Centraal Bureau voor de Statistiek. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Centraal Bureau voor de Statistiek. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009"

Transcriptie

1 Centraal Bureau voor de Statistiek Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009

2 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen = 2007 tot en met /2008 = het gemiddelde over de jaren 2007 tot en met / 08 = oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2007 en eindigend in / / 08 = oogstjaar, boekjaar enz., 2004/ 05 tot en met 2007/ 08 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Inlichtingen Centraal Bureau voor de Statistiek Tel. (088) Henri Faasdreef 312 Fax (070) JP Den Haag Via contact formulier: Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek Bestellingen Grafimedia verkoop@cbs.nl Fax (045) Druk OBT bv, Den Haag Internet Omslag TelDesign, Rotterdam Prijs: 10,20 (excl. administratie- en verzendkosten) ISBN: Oplage: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld V-51

3 Voorwoord In deze eerste uitgave van Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting wordt beknopt verslag gedaan van recente ontwikkelingen op het gebied van armoede en beperkingen op het sociale en financiële vlak. Armoede is een relatief begrip. In deze publicatie is het voor beleids- en onderzoeksdoeleinden afgebakend aan de hand van de beleidsmatige inkomensgrens en de lage-inkomensgrens. De beleidsmatige inkomensgrens is gebaseerd op de normbedragen van het beleidsmatig minimum, zoals politiek vastgesteld. De lageinkomensgrens vertegenwoordigt een in de tijd vast koopkrachtbedrag. Ook aan de orde komen de duur van armoede, het oordeel over diverse aspecten van de eigen financiële situatie en de mate van uitsluiting in de samenleving, hier gemeten als beperkingen in middelen voor elementaire levensbehoeften en achterstelling in deelname aan sociale en maatschappelijke activiteiten. De nieuwe, voorlopige uitkomsten tonen een lichte stijging van armoede in 2008, nadat deze in 2007 nog flink was afgenomen. Over langere termijn is de omvang van armoede afgenomen. Ten opzichte van de midden jaren negentig is het aandeel huishoudens met een laag inkomen bijna gehalveerd. De daling volgens de beleidsmatige inkomensgrens is minder groot. Eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen zijn verreweg het meest en ook het vaakst langdurig afhankelijk van een inkomen onder de armoedegrens. Een inkomen onder de armoedegrens betekent veelal financiële beperkingen en achterstelling in deelname aan het maatschappelijke leven. De publicatie Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009 is een vervolg op de reeks publicaties die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onder de namen de Armoedemonitor en Armoedebericht vanaf 1997 gezamenlijk publiceerden. Uitgebreid cijfermateriaal over dit onderwerp is terug te vinden op Statline, de elektronische databank van het CBS ( De Directeur-Generaal van de Statistiek, Drs. G. van der Veen Den Haag/Heerlen, december 2009 Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

4

5 Inhoud Voorwoord Samenvatting Indicatoren van armoede Omvang en risicogroepen Kans op armoede bij huishoudens Risicogroepen Samenstelling van het huishouden Bron van inkomen Land van herkomst Intensiteit Kans op armoede bij personen In-, uit- en doorstroom Uitsluiting in de samenleving Mate van sociale participatie Financiële achterstelling Uitgaven, bezittingen en schulden Uitgaven en vaste lasten Vermogenspositie Schulden maken Inkomensbeoordeling Moeilijk rondkomen Minimaal noodzakelijk geacht inkomen Ruimtelijke spreiding Laag inkomen per gemeente Concentratie van lage inkomens Segregatie per gemeente Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

6 7. Kans op armoede in de Europese Unie Lage inkomens en gezondheid Verschillen in gezondheid en medisch zorggebruik Levensverwachting en gezonde levensverwachting Redactie Auteurs Literatuur Centraal Bureau voor de Statistiek

7 Samenvatting Indicatoren van armoede In Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009 zijn de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige inkomensgrens gehanteerd als indelingscriterium voor armoede. Daarbij is onderscheid gemaakt in kans op armoede in het verslagjaar en kans op langdurige armoede ofwel ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder de armoedegrens. De lage-inkomensgrens weerspiegelt een vast koopkrachtbedrag in de tijd. De grens is afgeleid van het bijstandsniveau voor een alleenstaande in 1979, toen deze in koopkracht het hoogst was. Voor meerpersoonshuishoudens is deze grens met behulp van equivalentiefactoren aangepast aan omvang en samenstelling van het huishouden. Doordat de lage-inkomensgrens alleen voor prijsontwikkeling wordt geïndexeerd, is dit criterium geschikt voor vergelijkingen in de tijd. De beleidsmatige inkomensgrens is gebaseerd op het sociaal minimum. Het beleidsmatig of sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. De beleidsmatige inkomensgrens is hier bepaald op 101 procent van het sociaal minimum, zodat ook huishoudens met een minimumuitkering en geringe aanvullende inkomsten tot de minima worden gerekend. Tot 65 jaar is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf 65 jaar aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen is kinderbijslag aan het normbedrag toegevoegd. De afbakening van armoede is gebaseerd op inkomensgegevens die lopen tot en met Deze zijn afkomstig uit het Inkomenspanelonderzoek (IPO) dat grotendeels op belastinggegevens is gebaseerd. Regionale gegevens van armoede zijn afkomstig uit het Regionaal inkomensonderzoek (RIO). Het RIO stoelt eveneens grotendeels op belastinggegevens maar de meest recente gegevens beperken zich momenteel tot Ook zijn in Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting 2009 aanvullende indicatoren opgenomen over uitsluiting in de samenleving, vaste lasten, schulden moeten maken, vermogenspositie, inschatting van eigen inkomenssituatie en gezondheid, en gezonde levensverwachting. Bij uitsluiting in de samenleving gaat het om de mate van deelname aan het maatschappelijk leven en om financiële beperkingen in middelen voor eerste levensbehoeften. De gegevens zijn afkomstig uit respectievelijk het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) 2008 en de EU Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC t/m 2008). De informatie over vaste lasten is afkomstig uit het Budgetonderzoek ( ) en gegevens over schulden moeten maken zijn ontleend aan het Consumenten Conjunctuur Onderzoek (t/m september 2009). De recent geactualiseerde Vermogensstatistiek, eveneens in hoofdzaak afgeleid uit fiscale registers, vormde de basis voor de gepresenteerde gegevens van het vermogen. Voor het oordeel over de eigen inkomenssituatie is wederom geput uit EU-SILC en voor gezondheid en gezonde levensverwachting uit POLS en de CBS doodsoorzakenstatistiek. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

8 Meer lage inkomens in 2008, maar langdurig lage inkomens ongewijzigd Van de 6,9 miljoen huishoudens in 2008 leefden er 545 duizend (8,0 procent) onder de lage-inkomensgrens. Het aandeel is hoger dan in 2007, toen 7,6 procent van een laag inkomen moest rondkomen. Het aandeel van de huishoudens dat ten minste vier jaar achtereen afhankelijk was van een laag inkomen, bedroeg 2,8 procent, evenveel als in Ook toename volgens de beleidsmatige inkomensgrens Het aantal huishoudens met een inkomen onder de beleidsmatige inkomensgrens steeg eveneens in 2008, en wel tot 460 duizend (6,7 procent). Het aandeel van de huishoudens dat langdurig moest rondkomen van een inkomen onder de beleidsmatige inkomensgrens, lag met 1,8 procent op hetzelfde niveau als in het daaraan voorafgaande jaar. Risicogroepen Eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen en alleenstaanden tot 65 jaar kampten volgens zowel de lage-inkomensgrens als de beleidsmatige inkomensgrens relatief het vaakst met armoede. In 2008 moest bijna een op de tien van deze eenoudergezinnen langdurig van een laag inkomen rondkomen. In 2000 betrof dit nog bijna een op de vier eenoudergezinnen. De inkomenspositie van eenoudergezinnen is in de periode verbeterd, doordat enerzijds de arbeidsparticipatie van alleenstaande ouders bleef toenemen, en anderzijds de koopkracht van alleenstaande ouders die afhankelijk waren van bijstand, gestegen is. Ook de herkomst speelt een belangrijke rol in het risico op armoede. Zo moesten niet-westerse allochtonen in 2008 ruim drie keer zo vaak rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens als gemiddeld. Een laag inkomen heeft bij niet-westerse huishoudens ook veelal een langdurig karakter en komt daardoor bijna vier keer zo vaak voor als gemiddeld. Duidelijke achterstelling op sociaal en financieel vlak In 2008 namen personen met een inkomen onder de armoedegrens in mindere mate deel aan het maatschappelijke leven dan personen met een hoger inkomen. Ze hadden een beperkter sociaal netwerk, waren minder actief in verenigingen, verrichtten minder vaak vrijwilligerswerk en sportten ook minder. Daarnaast kampten ze vaker met betalingsachterstanden en ontbeerden ze veelvuldiger middelen voor eerste levensbehoeften zoals het goed verwarmen van het huis, het om de dag nuttigen van een warme maaltijd met vlees of vis, jaarlijks een week op vakantie gaan en het doen van onverwachte noodzakelijke uitgaven. Wel hogere vaste lasten en vaker schulden moeten maken maar geen vermogensbuffers Het aandeel vaste lasten in de bestedingen lag bij huishoudens onder de armoedegrens een stuk hoger dan bij huishoudens met een hoger inkomen. Bij vaste lasten gaat het om uitgaven voor huur, water, energie, verzekeringen en consumptieve 8 Centraal Bureau voor de Statistiek

9 belastingen. Met name de uitgaven voor water en energie legden een betrekkelijk zwaar beslag op de inkomens onder de armoedegrens. Ook lag in de laagste inkomensklasse het aandeel huishoudens dat aangeeft schulden te moeten maken, een stuk hoger dan bij de hogere inkomens. Overigens is in 2009 de schuldenproblematiek in de laagste inkomensklasse weer iets toegenomen na de eerdere daling in Met in doorsnee een vermogen van duizend euro steekt in 2009 de vermogenspositie van huishoudens onder de armoedegrens schril af tegen de 53 duizend euro van alle huishoudens. Toch beschikte nog ruim één op de zeven huishoudens onder de armoedegrens over een vermogen van meer dan een ton. Zelfstandigen vormden de hoofdmoot in deze groep. Geen verdere daling in het aandeel huishoudens dat aangeeft moeilijk rond te komen De daling in de periode in het aandeel huishoudens dat aangeeft moeilijk rond te komen, zette zich in 2008 niet verder door. De eenoudergezinnen met minderjarige kinderen sprongen er in negatief opzicht het meest uit: zeven op de tien huishoudens onder de armoedegrens meldden problemen met rondkomen. Sterke concentratie in de vier grote steden Bijna een kwart van alle huishoudens met een laag inkomen bevond zich in 2006 in één van de vier grote steden. Vooral in Amsterdam (17,1 procent) en Rotterdam (16,3) was het aandeel huishoudens met een laag inkomen hoog, terwijl dit in Den Haag (14,1) en Utrecht (11,3) een stuk lager was. In Amsterdam werden buurten met een hoge armoedeconcentratie aangetroffen in onder meer de stadsdelen Binnenstad, Westerpark, Oud-Zuid en Zuidoost. In Rotterdam sprongen de wijken Delfshaven, Noord, Kralingen-Crooswijk, Charlois en Feijenoord eruit en in Den Haag betrof het onder meer de Schildersbuurt, Moerwijk, Laakkwartier en Spoorwijk. Opvallend is verder dat de huishoudens met lage inkomens ongelijker gespreid wonen naarmate de gemeente kleiner is. Ook achterstelling in ervaren gezondheid en (gezonde) levensverwachting Personen met in 2006 een inkomen onder de armoedegrens rapporteerden vaker een slechtere gezondheid dan personen met een hoger inkomen. Personen met langdurig een inkomen onder de armoedegrens waren verreweg het minst gezond, zowel fysiek als psychisch. Wel zijn in het algemeen bij vrouwen en ouderen de gezondheidsproblemen groter dan bij mannen en jongere leeftijdsgroepen. Ook de levensverwachting en de gezonde levensverwachting zijn sterk inkomensgerelateerd. Volgens de cijfers uit 2007 hebben mensen met een laag inkomen naar verwachting gemiddeld 5 jaar korter te leven dan mensen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Het verschil in aantal levensjaren waarin mensen de gezondheid als goed ervaren, bedraagt zelfs 14 jaar. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

10 1. Indicatoren van armoede In de beschrijving van de kans op armoede staan in deze publicatie twee inkomensgrenzen centraal. De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag, terwijl de beleidsmatige inkomensgrens jaarlijks wordt aangepast aan het sociaal minimum. Daarnaast is voor internationale vergelijking gebruik gemaakt van de Europese armoedegrens, die is afgeleid van het doorsnee inkomen. Kans op armoede Armoede is niet eenduidig en met brede publieke en wetenschappelijke instemming te definiëren. Huishoudens met weinig inkomen zijn hier onderscheiden op basis van de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige inkomensgrens. De aldus afgebakende groepen met een (hoge) kans op armoede hoeven niet noodzakelijkerwijs werkelijk arm te zijn, maar deze afbakeningen garanderen wel dat de werkelijk armen in grote lijnen in beeld worden gebracht. In additionele analyses is ook gekeken naar twee andere aspecten die van belang zijn bij de beoordeling van armoede, namelijk de omvang van het vermogen en de periode dat mensen van weinig inkomen moeten rondkomen. Lage-inkomensgrens De lage-inkomensgrens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks dus alleen aangepast voor de prijsontwikkeling. In prijzen van het jaar 2008 bedroeg de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande euro. Per maand komt dit neer op 920 euro. Voor meerpersoonshuishoudens is de lage-inkomensgrens met behulp van een equivalentiefactor aangepast voor de omvang en samenstelling van het huishouden. De aldus gecorrigeerde inkomens zijn daarmee vergelijkbaar gemaakt met het welvaartsniveau van een alleenstaande (zie CBS, 2004). Bij het vaststellen van de hoogte van de lage-inkomensgrens is deze destijds bewust boven het beleidsmatig minimum (in het bijzonder de bijstandsuitkering van een alleenstaande) gelegd. Hiermee werd beoogd, dat huishoudens die vooral op bijstand of AOW zijn aangewezen, tot de categorie met een laag inkomen gerekend worden. Ook in 2008 lag het inkomen (exclusief huurtoeslag) van een alleenstaande bijstandsontvanger onder de lage-inkomensgrens. Enkele groepen die van het beleidsmatig minimum moeten rondkomen, te weten eenoudergezinnen met één kind (vanaf 2006), alleenstaande AOW-ers en AOW-paren (vanaf 2007), hadden een inkomen net boven de lage-inkomensgrens. Beleidsmatige inkomensgrens Het sociaal of beleidsmatig minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Het sociaal minimum betreft normbedragen die verschillen per huishoudenstype. De norm voor een paar met 10 Centraal Bureau voor de Statistiek

11 1.1 Hoogte van armoedegrenzen en equivalentiefactor van enkele huishoudenstypen Alleenstaande Paar zonder kind Paar Eenoudergezin tot 65 jaar 65 jaar e.o. tot 65 jaar 65 jaar e.o. 1 kind 2 kinderen 1 kind 2 kinderen netto maandbedrag in euro (lopende prijzen) Lage-inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens 1) Equivalentiefactor ,00 1,00 1,37 1,37 1,67 1,88 1,33 1,51 Bron: CBS. 1) Het betreft hier 101 procent van het sociaal minimum (netto bijstand/aow, inclusief vakantiegeld en eventuele kinderbijslag voor kinderen van 6 11 jaar en (vanaf 2008) kindgebonden budget. 1.2 Gestandaardiseerde inkomens(grenzen) maandbedrag in euro (prijzen van 2008) Besteedbaar inkomen van alleenstaande ouder met uitsluitend bijstandsuitkering en kinderbijslag (1 kind) Besteedbaar inkomen van paar met uitsluitend bijstandsuitkering en kinderbijslag (1 kind) Lage-inkomensgrens (920 euro) Besteedbaar inkomen van alleenstaande (23 64 jaar) met uitsluitend bijstandsuitkering Besteedbaar inkomen van alleenstaande (65 jaar en ouder) met uitsluitend AOW-pensioen Bron: CBS. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

12 uitsluitend minderjarige kinderen, bijvoorbeeld, is gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen. Gebonden overdrachten als de huurtoeslag, zijn in het normbedrag opgenomen. Daarentegen is geen rekening gehouden met het belastingvoordeel als gevolg van aftrek van onder meer buitengewone lasten in verband met ziektekosten. Bijstandsontvangers met aftrek hebben daardoor een hoger besteedbaar inkomen (maar hebben wel hogere medische uitgaven) dan als zij geen aftrek hebben. Sinds 2000 is het aantal huishoudens dat voor deze aftrek in aanmerking kwam, toegenomen. Om armoede af te bakenen is de beleidsmatige inkomensgrens gesteld op 101 procent van het sociaal minimum. Dit betekent dat alle huishoudens die uitsluitend zijn aangewezen op bijstand of AOW, eventueel aangevuld met kinderbijslag en huurtoeslag, volgens de aldus gestelde grens automatisch tot de groep met risico op armoede worden gerekend. Europese armoedegrens De Europese armoedegrens wordt ieder jaar voor elk land afzonderlijk bepaald en is doorgaans gelijk aan 60 procent van de mediaan van het gestandaardiseerde inkomen. Uitsluiting in de samenleving en aanvullende indicatoren Naast indicatoren die gebaseerd zijn op het besteedbaar huishoudensinkomen, zijn ook aanvullende indicatoren gehanteerd zoals de mate van uitsluiting in de samenleving. Deze is gemeten als beperkingen in middelen voor elementaire levensbehoeften en achterstelling in deelname aan sociale en maatschappelijke activiteiten. Ook wordt nog ingegaan op de druk van vaste lasten, de vermogenspositie en het oordeel over de eigen financiële situatie. Inkomensbegrip Het besteedbaar inkomen omvat inkomen uit arbeid, eigen onderneming en vermogen, en overdrachtsinkomen bestaande uit uitkeringen, pensioen en ontvangen partneralimentatie. Betaalde partneralimentatie en premies en belastingen op het inkomen zijn in mindering gebracht. Kinderalimentatie en de ouderlijke bijdrage aan uitwonende kinderen worden niet waargenomen en konden daardoor niet in het inkomensbegrip opgenomen worden. Bij hantering van de lage-inkomensgrens zijn gebonden uitkeringen als de huurtoeslag buiten beschouwing gelaten. Onderzoekspopulatie In 2008 is bijna 95 procent van de totale bevolking van 16,5 miljoen mensen in de onderzoekspopulatie opgenomen. Buiten beschouwing bleven de bevolking in instellingen, inrichtingen en tehuizen (200 duizend personen), en studentenhuishoudens en particuliere huishoudens die niet het hele jaar door inkomen hadden (680 duizend personen). De onderzoekspopulatie bestond in 2008 uit 15,6 miljoen personen die tezamen in 6,8 miljoen huishoudens woonden. 12 Centraal Bureau voor de Statistiek

13 1.3 Databronnen in lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting, 2009 Databron Steekproefomvang (recent jaar) Onderzoeksjaren Inkomenspanelonderzoek (IPO) 91 duizend huishoudens (265 duizend personen) ) Regionaal inkomensonderszoek (RIO) 1,9 miljoen huishoudens (5,1 miljoen personen) 2006 Vermogensstatistiek 91 duizend huishoudens (265 duizend personen) Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC) 10 duizend huishoudens Permanent onderzoek leefsituatie (POLS) 10 duizend personen Consumenten conjuctuur onderzoek (CCO) huishoudens (per maand) ) Budgetonderzoek (BO) huishoudens ) De belangrijkste bron voor het IPO vormen gegevens van de Belastingsdienst. Doordat de gegevens voor het onderzoeksjaar 2008 op het moment van samenstellen van deze publicatie nog onvolledig waren, zijn deze waar nodig aangevuld met berekeningen. Daardoor hebben de cijfers voor 2008 een voorlopig karakter. 2) Gegevens beschikbaar tot en met september Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

14 2. Omvang en risicogroepen 2.1 Kans op armoede bij huishoudens In 2008 hadden 545 duizend huishoudens een laag inkomen, terwijl zich 460 duizend huishoudens onder de beleidsmatige inkomensgrens bevonden. Aandeel lage inkomens neemt in 2008 licht toe Van de ruim 6,8 miljoen huishoudens in 2008 moest 8,0 procent van een laag inkomen rondkomen. De voorlopige cijfers wijzen daarmee op een stijging ten opzichte van 2007 met 0,4 procentpunt. Door deze toename kwam het aantal huishoudens met een laag inkomen in 2008 uit op 545 duizend. In de eerste helft van de jaren negentig lag het aandeel huishoudens met een laag inkomen op ruim 15 procent. Nadat in de periode sprake was van een voortdurende daling van dit percentage, is dit tussen 2002 en 2005 onder invloed van de zwakke conjunctuur weer licht toegenomen. In 2006 en 2007 nam het aandeel huishoudens met een laag inkomen opnieuw flink af. Dit komt enerzijds doordat de economie in die jaren weer opbloeide, en anderzijds doordat de koopkracht van enkele groepen op het sociaal minimum in die jaren sterk toenam. In de loop van 2008 kwam aan deze bloei een einde als gevolg van de kredietcrisis en nam het percentage huishoudens met een laag inkomen weer iets toe. Van de 545 duizend huishoudens die in 2008 een laag inkomen hadden, moesten er 169 duizend al ten minste vier jaar achtereen van een laag inkomen rondkomen. Daarmee kwam het aantal langdurig lage inkomens uit op het laagste niveau sinds 1992, waarover dit gegeven voor het eerst is vastgesteld. Het aandeel huishoudens dat langdurig van een laag inkomen afhankelijk was, bedroeg 2,8 procent en was daarmee even hoog als in Ook toename volgens de beleidsmatige inkomensgrens In 2008 hadden 460 duizend huishoudens (6,7 procent) een inkomen onder de beleidsmatige inkomensgrens. Ook volgens deze armoede-indicator was op basis van de voorlopige uitkomsten sprake van een lichte toename ten opzichte van De ontwikkeling van het aandeel huishoudens onder de beleidsmatige inkomensgrens laat vanaf 1990 een aanmerkelijk vlakker verloop zien dan het aandeel huishoudens met een laag inkomen. Dit komt doordat de beleidsmatige inkomensgrens zich jaarlijks aanpast aan de koopkrachtontwikkeling van het sociaal minimum. Daardoor leidt een koopkrachtstijging bij deze grens in mindere mate tot een lager aantal huishoudens met kans op armoede dan bij de in koopkracht gelijkblijvende lage-inkomensgrens. 14 Centraal Bureau voor de Statistiek

15 2.1 Huishoudens met een inkomen onder armoedegrens Huis- Lage-inkomensgrens Beleidsmatige grens Lage-inkomensgrens Beleidsmatige grens houdens, totaal totaal w.o. totaal w.o. totaal w.o. totaal w.o. langdurig langdurig langdurig langdurig x % 2000* ,8 5,4 7,1 2, ,7 4,4 6,6 2, ,1 3,9 6,7 2, ,8 3,8 7,4 2, ,4 3,5 6,9 2, ,9 3,5 6,5 1, ,8 3,3 6,9 1, ,6 2,8 6,6 1,8 2008* ,0 2,8 6,7 1,8 Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 2.2 Huishoudens (langdurig 1) ) onder de armoedegrens 2) % Lage-inkomensgrens Lage-inkomensgrens, langdurig Bron: CBS (Inkomensstatistiek). Beleidsmatige inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens, langdurig 1) 2) 2) Vier jaar en langer. De Inkomensstatistiek is gereviseerd. Hierdoor zijn de cijfers uit de reeks niet geheel vergelijkbaar met die uit de reeks Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

16 Omvang verschilt per indicator Het aantal huishoudens dat zich onder een armoedegrens bevindt, is uiteraard afhankelijk van de gebruikte inkomensgrens en de aard van het gehanteerde inkomensbegrip. Het verschil in niveau en ontwikkeling van armoede volgens de lage-inkomensgrens en de beleidsmatige inkomensgrens kan verklaard worden aan de hand van de positie van deze grenzen ten opzichte van elkaar (zie hoofdstuk 1, figuur 1.2). Uiteraard geldt, dat hoe groter de afstand tussen beide grenzen is, hoe groter het verschil in aantal huishoudens dat wel arm is volgens de ene, maar niet volgens de andere armoede-indicator. Doordat de afstand tussen beide grenzen voor diverse bevolkingsgroepen tussen 2000 en 2008 kleiner geworden is, nam het verschil in uitkomsten volgens beide armoede-indicatoren af. Vanaf 2006 zijn er zelfs enkele groepen, waarvoor de beleidsmatige inkomensgrens boven de lageinkomensgrens kwam te liggen. Het gaat hier om eenoudergezinnen met één minderjarig kind en (vanaf 2007) alleenstaande en samenwonende 65-plussers. De koopkracht van huishoudens die tot deze categorieën behoren en uitsluitend afhankelijk zijn van bijstand respectievelijk AOW, verbeterde zich dusdanig, dat zij de lage-inkomensgrens passeerden. Vanaf dat moment behoorden zij dus niet langer tot de groep met een laag inkomen, maar bleven wel deel uit maken van de beleidsmatige minima. Dit had tot gevolg, dat ook diverse kenmerken van de groep met een laag inkomen zich in de periode anders ontwikkeld hebben dan die van de huishoudens onder de beleidsmatige inkomensgrens. 16 Centraal Bureau voor de Statistiek

17 2.3 Huishoudens met een inkomen onder armoedegrens 500 x * Inkomen zowel onder lage-inkomensgrens als onder beleidsmatige inkomensgrens Inkomen onder lage-inkomensgrens, maar niet onder beleidsmatige inkomensgrens Inkomen onder beleidsmatige inkomensgrens, maar niet onder lage-inkomensgrens Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 2.4 Huishoudens met een inkomen onder armoedegrens naar samenstelling van het huishouden, 2008* Alleenstaand tot 65 jaar 65 jaar en ouder Paar zonder kinderen, tot 65 jaar zonder kinderen, 65 jaar en ouder uitsluitend minderjarige kinderen minstens één meerderjarig kind Eenouder uitsluitend minderjarige kinderen minstens één meerderjarig kind Overig huishouden Bron: CBS (Inkomensstatistiek) x Inkomen zowel onder lage-inkomensgrens als onder beleidsmatige inkomensgrens Inkomen onder lage-inkomensgrens, maar niet onder beleidsmatige inkomensgrens Inkomen onder beleidsmatige inkomensgrens, maar niet onder lage-inkomensgrens Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

18 2.2 Risicogroepen Samenstelling van het huishouden Onder eenoudergezinnen met minderjarige kinderen komt een laag inkomen met een aandeel van 29 procent het meest voor. Het percentage van deze gezinnen dat langdurig op een laag inkomen is aangewezen, is sinds 2000 sterk gedaald. Volgens de beleidsmatige grens lopen alleenstaande 65-plussers een twee keer zo hoog risico op armoede als volgens de lageinkomensgrens. Hoog aandeel met laag inkomen onder eenoudergezinnen Een laag inkomen kwam in 2008 het meest voor bij eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen. Van hen had 29 procent een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Ook alleenstaanden tot 65 jaar kenden een hoog aandeel (18 procent) dat van een laag inkomen moest rondkomen. Het aandeel was met nog geen 2 procent in 2008 het kleinst bij paren van 65 jaar en ouder. De beleidsmatige grens laat in grote lijnen eenzelfde beeld zien. Ook hier lopen eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen en alleenstaanden tot 65 jaar het hoogste risico op armoede. Enkele groepen hebben volgens de beleidsmatige grens een hogere kans op armoede dan volgens de lage-inkomensgrens. Zo was voor alleenstaande 65-plussers het aandeel met een inkomen onder de beleidsmatige inkomensgrens (10,8 procent) in 2008 twee keer zo hoog als het aandeel met een laag inkomen (5,3 procent). Dit verschil komt doordat alleenstaanden met uitsluitend AOW (en eventueel huurtoeslag) in 2008 met hun inkomen weliswaar net onder de beleidsmatige grens, maar boven de lage-inkomensgrens uitkwamen. Forse daling van eenoudergezinnen met langdurig laag inkomen Eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen waren ook het meest vier jaar of langer afhankelijk van een laag inkomen: van hen had in 2008 bijna één op de tien langdurig een laag inkomen. Dit aandeel is sinds 2000 echter fors gedaald. In 2000 had nog bijna een kwart van de eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen langdurig een laag inkomen. De daling komt enerzijds door de toegenomen arbeidsparticipatie en daarmee gepaard gaande inkomensverbetering en anderzijds door de koopkrachtverbetering van eenoudergezinnen die op bijstand zijn aangewezen (zie hoofdstuk 1). Ook sterke daling bij alleenstaande 65-plussers Bij alleenstaande 65-plussers was eveneens sprake van een sterke daling van het percentage dat langdurig van een laag inkomen moest rondkomen. Bij hen daalde dit aandeel van bijna 14 procent in 2000 tot bijna 1,5 procent in Dit komt vooral doordat de koopkracht van alleenstaanden met alleen AOW in deze periode sterk verbeterd is. 18 Centraal Bureau voor de Statistiek

19 2.5 Huishoudens (langdurig 1) ) onder de armoedegrens naar samenstelling van het huishouden, 2008* Totaal Alleenstaand tot 65 jaar 65 jaar en ouder Paar zonder kinderen, tot 65 jaar zonder kinderen, 65 jaar en ouder uitsluitend minderjarige kinderen minstens één meerderjarig kind Eenouder uitsluitend minderjarige kinderen minstens één meerderjarig kind Overig huishouden % Lage-inkomensgrens Lage-inkomensgrens, langdurig Beleidsmatige grens Beleidsmatige grens, langdurig Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Huishoudens met niet alleen in 2008, maar ook in de jaren een inkomen onder de armoedegrens. 2.6 Huishoudens met langdurig 1) een laag inkomen naar samenstelling van het huishouden (selectie) % * Totaal Eenouder, uitsluitend minderjarige kinderen Alleenstaande tot 65 jaar Alleenstaande 65-plusser Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Vier jaar en langer. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

20 2.2.2 Bron van het inkomen Een laag inkomen en een inkomen onder de beleidsmatige grens komen relatief het meest voor bij huishoudens met een uitkering als voornaamste inkomensbron. Vooral bijstandontvangers hebben een hoge kans op armoede. Bijstandsontvangers lopen het meest risico op armoede Een laag inkomen komt relatief het meest voor bij huishoudens die vooral afhankelijk zijn van een uitkering. Ruim tweederde van de huishoudens die voornamelijk van een bijstandsuitkering moeten rondkomen, had in 2008 een laag inkomen. Bij hen heeft een laag inkomen betrekkelijk vaak een langdurig karakter. Ook onder ontvangers van een werkloosheidsuitkering of arbeidsongeschiktheidsuitkering lag het aandeel huishoudens met een laag inkomen met respectievelijk bijna 26 en 21 procent ruim boven het gemiddelde. Van de groepen die vooral afhankelijk van een overdrachtsinkomen zijn, namen pensioenontvangers de meest gunstige positie in. Bij hen bedroeg het aandeel met een laag inkomen in 2008 slechts zo n 4 procent, hetgeen half zoveel is als aandeel van het totaal van de huishoudens. Ook werkenden met een laag inkomen Van de huishoudens die hun inkomen voornamelijk uit werk betrekken, hadden in 2008 alleen zelfstandigen met een aandeel van ruim 10 procent vaker dan gemiddeld een laag inkomen. Het gaat hier om zelfstandigen die slechts een geringe winst boekten of met een verlies te kampen hadden. In de meeste gevallen heeft een laag inkomen bij hen geen langdurig karakter. Slechts 2,6 procent van alle zelfstandigen had vier jaar of langer achtereen een laag inkomen. Bij huishoudens waarvan het inkomen vooral uit loon bestond, was het aandeel lage inkomens met 4 procent het laagst. Vergelijkbaar patroon volgens beleidsmatige grens, maar relatief veel pensioenhuishoudens Hantering van de beleidsmatige armoedegrens levert voor de onderscheiden groepen globaal weer eenzelfde beeld op van het risico op armoede. In het algemeen is het aandeel van huishoudens met een inkomen onder de beleidsmatige grens lager dan dat volgens de lage-inkomensgrens. Een uitzondering hierop vormen huishoudens waarvoor pensioen de voornaamste inkomensbron vormt. Dit komt doordat huishoudens die zijn aangewezen op uitsluitend AOW wel tot de groep met kans op armoede behoren volgens de beleidsmatige inkomensgrens, maar niet volgens de lage-inkomensgrens (zie paragraaf 2.1). Hierdoor vormden huishoudens die vooral op pensioen of een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering waren aangewezen, in 2008 de grootste groep onder de huishoudens met een inkomen onder de beleidsmatige inkomensgrens, terwijl dit onder de huishoudens met een laag inkomen de bijstandsontvangers waren. 20 Centraal Bureau voor de Statistiek

21 2.7 Huishoudens (langdurig 1) ) onder de armoedegrens naar voornaamste inkomensbron van het huishouden, 2008* Totaal Inkomen uit arbeid Inkomen uit eigen onderneming Overdrachtsinkomen, totaal w.o. werkloosheidsuitkering arbeidsongeschiktheidsuitkering pensioen bijstandsuitkering % Lage-inkomensgrens Lage-inkomensgrens, langdurig Beleidsmatige grens Beleidsmatige grens, langdurig Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Huishoudens met niet alleen in 2008, maar ook in de jaren een inkomen onder de armoedegrens. 2.8 Huishoudens met (langdurig 1) ) een inkomen onder de armoedegrens naar voornaamste inkomensbron, 2008* 100 % Totaal (onderzoekspopulatie) (6 821 duizend) Lageinkomensgrens (545 duizend) Beleidsmatige grens (460 duizend) Lageinkomensgrens, langdurig (169 duizend) Beleidsmatige (113 duizend) Inkomen uit arbeid WW, arbeidsongeschiktheidsuitkering en pensioen Inkomen uit eigen onderneming Bijstandsuitkering. Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Huishoudens met niet alleen in 2008, maar ook in de jaren een inkomen onder de armoedegrens. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

22 2.2.3 Land van herkomst Huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner hebben ruim drie maal zo veel als gemiddeld te maken met een laag inkomen. Bij de niet-westerse huishoudens van de tweede generatie is dit verschil iets minder groot. Hoog aandeel met laag inkomen onder niet-westers allochtonen In 2008 had een kwart van de huishoudens met een niet-westerse hoofdkostwinner een laag inkomen. Dit is ruim drie maal zo veel als gemiddeld. Bij niet-westerse huishoudens heeft het lage inkomen bovendien in grotere mate een aanhoudend karakter: bij hen komt een langdurig laag inkomen daardoor bijna vier keer zo veel voor als gemiddeld. Huishoudens waarvan de hoofdkostwinner uit Marokko stamt, werden in 2008 met ruim 14 procent het meest getroffen door een langdurig laag inkomen. Onder Surinaamse huishoudens kwam een langdurig laag inkomen in bijna 8 procent van de gevallen voor. Volgens de beleidsmatige inkomensgrens behoorde krap een op de vijf nietwesterse huishoudens tot de groep met risico op armoede. De rangorde binnen deze groep is evenwel anders dan onder de groep met een laag inkomen. Zo komt onder huishoudens met een Marokkaanse herkomst een inkomen (langdurig) onder de beleidsmatige inkomensgrens het minst voor. De twee armoede-indicatoren laten bij Marokkaanse huishoudens een betrekkelijk groot verschil in uitkomst zien, terwijl bij bijvoorbeeld Surinaamse huishoudens de uitkomsten veel dichter bij elkaar liggen. Dit onderscheid is toe te schrijven aan het verschil in huishoudenssamenstelling: bij huishoudens uit Marokko gaat het om relatief veel paren met minderjarige kinderen die vaak wel kans maken op armoede volgens de lage-inkomensgrens, maar niet volgens de beleidsmatige inkomensgrens (zie paragraaf 2.1). Inkomenspositie van tweede generatie gunstiger dan van eerste generatie Slechts een van de zeven hoofdkostwinners van niet-westerse huishoudens behoorde in 2008 tot de tweede generatie, dat wil zeggen dat deze persoon zelf in Nederland geboren is. Onder deze kleine, maar snel groeiende groep kwam een laag inkomen in 2008 relatief minder vaak voor (ruim 17 procent) dan bij de eerste generatie van niet-westerse allochtonen, die buiten Nederland geboren zijn (bijna 27 procent). Kans op armoede onder niet-westerse huishoudens sinds 2000 sterk gedaald Het aandeel van de niet-westerse huishouden met een laag inkomen is tussen 2000 en 2008 met ruim 7 procentpunt kleiner geworden. De schommelingen in het aandeel zijn bij hen duidelijk groter dan bij het totaal van alle huishoudens. Doordat de niet-westerse huishoudens relatief weinig 65-plussers omvatten, heeft de conjunctuur een grote invloed op het aandeel niet-westerse huishoudens met een laag inkomen. In economisch slechte tijden (2005), neemt dit percentage sterker toe, in goede tijden ( ) sterker af dan voor de totale groep huishoudens. 22 Centraal Bureau voor de Statistiek

23 2.9 Huishoudens (langdurig 1) ) onder de armoedegrens naar herkomst van de hoofdkostwinner, 2008* Totaal Nederland Overig westers land Niet-westers land w.v. Suriname Nederlandse Antillen en Aruba Turkije Marokko overig niet-westers land % Lage-inkomensgrens Lage-inkomensgrens, langdurig Beleidsmatige grens Beleidsmatige grens, langdurig Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Huishoudens met niet alleen in 2008, maar ook in de jaren een inkomen onder de armoedegrens Niet-westerse huishoudens met een laag inkomen naar generatie van de hoofdkostwinner 35 % Totaal Niet-westers land, totaal Niet-westers land, 1e generatie Niet-westers land, 2e generatie Bron: CBS (Inkomensstatistiek). Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

24 2.3 Intensiteit De intensiteit van armoede is het inkomenstekort ten opzichte van de gebruikte armoedegrens. Terwijl het inkomenstekort volgens de lage-inkomensgrens in 2008 iets hoger was dan in 2007, bleef dit volgens de beleidsmatige inkomensgrens gelijk. Inkomenstekort volgens beleidsmatige grens kleiner dan volgens lage-inkomensgrens Het inkomen van de 545 duizend huishoudens met een laag inkomen, lag in 2008 in doorsnee 13,8 procent onder de lage-inkomensgrens. Voor de 169 duizend huishoudens die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, was de intensiteit van armoede gemiddeld genomen lager: bij hen bedraagt het inkomenstekort ten opzichte van de lage-inkomensgrens 9,9 procent. Dit verschil komt doordat de groep die langdurig van een laag inkomen moet rondkomen, relatief weinig huishoudens bevat met een groot inkomenstekort zoals zelfstandigen die met een verlies te maken hadden en relatief veel huishoudens die langdurig zijn aangewezen op een bijstandsuitkering. Het inkomenstekort volgens de beleidsmatige inkomensgrens is een stuk kleiner: in 2008 bedroeg dit 8,3 procent. Dit komt uiteraard door de grote groep huishoudens die zijn aangewezen op het sociaal minimum en die dus logischerwijs met hun inkomen net onder de beleidsmatige inkomensgrens zitten. De groep die langdurig onder de beleidsmatige inkomensgrens verkeerde, bestond in 2008 voor bijna de helft uit bijstandsontvangers (zie paragraaf 2.2.2). Hierdoor bedroeg het inkomenstekort ten opzichte van deze grens in doorsnee nog geen 4 procent. Het inkomenstekort is ook als een (gestandaardiseerd) inkomensbedrag in euro uitgedrukt. In 2008 kwamen huishoudens met een laag inkomen in doorsnee 130 euro per maand tekort om net boven de lage-inkomensgrens uit te komen. Dit tekort bedroeg voor huishoudens die in 2008 ten minste vier jaar achtereen een laag inkomen hadden, 90 euro per maand. Huishoudens die langdurig onder de beleidsmatige grens verbleven, kwamen in doorsnee 40 euro per maand tekort om boven deze inkomensgrens uit te komen. Ook verschil in ontwikkeling van inkomenstekort tussen beide grenzen Het inkomenstekort ten opzichte van de lage-inkomensgrens was in 2008 iets hoger dan in het daaraan voorafgaande jaar. Dit gold ook voor huishoudens die langdurig op een laag inkomen waren aangewezen. Het inkomenstekort van de huishoudens die (langdurig) onder de beleidsmatige inkomensgrens verkeerde, bleef vrijwel onveranderd ten opzichte van De jaarlijkse schommelingen in het inkomenstekort hangen mede samen met de steeds wisselende samenstelling van de groep huishoudens onder de armoedegrens (zie paragraaf 2.1 en 2.5). Daarnaast is de koopkrachtontwikkeling van huishoudens die in twee opeenvolgende jaren tot de groep onder de armoedegrens behoren, van invloed op de ontwikkeling van de intensiteit van armoede. Bij hantering van de beleidsmatige inkomensgrens moet daarbij bedacht worden, dat deze ieder jaar opnieuw wordt vastgesteld en in het algemeen niet in koopkracht gelijk blijft. 24 Centraal Bureau voor de Statistiek

25 2.11 Mediaan van inkomenstekort 1) ten opzichte van armoedegrens Lage-inkomensgrens Beleidsmatige Lage-inkomensgrens Beleidsmatige inkomensgrens inkomensgrens totaal w.o. totaal w.o. totaal w.o. totaal w.o. langdurig langdurig langdurig langdurig bedrag per maand (euro, prijspeil 2008) in % van het niveau van de armoedegrens 2000* ,7 8,4 5,1 0, ,1 8,1 5,4 0, ,2 8,2 6,4 0, ,6 8,4 7,5 1, ,9 8,7 8,3 1, ,2 11,1 8,5 1, ,9 9,8 7,7 3, ,3 8,7 8,3 3,9 2008* ,8 9,9 8,3 3,7 Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Het inkomenstekort is het extra inkomen dat een huishouden nodig zou hebben om net boven de armoedegrens te komen. Ten opzichte van de lage-inkomensgrens gaat het bij de bedragen in euro om een gestandaardiseerd bedrag. Voor meerpersoonshuishoudens moet dit bedrag met de equivalentiefactor vermenigvuldigd worden om een bedrag in termen van besteedbaar huishoudensinkomen te krijgen. Voor een echtpaar, bijvoorbeeld, bedraagt deze factor 1,37. Een gestandaardiseerd inkomenstekort van 100 euro per maand komt voor een echtpaar dus neer op een tekort aan besteedbaar huishoudensinkomen van 137 euro Huishoudens met een laag inkomen naar hoogte van inkomenstekort en voornaamste inkomensbron, 2008* huishoudens tot 5 5 tot tot tot en meer Inkomenstekort in % van het niveau van de lage-inkomensgrens Uitkering en pensioen Inkomen uit arbeid Inkomen uit eigen onderneming Bron: CBS (Inkomensstatistiek). Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

26 2.4 Kans op armoede bij personen Onder de bevolking die behoort tot de huishoudens met kans op armoede, vormen minderjarige kinderen een betrekkelijk grote groep. Ook vrouwen maken relatief vaak deel uit van een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens. Stijging van het aantal personen met kans op armoede De 545 duizend huishoudens met een laag inkomen bestonden gemiddeld uit twee personen. In 2008 moesten dus bijna 1,1 miljoen mensen (7 procent van de bevolking) van een laag inkomen rondkomen. Ten opzichte van 2007 kwam dit neer op een stijging met 36 duizend mensen. Het aantal personen dat ten minste vier jaar achtereen behoorde tot de bevolking met een laag inkomen, lag in 2008 met 335 duizend (2,4 procent van de bevolking) op vrijwel hetzelfde niveau als in het jaar daarvoor. Hantering van de beleidsmatige inkomensgrens laat zien, dat bijna 830 duizend mensen (5,3 procent) in 2008 onder deze armoedegrens leefden, van wie 186 duizend (1,3 procent van de totale bevolking) al ten minste vier jaar achtereen. Volgens deze armoede-indicator was er slechts sprake van een zeer geringe stijging van deze aantallen ten opzichte van Relatief veel kinderen in bevolking met laag inkomen De kans op armoede loopt sterk uiteen naar leeftijd. Terwijl 7 procent in 2008 tot de bevolking met een laag inkomen behoorden, gold dit voor bijna één op de tien minderjarige kinderen. Kinderen zijn ook oververtegenwoordigd onder de bevolking die langdurig van een laag inkomen moet leven: in 2008 betrof hun aantal 108 duizend (3,7 procent). Bijna de helft van hen groeide op in een bijstandsgezin. Ook oververtegenwoordiging van vrouwen, maar deze is sterk afgenomen De totale bevolking bestaat voor iets meer dan de helft uit vrouwen. Ook in huishoudens die (langdurig) van een inkomen onder de lage-inkomensgrens moeten rondkomen, vormden vrouwen een meerderheid. Deze oververtegenwoordiging is in de jaren een stuk minder groot geworden. In deze periode daalde het aandeel van vrouwen in de groep die vier jaar of langer van een laag inkomen moest rondkomen, van 61,3 procent in 2000 tot 54,1 procent in Dit komt vooral doordat de kans op armoede in twee groepen waarin vrouwen sterk vertegenwoordigd zijn, eenoudergezinnen en oudere alleenstaanden, in deze periode sterk is afgenomen (zie paragraaf 2.2.1). 26 Centraal Bureau voor de Statistiek

27 2.13 Personen in huishoudens met een inkomen (langdurig 1) ) onder armoedegrens Personen, Lage-inkomensgrens Beleidsmatige grens Lage-inkomensgrens Beleidsmatige grens totaal totaal w.o. totaal w.o. totaal w.o. totaal w.o. langdurig langdurig langdurig langdurig Totaal x % 2000* ,4 4,1 5,9 1, ,3 3,4 5,3 1, ,1 3,1 5,7 1, ,8 3,1 6,3 1, ,6 2,9 6,0 1, ,8 2,9 5,5 1, ,8 2,7 5,5 1, ,8 2,4 5,3 1,3 2008* ,0 2,4 5,3 1,3 Minderjarig kind 2000* ,0 5,6 7,4 1, ,7 4,3 7,4 1,8 2008* ,9 3,7 6,4 1,5 Vrouw 2000* ,6 5,0 6,6 1, ,6 3,2 6,0 1,6 2008* ,5 2,6 6,0 1,5 Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Vier jaar en langer Minderjarige kinderen in huishoudens (langdurig 1) ) onder armoedegrens naar voornaamste inkomensbron van het huishouden, 2008* x Lage-inkomensgrens (331 duizend) Beleidsmatige inkomensgrens (215 duizend) Lage-inkomensgrens, langdurig (108 duizend) Beleidsmatige inkomensgrens, langdurig (43 duizend) Inkomen uit arbeid WW, arbeidsongeschiktheidsuitkering en pensioen Inkomen uit eigen onderneming Bijstandsuitkering. Bron: CBS (Inkomensstatistiek). 1) Huishoudens met niet alleen in 2008, maar ook in de jaren een inkomen onder de armoedegrens. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting

28 2.5 In-, uit- en doorstroom Voor het meten van stromen vormt de persoon het uitgangspunt, omdat deze in tegenstelling tot het huishouden een vaste teleenheid vormt. De jaarlijkse in- en uitstroom van personen onder de armoedegrens is zeer groot. Afhankelijk van de gebruikte armoede-indicator gaat het hierbij jaarlijks om zo n 40 tot 47 procent van de bevolking onder de armoedegrens. Relatieve omvang van in- en uitstroom verschilt sterk per armoede-indicator De dynamiek in het inkomen leidt jaarlijks tot een grote stroom mensen in en uit de groep met een laag inkomen. Van de bijna 1,1 miljoen mensen die in 2008 tot een huishouden met een laag inkomen behoorden, zijn er ruim 410 duizend in dat jaar voor het eerst of opnieuw bij gekomen. Aan de andere kant stroomden in 2008 bijna 380 duizend mensen uit de groep met een laag inkomen. De jaarlijkse in- en uitstroom ten opzichte van de groep met een laag inkomen bedroeg gemiddeld in de periode respectievelijk 39 en 42 procent. Bij hantering van de beleidsmatige inkomensgrens liggen deze aandelen een stuk hoger, en wel zowel voor de instroom als voor de uitstroom op 47 procent. Merendeel van de instroom behoorde tot huishouden van werknemer of zelfstandige De instroom verschilt sterk in samenstelling van de doorstroom, de mensen die tot de armoedegroep bleven behoren. Zo bestond de doorstroom in 2008 voor het merendeel uit mensen die vooral op een uitkering waren aangewezen. Daarentegen behoorde 56 procent van de totale instroom in de groep met een laag inkomen, tot een huishouden waarvan inkomen uit arbeid of inkomen uit eigen onderneming de voornaamste inkomensbron vormde. Het gaat hier om een groep die doorgaans niet langdurig onder de lage-inkomensgrens blijft. Terugval vooral bij uitkerings- en pensioenontvangers Een deel van de mensen die in 2008 in armoede stroomde, behoorde ook in 2005 en/of 2006 tot een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens. Nadat zij in 2006 een inkomen boven de armoedegrens hadden, stroomden zij in 2008 dus weer opnieuw in. Bij deze terugval in armoede ging het zowel bij de lage-inkomensgrens als bij de beleidsmatige inkomensgrens om zo n 30 procent van de totale instroom. Bij beide grenzen betreft de terugval vooral personen die voor hun levensonderhoud hoofdzakelijk afhankelijk waren van een uitkering of pensioen. 28 Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-079 3 december 2009 9.30 uur Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen Meeste kans op armoede bij eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Persbericht PB08-086 18 december 2008 9.30 uur Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel In 2006 verkeerden 623 duizend

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Armoedesignalement 2010

Armoedesignalement 2010 Armoedesignalement 2010 Armoedesignalement 2010 Sociaal en Cultureel Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag, december 2010 Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag 2010 scp-publicatie

Nadere informatie

Armoedebericht 2008 SCP. Onder redactie van: Centraal Bureau voor de Statistiek. Sociaal en Cultureel Planbureau

Armoedebericht 2008 SCP. Onder redactie van: Centraal Bureau voor de Statistiek. Sociaal en Cultureel Planbureau Armoedebericht 2008 Onder redactie van: Dr. F. Otten Drs. W. Bos Drs. C. Vrooman Dr. S. Hoff SCP Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014 Inlichtingen bij PERSBERICHT Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt

Nadere informatie

11. Stijgende inkomens

11. Stijgende inkomens 11. Stijgende inkomens Tussen 1998 en 2000 is het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone huishoudens sterker toegenomen dan dat van autochtone huishoudens. De niet-westerse huishoudens hadden in

Nadere informatie

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR PERSBERICHT ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR Inlichtingen bij Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 of Dr. S.J.M. Hoff

Nadere informatie

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012 Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Inlichtingen bij ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 6 DECEMBER 2011 09:30 UUR Prof. dr. J.J. Latten persdienst@cbs.nl T 070 337 4444 Dr. J.C. Vrooman

Nadere informatie

Armoedebericht 2006 SCP. Sociaal en Cultureel Planbureau. Onder redactie van: Dr. F. Otten Drs. W. Bos. Drs. C. Vrooman Dr.S.Hoff

Armoedebericht 2006 SCP. Sociaal en Cultureel Planbureau. Onder redactie van: Dr. F. Otten Drs. W. Bos. Drs. C. Vrooman Dr.S.Hoff Armoedebericht 2006 Onder redactie van: Dr. F. Otten Drs. W. Bos Drs. C. Vrooman Dr.S.Hoff SCP Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Colofon Uitgever Centraal Bureau voor

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden September 2013 ugu Minimuminkomens in Leiden Samenvatting De armoede in Leiden is na 2009, net als in heel Nederland, toegenomen. Dat blijkt uit cijfers uit het regionaal inkomensonderzoek van het Centraal

Nadere informatie

Informatie 10 januari 2015

Informatie 10 januari 2015 Informatie 10 januari 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS ARMOEDE WERELDWIJD Wereldwijd leven ongeveer 1,2 miljard mensen in absolute armoede leven: zij beschikken niet over basisbehoeften zoals schoon drinkwater,

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden Juli 2012 ugu Minimuminkomens in Leiden Het CBS voert periodiek regionale inkomensonderzoeken uit, gebaseerd op gegevens van de belastingdienst. Momenteel zijn de meest actuele cijfers die van 2009. Uit

Nadere informatie

Armoedesignalement 2011

Armoedesignalement 2011 Armoedesignalement 2011 Armoedesignalement 2011 Centraal Bureau voor de Statistiek/Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, december 2011 Zet- en binnenwerk: Textcetera, Den Haag Figuren: Mantext, Moerkapelle

Nadere informatie

Armoedesignalement 2013

Armoedesignalement 2013 Armoedesignalement 2013 Armoedesignalement 2013 Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, december 2013 Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau,

Nadere informatie

Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen

Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen Inlichtingen bij Dr. J.C. Vrooman c. vrooman@scp.nl T 070 3407846 Dr. P.H. van Mulligen persdienst@cbs.nl T 070 3374444 Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen Den Haag, 6 december 2012

Nadere informatie

Armoedesignalement 2012

Armoedesignalement 2012 Armoedesignalement 2012 Armoedesignalement 2012 Sociaal en Cultureel Planbureau Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag, december 2012 scp/cbs, Den Haag 2012 Zet- en binnenwerk: Textcetera, Den Haag

Nadere informatie

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Kerncijfers armoede in Amsterdam - Fact sheet juli 218 18 van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 216 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 12 van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386

Nadere informatie

binnen Rotterdam

binnen Rotterdam 07 Inkomens en 0n verhuizingen binnen Rotterdam 1999 2005 Karin Hagoort en Nicol Sluiter Centrum voor Beleidsstatistiek (paper 08012) Den Haag/Heerlen, 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

Armoedesignalement 2014

Armoedesignalement 2014 Armoedesignalement 2014 Sociaal en Cultureel Planbureau Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag, december 2014 scp/cbs, Den Haag 2014 Zet- en binnenwerk: Textcetera, Den Haag Figuren: Mantext, Moerkapelle

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 17

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 17 Statistisch Bulletin Jaargang 71 2015 17 23 april 2015 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Vertrouwen

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Armoedesignalement 2014

Armoedesignalement 2014 Armoedesignalement 2014 Sociaal en Cultureel Planbureau Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag, december 2014 scp/cbs, Den Haag 2014 Zet- en binnenwerk: Textcetera, Den Haag Figuren: Mantext, Moerkapelle

Nadere informatie

Binnensteden en hun bewoners

Binnensteden en hun bewoners Binnensteden en hun bewoners 11 Bert Raets Publicatiedatum CBS-website: 23 september 211 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig cijfer x

Nadere informatie

Informatie 17 december 2015

Informatie 17 december 2015 Informatie 17 december 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS Ondanks het aflopen van de economische recessie, is de armoede in Nederland het afgelopen jaar verder gestegen. Vooral het aantal huishoudens dat

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 13

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 13 Statistisch Bulletin Jaargang 71 2015 13 26 maart 2015 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 CBS: Werkloosheid gedaald door afname beroepsbevolking 3 Werkloze beroepsbevolking 1) 5 2. Inkomen en bestedingen

Nadere informatie

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage III Het risico op financiële armoede Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 35

Statistisch Bulletin. Jaargang 71 2015 35 Statistisch Bulletin Jaargang 71 2015 35 27 augustus 2015 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid verder gedaald 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Consumenten zijn

Nadere informatie

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 27 september 2012 Statistisch Bulletin 12 39 no. Jaargang 68 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer x geheim nihil (indien

Nadere informatie

VUT-fondsen kalven af

VUT-fondsen kalven af 132 VUT-fondsen kalven af Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Paff Publicatiedatum CBS-website: 03-07-2013 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer

Nadere informatie

VUT-fondsen op weg naar het einde

VUT-fondsen op weg naar het einde Webartikel 2014 VUT-fondsen op weg naar het einde Drs. J.L. Gebraad mw. T.R. Pfaff 05-03-2013 gepubliceerd op cbs.nl CBS VUT-fondsen op weg naar het einde 3 Inhoud 1. Minder VUT-fondsen in 2012 5 2. Kortlopende

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 20 20 mei 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt licht 3 Werkloze beroepsbevolking (17) 4 Verklaring van tekens 5 Colofon 5 Meer recente gegevens

Nadere informatie

Huurtoeslag: wie krijgt hoeveel?

Huurtoeslag: wie krijgt hoeveel? Huurtoeslag: wie krijgt hoeveel? Marion van den Brakel en Linda Moonen In 2010 ontvingen ruim 1,1 miljoen huishoudens huurtoeslag. Dit kostte de overheid in totaal bijna 2,2 miljard euro. De toeslag komt

Nadere informatie

Artikelen. De ongelijkheid van inkomens in Nederland. Marion van den Brakel-Hofmans. 2. Toename inkomensverschillen sinds 1977

Artikelen. De ongelijkheid van inkomens in Nederland. Marion van den Brakel-Hofmans. 2. Toename inkomensverschillen sinds 1977 De ongelijkheid van inkomens in Nederland Marion van den Brakel-Hofmans In 25 waren de inkomensverschillen onder de Nederlandse bevolking groter dan in 1977. Vooral in de tweede helft van de jaren tachtig

Nadere informatie

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2005

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2005 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 005 Begin 008 zijn de inkomensgegevens op gemeentelijk, deelgemeentelijk en buurtniveau uit het Regionaal Inkomens Onderzoek 005 van het CBS beschikbaar

Nadere informatie

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers, Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers, 17 Eddy van de Pol Publicatiedatum CBS-website: 1 april 9 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil =

Nadere informatie

Inkomensverschillen en kans op armoede licht gestegen

Inkomensverschillen en kans op armoede licht gestegen Inkomensverschillen en kans op armoede licht gestegen 04 Grotere inkomensongelijkheid Grote inkomensverschillen onder alleenstaanden en zelfstandigen Inkomensverschillen kleiner dan in Europa Kans op armoede

Nadere informatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 70 2014 47

Statistisch Bulletin. Jaargang 70 2014 47 Statistisch Bulletin Jaargang 70 2014 47 20 november 2014 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Iets meer banen en vacatures in het derde kwartaal 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Macro-economie 5 Koerswaarde

Nadere informatie

Einde in zicht voor de VUT

Einde in zicht voor de VUT Einde in zicht voor de VUT 11 0 Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff Publicatiedatum CBS-website: 1 september 2011 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** =

Nadere informatie

CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen

CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen Persbericht PB14 037 02 06 2014 16.00 uur CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen Koopkracht van werknemers in gezondheids- en welzijnszorg steeg in 2008-2012 elk jaar Zelfstandigen en pensioenontvangers

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 72 2016 25

Statistisch Bulletin. Jaargang 72 2016 25 Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 25 23 juni 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt verder 3 Werkloze beroepsbevolking (20) 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Consument een stuk

Nadere informatie

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006 0i08 08 Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006 Maaike Hersevoort en Nicol Sluiter Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen, 2009 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 17 28 april 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt 3 Werkloze beroepsbevolking 1) (12) 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Consumentenvertrouwen

Nadere informatie

23 december Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

23 december Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 23 december 2010 Statistisch Bulletin 10 51 no. Jaargang 66 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil 2009 2010 = 2009 tot en

Nadere informatie

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom 08 Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom 08 Henk van Maanen, Mathilda Copinga-Roest en Marleen Geerdinck Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen 2009 Verklaring van tekens.

Nadere informatie

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen t7 7 Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen tweede kwartaal 28 Publicatiedatum CBS-website: 8 oktober 28 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil

Nadere informatie

25 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

25 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 25 maart 2010 Statistisch Bulletin 10 12 no. Jaargang 66 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil 2009 2010 = 2009 tot en met

Nadere informatie

Armoedesignalement 2014

Armoedesignalement 2014 Armoedesignalement 2014 Sociaal en Cultureel Planbureau Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag, december 2014 scp/cbs, Den Haag 2014 Zet- en binnenwerk: Textcetera, Den Haag Figuren: Mantext, Moerkapelle

Nadere informatie

Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland

Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland Colofon Uitgave I&O Research BV Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn tel. (0229) 282555 Rapportnummer 2011-1796 Datum November 2011 Opdrachtgever De zeven Westfriese gemeenten

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 47 24 november 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid blijft dalen 3 Werkloze beroepsbevolking(43) 4 2. Inkomen en bestedingen 5 Vertrouwen consument

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 43 27 oktober 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid daalt verder 3 Werkloze beroepsbevolking (38) 4 2. Bevolking 5 I. Bevolking, stand en dynamiek

Nadere informatie

Inkomens in Helmond RIO 2013

Inkomens in Helmond RIO 2013 FACT sheet Inkomens in Helmond RIO 2013 Informatie van Onderzoek en Statistiek Jaarlijks levert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) cijfermatige informatie over de inkomens van en huishoudens

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 04 28 januari 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Werkloosheid opnieuw gedaald 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Inkomen en bestedingen 5 CBS: Consumenten

Nadere informatie

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Dit overzicht gaat in op de inzichten die de cijfers van het CBS bieden op het punt van werkenden met een laag inkomen. Als eerste zal ingegaan worden op de ontwikkeling

Nadere informatie

Bestedingspakket gepensioneerden erden meest in prijs gestegen

Bestedingspakket gepensioneerden erden meest in prijs gestegen 08 Bestedingspakket et gepensioneerden erden meest in prijs gestegen Karlijn Bakker Publicatiedatum CBS-website: 17 april 2009 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 3e kwartaal 2010

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 3e kwartaal 2010 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 3e kwartaal 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek Den Haag/Heerlen, 2010 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig cijfer

Nadere informatie

OP DIT ARTIKEL RUST EEN EMBARGO TOT DINSDAG 6 JUNI OM 2:00 UUR

OP DIT ARTIKEL RUST EEN EMBARGO TOT DINSDAG 6 JUNI OM 2:00 UUR OP DIT ARTIKEL RUST EEN EMBARGO TOT DINSDAG 6 JUNI OM 2:00 UUR Financiën van werkende twintigers en dertigers Harry Bierings, Jasper Menger en Kai Gidding De meeste twintigers staan voor het eerst financieel

Nadere informatie

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007 08 Arbeidsparticipatie 0i icipatie en werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007 Maaike Hersevoort, Marleen Geerdinck en Lian Kösters Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Den Haag/Heerlen

Nadere informatie

Sterkste groei bij werknemers

Sterkste groei bij werknemers In 1994 stagneerde de ontwikkeling van de koopkracht nog. In de daarop volgende jaren nam de koopkracht echter steeds sterker toe: met 1% in 1995 tot 1,5% in 1997. De grootste stijging,,7%, deed zich voor

Nadere informatie

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010 11 Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in John Gebraad Publicatiedatum CBS-website: 3-11-211 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader

Nadere informatie

Inkomen van AOW ers, 2000

Inkomen van AOW ers, 2000 Inkomen van AOW ers, 2000 Reinder Lok en Petra Ament Het aantal particuliere huishoudens met AOW ers nam in de jaren negentig met ruim 200 duizend toe tot 1,4 miljoen in 2000. Vrijwel alle huishoudens

Nadere informatie

Inkomen en vermogen van gewezen zelfstandigen

Inkomen en vermogen van gewezen zelfstandigen 12 1 Inkomen en vermogen van gewezen zelfstandigen Herziene versie Anouk de Rijk Ellen Daems Lydia Geijtenbeek Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer

Nadere informatie

Armoede en gezondheid

Armoede en gezondheid 25 epidemiologisch bulletin, 12, jaargang 47, nummer 2 Armoede en gezondheid Gegevens over Den Haag Ad van Dijk, Irene van der Meer Centraal thema in de Haagse Nota s Volksgezondheid sinds 1999 is het

Nadere informatie

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts m0 Verschillen in cijfers over huisartscontacten tussen 0u sen POLS-Gezondheid en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts Publicatiedatum CBS-website: november 2009 Den Haag/Heerlen

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang Statistisch Bulletin Jaargang 72 2016 51 22 december 2016 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Iets minder dan een half miljoen werklozen 3 Werkloze beroepsbevolking 1) (21) 4 Verklaring van tekens

Nadere informatie

Bevolkingstrends 2013. Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken

Bevolkingstrends 2013. Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken Bevolkingstrends 2013 Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken Frank Bloot november 2013 Van de vier grootste gemeenten in ons land is het aantal inwoners in Utrecht de afgelopen tien

Nadere informatie

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a 7 Daling omvang VUT-fondsen in 6a Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff Publicatiedatum CBS-website: 18 juli 8 Voorburg/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim

Nadere informatie

Armoede in 2005 licht gestegen, maar daling verwacht voor

Armoede in 2005 licht gestegen, maar daling verwacht voor Armoede in 2005 licht gestegen, maar daling verwacht voor 2006-2008 Armoedemonitor 2007 Volgens de drie criteria die in dit rapport zijn gehanteerd, is de armoede in 2005 licht gestegen ten opzichte van

Nadere informatie

Inkomens en verhuizingen Almelo,

Inkomens en verhuizingen Almelo, 109 Inkomens en verhuizingen Almelo, 2001 2007 Mathilda Copinga Mariëtte Goedhuys Centrum voor Beleidsstatistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig cijfer

Nadere informatie

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2006

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2006 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2006 Begin 2009 zijn de inkomensgegevens op gemeentelijk, deelgemeentelijk en buurtniveau uit het Regionaal Inkomens Onderzoek 2006 van het CBS beschikbaar

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Tilburg

Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Tilburg Doelgroepenanalyse Resto VanHarte Tilburg Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen

Nadere informatie

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007 08 Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007 Harold Kroeze en Ivo Gorissen Centrum voor Beleidsstatistiek Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Belasting- en inkomensregelingen voor gezinnen met minderjarige kinderen

Belasting- en inkomensregelingen voor gezinnen met minderjarige kinderen Belasting- en inkomensregelingen voor gezinnen met minderjarige kinderen Reinder Lok Huishoudens met minderjarige kinderen werden in 27 gemiddeld met 2 824 per jaar gecompenseerd door belasting- en inkomensregelingen

Nadere informatie

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1 De afgelopen

Nadere informatie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Gemeente Enschede 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

22 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

22 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek 22 september 2011 Statistisch Bulletin 11 38 no. Jaargang 67 Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil 2010 2011 = 2010 tot

Nadere informatie

Inkomen uit werk en toch risico op armoede

Inkomen uit werk en toch risico op armoede Inkomen uit werk en toch risico op armoede Boukje Janssen en Wim Bos Nederland telde in ruim 210 duizend werkenden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Van hen is 57 procent werknemer, de rest

Nadere informatie

Groot vertrouwen onder hoger opgeleiden. Hans Schmeets en Bart Huynen

Groot vertrouwen onder hoger opgeleiden. Hans Schmeets en Bart Huynen 109 Groot vertrouwen onder hoger opgeleiden Hans Schmeets en Bart Huynen Publicatiedatum CBS-website: 27 juli 2010 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig

Nadere informatie

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden Gemeente Amersfoort 2002-2006 Centrum voor Beleidsstatistiek Frank van der Linden, Daniëlle ter Haar Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen,

Nadere informatie

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Lage inkomens in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, rve Participatie Projectnummer: Laure Michon Nienke Nottelman Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

De vergrijzing komt, de VUT gaat

De vergrijzing komt, de VUT gaat 0n08 08 De vergrijzing komt, de VUT gaat John Gebraad en Feny Pfaff Publicatiedatum CBS-website 28 augustus 2009 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim

Nadere informatie

Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden

Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden Doelgroepenanalyse Rotterdam Oude Noorden Doelgroepen Iedereen is welkom bij Resto VanHarte. Maar mensen of groepen die sociaal geïsoleerd zijn of dreigen te raken krijgen onze speciale aandacht. Wij willen

Nadere informatie

Werkloosheid in : stromen en duren

Werkloosheid in : stromen en duren Werkloosheid in 24 211: stromen en duren Wendy Smits, Harry Bierings en Robert de Vries Als het aantal mensen dat werkloos wordt groter is dan het aantal werklozen dat er in slaagt weer aan het werk te

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Rijksbelastingen 0n verdubbeld en vergroend

Rijksbelastingen 0n verdubbeld en vergroend 08 Rijksbelastingen 0n verdubbeld en vergroend Laurens Cazander Publicatiedatum CBS-website: 3 februari 2009 Den Haag/Heerlen, 2009 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x =

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 2007

Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 2007 7 Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 27 drs. J.L. Gebraad Publicatiedatum CBS-website: 24 oktober 28 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Inkomens en verhuizingen binnen Rotterdam 2001 2007

Inkomens en verhuizingen binnen Rotterdam 2001 2007 11 Inkomens en verhuizingen binnen Rotterdam 2001 2007 Kathleen Geertjes Martine de Mooij Centraal Bureau voor de Statistiek Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader

Nadere informatie

Jongeren buiten beeld 2013

Jongeren buiten beeld 2013 Paper Jongeren buiten beeld 2013 November 2015 CBS Centrum voor Beleidsstatistiek 2014 1 Inhoud 1. Aanleiding en afbakening 3 2. Omvang van de groep jongeren buiten beeld 4 3. Jongeren buiten beeld verder

Nadere informatie

Financieel kwetsbare mannen

Financieel kwetsbare mannen Statistische Trends Financieel kwetsbare mannen Marion van den Brakel Oktober 2017 CBS Statistische Trends, 1 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Financiële kwetsbaarheid onder mannen en vrouwen 4 3. Financieel kwetsbare

Nadere informatie

Armoede en sociale uitsluiting 2015

Armoede en sociale uitsluiting 2015 Armoede en sociale uitsluiting 2015 Armoede en sociale uitsluiting 2015 Verklaring van tekens Niets (blanco) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen. Het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in e088 Voortijdig schoolverlaten 0c olverlaten vanuit het voortgezet et onderwijs in Nederland en 21 gemeenten naar herkomstgroepering en geslacht Antilianen- Toelichting bij geleverde everde maatwerktabellen

Nadere informatie

De Conjunctuurklok; 0t patronen in de Nederlandse e conjunctuur

De Conjunctuurklok; 0t patronen in de Nederlandse e conjunctuur 08 De Conjunctuurklok; 0t patronen in de Nederlandse e conjunctuur Floris van Ruth Publicatiedatum CBS-website: 4 december 2009 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig

Nadere informatie

Titel Armoederisico in 2017 toegenomen

Titel Armoederisico in 2017 toegenomen Statistische Trends Titel Armoederisico in 2017 toegenomen Subtitel In samenwerking met Partner Marion van den Brakel Auteur Ferdy Otten December 2019 2019 CBS Statistische Trends, 1 Inhoud 1. Inleiding

Nadere informatie

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005 08 07 Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005 Karin Hagoort, Kathleen Geertjes en Osman Baydar Centrum voor Beleidsstatistiek (maatwerk) Voorburg/Heerlen, 2008 Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken

Nadere informatie

Armoede en sociale uitsluiting 2018

Armoede en sociale uitsluiting 2018 Armoede en sociale uitsluiting 2018 Armoede en sociale uitsluiting 2018 Verklaring van tekens Niets (blanco) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen. Het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar

Nadere informatie