Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Kinderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Kinderen"

Transcriptie

1 Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Kinderen Nicole de Wildt Studentnummer Universiteit van Amsterdam Begeleider Mw. Dr. M.H. Taal Aantal woorden paper: 6702

2 Inhoudsopgave Abstract 2 Hoofdstuk 1: Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Kinderen 3 Hoofdstuk 2: Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Jonge Kinderen 6 Hoofdstuk 3: Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Schoolgaande Kinderen 14 Hoofdstuk 4: Conclusie 21 Literatuurlijst 25 1

3 Abstract Tweetalige kinderen hebben veelal een kleiner vocabulaire in beide talen dan eentalige kinderen, waardoor zij het risico lopen om slechtere schoolprestaties te boeken. In dit literatuuroverzicht werd onderzocht welke processen een rol spelen bij de ontwikkeling van een vocabulaire bij tweetalige jonge kinderen en tweetalige schoolgaande kinderen. Hiertoe werden verschillende onderzoeken besproken waarbij werd gelet op de representativiteit van de steekproeven, de betrouwbaarheid van de meetinstrumenten en de effectgroottes van de gevonden resultaten. Uit de onderzoeken bleek dat naarmate de kinderen meer werden blootgesteld aan een bepaalde taal, hun woordenschat in diezelfde taal groter was. Verder werd aangetoond dat het vocabulaire van de kinderen groter was naarmate hun meer verhaaltjes werden verteld, ze meer werden voorgelezen en er meer conversaties met ze werden gevoerd. Bovendien bleek dat bij schoolgaande kinderen de minderheidstaal meer gevaar liep dan de meerderheidstaal. Het lijkt dus belangrijk tweetalige kinderen zo veel mogelijk aanbod in beide talen te geven en hierbij veel verschillende onderwerpen te behandelen. Bij schoolgaande kinderen moet men zich actiever op de minderheidstaal richten, omdat zij vaak al genoeg worden blootgesteld aan de meerderheidstaal om hierin een goede woordenschat op te bouwen. 2

4 Hoofdstuk 1 Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Kinderen Over de hele wereld zijn er kinderen die tweetalig worden opgevoed. Een reden hiervoor kan zijn dat de ouders verschillende nationaliteiten hebben en allebei hun moedertaal met het kind spreken. Ook kan het zijn dat het land waarin het kind woont meerdere officiële talen heeft. Daarnaast komt het vaak voor dat kinderen met hun gezin naar het buitenland verhuizen en daar van jongs af aan worden geconfronteerd met een andere taal. Al deze verschillende redenen van tweetaligheid brengen ook verschillende vormen van tweetaligheid met zich mee. Zo worden sommige kinderen vanaf de geboorte met twee talen geconfronteerd (simultane tweetaligheid) en sommige leren de tweede taal opeenvolgend aan de andere taal (successieve tweetaligheid). Daarnaast kunnen kinderen uiteenlopende taalniveaus hebben in beide talen. In dit paper is het echter niet nodig om onderscheid te maken tussen de verschillende vormen en niveaus van tweetaligheid. Onder tweetaligheid zal worden verstaan: het tijdens de kindertijd in aanraking komen met en het spreken van twee talen. Er wordt veel gespeculeerd over de positieve en negatieve effecten van een tweetalige opvoeding. Bialystok (2001, aangehaald in Bialystok, Craik & Luk, 2008) deed een aantal positieve bevindingen. Zij toonde aan dat tweetalige kinderen over een betere executieve controle beschikken dan eentalige kinderen. Hierdoor zijn hun cognitieve functies als aandacht, plannen en inhibitievermogen beter ontwikkeld. Dit laatste houdt in dat zij hun primaire, dominante reactie beter kunnen onderdrukken en vervangen door een andere reactie dan eentalige kinderen. Daarnaast zijn de metalinguïstische vaardigheden van tweetalige kinderen sterker ontwikkeld. Dit betekent dat zij een betere kennis hebben van de regels en structuren van een taal (Cromdal, 1999). Een aantal negatieve bevindingen daarentegen is dat tweetaligen minder snel woorden achter elkaar kunnen produceren en dat ze er langer over 3

5 doen om zich woorden te herinneren (Bialystok, 2009). Een andere belangrijke bevinding is dat tweetalige kinderen in de leeftijd van drie tot en met tien jaar in beide talen een kleiner vocabulaire hebben dan eentalige kinderen (Bialystok, Luk, Peets & Yang, 2010). Veel onderzoeken hebben aangetoond dat de grootte van het vocabulaire een belangrijke voorspeller is van leesvaardigheid en schoolprestaties (Adams, 1990, Kastner, May & Hildman, 2001, Ouellette, 2006, Ricketts, Nation & Bishop, 2007, Rohde & Thompson, 2007, Swanson, Rosston, Gerber & Solari, 2008, aangehaald in Bialystok et al., 2010). Het is dus mogelijk dat tweetalige kinderen vanwege hun kleinere vocabulaire slechtere schoolprestaties boeken dan eentalige kinderen. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken of en waarom het vocabulaire van tweetalige kinderen kleiner is dan dat van eentalige kinderen en wat er eventueel voor maatregelen getroffen kunnen worden om hun vocabulaire uit te breiden. Er is reeds veel onderzoek gedaan naar factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van een vocabulaire bij eentalige kinderen. Zo toonden Hoff en Naigles (2002) aan dat het aanbod van taal dat een kind ontvangt, samenhangt met de grootte van zijn vocabulaire. Naarmate kinderen meer taal aangeboden kregen van hun moeders bezaten zij een groter vocabulaire. Weizman en Snow (2001) vonden deze samenhang ook, maar uit hun bevindingen bleek dat de kwaliteit en complexiteit van de aangeboden taal ook belangrijke voorspellers zijn van het vocabulaire van kinderen. Kinderen kunnen veel taalaanbod krijgen, maar als dat aanbod beperkt blijft tot de meest voorkomende woorden, zal het kind geen uitgebreid vocabulaire ontwikkelen. Om dat laatste te bewerkstelligen, is namelijk ook het aanbod van meer gecompliceerde taal nodig. Kortom, voor eentalige kinderen is aangetoond dat naarmate de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod dat zij krijgen groter is, hun vocabulaire ook groter is. Tweetalige kinderen krijgen aanbod vanuit twee talen, waardoor het mogelijk is dat de hoeveelheid aangeboden taal per taal kleiner is dan voor eentalige kinderen. Dit zou er misschien voor 4

6 kunnen zorgen dat zij een minder groot vocabulaire ontwikkelen dan eentalige kinderen. In dit paper wordt dit onderzocht. Er wordt gekeken welke processen bijdragen aan het opbouwen van een vocabulaire bij tweetalige kinderen. Dit wordt gedaan aan de hand van enkele onderzoeken die zijn uitgevoerd in verschillende landen. Bij het bespreken van de onderzoeken zal onder andere worden gekeken naar de representativiteit van de steekproeven en de betrouwbaarheid van de meetinstrumenten. Verder zal bij het interpreteren van de resultaten rekening worden gehouden met de gevonden effectgroottes. Tweetalige kinderen krijgen het aanbod van verschillende talen van verschillende mensen in hun omgeving. Het kan zijn dat de vader en moeder elk een andere taal spreken, maar het kan ook zijn dat thuis (in het eerste opvoedingsmilieu) een andere taal wordt gesproken dan op school (in het tweede opvoedingsmilieu). Jonge kinderen die nog niet naar school gaan, komen in dat laatste geval niet zo regelmatig met de tweede taal in aanraking als schoolgaande kinderen. Het taalaanbod van die taal is dan dus kleiner dan wanneer het kind naar school gaat. Op school wordt bovendien een scala aan onderwerpen behandeld die thuis meestal niet aan bod komen, waardoor de schoolkinderen de mogelijkheid krijgen om een veel uitgebreider vocabulaire op te bouwen. Daarom is het interessant om te onderzoeken of er een verschil is in de factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van het vocabulaire van tweetalige jonge kinderen die nog niet naar school gaan en tweetalige schoolgaande kinderen. In het tweede hoofdstuk zal worden gekeken naar de factoren die bijdragen aan het opbouwen van een vocabulaire van tweetalige jonge kinderen (onder de vijf jaar). Er zullen verschillende onderzoeken worden besproken die hiernaar zijn uitgevoerd. In het derde hoofdstuk wordt ditzelfde gedaan met betrekking tot schoolgaande kinderen. 5

7 Hoofdstuk 2 Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Jonge Kinderen Kinderen die tweetalig worden opgevoed hebben vaak een kleiner vocabulaire in beide talen dan eentalige kinderen. In deze paragraaf wordt gekeken naar de factoren die een rol spelen bij het opbouwen van een vocabulaire van tweetalige jonge kinderen die nog niet naar school gaan. Bij eentalige kinderen spelen de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod dat zij krijgen een rol bij het ontwikkelen van hun vocabulaire. Kinderen die een groter en bovendien rijker taalaanbod krijgen, ontwikkelen een groter vocabulaire dan kinderen die dat niet krijgen (Weizman & Snow, 2001). Om te kijken of dat bij tweetalige kinderen ook zo is, deden Pearson, Fernández, Lewedeg en Oller (1997) een onderzoek onder 25 kinderen uit middenklasse gezinnen die Engels- en Spaanstalig werden opgevoed in Miami (VS). De kinderen waren 8 tot 30 maanden oud. De ouders van de kinderen vulden de MacArthur Communicative Development Inventory (CDI) in. Dit is een lijst waarop de meest voorkomende gesproken en begrepen woorden door kinderen van een bepaalde leeftijd zijn genoteerd. De ouders moesten hierop aangeven of hun kind een bepaald woord al sprak of begreep. Dit deden ze voor zowel Engels als Spaans. Deze lijst had een hoge betrouwbaarheid (Cronbach s Alpha.95 voor woordproductie en.96 voor woordbegrip, gov). Vervolgens moesten de ouders schatten hoeveel tijd per dag hun kind met sprekers van elke taal doorbracht en, als deze sprekers ook tweetalig waren, hoeveel procent van de tijd zij elke taal spraken. Uit het onderzoek bleek dat naarmate er meer tegen de kinderen in een bepaalde taal werd gesproken, hun woordenschat in deze taal groter was (r =.82). Het schatten van de tijd dat kinderen blootgesteld worden aan een taal is wellicht niet de meest betrouwbare manier van het meten van de kwantiteit van taalaanbod, mede vanwege het feit 6

8 dat de informant dezelfde persoon is als degene die de taal aanbiedt (namelijk de ouder). Bovendien is er gebruik gemaakt van een kleine steekproef waardoor de resultaten met enige terughoudendheid geïnterpreteerd moeten worden. De gevonden samenhang tussen het taalaanbod en het vocabulaire is echter zo groot dat het waarschijnlijk is dat deze in zekere mate wel bestaat. Het lijkt er dus op dat de kwantiteit van het aanbod belangrijk is bij het opbouwen van een vocabulaire van tweetalige kinderen. In het onderzoek van Pearson et al. (1997) werd echter niet gekeken naar de kwaliteit van het aanbod, hoewel wel is aangetoond dat dit bij eentalige kinderen van invloed is op het vocabulaire (Weizman & Snow, 2001). Quiroz, Snow en Zhao (2010) richtten zich wel op de kwaliteit van het aanbod en onderzochten of het blootgesteld worden aan complexere taal van invloed was op de woordenschat van tweetalige kinderen. Omdat het lezen van boeken samen met kinderen wordt gekarakteriseerd door het gebruik van een rijk vocabulaire en complexe, informatiedichte zinnen (Weizman & Snow, 2001), onderzochten zij in hoeverre het vaker voorgelezen worden samenhing met een groter vocabulaire. Bovendien keken ze in hoeverre het gebruik van complexere taal door moeders samenhing met de woordenschat van hun kinderen. Zij deden hun onderzoek bij Engels- en Spaanstalige kinderen in de leeftijd van vier tot vijf jaar. De gezinnen van de kinderen waren lid van een organisatie voor gezinnen met zeer lage inkomens en hadden dus een lage SES. Het vocabulaire van de kinderen werd door de onderzoekers gemeten door middel van de Woodcock Johnson Language Proficiency Battery-Revised Picture Vocabulary Test in beide talen. De betrouwbaarheid van deze test is niet bekend. Daarnaast vulden de ouders van de kinderen een vragenlijst in over hoe vaak de kinderen werden voorgelezen in het Engels en in het Spaans. De betrouwbaarheid van deze vragenlijst is ook niet bekend. Verder lieten de onderzoekers de moeders samen met hun kind een boekje lezen zonder tekst, waarbij de moeders zelf het verhaaltje konden verzinnen en vragen konden stellen aan het kind in de taal 7

9 die zij prefereerde. Dit werd gedaan om de complexiteit van de gebruikte taal door de moeders te meten. Bijna alle moeders vertelden het verhaaltje en stelden vragen in het Spaans. De vragen die de moeder stelde tijdens het lezen werden geanalyseerd en gecodeerd. Dit coderen had een gemiddelde tot hoge betrouwbaarheid (Cohen s Kappa =.78). Het onderzoek toonde aan dat het aantal en het soort vragen dat de moeder stelde tijdens het lezen van het boekje samenhingen met het vocabulaire van zowel Spaans als Engels van de kinderen. Naarmate de moeders meer vragen stelden die aanzetten tot het benoemen of uitleggen van wat in het boekje stond, was het vocabulaire van de kinderen in het Spaans en in het Engels groter (respectievelijk r =.59 en r =.24). Daarnaast werd gevonden dat naarmate de ouders vaker voorlazen, de kinderen een grotere woordenschat hadden in de taal waarin werd voorgelezen (r =.24 voor Spaans en.30 voor Engels). Het voorlezen in een bepaalde taal hing niet samen met het vocabulaire in de andere taal. Wat in acht moet worden genomen is dat de kinderen afkomstig waren uit gezinnen met een lage SES. In deze gezinnen wordt over het algemeen een minder rijk taalaanbod gegeven dan in gezinnen met een hoge SES (Hoff, 2006). Het is dan ook mogelijk dat de complexiteit van de gesproken taal in dit onderzoek niet veel varieerde tussen de moeders. Deze variatie wordt door de onderzoekers niet gegeven. Desalniettemin toonde het onderzoek aan dat naarmate de moeders complexere taal aanboden, de woordenschat van de kinderen groter was, zowel in de taal waarin de moeder sprak als in de tweede taal. Ook werd er, ondanks dat er in gezinnen met een lage SES minder vaak wordt voorgelezen dan in gezinnen met een hoge SES (Hoff, 2006), een redelijke samenhang gevonden tussen het voorgelezen worden en de woordenschat van de kinderen. Echter, het is niet bekend hoe betrouwbaar de inschatting van de ouders is met betrekking tot de kwantiteit van het voorlezen. Er zou dus met meer betrouwbare instrumenten uitgewezen moeten worden of de gevonden resultaten ook gelden voor kinderen van een hogere SES. 8

10 Een ander kritiekpunt is dat Quiroz et al. (2010) bij hun onderzoek naar de samenhang tussen voorgelezen worden en het vocabulaire van de kinderen geen rekening hebben gehouden met het algehele taalaanbod dat de kinderen kregen. Het zou kunnen dat kinderen die vaker worden voorlezen sowieso meer taalaanbod krijgen dan kinderen die minder vaak worden voorgelezen. Patterson (2002) hield in haar onderzoek wel rekening met de totale blootstelling aan een taal. Zij onderzocht in hoeverre voorgelezen worden en televisie kijken samenhingen met het vocabulaire van tweetalige kinderen. Het televisie kijken werd onderzocht, omdat bij eentalige kinderen is aangetoond dat naarmate zij vaker opvoedkundige programma s op televisie kijken, hun vocabulaire groter is (Rice, Huston, Truglio & Wright, 1990, aangehaald in Patterson, 2002). De kinderen die meededen aan het onderzoek waren Engels/Spaans tweetalig en waren 21 tot 27 maanden oud. Ze woonden allemaal in Albuquerque (VS) en waren afkomstig van gezinnen met uiteenlopende SES. De ouders gaven op een vragenlijst aan hoe vaak hun kinderen werden voorgelezen in elke taal en hoe vaak zij televisie keken in elke taal. Daarnaast gaven ze het percentage van de tijd aan dat per taal tegen het kind werd gesproken. De betrouwbaarheid van deze vragenlijst is niet bekend. Verder vulden zij de Spanish-English Vocabulary Checklist in om het vocabulaire van de kinderen te meten. Dit is een lijst waarop ouders aangeven welke woorden hun kind spreekt en begrijpt. Aangetoond is dat er een redelijke samenhang bestaat tussen het aantal woorden dat de ouders rapporteren en het aantal woorden dat de kinderen gebruiken tijdens opgenomen sessies met de ouders (r =.66, Patterson, 2000). De gebruikte lijst is dus redelijk betrouwbaar. Uit het huidige onderzoek bleek dat naarmate dat ouders vaker voorlazen, het vocabulaire van de kinderen in diezelfde taal groter was (r =.26). Hierbij werd, zoals gezegd, rekening gehouden met het algehele taalaanbod dat de kinderen per taal kregen. Het voorgelezen worden hing niet samen met het vocabulaire in de andere taal. Televisie kijken hing niet samen met de grootte van de woordenschat, noch in het Engels, noch in het Spaans. 9

11 De kinderen in het onderzoek van Patterson (2002) kwamen, in tegenstelling tot die uit het onderzoek van Quiroz et al. (2010), uit gezinnen met een grote verscheidenheid aan SES. Wederom was de betrouwbaarheid van de vragenlijst over het voorlezen en het televisie kijken niet bekend, maar de resultaten wezen wel in dezelfde richting als die uit het onderzoek van Quiroz et al., namelijk dat naarmate kinderen vaker worden voorgelezen, hun vocabulaire in die taal groter is. Het televisie kijken bleek niet samen te hangen met de grootte van het vocabulaire. Er werd echter alleen gevraagd naar het televisie kijken in het algemeen en niet naar de specifieke programma s die de kinderen keken. Onderzoek onder eentaligen heeft, zoals gezegd, aangetoond dat het gaat om het kijken naar opvoedkundige programma s. Het zou dus kunnen dat er daarom geen samenhang is gevonden. Bovenstaande onderzoeken zijn allemaal uitgevoerd in de Verenigde Staten. Om te kijken of gelijksoortige resultaten gevonden konden worden in ons eigen land, deden Scheele, Leseman en Mayo (2010) onderzoek bij tweetalige Nederlands-Turkse en Nederlands- Marokkaanse kinderen en eentalige Nederlandse kinderen. Zij betrokken de eentalige Nederlandse groep bij hun onderzoek om te kijken of tweetaligen misschien sowieso meer of minder taalaanbod krijgen dan eentaligen en of de samenhang daarvan met het vocabulaire gelijk is. De in totaal 162 kinderen waren gemiddeld drie jaar oud en woonden allen in Nederland. Ze waren afkomstig uit twee grote steden en waren willekeurig uitgekozen. De SES van de Nederlandse kinderen was hoger dan die van de tweetalige kinderen. Voor het onderzoek vulden de ouders van de kinderen een vragenlijst in die gebaseerd was op de Early Childhood versie van de HOME Observation Scheme. Op deze lijst gaven de ouders aan hoe vaak ze met hun kinderen lazen, conversaties hadden, zongen, verhaaltjes vertelden en hoe vaak de kinderen opvoedkundige programma s op televisie keken. De lijst had een redelijk tot hoge betrouwbaarheid voor de meeste schalen (Cronbach s Alpha van.57 tot.90), behalve voor de conversatieschaal in de Marokkaanse subgroep (Cronbach s Alpha.41). Verder werd 10

12 met een Raven s Coloured Progressive Matrices (CPM) de nonverbale intelligentie van de kinderen gemeten om te kijken of de drie groepen verschilden in een ander opzicht dan taalvaardigheid. Deze test is voldoende betrouwbaar ( Ten slotte werd door middel van de Diagnostic Test of Bilingualism de woordenschat van de kinderen gemeten. Bij de tweetaligen werd dit voor hun beide talen gedaan en bij de eentaligen alleen voor het Nederlands. De test had een hoge betrouwbaarheid (Cronbach s Alpha van.77 tot.89). Uit het onderzoek bleek dat de tweetalige kinderen een kleinere Nederlandse woordenschat hadden dan de Nederlandse kinderen en ook een kleinere woordenschat in hun moedertaal vergeleken met de Nederlanders. Dit komt overeen met de bevindingen van Bialystok et al. (2010). De tweetaligen verschilden niet met de eentaligen in nonverbale intelligentie. Dit kon het verschil in taalvaardigheid dus niet verklaren. Verder bleek dat de Turkse en Marokkaanse kinderen minder taalaanbod kregen in hun moedertaal door middel van voorlezen, verhaaltjes vertellen, conversaties, zingen en televisie kijken dan de Nederlandse kinderen. Ook kregen de Turkse en Marokkaanse kinderen minder taalaanbod in het Nederlands dan de Nederlandse kinderen. Veel van de activiteiten (zoals conversaties voeren en voorlezen) werden door de tweetaligen in het Nederlands nauwelijks gedaan. Voor de Nederlandse kinderen werd gevonden dat hun woordenschat groter was naarmate ze meer werden voorgelezen (r =.41), conversaties voerden (r =.59) en verhaaltjes verteld kregen (r =.37). Zingen en televisie kijken hingen niet samen met de grootte van hun woordenschat. Bij de Turks-Nederlandse kinderen werd gevonden dat hun Turkse woordenschat groter was naarmate zij in het Turks meer conversaties voerden (r =.45) en meer verhaaltjes verteld kregen (r =.33). Hun Nederlandse woordenschat was groter naarmate zij in het Nederlands meer conversaties voerden (r =.27), meer verhaaltjes verteld kregen (r =.40) en meer liedjes zongen (r =.42). Voorgelezen worden hing niet samen met de woordenschat, noch in het Nederlands, noch in het Turks. Bij de Marokkanen werd gevonden dat hun woordenschat in 11

13 de moedertaal groter was naarmate zij in hun moedertaal meer conversaties voerden (r =.39) en meer verhaaltjes verteld kregen (r =.41). Hun Nederlandse woordenschat was groter naarmate zij in het Nederlands vaker liedjes zongen (r =.34). Ook bij de Marokkanen werd geen samenhang gevonden tussen voorgelezen worden en de woordenschat. De tweetalige kinderen uit het onderzoek kwamen van gezinnen met een lagere SES dan de eentalige kinderen. Het feit dat de tweetaligen minder taalaanbod kregen door middel van voorlezen, verhaaltjes vertellen, conversaties, zingen en televisie kijken dan de Nederlandse kinderen, zou daardoor verklaard kunnen worden. Het kan echter ook zo zijn dat het in de Turkse en Marokkaanse cultuur minder gebruikelijk is om dit soort activiteiten met kinderen uit te voeren. Misschien voeren zij andere activiteiten uit met hun kinderen welke bijdragen aan het vergroten van het vocabulaire. Dit is niet onderzocht. Het zou dus kunnen dat er geen samenhang werd gevonden tussen bijvoorbeeld voorgelezen worden en de woordenschat van de kinderen, omdat het in hun cultuur niet gebruikelijk is om voor te lezen. Uit het onderzoek kan wel geconcludeerd worden dat voor alle kinderen de frequentie van het voeren van conversaties en het verteld krijgen van verhaaltjes in redelijke tot sterke mate samenhing met het vocabulaire in diezelfde taal. Een mogelijke verklaring voor de bevinding dat het zingen van liedjes voor de Nederlandse kinderen niet samenhing met de grootte van hun vocabulaire en voor de tweetalige kinderen wel, is dat de woordenschat van de Nederlandse kinderen al zo groot was, dat de relatief simpele teksten uit de kinderliedjes hier niet veel meer aan bijdroegen. De Turkse en Marokkaanse kinderen hadden echter een beperkter Nederlands vocabulaire en konden op die manier wellicht nog wel wat leren van de kinderliedjes. Dit is echter een hypothese, vervolgonderzoek zou hier dieper op in moeten gaan. De bevinding dat het kijken van opvoedkundige programma s op televisie niet samenhing met het vocabulaire van de kinderen is een aanvulling op het onderzoek van Patterson (2002) waarin niet naar de specifieke programma s werd gevraagd die de kinderen 12

14 keken. In het huidige onderzoek is wel gevraagd naar de frequentie van het kijken van opvoedkundige programma s. De resultaten wezen echter hetzelfde uit als bij Patterson, namelijk dat de grootte van het vocabulaire er niet mee samenhing. Uit bovenstaande onderzoeken kunnen voorzichtig een aantal conclusies worden getrokken. Ondanks het feit dat niet van alle onderzoeken de betrouwbaarheid van de meetinstrumenten bekend is en sommige onderzoeken sterkere samenhangen lieten zien dan andere, wezen ze wel veelal in dezelfde richting. Ten eerste is aangetoond dat het algehele taalaanbod dat een niet schoolgaand kind onder de zes jaar krijgt, samenhangt met de ontwikkeling van een groter vocabulaire in diezelfde taal. Het lijkt dus belangrijk te zijn om een kind zo veel mogelijk bloot te stellen aan beide talen om beide vocabulaires te vergroten. Een aantal activiteiten die samenhangen met een groter vocabulaire is: het voorlezen van kinderen, het voeren van conversaties en het vertellen van verhaaltjes. Het bleek dat het vocabulaire van de kinderen groter was naarmate ze meer werden voorgelezen, er meer conversaties met ze werden gevoerd en er meer verhaaltjes aan ze werden verteld. Verder is aangetoond dat naarmate kinderen in hun tweede taal meer liedjes zongen, hun vocabulaire in die taal groter was. Dit laatste is mogelijk alleen het geval wanneer de woordenschat van het kind nog vrij beperkt is en de simpele teksten van de kinderliedjes dus nog iets kunnen bijdragen. Dit is echter een hypothese die verder onderzocht zou moeten worden. De bovenstaande resultaten geven aan welke factoren samenhangen met het ontwikkelen van een vocabulaire van tweetalige jonge kinderen. Schoolgaande kinderen hebben te maken met twee opvoedingsmilieus waarin vaak twee verschillende talen worden gesproken. Mogelijkerwijs spelen bij schoolgaande kinderen dan ook andere factoren een rol bij het ontwikkelen van een vocabulaire dan bij jonge kinderen. In het volgende hoofdstuk wordt dit verder onderzocht. 13

15 Hoofdstuk 3 Het Opbouwen van een Vocabulaire bij Tweetalige Schoolgaande Kinderen In het vorige hoofdstuk zijn enkele factoren besproken die samenhangen met de ontwikkeling van een vocabulaire van tweetalige jonge kinderen. Jonge kinderen verschillen met schoolgaande kinderen op een belangrijk punt: zij hebben te maken met één opvoedingsmilieu (thuis) en schoolgaande kinderen hebben te maken met twee opvoedingsmilieus (school en thuis) waar vaak twee verschillende talen worden gesproken. Schoolgaande kinderen krijgen dus, in tegenstelling tot jonge kinderen, taalaanbod van verschillende mensen en veelal op een breder niveau. Op school wordt een scala aan onderwerpen behandeld die thuis meestal niet aan bod komen, waardoor de leerlingen de mogelijkheid krijgen om een veel uitgebreider vocabulaire op te bouwen. Verder hebben kinderen op school naast het contact met volwassenen ook veel te maken met leeftijdsgenoten. Het is daarom mogelijk dat bij tweetalige schoolgaande kinderen andere factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van een vocabulaire dan bij jonge kinderen. In deze paragraaf wordt dit onderzocht. Duursma et al. (2007) onderzochten welke factoren samenhingen met de ontwikkeling van een vocabulaire bij 96 Engels-Spaans tweetalige kinderen. De leerlingen waren tien tot elf jaar oud en zaten in de vijfde klas. Vier scholen in verschillende steden in de Verenigde Staten deden mee aan het onderzoek. De helft van de gezinnen waar de kinderen deel van uitmaakten, leefde beneden de armoedegrens en hadden dus een lage SES. Een deel van de kinderen had zijn eerste schooljaren op een school doorgebracht waar leren lezen in het Spaans werd onderwezen en een deel van de kinderen had alleen leesonderwijs in het Engels gehad. De ouders van de kinderen vulden de Parent Interview Response in. Hiermee gaven zij aan hoeveel procent van de tijd zij thuis Engels en Spaans spraken. Deze vragenlijst had een 14

16 hoge betrouwbaarheid (Cronbach s Alpha.93). Verder werd bij de kinderen de Picture vocabulary subtest of the Woodcock Language Proficiency Battery Revised afgenomen. Deze test had ook een hoge betrouwbaarheid (Cronbach s Alpha.88). Het onderzoek toonde aan dat het Engelse vocabulaire van de kinderen groter was naarmate er thuis meer Engels werd gesproken met de moeder (r =.25), vader (r =.35) en broers en zussen (r =.29). Voor Spaans gold hetzelfde. De kinderen hadden een groter Spaans vocabulaire naarmate er meer Spaans werd gesproken met de moeder (r =.38), vader (r =.31) en broers en zussen (r =.42). Verder bleek de grootte van het vocabulaire van de kinderen samen te hangen met het gegeven of zij hun eerste jaren leesonderwijs in het Spaans of in het Engels hadden gevolgd. De effectgroottes zijn hierbij door de onderzoekers weergegeven als correlatiecoëfficiënten (r). De kinderen die hun eerste jaren leesonderwijs in het Spaans hadden gevolgd, hadden een veel groter Spaans vocabulaire dan de kinderen die alleen in het Engels onderwijs hadden gevolgd (r =.60). De kinderen die hun eerste jaren leesonderwijs in het Engels hadden gevolgd, hadden een groter Engels vocabulaire dan de kinderen die dit in het Spaans hadden gevolgd (r =.46). Samengevat betekent dit dat naarmate er thuis (in het eerste opvoedingsmilieu) meer in een bepaalde taal tegen de kinderen werd gesproken, het vocabulaire van de kinderen in diezelfde taal groter was. Voor de school (het tweede opvoedingsmilieu) gold dat ook. Onderwijs krijgen in een bepaalde taal hing samen met de grootte van het vocabulaire in diezelfde taal. Echter, de samenhang tussen het leesonderwijs in het Spaans en het Spaanse vocabulaire van de kinderen was middelgroot, maar dat van Engels leesonderwijs en het Engelse vocabulaire was slechts klein. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kinderen die in de Verenigde Staten opgroeien en naar school gaan, sowieso al veel met de Engelse taal in aanraking komen, ook al gaan zij naar een school waar zij lessen in het Spaans krijgen. Het Engels is in dit geval de meerderheidstaal, de taal die overal om hen heen gesproken wordt. Het Spaans daarentegen is in de Verenigde Staten een 15

17 minderheidstaal. Het kan dus in dit geval belangrijk zijn om meer aandacht en tijd te besteden aan de minderheidstaal om hierin een groter vocabulaire op te bouwen, bijvoorbeeld door middel van het aanbod van onderwijs in de minderheidstaal. De meerderheidstaal lijkt hierdoor geen gevaar te lopen. De kinderen uit het onderzoek kwamen veelal uit gezinnen met een lage SES. Aangetoond is dat in deze gezinnen over het algemeen minder taal aanboden wordt en dat dit aanbod bovendien minder rijk is (Hoff, 2006). Het zou dus kunnen dat de door Duursma et al. (2007) gevonden resultaten niet generaliseerbaar zijn naar kinderen van een hogere SES. Wel zou het onderzoek te generaliseren zijn naar de Nederlandse situatie. Hier komen tweetalige allochtone kinderen (bv. Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen) ook vaker uit gezinnen met een lagere SES dan Nederlandse kinderen. Dit geldt echter niet voor alle tweetalige kinderen. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken of deze resultaten ook gelden voor kinderen uit gezinnen met een hogere SES, zoals Dixon (2011) deed. Zij onderzocht welke factoren samenhingen met de ontwikkeling van een vocabulaire van 284 tweetalige kinderen op kleuterscholen in Singapore, die afkomstig waren van gezinnen met een grote variatie in SES. De kinderen behoorden tot een van de drie etnische meerderheidsgroepen: Chinezen, Maleisiërs en Indiërs. Binnen deze groepen werd een willekeurige selectie gemaakt. De kinderen spraken Engels op school, wat standaard is in Singapore, en thuis één van de drie andere officiële talen van het land; Chinees, Maleis of Tamil. De kinderen zaten op verschillende kleuterscholen verspreid over Singapore en waren gemiddeld zes jaar oud. De Peabody Picture Vocabulary Test Third Edition werd afgenomen om het Engelse vocabulaire van de kinderen te meten. Deze had een hoge betrouwbaarheid (Cronbach s Alpha.96). Daarnaast werd deze test vertaald in de andere drie officiële talen en werd bij elk kind de vertaalde versie van zijn eigen moedertaal afgenomen. Ook deze versies hadden een hoge betrouwbaarheid (split-half reliability.97). Daarnaast 16

18 vulden de ouders een vragenlijst in waarin zij aangaven hoe hoog hun jaarinkomen was en hoeveel jaar de moeder naar school was geweest (om de SES te meten), in welke taal de hoofdopvoeder meestal met de kinderen sprak (altijd Engels, gemengd of altijd de moedertaal) en in welke taal de kinderen televisie keken (altijd Engels, gemengd of altijd de moedertaal). De betrouwbaarheid van deze vragenlijst is niet bekend. Uit de resultaten bleek dat het Engelse vocabulaire van de kinderen groter was naarmate hun moeder meer opleiding genoten had (r =.42) en naarmate het jaarinkomen van het gezin hoger was (r =.42). Deze twee factoren hingen ook in geringe mate samen de hoeveelheid Engels die binnen het gezin werd gesproken (respectievelijk r =.13 en r =.21). Hoe meer opleiding de moeder genoten had en hoe hoger het jaarinkomen was, hoe meer Engels er binnen het gezin werd gesproken. Daarnaast werd er een samenhang gevonden tussen de taal die de hoofdopvoeder tegen de kinderen sprak en de grootte van het vocabulaire van de kinderen in diezelfde taal. Alle effectgroottes zijn hierbij door de onderzoekers weergegeven als correlatiecoëfficiënten (r). Als de hoofdopvoeder alleen Engels sprak, hadden de kinderen een groter Engels vocabulaire en een kleiner vocabulaire in de moedertaal dan wanneer de hoofdopvoeder niet alleen Engels sprak (r =.18 en r = -.15). Als de hoofdopvoeder alleen de moedertaal sprak, hadden de kinderen een kleiner Engels vocabulaire en een groter vocabulaire in de moedertaal dan wanneer de hoofdopvoeder niet alleen de moedertaal sprak (r = -.22 en r =.25). Als de hoofdopvoeder gemengd sprak (dus de moedertaal en het Engels allebei gebruikte) hadden de kinderen een groter Engels vocabulaire, maar een kleiner vocabulaire in de moedertaal dan wanneer de hoofdopvoeder maar één taal sprak (r =.11 en r = -.15). Alle gevonden effectgroottes zijn slechts klein. Verder toonde het onderzoek aan dat kinderen die televisie keken in het Engels een groter Engels vocabulaire hadden en een kleiner vocabulaire in de moedertaal dan de kinderen die niet alleen naar Engelse televisie keken (r =.37 en r = -.20). Kinderen die alleen televisie keken in de moedertaal hadden een groter vocabulaire in de 17

19 moedertaal en een kleiner vocabulaire in het Engels dan de kinderen die niet alleen televisie keken in hun moedertaal (r =.13 en r = -.17). Ook deze effectgroottes zijn slechts klein. Dit onderzoek laat dus zien dat voor zowel kinderen uit gezinnen met een lage als met een hoge SES geldt dat de taal die de hoofdopvoeder spreekt, samenhangt met het vocabulaire van de kinderen in diezelfde taal, ook al spreken de kinderen Engels op school. Wat opvallend was, was dat het gemengd praten van de hoofdopvoeder verschillende samenhangen had met het Engelse vocabulaire en het vocabulaire in de moedertaal. Het Engelse vocabulaire was juist groter en het vocabulaire in de moedertaal kleiner als de hoofdopvoeder twee talen sprak met het kind. Ook deze samenhangen waren zwak, maar wel opvallend. Zij zouden, net als in het onderzoek van Duursma et al. (2007), kunnen worden verklaard door het feit dat de kinderen op school Engels spraken, waardoor zij sowieso aan de Engelse taal werden blootgesteld. Voor de moedertaal gold dit niet. Als de hoofdopvoeder twee talen sprak, was de algehele blootstelling aan de moedertaal dus kleiner en aan het Engels groter. Dit kan het verschil in samenhang met de twee talen verklaren. Ook bleek het televisie kijken, in tegenstelling tot eerder genoemde onderzoeken in hoofdstuk twee, ook positief samen te hangen met het vocabulaire in dezelfde taal. De effecten waren niet groot, maar wel aanwezig. Ondanks het feit dat de betrouwbaarheid van de vragenlijst die bij de ouders werd afgenomen niet bekend is en de samenhang maar klein, wijzen de resultaten wel in dezelfde richting als de resultaten uit het onderzoek van Duursma et al. (2007). Bovendien zijn in dit onderzoek kinderen uit gezinnen met een verscheidenheid aan SES meegenomen, waardoor de resultaten breder generaliseerbaar zijn. Daarnaast ging het in het onderzoek van Dixon (2011) om tweetalige kinderen waarvan de twee talen weinig overeenkwamen (bv. Engels en Chinees). In Nederland is de tweede taal van kinderen vaak ook heel verschillend van het Nederlands (bv. Arabisch). Het onderzoek lijkt erop te wijzen dat dit niet uitmaakt voor de processen die een rol spelen bij het leren van een tweede taal bij een kind. 18

20 Uit bovenstaande onderzoeken is gebleken dat er ook bij schoolgaande kinderen een samenhang bestaat tussen de taal die thuis wordt gesproken en het vocabulaire van de kinderen in diezelfde taal. Bij het ene onderzoek is deze samenhang sterker dan bij het andere, maar alle resultaten wijzen in dezelfde richting, namelijk dat naarmate er thuis meer in een taal wordt gesproken, het kind een groter vocabulaire in die taal heeft. Het vocabulaire in de andere taal is juist kleiner naarmate er thuis meer in de ene taal wordt gesproken. Schoolgaande kinderen hebben te maken met een tweede opvoedingsmilieu, namelijk de school. Uit het onderzoek van Duursma et al. (2007) kan worden geconcludeerd dat de taal die op school gesproken wordt ook bijdraagt aan het vocabulaire van de kinderen in die taal en dat dit effect sterker is voor de minderheidstaal dan voor de meerderheidstaal van een land. Het onderzoek van Dixon (2011) vond minder sterke resultaten, maar deze waren wel vergelijkbaar. Als opvoeders thuis twee talen spraken en op school de meerderheidstaal werd gesproken, was het vocabulaire van de kinderen in de meerderheidstaal groter en in de moedertaal (minderheidstaal) kleiner dan wanneer de opvoeders thuis alleen de moedertaal spraken. Kinderen werden dan waarschijnlijk niet meer genoeg aan de minderheidstaal blootgesteld. Het kan dus belangrijk zijn meer aanbod in de minderheidstaal te geven om ervoor te zorgen dat de kinderen een grotere woordenschat opbouwen in die taal. Op de meerderheidstaal hoeft men zich minder actief te richten, aangezien kinderen hier al genoeg mee in aanraking komen om een goede woordenschat op te bouwen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het contact met leeftijdsgenootjes en leraren, maar ook buiten school, bijvoorbeeld op straat, op televisie en in winkels. Een goede manier om de woordenschat van kinderen te vergroten, lijkt volgens het onderzoek van Dixon (2011) het kijken van televisie. De kinderen die televisie keken in een bepaalde taal, hadden een grotere woordenschat in diezelfde taal dan kinderen die dat niet deden. Dit effect is wederom alleen gevonden voor het vocabulaire in dezelfde taal en geldt 19

21 dus niet voor het vocabulaire in de andere taal. Of het televisie kijken in het algemeen of alleen het kijken naar specifieke programma s bijdraagt aan een grotere woordenschat is niet bekend. Vervolgonderzoek zou dit moeten uitwijzen. 20

22 Hoofdstuk 4 Conclusie en Discussie In bovenstaand literatuuroverzicht is gekeken welke processen bijdragen aan het opbouwen van een vocabulaire bij tweetalige kinderen. Eerst is een aantal onderzoeken besproken die zijn gedaan bij jonge, niet schoolgaande kinderen en vervolgens is een aantal onderzoeken besproken over schoolgaande kinderen. Alhoewel de resultaten van de verschillende onderzoeken niet allemaal heel sterk waren en van sommige meetinstrumenten de betrouwbaarheid niet bekend is, wezen de resultaten wel veelal in dezelfde richting. Het bleek dat naarmate tweetalige kinderen meer aanbod kregen in een bepaalde taal, hun vocabulaire in diezelfde taal groter was. Het aanbod in een bepaalde taal hing niet samen met het vocabulaire in de andere taal. Bovendien leek de kwaliteit van het aanbod ook van belang te zijn. Naarmate kinderen aan meer complexe taal werden blootgesteld, was hun vocabulaire groter. De verschillende onderzoeken wezen uit dat een aantal activiteiten die samenhangen met een groter vocabulaire is: het voorlezen van boeken, het voeren van conversaties en het vertellen van verhaaltjes. Het bleek dat het vocabulaire van de kinderen groter was naarmate ze meer werden voorgelezen, er meer conversaties met ze werden gevoerd en er meer verhaaltjes aan ze werden verteld. Of televisie kijken ook samenhangt met een groter vocabulaire is niet eenduidig aangetoond. De taal van het land waar kinderen in wonen wordt ook wel de meerderheidstaal genoemd. Hier worden ze, naarmate ze ouder worden, steeds meer aan blootgesteld doordat ze steeds meer in aanraking komen met de wereld buiten het gezin. Ook op school wordt veelal de meerderheidstaal gesproken. Uit de onderzoeken onder schoolgaande kinderen bleek dat naarmate kinderen thuis minder vaak de meerderheidstaal spraken, hun vocabulaire in 21

23 deze taal niet veel kleiner was. Echter, naarmate de kinderen minder vaak de minderheidstaal spraken, was hun vocabulaire in deze taal wel veel kleiner. Bij al het gerapporteerde onderzoek kan men zich afvragen wat de oorzaak en wat het gevolg is van de gevonden samenhangen. De bevinding dat kinderen een grotere woordenschat hebben naarmate zij meer worden voorgelezen, kan bijvoorbeeld op twee manieren worden verklaard. Het zou kunnen dat kinderen door de hogere kwaliteit van de aangeboden taal bij voorlezen een grotere woordenschat opbouwen. Voorlezen wordt namelijk gekarakteriseerd door het gebruik van een rijk vocabulaire en complexe, informatiedichte zinnen (Weizman & Snow, 2001). Het is echter ook mogelijk dat kinderen die een groter vocabulaire hebben, meer plezier beleven aan het voorlezen en hier dus ook vaker om vragen. Bij eentalige kinderen is door middel van experimenteel onderzoek aangetoond dat het voorlezen een groter vocabulaire veroorzaakt (Dale, Crain-Thorenson, Nortari-Syverson & Cole, 1996, Lonigan & Whitehurst, 1998, Scarborough & Dobrich, 1994, aangehaald in Patterson, 2002). Om te kijken of dit bij tweetalige kinderen ook het geval is, zou experimenteel onderzoek bij hen moeten worden uitgevoerd. Ook bijvoorbeeld de invloed van televisie kijken op de woordenschat zou experimenteel moeten worden onderzocht. Hierbij zou één groep kinderen gedurende een bepaalde periode educatieve programma s op televisie kunnen kijken en een andere groep niet. Vervolgens zou gekeken moeten worden of de vocabulaires van de kinderen achteraf van elkaar verschillen. Ondanks het gebrek aan experimenteel onderzoek lijkt het aannemelijk dat het bij tweetalige kinderen belangrijk is om zo veel mogelijk aanbod in beide talen te geven om de vocabulaires te vergroten. Ouders zouden moeten proberen om in beide talen zo veel mogelijk conversaties met hun kinderen te voeren over allerlei soorten onderwerpen. Het is daarbij belangrijk om in elke taal de verschillende onderwerpen te behandelen en niet de 22

24 één-situatie-één-taal-methode aan te houden. Deze methode houdt in dat in bepaalde situaties altijd in de ene taal wordt gesproken en in andere situaties altijd in de andere taal. Op die manier krijgen de kinderen dus niet de kans om het vocabulaire dat in een situatie wordt gebruikt in de andere taal te leren. Een goede manier om nieuw vocabulaire te introduceren is het vertellen van verhaaltjes of het voorlezen van boeken. Hierbij kunnen de kinderen meegenomen worden naar werelden buiten de directe omgeving waardoor er een grote variëteit aan onderwerpen behandeld kan worden. Wederom is het belangrijk dit in beide talen te doen. Tweetalige schoolgaande kinderen worden veel meer blootgesteld aan de meerderheidstaal van een land dan jonge, niet schoolgaande kinderen. De leerlingen spreken vaak op school de meerderheidstaal met leraren en leeftijdsgenoten en horen het bovendien overal om zich heen (op straat, op televisie, in winkels etc.). Zij krijgen dus buiten het gezin om al heel veel aanbod in deze taal. Het is dan juist de minderheidstaal (veelal de taal die thuis wordt gesproken) die gevaar loopt. Zodra het kind naar school gaat en zich meer beweegt in de wereld buiten het gezin, lijkt het dus belangrijk om zich actiever op de minderheidstaal te richten om dat vocabulaire te ontwikkelen. Het kan dan nodig zijn om thuis zo veel mogelijk de minderheidstaal te spreken en hierbij ook onderwerpen te bespreken die meestal alleen op school behandeld worden. De ouder kan het kind bijvoorbeeld aansporen om in de minderheidstaal over zijn schooldag te vertellen of het kind in deze taal boeken laten lezen. Ouders hoeven hierbij niet bang te zijn dat de kinderen erg achter raken in de meerderheidstaal. Een kritiekpunt op alle besproken onderzoeken is dat ze allemaal zijn ontworpen door mensen met een westerse cultuur. Er is onderzoek gedaan naar verschillende activiteiten die samenhangen met een groter vocabulaire bij tweetalige kinderen, maar dit zijn allemaal activiteiten die veelal worden uitgevoerd door opvoeders met een westerse cultuur (bv. 23

25 voorlezen). Het zou juist interessant zijn om te kijken wat voor activiteiten in andere culturen worden uitgevoerd die kunnen bijdragen aan het vergroten van de woordenschat van kinderen. In vervolgonderzoek zouden bijvoorbeeld open vragen aan de ouders kunnen worden gesteld, waarin zij zelf kunnen aangeven wat zij doen om de taalvaardigheid van hun kinderen te verbeteren. Vooralsnog kan worden geconcludeerd dat het goed mogelijk is voor tweetalige kinderen om een groot vocabulaire te ontwikkelen in beide talen, mits er genoeg aandacht wordt besteed aan de opbouw hiervan. Waarschijnlijk moet hier actiever aan worden gewerkt dan bij eentalige kinderen en moet het automatisch vervallen in een bepaalde taal soms worden tegengegaan. Als dit bewerkstelligd wordt, hoeven kinderen geen nadelen te ondervinden van hun tweetalige opvoeding, maar kunnen ze er juist veel voordeel uit halen. 24

26 Literatuurlijst Bialystok, E. (2009). Bilingualism: The good, the bad, and the indifferent. Bilingualism: Language and Cognition, 12, Bialystok, E., Craik, F.I.M., & Luk, G. (2008). Lexical access in bilinguals: Effects of vocabulary size and executive control. Journal of Neurolinguistics, 21, Bialystok, E., Luk, G., Peets, K.F., & Yang, S. (2010). Receptive vocabulary differences in monolingual and bilingual children. Bilingualism: Language and Cognition, 13, Coloured Progressive Matrices. (z.j.) Opgehaald 10 juni 2011, van documentatie.nl/test_details.php?id=286 Cromdal, J. (1999). Childhood bilingualism and metalinguistic skills: Analysis and control in young Swedisch-English bilinguals. Applied Psycholinguistics, 20, Dixon, L. Q. (2011). The role of home and school factors in predicting English vocabulary among bilingual kindergarten children in Singapore. Applied Psycholinguistics, 32, Duursma, E., Romero-Contreras, S., Szuber, A., Proctor, P., Snow, C., August, D., & Calderón, M. (2007). The role of home literacy and language environment on bilinguals' English and Spanish vocabulary development. Applied Psycholinguistics, 28, Hoff, E. (2006). How social contexts support and shape language development. Developmental Review, 26, Hoff, E., & Naigles, L. (2002). How children use input to acquire a lexicon. Child Development, 73, MacArthur Communicative Development Inventories. (z.j.) Opgehaald 28 mei 2011, van g/res_meas_cdiaa.html. Patterson, J.L. (2000). Observed and reported expressive vocabulary and word combinations in bilingual toddlers. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 43,

27 Patterson, J.L. (2002). Relationships of expressive vocabulary to frequency of reading and television experience among bilingual toddlers. Applied Psycholinguistics, 23, Pearson, B. Z., Fernandez, S. C., Lewedeg, V., & Oller, D. K. (1997). The relation of input factors to lexical learning by bilingual infants. Applied Psycholinguistics, 18, Quiroz, B.G., Snow, C.E., & Zhao, J. (2010). Vocabulary skills of Spanish English bilinguals: impact of mother child language interactions and home language and literacy support. International Journal of Bilingualism, 14 (4), Scheele, A.F., Leseman, P.P.M., & Mayo, A.Y. (2010). The home language environment of monolingual and bilingual children and their language proficiency. Applied Psycholinguistics, 31, Weizman, Z.O., & Snow, C.E. (2001). Lexical input as related to children's vocabulary acquisition: Effects of sophisticated exposure and support for meaning. Developmental Psychology, 37,

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Over de hele wereld groeien veel kinderen met een migrantenachtergrond tweetalig op, omdat hun etnische of eerste taal verschilt van de meerderheidstaal, hun tweede taal. De etnische

Nadere informatie

Betekenis van vaderschap

Betekenis van vaderschap Betekenis van vaderschap Conferentie vader-empowerment G.O.Helberg Kinder-en Jeugdpsychiater Materiaal ontleed aan onderzoek: Prof. dr. Louis Tavecchio Afdeling POWL, Universiteit van Amsterdam Een paar

Nadere informatie

Voorlezen in meertalige gezinnen, wat is het?

Voorlezen in meertalige gezinnen, wat is het? Voorlezen in meertalige gezinnen, wat is het? Wat is er fijner en gezelliger dan voorlezen? Lekker samen in een hoekje, in een stoel, of s avonds op de rand van het bed een verhaaltje (en nog eentje, en

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Basisschooladviezen en etniciteit Onderzoeksverslag, 29 januari 2007

Basisschooladviezen en etniciteit Onderzoeksverslag, 29 januari 2007 Afdeling Onderwijs Team Monitoring & Bedrijfsvoering Basisschooladviezen en etniciteit Onderzoeksverslag, 29 januari 2007 Verwijderd: Bassischooladv iezen Vraagstelling Dit onderzoek is uitgevoerd om antwoord

Nadere informatie

Wetenschappelijk Congres: Stichting Lezen Effecten van de VoorleesExpress

Wetenschappelijk Congres: Stichting Lezen Effecten van de VoorleesExpress Wetenschappelijk Congres: Stichting Lezen Effecten van de VoorleesExpress Aike Broens, MSc, Erasmus Universiteit Rotterdam Prof. Dr. Roel van Steensel, Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit

Nadere informatie

Running head: TAALAANBOD OUDERS OP WOORDENSCHAT EENTALIGEN EN TWEETALIGEN 1

Running head: TAALAANBOD OUDERS OP WOORDENSCHAT EENTALIGEN EN TWEETALIGEN 1 Running head: TAALAANBOD OUDERS OP WOORDENSCHAT EENTALIGEN EN TWEETALIGEN 1 Invloed van Taalstimulerende Activiteiten in de Thuissituatie op de Woordenschat van Eentalige en Tweetalige 3-, 4- en 5-jarigen

Nadere informatie

De VVE-indicatie in Relatie tot de Nederlandse Taalbeheersing van Eentalige en Tweetalige Peuters.

De VVE-indicatie in Relatie tot de Nederlandse Taalbeheersing van Eentalige en Tweetalige Peuters. Running head: VVE-INDICATIE EN TAALBEHEERSING PEUTERS 1 De VVE-indicatie in Relatie tot de Nederlandse Taalbeheersing van Eentalige en Tweetalige Peuters. Masterthesis Universiteit Utrecht Masteropleiding

Nadere informatie

Anamnese Meertalige Kinderen

Anamnese Meertalige Kinderen Anamnese Meertalige Kinderen Intervisiewerkgroep Meertalige kinderen Deze anamneselijst staat gratis ter beschikking op www.sig-net.be in PDF-formaat en is ook beschikbaar in het Frans, Engels, Spaans,

Nadere informatie

Hersenonderzoek en intelligentie

Hersenonderzoek en intelligentie 45 Hersenonderzoek en intelligentie U werkt als psycholoog-onderzoeker aan de universiteit. Binnenkort bezoekt u samen met een collega het symposium Hersenen en intelligentie. U hebt afgesproken dat ieder

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma

Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma Nederlandse samenvatting Tweetaligheid en cognitie: de verwerving van het Fries en het Nederlands Deze dissertatie is het resultaat

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een goede hand functie is van belang voor interactie met onze omgeving. Vanaf het moment dat we opstaan, tot we s avonds weer naar bed gaan,

Nadere informatie

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review Zoekstrategie JGZ-richtlijn Taalontwikkeling Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken zijn deze eerst omgevormd tot PICO uitgangsvragen. Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende

Nadere informatie

MEERTALIGE TAALONTWIKKELING

MEERTALIGE TAALONTWIKKELING MEERTALIGE TAALONTWIKKELING H I L D E D E S M E D T INHOUD Het thema verkennen De rol van thuistalen in leren identiteit en welbevinden De meertalige taalontwikkeling 1 ONDERZOEK EVOLUTIE 1 ONDERZOEK EVOLUTIE

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING

SAMENVATTING SAMENVATTING Goed kunnen lezen is een van de belangrijkste vaardigheden in de huidige informatiemaatschappij, waarin communicatie en informatie centraal staan. Lezen is dan ook een onderwerp waar veel onderzoek naar

Nadere informatie

D U TC H S U M M A RY Samenvatting In zowel westerse als diverse niet-westerse samenlevingen wordt veel waarde gehecht aan schoolprestaties. Ouders en docenten stimuleren kinderen al op jonge leeftijd

Nadere informatie

Onderzoeksrapport. Hou vol! Geen alcohol. Een alcohol preventieprogramma gericht op basisschool leerlingen en hun moeders.

Onderzoeksrapport. Hou vol! Geen alcohol. Een alcohol preventieprogramma gericht op basisschool leerlingen en hun moeders. Onderzoeksrapport Hou vol! Geen alcohol Een alcohol preventieprogramma gericht op basisschool leerlingen en hun moeders. Suzanne Mares, MSc Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff Prof. Dr. Rutger Engels Inleiding

Nadere informatie

Meerwaarde van zingen naast voorlezen voor de taalontwikkeling van eentalige en tweetalige peuters

Meerwaarde van zingen naast voorlezen voor de taalontwikkeling van eentalige en tweetalige peuters Running head: MEERWAARDE ZINGEN TAALONTWIKKELING PEUTERS 1 Meerwaarde van zingen naast voorlezen voor de taalontwikkeling van eentalige en tweetalige peuters Eindversie Masterthesis Universiteit Utrecht

Nadere informatie

Leesplezier en leesbegrip van kinderen in de bovenbouw

Leesplezier en leesbegrip van kinderen in de bovenbouw Leesplezier en leesbegrip van kinderen in de bovenbouw Het einde van het vak begrijpend lezen! En nu? Najaarsconferentie Vereniging van Taalspecialisten 5 oktober 2018 Inouk Boerma 2009 Kind vindt lezen

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

BoekStart maakt baby s slimmer. Heleen van den Berg Adriana G. Bus

BoekStart maakt baby s slimmer. Heleen van den Berg Adriana G. Bus BoekStart maakt baby s slimmer Heleen van den Berg Adriana G. Bus BoekStart: Wereldwijd project In: Groot-Brittanië (sinds 1992), Australië, Japan, Taiwan, België, Duitsland Met als doel: Een vroege start

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33033 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/33033 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/33033 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Berg, Heleen van den Title: From BookStart to BookSmart: about the importance

Nadere informatie

De invloed van tweedetaalverwerving op executieve functies

De invloed van tweedetaalverwerving op executieve functies Faculteit der Letteren Taalwetenschap Studiejaar 2015-2016 Datum: 12/07/2016 De invloed van tweedetaalverwerving op executieve functies Een studie naar de invloeden van tweetalig onderwijs en het leren

Nadere informatie

Kinderen uit gebroken gezinnen hebben een groter risico op armoede tijdens de jeugd. Uit het

Kinderen uit gebroken gezinnen hebben een groter risico op armoede tijdens de jeugd. Uit het Pagina 1 / 16 Huwelijk en armoede Het huwelijk blijkt de kans op armoede als kind en volwassene te verkleinen. Kinderen uit gebroken gezinnen hebben een grotere kans op armoede tijdens het opgroeien. De

Nadere informatie

Narratieve Vaardigheden van Eentalige en Meertalige Kinderen met en zonder een Taalontwikkelingsstoornis: Implicaties voor de Praktijk

Narratieve Vaardigheden van Eentalige en Meertalige Kinderen met en zonder een Taalontwikkelingsstoornis: Implicaties voor de Praktijk Faculteit Sociale Wetenschappen Afdeling Orthopedagogiek Narratieve Vaardigheden van Eentalige en Meertalige Kinderen met en zonder een Taalontwikkelingsstoornis: Implicaties voor de Praktijk Tessel Boerma

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Onderzoeksverslag Tweetalige Lexiconlijsten op de Voorschool. Dr. Karijn Helsloot Stichting Studio Taalwetenschap

Onderzoeksverslag Tweetalige Lexiconlijsten op de Voorschool. Dr. Karijn Helsloot Stichting Studio Taalwetenschap Onderzoeksverslag Tweetalige Lexiconlijsten op de Voorschool Dr. Karijn Helsloot Stichting Studio Taalwetenschap Samenvatting De Lexiconlijst is een nuttig instrument voor de voorschool, zo blijkt uit

Nadere informatie

Plezier in lezen meer lezen beter in taal. Leesplezier. 2015 de Bibliotheek Gelderland Zuid

Plezier in lezen meer lezen beter in taal. Leesplezier. 2015 de Bibliotheek Gelderland Zuid Plezier in lezen meer lezen beter in taal Leesplezier Agenda 1. Waarom lezen en leesplezier zo belangrijk is 2. Voorlezen en boeken lezen thuis 3. Samen praten over boeken 4. Boekentips vinden Het belang

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Wat is meertaligheid. Wat is meertaligheid. Enkele begrippen. Meertaligheid in cijfers

Wat is meertaligheid. Wat is meertaligheid. Enkele begrippen. Meertaligheid in cijfers Kinderen en hun ouders ondersteunen in het proces van meertalige taalontwikkeling Focus op de thuistaal Hilde De Smedt Wat is meertaligheid Individuen worden MEERTALIG genoemd als ze de competentie hebben

Nadere informatie

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor. Zoekstrategieën JGZ-richtlijn Taalontwikkeling oekstrategie Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken tot beantwoordbare vragen zijn deze eerst omgewerkt tot PICO uitgangsvragen.

Nadere informatie

Thuis in Taal Professionalisering van leraren ter ondersteuning van laaggeletterde ouders bij de taalontwikkeling van jonge kinderen.

Thuis in Taal Professionalisering van leraren ter ondersteuning van laaggeletterde ouders bij de taalontwikkeling van jonge kinderen. Thuis in Taal Professionalisering van leraren ter ondersteuning van laaggeletterde ouders bij de taalontwikkeling van jonge kinderen. Martine van der Pluijm Hogeschool Rotterdam Kenniscentrum Talentontwikkeling/

Nadere informatie

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren De invloed van inductie programma's op beginnende leraren Op basis van door NWO gefinancierd wetenschappelijk onderzoek heeft Chantal Kessels, Universiteit Leiden in 2010 het proefschrift 'The influence

Nadere informatie

De relatie tussen dagelijkse taalactiviteiten en taalproductie bij Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse peuters

De relatie tussen dagelijkse taalactiviteiten en taalproductie bij Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse peuters De relatie tussen dagelijkse taalactiviteiten en taalproductie bij Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse peuters Eindversie Masterthesis Universiteit Utrecht Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen

Nadere informatie

Mediaopvoeding - risico s en kansen Gezin, opvoeding, media en ongelijke kansen voor de jeugd

Mediaopvoeding - risico s en kansen Gezin, opvoeding, media en ongelijke kansen voor de jeugd Mediaopvoeding - risico s en kansen Gezin, opvoeding, media en ongelijke kansen voor de jeugd Natascha Notten Wetenschappelijk Congres Mediawijsheid - 24 januari 2018 Email: n.notten@ru.nl https://www.youtube.com/watch?v=rbb5roa1nvq

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les.

Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les. Gebruik van Engels door leerlingen tijdens de Engelse les. Een onderzoek op het Scala College 6-6-2011 Shera Gerber, Marit de Jong, Jacob de Ruiter, Sander Stolk en Femke Verdonk Inhoud Context... 2 Relevantie...

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders

Nieuwsbrief voor ouders Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Amsterdam, oktober 2012, jaargang 5, nr. 2 Universiteit van Amsterdam Beste ouders, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Meertaligheid kan meerwaarde hebben wat moeten we daarvoor doen?

Meertaligheid kan meerwaarde hebben wat moeten we daarvoor doen? Meertaligheid kan meerwaarde hebben wat moeten we daarvoor doen? Paul Leseman 16 juni 2014 Nederlands of de eigen taal? Is meertaligheid goed of slecht? Wat moet je als ouders doen, als jezelf een andere

Nadere informatie

Maatschappelijke effecten van armoede: kenmerken en gevolgen

Maatschappelijke effecten van armoede: kenmerken en gevolgen Maatschappelijke effecten van armoede: kenmerken en gevolgen Amsterdam, 30-3-2016 Roeland van Geuns LECTOR ARMOEDE EN PARTICIPATIE HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM INHOUD! 1. Wat is armoede 2. Wat zijn effecten

Nadere informatie

TALEN JE LEVEN! Informatie over meertalig opvoeden voor ouders en opvoeders

TALEN JE LEVEN! Informatie over meertalig opvoeden voor ouders en opvoeders TALEN JE LEVEN! Informatie over meertalig opvoeden voor ouders en opvoeders Talen kleuren je leven! Groei je op met meer dan één taal? Kun je in verschillende situaties meer dan één taal gebruiken of spreken?

Nadere informatie

Financiële geletterdheid: wat is het en wat doet het? Of: voor wie werken we aan Begrijpelijke Taal?

Financiële geletterdheid: wat is het en wat doet het? Of: voor wie werken we aan Begrijpelijke Taal? Financiële geletterdheid: wat is het en wat doet het? Of: voor wie werken we aan Begrijpelijke Taal? Leo Lentz Henk Pander Maat Begrijpelijke financiële communicatie: hypotheken en pensioenen Leo Henk

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

De taalontwikkeling van jonge kinderen en de invloed van educatieve televisie

De taalontwikkeling van jonge kinderen en de invloed van educatieve televisie De taalontwikkeling van jonge kinderen en de invloed van educatieve televisie Naam: Mayke Mol Collegekaartnummer: 0412791 Begeleider: Ilonka de Haas Datum: 16 maart 2011 Status: Versie 2 Aantal woorden:

Nadere informatie

De woordenschat van. Turks-Nederlandse en Marokkaans- Nederlandse kinderen. Het verschil in woordenschat tussen

De woordenschat van. Turks-Nederlandse en Marokkaans- Nederlandse kinderen. Het verschil in woordenschat tussen 14-7-2017 De woordenschat van Turks-Nederlandse en Marokkaans- Nederlandse kinderen Het verschil in woordenschat tussen Turks-Nederlandse en Marokkaans- Nederlandse kinderen en de invloed van taalstatus,

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Marian Hickendorff & Jan Janssen Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode De LOVS-toetsen rekenen-wiskunde

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Reader voor pedagogisch medewerkers

Reader voor pedagogisch medewerkers Reader voor pedagogisch medewerkers Module 1: Taalaanbod Wat zeg je en hoe zeg je het Rijk taalaanbod Er is veel verschil in taalaanbod: rijke of arme taal en alles daar tussenin. Het is van belang te

Nadere informatie

Effectevaluatie van Discussiëren Kun Je Leren (DKJL)

Effectevaluatie van Discussiëren Kun Je Leren (DKJL) Effectevaluatie van Discussiëren Kun Je Leren (DKJL) 18-04-2018 Dr. Tobias Stark European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER) Algemene Sociale Wetenschap Universiteit Utrecht Samenvatting

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Meertaligheid: misverstanden en vooroordelen

Meertaligheid: misverstanden en vooroordelen MEERTALIGHEID: DEFINITIES MEERTALIGHEID: MISVERSTANDEN EN VOOROORDELEN WEERLEGD Team Taal en meertaligheid Perfecte beheersing van de verschillende talen Het afwisselend kunnen gebruiken van meer dan één

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

De Invloed van Voorlezen op Nederlands Taalbegrip van Tweejarige Peuters en het Modererende Effect van Tweetaligheid. Definitieve versie

De Invloed van Voorlezen op Nederlands Taalbegrip van Tweejarige Peuters en het Modererende Effect van Tweetaligheid. Definitieve versie De Invloed van Voorlezen op Nederlands Taalbegrip van Tweejarige Peuters en het Modererende Effect van Tweetaligheid. Definitieve versie Masterthesis Universiteit Utrecht Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen

Nadere informatie

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito

Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito cursusboek2009.book Page 131 Thursday, March 30, 2017 3:23 PM Het LOVS rekenen-wiskunde van het Cito - de invloed van contexten in groep 3, 4 en 5 - Universiteit Leiden / Cito Arnhem 1 inleiding en methode

Nadere informatie

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten Colofon Titel Auteurs Tekstbewerking Uitgave Ontwerp Vormgeving Bestellen Sociaal kapitaal in

Nadere informatie

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over. Naam: Klas: Nr: Datum: Vak: Nederlands Leerkracht: Taalverwerving Opdracht 1 Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

De invloed van een meertalige opvoeding op. volwassenen.

De invloed van een meertalige opvoeding op. volwassenen. De invloed van een meertalige opvoeding op verbale intelligentie en verbaal geheugen bij volwassenen. Annick Breedt Bruijn Studentnummer: 10196331 Begeleider: N. de Vent en L. Bedaf Datum: 19 juni 2015

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Module 4 Thema 2 Meertaligheid

Module 4 Thema 2 Meertaligheid Module 4 Thema 2 Meertaligheid Meertaligheid: een mythe In welke mate zijn de volgende talen maatschappelijk nuttig (0-10)? Meertaligheid: een mythe Bias wat betreft Europese talen. Bias naar SN Standaard

Nadere informatie

Tweetaligheid, hoe meet je dat? Hella Binnendijk. Universiteit Utrecht

Tweetaligheid, hoe meet je dat? Hella Binnendijk. Universiteit Utrecht Running head: HET METEN VAN TWEETALIGHEID Tweetaligheid, hoe meet je dat? Hella Binnendijk Universiteit Utrecht Masterthesis Universiteit Utrecht Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen Masterprogramma

Nadere informatie

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children 1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-

Nadere informatie

gebaren bij jonge kinderen met TOS

gebaren bij jonge kinderen met TOS Het gebruik van gebaren bij jonge kinderen met TOS Karin Wiefferink, Maaike Diender, Marthe Wijs, Bernadette Vermeij Vaak wordt in interactie met jonge kinderen met TOS de gesproken taal ondersteund met

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129 Gedurende de geschiedenis hebben verschillende factoren zoals slavernij, migratie, de katholieke kerk en multinationals zoals de Shell raffinaderij de gezinsstructuren

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs

Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs Door: Joshi Verschuren, Universiteit Utrecht Vele basisscholen besteden tegenwoordig aandacht aan de mindset van

Nadere informatie

Functionele geletterdheid en interactie met kinderen Akke de Blauw

Functionele geletterdheid en interactie met kinderen Akke de Blauw Functionele geletterdheid en interactie met kinderen Akke de Blauw SIMEA-conferentie 16april 2010 De Blauw 1 Stelling Uitgebreide & uitdagende gesprekken met opvoeders stimuleren 1. taal- en denkontwikkeling

Nadere informatie

TAAK 1. Waterinname. Educatief Professioneel 1 Voorbeeldexamen Deel B

TAAK 1. Waterinname. Educatief Professioneel 1 Voorbeeldexamen Deel B TAAK 1 Waterinname U werkt als onderzoeker aan de Universiteit van Wageningen. Voor een populairwetenschappelijke website schrijft u een advies over het drinken van water. Vaak wordt het advies gegeven

Nadere informatie

Links between executive functions and early literacy and numeracy.

Links between executive functions and early literacy and numeracy. Samenvatting (Summary in Dutch) Jonge kinderen verschillen niet alleen in kennis, maar ook in de manier waarop ze leren. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld goed in staat afleiders zoals rumoer in de klas

Nadere informatie

Doeltaal is voertaal. Engels geven in het Engels. Whitepaper. Doeltaal is voertaal Marion Ooijevaar, 30 januari Introductie

Doeltaal is voertaal. Engels geven in het Engels. Whitepaper. Doeltaal is voertaal Marion Ooijevaar, 30 januari Introductie Engels geven in het Engels Introductie Deze whitepaper verschijnt in een serie whitepapers over Engels in het basisonderwijs. De serie bespreekt verschillende onderwerpen die relevant zijn voor leerkrachten

Nadere informatie

Educatieve televisie en leren van leesvaardigheden Kunnen jonge kinderen leren van tv?

Educatieve televisie en leren van leesvaardigheden Kunnen jonge kinderen leren van tv? Educatieve televisie en leren van leesvaardigheden Kunnen jonge kinderen leren van tv? Universiteit Leiden Elma Pleijte 1034014 e.pleijte@fsw.leidenuniv.nl Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Methode 5 3.

Nadere informatie

Running head: EERSTE TAAL VOORSPELLER TWEEDE TAAL TWEEJARIGEN. Niveau Eerste Taal als Voorspeller voor Niveau Tweede Taal bij Tweejarigen

Running head: EERSTE TAAL VOORSPELLER TWEEDE TAAL TWEEJARIGEN. Niveau Eerste Taal als Voorspeller voor Niveau Tweede Taal bij Tweejarigen Running head: EERSTE TAAL VOORSPELLER TWEEDE TAAL TWEEJARIGEN Niveau Eerste Taal als Voorspeller voor Niveau Tweede Taal bij Tweejarigen Masterthesis Universiteit Utrecht Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen

Nadere informatie

Accessing Word Meaning: Semantic Word Knowledge and Reading Comprehension in Dutch Monolingual and Bilingual Fifth-Graders M.

Accessing Word Meaning: Semantic Word Knowledge and Reading Comprehension in Dutch Monolingual and Bilingual Fifth-Graders M. Accessing Word Meaning: Semantic Word Knowledge and Reading Comprehension in Dutch Monolingual and Bilingual Fifth-Graders M. Cremer Samenvatting in het Nederlands Woordkennis is een van de factoren die

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek Zwaantina van der Veen / Dymphna Meijneken / Marieke Boekenoogen Stad met een hart Inhoud Hoofdstuk 1 Inleiding 3 Hoofdstuk 2

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Impact Opvoeder-kindgesprekken op Nederlands Taalbegrip bij Eén- en Tweetalige Kinderen.

Impact Opvoeder-kindgesprekken op Nederlands Taalbegrip bij Eén- en Tweetalige Kinderen. Impact Opvoeder-kindgesprekken op Nederlands Taalbegrip bij Eén- en Tweetalige Kinderen. Masterthesis Universiteit Utrecht Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen Masterprogramma Orthopedagogiek Naam:

Nadere informatie

Titel: Belemmert het dialect de verwerving van de Nederlandse woordenschat? 1

Titel: Belemmert het dialect de verwerving van de Nederlandse woordenschat? 1 Nuutsbreef van Veldeke Limburg Titel: Belemmert het dialect de verwerving van de Nederlandse woordenschat? 1 Auteurs: Leonie Cornips, Kirsten van den Heuij en Ryanne Francot De context van het onderzoek

Nadere informatie

TALEN JE LEVEN! MEER WETEN? Informatie over meertalig opvoeden voor ouders en opvoeders. Heb je vragen over meertalig opvoeden? Neem contact op met:

TALEN JE LEVEN! MEER WETEN? Informatie over meertalig opvoeden voor ouders en opvoeders. Heb je vragen over meertalig opvoeden? Neem contact op met: MEER WETEN? Heb je vragen over meertalig opvoeden? Neem contact op met: ynfo@afuk.nl Of bezoek de volgende websites: www.afuk.nl www.sfbo.nl www.taalgroeimeter.nl www.heitenmem.nl www.tomke.nl www.ontdekdebieb.nl

Nadere informatie

Opstap in Bos en Lommer

Opstap in Bos en Lommer Opstap in Bos en Lommer Samenvatting Ineke van der Veen (h.vanderveen@uva.nl) Annemiek Veen m.m.v. Pjotr Koopman SCO-Kohnstamm Instituut Eind jaren tachtig werd in Nederland het programma Opstap geïntroduceerd,

Nadere informatie

Het leren van Engels bij kinderen met TOS

Het leren van Engels bij kinderen met TOS Het leren van Engels bij kinderen met TOS Siméa congres 15-04-2016 Master Thesis Logopediewetenschap Inge Zoutenbier, MSc Onder begeleiding van: Dr. Rob Zwitserlood In een notendop http://auris.instantmagazine.com/auriscomdigit

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

goede kwaliteit Via rijke taal en fine-tuning naar een betere taalvaardigheid

goede kwaliteit Via rijke taal en fine-tuning naar een betere taalvaardigheid 4. Interactie van goede kwaliteit Via rijke taal en fine-tuning naar een betere taalvaardigheid Karin Westerbeek Leerkrachten die complexe taal gebruiken en kleuters zelf veel aan het woord laten, geven

Nadere informatie

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers

Nadere informatie

Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels

Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Het ORWELL project: hoe leren basisschoolleerlingen Engels Judith Rispens J.E.Rispens@uva.nl Margreet van Koert, Patrick Snellings, Nihayra Leona, Maurits van der Molen, & Jurgen Tijms Inhoud ORWELL-project

Nadere informatie

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking

Nadere informatie