondersteuningsplan beschrijft hoe een doorgaande lijn gerealiseerd wordt op breukvlakken zoals de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs. 4. iedere leerling heeft of krijgt een passende leer(werk)plek; 5. het ondersteuningsplan passend onderwijs gaat uit van het educatieve partnerschap tussen onderwijsgevenden en ouders respectievelijk opvoeders; 6. medische diagnostiek is niet langer het uitgangspunt voor het ontwikkelingsperspectief van het kind; de focus ligt op diens mogelijkheden en talenten. Het ondersteuningstraject is bedoeld om zoveel mogelijk zelf (weer) te kunnen; 7. de beschreven werkwijze plaatst een accent op primaire en secundaire preventie en het voorkomen van curatie; 8. er zijn geen wachtlijsten, geen thuiszitters en het aantal voortijdig schoolverlaters laat een dalende lijn zien; Vervoer 9. thuisnabijheid, een passende onderwijsplek en de schoolvoorkeur van ouders vormen de uitgangspunten voor de noodzaak van leerlingenvervoer (waarbij gestreefd wordt naar regionale afstemming van de lokale verordeningen); 10. Over grensverkeer zijn met andere regio s duidelijke afspraken gemaakt; Huisvesting 11. het ondersteuningsplan passend onderwijs gaat uit van het optimaal benutten van de bestaande vierkante meters, eventueel met inzet van technologie; 12. huisvestingsvraagstukken (waaronder vragen rondom tussenvoorzieningen ) worden in regionaal perspectief beschouwd; gebaseerd op specifieke leerlingenpopulaties en een voorstel waar de juiste expertise en passende leer(werk)plek zich zou kunnen bevinden als hiervoor de noodzaak aanwezig is; 25

27 Arbeidsmarkt 13. het ondersteuningsplan passend onderwijs VO beschrijft hoe de overstap van school naar werk in de regio vorm krijgt voor leerlingen met het uitstroomperspectief arbeidsmarkt; 14. overdracht zoals die van PO naar VO en V(M)BO plaatsvindt op basis van objectiveerbare en betrouwbare leerlinggegevens. Deze gegevens maken afstroom, doorstroom en opstroom op basis van schooladviezen mogelijk; 15. meten van kwantitatieve en kwalitatieve resultaten (gebaseerd op evaluatiekader 2013 en evaluatieplan 2013 Passend Onderwijs). Voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs geldt dat de ondersteuningsplannen passend onderwijs inmiddels in concept gereed zijn en aangeboden aan de Inspectie. Over de plannen van zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs hebben de samenwerkingsverbanden en betrokken regio gemeenten in april 2014 overeenstemming bereikt. In deze ondersteuningsplannen passend onderwijs is een door gemeenten en samenwerkingsverbanden overeengekomen beleidsontwikkelagenda opgenomen waarin we aangeven welke onderwerpen we de komende maanden/ jaren in gezamenlijkheid verder uit willen werken en willen doorontwikkelen. Dit zal deels op regionaal, deels op subregionaal en deels op lokaal (vanuit de Lokale Educatieve Agenda) niveau plaatsvinden. 4.2 Subregionale en lokale kaders Zoals reeds gesteld willen we de decentralisaties lokaal in samenhang bezien vanuit een integrale visie op het gehele maatschappelijke domein. In aansluiting op de Jeugdwet, WMO, Participatiewet en het lokale WMO beleid en de jeugdvisie gaan we daarbij zoveel mogelijk uit van de eigen kracht van burgers om op eigen wijze vorm te geven aan zijn of haar leven. Met eigen kracht bedoelen we niet alleen het individu of het gezin zelf, maar ook de sociale, vaak informele netwerken en relaties daaromheen. In de jeugdvisie hebben we dit, als het gaat om het opgroeien van kinderen ook we de civil society genoemd. Iedereen moet kunnen participeren in de samenleving. Burgers zijn hier zelf verantwoordelijk voor. Zij hebben echter ook een verantwoordelijkheid naar anderen. De gemeente komt pas in beeld wanneer burgers, door bepaalde beperkingen, niet naar vermogen kunnen participeren in de samenleving en zij dit zelf of door de sociale netwerken om hen heen, op kunnen lossen. Vanuit deze benadering zien we, als het gaat om een integrale visie op het sociale domein, vier thema s centraal staan die elk alle decentralisaties raken. We werken het sociaal beleidskader daarom op basis van de volgende thema s uit: 26

28 1. Eigen kracht en zelfredzaamheid 2. Maatschappelijke participatie en maatschappelijke inzet 3. Toegang en verwijzing 4. Organisatie van de uitvoering We gaan daarbij vanzelfsprekend zoveel mogelijk uit van bestaande beleidstukken zoals het WMO beleidsplan en de jeugdvisie. Daarnaast zijn een aantal inzichten landelijk bepaald of worden door wetgeving ingevuld. Naast bovenstaande thema s werken we in dit sociaal beleidskader een vijfde thema uit; jeugd en veiligheid. Dit thema betreft uitsluitend de doelgroep jeugd en heeft met name betrekking op een aantal wettelijke taken zoals jeugdbescherming, jeugdreclassering en het Advies- en meldpunt Kindermishandeling. Deze taken zijn dusdanig spcialistisch dat we deze niet onder kunnen en willen brengen onder een van de vier bovenstaande thema s. Beleidsplan. In bijlage 3 geven we de drie peilers weer waarop onze Jeugdvisie is opgebouwd. We hanteren een integrale benadering van de decentralisaties. We gaan uit van het principe één gezin, één plan, één regisseur en willen bureaucratie, verkokering en fragmentatie in zorg en ondersteuning aan burgers voorkomen. De visie en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de afzonderlijke decentralisaties komen grotendeels overeen. De decentralisaties raken elk alle leefgebieden van burgers en kennen een overlap in doelgroepen. We kiezen daarom voor een integrale benadering van de decentralisaties en kiezen voor een integrale visie op het sociaal domein (sociaal beleidskader). We kiezen met name voor een integrale benadering daar waar het gaat om beleidsontwikkeling, toegang en verwijzing, ondersteunende instrumenten, communicatie, dienstverlening en financien Uitgangspunten algemeen Naast de uitgangspunten per thema, zoals geformuleerd in de volgende paragrafen, gaan we uit van een aantal algemene uitgangspunten. Deze uitgangspunten vormen de basis voor het sociaal beleidskader. Deze uitgangspunten zijn deels gebaseerd op de Jeugdvisie en het Wmo De sociale piramide 1 vormt de basis van onze visie. De sociale piramide 2 vormt de basis van onze visie. Burgers moeten een eigen huishouden kunnen voeren, een sociaal netwerk kunnen onderhouden en kunnen deelnemen aan de samenleving en arbeidsmarkt. 2 Opgesteld door Radar bureau voor sociale vraagstukken en Divosa 27

29 : Burgers zijn hier zelf verantwoordelijkheid voor. Daarnaast hebben zij ook een verantwoordelijkheid naar anderen in hun omgeving. De gemeente biedt zo nodig aanvullende zorg en diensten. Voor kwetsbare groepen is er bovendien specialistische zorg en hulpverlening beschikbaar. De sociale piramide 3, met een brede basis en smalle top, visualiseert die verdeling. De brede basis (nul-lijn) zijn de burgers zelf, de sociale netwerken rondom burgers en de algemeen toegankelijke voorzieningen (zoals buurtcentra, scholen, verenigingen). In eerste instantie zorgen burgers voor zichzelf en voor elkaar. Van burgers wordt verwacht dat zij zich af en toe in willen zetten voor anderen in hun omgeving. Daar ben je elkaars familie, buren en vrienden voor. De gemeente vertrouwt op de eigen kracht van de burger en de kracht van diens sociale netwerken en zet in op de versterking hiervan. Ook algemeen preventief beleid en preventieactiviteiten zijn onderdeel van de nul-lijn. De gemeente Oirschot is op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) en de wet Publieke Gezondheid (wet PG) ook op dit moment al verantwoordelijk voor het Signaleringsoverleg Kwetsbaren preventieve (jeugd)beleid, opvoed- Oirschot: en gezinsondersteuning en de Sinds 2008 bestaat het jeugdgezondheidszorg. Om deze Signaleringsoverleg Kwetsbaren Oirschot. Dit is een samenwerking van reden heeft de gemeente Oirschot WoonInc., Maatschappelijk Werk de laatste jaren al geïnvesteerd in Dommelregio, Politie, ISD de Kempen, het preventieve veld met lokale Welzijn Best-Oirschot en de gemeente. partners. Voorbeelden hiervan zijn Het doel van dit overleg is het signaleren van kwetsbare inwoners die niet of het signaleringsoverleg Oirschot, moeilijk zelfstandig kunnen participeren het scholen van buurtverkenners in de samenleving én het signaleren van en vrijwilligers in hun signalerende zorgmijders en daarop actie te rol en het nauw onderhouden van ondernemen in de vorm van het uitzetten én afstemmen van contacten (en op structurele basis hulpverleningstrajecten. aanwezig zijn) en sluitende afspraken met met vindplaatsen zoals scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, het consultatiebureau en verenigingen. We hebben sluitende afspraken met vindplaatsen m.b.t. de zorgstructuur. 28

30 Eenzaamheid bij ouderen is in het kader van preventie een belangrijk aandachtspunt. In dit kader werken we met activerende huisbezoeken bij 75-jarigen waarbij eenzaamheid altijd punt van aandacht is. Daarnaast zijn alle partners getraind op het herkennen van signalen van eenzaamheid. Aansluiting met onderwijs Omdat jeugdigen het grootste gedeelte van hun tijd op school doorbrengen, is het van belang af te stemmen tussen wat er thuis en wat op school gebeurt. Leraren kunnen problemen signaleren bij leerlingen. Daarom is verbinding en bundeling van krachten tussen jeugdhulp en specialistische hulp met het onderwijs en schoolmaatschappelijk werk belangrijk. Met het primair onderwijs (PO) kan het generalistenteam die verbinding goed maken, omdat de leerlingen voor het overgrote deel in hetzelfde gebied wonen als waar de school staat. Van belang is dat het generalistenteam zorgt voor een vast, deskundig contactpersoon bij wie de (basis)school terecht kan. Deze contactpersoon biedt scholen handvatten om zelf vragen en problemen op te pakken, zodat leerlingen zo lang mogelijk op een goede manier kunnen functioneren in de klas. Wanneer extra inzet nodig is, gaan school en generalistenteam samen in gesprek met de leerling en diens ouders om te bepalen welke hulp nodig is, wat het generalistenteam in principe zelf biedt. Een andere aanpak is nodig voor scholen voor speciaal (basis) onderwijs, voortgezet onderwijs (VO) en het mbo. Deze scholen staan vaker buiten het gebied waar het kind woont. Het zijn bovenwijkse voorzieningen. Het uitgangspunt is, net als bij het generalistenteam, een gezinsgerichte werkwijze. Tegelijkertijd moet er een goede aansluiting zijn met de infrastructuur en de cultuur van het onderwijs. De professional vanuit het generalistenteam waar het kind woont, houdt contact met de school en het kind. Uit praktijkervaringen blijkt dat circa procent van de inwoners wel eens gebruik maakt van een voorziening in het sociaal domein (nul-lijn). De klanten zijn mensen die een regulier leven leiden, en geen bijzondere aanspraken op hulp of ondersteuning hoeven te doen. De gegeven ondersteuning betreft vaak laagdrempelige (collectieve) voorzieningen voor informatie- en advies, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), een buurtvoorziening, welzijnswerk e.d., of een algemene voorziening 3, zoals het consultatiebureaus (JGZ). De dienstverlening is vooral gericht op preventie, en het versterken (en behouden) van de zelfredzaamheid van de burger. De middenlaag (1 ste lijn) vormt de verbinding tussen de basis en de top. Hier vind je de expertise die nodig is om te bepalen of mensen hun probleem zelf kunnen oplossen, hun omgeving het probleem kan oplossen of dat ze daarbij professionele ondersteuning nodig hebben. Indien nodig wordt een breed scala aan lichte vormen van hulpverlening en ondersteuning geboden dat voor iedereen eenvoudig toegankelijk is. En tot slotte kan hier uiteindelijk ook gesteld worden dat meer specialistische hulp nodig is. 3 Zie bijlage 1 29

31 De smalle top (2 e lijn): Aan de top bevindt zich de langdurige specialistische zorg. Ongeveer 2-5% van de bevolking maakt gebruik van deze zorg. Het gaat om de professionele begeleiding van en de hulpverlening aan kwetsbare groepen. Het is de opgave om deze zorg niet geïsoleerd van de samenleving te organiseren maar te verbinden aan de brede doelstelling van meedoen. De nullijn, eerste en tweede lijn kunnen we niet los van elkaar zien. Ook, of juist, als mensen gebruik maken van ondersteuning in de 1 ste en 2 de lijn, blijft de basis de nullijn. Ook dan blijven we een beroep doen op de eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners. De verschillende lagen (nul-, eerste en tweede lijn) lopen daarmee parallel aan elkaar. De nullijn blijft de basis, daar bovenop (complementair daaraan) komen de eerste en tweede lijn. voorkomen van problemen (preventie) zonder daarbij belerend te worden. In gesprekken voert normalisering de boventoon; het gaat om gewone mensen met een gewone hulpvraag. Dit alles vraagt soms om een andere manier van denken en werken bij hulpverleners en burgers. Niet de doelen van de hulpverlener zijn leidend maar de vraag van en de kracht van de burger en de wijk. Samen maken zij de omslag van aanbod- naar vraaggericht werken. Basis is de eigen kracht van de burger en/of het gezin en de sociale leefomgeving daaromheen. Specifiek ten aanzien van jeugd zetten we in op een versterking ( empowerment ) van ouders in hun opvoedkundige taken. In onze jeugdvisie hebben we dit als volgt verwoord: We zetten in op het normaliseren en het ontzorgen. We gaan uit van een positief beleid. Hulp of ondersteuning vragen is normaal. We stimuleren wel dat dit zoveel mogelijk in de eigen omgeving (nullijn) gebeurt. Hierdoor verwachten we dat de inzet van specialisten uit de tweede lijn vermindert. De focus van ons beleid ligt niet in eerste instantie op problemen en risico s maar op het stimuleren en ontwikkelen van een gunstig en positief leefklimaat voor alle inwoners en het positief benaderen van opvoeden en opgroeien (van ilness naar welness ). We leggen de nadruk op het 30

32 Uit Jeugdvisie Oirschot : It takes a village to raise a child. Het is een oude Afrikaanse uitspraak die ervan uitgaat dat de sociale omgeving van een gezin van belang is voor het opgroeien van jeugdigen. Dit betekent dat niet alleen de ouder in beeld is bij de opvoeding, maar ook de relaties binnen de eigen sociale leefomgeving, zoals een buurman, een ouder, een vrijwilliger bij een sportvereniging of een leraar. Samen vormen zij de pedagogische civil society, oftewel het geheel van netwerken en relaties in de sociale leefomgeving van een gezin die van invloed zijn op het gezond opgroeien van het kind. Zij zijn mede-opvoeders van een jeugdige. 1: jeugdige 4 2: directe relaties (gezin, 3 opvoeders) 3: indirecte relaties 2 (overige familie, vrienden, buren etc) 1 4: relaties met grote groepen of instanties, bv school, kerk, vereniging etc De civil society kunnen we zien als de basis van de samenleving, ook wel de nullijn. Het vragen 1 om hulp en/of ondersteuning moet zoveel mogelijk hier plaatsvinden. Een sterke nadruk op preventie, (vroegtijdige) signalering en het creëren van een laagdrempelig en dekkend aanbod van hulp en ondersteuning stellen we centraal om verwijzing naar zwaardere vormen van hulp zoveel mogelijk te voorkomen. Zorg en ondersteuning is zo tijdelijk mogelijk en zover mogelijk gericht op terugkeer naar de eerste of nulde lijn. We nemen daarbij geen zorg over maar schuiven aan, gaan naast mensen zitten. We helpen mensen zichzelf te helpen en blijven uitgaan van de eigen kracht van mensen. Niet alle hulp- of ondersteuningvragen kunnen door burgers of hun sociale netwerken daaromheen opgelost worden. Als burgers niet in staat zijn om op eigen kracht of binnen hun sociale omgeving de benodigde hulp of ondersteuning te regelen, kunnen zij een beroep doen op de gemeente. De dan, via de gemeente, aangeboden zorg of ondersteuning is altijd zo tijdelijk mogelijk en (indien mogelijk) gericht op terugkeer naar de eerste of nulde lijn. We nemen geen zorg over maar helpen mensen zichzelf te helpen, zodat zij in het vervolg (beter) in staat zijn de benodigde zorg en/of ondersteuning zelf te organiseren. De nullijn (de burger zelf en de sociale netwerken daaromheen) blijft de basis, ook bij zorg en/of ondersteuning in de eerste en tweede lijn. We kiezen niet alleen voor een decentralisatie, maar ook voor een transformatie van het sociale domein. Dit doen we gefaseerd. Op 1 januari 2015 leggen we de basis. In de jaren na 2015 volgt de doorontwikkeling. Pas op langere termijn kunnen we echt spreken van een transformatie van het sociale domein. 31

33 De decentralisaties in het sociale domein vragen om andere werkwijzen en andere verhoudingen tussen burgers, overheden en het maatschappelijke veld. We noemen dit ook wel de transformatie van het sociale domein. We vragen van burgers meer regie en meer verantwoordelijkheid over hun eigen leven. We vragen van de samenleving als geheel meer maatschappelijke inzet en hulp en ondersteuning voor elkaar, door elkaar en met elkaar. We verwachten Bijeenkomst maatschappelijke sterke sociale netwerken en partners 10 april 2014: minder inzet van de eerste- en tweede lijn. Om dit te kunnen Alleen door zelfreflectie bij verwezenlijken zetten we sterk in organisaties (maatschappelijke op het versterken van de nullijn, instellingen, aanbieders en onder andere door de inzet van gemeente) kunnen we preventiebeleid, preventieactiviteiten, daadwerkelijk een transformatie het versterken van de signaalfunctie bereiken!. Iedereen zal moeten veranderen en dat begint bij de van het maatschappelijk veld en het eigen organisatie. versterken van burgerkracht. We verwachten van aanbieders een open lerende houding, meer vraagdan aanbod gericht en een resultaatgerichte aanpak met concrete doelen. Ook de rol van de gemeente moeten we anders invullen. De gemeente voert de regie over het proces. Dat betekent nadrukkelijk niet dat wij alles naar ons toe trekken. Sterker nog, we gaan niet uit centralistische sturing of beheersing. Samen met inwoners en maatschappelijke partners ontwikkelen staat centraal, met acceptatie van daarbij behorende onzekerheden. Het gaat om een nieuw evenwicht tussen regie voeren en loslaten. We realiseren ons dat we veel vragen van inwoners, partners, aanbieders en onszelf. Ook (of juist) in de jaren na 2015 blijven we daarom inzetten op leren en (door)ontwikkelen. De gewenste cultuurverandering bij de gemeentelijke organisatie, maatschappelijke partners, beroepskrachten en inwoners vraagt daarbij om blijvende aandacht. In het Communicatieplan Decentralisaties hebben we deze gefaseerde transformatie door middel van een omgevingsanalyse weergegeven. We hebben alle partijen die een rol spelen in het transformatieproces beschreven op basis van de huidige situatie (2014), de gewenste situatie per 1 januari 2015 én de gewenste situatie op langere termijn (richting 2020) na de transformatie. De verschillende (gewenste) rollen zijn in dit plan concreter uitgewerkt Eigen kracht en zelfredzaamheid We gaan uit van de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van burgers. Burgers zijn en blijven op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven. Ouders zijn en blijven op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van kinderen. Deze verantwoordelijkheid wordt nooit overgenomen door een hulpverlener, met uitzondering van enkele situaties waarbij de veiligheid van een kind in gevaar is. 32

34 De mate waarin burgers zelfredzaam zijn speelt een belangrijke rol. Burgers kunnen zelfredzaam genoemd worden als ze een acceptabel niveau van functioneren hebben gerealiseerd op de gebieden (domeinen) waarmee zij in het dagelijks leven te maken krijgen. Zelfredzaamheid is niet alleenredzaamheid. Om een acceptabel niveau van functioneren te behouden of te bereiken moeten mensen in staat zijn om gebruik te maken van de vaardigheden, expertise, middelen en mogelijkheden van anderen. Anderen zijn bijvoorbeeld familie en vrienden (nullijn). Zelfredzaamheid is wel vragen om de hulp van anderen wanneer je die nodig hebt om een acceptabel niveau van functioneren te behouden of te bereiken. We hanteren de volgende definitie Bijeenkomst maatschappelijke van zelfredzaamheid: Het in staat partners 10 april 2014: zijn om zelf een acceptabel niveau van functioneren op de belangrijke Mensen kennen hun eigen domeinen van het dagelijks leven te kracht niet altijd. De vraag is tot nu toe altijd probleemgericht realiseren, indien nodig door zelf geweest.. de juiste hulp te organiseren op het moment dat een daling van het functioneringsniveau dreigt of plaatsvindt, die men niet zelf kon voorkomen of verhelpen. (Bron: Zelfredzaamheidsmatrix 2013, GGD Amsterdam, gemeente Rotterdam). We richten het sociale domein in vanuit het perspectief van inwoners. De basis wordt gevormd door de eigen kracht en het zelfredzame vermogen van de burgers. Het zelforganiserend vermogen van burgers, eigen oplossingen en de inzet van het sociale netwerk staat centraal. We hanteren de zelfredzaamheidsmatrix als integraal instrument waarmee we een beeld kunnen krijgen van de mate van zelfredzaamheid van burgers. We hanteren de zelfredzaamheidsmatrix 4 als instrument waarmee we een beeld kunnen krijgen van de mate van zelfredzaamheid van burgers. De zelfredzaamheidsmatrix heeft betrekking op 11 leefdomeinen (financien, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, sociale netwerken, maatschappelijke participatie en justitie). Per leefdomein onderscheiden we vijf niveaus van zelfredzaamheid: 1. Acute problematiek: De situatie is onhoudbaar. 2. Niet zelfredzaam: Situatie verslechterd als niet wordt ingegrepen. 3. Beperkt zelfredzaam: Situatie is stabiel maar minimaal Toereikend. 4. Voldoende zelfredzaam: Burger is voldoende zelfredzaam 4 Zelfredzaamheidsmatrix. Februari 2013, GGD Amsterdam i.s.m. gemeente Rotterdam. 33

35 5. Volledig zelfredzaam: De zelfredzaamheid van de burger is bovengemiddeld goed. In de zelfredzaamheidsmatrix is per leefdomein elk niveau concreet omschreven. De zelfredzaamheidsmatrix vormt daarmee een basisinstrument voor het in beeld brengen van de zelfredzaamheid van burgers en gezinnen en gebruiken we als basis bij het binnenkomen van hulp- en ondersteuningsvragen (zie ook paragraaf 4.5 integrale toegang). Als gemeente zetten we in op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid van de burgers. We zetten daarom in op het zoveel mogelijk versterken van de nul-lijn. We stimuleren dat burgers hun hulpvragen zoveel mogelijk oplossen binnen hun eigen sociale netwerken, de nullijn. Voor veel burgers, maar ook voor hulpverleners betekent dit Bijeenkomst maatschappelijke een gedragsverandering. Burgers, partners 10 april 2014: gemeenten en professionals komen in andere verhoudingen tot elkaar te Met preventie kun je niet vroeg staan. We proberen deze genoeg beginnen. De basis wordt al gelegd in het basisonderwijs. gedragsverandering te stimuleren door het versterken van de nullijn door; Een beroep te doen op de verantwoordelijkheid van mensen voor hun eigen leven. De eigen kracht van mensen en gezamenlijke kracht van groepen te benutten. De inzet van informele netwerken te stimuleren en te faciliteren. De inzet van vrijwilligers en mantelzorgers te stimuleren en te faciliteren. Het stimuleren en faciliteren van initiatieven uit de samenleving die de zelfredzaamheid en eigen kracht van burgers versterken. Het opstellen en uitvoeren van preventiebeleid en preventieactiviteiten. Het versterken van de signalerende rol van het maatschappelijke veld. De gemeente heeft een faciliterende en stimulerende rol bij het bereiken van meer (pedagogische) kracht in de sociale omgeving van burgers en gezinnen. Naast het versterken van de eigen kracht van de burger en het gezin zelf, streven we naar meer (pedagogische) kracht in de sociale omgeving van de burger en het gezin. Zo moeten ouders zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van hun eigen sociale netwerk van familie en vrienden om mogelijke problemen die een gezond en veilig opgroeien van hun kinderen in de weg staan, te voorkomen. Hierbij spelen ook vrijwilligers en professionals die jeugdigen in hun vrije tijd of op school veelvuldig zien een belangrijke rol. Zij moeten in staat gesteld worden om mogelijke problemen te signaleren, in gesprek te gaan met ouders (of de jeugdige zelf) en weten waar ze terecht kunnen als er meer nodig is. 34

36 Landelijk beleid is erop gericht instroom in de specialistische (en dure) vormen van jeugdzorg terug te dringen en uitstroom te bevorderen. Ook de gemeente Oirschot beweegt naar voren waarbij een sterkere nadruk op preventie, signalering en het bereiken van een dekkend aanbod van laagdrempelige jeugdhulp. Er wordt stevig ingezet om vroegtijdig problemen te herkennen zodat escalatie naar zwaardere vormen van jeugdhulp voorkomen kunnen worden. Er zijn grenzen aan zelfredzaamheid. We gaan uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers en gezinnen. Niet iedere inwoner of gezin is echter in staat om ondersteuningsvragen zelf of binnen het sociale netwerk op te lossen. Eigen kracht en zelfredzaamheid kent grenzen: - Als inwoners geen of beperkte (financiële) middelen hebben om eigen problemen op te lossen en/of de benodigde hulp en ondersteuning te regelen, kunnen ze rekenen op zorg en ondersteuning vanuit de gemeente (gericht op eigen kracht en zelfredzaamheid). - Het meer uitgaan van eigen kracht en zelfredzaamheid leidt op korte termijn niet per definitie ook tot een meer zelfredzaam gevoel bij mensen. Dit is onderdeel van de transformatie van het sociale domein. - Soms, zoals in het geval van jeugdbescherming en jeugdreclassering zal het niet altijd lukken om de eigen kracht voldoende in te zetten. De invulling van het begrip zelfredzame burger is niet voor iedereen gelijk. Als burgers hulp en ondersteuning binnen hun eigen sociale netwerk kunnen regelen en daardoor minder of geen beroep doen op professionele zorg en ondersteuning, zijn zij in onze visie zelfredzaam. Voor de individuele burger kan het moeten inschakelen (om hulp vragen) van hun sociale netwerk juist resulteren in een sterk gevoel van afhankelijkheid. Waar zij voorheen zelfstandig de benodigde hulp en ondersteuning aan het gemeenteloket konden regelen, zonder daarmee anderen lastig te moeten vallen, moeten zij nu een beroep doen op familie, vrienden, buren etc. Vooral op korte termijn zullen sommige burgers zich hierdoor minder zelfredzaam voelen. Ook dit is onderdeel van de transformatie van het gehele sociale domein en zal pas op langere termijn veranderen. Informatievoorziening en communicatie tussen overheid en burgers is hierbij van essentieel belang. In het communicatieplan decentralisaties hebben we voor alle belanghebbenden (zoals burgers, vrijwilligers, cliëntraden, adviesraden, bedrijfsleven etc) uitgewerkt welke resultaten we willen bereiken, welke communicatiestrategie en welke communicatiemiddelen hiervoor in willen zetten. 35

37 Om zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te stimuleren, en te komen tot andere verhoudingen tussen burgers, overheid en maatschappelijke partners, kiezen we voor nieuwe manieren van werken met veel ruimte voor burgerinitiatieven. De gemeente stimuleert en faciliteert daarbij maar neemt in eerste instantie geen initiatief (overheidsparticipatie bij burgerinitiatieven). De decentralisatie van het sociale domein leidt tot andere verhoudingen tussen burgers, overheid en maatschappelijke partners. De rol van de gemeente gaat veranderen en wordt steeds meer een regierol. Er is meer ruimte voor burgers Klankbordgroep raad om met eigen initiatieven te komen. We d.d. 15 januari 2014: verwachten van burgers, groepen van burgers, wijken en andere sociale Werk wijkgericht. netwerken ook dat zij zelf initiatief nemen. Stimuleer en faciliteer We verwachten dat burgers eigen sociale netwerken. Zet in op het verhogen van verantwoordelijk nemen voor hun eigen sociale cohesie in leefomgeving. Als gemeente stimuleren buurten en wijken. Denk en faciliteren we deze initiatieven. aan het koppelen van We nemen echter geen taken over. mensen en wijken (leren van elkaar) Maatschappelijke inzet en participatie Maatschappelijke participatie We willen een gemeente zijn waarin alle inwoners deelnemen aan de samenleving. Iedereen moet kunnen participeren in de samenleving, op zijn of haar eigen niveau en mogelijkheden. Met maatschappelijke participatie bedoelen we in dit kader het deelnemen aan de samenleving door het verrichten van betaalde en onbetaalde arbeid en/of deelname aan vrijetijdsbesteding. Voor wat betreft onbetaalde arbeid betreft het hier het zelf mee kunnen doen. Het helpen van anderen door middel van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk komt bij het thema maatschappelijke inzet aan bod. Alle inwoners kunnen naar vermogen deelnemen aan de samenleving. Inwoners kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven functioneren en zelfstandig blijven wonen, zelfredzaam zijn en blijven en deelnemen aan de maatschappij. Maatschappelijke participatie is van belang voor zowel de persoon of het gezin zelf als voor de samenleving. Actief bezig zijn is nuttig, leidt veelal tot een hogere betrokkenheid bij wat er leeft in de sociale omgeving, kan de sociale samenhang in buurten en wijken versterken en kan daarnaast bijdragen aan een goede gezondheid, een positief opvoed- en opgroeiklimaat en persoonlijke ontwikkeling. In sommige gevallen is maatschappelijke participatie zelfs een eerste stap om de afstand tot de 36

38 arbeidsmarkt te verkleinen. Daarnaast hebben we, ook gelet op alle veranderingen binnen het sociale domein, alle inwoners hard nodig om bij te dragen aan het sociale en maatschappelijke leven in Oirschot. Met de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zijn gemeenten al verantwoordelijk om burgers te ondersteunen bij het vormgeven van hun maatschappelijke deelname. We hebben hier de afgelopen jaren als gemeente, in samenwerking met onze maatschappelijke partners al sterk op ingezet. Met de decentralisaties in het sociale domein worden de verantwoordelijkheden van de gemeente in dit kader verder uitgebreid en moeten we hier (nog) meer op inzetten. We zien zelfstandig (blijven) wonen als een belangrijke peiler in het kader van maatschappelijke participatie. We bekijken en onderzoeken daarom hoe we als gemeente actief kunnen bijdragen aan het zo lang mogelijk thuis blijven wonen van burgers. Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun maatschappelijke participatie. Als inwoners belemmeringen ondervinden bij (het bevorderen van) hun maatschappelijke participatie en dit niet zelf, of binnen hun sociale omgeving, kunnen oplossen, komt de gemeente in beeld. We onderscheiden hierin verschillende doelgroepen. Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, mee te doen, werk te zoeken, te bewegen en te recreëren. Niet voor iedereen is maatschappelijke participatie echter even vanzelfsprekend. Als inwoners belemmeringen ondervinden bij (het bevorderen van) hun maatschappelijke participatie en dit niet zelf, of binnen hun sociale omgeving, kunnen oplossen, komt de gemeente in beeld. Deze ondersteuning is echter geen vanzelfsprekendheid en we blijven, ook in het geval van hulp of ondersteuning, een beroep doen op de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van mensen. Als het gaat om het bieden van hulp of ondersteuning bij (het bevorderen van) maatschappelijke participatie onderscheiden we verschillende groepen, Inwoners die graag willen participeren maar dit niet kunnen op eigen kracht, financieel of anderszins, bijvoorbeeld door beperkingen, ondersteunen we bij het regelen of mogelijk maken van de participatie. Van inwoners die niet participeren, of wel participeren maar geen betaalde arbeid verrichten, en een beroep doen op de gemeente voor ondersteuning, verwachten we dat zij een maatschappelijke tegenprestatie te leveren. Bijeenkomst Wmo Adviesraad en Inwoners die niet of nauwelijks CJG klankbordgroep d.d. 15 april participeren en geen activiteiten 2014: ondernemen om dit wel te doen, en die geen beroep doen op de Besteed specifieke aandacht aan gemeente voor hulp of zorgmijders. Aandachtspunt is een (financiële) ondersteuning, nieuwe groep zorgmijders die wellicht laten we met rust. Ook als ze kan ontstaan; inwoners die geen hulp of ondersteuning binnen hun eigen sociale omgeving willen of kunnen vragen (en die dit wel via de oude 37 formele kanalen deden).

39 helemaal niets doen uit zichzelf en voor zichzelf. Geen getrek aan mensen die geen verwachtingen hebben van de overheid of overheidssteun niet nodig hebben. Inwoners die op geen enkele manier participeren maar schade (dreigen) toe (te) brengen aan zichzelf, de omgeving of aan de maatschappij komen in een verplicht ondersteuningstraject als eerste opstap in de richting van participatie. Inwoners die graag willen participeren via betaalde arbeid zijn zelf verantwoordelijk om een baan te vinden. Pas als zij daar niet toe in staat zijn, kan de gemeente steun bieden. Ook met de komst van de nieuwe taken binnen het sociale domein zetten we deze eerder ingezette lijn door en gaan we zoveel mogelijk uit van een inclusieve benadering bij de vormgeving van de lokale fysieke en sociale infrastructuur. We zien hier een belangrijke rol weg gelegd voor (sport)verenigingen. Dit betekent overigens niet dat elke lokale sportvereniging per 1 januari 2015 voor alle doelgroepen toegankelijk moet zijn. Wel is het van belang dat er, ook op meer regionaal niveau, voldoende mogelijkheden zijn voor mensen met een beperking om op hun eigen niveau en op basis van hun mogelijkheden te kunnen participeren. Op lokaal niveau treden we in gesprek met (sport)verenigingen over inclusief beleid en de rol die daar voor verenigingen in is weggelegd. We gaan zoveel mogelijk uit van een inclusieve benadering bij de vormgeving van de lokale fysieke en sociale infrastructuur (ook mensen met beperkingen moeten van de algemene voorzieningen gebruik kunnen maken). (Sport)verenigingen spelen hierbij een belangrijke rol. Iedereen kan naar vermogen meedoen aan de samenleving. Een van de rode draden uit het WMO beleidsplan is inclusief beleid. Inclusief beleid is beleid dat rekening houdt met de verschillende mogelijkheden en beperkingen van mensen. Een van de resultaten van inclusief beleid is dat algemene voorzieningen ook beschikbaar zijn voor mensen met een beperking. Het doel van inclusief beleid is dat mensen met een beperking vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan alle aspecten in het dagelijkse leven. Inclusief beleid is nodig voor een samenleving waarin iedereen kan meedoen en niemand buitengesloten wordt (Wmo beleidsplan gemeente Oirschot ). Maatschappelijke inzet Met maatschappelijke inzet bedoelen we dat mensen zich actief en onbetaald inzetten voor zorg en ondersteuning aan anderen en/of de sociale omgeving. Dit betreft met name mantelzorgers en vrijwilligers. Deze groepen vormen een onmisbaar onderdeel van de samenleving, met name na de transformatie van het sociale domein. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn onderdeel van de nullijn. Mantelzorgers en vrijwilligers vormen een onmisbaar deel van de samenleving. Het belang van deze functies wordt de komende jaren nog groter. Als gemeente hebben we een rol in het versterken en ondersteunen van deze functies, zoals respijtzorg, om de transformatie van het sociale domein te kunnen verwezenlijken. 38

40 We verwachten van inwoners dat zij meer en eerder een beroep doen op hun eigen kracht en hun sociale netwerken. Vrijwilligers en mantelzorgers vormen een essentieel onderdeel van deze sociale netwerken. We moeten daarom als gemeente inzetten op het versterken van deze functies: We zetten in op het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van vrijwilligers(werk). We zetten in principe niet in op het creëren van vrijwilligerswerk. We zetten in op het ondersteunen en faciliteren van mantelzorgers, met name wanneer de zorg voor anderen hun eigen participatie in de samenleving belemmert. Veel mensen verlenen voor kortere of langere tijd mantelzorg aan hun partner, ouders of andere familieleden, buren of vrienden. De meeste mensen vinden dat vanzelfsprekend, ze vinden dat zorgen voor dierbaren bij het leven hoort. Soms kan deze zorg echter behoorlijk zwaar vallen. De positie van de Voorbeelden van vrijwilligers met mantelzorger verstevigt in de een (mogelijke) signaalfunctie: nieuwe Wmo. Het werk van Maaltijdverstrekkers die signaleren mantelzorgers draagt vaak dat een klant al dagen zijn of haar bij aan de kwaliteit van leven eten laat staan en niet uit bed komt. van de degene die mantelzorg Buurtverkenners die signaleren dat op een bepaald adres de gordijnen ontvangt. Daarom vinden wij al een aantal dagen niet open zijn het belangrijk dat mensen die gegaan. Trainers bij mantelzorg geven de sportverenigingen die signaleren dat ondersteuning krijgen waar ze een jongere regelmatig huilbuien heeft en agressief gedrag vertoont. behoefte aan hebben. Bij mantelzorgers is het van belang de balans tussen draagkracht en draaglast te bespreken en goed te bewaken. We zetten in op het versterken van vrijwilligers en mantelzorgers, met name daar waar het gaat om de signaalfunctie die zij (kunnen) vervullen. We gaan uit van een positieve benadering als het gaat om het principe van wederkerigheid. We verwachten van alle inwoners, maar met name als zij hulp of ondersteuning van de gemeente ontvangen, dat zij maatschappelijke inzet tonen. In de wetteksten rondom de participatiewet en Wmo wordt uitgegaan van het principe van wederkerigheid; het vervullen van een tegenprestatie voor ontvangen hulp of ondersteuning. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om hier invulling aan te geven. Wij gaan uit van een positieve benadering als het gaat om het principe van wederkerigheid. We verwachten van inwoners dat zij maatschappelijke inzet tonen, ook (of juist) als zij hulp of ondersteuning ontvangen. We gaan uit van de bereidwilligheid en medewerkingsbereidheid van mensen en stellen het tonen van maatschappelijke inzet niet verplicht. We zien het tonen van maatschappelijke inzet (onder andere als tegenprestatie) als een middel om de volgende doelen te bereiken: 39

41 a) Het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van burgers b) Het leveren van een bijdrage aan de samenleving Het tonen van maatschappelijke Klankbordgroep raad d.d. 15 januari 2014: inzet (en de verwachting dat burgers zich inzetten) is altijd Gedragsverandering bereik je niet specifiek onderdeel van ieder met regels en dwang. Burgers komen gesprek tussen gemeente en in beweging (effect is het grootst) als burger met een hulp- of je ze eigen keuzes laat maken en zelf ondersteuningsvraag. Dit geldt niet verantwoordelijk laat zijn. Als echter alleen voor complexe vragen blijkt dat stimuleren niet voldoende is, waarbij een keukentafelgesprek moeten we de stap naar een plaatsvindt, maar ook eenvoudige verplichte vorm van tegenprestatie durven maken. Zorg in ieder geval vragen die direct opgelost kunnen dat het principe van wederkerigheid worden (zie basisschema altijd bespreekbaar blijft. integrale toegang ). Bij maatschappelijke inzet van burgers gaan we uit van de volgende randvoorwaarden: De burger dient in staat te zijn de inzet te leveren (inzet naar vermogen). Met name bij (jongere) jeugd en ouders die een (financiële) ondersteuning van de gemeente ontvangen voor hun kind is maatschappelijke inzet geen vanzelfsprekendheid. Het inschattingsvermogen van de professional bepaalt of en zo ja hoe maatschappelijke inzet in dit geval realistisch is. We monitoren ons beleid ten aanzien van het principe van wederkerigheid. Als blijkt dat er structureel sprake is van (een categorie) inwoners die niet bereid is tot het tonen van maatschappelijke inzet bij ontvangen hulp of ondersteuning van de gemeente, ondernemen we hier actie op. We monitoren ons beleid ten aanzien van het principe van wederkerigheid. Als blijkt dat er daadwerkelijk een categorie inwoners is die wel hulp of ondersteuning ontvangt, maar niet bereid is enige maatschappelijke inzet te tonen, ondernemen we hier concrete actie op. Hierbij is zoveel mogelijk sprake van maatwerk. De inzet mag re-integratie en acceptatie van betaald werk niet in de weg staan; De omvang van de inzet en de duur in tijd dienen beperkt te zijn; De inzet mag niet leiden tot verdringing van regulier werk op de arbeidsmarkt; Het is van belang aan te geven wat we verstaan onder maatschappelijke inzet. We willen dit breed interpreteren. Zo zien we bijvoorbeeld ook mogelijkheden als het gaat om het tegengaan van eenzaamheid bij ouderen (bijvoorbeeld door het bezoeken van ouderen of het digitaal ontmoeten via skype) of het bijdragen aan diverse werkzaamheden bij (sport)verenigingen. We willen dit in 2014 in beeld hebben. 40

42 Maatschappelijke inzet Klankbordgroep raad d.d. 15 vertoont gelijkenissen met januari 2014: vrijwilligerswerk. Het belangrijkste verschil betreft Hanteer een positieve insteek. Ga dat inwoners die een beroep bijvoorbeeld uit van een stimuleringsbijdrage in plaats van doen op hulp of ondersteuning verplichting of probeer gebruik te worden gestimuleerd door de maken van het olievlekprincipe. Als gemeente om zich een aantal mensen zich actief maatschappelijk inzetten voor hun sociale omgeving, in te zetten. Dit in tegenstelling kunnen zij andere stimuleren en zo tot het verrichten van verder. Goed voorbeeld doet volgen. vrijwilligerswerk dat op eigen initiatief gebeurd. De activiteiten die vanuit de maatschappelijke inzet worden verricht betreffen vaak wel vrijwilligerswerk. De tegenprestatie kan in sommige gevallen mogelijk ingezet worden in plaats van of ter voorbereiding op arbeidsmatige dagbesteding of beschut werken (bijvoorbeeld als er een wachtlijst is voor beschut werken). De mogelijkheden hiervoor zijn afhankelijk van de behoeften en capaciteiten van de betreffende inwoner Integrale toegang Voor elk van de decentralisaties geldt het principe één gezin, één plan, één regisseur. Voor elk van de decentralisaties geldt dat er sprake is van het binnenkomen van een vraag (toegang), het analyseren van de vraag (analyse), het samen met de burger zoeken naar een oplossing en het eventueel doorverwijzen (verwijzing). Het proces is grotendeels gelijk, de inhoud verschilt. Door de processen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen kunnen we de ondersteuning aan de burger verbeteren en zetten we onze middelen en capaciteit efficienter in. We hanteren een integrale benadering als het gaat om de toegang tot hulp en ondersteuning om synergie te creëren en overlap te voorkomen. We gaan daarbij van de onderstaande basisstructuur integrale toegang Oirschot en de daarbij horende uitgangspunten. Gezinnen en burgers kunnen te maken krijgen met vragen op het gebied van verschillende decentralisaties. Doelgroepen van de verschillende decentralisaties komen (deels) overeen. Tegelijkertijd hebben de decentralisaties (deels) betrekking op dezelfde leefgebieden van inwoners. We kiezen er daarom voor de toegang tot hulp en ondersteuning integraal vorm te geven (één gezin, één plan, één regisseur). Inwoners worden, ongeacht de aard van de vraag, op dezelfde manier geholpen. In de hiernavolgende basisstructuur integrale toegang beschrijven we hoe we hier lokaal vorm aan gaan geven. 41

43 Basisstructuur integrale toegang Oirschot In het hiernaast staande schema geven we de basisstructuur weer van de integrale toegang voor inwoners van Oirschot bij hulp- en ondersteuningsvragen. We hanteren hierbij een integrale benadering; alle hulp- of ondersteuningsvragen komen via dezelfde kanalen binnen en worden op dezelfde manier opgepakt. Bij elke vraag vormt de mate van zelfredzaamheid de basis van het vervolg. We maken daarbij onderscheid tussen front- en backoffice. Onderdeel van het frontoffice is het brede generalistenteam waarin professionals vanuit zowel jeugd, Wmo als participatie zijn vertegenwoordigd. 42

44 Uitgangspunten bij basisstructuur integrale toegang Oirschot Waar komt de vraag vandaan? Hulp- of ondersteuningsvragen hebben altijd betrekking op een burger en/of gezin. In veel gevallen is het dan ook de burger of het gezin zelf die met de vraag bij de gemeente terecht komt. In sommige gevallen komt de vraag niet rechtstreeks vanuit de burger of gezin maar via een signaleerder bij de gemeente terecht. Signalering kan door iedereen plaatsvinden. Vaak gebeurt dit vanuit de sociale omgeving van burgers (familie, vrienden, mantelzorgers). We verwachten echter expliciet een signalerende rol van het maatschappelijke veld zoals scholen, kinderdagverblijven, buurtbeheer, peuterspeelzalen en (sport)verenigingen. We ondersteunen, stimuleren en versterken het maatschappelijk veld om deze rol te kunnen vervullen. Vindplaatsen vormen in dit kader een belangrijke rol. Vindplaatsen zijn plaatsen/ locaties waar de doelgroep veelal aanwezig is en waar betrokkenen een signaalfunctie (kunnen) vervullen. Dit kunnen professionals (bijvoorbeeld jongerenwerk) maar ook vrijwilligers (bijvoorbeeld buurt- of sportverenigingen) zijn. Vragen kunnen ook via huisartsen, praktijkondersteuners, GGD of jeugdartsen bij de gemeente terecht komen. Vragen die bij deze personen en organisaties terecht komen kunnen deels direct doorverwezen worden naar zorgaanbieders, zonder tussenkomst van de gemeente. Dit betreft de volgende hulpvragen: - Hulpvragen vanuit huisartsen naar GGZ - Hulpvragen vanuit AWBZ - Hulpvragen via medisch specialisten - Hulpvragen via jeugdarts - Hulpvragen via jeugdreclassering en jeugdbescherming (bij rechterlijke uitspraak) - Hulpvragen via advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) In het geval vragen rechtstreeks bij zorgaanbieders terecht komen, worden deze eerst terug geleid naar de gemeente (m.u.v. de hierboven uitgezonderde vragen). Waar komt de vraag terecht? Burgers kunnen met hun vragen op verschillende plaatsen en via verschillende kanalen bij de gemeente Bijeenkomst maatschappelijke terecht: partners 10 april 2014: Inlooppunten: plaatsen/ locaties Versterking van vindplaatsen en waar de doelgroep veelal aanwezig inlooppunten is belangrijk: zorg is. Een generalist (uit het brede voor een bekend gezicht waar generalistenteam) is hier op mensen vragen aan durven structurele basis aanwezig om stellen. Hulpvragen worden nu vragen van burgers te kunnen vaak te lang uitgesteld, onder andere door schaamte. 43

45 beantwoorden. Dit kunnen vragen zijn ten aanzien van alle gebieden, maar zullen logischerwijs meestal passen bij de locaties. De aanwezige generalist maakt een analyse van de vraag waarbij altijd aandacht is voor de mate van zelfredzaamheid. Bij eenvoudige vragen en voldoende zelfredzaamheid kunnen vragen direct opgelost worden (dit kan ook een verwijzing naar een aanbieder zijn). Bij complexe vragen of eenvoudige vragen waarbij de zelfredzaamheid onvoldoende (kwetsbare burger) is, vindt altijd een keukentafelgesprek plaats. Vooralsnog zien we scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen als vindplaatsen. We bekijken of het in de toekomst zinvol is om ook andere vindplaatsen als inlooppunt te benoemen. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan verenigingen of verzorgings- en verpleeghuizen. Loket: we gaan uit van één loket in de kern Oirschot als dé ingang voor alle hulpvragen van inwoners, signaleerders en derden. Dit betreft zowel een fysiek loket als een digitaal en telefonisch loket. Bij dit loket wordt een analyse gemaakt van de vraag waarbij altijd aandacht is voor de mate van zelfredzaamheid. Bij eenvoudige vragen en voldoende zelfredzaamheid kunnen vragen direct opgelost worden (dit kan ook een verwijzing naar een aanbieder zijn). Bij complexe vragen of eenvoudige vragen waarbij de zelfredzaamheid onvoldoende (kwetsbare burger) is, vindt altijd een keukentafelgesprek plaats. Het loket wordt vooralsnog niet bemensd door generalisten uit het generalistenteam. We bekijken in hoeverre dit op termijn eventueel wel nodig is. Hoe wordt de vraag opgepakt? Eenvoudige vragen bij voldoende zelfredzaamheid kunnen direct bij een inlooppunt of bij het loket opgelost worden. Bij complexere vragen of vragen van meer kwetsbare burgers wordt altijd een keukentafelgesprek gevoerd. Dit gesprek is bedoeld om de vraag te verhelderen, het beoogde resultaat van ondersteuning te formuleren in een ondersteuningsplan/ gezinsplan en de eventuele hulp Advies Wmo Adviesraad april 2014: of ondersteuning te regelen. Kennis en kunde omtrent Bij keukentafelgesprekken dient altijd vraagverheldering en de vraag aandacht te zijn voor de verschillen achter de vraag bij generalisten tussen inwoners. Er zijn generaties die en/of specialisten die het zijn opgegroeid met het idee niet keukentafelgesprek voeren is zeuren, niet klagen, groot houden en de overheid gelijk geven. Een daarbij essentieel. keukentafelgesprek kan in dit geval (bij Keukentafelgesprekken vinden onvoldoende vraagverheldering) een zoveel mogelijk in of dicht bij huis verkeerd beeld geven van de cliënt. Er van de burger/ het gezin plaats. zijn ook andere voorbeelden, zoals Bij elk keukentafelgesprek kijken personen met een lichte vorm van we eerst naar de mogelijkheden dementie, die mogelijkerwijs een die burgers zelf hebben (binnen verkeerd beeld van zichzelf kunnen hun eigen sociale netwerk en/of geven. Dit kan leiden tot een verkeerd door gebruik te maken van oordeel door de generalist/ specialist. Kennis en kunde omtrent algemene voorzieningen). vraagverheldering en de vraag achter Maatschappelijke inzet is altijd de vraag is daarom essentieel! onderdeel van het gesprek. 44

46 Keukentafelgesprekken worden in de meeste gevallen gevoerd door een generalist uit het brede generalistenteam (zie hieronder). Indien uit de eerste analyse van de vraag (bij inlooppunt of loket) blijkt dat de vraag dermate complex en/of specialistisch is, kan ervoor gekozen worden het keukentafelgesprek te laten voeren door een specialist uit het subregionale specialistenteam. Wie pakt de vraag op? Alle vragen die vanuit een keukentafelgesprek binnen komen (complexe vragen en vragen van meer kwetsbare burgers) worden opgepakt door een breed integraal generalistenteam (vaak ook wel Klankbordgroep raad d.d. 15 wijkteam genoemd) of (in januari 2014: sommige gevallen) door het specialistenteam. Het Wijkteams vervullen een centrale generalistenteam is een lokaal rol. Zij moeten daadwerkelijk in de wijk aanwezig zijn. Dit hoeft niet team (werkzaam voor de hele altijd, maar in ieder geval op gezette gemeente Oirschot), bestaande tijden. Elke wijk is daarbij anders. uit een aantal generalisten die elk Werk zoveel mogelijk wijkgericht en affiniteit hebben met een bepaald heb daarbij aandacht voor de onderwerp. Zij zijn in staat, op verschillen tussen wijken en buurten basis van het keukentafelgesprek, een totale analyse van de hulpvraag te maken, ook buiten het eigen terrein. Het team bestaat uit een aantal generalisten op het brede terrein van jeugdhulp, één of meerdere generalisten op het terrein van de WMO en één of meerdere generalisten op het terrein van participatie/ sociale zaken. Generalisten stellen op basis van het keukentafelgesprek een ondersteuningsplan/ gezinsplan op waarin zij het eventuele vervolgtraject en de te behalen resultaten vastleggen. We werken met één integraal ondersteuningsplan per huishouden (individu of gezin). Dit ondersteuningsplan omvat alle acties op alle relevante leefdomeinen. Het plan is van de inwoner / het gezin, niet van de professional. In het plan gaan we uit van te behalen resultaten rond zelfredzaamheid en participatie op alle relevante leefdomeinen. Het plan is maatwerk. Maatschappelijke inzet is onderdeel van het plan. Er is ruimte voor creatieve oplossingen. Generalisten zijn, in ieder geval in de eerste fase (opbouwfase nieuwe basisstructuur 2015) afkomstig van of werkzaam bij de huidige maatschappelijke partners. Vooralsnog denken we hierbij, in ieder geval in de eerste fase, aan inhuur of detachering vanuit bestaande organisaties in plaats van het in dienst nemen van generalisten bij de gemeente. Er is sprake van een netwerkorganisatie. Vanzelfsprekend is het van belang dat generalisten, ondanks de verbinding met hun eigen (moeder)organisatie objectief en zonder belang vanuit de eigen organisatie kunnen kijken naar hulpvragen en deze kunnen analyseren. Om deze onafhankelijke blik te waarborgen is de generalist in ieder geval niet gebonden aan een organisatie die specialistische zorg levert. We denken vooralsnog aan de volgende invulling (functies) van het brede generalistenteam: 45

47 Daarnaast zullen bepaalde functies, zoals een leerplichtambtenaar en een wijkverpleegkundige op afroep bij het generalistenteam aansluiten. Over de inzet van wijkverpleegkundigen gaan we in gesprek met de zorgverzekeraars. We willen tot afstemming komen over zorg in de wijk en maatschappelijke ondersteuning, oftewel komen tot concrete afspraken over de afstemming en overlap tussen het medische en sociale domein. Het team functioneert als één team en wordt aangestuurd door één coördinator onder verantwoordelijkheid van de gemeente (in dienst, inhuur, detachering). Intervisie, scholing en leren van elkaar staat in de opbouwfase centraal. Generalisten blijven hun eigen affiniteit hebben vanuit de moederorganisatie maar moeten, meer dan nu het geval is, de vraag breder (ook vanuit andere terreinen) kunnen analyseren. Dit betekent dat bijvoorbeeld een generalist vanuit het jeugdmaatschappelijk werk ook in staat moet zijn om (op hoofdlijnen) een hulpvraag op het gebied van Wmo en participatie moet kunnen analyseren. Generalistenteam 5 Jeugd/ onderwijs Wmo participatie Jeugdverpleegkundige Klantmanager Klantmanager School- en Algemeen maatschappelijk jeugdmaatschappelijk werker werker Cliëntondersteuner Praktijkondersteuner huisarts Jongerenwerker Zorgtrajectbegeleider dementie We zien vooralsnog de volgende taken voor de generalisten uit het brede generalistenteam: Openstaan voor en het ontvangen van hulpvragen van burgers en gezinnen; Signalering van hulpvragen binnen het sociaal domein; Het verhelderen van de vraag (keukentafelgesprek); Het opstellen van een integraal ondersteuningsplan/ gezinsplan samen met de burger/het gezin; Zelf ondersteuning bieden vanuit eigen expertise en competenties; Een inschatting maken welke aanvullende (specialistische) ondersteuning noodzakelijk is en deze invliegen ; 5 De in de tabel beschreven functies zijn een voorlopige inschatting. Bij de verdere uitwerking en concretisering van de basisstructuur in de loop van 2014 kunnen deze functies en de concrete invulling van het team nog wijzigen. 46

48 Verbinding leggen met het maatschappelijke veld en een adviesen consultfunctie vervullen (zichtbaar zijn / outreachend), onder andere op de huidige inlooppunten. Wie is casemanager? Elke hulpvraag vanuit een burger of een gezin kent één casemanager (één gezin, één plan, één regisseur). De functie van casemanager wordt ingevuld door een generalist uit het brede generalistenteam (in het geval een vraag wordt opgepakt in het generalistenteam) of een specialist (in het geval de vraag wordt opgepakt in het specialistenteam). Als een specialist de rol van casemanager oppakt, blijft er altijd een verbinding met het generalistenteam. Dit is de verantwoordelijk van de casemanager. De belangrijkste reden hiervoor is dat de Bijeenkomst maatschappelijke kennis en ervaring van de specialist partners d.d. 10 april 2014: niet alleen bij de specialist blijft, maar gedeeld wordt met de Als hulp niet meteen geboden kan generalist. Het generalistenteam worden en sprake is van een overbruggingsperiode, verlies krijgt hierdoor meer kennis, ervaring burgers dan niet uit het oog. Hier ligt en grip op de grote verscheidenheid een belangrijke taak voor de aan hulpvragen. Op termijn casemanager! verwachten we dat hierdoor minder hulpvragen naar het specialistenteam doorverwezen worden. Er is altijd één casemanager per gezin/ huishouden die het proces blijvend volgt en de kaders bewaakt (inhoudelijk en financieel). Dit ligt vast in het ondersteuningsplan. Inwoners kunnen dus rekenen op één professional die het plan blijft volgen. De betreffende generalist of specialist blijft casemanager totdat het traject is afgerond en de hulpvraag is beantwoord. Bij uitzonderingen kan deze functie ingevuld worden door een zorgaanbieder. Wat gebeurt er is een hulpvraag niet binnen het generalistenteam kan worden opgepakt? We zetten in op het verminderen van de instroom in de gespecialiseerde zorg en het bevorderen van de uitstroom. Goed toegeruste generalisten kunnen problemen in een vroeg stadium herkennen, zodat escalatie van problemen wordt voorkomen. Dit betekent dat zij (h)erkennen wanneer een hulpvraag de eigen mogelijkheden overstijgt of de veiligheid van jeugdigen in het geding is. Als dit meteen duidelijk is, moet snel worden overgeschakeld op de inzet van specialistische zorg of drang en dwang. Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig. Generalistisch waar mogelijk en specialistisch waar nodig. Als een hulpvraag dusdanig specialistisch is en/of de vraag het niveau (kennis en ervaring) van het generalistenteam overstijgt, wordt de hulpvraag overgeheveld naar het specialistenteam. Dit kan zijn na de eerste analyse van de vraag bij het loket of inlooppunt. Het keukentafelgesprek kan dan plaatsvinden door een specialist uit het specialistenteam. Dit kan ook zijn nadat het keukentafelgesprek is gevoerd door een generalist uit het brede generalistenteam. De vraag wordt dan overgeheveld/ opgeschaald naar het specialistenteam. 47

49 Het specialistenteam richt zich op de specialistische zorg voor burgers en gezinnen. Op het moment dat er sprake is van complexere problematiek en lichte lokale ondersteuning niet toereikend is, kan specialistische ondersteuning worden ingezet. Als het gaat om specialistische jeugdhulp betreft dit hulp aan jeugdigen met een verstandelijke beperking (jeugd-vb), begeleiding en verzorging van jeugdigen en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedproblemen. Ook wanneer ondersteuning buiten het gezin nodig is, bijvoorbeeld in het kader van dagbehandeling, behandeling met verblijf of pleegzorg, is het specialistenteam aan zet om te bepalen wat het gezin of de jeugdige nodig heeft. Bij de vormen van jeugdhulp die buiten het gezin (specialistisch) worden ingekocht staan het door het specialistenteam opgestelde ondersteuningsplan centraal. Dit betekent dat betrokken professionals en organisaties zich conformeren aan de concrete doelstellingen die hierin zijn opgesteld. Wanneer er sprake is van veiligheidsrisico s, geweld, mishandeling, misbruik of een acute crisis zal moeten worden samengewerkt met regionale instellingen. Deze samenwerking beschrijven we in We denken vooralsnog aan de volgende invulling (functies) van het specialistenteam: 6 De in de tabel beschreven functies zijn een voorlopige inschatting. Bij de verdere uitwerking en concretisering van de basisstructuur in de loop van 2014 kunnen deze functies en de concrete invulling van het team nog wijzigen. Specialistenteam 6 Jeugd/ onderwijs Wmo participatie Jeugdarts Ambulant hulpverleners GGZ, VB (begeleiding) Ambulant hulpverleners GGZ, VB en jeugdzorg Gedragswetenschapper/ orthopedagoog BJZ Psycholoog (1 ste lijn) Schuldhulpverlening Specialistische ondersteuning wordt minder vaak ingezet dan ondersteuning vanuit het generalistenteam. Het ligt daarom voor de hand om samen te werken met andere gemeenten. Subregionale samenwerking op de uitvoering van dit specialistenteam kan leiden tot een grotere efficiency waardoor de kosten beter beheersbaar blijven, daarnaast wordt de kwetsbaarheid van het specialistenteam verminderd omdat het team uit meer professionals kan bestaan. Door intervisie met meerdere specialisten kan de kwaliteit worden geborgd. Tot slot kan het zinvol zijn dat de specialisten buurgemeenten kennen. De leefwerelden van met name jongeren gaan over gemeentegrenzen heen, denk aan onderwijs. We kiezen er daarom voor om een subregionaal specialistenteam in te richten dat wordt aangestuurd door een gezamenlijk aangestelde teamcoördinator. De coördinatiefunctie kan ook worden ondergebracht bij 48

50 één van de specialisten. We merken hierbij op dat we op dit moment in overleg zijn met de gemeenten Best en Veldhoven over de invulling van het subregionaal specialistenteam. In principe hebben alle drie de gemeenten aangegeven meerwaarde te zien in een subregionaal specialistenteam. Uit de verdere concrete uitwerking die de komende maanden plaats vindt moet blijken of een subregionaal team haalbaar is en zo ja, welke concrete afspraken we hierover maken. Welke instrumenten gebruiken we? We gebruiken een uniforme werkwijze en uniforme instrument(en) voor integrale vraagverheldering (keukentafelgesprek) en het maken van het ondersteuningsplan/ gezinsplan. Belangrijke elementen in dit ondersteuningsplan zijn: - Algemene persoonsinformatie - Hulpverleden - Sociale omgeving/ sociale netwerk - Signalen van welzijn/veiligheid - Mate van zelfredzaamheid - Doelen - Inzet hulp en ondersteuning - Risicotaxatie We maken gebruik van de zelfredzaamheidsmatrix (zie paragraaf ). Met name bij de Wmo maken we gebruik van profielen en arrangementen. Vooralsnog maken we hier geen gebruik van als het gaat om jeugd en participatie. Waar vindt de hulp en ondersteuning plaats? Hulp en ondersteuning moet voor iedereen gemakkelijk en toegankelijk zijn, zowel voor de kleine vragen als voor grotere problemen. We zetten hulp en ondersteuning daarom zoveel mogelijk in op plekken waar zij in hun dagelijkse leven al komen (vindplaatsgericht werken). Vooralsnog zijn dit met name vindplaatsen voor jeugd; scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, het consultatiebureau, het jongerencentrum, etc. We bekijken in hoeverre we dit op termijn uitbreiden voor andere doelgroepen. Ook de specialistischere vormen van hulp proberen we daar waar het kan dichtbij huis aan te bieden. Dit sluit aan bij landelijke ontwikkelingen waarin een verschuiving optreedt naar de inzet van meer ambulante zorg. Hoe gaan we om met bestaande functies en structuren? Enkele jaren geleden hebben we het lokale Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) opgezet. Inmiddels is het CJG een netwerkorganisatie die goed verankerd is in de lokale gemeenschap. Het CJG kent een goed werkende zorgstructuur dat een goede aansluiting heeft met de vindplaatsen. We hebben hiermee een goede basis gelegd voor de nieuwe vormgeving van het sociale domein door de decentralisatie van taken naar gemeenten. Binnen de nieuwe basisstructuur maken we zoveel mogelijk gebruik van de kennis en ervaring vanuit het huidige CJG. Zo bestaat het CJG Oirschot al uit een op elkaar ingespeeld team van professionals dat in toenemende mate een integrale aanpak hanteert bij het ondersteunen en helpen van 49

51 jeugdigen en gezinnen. De huidige netwerkpartners zetten we zoveel mogelijk in binnen de nieuwe basisstructuur. Doordat we uitgaan van een integrale benadering van de decentralisaties vallen alle taken van het huidige CJG onder het nieuwe brede integrale generalisten- en specialistenteam. Dit betekent ook dat de huidige functie coördinator CJG vervalt. De coördinatie CJG is dan onderdeel van de functie van de nieuwe coördinator voor de gehele integrale toegang. Wie heeft welke beslissingsbevoegdheid/ mandaat? Zowel het generalistenteam als het specialistenteam krijgen mandaat om zorg, voorzieningen en diensten in te zetten. We maken hierbij wel een onderscheid in verschillende vormen van ondersteuning: Eigen kracht en sociaal netwerk Vrij toegankelijke algemene voorzieningen Lichte individuele voorzieningen Zware individuele voorzieningen Uitgangspunt bij de inzet van hulp en ondersteuning is de professionele inschatting van het generalistenteam of het specialistenteam. Op voorhand stellen we als gemeente geen criteria op wanneer welke zorg, dienst of voorziening kan worden ingezet anders dan de (globale) criteria zoals straks in de verschillende verordeningen staan en/of wettelijk gelden. We geven zoveel mogelijk ruimte aan professionals om maatwerk te kunnen leveren en snel te kunnen handelen. Wel geldt als eis dat er altijd eerst gekeken wordt naar wat inwoners zelf of samen met hun sociale omgeving kunnen oplossen. Ook maatschappelijke inzet is altijd een onderdeel van het ondersteuningsplan. We gaan vooralsnog uit van de onderstaande mandaten/ beslissingsbevoegdheden: Mandaat bij Basisstructuur 7 Generalistenteam Specialistenteam Zware individuele voorzieningen Lichte individuele voorzieningen Algemene voorzieningen Eigen kracht en sociaal netwerk x x x x x x x Naast bovenstaande mandaten schrijft de Jeugdwet voor dat de huisarts, jeugdarts en andere artsen direct mogen doorverwijzen naar alle vormen van jeugdhulp, waaronder lichte en zware individuele voorzieningen voor jeugdigen. We maken hierover afspraken met artsen om voldoende afstemmming te bereiken en deze groep jeugdigen niet uit beeld te verliezen. Daarnaast kan een aantal vormen van jeugdhulp nooit ingezet worden zonder een besluit van de rechter. Dit betreft jeugdbescherming- 7 Onder de basisstructuur verstaan we het brede scala aan vrijwilligers- en professionele organisaties die een bijdrage leveren aan het welzijn van inwoners. Hierbij kan gedacht worden aan scholen, verenigingen, kerken, peuterspeelzalen, huisartsen, voedselbank, etc x x 50

52 en jeugdreclasseringsmaatregelen, gesloten jeugdzorg en overige gedwongen opnamen en gedwongen uithuisplaatsingen. In deze paragraaf hebben we de lokale en deels subregionale opzet voor integrale toegang beschreven. Deze toegang kent geen wachttijden of wachtlijsten. Burgers worden zo snel mogelijk en zo lokaal mogelijk (dicht bij huis) geholpen. De komende maanden vindt de verdere invulling van de beschreven basisstructuur plaats. Afstemming met Best en Veldhoven staat hierbij centraal. Uitgaande van een subregionaal specialistenteam betekent dit dat we processen en structuren, ook ten aanzien van het generalistenteam op elkaar af moeten stemmen. Dit kan betekenen dat de in deze paragraaf beschreven basisstructuur op onderdelen (deels) nog aangepast wordt. Samengevat kunnen we de in deze paragraaf beschreven basisstructuur als volgt weergeven: Organisatie van de uitvoering In deze paragraaf besteden we aandacht aan een aantal specifieke onderdelen ten aanzien van de uitvoering en organisatie van bij de lokale invulling van het sociale domein. Het frontoffice richten we zo lokaal mogelijk in. Voor de backoffice richten we ons juist zoveel mogelijk op subregionale samenwerking met andere gemeenten. Onze primaire partners daarbij zijn de gemeenten Best en Veldhoven. 51

Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar

Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar Sociaal beleidskader gemeente Oirschot Lokale beleidskaders voor de decentralisatie Jeugdzorg, overheveling AWBZ naar Wmo, de invoering van de participatiewet en de Wet Passend Onderwijs. Voor elkaar,

Nadere informatie

Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar

Sociaal beleidskader gemeente Oirschot. Voor elkaar, met elkaar, door elkaar Sociaal beleidskader gemeente Oirschot Lokale beleidskaders voor de decentralisatie Jeugdzorg, overheveling AWBZ naar Wmo, de invoering van de participatiewet en de Wet Passend Onderwijs. Voor elkaar,

Nadere informatie

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012

De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen. Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012 De drie decentralisaties, Holland Rijnland en de gemeente Teylingen Presentatie Commissie Welzijn 5 maart 2012 Waar gaan we het over hebben? 1. Waarom decentraliseren? 2. Decentralisatie Jeugdzorg 3. Decentralisatie

Nadere informatie

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort

Het sociaal domein. Renate Richters Els van Enckevort Het sociaal domein Renate Richters Els van Enckevort Om te beginnen vijf stellingen Zijn ze waar of niet waar? - 2 - Stelling 1 Ongeveer 5% van de jeugdigen in Nederland heeft met (een vorm van) jeugdzorg

Nadere informatie

CL IËNT. Regelt de aanspraak op zorg voor mensen die een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.

CL IËNT. Regelt de aanspraak op zorg voor mensen die een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. HET WETTELIJK LANDSCHAP ANNO 2016 WET PASSEND ONDERWIJS Regelt dat zoveel mogelijk kinderen binnen regulier onderwijs een startkwalificatie halen. Legt zorgplicht bij scholen om voor iedere leerling een

Nadere informatie

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013

presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013 presentatie aan de raadscommissie Samenleving van de gemeente Brielle door Pascalevan der Wekken, interim beleidsmedewerker Jeugd op 22 mei 2013 Waarom decentraliiseireiri)? veranderde visie: van recht

Nadere informatie

Decentralisaties Ook de gemeente Waddinxveen heeft er mee te maken. Wat houden de decentralisaties in? Waar komt het vandaan? Waarom? 7 Oktober 2014 Waar komt het vandaan? Samen voor elkaar: de samenleving

Nadere informatie

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014

DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN. Raadsvoorstellen 2014 DECENTRALISATIES SOCIAAL DOMEIN Raadsvoorstellen 2014 Presentatie: 11-12 12-20132013 Planning raadsbesluiten Beleidskader (nieuwe Wmo en Jeugdwet): januari 2014 Transitiearrangement Zorg voor Jeugd: :

Nadere informatie

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord Algemeen Wat verandert er vanaf volgend jaar in de jeugdzorg? Per 1 januari 2015 wordt de gemeente in plaats van het Rijk en de provincie verantwoordelijk

Nadere informatie

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij De bibliotheek actief in het sociale domein Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij Programma Wetten op een rij: Wet Langdurige Zorg (Wlz) Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo

Nadere informatie

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans

Hervorming Langdurige Zorg. Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans Hervorming Langdurige Zorg Rian van de Schoot expert wijkgericht werken Vilans Hervorming langdurige zorg Waarom? 1. Meer voor elkaar zorgen 2. Betere kwaliteit ondersteuning en zorg 3. Financiële houdbaarheid

Nadere informatie

Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen

Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen Inzicht in de jeugdzorg en de samenhang met gerelateerde domeinen Informatiebijeenkomst Transitie jeugdzorg, SRA 19 juni 2011 Startfoto en kennisdeling. Het Planetarium Amsterdam Caroline Mobach Presentatie

Nadere informatie

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo): Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo): Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ): Collectieve Volksverzekering voor ziektekostenrisico s, waarvoor je je niet individueel kunt

Nadere informatie

Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden

Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Visie/Uitgangspunten sociaal domein regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Inleiding De samenleving verandert De vraag naar ondersteuning verandert Nederland verandert (moet veranderen) De financiering

Nadere informatie

De wereld van het sociaal domein. Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding

De wereld van het sociaal domein. Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding De wereld van het sociaal domein Raadsbijeenkomst 28 januari 2014 Eerste bespreking beleidsplannen en De Verbinding Presentatie: Bestaat uit twee onderdelen : Inhoudelijk Financieel Wat komt er op ons

Nadere informatie

Gemeente Midden-Delfland

Gemeente Midden-Delfland r Gemeente Midden-Delfland 2013-25758 (BIJLAGE) Memo Concept wettekst nieuwe Wmo Deze informatiebrief gaat in op de hervorming van de langdurige zorg in Nederland en specifiek de concept wettekst van de

Nadere informatie

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL 27-11-2014. H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet

Sociaal domein. Decentralisatie AWBZ-Wmo. Hoofdlijnen nieuwe Wmo KIDL 27-11-2014. H. Leunessen, gem. Landgraaf 1. Wmo / Jeugzorg / Participatiewet Sociaal domein Wmo / Jeugzorg / Participatiewet Wat verandert er per 1 januari 2015? Hoofdlijnen nieuwe Wmo Wmo 2007: 1. Welzijnswet 2. Wet voorzieningen Gehandicapten 3. Hulp bij het Huishouden (HbH)

Nadere informatie

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij

De bibliotheek actief in het sociale domein. Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij De bibliotheek actief in het sociale domein Veranderende wetten en de rol van de bibliotheek daarbij Programma Wetten op een rij: Wet Langdurige Zorg (Wlz) Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo

Nadere informatie

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; Oude en nieuwe Wmo De Tweede Kamer is akkoord met het Voorstel van wet Wmo 2015. Na behandeling in de Eerste Kamer zal dit voorstel eind 2014 de huidige Wmo gaan vervangen. Tussen de huidige Wmo en het

Nadere informatie

PAOG nascholing JGZ Integrale Aanpak Jeugdzorg Eerder, sneller, beter en goedkoper

PAOG nascholing JGZ Integrale Aanpak Jeugdzorg Eerder, sneller, beter en goedkoper PAOG nascholing JGZ 26-11-2013 Integrale Aanpak Jeugdzorg Eerder, sneller, beter en goedkoper Gemeenten: verantwoordelijk voor sociale domein Nieuwe verantwoordelijkheden Per 1-1-2015, invoering 3 decentralisaties

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 24 januari 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 24 januari 2015 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 24 januari 2015 Inhoud Waarom moest het veranderen? Wat is veranderd? Wat heeft de gemeente gedaan? Wat betekent dat voor jullie? Wat voor ondersteuning? Waar zijn

Nadere informatie

Beleidsplannen Sociaal Domein

Beleidsplannen Sociaal Domein Beleidsplannen Sociaal Domein Concept Beleidsplan Jeugdhulp Concept Beleidsplan Wmo/AWBZ Concept Beleidsuitgangspunten Participatiewet Concept Beleidsplan de Verbinding Concept-Beleidsplan Jeugdhulp Toekomst

Nadere informatie

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015

Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking. Wat verandert er in de zorg in 2015 Zorg en Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking Wat verandert er in de zorg in 2015 De zorg in beweging Wat verandert er in 2015? In 2015 verandert er veel in de zorg. Via een aantal

Nadere informatie

Transitieavond Maandag 16 april 2012 19.30 uur 22.00 uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV

Transitieavond Maandag 16 april 2012 19.30 uur 22.00 uur. 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV Transitieavond Maandag 16 april 2012 19.30 uur 22.00 uur 1.Inleiding 2.Jeugdzorg 3.AWBZ 4.WWNV Kabinet Rutte Gemeenten zijn in staat de eigen kracht en de mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk

Nadere informatie

Hoofdstuk 2. Gemeente

Hoofdstuk 2. Gemeente Fawzi Salih van K2 Brabants Kenniscentrum Jeugd heeft voor u een eerste screening gemaakt van hoofdstuk 2. Het resultaat van de screening is terug te vinden op de volgende pagina s. De samenvatting per

Nadere informatie

Zozijn en de Stelselwijzigingen. Zozijn participeert!

Zozijn en de Stelselwijzigingen. Zozijn participeert! Zozijn en de Stelselwijzigingen Zozijn participeert! Doel van deze bijeenkomst Informeren over belangrijke veranderingen De impact hiervan op de dienstverlening en cliënten De aanpak van Zozijn Vragen

Nadere informatie

Transitie Jeugdzorg. Door José Vianen; Adviseur

Transitie Jeugdzorg. Door José Vianen; Adviseur Transitie Jeugdzorg Door José Vianen; Adviseur relevante thema s 1. Transitie jeugdzorg 2. Wat beogen we? 3. Kansen van de transitie 4. Concept wettekst 5. Richtlijnen en planning 1 Aanleiding van de transitie:

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg

Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg Informatiebijeenkomst Veranderingen in de zorg Welkomstwoord Wethouder Homme Geertsma Wethouder Erik van Schelven Wethouder Klaas Smidt Inhoud Doel & programma bijeenkomst Veranderingen in de zorg Visie

Nadere informatie

Veranderingen in Onderwijs en Zorg September 2014

Veranderingen in Onderwijs en Zorg September 2014 Veranderingen in Onderwijs en Zorg September 2014 Veranderingen 1. Invoering Passend Onderwijs 1 augustus 2014 2. Nieuwe Jeugdwet 1 januari 2015 3. Decentralisatie van de AWBZ 1 januari 2015 4. Invoering

Nadere informatie

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties

Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties Gemeente Lansingerland: aanpak 3 decentralisaties Decentralisatie AWBZ, Participatiewet en Jeugdzorg Bijeenkomst inwoners 12 november 2014 Tamara van de Wijdeven Nieuwe taken gemeente: AWBZ/Wmo Decentralisatie

Nadere informatie

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk?

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk? Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk? Presentatie voor het Achterhoeks Netwerk door Lisette Sloots, manager Adviespunt Zorgbelang Gelderland 29 oktober 2015 Achtergrond

Nadere informatie

Visie en uitgangspunten (1)

Visie en uitgangspunten (1) Visie en uitgangspunten (1) Iedereen moet kunnen meedoen als volwaardig burger en bijdragen aan de samenleving. Participatiewet streeft naar een inclusieve arbeidsmarkt, voor jong en oud, en voor mensen

Nadere informatie

Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp

Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp 10 november 2014 Betreft: Veranderingen in de jeugdhulp en het overgangsrecht - informatie voor ouders en verzorgers van kinderen in jeugdhulp Geachte heer, mevrouw, Op 1 januari 2015 gaat de nieuwe Jeugdwet

Nadere informatie

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing Bestuursopdracht 2012 Subregio West-Brabant Oost Oktober 2012 Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing Bestuursopdracht 2012 Subregio

Nadere informatie

De Wmo en de decentralisaties

De Wmo en de decentralisaties De Wmo en de decentralisaties Presentatie Alice Makkinga Adviseur programma Aandacht voor Iedereen Inhoud Landelijk programma Aandacht voor iedereen Belangrijke maatschappelijke trends? Belangrijkste wettelijke

Nadere informatie

DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013

DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013 DECENTRALISATIE STAND VAN ZAKEN BREDE COMMISSIE 26 AUGUSTUS 2013 Doel: Informeren over proces tot nu toe Informeren over vervolgstappen Opbouw presentatie Wat is er aan de hand? Wat hebben we tot nu toe

Nadere informatie

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg Beleid Jeugdhulp De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg Agenda Wie ben ik? - Sandra Raaijmakers, beleidsmedewerker jeugdzorg Wat is mijn doel voor de avond? - Informeren over stand

Nadere informatie

Kompassie met elkaar Wmo 2015. 15 maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen

Kompassie met elkaar Wmo 2015. 15 maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen Kompassie met elkaar Wmo 2015 15 maart 2014 Jacqueline van der Bos Inge van Dommelen In deze presentatie 1. Hoe is het nu geregeld? 2. Hoe is het straks geregeld? De nieuwe Wmo 2015 Participatiewet Jeugdwet

Nadere informatie

Veelgestelde vragen & antwoorden. zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen

Veelgestelde vragen & antwoorden. zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen Veelgestelde vragen & antwoorden zorg, wmo 2015, jeugd, werk, pgb en overgangsregelingen Algemeen Wat verandert er? De zorg in Nederland wordt vanaf 2015 geregeld in vier wetten: De Wet langdurige zorg

Nadere informatie

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland

3D s. Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten. Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland Gevolgen van decentralisaties voor gemeenten Gewestelijke vergadering PvdA Zuid-Holland Rotterdam, 14 december 2013 Programma Inleiding Overzicht stand van zaken Voorstellen sprekers landelijk, provinciaal

Nadere informatie

Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn.

Gemeenten moeten daarbij mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en voorkomen dat inwoners op ondersteuning aangewezen zijn. DE CONCEPT WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015 in het kort Onderstaand schetsen wij de contouren van de nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning. Vervolgens wordt een samenvatting gegeven van de concept

Nadere informatie

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015 Factsheet Jeugdarts en de Jeugdwet 2015 Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor alle jeugdhulp: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, en geestelijke

Nadere informatie

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam

Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg. ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam Transities in vogelvlucht de hervorming van de langdurige zorg ZorgImpuls maart 2015 versie gemeente Rotterdam Inleiding Vanaf 1 januari 2015 is er veel veranderd in de zorg en ondersteuning. Het Rijk

Nadere informatie

Landelijke Contactdag Tourette 2016. Ed Carper

Landelijke Contactdag Tourette 2016. Ed Carper Landelijke Contactdag Tourette 2016 Ed Carper d Voorstellen Laura d Programma 10:15 Peter van der Zwan / Marjan Maarschalkerweerd 10:45 Pauze met Ed Citroen 11:30 Daniëlle Cath 12:15 Jolande van de Griendt

Nadere informatie

De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is. ZorgImpuls maart 2015

De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is. ZorgImpuls maart 2015 De transities in vogelvlucht en hoe de toegang tot zorg georganiseerd is ZorgImpuls maart 2015 Inleiding Vanaf 1 januari 2015 is er veel veranderd in de zorg en ondersteuning. Het Rijk heeft veel taken

Nadere informatie

Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties

Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties Presentatie inforaad 23 mei 2013 Decentralisaties Programma van vanavond Opening door de voorzitter. Presentatie decentralisaties door wethouder Conny Miermans Mogelijkheid voor stellen van vragen. Kennismaking

Nadere informatie

Veranderingen in de Jeugdzorg, Wmo en Participatiewet

Veranderingen in de Jeugdzorg, Wmo en Participatiewet Veranderingen in de Jeugdzorg, Wmo en Participatiewet Programma -Uitleg veranderingen Jeugd en algemeen Wmo -Uitleg maatwerkvoorzieningen en Wiz -Uitleg participatiewet -Veelgestelde vragen -Ruimte om

Nadere informatie

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Sturen op de transformatie van het sociale domein Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Inhoud Landelijke kaders Opgave Proces Uitgangspunten Proces Jeugdwet Aangenomen door de TK en EK O&O, Jeugdwelzijn,

Nadere informatie

Wmo bijeenkomst PIANOo Zwanet van Kooten

Wmo bijeenkomst PIANOo Zwanet van Kooten De drie transities Wmo bijeenkomst PIANOo Zwanet van Kooten Inhoud presentatie - Inleiding - Decentralisatie AWBZ-begeleiding - Wet werken naar vermogen - Decentralisatie jeugdzorg - Samenloop transities:

Nadere informatie

Sociaal domein transitie en transformatie bij praten

Sociaal domein transitie en transformatie bij praten Sociaal domein transitie en transformatie bij praten Informatiecommissie 21 november 2013 Waar gaan we het over hebben? Over wie hebben we het eigenlijk? Wat zijn de veranderopgaven? Zitten we op koers?

Nadere informatie

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING

STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING VERENIGING BEDRIJFSTAK ZORG 400.11/me november 2011 STANDPUNT EN PLEIDOOI OVER EXTRAMURALE BEGELEIDING De verplaatsing van (extramurale) begeleiding van de AWBZ naar de WMO en dus de gemeenten biedt nieuwe

Nadere informatie

Hoofdlijnen Transities

Hoofdlijnen Transities Hoofdlijnen Transities Presentatie voor gemeenteraad, 21 mei 2014 Opening: Ditta Cazemier Presentaties: Marieke Dawson (WMO en Jeugd); Jan Knol (participatiewet), Henk Demkes (bedrijfsvoering) Inleiding

Nadere informatie

Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein. Commissie sociaal domein 9 september 2014

Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein. Commissie sociaal domein 9 september 2014 Toelichting stand van zaken decentralisaties sociaal domein Commissie sociaal domein 9 september 2014 Doelstelling bijeenkomst: informeren over inhoud decentralisaties sociaal domein stand van zaken van

Nadere informatie

Presentatie vergadering dorpsraad Gerwen 28 oktober 2014 Wethouder Paul Weijmans, portefeuillehouder coördinatie Transities

Presentatie vergadering dorpsraad Gerwen 28 oktober 2014 Wethouder Paul Weijmans, portefeuillehouder coördinatie Transities De drie transities Jeugdwet, Wmo 2015 en Participatiewet Presentatie vergadering dorpsraad Gerwen 28 oktober 2014 Wethouder Paul Weijmans, portefeuillehouder coördinatie Transities Nieuwe verantwoordelijkheden

Nadere informatie

Wethouder Johan Coes Gemeente Hellendoorn. Wethouder Jan Binnenmars Gemeente Twenterand. Wethouder Dianne Span Gemeente Wierden

Wethouder Johan Coes Gemeente Hellendoorn. Wethouder Jan Binnenmars Gemeente Twenterand. Wethouder Dianne Span Gemeente Wierden INLEIDING: Veel bijeenkomsten bezocht en meegedacht die gaan over de transitie. Inschrijven en verkrijgen van een raamovereenkomst met de 14 Twentse gemeenten De planning voor 2015 maken tot zover de indicatie

Nadere informatie

Veranderende zorg. Participeren op z n Urkers. Samen leven, samen doen. samen de schouders eronder

Veranderende zorg. Participeren op z n Urkers. Samen leven, samen doen. samen de schouders eronder Veranderende zorg Samen leven, samen doen Participeren op z n Urkers samen de schouders eronder 1 0464_Caritas_GemeenteUrk_VeranderendeZorg_Symposium_148x210mm_MaS_v6.indd 1 05/06/2014 17:30 Veranderende

Nadere informatie

Themabijeenkomst Keuzes in het kader van de drie transities. 1 september 2014

Themabijeenkomst Keuzes in het kader van de drie transities. 1 september 2014 Themabijeenkomst Keuzes in het kader van de drie transities 1 september 2014 Inhoud presentatie Opening en inleiding Achtergrond en breder kader Stand van zaken in de voorbereiding op de drie transities

Nadere informatie

Context. Artikel 1. Aanmelding, onderzoek en aanvraag. Artikel 2. Afweging

Context. Artikel 1. Aanmelding, onderzoek en aanvraag. Artikel 2. Afweging Beleidsregel Wmo-arrangement GGZ Valleiregie De raad van de gemeente Ede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, zaaknummer ; gelet op artikel. van de.. [naam regelgeving]; besluit vast te

Nadere informatie

Stadskanaal: Samen met de burger Integraal beleidskader Sociaal Domein

Stadskanaal: Samen met de burger Integraal beleidskader Sociaal Domein Stadskanaal: Samen met de burger Integraal beleidskader Sociaal Domein Versie: 31 maart 2014 1. Inleiding: Wij kunnen ons in Nederland gelukkig prijzen met een van de sterkste sociale stelsels ter wereld.

Nadere informatie

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost 2014-2018

Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost 2014-2018 Bijlage 2 bij raadsvoorstel inzake Lokaal en regionaal beleidskader voor jeugdzorg. Samenvatting Regionaal en lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Route Zuidoost 2014-2018 Inleiding Op 1 januari 2015

Nadere informatie

Transitie Jeugdzorg en Jeugdgezondheidszorg. Contactpersonenavond AJN Zuid-Holland 19 september 2013

Transitie Jeugdzorg en Jeugdgezondheidszorg. Contactpersonenavond AJN Zuid-Holland 19 september 2013 Transitie Jeugdzorg en Jeugdgezondheidszorg Contactpersonenavond AJN Zuid-Holland 19 september 2013 23 maart 2007 1 Doelen van van de de avond avond 2 Programma Terugblik Inleiding stelselwijziging, tijdpad

Nadere informatie

HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN TRANSITIEPLAN

HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN TRANSITIEPLAN HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN TRANSITIEPLAN 2015 Presentatie Ouderen bonden 13 januari 2014 Door: Jaap Vermeijden Lid Wmo Adviesraad Waalwijk HERVORMINGEN IN SOCIAAL DOMEIN VOORZOVER THANS BEKEND! ROL

Nadere informatie

Visie decentralisatie AWBZ extramurale begeleiding

Visie decentralisatie AWBZ extramurale begeleiding Visie decentralisatie AWBZ extramurale begeleiding STAND VAN ZAKEN DECENTRALISATIE BEGELEIDING Ontwikkelingen: - Wijzigingswet Wmo: besluitvorming Tweede Kamer (april 2012) - Controversieel verklaring

Nadere informatie

Medisch specialist ziekenhuis

Medisch specialist ziekenhuis Factsheet Medisch specialist ziekenhuis en de Jeugdhulp Almere 2015 Gemeenten worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor alle jeugdhulp: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en

Nadere informatie

Verbinding beschut werk en dagbesteding

Verbinding beschut werk en dagbesteding Verbinding beschut werk en dagbesteding Inhoud van de presentatie 1. De 3 decentralisaties 2. Uitgangspunten Participatiewet en Wmo 2015 3. Conclusies analyse samenhang beschut werk en arbeidsmatige dagbesteding

Nadere informatie

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012

Nieuwe taken naar gemeenten. de mens centraal. 21 mei 2012 Nieuwe taken naar gemeenten de mens centraal 21 mei 2012 1 Visie gemeente Den Helder Strategische Visie Sociale Structuurvisie Woon / Leefklimaat Integrale Participatie Onderwijs Ontwikkeling Beeld van

Nadere informatie

Beschermd Werk in de gemeente Barneveld

Beschermd Werk in de gemeente Barneveld Beschermd Werk in de gemeente Barneveld 1. Inleiding In het beleidskader voor de 3 decentralisaties staat weergegeven wat de visie van de gemeente Barneveld is op de 3 decentralisaties en welke uitgangspunten

Nadere informatie

Transitie sociaal domein Haarlem Basisinfrastructuur, subsidies en inkoop

Transitie sociaal domein Haarlem Basisinfrastructuur, subsidies en inkoop Transitie sociaal domein Haarlem Basisinfrastructuur, s en Piet Haker Platform Netwerk Vrijwilligerswerk 13 mei 2014 2 Aanleidingen transitie Nieuwe taken voor gemeenten per 2015 Decentralisatie Awbz Decentralisatie

Nadere informatie

Inhoud. Participatiewet & Participatiebudget. Indicatie aantallen (bijstand en nieuw instrumentarium) Aanleiding en opdracht werkgroep

Inhoud. Participatiewet & Participatiebudget. Indicatie aantallen (bijstand en nieuw instrumentarium) Aanleiding en opdracht werkgroep Inhoud Participatiewet & Participatiebudget Indicatie aantallen (bijstand en nieuw instrumentarium) Aanleiding en opdracht werkgroep Resultaten doorrekeningen 4 scenario s Conclusies en adviezen - 1 -

Nadere informatie

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING December 2012 INLEIDING Het beleidsplan Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) 2008-2011 heeft een wettelijk bepaalde werkingsduur van vier jaren. In 2012 is besloten dit beleidsplan met één jaar te

Nadere informatie

Toekomstmodel Jeugdstelsel. Waarom het anders moet & hoe het anders kan

Toekomstmodel Jeugdstelsel. Waarom het anders moet & hoe het anders kan Stip aan de horizon Toekomstmodel Jeugdstelsel Waarom het anders moet & hoe het anders kan Quirien van der Zijden gemeenteraden Holland Rijnland april/mei 2013 Hoe het nu kan gaan Jeugd & Opvoedhulp Zorg

Nadere informatie

De Wmo en de decentralisaties

De Wmo en de decentralisaties De Wmo en de decentralisaties Presentatie Alice Makkinga Adviseur programma Aandacht voor Iedereen Inhoud Landelijk programma Aandacht voor iedereen Belangrijke maatschappelijke trends? Belangrijkste wettelijke

Nadere informatie

ALGEMEEN WMO VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP

ALGEMEEN WMO VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP VEELGESTELDE VRAGEN OVER WMO EN JEUGDHULP Vanaf 2015 krijgt de gemeente er zorgtaken bij. Een deel van de zorg die nu via het zorgkantoor vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) loopt, gaat

Nadere informatie

Participatiewet. 1 januari 2015

Participatiewet. 1 januari 2015 Participatiewet 1 januari 2015 Agenda Uitgangspunten Participatiewet - Sjak Vrieswijk De WVK-groep - Gerard van Beek De ISD/Werkplein de Kempen - Sjak Vrieswijk Kempenplus - Gerard van Beek Het regionaal

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Dit hoofdstuk presenteert in vogelvlucht de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De bedoeling van dit hoofdstuk is een beeld te geven van hoe de wet in elkaar

Nadere informatie

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013

Stelselwijziging jeugd. Informatie 20 februari 2013 Stelselwijziging jeugd Informatie 20 februari 2013 Inhoud - Decentralisatie jeugdzorg - In dialoog met ouders www.krimpenaandenijssel.nl Was Wordt OUD NIEUW (2015) AWBZ J-LVG en PGB voor J-LVG / J-GGZ

Nadere informatie

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh wim.hoddenbagh@vng.nl

Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim Hoddenbagh wim.hoddenbagh@vng.nl Datum 27 oktober 2010 Onderwerp Feiten en cijfers transitie jeugdzorg Telefoonnummer 070-3738602 Feiten en cijfers transitie jeugdzorg Vereniging van Nederlandse Gemeenten BAOZW Annelies Schutte en Wim

Nadere informatie

De eerste contouren van de Wmo 2015

De eerste contouren van de Wmo 2015 De eerste contouren van de Wmo 2015 Het concept van de Wmo 2015 is er nu. In deze tekst zijn de gevolgen van de verschillende decentralisaties verwerkt. Concreet gaat het hierbij om de decentralisatie

Nadere informatie

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg Samenwerking JGZ - Jeugdzorg Marian van Leeuwen 19 november 2012 Doelen JGZ (bron NCJ) 1. preventieve gezondheidszorg bieden aan alle kinderen in Nederland van 0-19 jaar. 2. De lichamelijke, psychische,

Nadere informatie

De decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gaat vooral vorm krijgen via de sociale wijkteams en dorpsdagvoorziening.

De decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gaat vooral vorm krijgen via de sociale wijkteams en dorpsdagvoorziening. Raadsinformatiebrief Onderwerp: Drie decentralisaties Informatie voor de raad, ter kennisgeving. Burgemeester en wethouders van Bergen, De secretaris, De burgemeester, Datum, oktober 2013. Samenvatting

Nadere informatie

Bijlage 1: Achtergrondinformatie Transitie Jeugdzorg en verbinding decentralisaties

Bijlage 1: Achtergrondinformatie Transitie Jeugdzorg en verbinding decentralisaties Bijlage 1: Achtergrondinformatie Transitie Jeugdzorg en verbinding decentralisaties Achtergrondinformatie: De transitie van de jeugdzorg dient één centrale missie: er voor zorgen dat jeugdigen gezond en

Nadere informatie

AALTEN ACTUEEL. Agenda IN HET KORT... Gewijzigde data afvalinzameling en openingstijden met de feestdagen OPENBARE BEKENDMAKINGEN.

AALTEN ACTUEEL. Agenda IN HET KORT... Gewijzigde data afvalinzameling en openingstijden met de feestdagen OPENBARE BEKENDMAKINGEN. Iedere week worden in Aalten Actueel de openbare bekendmakingen gepubliceerd. U kunt het actuele nieuws volgen op www.aalten.nl, facebook en twitter. 9 december 2014 Gewijzigde data afvalinzameling en

Nadere informatie

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties

Sturen op de transformatie van het sociale domein. Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Sturen op de transformatie van het sociale domein Samenhangend beleid voor de 3 decentralisaties Inhoud Landelijke kaders Opgave Uitgangspunten Proces Jeugdwet Aangenomen door de TK en EK O&O, Jeugdwelzijn,

Nadere informatie

Over zorg voor de jeugd en de Jeugdwet. hoorn.nl

Over zorg voor de jeugd en de Jeugdwet. hoorn.nl Over zorg voor de jeugd en de Jeugdwet hoorn.nl Wmo Partici patiewet Jeugdwet gemeente Aanleiding Jeugdwet huidige stelsel versnipperd samenwerking rond gezinnen schiet tekort druk op gespecialiseerde

Nadere informatie

Aantal cliënten per stelsel nu en. Straks 18.400. Figuur 1 - Aantal cliënten (18-) naar huidig en toekomstig stelsel

Aantal cliënten per stelsel nu en. Straks 18.400. Figuur 1 - Aantal cliënten (18-) naar huidig en toekomstig stelsel Gehandicaptenzorg van AWBZ naar Jeugdwet Vanaf 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de volledige jeugdzorg. Vanuit verschillende domeinen wordt dan de zorg voor kinderen en jongeren onder de 18

Nadere informatie

Kaderstellende notitie. De basis voor andere jeugdzorg dichtbij, in samenhang, effectief

Kaderstellende notitie. De basis voor andere jeugdzorg dichtbij, in samenhang, effectief Kaderstellende notitie De basis voor andere jeugdzorg dichtbij, in samenhang, effectief Colofon De basis voor andere jeugdzorg in de Kempen Teksten en samenstelling: S. Kuijpers, gemeente Bergeijk M. Jacobs

Nadere informatie

N.B. Voor Haaglanden geldt dat de taken die in dit plaatje bij de provincie liggen de verantwoordelijkheid zijn van het stadsgewest Haaglanden.

N.B. Voor Haaglanden geldt dat de taken die in dit plaatje bij de provincie liggen de verantwoordelijkheid zijn van het stadsgewest Haaglanden. De nieuwe Jeugdwet Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdhulp. De nieuwe Jeugdwet is er voor alle kinderen en jongeren tot 18 jaar die tijdelijk of langer durend ondersteuning nodig hebben

Nadere informatie

Transitie Jeugdzorg. 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP

Transitie Jeugdzorg. 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP Transitie Jeugdzorg 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP 2 Vragen van het organisatiecomité De transities in het sociale domein, een antwoord op? Wat is de transitie Jeugdzorg precies? Hoe ziet

Nadere informatie

Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar Tina Bollin, 0595-447776 gemeente@winsum.nl (t.a.v. Tina Bollin)

Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar Tina Bollin, 0595-447776 gemeente@winsum.nl (t.a.v. Tina Bollin) Vergadering: 11 maart 2014 Agendanummer: 9 Status: Besluitvormend Portefeuillehouder: W. Zorge Behandelend ambtenaar Tina Bollin, 0595-447776 E-mail: gemeente@winsum.nl (t.a.v. Tina Bollin) Aan de gemeenteraad,

Nadere informatie

Ik krijg ondersteuning bij de opvoeding en zorg voor mijn kind. Wat verandert er in 2015?

Ik krijg ondersteuning bij de opvoeding en zorg voor mijn kind. Wat verandert er in 2015? Ik krijg ondersteuning bij de opvoeding en zorg voor mijn kind Wat verandert er in 2015? Meestal kunt u op eigen kracht of met hulp van familie, vrienden of buren uw leven prima organiseren. Maar soms

Nadere informatie

Relevante ontwikkelingen

Relevante ontwikkelingen Relevante ontwikkelingen 1. Wet werken naar vermogen NB. Na de val van het kabinet Rutte is de invoering van deze Wet uitgesteld. De beschrijving hieronder heeft betrekking op het oorspronkelijke wetsvoorstel.

Nadere informatie

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid: 2 juni 2014 Sociaal Domein Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid: Jeugdzorg, AWBZ-begeleiding naar Wmo, Participatiewet. Samenhang met ontwikkelingen Publieke Gezondheidszorg en Passend

Nadere informatie

Niet alles verandert in de zorg

Niet alles verandert in de zorg Over wat blijft en wat er verandert in de zorg 15 september 2014, Hercules Diessen Niet alles verandert in de zorg. Gelukkig maar! Er gaat veel veranderen in de zorg. Maar er blijft gelukkig ook veel hetzelfde;

Nadere informatie

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat WMO Rotterdam Van verzorgingstaat naar - stad en - straat Beleidskader Wmo: voor wie? Inwoners van Rotterdam Circa 525.00 zelfredzame burgers Circa 62.000 beperkt zelfredzame burgers Circa 30.000 kwetsbare

Nadere informatie

Transitie jeugdzorg. Ab Czech. programmamanager gemeente Eindhoven. januari 2013

Transitie jeugdzorg. Ab Czech. programmamanager gemeente Eindhoven. januari 2013 Transitie jeugdzorg Ab Czech programmamanager gemeente Eindhoven januari 2013 1. Samenhangende maatregelen Decentralisatie jeugdzorg Decentralisatie participatie Decentralisatie AWBZ begeleiding Passend

Nadere informatie

Regeerakkoord bruggen slaan en de transitie AWBZ

Regeerakkoord bruggen slaan en de transitie AWBZ Regeerakkoord bruggen slaan en de transitie AWBZ De 12 gemeenten in Brabant Noordoost-oost (BNO-o) hebben samen met een groot aantal instellingen hard gewerkt aan de voorbereidingen voor de transitie AWBZ.

Nadere informatie

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014

Informerende bijeenkomst Participatiewet. voor gemeenteraadsleden West-Friesland. Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014 Informerende bijeenkomst Participatiewet voor gemeenteraadsleden West-Friesland Woensdag 14 mei 2014 Maandag 26 mei 2014 Inleiding 3 decentralisaties Voorgeschiedenis participatiewet Stand van zaken wetgeving

Nadere informatie

Bijlage 3: Overzicht ontwikkelingen

Bijlage 3: Overzicht ontwikkelingen Bijlage 3: Overzicht ontwikkelingen De Wmo heeft de afgelopen jaren een flinke ontwikkeling doorgemaakt. De eerste jaren bestonden uit het neerzetten van goede structuren voor hulp en ondersteuning. De

Nadere informatie

Decentralisatie begeleiding naar gemeenten Wat houdt het in? Wat gaat er veranderen?

Decentralisatie begeleiding naar gemeenten Wat houdt het in? Wat gaat er veranderen? Decentralisatie begeleiding naar gemeenten Wat houdt het in? Wat gaat er veranderen? Mark van den Einde ministerie van VWS PIANOo-bijeenkomst Hoorn (8 februari 2012) Transitie: wat verandert er? Regeer-

Nadere informatie

Het sociale domein in verandering. Kansen voor verbetering

Het sociale domein in verandering. Kansen voor verbetering Het sociale domein in verandering Kansen voor verbetering Veendam, 25 april 2013 Agenda Een korte inleiding Veranderingen in het sociale domein Decentralisaties 2 Het sociale domein verandert De overheid

Nadere informatie