De absolute verjaringstermijn bij seksueel misbruik.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De absolute verjaringstermijn bij seksueel misbruik."

Transcriptie

1 De absolute verjaringstermijn bij seksueel misbruik. Een onderzoek naar de doorbreking van de absolute verjaringstermijn bij seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Scriptie Master Rechtsgeleerdheid Accent Privaatrecht E.F. de Beer

2 Master Rechtsgeleerdheid Accent Privaatrecht Universiteit van Tilburg Scriptiebegeleider Mw. mr. C.J.M. Van Doorn Examencommissie Mw. mr. C.J.M. Van Doorn Mw.mr. V. Mak Student Eveline Floor de Beer S Tilburg 14 september

3 Voorwoord Het seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk is na de uitspraak van Kardinaal Simons steeds meer een beladen onderwerp geworden. In de uitzending van Pauw en Witteman deed hij de uitspraak : Wir haben es nicht gewusst. Dit gaf in de media al de nodige ophef met zich mee. In overleg met mijn begeleiders en na een bezoek aan mw.mr. S. van den Boogaard. ben ik uiteindelijk tot dit onderwerp gekomen. Mw. mr. S. van den Boogaard is advocaat bij Schakenraad Advocaten en via de letselschadezaak van mijn vader kwam ik met haar in aanraking. Zij vertegenwoordigde dan ook een aantal slachtoffers van seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Ik ben me dan ook enorm gaan verdiepen in het leerstuk van de verjaring in combinatie met het seksueel misbruik binnen de kerk. Hierdoor ben ik me er steeds meer in gaan interesseren en hield ik alle ontwikkelingen op dit gebied bij. Ik heb met veel plezier aan mijn onderzoek gewerkt en ik mag het dan ook met trots nu aan jullie presenteren. Ik wil nog een aantal personen in het bijzonder bedanken. Allereerst mijn begeleider mevrouw van Doorn. Ik wil haar enorm bedanken voor alle besprekingen en de steeds weer kritische kijk op mijn onderzoek. Daarnaast wil ik mevrouw Van den Boogaard bedanken voor de bespreking en het brainstormen over een goed onderwerp. Eveline de Beer, 14 september

4 Inhoudsopgave Inleiding 4 1 Waar deze scriptie over gaat 4 2 Methode 5 3 Opbouw scriptie 5 4 Enkele definities 6 Hoofdstuk 1 Wetsgeschiedenis Inleiding De bevrijdende verjaring onder het oude BW en de nieuwe regeling Verjaring in de Romeinse tijd Definitie verjaring Parlementaire geschiedenis Het nieuwe BW Het belang van het instituut verjaring Rechtszekerheid versus redelijkheid en billijkheid Conclusie 14 Hoofdstuk 2 Case-vergelijking asbest en verjaring Inleiding De asbestproblematiek Asbest en verjaring De Schelde/ Wijkhuisen Van Hese/ De Schelde Gezichtspunten Hoge Raad ontwikkeld in Van Hese/ De Schelde Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers Korte reflectie op de gezichtspunten Conclusie 35 Hoofdstuk 3 Seksueel misbruik binnen de RKK en verjaring Inleiding Seksueel misbruik binnen de RKK Seksueel misbruik en verjaring Seksueel misbruik en art. 6 EVRM Het Seksueel misbruik-arrest Regeling Commissie Lindenbergh Toepassing gezichtspuntencatalogus Conclusie 52 Hoofdstuk 4 Samenvattingen en Conclusies Inleiding Samenvatting Eindconclusie en aanbeveling 56 Literatuurlijst 61 3

5 Inleiding 1 Waar deze scriptie over gaat Op 20 april 2010 kwam het schokkende bericht dat een misdienaar in België op latere leeftijd zelfmoord pleegde, nadat hij in de jaren 60 door de Belgische Bisschop Roger Vangheluwe zou zijn misbruikt op een jongeren-kamp. 1 Hetgeen hierboven genoemd geeft de ernst van de problematiek aan. In deze scriptie staat het seksueel misbruik binnen de Rooms- Katholieke Kerk (RKK) centraal. Het seksueel misbruik binnen de RKK speelt al sinds 1945 en nog dagelijks worden er nieuwe gevallen bekend gemaakt. Sinds 1998 is misbruik door priesters en religieuzen achtereenvolgens in Canada, de Verenigde Staten, Australië, Engeland, Ierland en zeer recent Duitsland aan het licht gekomen. 2 Afgelopen jaar werden ook de eerste meldingen in Nederland gedaan en zijn ook in België verschillende gevallen bekend gemaakt. Sindsdien is de berichtgeving over seksueel misbruik niet meer weg te denken uit de media. Omdat niet duidelijk was om hoeveel gevallen het ging, heeft er een onderzoek plaats gevonden. De Commissie Deetman kreeg de opdracht om de ernst van de problematiek in Nederland in kaart te brengen. Daarnaast moest er een meldpunt komen voor alle slachtoffers. Dit meldpunt is de stichting Hulp & Recht. R Er is momenteel een groot juridisch probleem gaande. De meeste gevallen van seksueel misbruik dateren namelijk uit de jaren 60-70; hierdoor is een groot aantal zaken inmiddels verjaard. De Commissie Deetman, die onderzoek doet naar deze problematiek, is van mening dat de kerk ook voor de oudere gevallen zich niet mag beroepen op de civielrechtelijke verjaring. Voormalig minister van Justitie Hirsch Ballin heeft eind maart 2010 bekend gemaakt dat hij van mening is dat de verjaring van seksueel misbruik van kinderen dient te worden afgeschaft voor de nieuwe gevallen. Voor de oude gevallen van seksueel misbruik van kinderen blijft de verjaringstermijn van 20 jaar na het 18 de levensjaar van het slachtoffer van kracht. 3 De vraag is dan ook of de huidige regeling omtrent verjaring ex art. 3:310 lid 4 BW nog redelijk en billijk is gezien de ernst en het leed dat de slachtoffers is aangedaan. 1 Misbruikte misdienaar België pleegt zelfmoord < 2 Commissie Deetman, Voorstel voor Onderzoek naar Seksueel misbruik in de Rooms-katholieke kerk, 3 Hirsch Ballin wil verjaring kindermisbruik afschaffen < n_afgeschaft/>. 4

6 Deze scriptie beoogt aan de hand van de uitwerking van de onderstaande genoemde hoofdstukken antwoord te geven op de vraag: Is de regeling omtrent civiele verjaring ( 3:310 lid 4 BW) redelijk en billijk voor slachtoffers van seksueel misbruik in de RKK of dient voor deze slachtoffers een andere oplossing ten aanzien van de verjaringsproblematiek te worden gezocht? 2 Methode In mijn onderzoek heb ik gekozen om naast literatuuronderzoek, voornamelijk gebruik te maken van case study. Allereerst zal ik de wet- en regelgeving wat betreft de verjaringsregeling onderzoeken en de opvattingen daarover in de literatuur. Het grootste deel van mijn onderzoek bestaat echter uit case study. Zowel voor hoofdstuk 2 als hoofdstuk 3 heb ik van deze methode gebruik gemaakt. Ik heb ervoor gekozen om de asbestcase en de seksueel misbruik case naast elkaar te zetten. De reden waarom ik specifiek voor de asbestcase gekozen heb is de navolgende. De asbestcase heeft veel raakvlakken met de seksueel misbruik case. In de asbestcase speelde het probleem van de absolute verjaringstermijn. Mijn verwachting is dat bij de seksueel misbruik case ook daar het probleem ligt. De Hoge Raad heeft in de zaak Van Hese/ De Schelde voor het eerst afgeweken van de absolute verjaringstermijn van art. 3:310 BW en heeft hiervoor gezichtspunten ontwikkeld. Deze gezichtspunten kunnen dan ook aanknopingspunten bieden voor de seksueel misbruik case. De asbestcase is dan ook specifiek gekozen, omdat toepassing van de gezichtspunten uit de asbestcase op de seksueel misbruik-case mogelijk tot een redelijk en billijk resultaat zal leiden. 3 Opbouw scriptie Deze scriptie is als volgt opgebouwd. In het allereerste hoofdstuk zal de totstandkoming van de wetsartikelen omtrent de civielrechtelijke verjaring worden uitgewerkt. Het gaat dan om een verbintenis tot schadevergoeding of betaling van een bedongen boete. In deze scriptie gaat het over seksueel misbruik binnen de RKK en de verjaring voor deze delicten is geregeld in art. 3:310 lid 4 BW. Het is belangrijk om te onderzoeken wat de bedoeling van de wetgever was bij het vaststellen van de verjaringsregeling. De parlementaire geschiedenis zal onderzocht worden en aan de hand hiervan zal duidelijk worden wat de wetgever bij de invoering van de verjaringsregeling voor ogen heeft gehad. Hierbij komen ook het rechtszekerheidsbeginsel en de redelijkheid en billijkheid van de regelgeving aan de orde. 5

7 De vraag is namelijk of vanuit het oogpunt van rechtszekerheid de verjaringsregeling moet blijven bestaan zoals deze nu is vastgesteld. Het is immers in strijd met de rechtszekerheid om een bepaalde termijn te geven om een schadevergoeding in te kunnen stellen en hier vervolgens weer uitzonderingen op te maken. Maar dit beginsel moet worden afgewogen tegen het beginsel van de redelijkheid en billijkheid. Want als de absolute verjaring een onaanvaardbare uitkomst biedt, zal hier een uitzondering op mogelijk moeten zijn. In hoofdstuk 2 en 3 vindt er case study plaats. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de problematiek die destijds speelde met asbest 4 en de absolute verjaringstermijn onderzocht. De Hoge Raad kreeg een lastige taak om antwoord te geven op de vraag of werknemers nog een vordering kunnen instellen tegen hun (ex)werkgevers voor blootstelling aan asbest na het verstrijken van 30 jaar. De onderzoeker gaat aan de hand van jurisprudentieonderzoek kijken waarom de Hoge Raad afweek van de absolute verjaringstermijn. Daarna gaat de onderzoeker in hoofdstuk 3 een case study doen naar de verjaringsproblematiek die speelt bij het seksueel misbruik binnen de RKK. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een vergelijking tussen beide casussen. Met andere woorden of de gezichtspunten die de Hoge Raad in de zaak Van Hese/ De Schelde heeft ontwikkeld ook van toepassing is op de seksueel misbruik zaken binnen de RKK. In hoofdstuk 4 staat in het teken van de afsluiting van mijn onderzoek en hierin worden mijn conclusies en aanbeveling geschreven. 4 Enkele definities Voordat er inhoudelijk op de problematiek in deze scriptie kan worden ingegaan is het noodzakelijk om een aantal begrippen nader toe te lichten. Allereerst wordt onder seksueel misbruik in dit onderzoek meer verstaan dan enkel het binnen dringen van andermans lichaam, hieronder valt ook het plegen van ontuchtige handelingen. Er is gekozen voor de omschrijving zoals de Commissie Deetman ook in haar onderzoeksplan heeft vermeld. Verder is het van belang om het begrip minderjarige te concretiseren. Het gaat immers in dit onderzoek over de verjaarde zaken van seksueel misbruik van minderjarigen binnen de RKK. Hiervoor wordt uitgegaan van de definitie zoals is omschreven in art. 1:233 BW. Ten slotte is het van belang om de begrippen slachtoffer en schadeveroorzaker toe te lichten. Allereerst is het slachtoffer tevens degene die verzoekt om een schadevergoeding. Met de schadeveroorzaker wordt de dader bedoeld, danwel degene die schadeplichtig is jegens het slachtoffer. 4 HR 3 november 1995,NJ 1998,

8 Hoofdstuk 1 Wetsgeschiedenis 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijf ik wat de bedoeling van de wetgever was bij de totstandkoming van de verjaringsregeling zoals opgenomen in art. 3:310 BW. Voor mijn scriptie is in art. 3:310 lid 4 BW de specifieke verjaringstermijn vastgelegd. Om meer te kunnen begrijpen van de totstandkoming van deze regeling is het van belang om uit te leggen wat de ratio is van het gehele art. 3:310 BW. Allereerst is het van belang om stil te staan bij de oude verjaringsregeling. In 1.2 komen zowel de oude verjaringsregeling, als de huidige regeling aan de orde. De oude regelgeving dateert al uit de Romeinse tijd, dit zal dan ook kort aangestipt worden. In 1.3 wordt kort stil gestaan bij het belang van de verjaringsregeling. In 1.4 bespreek ik de twee beginselen die in het verjaringsrecht met elkaar in botsing zijn, namelijk het beginsel van rechtszekerheid en het beginsel van redelijkheid en billijkheid. Ten slotte zal ik in 1.5 dit hoofdstuk afsluiten met een korte conclusie. 1.2 De bevrijdende verjaring onder het oude BW en de nieuwe regeling Verjaring in de Romeinse tijd De bevrijdende verjaring dateert al uit de Romeinse tijd. In het Romeinse recht werd onder een actie verstaan, de bevoegdheid om als benadeelde de ander te vervolgen die jegens hem/haar wat verschuldigd is. 5 Keizer Theodosius heeft in het jaar 424 bepaald dat er geen actie meer ingesteld kon worden, nadat de benadeelde dertig jaar stil had gezeten. 6 Waarom er uitgerekend een termijn van dertig jaar is ingesteld als verjaringstermijn is niet duidelijk. Hier kan men dan ook enkel naar gissen. Algemeen wordt aangenomen dat er een termijn ingesteld moest worden, omdat het niet instellen van een termijn tot de nodige problemen zou leiden. Ineens zouden er na tientallen jaren nog vorderingen ingesteld worden, waarbij vooral bewijstechnisch problemen ontstaan. Daarnaast is het ook niet rechtvaardig tegenover de schadeveroorzaker om na tientallen jaren hem te verrassen door alsnog een actie in te stellen Definitie verjaring Het begrip verjaring dateert uit de Romeinse tijd en staat continu centraal in mijn onderzoek. Maar wat wordt er nu precies onder de civielrechtelijke verjaring verstaan? 5 Spruit, Feenstra, Bongenaar 1993, p Tellegen- Couperus 1998, p.146 7

9 Waarom is er een verjaringstermijn ingevoerd voor civielrechtelijke acties? Kortom wat was de bedoeling van de toenmalige wetgever? Allereerst is het noodzakelijk om een omschrijving te geven van de bevrijdende verjaring. Het BW bevat enkel de verjaringsregeling, maar geeft hierover geen duidelijke uitleg. Verjaring is meer dan enkel tijdsverloop. Verschillende auteurs geven hiervoor een omschrijving. 7 De omschrijving van Lokin vind ik treffend, omdat het alle elementen van verjaring bevat. Lokin geeft de volgende omschrijving van het begrip verjaring: Acties die niet op tijd zijn ingesteld verliezen hun bestaansrecht door een voortdurende stilte van dertig jaren vanaf het tijdstip dat zij rechtens van toepassing waren. 8 Alleen díe rechtsvorderingen die vroeger onbeperkt golden, verjaren in dertig onafgebroken jaren, niet die, welke van oudsher al aan een tijdslimiet gebonden zijn. 9 Ten slotte is belangrijk om te vermelden dat verjaring enkel ingeroepen kan worden in de rechtsverhouding tussen twee partijen. De rechter kan dus de verjaringsregeling niet ambtshalve toepassen, maar één van de partijen zal zich daarop moeten beroepen. Verjaring hangt met twee zaken veelal samen. Aan de ene kant is het slachtoffer nalatig met het instellen van een rechtsvordering ( het slachtoffer zit stil). En aan de andere kant houdt de schadeveroorzaker het bestaan van zijn schuld bewust geheim De Parlementaire geschiedenis De civielrechtelijke verjaring is geregeld in boek 3 van het BW. Vanaf begin jaren 80 heeft de regeringscommissie zich gebogen over de aanpassing van het BW, waaronder ook vele veranderingen in het vermogensrecht ( boek 3). De verjaringsregeling onder het oude BW was geregeld in art BW. Voor vorderingen tot schadevergoeding gold een absolute verjaringstermijn van 30 jaar. De termijn ging lopen op het moment dat het slachtoffer bevoegd was om onmiddellijke naleving te eisen. Dit wordt ook wel actio nata genoemd. 11 Destijds werd een aantal keren geoordeeld dat op grond van overmacht een beroep op verjaring moet worden afgewezen. 12 Er werd gekozen voor een zwakke werking van de 7 Asser 2009, p Lokin 2003, p.65 en p Lokin 2003, p.65 en p Asser, Hartkamp & Sieburgh nr Actio Nata betekent het moment van het ontstaan van de bevrijdende verjaring, deze termijn komt nog uit het Romeinse Recht. 12 Brunner en De Jong 2004,p

10 bevrijdende verjaring. Dat wil zeggen dat niet de natuurlijke verbintenis vervalt, maar enkel het recht tot vorderen van een schadevergoeding. 13 Bij de totstandkoming van het nieuwe BW, waren verschillende van mening dat in specifieke gevallen de vordering tot schadevergoeding niet moet kunnen verjaren. Gedacht moet worden aan de situatie waarbij het slachtoffer niet binnen de absolute verjaringstermijn bekend is met de schade. 14 Asbestslachtoffers (mesothelioom) en slachtoffers van seksueel misbruik vallen hieronder te plaatsen, omdat het in beide gevallen gaat om sluipende schade. Uit de parlementaire geschiedenis van 1981 blijkt dat er overeenstemming was over dat de verjaringstermijn van 30 jaar een te lange termijn is. Wel schrijven Van Zeben en Du Pon dat elke termijnbepaling gebaseerd is op enige vorm van willekeur. De termijn voor de bevrijdende verjaring moest langer zijn dan de termijn voor de verkrijgende verjaring. Er is destijds gesproken over de mogelijkheden om verschillende verjaringssystemen in het leven te roepen. 15 Zo werd er een vergelijking gemaakt met de verjaringsstelsels die de buurlanden hanteren. Het stelsel dat in 1981 gold, kende een algemene lange termijn van 30 jaar en daarnaast bestonden er een reeks van kortere termijnen voor de speciale gevallen. Dit werd echter veranderd in een nieuwe hoofdregel, namelijk één korte algemene termijn en voor de specifieke rechtsvorderingen langere termijnen Het nieuwe BW In 1992 is het nieuwe BW ingevoerd, waarbij ook wijzigingen zijn aangebracht in het vermogensrecht ( boek 3). De verjaringstermijn bij vorderingen tot schadevergoeding werd teruggebracht van 30 jaar naar 20 jaar. De oude regeling van art BW werd geschrapt. In het huidige BW gaat men uit van het principe dat een beroep op verjaring door de schadeveroorzaker in strijd kan zijn met art. 6:2 BW redelijkheid en billijkheid. Het gaat in dat geval om de beperkte werking van de redelijkheid en billijkheid. 16 De verjaringsregeling bij rechtsvorderingen is bij de invoering van het nieuwe BW opgenomen in titel 3.11 van boek 3, specifiek in art. 3:310 BW. Het nieuwe art. 3:310 BW kent een algemene korte termijn van 5 jaar en een absolute termijn van 20 jaar. In geval van milieuschade, schade door misdrijven en bij letselschade of overlijden gelden specifieke lange absolute verjaringstermijnen. 13 Asser 2009, p Asser 2010, nr Van Zeben en Du Pon 1981, p. 917 e.v. 16 Brunner en de Jong 2004, p

11 Art. 3:310 lid 1 BW luidt als volgt: Een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden. Lid 1 kent dus zowel een algemene korte als een absolute ( lange) termijn. De volgende elementen zijn van belang voor de korte termijn. Het gaat om het moment waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is. Daar waar telkens wordt gesteld dat daadwerkelijke bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon is vereist, moet de bekendheid subjectief worden opgevat. De Hoge Raad heeft dit in 2001 bepaald en daarna in meerdere arresten herhaald. 17 Degene die zich op de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW beroept, moet stellen en zonodig bewijzen dat het slachtoffer daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. 18 Volgens de Hoge Raad is er sprake van bekendheid, wanneer het slachtoffer op de hoogte is van de schade en ook wie daar mogelijkerwijs voor verantwoordelijk is. Deze bekendheid impliceert dat het slachtoffer voldoende feiten en omstandigheden kent om een causaal verband tussen de schade en de aansprakelijke persoon mogelijk te maken. 19 Verder is van belang dat de vordering opeisbaar moet zijn geworden, eerder gaat de vijfjarige termijn niet lopen. Hiermee wordt dus met andere woorden gewaarborgd dat de vijfjarige verjaring alleen loopt, indien het slachtoffer zijn aanspraak geldend kan maken. Immers wanneer dit niet het geval zou zijn, zouden zich situaties voordoen waarbij de verjaring intreedt, voordat er de mogelijkheid bestond om het recht uit te oefenen. 20 De Hoge Raad heeft dan ook geoordeeld dat de korte verjaringstermijn van vijf jaar pas begint te lopen op de dag na die waarop het slachtoffer daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de schade in te stellen. 21 De absolute termijn Voor de twintigjarige termijn van art. 3:310 lid1 BW is enkel het tijdstip waarop de gebeurtenis plaatsvond, beslissend. Met andere woorden de andere eisen die voor de vijfjarige 17 HR 6 april 2001, NJ 2002, HR 24 januari 2003, NJ 2003, HR BASF Drukinkt BV/ Rensink, rechtsoverweging 3.3. van het arrest. 20 Asser 2010 nr HR 31 oktober, NJ 2006,

12 termijn in de wet zijn opgenomen, gelden niet. In tegenstelling tot de vijfjarige termijn, loopt de twintigjarige termijn ook, indien de vordering tot schadevergoeding nog niet opeisbaar is geworden. Het feit dat de twintigjarige termijn zonder opeisbare vordering begint te lopen is vooral voor het slachtoffer nadelig. Dit is zeker het geval indien er geruime tijd zit tussen het tijdstip van het schadeveroorzakende evenement ( de gebeurtenis) en het tijdstip waarop de schade zich openbaart. De zogenaamde sluipende schade. Mesothelioomslachtoffers en slachtoffers van seksueel misbruik vallen hieronder te plaatsen. Wetsgeschiedenis art. 3:310 lid 4 BW In mijn scriptie staat seksueel misbruik van minderjarigen binnen de RKK centraal, hiervoor geldt een specifieke verjaringstermijn. Allereerst is het belangrijk om de wetsgeschiedenis van deze specifieke bepaling te onderzoeken. In het wetsvoorstel 22 dat in 1994 is ingevoerd, stond de verjaring van zedendelicten bij minderjarigen centraal. Het wetsvoorstel had tot doel om de bescherming van minderjarige slachtoffers van zedendelicten te verbeteren en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. Dit wetsvoorstel had tot doel om een drietal wijzigingen aan te brengen. In de eerste plaats werd er voorgesteld om de strafrechtelijke verjaringstermijn van zedendelicten, gepleegd bij minderjarigen in te laten gaan op de dag na die waarop het slachtoffer meerjarig is geworden. Ten tweede werd er voorgesteld om de termijn voor het indienen van een klacht te laten eindigen op het moment dat de verjaringtermijn eindigt. In de laatste plaats werd voorgesteld om de civielrechtelijke verjaringstermijn voor het instellen van een schadevergoedingsactie ( de relatieve termijn) in te laten gaan op de dag waarop het slachtoffer meerderjarig is geworden. 23 Zowel het wetboek van Strafrecht als de civielrechtelijke verjaring ( art. 3:310 BW) werden hierdoor gewijzigd. De aanleiding van dit wetsvoorstel was het onderzoek van drs N. Draijer. 24 In dit onderzoek werd ook voor het eerst stilgestaan bij de verjaring van deze zedendelicten. Uit dit onderzoek bleek dat herinneringen over misbruik uit de jeugd na een periode van jaren pas terugkeren. Dat wil echter niet zeggen dat indien deze herinneringen terugkeren de slachtoffers ook over deze gebeurtenissen kunnen praten. Hier gaat nog een verwerkingsproces van jaren aan vooraf. De verjaringstermijn die destijds gold, hield geen rekening met dit lange verwerkingsproces. Pas na dit lange verwerkingsproces kan het 22 Kamerstukken II, , 22889, nr Kamerstukken II, , 22889, nr 3.p Dit onderzoek heet: Seksueel misbruik van meisjes door verwanten. Dit is beter bekend als incest. 11

13 slachtoffer een weloverwogen beslissing nemen over de vraag of hij/zij een strafvervolging gaat instellen. 25 Weliswaar ging het in eerste instantie om verjaring met betrekking tot incest, maar de minister van Justitie wilde dat deze verjaringsregeling zou gelden voor alle minderjarigen slachtoffers van zedendelicten. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat er specifiek gekozen is om de verjaring in te laten gaan op de dag waarna het slachtoffer meerderjarig is geworden. De reden om aansluiting te zoeken bij de civiele meerderjarigheidsgrens is de navolgende. Het gaat om beslissingen die op hoogst persoonlijke overwegingen berusten, waardoor de beslissing niet aan de wettelijke vertegenwoordiger kan worden overgelaten. 26 Huidige regeling In 1994 is deze wet ingevoerd. De verjaringsregeling die specifiek geldt voor minderjarigen slachtoffers van zedendelicten is neergelegd in art. 3:310 lid 4 BW. Deze regeling bepaalt dat indien er sprake is van een zedendelict ( art.en 240b, 242 tot en met 250 van het wetboek van Strafrecht), de rechtsvordering tot vergoeding van de schade tegen de schuldige aan het misdrijf niet verjaart zolang het recht tot strafvervolging niet door verjaring is vervallen. In deze bepaling wordt dus een link gelegd met de strafrechtelijke verjaring. De strafrechtelijke verjaringsregeling is neergelegd in art. 70 van het wetboek van Strafrecht. Op seksueel misbruik staat maximaal 12 jaar gevangenisstraf. Indien men uitgaat van deze maximale gevangenisstraf, dan geldt krachtens art. 70 lid 4 Sr een verjaringstermijn van twintig jaar. In art. 70 lid 4 SR staat immers dat indien er een gevangenisstraf van 10 jaar of meer op het delict staat er een verjaringstermijn van twintig jaar geldt. 1.3 Het belang van het instituut verjaring Het instituut verjaring is van belang en wel om de navolgende redenen. Allereerst wordt de individuele schadeveroorzaker beschermd. Dit heeft alles te maken met de gedachte dat de schadeveroorzaker het recht heeft op een eerlijk proces ( art. 6 EVRM). Immers naar mate de tijd verloopt, wordt zijn positie als verweerder steeds moeilijker. Uiteraard zijn er niet enkel argumenten voor verjaring ter bescherming van de schadeveroorzaker. Het algemeen belang is ook gediend met duidelijkheid. Het gaat immers om het belang van de algemene rechtszekerheid. Maar er zijn nog meerdere redenen te noemen om de termijn van verjaring strikt te handhaven. Hierbij kun je denken aan het bewaren van de vrede, het feit dat aan 25 Kamerstukken II, , 21158, nr 1, p Kamerstukken II, , 22889, nr3,p.4. (MvT). 12

14 rechtsgedingen eens een einde moet komen, de rechterlijke macht die op deze manier wordt ontlast en tot slot is het belangrijk voor de voortgang van de economie. 27 De vraag is of de concrete belangen die aan de schuldeiser en schuldenaar worden toegekend het beroep op verjaring voldoende rechtvaardigen. 1.4 Rechtszekerheid versus redelijkheid en billijkheid Het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van de redelijkheid en de billijkheid zijn twee beginselen die in het civiele recht lijnrecht tegenover elkaar staan wanneer het over verjaring gaat. Dat de verjaringsregeling de rechtszekerheid dient is geen verrassing, maar een duidelijk gezichtspunt. 28 Met het beginsel van rechtszekerheid wordt bedoeld dat iedereen kan rekenen op handhaving en eerbiediging van zijn rechten. Bij het beginsel van redelijkheid en billijkheid gaat het om een wederzijdse belangenafweging. Er vindt een belangenafweging tussen beide partijen plaats en indien de regeling een onaanvaardbare uitkomst biedt, is in dat geval de regeling dus niet redelijk. De termijn van art. 3:310 lid 4 BW is 20 jaar. Immers de vordering tot schadevergoeding ingeval van een zedendelict bij een minderjarige, verjaart niet zolang de vervolging strafrechtelijk niet is verjaard. Deze termijn is ingesteld vanwege de rechtszekerheid. Partijen moeten weten waar ze aan toe zijn als het gaat om het geldend kunnen maken van hun rechten. De achterliggende gedachte om de termijn op 20 jaar te stellen was dat de bewijsvoering steeds lastiger wordt naar mate er een langere termijn tussen de gebeurtenis en het instellen van de vordering tot schadevergoeding zit. 29 Zo kunnen onder andere getuigen minder gemakkelijk worden gehoord, omdat het bewijs steeds minder geloofwaardig wordt naarmate de tijd verstrijkt. Een beroep op verjaring is enkel aanvaardbaar volgens art. 6:2 BW wanneer het slachtoffer jarenlang stilzit, terwijl hij daadwerkelijk in staat is om een vordering tot schadevergoeding in te stellen. Dat wil zeggen er is geen sprake van omstandigheden die het instellen van een vordering verhinderen, zoals bij overmacht het geval is. Nu rijst de vraag wanneer is een slachtoffer daadwerkelijk in staat de schadeveroorzaker in rechte aan te spreken en jegens hem een schadevergoeding in te stellen. Hierbij kan men de volgende situatie voorstellen. Er wordt een onrechtmatige daad gepleegd, het slachtoffer is direct bekend met de schade en met de schadeveroorzaker, maar gaat niet over tot het instellen van een schadevergoeding. 27 A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh 2010, nr Van Schaick p Van Zeben en Du Pon 1981, p. 917 e.v. 13

15 Algemeen is aanvaard dat zowel voor de relatieve- als voor de absolute verjaringstermijn uitzonderingssituaties kunnen voordoen waarbij een beroep op verjaring leidt tot een onaanvaardbare situatie. Voor de relatieve verjaringstermijn geldt dat deze niet gaat lopen indien er sprake is van psychische overmacht. Voor de absolute verjaringstermijn is de sluipende schade belangrijk. De schade openbaart zich pas na het verstrijken van de verjaringstermijn. Het slachtoffer heeft hierdoor nimmer een mogelijkheid om een schadevergoedingsactie in te stellen. Immers voor de termijn is het niet mogelijk omdat de schade dan nog niet is geopenbaard en na de openbaring van de schade is het onmogelijk omdat de verjaringstermijn is verstreken. Hierover meer in en Ten slotte heeft De Hoge Raad bepaald dat indien de strafbare feiten voor de invoering van art. 3:310 lid 4 BW zijn gepleegd, er aan civielrechtelijke verjaring van deze delicten enkel een terugwerkende kracht moet worden verleend, indien de civielrechtelijke verjaring ( volgens de oude regeling) niet inmiddels verjaard was. Met andere woorden de nieuwe regeling van art. 3:310 lid 4 BW kan niet een vordering tot schadevergoeding laten herleven, als deze verjaard is Conclusie Wanneer gekeken wordt naar de geschiedenis van de verjaring blijkt dat de civielrechtelijke verjaring al dateert uit de Romeinse tijd. Destijds is de termijn van 30 jaar in het leven geroepen, echter wordt totaal niet duidelijk waarom juist deze termijn is ingevoerd. Uit de parlementaire geschiedenis van 1981 blijkt dat de termijn van 30 jaar te lang was, er moest een nieuwe regeling komen. De nieuwe verjaringsregeling kent een algemene termijn en voor specifieke gevallen gelden langere termijnen. Dit is dan ook ingevoerd in 1992 toen het nieuwe BW is ontstaan. Uit het onderzoek van dhr N. Draijer 31 kwam naar voren dat seksueel misbruik als gevolg heeft dat slachtoffers jaren lang niet over hun ervaringen kunnen dan wel durven praten. Er gaat een enorm lang verwerkingsproces aan vooraf. De verjaringsregeling die destijds gold, hield geen rekening met dit lange verwerkingsproces. Hierdoor moest er regeling komen om deze groep van minderjarigen te beschermen. In het nieuwe BW is een bepaling opgenomen ter bescherming van de minderjarige. Deze is vastgelegd in art. 3:310 lid 4 BW. Ten slotte zal de discussie tussen het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van redelijkheid en billijkheid altijd een heikel punt blijven. De verjaringstermijn kent een 30 HR 8 september 2000, NJ 2001, 2, r.o Zie noot

16 absolute termijn die moet worden gehandhaafd uit het oogpunt van de rechtszekerheid. De vraag is of het strikt handhaven van deze absolute verjaringstermijn niet te vaak tot onaanvaardbare situaties leidt. 15

17 Hoofdstuk 2 Case-vergelijking asbest en verjaring 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk ga ik een case vergelijking doen om de civielrechtelijke verjaringsproblematiek eens vanuit een ander oogpunt te bekijken. Deze case study houdt het volgende in. Allereerst ga ik in paragraaf 2.2 in op de asbestproblematiek en waarom dit met betrekking tot de verjaringsregeling zoveel problemen geeft. Dit is essentiële informatie om te kunnen begrijpen met welke problematiek de Hoge Raad werd geconfronteerd in 1998 in de zaak Van Hese/De Schelde. In paragraaf 2.3 bespreek ik enkele mijlpalen in de jurisprudentie over asbest en verjaring, waaronder de zaak HR Van Hese/ De Schelde. Deze zaak wordt uitgelicht en de gezichtspunten die de Hoge Raad en de Advocaat Generaal Spier hebben ontwikkeld worden opgesomd. In paragraaf 2.4 vertel ik kort wat het gevolg is van de uitspraak Van Hese/ De Schelde. Hier komt ook de regeling aan de orde die voor de asbestslachtoffers als tegemoetkoming opgesteld is. In paragraaf 2.5 geef ik kort een reflectie op de gezichtspunten. Ten slotte sluit ik in paragraaf 2.6 dit hoofdstuk af met een korte conclusie. 2.2 De asbestproblematiek Asbest is een verzamelnaam voor een aantal in de natuur voorkomende mineralen die zijn opgebouwd uit kleine vezels ( serpentijn of amfibool). Asbest heeft een aantal bijzondere eigenschappen; het heeft een grote slijtvastheid en het is goed brandwerend. Daarnaast is asbest goedkoop en eenvoudig te verwerken in verschillende producten. Vanwege deze bijzondere eigenschappen is asbest de laatste honderd jaar veel gebruikt in industriële processen. 32 In Nederland werd dit product bekend onder de naam eternit. Aan het eind van de 19 de eeuw werd duidelijk dat asbest ziekten kan veroorzaken bij arbeiders in de industrie. Vanaf 1931 was de Arbeidsinspectie op de hoogte van het feit dat asbest schadelijk kon zijn en dat het kon leiden tot asbestose, een stoflongziekte. Asbestose werd in 1949 in Nederland erkend als beroepsziekte. Vanaf de jaren 50 werd bekend dat blootstelling aan asbest longkanker met zich mee kon brengen. Halverwege de jaren 60 kwam uit internationaal onderzoek naar voren dat chronische beroepsmatige blootstelling aan asbest longvlies- en buikvlieskanker, beter bekent als mesothelioom, kon veroorzaken. Opvallend is dat er pas eind jaren 70 regels werden opgesteld ter bestrijding van asbestose. In 1969 werd naar 32 Comité Asbestslachtoffers 16

18 aanleiding van een onderzoek van J. Stumphius 33 duidelijk dat onder de werknemers van scheepswerf de Schelde in Vlissingen mesothelioom veel voor kwam. Hierdoor werd in één keer de mesothelioomproblematiek in Nederland duidelijk. In 1973 werd het werken met blauw asbest ( de gevaarlijkste soort) verboden. 34 Ondanks alle bekendheid over de risico s op asbestkanker neemt het werken met asbest pas sinds 1980 drastisch af. Uiteindelijk word in 1993 het werken en opslaan van alle soorten asbest verboden. 35 Hierna ga ik even kort in op de ziekten die kunnen ontstaan na de blootstelling aan asbest. Hierdoor is het duidelijk om welke ziekten het concreet gaat. Algemeen mag worden aangenomen dat naar aanleiding van de blootstelling aan asbest drie verschillende ziekten kunnen ontstaan. Allereerst is asbestose een progressieve aandoening die zich uit in verstarring van de longen, waardoor het steeds moeilijker wordt om zuurstof op te nemen. De ziekte uit zich pas tussen de 10 en 40 jaar na blootstelling aan asbest. Longkanker kan ook ontstaan als gevolg van blootstelling aan asbest. De kans op het ontstaan van longtumoren bleek verhoogd te zijn bij mensen, die aan asbest waren blootgesteld. Asbestlongkanker is ook mogelijk zonder asbestose. Deze aandoening kan zich uiten binnen 4 tot 40 jaar na blootstelling ( een enorm ruime latentietijd). Als laatste bestaat de ziekte mesothelioom als gevolg van blootstelling aan asbest. Dit is een kwaadaardige aandoening van vliezen rondom de longen, de buik en het hart. Uit onderzoeken blijkt dat in bijna alle gevallen van mesothelioom er sprake was van blootstelling aan asbest. De latentietijd bij mesothelioom bedraagt naar doorgaans wordt aangenomen, 20 tot 40 jaar. 36 Er zijn ook kortere latentieperioden bekend. 37 Bovenstaande laat zien dat het onrechtvaardig is om de absolute verjaringstermijn onverkort voor deze ziekten te laten gelden. In sommige gevallen wordt het slachtoffer kort na de blootstelling ziek, maar er zijn ook veel gevallen bekend waarbij het slachtoffer na tientallen jaren pas ziek wordt. 33 Dit onderzoek heet: Asbest in een bedrijfsbevolking : een onderzoek naar het voorkomen van asbestlichaampjes en mesotheliomen op een scheeps-werf en machinefabriek. 34 Instituut asbestslachtoffers 35 Comité Asbestslachtoffers 36 HR 25 juni 1993, NJ 1993, 686 ( r.o 3.1 onder iii) 37 Comité Asbestslachtoffers, < 17

19 Deze lange latentietijd heeft de nodige rechtspraak met zich mee gebracht. De absolute verjaringstermijn gaat lopen vanaf het tijdstip van de gebeurtenis, verder kent de absolute verjaringstermijn geen eisen. Nu leidt juist deze absolute verjaringstermijn tot veel problemen in de asbestcase. Immers het moment dat de gebeurtenis plaatsvindt, is het moment dat het slachtoffer wordt blootgesteld aan asbest en daardoor ziek wordt. Het duurt vaak jaren voordat deze ziekte zich openbaart. Op het moment dat de ziekte en dus schade zichtbaar is bij het slachtoffer, is vaak de absolute verjaringstermijn verstreken Asbest en verjaring Allereerst is het van belang om de uitspraak van de Hoge Raad De Schelde/ Wijkhuisen 38 toe te lichten. In dit arrest heeft de Hoge Raad vastgesteld welke absolute verjaringstermijn geldt in geval van een asbestclaim. De Hoge Raad heeft bepaald dat bij werkgeversaansprakelijkheid voor asbestkanker (mesothelioom) een absolute verjaringstermijn van dertig jaar geldt. In 1998 bepaalde de Hoge Raad dat asbest valt te zien als een gevaarlijke stof, waardoor de verjaringsregeling van art. 3:310 lid 2 van toepassing is. In art. 3:310 lid 2 is de verjaringsregeling voor zowel milieuschade, als de schade veroorzaakt door gevaarlijke stoffen geregeld. Deze regeling houdt in, dat indien er sprake is van een gevaarlijke stof, zoals bedoeld in art. 6:175 BW de rechtsvordering tot vergoeding van schade, in afwijking van de absolute termijn van lid 1, in ieder geval door verloop van dertig jaren verjaart, na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Hieronder ga ik in op de overwegingen van de Hoge Raad in het arrest De Schelde/ Wijkhuisen De Schelde/ Wijkhuisen Wijkhuisen is als scheepsbouwer in 1953 in loondienst gekomen bij De Schelde. Zijn dienstverband is op 1 juni 1966 beëindigd. Wijkhuisen is tijdens zijn werkzaamheden bij de Schelde in de periode van 1953 tot 1966 blootgesteld aan asbeststof. Uiteindelijk wordt in 1994 bij hem de diagnose maligne pleura mesothelioom gesteld ( kanker aan het longvlies). Deze vorm van kanker wordt altijd in verband gebracht met blootstelling aan asbest. Op 20 oktober 1995 overlijdt Wijkhuisen aan de gevolgen van longvlieskanker. Wijkhuisen stelt De Schelde voor het eerst op 1 februari 1995 aansprakelijk. Vervolgens start Wijkhuisen op 3 mei 1995 de procedure bij de Kantonrechter te Middelburg. Zijn erven hebben na zijn overlijden 38 HR 2 oktober 1998, NJ 1999,

20 de procedure voortgezet. Wijkhuisen start zijn procedure bij de Kantonrechter te Middelburg. In deze procedure vordert hij gulden aan schadevergoeding jegens De Schelde. De Schelde verweert zich hiertegen door een beroep te doen op verjaring, maar de Kantonrechter wijst de vordering van Wijkhuisen toe. Belangrijk voor de werkgeversaansprakelijkheid is of dat de werkgever voldaan heeft aan zijn zorgplicht jegens de werknemer. De kantonrechter is van mening dat De Schelde tekort is geschoten in zijn zorgplicht jegens Wijkhuisen. Immers de gevaren van het werken met asbest stonden inmiddels vast en waren algemeen bekend. De Schelde kan zich niet verenigen met de uitspraak van de Kantonrechter en gaat hiertegen in hoger beroep bij het Gerechtshof te s Gravenhage. Het Hof stelt vast dat de door De Schelde gebruikte asbeststof op grond van art. 6:175 BW valt aan te merken als een gevaarlijke stof. Asbeststof wordt door het Hof gekwalificeerd als een gevaarlijke stof, omdat de asbeststof zodanige eigenschappen bevat waarvan bekend is dat zij een bijzonder gevaar van ernstige aard oplevert voor personen en dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. 39 De bekendheid van het gevaar wordt als volgt uitgelegd. De Schelde was namelijk voor 1953 bekend met asbestose als gevolg van het werken met asbest. Vanaf 1958 werd bekend dat als gevolg van blootstelling aan asbest een longtumor kon ontstaan en later rond 1964 werd algemeen bekend dat er een mesothelioom kon ontstaan. Wijkhuisen krijgt uiteindelijk maligne pleura mesothelioom, waardoor het gevaar zich verwezenlijkt heeft. Doordat asbeststof door het Hof juridisch is gekwalificeerd als een gevaarlijke stof geldt op grond van art. 6:175 BW een absolute verjaringstermijn van 30 jaar. Voor de absolute verjaringstermijn is het tijdstip van de gebeurtenis van belang. Het Hof stelt vast dat Wijkhuisen gedurende zijn gehele dienstverband is blootgesteld aan asbest. Hierdoor kan de blootstelling van Wijkhuisen gezien worden als een voortdurend feit of als een opeenvolging van feiten in de zin van art. 3:310 lid 3 BW. 40 Deze gebeurtenis is dus gelet op het voorstaande begonnen in 1953 en geëindigd op 1 juli De aansprakelijkheidsstelling van Wijkhuisen op 1 februari 1995 valt dus binnen de absolute verjaringstermijn van 30 jaar die krachtens art. 3:310 lid 2 BW van toepassing is. De Schelde heeft immers niet aannemelijk kunnen maken dat de gebeurtenis op 1 februari 1965 is opgehouden te bestaan. Hierdoor wordt het verjaringsverweer van De Schelde uiteindelijk ook verworpen door het Gerechtshof s Gravenhage. 39 HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 682, r.o HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 682, r.o

21 De Schelde gaat uiteindelijk in cassatie bij de Hoge Raad en stelt met betrekking tot de verjaring het navolgende: Allereerst stelt De Schelde dat art. 3:310 lid 2 BW niet van toepassing is, omdat asbeststof voor 1 februari 1995, de datum van het van kracht worden van art. 6:175 BW niet kan worden aangemerkt als een stof die zodanige eigenschappen bevat waarvan bekend is dat zij een bijzonder gevaar van ernstige aard oplevert voor personen; 2. De Schelde is van mening dat het hof heeft miskend dat de verlening van de verjaringstermijn tot dertig jaar slechts betrekking heeft op aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen op grond van art. 6:162 BW. Voor de vordering van Wijkhuisen geldt op grond van art. 1638x (oud) de absolute verjaringstermijn van twintig jaar; 3. Vervolgens stelt De Schelde dat het Hof eraan voorbij is gegaan dat de dertigjarige verjaringstermijn alleen geldt, indien de schade een gevolg is van een stof waarvan bekend is dat zij zodanige eigenschappen bevat dat zij hierdoor een bijzonder gevaar van ernstige aard oplevert voor personen. Met andere woorden De schelde doet een beroep op het bekendheidsvereiste. De Hoge Raad stelt dat het Hof haar oordeel voldoende heeft gemotiveerd en stelt de erven van Wijkhuisen in het gelijk. De Hoge Raad voegt hier de navolgende argumentatie aan toe. Allereerst wordt er in gegaan op de toepasselijkheid van art. 3:310 lid 2 BW op grond van art. 6:175 BW. De Hoge Raad stelt dat het Hof niet van mening is dat de aansprakelijkheid van De Schelde op grond van art. 6:175 vastgesteld is, maar dat het Hof de omschrijving van art. 6:175 BW enkel heeft gebruikt om de gevaarlijke eigenschappen van asbest aan te geven. Vervolgens gaat de Hoge Raad verder in op de verlenging van de verjaringstermijn van 20 naar 30 jaar op grond van art. 3:310 lid 2. Volgens De Schelde zou dit alleen maar mogelijk zijn indien het gaat om aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen op grond van art. 6:162 BW. De Hoge Raad stelt dat de verjaringstermijn van art. 3:310 BW betrekking heeft op vorderingen tot vergoeding van schade. Het kan in dit geval zowel gaan om schade die wordt veroorzaakt door wanprestatie als om schade die is veroorzaakt door een onrechtmatige daad. Nergens kan uit de strekking van art. 3:310 BW worden opgemaakt dat de verlenging van de verjaringstermijn niet zou gelden voor de vorderingen tot schadevergoeding die gebaseerd zijn op art. 1638x (oud). De verwijzing in art. 3:310 naar de gevaarlijke stoffen van art. 6:175 heeft niet het doel om de toepasselijkheid van de verjaringstermijn van 30 jaar te beperken tot 41 HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 682, r.o t/m

22 vorderingen die zijn gegrond op art. 6:175 BW. Deze verwijzing in art. 3:310 duidt slechts aan om welke soorten gevaarlijke stoffen het gaat. 42 Ten slotte gaat de Hoge Raad in op het bekendheidsvereiste wat opgenomen is in art. 3:310 lid 2 BW. De Schelde stelt immers dat zij niet bekend was met de gevaren voor de gezondheid die kunnen ontstaan als gevolg van het werken met asbest. Hierdoor kan de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 2 BW niet van toepassing zijn. Het Hof heeft echter vastgesteld dat De Schelde wel bekend was met het gevaar voor de gezondheid. De Hoge Raad voegt aan het oordeel van het Hof toe dat voor de toepassing van art. 3:310 lid 2 de aard van de stof in beginsel beslissend is. 43 Bovenstaande uitspraak laat zien dat bij aansprakelijkheid voor asbest de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 2 BW van toepassing is. Dit is niet de enige belangrijke uitspraak over de verjaringsregeling van art. 3:310 lid 2 BW. De belangrijkste uitspraak heeft de Hoge Raad op 28 april 2000 gewezen. In de zaak Van Hese/ De Schelde werd de absolute verjaringstermijn voor het eerst doorbroken. 44 Voor het eerst kwam de deur van de verjaring op een kier te staan. De Hoge Raad ontwikkelde in deze zaak gezichtspunten aan de hand waarvan de rechter moet toetsen of een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De Hoge Raad heeft daarna in meerdere arresten deze gezichtspunten herhaald. Hieronder ga ik in op de zaak Van Hese/ De Schelde. Dit is dan ook een essentiële uitspraak voor het vervolg van mijn onderzoek Van Hese vs. De Schelde Van Hese (eiser) is van 1959 tot en met 1963 werkzaam geweest als schilder bij De Schelde ( verweerder). Tijdens zijn werkzaamheden bij De Schelde is hij blootgesteld aan asbeststof. In de loop van 1996 is bij Van Hese de ziekte mesothelioom vastgesteld ( dit is dus meer dan 30 jaar na de laatste blootstelling). Deze ziekte heeft maar één oorzaak, namelijk blootstelling aan asbest. Op 29 oktober 1996 heeft Van Hese zijn (ex) werkgever De Schelde aansprakelijk gesteld op grond van art. 7A: 1638 x ( oud) BW ( werkgeversaansprakelijkheid). Van Hese overlijdt op 18 november 1996, zijn erven zetten de procedure voort. De procedure vangt aan door een dagvaardingsprocedure bij de Kantonrechter te Middelburg. De erven vorderen een schadevergoeding die zowel uit materiële- als uit immateriële schade bestaat. De Schelde doet een beroep op verjaring, omdat de absolute verjaringstermijn van art. 3:310 lid 2 BW is 42 HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 682, r.o HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 682, r.o HR 28 april 2000, NJ 2000,

23 verstreken. Immers de laatste blootstelling aan asbest is meer dan 30 jaar geleden geweest. De Schelde is van mening dat zij daardoor niet aansprakelijk kan worden gesteld. De erven van Van Hese hebben zowel in eerste als in tweede instantie de volgende argumenten aangevoerd, tegen het beroep op verjaring van De Schelde 45 : 1. De verjaringstermijn is gezien haar maatschappelijke gevolgen in casus onredelijk en dient op basis van art. 6:2 lid 2 BW buiten toepassing te blijven. Hierdoor is gezien de gegeven omstandigheden het beroep van De Schelde op verjaring in strijd met de redelijkheid. 2. Onder gebeurtenis in art. 3:310 BW dient te worden verstaan het moment van aanvang van de groei van de tumor. De Kantonrechter en de Rechtbank te Middelburg verwerpen deze argumenten van de erven. De Kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van De Schelde als het gaat om het nemen van de vereiste veiligheidsmaatregelen. Hierdoor is de Kantonrechter van mening dat er geen grond is om het beroep op verjaring van De Schelde in strijd met de redelijkheid en billijkheid te achten. De blootstelling van Van Hese gedurende zijn dienstverband valt aan te merken als een voortdurend feit of een opeenvolging van feiten, zoals bedoeld in art. 3:310 lid 3 BW. De termijn van verjaring is daardoor gaan lopen op het moment dat de blootstelling is beëindigd. In casu was dit 8 juni De verjaringstermijn van art. 3:310 lid 2 BW is absoluut en daardoor voltooid op 7 juni De vordering tot schadevergoeding werd op 29 oktober 1996 ingediend. De Kantonrechter stelt dan ook dat de vordering is verjaard. 46 In Hoger beroep bij de Rechtbank Middelburg doen de erven een beroep op de lange latentietijd van de ziekte mesothelioom. Deze latentietijd kan per geval verschillen, waardoor het moment van openbaring van de ziekte mesothelioom ook per geval anders kan zijn. Zo zijn er asbestslachtoffers bij wie het mesothelioom zich binnen de verjaringstermijn heeft geopenbaard. Zij kunnen dan wel succesvol hun ( voormalige) werkgevers aanspreken. Het grootste deel van slachtoffers kan dit echt niet, omdat de openbaring van de ziekte plaatsvindt na het verstrijken van de absolute verjaringstermijn. De Rechtbank vindt het vanuit het oogpunt van individuele gerechtigheid van de nabestaanden moeilijk te constateren dat de erven gelijk hebben. Beide instanties kunnen op basis van bovenstaande argumenten geen 45 HR 28 april 2000, NJ 2000, 430, r.o HR 28 april 2000, NJ 2000, 430, r.o

24 gronden vinden om de absolute verjaringstermijn te doorbreken. Doorslaggevend voor deze beslissing van de Rechtbank is dat de verjaringswetgeving van recente datum is. De wetgever heeft speciaal voor de gevallen van milieuschade en schade als gevolg van gevaarlijke stoffen (zoals asbest) een verlengde verjaringstermijn van 30 jaar opgenomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in art. 3:310 lid 2 BW en is ontstaan, nadat in de literatuur stil was gestaan bij de positie van asbestslachtoffers. Inmiddels was duidelijk dat de schade van deze asbestslachtoffers pas na vele jaren na de blootstelling aan het licht treedt. Uit het oogpunt van rechtszekerheid is dan ook gekozen om de termijn niet verder te verlengen dan 30 jaar. 47 Uiteindelijk stelt De Rechtbank stelt zich dan ook op het standpunt dat als aan de belangen van de asbestslachtoffers op het terrein van de verjaring verder tegemoet moet worden gekomen, dit dient te geschieden door de wetgever. De Rechtbank Middelburg stelt dus ook De Schelde in het gelijk. De erven gaan dan ook in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad kreeg in deze zaak de taak om antwoord te geven op de volgende rechtsvraag: Kan een vordering tot schadevergoeding nog geldend gemaakt worden in een geval dat zich hierdoor kenmerkt dat na de laatste blootstelling aan asbest meer dan dertig jaar zijn verstreken voordat het daardoor veroorzaakte veroorzaakte mesothelioom is gediagnostiseerd? De Hoge Raad begint met een uitleg over de ratio van de verjaringsregeling van art. 3:310 BW. Allereerst wordt ingegaan op de relatieve verjaringstermijn van vijf jaar, zoals is opgenomen in art. 3:310 lid 1 BW. Deze termijn vangt aan wanneer de benadeelde bekend is met de schade en met de daarvoor aansprakelijke persoon. Dit zou meebrengen dat de rechtsvordering nog niet zou zijn verjaard. Maar de absolute verjaringstermijn gaat lopen vanaf het tijdstip van de gebeurtenis. Als deze termijn inmiddels is verlopen kan de vijfjarige termijn niet meer van toepassing zijn. De dertigjarige verjaringstermijn heeft namelijk een objectief en absoluut karakter en is ingesteld vanuit het oogpunt van rechtszekerheid. De Hoge Raad is van mening dat het strikt handhaven van deze absolute verjaringstermijn moeilijk is te aanvaarden vanuit het oogpunt van individuele gerechtigheid, ten opzichte van het slachtoffer. Daarnaast brengt het beginsel van redelijkheid jegens de wederpartij mee dat deze termijn ook echt strikt moet worden gehandhaafd. 48 Maar dit absolute karakter moet niet 47 HR 28 april 2000, NJ 2000, 430, r.o HR 3 november 1995, NJ 1998,

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten TWEEDE KAMER DER 2 STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2010-2011 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 824 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijden

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22889 Wijziging van de artikelen 71 en 245 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 310 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (verjarings en klachttermijnen

Nadere informatie

VNO-NCW/MKB-Nederland, Comité Asbestslachtoffers, Verbond van Verzekeraars, FNV Vakcentrale, CNV, VCP, LTO-Nederland en VSO. 2

VNO-NCW/MKB-Nederland, Comité Asbestslachtoffers, Verbond van Verzekeraars, FNV Vakcentrale, CNV, VCP, LTO-Nederland en VSO. 2 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Actuele verfijning van verjaring in het civiele recht

Actuele verfijning van verjaring in het civiele recht 652 advocatenblad 17 5 oktober 2001 Art. 3:310 BW Actuele verfijning van verjaring in het civiele recht Onlangs besliste de Hoge Raad dat de vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 BW pas gaat lopen

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-382 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101 ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101 Instantie Rechtbank Middelburg Datum uitspraak 21-04-2010 Datum publicatie 18-02-2011 Zaaknummer 63270 / HA ZA 08-286 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-247 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop, mr. B.F. Keulen, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Scriptie voor de master Privaatrechtelijke rechtspraktijk.

Scriptie voor de master Privaatrechtelijke rechtspraktijk. Scriptie voor de master Privaatrechtelijke rechtspraktijk. Centrale vraag: Is het wetsvoorstel om artikel 3:310 lid 4 BW te wijzigen, mede in het licht van de ontwikkeling van het leerstuk van de bevrijdende

Nadere informatie

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn 1. 1. Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn 1. 1. Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010 mr. A.E. Krispijn 1 De nieuwe verjaringsregeling 39 (Wijzigingen van artikel 7:942 BW) 1. Inleiding Op 1 juli 2010 zijn de Wet deelgeschilprocedure bij letselen overlijdensschade ( Wet deelgeschilprocedure,

Nadere informatie

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-745 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365 ECLI:NL:PHR:2002:AE4430 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 11-10-2002 Datum publicatie 11-10-2002 Zaaknummer C00/345HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-323 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Klacht ontvangen op : 27 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Bulletin 3. De dertigjarige verjaringstermijn getoetst aan art. 6 EVRM. Inhoud

Bulletin 3. De dertigjarige verjaringstermijn getoetst aan art. 6 EVRM. Inhoud PIV Bulletin 3 Inhoud Pagina 1 De dertigjarige verjaringstermijn getoetst aan art. 6 EVRM Pagina 6 Een nieuwe episode in de serie overgangsperikelen bij verjaring van verzekeringsvorderingen Pagina 8 Spiegelpaleis:

Nadere informatie

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Uitspraak De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven Zaaknummer: ****** Datum uitspraak: 7 augustus 2015 De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven

Nadere informatie

Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheid

Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheid PB 2015/4 Art. - Stuiting van de verjaring van de invorderingsbevoegdheidd Publicatie PB: Tijdschrift voor Praktisch Bestuursrecht Jaargang 6 Publicatiedatum 20-05-2015 Afleveringnummer 4 Artikelnummer

Nadere informatie

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Inleiding Nieuw verzekeringsrecht per 1 januari 2006 met nieuwe regeling voor verjaring Voor 1 januari

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Mr. Bert Kabel (1) Inleiding In het hedendaagse verkeer komt het regelmatig voor dat verkeersdeelnemers elkaar geen voorrang verlenen. Gelukkig

Nadere informatie

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT Bij de aankoop van een woning blijkt achteraf nogal eens dat iets anders geleverd is dan op grond van de koopovereenkomst mocht worden verwacht. Er kan bijvoorbeeld sprake

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 ECLI:NL:RBNHO:2017:6351 Instantie Datum uitspraak 05-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 5474399 \ CV EXPL 16-8870 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Verjaring van incest. Verjarings- en klachttermijnen bij sexuele delicten met minderjarigen

Verjaring van incest. Verjarings- en klachttermijnen bij sexuele delicten met minderjarigen Artikelen beleidsmedewerkster Clara Wichmann Instituut Verjarings- en klachttermijnen bij sexuele delicten met minderjarigen Verjaring van incest Met de algehele herziening van het Burgerlijk Wetboek verdween

Nadere informatie

5. Moet je een melding bij de commissie Samson hebben gedaan om voor een compensatieregeling in aanmerking te komen? Dat is niet noodzakelijk.

5. Moet je een melding bij de commissie Samson hebben gedaan om voor een compensatieregeling in aanmerking te komen? Dat is niet noodzakelijk. Vragen en Antwoorden compensatieregelingen slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugd/pleegzorg In dit document vindt u vragen en antwoorden bij de mededelingen van het Ministerie van Veiligheid en

Nadere informatie

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen.

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Samenvatting Werknemer met mesothelioom spreekt werkgever aan. De schadevergoeding wordt

Nadere informatie

Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding WIJZIGING VAN BOEK 6 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING IN VERBAND MET DE NORMERING VAN DE VERGOEDING VOOR KOSTEN TER VERKRIJGING VAN VOLDOENING BUITEN RECHTE Memorie

Nadere informatie

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014 arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM afdeling civiel recht en belastingrecht, team II zaaknummer :200.140.465101 KG zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/5545011KG ZA 13-1428 arrest van de meervoudige burgerlijke

Nadere informatie

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013 Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013 Agenda Inleiding Bewijs Causaliteit Praktische aanpak Deskundigen Zorgplicht werkgever

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3). WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B. 1952 no. 3). Artikel 1 1 1. De ministers zorgen voor de uitvoering van de Grondwet, de verdragen en andere overeenkomsten

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-322 d.d. 8 september 2014 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars, leden en mr. I.M.L. Venker) Samenvatting

Nadere informatie

Convenant met UWV inzake verjaring en de regeling van enkele discussiepunten

Convenant met UWV inzake verjaring en de regeling van enkele discussiepunten Convenant met UWV inzake verjaring en de regeling van enkele discussiepunten Partijen: Verbond van Verzekeraars te Den Haag, vertegenwoordigd door R.R. Latenstein van Voorst MBA, en mr. R. Weurding, algemeen

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-375 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 oktober 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857

Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857 Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series Noot bij ktr. Utrecht 16 september 2008, BF0857 Z.H. Duijnstee-van Imhoff Published in WR 2009/109, p. 388-390. 1 Noot bij ktr. Utrecht 16 september

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De levensverzekeringsovereenkomst: een vreemde eend in de bijt van verzekeringsovereenkomsten Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Algemene opmerkingen (1) De wetgever

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Het effect van de Wnra op de schaderegeling 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Programma Schade van de ambtenaar Rechtspositionele voorschriften Werkgeversaansprakelijkheid Goed werkgeverschap

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-160 d.d. 22 mei 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.L.Hendrikse en mr. E.M. Dil-Stork, leden, en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, tegen C te D, vertegenwoordigd door E te F Zaak : Eigen risico, verjaring, betalingsachterstand Zaaknummer : 2012.01051 Zittingsdatum : 21 november 2012

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Met veel belangstelling heb ik

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam &

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & De 10 meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam & Colofon De Gier Stam & Advocaten Lucasbolwerk 6 Postbus 815 3500 AV UTRECHT t: (030)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Arbeidsrecht Actueel. Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet werk en zekerheid.

Arbeidsrecht Actueel. Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet werk en zekerheid. Jaargang 22 (2017) JANUARI nr. 279 Arbeidsrecht Actueel In deze uitgave: Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet WeRk en zekerheid Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Vereniging voor Pensioenrecht 27 januari 2015 Rechtspraak 2015: - Verjaring - Pensioenontslag WWZ - Onjuiste communicatie - Partner en het pensioen

Vereniging voor Pensioenrecht 27 januari 2015 Rechtspraak 2015: - Verjaring - Pensioenontslag WWZ - Onjuiste communicatie - Partner en het pensioen Vereniging voor Pensioenrecht 27 januari 2015 Rechtspraak 2015: - Verjaring - Pensioenontslag WWZ - Onjuiste communicatie - Partner en het pensioen Mr. Jeroen Los Verjaring Art. 3:307 BW.. tot nakoming

Nadere informatie

Wat te doen als u bent blootgesteld aan asbest?

Wat te doen als u bent blootgesteld aan asbest? Wat te doen als u bent blootgesteld aan asbest? Het eerste dat u moet doen als u bent blootgesteld aan asbest is het werk stil leggen, mogelijke collega s op de hoogte stellen en de Inspectie SZW (voorheen

Nadere informatie

RECENTE JURISPRUDENTIE

RECENTE JURISPRUDENTIE RECENTE JURISPRUDENTIE Het feit dat een werkgever onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen, is geen rechtvaardiging voor een doorbraak van de verjaringstermijn Een man is van 1951 tot 1961, met

Nadere informatie

Fiën Adviesgroep Haarlemmermeer B.V., gevestigd te Haarlem, hierna te noemen Aangeslotene.

Fiën Adviesgroep Haarlemmermeer B.V., gevestigd te Haarlem, hierna te noemen Aangeslotene. Niet-Bindende Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-333 d.d. 21 juli 2016 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. R. de Kruif,

Nadere informatie

Nota van toelichting

Nota van toelichting Nota van toelichting In het Algemeen Overleg van 11 november 2008 heb ik nadere regelgeving voor buitengerechtelijke incassokosten aangekondigd (Kamerstukken II 2008/09, 24 515, nr. 144). Bij brief van

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Stelplicht en bewijslast bij werkgeversaansprakelijkheid

Stelplicht en bewijslast bij werkgeversaansprakelijkheid partij die volgens de hoofdregel de bewijslast zou hebben gehad. Een andere bewijslastverdeling kan voorts voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid. 2 In een concreet geval kan de redelijkheid

Nadere informatie

30 juni 20. et Werk & Zekerheid. ntslag op staande voet. rof. Mr S.F. Sagel

30 juni 20. et Werk & Zekerheid. ntslag op staande voet. rof. Mr S.F. Sagel et Werk & Zekerheid ntslag op staande voet rof. Mr S.F. Sagel et ontslag op staande voet: afschaffen of behouden? e meningen waren verdeeld 30 juni 20 e kosten van een terecht ontslag op staande voet "Het

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober 2013. Rapportnummer: 2013/147

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober 2013. Rapportnummer: 2013/147 Rapport Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/147 2 Aanleiding Op 7 april 2013 om 16.52 uur komt er bij de regionale eenheid

Nadere informatie

STELPLICHT EN BEWIJSLAST VOOR AANSPRAKELIJKHEID

STELPLICHT EN BEWIJSLAST VOOR AANSPRAKELIJKHEID ADVIES OVER DOORBREKING VAN DE VERJARINGSTERMIJN EN STELPLICHT EN BEWIJSLAST VOOR AANSPRAKELIJKHEID voor het INSTITUUT ASBESTSLACHTOFFERS van prof. mr. T. Hartlief prof. mr. J. Hijma en prof. mr. H.J.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 257 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade

Nadere informatie

Compensatie voor asbestgerelateerde longkanker Twee varianten voor een regeling in Nederland. Jan Warning FNV Arbonetwerk, Utrecht 30 november 2018

Compensatie voor asbestgerelateerde longkanker Twee varianten voor een regeling in Nederland. Jan Warning FNV Arbonetwerk, Utrecht 30 november 2018 Compensatie voor asbestgerelateerde longkanker Twee varianten voor een regeling in Nederland Jan Warning FNV Arbonetwerk, Utrecht 30 november 2018 Vragen, vragen Kan asbest longkanker veroorzaken? ja/nee

Nadere informatie

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408 NEF0408 Algemene bepalingen voor geldleningen Inhoudsopgave Begripsbepalingen.... 2 Algemeen.... 2 Het bedrag van de lening.... 2 De looptijd van de lening.... 2 Rentepercentage en rente... 3 De aflossing;

Nadere informatie

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 bijlage(n)

Nadere informatie

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Juridische Vaardigheden niveau 4 1 / 8

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Juridische Vaardigheden niveau 4 1 / 8 Juridische Vaardigheden niveau 4 Correctiemodel voorbeeldexamen 2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Juridische Vaardigheden niveau 4 1 / 8 Vraag 1 Toetsterm 4.1 - Beheersingsniveau: B - Aantal

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, openbare instelling met. rechtspersoonlijkheid, waarvan de zetel gevestigd is te 1000

RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, openbare instelling met. rechtspersoonlijkheid, waarvan de zetel gevestigd is te 1000 21 MEI 2001 S.00.0164.N/1 Nr. S.00.0164.N RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, waarvan de zetel gevestigd is te 1000 Brussel, Keizerslaan 7, eiser tot cassatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-846 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Klacht ontvangen op : 21 september 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2009-2010 32 418 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de normering van de vergoeding

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Parlementaire geschiedenis. Beslagvrije voet met terugwerkende kracht aanpassen (art. 475d lid 7 Rv) Van 1 april 1991 tot heden

Parlementaire geschiedenis. Beslagvrije voet met terugwerkende kracht aanpassen (art. 475d lid 7 Rv) Van 1 april 1991 tot heden Parlementaire geschiedenis Beslagvrije voet met terugwerkende kracht aanpassen (art. 475d lid 7 Rv) Van 1 april 1991 tot heden Van 1 april 1991 tot heden Wettekst 1 Art. 475d lid 5 Rv De beslagvrije voet

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Symposium Omkering van bewijslast 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Wettelijk vermoeden en omkering van de bewijslast Daan Asser 1 1. Feiten en recht Rechtsfeit is het feit of het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Ontslag na doorstart faillissement

Ontslag na doorstart faillissement Ontslag na doorstart faillissement december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden

Nadere informatie

Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Het examen bestaat uit gesloten en openvragen en het laatste onderdeel is een casus met meerdere openvragen.

Het examen bestaat uit gesloten en openvragen en het laatste onderdeel is een casus met meerdere openvragen. Juridische Vaardigheden niveau 4 Examenopgaven voorbeeldexamen Belangrijke informatie Dit voorbeeldexamen bestaat uit 15 vragen. Het online examen bestaat uit 30 vragen. Het examen bestaat uit gesloten

Nadere informatie

Rolnummer 4237. Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T

Rolnummer 4237. Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T Rolnummer 4237 Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 34, 2, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gesteld door

Nadere informatie