Tweetaligheid bij de ziekte van Alzheimer

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweetaligheid bij de ziekte van Alzheimer"

Transcriptie

1 Tweetaligheid bij de ziekte van Alzheimer Onderzoek naar de lexicale, fonologische en morfosyntactische vaardigheden van tweetalige Alzheimerpatiënten op basis van spontane-taalanalyse Saskia Stastra

2 Dankwoord Verschillende personen wil ik graag bedanken voor hun bijdrage aan het uitvoeren of schrijven van mijn afstudeerscriptie. Ten eerste wil ik mijn scriptiebegeleider dr. Roel Jonkers bedanken. Uw deskundige feedback op mijn scriptie heeft mij erg geholpen bij het schrijven ervan. Hierdoor kreeg ik nieuwe inzichten over zowel de structuur als de inhoud van de tekst. Ook de vlotte reacties op mijn vragen hielpen bij het schrijven van de scriptie en zorgden ervoor dat ik op een goede manier verder kon wanneer ik tegen problemen aan liep. Vervolgens wil ik mijn ouders bedanken. Jullie steun en vertrouwen in mij tijdens het schrijven van mijn scriptie en gedurende mijn hele opleiding is voor mij erg belangrijk geweest. Hierbij wil ik mijn moeder Vera nog extra bedanken. Jouw kritische blik op mijn tekst en je gegeven ideeën waren voor mij erg nuttig. Ten slotte wil ik alle patiënten bedanken die mee hebben gewerkt aan het onderzoek. Zonder deze patiënten zou het uitvoeren van mijn onderzoek niet mogelijk zijn. 1

3 Inhoudsopgave Dankwoord 1 Inleiding 1.1 Ziekte van Alzheimer Voorkomen & Symptomen Diagnose Verandering in de hersenen Taal bij DAT-patienten Taalproblemen Spontane taal Tweetaligheid Het Fries Geschiedenis Friese taal Analyse van de Friese taal Onderzoeksvraag 14 2 Methode Onderzoeksgroep Procedure Analyse Transcriberen Lexicale maten Fonologische maten Morfosyntactische maten 19 3 Resultaten Analyse DAT-patiënten versus controlegroep Fries Nederlands DAT-patiënten versus afasiepatiënten Fries Nederlands Vergelijking Fries versus Nederlands binnen de groep 26 DAT-patiënten 2

4 4 Discussie Samenvatting resultaten DAT-patiënten versus controlegroep DAT-patiënten versus afasiepatiënten Vergelijking Fries / Nederlands binnen DAT-groep Vergelijking andere onderzoeken Tweetalige DAT-patiënten Aanbevelingen vervolgonderzoek 34 5 Conclusie 35 6 Referenties 36 3

5 1. Inleiding Het huidige onderzoek is gericht op de spontane taal van tweetalige Alzheimerpatiënten. Alle patiënten in het onderzoek spreken zowel Fries als Nederlands. In beide talen wordt een sample van de spontane taal afgenomen. De spontane taal van de Alzheimerpatiënten wordt vergeleken met de spontane taal van afasiepatiënten en een controlegroep. Ook worden de Friese en Nederlandse samples met elkaar vergeleken. In de inleiding wordt besproken wat de ziekte van Alzheimer is, hoe deze ontstaat en wat de gevolgen hiervan zijn. Vervolgens komen de taalproblemen waarmee deze patiënten te maken kunnen krijgen aan bod. Ook wordt ingegaan op het gebruik van spontane taalanalyses en tweetaligheid bij DAT-patiënten en afasiepatiënten. Daarna volgt een paragraaf over de Friese taal. Dit hoofdstuk eindigt met de onderzoeksvraag. 1.1 Ziekte van Alzheimer Ontstaan & symptomen De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Ongeveer 70% van de dementiepatiënten heeft de ziekte van Alzheimer. Momenteel lijden naar schatting Nederlanders aan deze ziekte. De gemiddelde levensverwachting van de Nederlanders stijgt nog steeds en daardoor zal ook het aantal Alzheimerpatiënten toenemen. Rond het jaar 2050 zal het aantal dementerenden waarschijnlijk zijn toegenomen tot ca Tegen die tijd zal het aantal Alzheimerpatiënten de zijn gepasseerd en dat betekent dat één op de 57 Nederlanders de ziekte van Alzheimer heeft, oftewel iets meer dan 2% van de bevolking (Internationale Stichting Alzheimer Onderzoek). De ziekte van Alzheimer werd voor het eerst beschreven door de Duitse arts Aloïs Alzheimer in Hij ontdekte dat er veranderingen hadden plaatsgevonden in het hersenweefsel van mensen die aan dementie waren overleden. Hij deed een autopsie op de hersenen van een vrouw die op 56 jarige leeftijd was overleden na jaren problemen te hebben gehad met haar geheugen. De Duitse arts beschreef zogenoemde amyloïde plaques (eiwitophopingen) aan de buitenzijde en rondom de hersencellen. Binnenin de hersencellen bemerkte hij de aanwezigheid van kluwens vezels, de neurofibrillaire tangles. Ook was er sprake van atrofie (verschrompelen) van de hersenen. Deze vorm van beschadiging aan de hersenen draagt nog steeds zijn naam, de ziekte van Alzheimer. Vergeetachtigheid is het meest in het oog springende verschijnsel. Het opnemen van nieuwe informatie lukt niet meer en er ontstaan problemen met lezen, praten, schrijven en rekenen. Verder gaan ook andere cognitieve functies (het vermogen te denken, oordelen en begrijpen) verloren. Zelfstandig handelen en het nemen van initiatief worden bemoeilijkt en raken onder het vroegere niveau. Vaak raakt iemand gedesoriënteerd in tijd en/of plaats en gaan sociale vaardigheden verloren. Personen met de ziekte van Alzheimer krijgen voornamelijk problemen met alledaagse activiteiten, die bijvoorbeeld steeds onhandiger worden uitgevoerd. Tegelijkertijd blijft het gangbare sociale contact nog lange tijd in stand, wat buitenstaanders de verkeerde indruk kan geven dat er niets aan de hand is. 4

6 De ziekte openbaart zich voornamelijk bij personen van 65 jaar en ouder. De kans op de ziekte van Alzheimer neemt toe, naarmate men ouder wordt. De ziekte van Alzheimer komt voor bij vijf procent van de 65-plussers. Op tachtigjarige leeftijd ligt het percentage op vijftien procent en op negentigjarige leeftijd zelfs op dertig procent (Garenfeld & Hazelhof, 2006). De symptomen lijken in eerste instantie op gewone ouderdomsverschijnselen. Het geheugenverlies is echter veel heviger en progressiever van aard. Het beginstadium van de ziekte kenmerkt zich door geheugenverlies. Dat uit zich in vergeetachtigheid, desoriëntatie, verandering van persoonlijkheid en vermindering van reactievermogen. In het tweede stadium is het duidelijk dat de patiënt belemmeringen ondervindt in het dagelijks leven. Het kortetermijngeheugen functioneert matig, terwijl herinneringen uit een ver verleden vaak helder voor ogen staan. Zo kunnen patiënten data, de tijd of het seizoen vergeten. Ook hebben zij moeite met het herkennen van familieleden en vrienden. De patiënt verliest zijn zelfstandigheid en wordt steeds meer hulpbehoevend. In het derde stadium is de patiënt volledig afhankelijk van hulp. In deze fase heeft de ziekte de patiënt de essentie van het leven ontnomen. De patiënt heeft 24 uur per dag verzorging nodig en is hierdoor geheel afhankelijk van anderen (Internationale stichting Alzheimer onderzoek). Er is geen medicijn dat de ziekte van Alzheimer kan voorkomen of stopzetten. Wel zijn er middelen verkrijgbaar die het verloop van de ziekte kunnen vertragen Diagnose De huisarts stelt over het algemeen de diagnose dementie aan de hand van de classificatie beschreven in de DSM IV (Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders) (First, Frances & Pincus, 2007). De patiënt wordt vervolgens door de huisarts doorverwezen naar een specialistische instelling. Hier wordt de diagnose bevestigd en wordt vastgesteld om welke vorm van dementie het gaat. De ziekte van Alzheimer in de DSM IV is voornamelijk gebaseerd op de aanwezigheid van cognitieve symptomen (waaronder geheugenstoornissen) en het verloop van de ziekte. Dementie van Alzheimer wordt geclassificeerd op grond van de volgende criteria in de DSM IV-TR (First et al., 2007): A. De ontwikkeling van meerdere cognitieve problemen wat zich toont door: 1. geheugenproblemen (moeite met het leren van nieuwe informatie of met het herinneren van nieuw geleerde informatie) 2. één of meer van de volgende cognitieve functiestoornissen: a. afasie: taalstoornissen, moeite met het vinden en uitspreken van woorden en/of moeite met het begrijpen van gesproken taal. b. apraxie: niet meer weten hoe alledaagse handelingen moeten worden verricht. c. agnosie: problemen met het herkennen van objecten, ondanks intacte sensorische functies. d. stoornis in de executieve functies: ernstig initiatiefverlies, planning- en overzichtsproblemen en problemen met de volgorde van handelen. 5

7 B. De cognitieve stoornissen in criterium A1 en A2 veroorzaken elk een significante beperking in het sociaal of beroepsmatig functioneren en betekenen een significante achteruitgang ten opzichte van het vroegere niveau van functioneren. C. Het verloop wordt gekarakteriseerd door een geleidelijk begin en een progressieve cognitieve achteruitgang. D. De cognitieve tekorten in criteria A1 en A2 zijn niet het gevolg van één van de volgende punten: 1. andere aandoeningen van het centrale zenuwstelsel die progressieve tekorten in geheugen en cognitie veroorzaken (ziekte van Parkinson, ziekte van Huntington, subduraal hematoom, normale-druk hydrocefalie, hersentumor). 2. ziekten die een heel lichaamssysteem aantasten, waarvan bekend is dat ze dementie veroorzaken (zoals hypothyroidisme, tekort aan vitamine B 12 of B 3, hypercalciëmie, HIV infectie). 3. problemen ontstaan door het gebruik van verslavende middelen. E. De problemen doen zich niet alleen voor gedurende een delirium. F. De stoornis kan niet beter toegeschreven worden aan een andere As I stoornis (schizofrenie, depressieve stoornis). 1.2 Veranderingen in de hersenen In de beginfase van de ziekte van Alzheimer nemen problemen met het kortetermijngeheugen langzaam toe. De cellen in de hippocampus, een onderdeel van het limbisch systeem, functioneren niet meer goed. Ook de mogelijkheid om volgens routine te handelen neemt af. Zodra de ziekte van Alzheimer zich in de hersenschors (de buitenkant van de hersenen) verspreidt, gaat het inzicht achteruit, kunnen emotionele uitbarstingen voorkomen en wordt de taal aangetast. Met de voortgang van de ziekte zullen steeds meer hersencellen afsterven. Daaropvolgend ontstaan gedragsveranderingen, zoals ronddwalen en gejaagdheid. De mogelijkheid om gezichten te herkennen en om te communiceren zal in de laatste fase van de ziekte totaal verloren gegaan. Patiënten hebben uiteindelijk continu verzorging nodig. Dit stadium van volledige afhankelijkheid kan jaren duren, totdat de patiënt komt te overlijden. In de hersenen van Alzheimerpatiënten zijn afwijkingen te zien. In figuur 1 komt duidelijk naar voren dat er sprake is van atrofie van de hersenen en zeer vergrote ventrikels. Een belangrijk kenmerk in de hersenen van een patiënt met de ziekte van Alzheimer is de opeenhoping van amyloïde plaques tussen de zenuwcellen in de hersenen. Amyloïde is een algemene term voor eiwitfragmenten die een normaal functionerend lichaam aanmaakt. In gezonde hersenen worden deze eiwitfragmenten afgebroken en verwijderd. In hersenen van een Alzheimerpatiënt stapelen deze amyloïdes zich op en vormen stevige, onoplosbare plaques (bron: 6

8 Figuur 1: Vergelijking tussen gezonde hersenen (links) en hersenen van een Alzheimerpatiënt (rechts) Neurofibrillaire tangles (knopen) zijn onoplosbare kluwens vezels (fibrillen) in de hersencellen. Zij zijn voornamelijk opgebouwd uit het tau-eiwit. Dit eiwit vormt een onderdeel van de normale zenuwcellen. In deze cellen bevinden zich de zogenoemde microtubules. Dit zijn microscopische, draadvormige buisjes die vanuit de kern uitwaaieren over de hele cel. Deze helpen ondermeer bij het transporteren van voedingsstoffen van het ene deel van de zenuwcel naar het andere. Bij de ziekte van Alzheimer is sprake van een veranderde structuur van het tau-eiwit, met als gevolg dat de microtubules eerst verstopt raken en uiteindelijk afbrokkelen. Zowel de tangles als de plaques zijn eiwitten, die neerslaan in de hersenen: tussen de hersencellen of in de wand van de hersenbloedvaten. Deze eiwitten belemmeren daarmee de communicatie tussen zenuwcellen en dat tast het denken en het geheugen aan. In de wetenschap is de discussie gaande of de plaques en tangles de oorzaak of het gevolg van de ziekte van Alzheimer zijn.. Daarnaast speelt ook het aantal neurotransmitters een rol bij het ontstaan van de problemen bij de ziekte van Alzheimer. Neurotransmitters spelen een belangrijke rol bij de communicatie tussen de hersencellen. De hersencellen van Alzheimerpatiënten produceren een verminderd aantal neurotransmitters, waaronder acetylcholine, serotonine en norepinephrine. Hierdoor ontstaat een verstoorde communicatie tussen de hersencellen. Deze ontdekking vormde de basis voor de eerste generatie medicijnen (de acetylcholinesteraseremmers) die midden jaren negentig op de markt kwam. Deze medicijnen kunnen de ziekte van Alzheimer niet genezen, maar ze kunnen wel de gevolgen van de ziekte iets verzachten bij een deel van de patiënten. De medicijnen zijn een relevante toevoeging aan de behandeling van de ziekte van Alzheimer (Schölzel-Dorenbos, 2005). 7

9 Nog steeds is post-mortem onderzoek de enige manier om de ziekte van Alzheimer met zekerheid aan te tonen. Vaak wordt dan ook gesproken over patiënten met een waarschijnlijke dementie van het Alzheimer type, oftewel DAT-patiënten (Prins, Prins, Visch-Brink, 2002). In het vervolg van dit onderzoek zal dan ook gesproken worden over DAT-patiënten. 1.3 Taal bij DAT-patiënten De taalproductie van DAT-patiënten wordt in verschillende onderzoeken vergeleken met de taalproductie van afasiepatiënten, patiënten met een Primaire Progressieve Afasie (PPApatiënten) en controlegroepen. In het huidige onderzoek wordt ook ingegaan op de verschillen en overeenkomsten tussen de taalproductie van DAT-patiënten en de taalproductie van afasiepatiënten en PPA-patiënten. In deze paragraaf worden dan ook enkele onderzoeken over de taalproblemen bij afasiepatiënten en PPA-patiënten besproken, naast de bespreking van taalproblemen bij DAT-patiënten Taalproblemen Alzheimerpatiënten hebben zowel taalbegrips- als taalproductieproblemen. Het taalbegrip is in de beginfase relatief intact. De meeste onderzoeken naar de taalproblemen van DATpatiënten richten zich dan ook op de taalproductie en niet op het taalbegrip. Het onderzoek van Grossman, Hughes, Mickanin, Carvell & D Esposito (1996) richt zich wel op een onderdeel van het taalbegrip. De onderzoekers vonden bij beoordelingstaken een significant slechter werkwoordbegrip bij DAT-patiënten in vergelijking met gezonde ouderen. Het begrip van lange, syntactisch complexe zinnen zal gedurende het ziekteproces afnemen en uiteindelijk is ook het begrip van eenvoudige taal gestoord (Prins, Prins & Visch-Brink, 2002). Resultaten over het taalbegrip zijn vaak moeilijker te interpreteren. De meeste onderzoeken richten zich dan ook op de taalproductie. Verschillende onderzoekers maken een vergelijking tussen werkwoorden en naamwoorden. De gevonden resultaten zijn echter niet eenduidig. Sommige onderzoeken tonen aan dat werkwoorden veel meer problemen opleveren dan naamwoorden (Hillis, Tuffiash & Caramazza, 2002). Anderen vinden juist het tegenovergestelde, objecten zijn moeilijker dan acties (Robinson, Rossor, Cipolotti, 1999). De gevonden verschillen tussen de onderzoeken kunnen ontstaan zijn door de verschillende analyses die gebruikt zijn. Daarnaast richten verschillende onderzoekers zich op het verschil tussen de semantiek en de syntaxis. Meerdere onderzoekers concluderen dat er sprake is van een semantische stoornis en niet van een syntactische stoornis in de taalproductie van DAT-patiënten (Kim & Thompson, 2004; Price & Grossman, 2005). De zinsbouw blijft relatief intact in een vroeg stadium van de ziekte van Alzheimer. In een later stadium wanneer er sprake is van zeer ernstige woordvindstoornissen treden er pas syntactische problemen op. De patiënt is hierdoor niet meer in staat om volledige zinnen te vormen. Er is dan sprake van paragrammatisme (Prins et al., 2002). Deze paragrammatische taal kenmerkt zich door het verkeerd gebruiken, verplaatsen of weglaten van zinsdelen. 8

10 De semantische problemen komen naar voren bij benoemtaken, taken met woordassociaties en verbale vloeiendheidstaken. In de spontane taal zijn de semantische problemen onder andere zichtbaar in woordvindingsproblemen en semantische parafasieën (Forbes, Venneri & Shanks, 2002). De semantische problemen zijn niet de enige taalproblemen die voorkomen bij DATpatiënten. Het voorkomen van pragmatische problemen is ook aangetoond. Zo hebben de patiënten meer moeite met de handhaving van het gespreksonderwerp en de globale samenhang van het verhaal (Dijkstra, Bougeois, Allen & Burgio, 2004). Geregeld wordt de taalproductie van DAT-patiënten vergeleken met de taalproductie van afasiepatiënten. Beide patiëntgroepen hebben taalproblemen als gevolg van hersenletsel, hoewel de etiologie verschillend is. DAT-patiënten met milde cognitieve problemen worden vaak vergeleken met patiënten met een amnestische afasie. In een ernstiger stadium is de taalproductie vergelijkbaar met personen met een afasie van Wernicke wat betreft het paragrammatisch taalgebruik (Murdoch, Chenery, Wilks & Boyle, 1987). De taalproductie van DAT-patiënten wordt ook vergeleken met de taalproductie van PPApatiënten. Er zijn twee vormen van PPA te onderscheiden, niet-vloeiende PPA en vloeiende PPA-patiënten. Kenmerken van de niet-vloeiende vorm zijn een moeizame taalproductie, fonologische en grammaticale fouten en woordvindings-problemen. Daarnaast komen problemen bij het lezen en schrijven voor. Het woordbegrip blijft relatief goed intact. De spraak zal steeds agrammatischer worden gedurende de ziekte. Bij vloeiende progressieve afasie wordt het spreken gekenmerkt door vloeiende, vlotte en meestal grammaticaal correcte spontane taal. De syntaxis is relatief intact. De vloeiende spraak gaat gedurende de ziekte steeds meer stereotypen bevatten en er is steeds meer sprake van lege taal. Er worden steeds meer omschrijvingen van een woord gebruikt of er worden verkeerde woorden geproduceerd (Neary, Snowden, Gustafson, Passant, Stuss, Black, Freedman, Kertesz, Robert, Albert, Boone, Miller, Cummings & Benson, 1998) Spontane taal Het gebruik van tests doet een beroep op de cognitieve vaardigheden, zoals geheugen, aandacht, concentratie en ruimtelijke oriëntatie. Verscheidene auteurs hebben dan ook kritiek op het gebruik van tests bij dementiepatiënten. De cognitieve vaardigheden die nodig zijn bij tests, zijn juist gestoord bij deze groep patiënten (Prins et al. 2002). Om deze reden zou een spontane-taalanalyse betrouwbaarder en meer valide zijn. Daarnaast geeft het ook een realistischer beeld van het spreken van de patiënt in het dagelijks leven. Een spontanetaalanalyse heeft daarnaast als voordeel op tests dat het laat zien hoe de linguïstische niveaus (fonologie, morfosyntaxis en lexicaal-semantisch) op elkaar inwerken. In de spontane taal is er sprake van interactie tussen deze verschillende linguïstische niveaus. In onderzoeken waarbij spontane-taalanalyses worden gebruikt, komen ook verschillen naar voren tussen DAT-patiënten en gezonde oudere personen (Bucks, Singh, Cuerden & Wilcock, 2000). Zoals verwacht op basis van de geheugenproblemen vinden Bucks et al. dat DATpatiënten significant minder zelfstandige naamwoorden per 100 woorden produceren in vergelijking met gezonde ouderen. Door de geheugenproblemen hebben de patiënten 9

11 woordvindings-problemen, wat zich uit in een lagere productie van de zelfstandige naamwoorden. Daarnaast tonen Bucks et al. aan dat DAT-patiënten per honderd woorden significant meer adjectieven, werkwoorden en voornaamwoorden produceren. Bucks et al. geven als verklaring voor het vaker voorkomen van deze woordklassen dat de DAT-patiënten door woordvindingsproblemen zelfstandige naamwoorden vervangen door voornaamwoorden. Een zelfde verklaring kan gelden voor de adjectief- en werkwoordratio. Een reductie in een woordklasse leidt tot een vermeerdering van woorden in een andere woordklasse. Andere auteurs vinden echter geen relatie hiertussen (Nicholas, 1985). Zij concluderen dat problemen met het benoemen van zelfstandige naamwoorden niet kan verklaren dat de patiënten meer voornaamwoorden produceren. Uit een onderzoek naar patiënten met een vloeiende primaire progressieve afasie komt naar voren dat deze patiënten een significant lagere type token ratio voor werkwoorden hebben dan de controlegroep (de Vries, 2008). De Vries heeft in haar scriptie over de spontane taal van PPA-patiënten daarnaast gevonden dat PPA-patiënten significant lager scoren op het aantal zelfstandige naamwoorden dan een controlegroep. Vervolgens toont de Vries een verschil aan op het aantal lexicale werkwoorden. De PPA-patiënten hebben een significant hogere score op het aantal lexicale werkwoorden dan de controlegroep. Onderzoek naar de morfosyntactische maten wijst uit dat de PPA-patiënten slechts op één maat van de controlegroep verschillen. De patiëntgroep scoort significant lager dan de controlegroep op de finietheidsindex van de persoonsvorm (de Vries, 2008). Dit betekent dat de PPA-patiënten minder werkwoorden goed vervoegen dan de controlegroep. Karbe, Kertesz & Polk (1993) hebben een vergelijking gemaakt tussen de spontane taal van PPA-patiënten, DAT-patiënten en afasiepatiënten. Zij maken gebruiken van de AQ score (Afasie Quotiënt) om de mate van taalproblemen aan te geven. De AQ score van de PPApatiënten is lager dan de AQ score van de DAT-patiënten. De PPA-patiënten hebben dus meer taalproblemen dan de DAT-patiënten. Er is geen verschil aanwezig op deze score tussen de PPA-patiënten en afasiepatiënten. De score op de spontane taal is lager in de groep PPApatiënten dan in beide andere groepen. De onderzoekers maken hierbij onderscheid tussen twee subcategorieën (de gemiddelde vloeiendheid en de gegeven informatie). De gemiddelde vloeiendheidscore is lager voor de PPA-patiënten dan voor de twee andere patiëntgroepen. De mate van gegeven informatie is significant lager voor de PPA-patiënten dan voor de DATpatiënten. Er is geen verschil tussen de afasiepatiënten en de PPA-patiënten. Karbe et al. concluderen dat de spontane taal van PPA-patiënten ernstiger gestoord is dan de taalproductie van DAT-patiënten. De taalproductie van DAT-patiënten wordt in sommige onderzoeken ook vergeleken met die van patiënten met cognitieve problemen. Bschor, Kühl & Reischies (2001) hebben door middel van de cookie theft spontane taal uitgelokt bij DAT-patiënten. De taalproductie van deze patiënten werd vergeleken met die van patiënten met milde cognitieve problemen en met patiënten zonder problemen. Alle groepen produceren een gelijk aantal woorden. DATpatiënten beschrijven echter minder objecten en personen, acties, kenmerken en locaties dan de andere twee groepen. 10

12 De syntactische vaardigheden in de spontane taal van Alzheimerpatiënten verschillen niet significant van die van een controlegroep. Horsels (2008) heeft dit aangetoond in haar scriptie over de spontane taal van Alzheimerpatiënten met milde tot matige cognitieve stoornissen. Horsels vindt wel twee maten die dicht in de buurt van de significantiewaarde komen. De variabele aantal afgebroken uitingen benadert significantie. Het aantal afgebroken uitingen is hoger voor de DAT-groep dan voor de controlegroep. Ook het verschil tussen de DATpatiënten en de controlegroep op het percentage ongrammaticale uitingen neigt naar significantie Tweetaligheid Tweetaligheid bij Alzheimerpatiënten is nog niet veel onderzocht. Wel zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd naar tweetaligheid bij afasiepatiënten. In onderzoeken worden Alzheimerpatiënten vaak vergeleken met afasiepatiënten en PPA-patiënten. Deze patiëntgroepen worden dan ook meegenomen bij de bespreking van de invloed van tweetaligheid op de taalproductie. Picciotto & Friedland (2001) tonen aan dat er een discrepantie is tussen de verbale vloeiendheid in de moedertaal (L1) vergeleken met de tweede taal (L2) bij tweetalige patiënten met een matige vorm van de ziekte van Alzheimer. Gezonde tweetalige ouderen laten geen verschillen zien tussen de talen. Picciotto & Friedland concluderen dan ook dat beide talen apart beoordeeld moeten worden bij DAT-patiënten. De resultaten bij een onderzoek naar tweetalige patiënten met een primaire progressieve afasie sluiten hierbij aan. Hosogi-Senaha, Carthery-Goulart & Caramelli (2006) hebben bij vijf tweetalige PPApatiënten de Boston Naming Test afgenomen. Hieruit komt naar voren dat bij vier van de vijf patiënten het benoemen in de moedertaal (L1) minder gestoord is dan in de taal die later verworven is (L2). Ook de resultaten uit het onderzoek van Poncelet, Majerus, Raman, Warginaire & Weekes (2007) komen hiermee overeen. Tweetalige afasiepatiënten presteren beter bij het benoemen van objecten en acties in L1 dan in L2. Het benoemen van objecten gaat beter dan het benoemen van acties in beide talen. De resultaten van Hernàndez, Caño, Costa, Sebastián-Gallés, Juncadella & Gascón-Bayarri (2008) sluiten hierbij aan. Een tweetalige patiënt met een primaire progressieve afasie heeft meer moeite met het benoemen van acties dan met het benoemen van objecten. Het verschil tussen het benoemen van objecten en acties komt in beide talen naar voren. De tweede taal is over alles genomen echter ernstiger gestoord dan L1. Een onderzoek naar de taalproductie van een tweetalige Alzheimerpatiënt laat het omgekeerde patroon zien (Hernandez, Costa, Sebastián-Gallés, Juncadella & Reñé, 2007). Het benoemen van naamwoorden gaat moeizamer dan het benoemen van werkwoorden. De problemen met het benoemen van werkwoorden komen wederom in beide talen naar voren. Zowel bij tweetalige afasiepatiënten als bij tweetalige Alzheimerpatiënten komen in beide talen dezelfde problemen voor. Volgens Hernandez (2008) is dit een bewijs dat de twee talen volgens dezelfde principes georganiseerd zijn. Ook de Vries (2006) toont overeenkomende problemen aan in beide talen. De Vries maakt een vergelijking tussen tweetalige afasiepatiënten en een tweetalige controlegroep. Alle personen spreken zowel Fries als Nederlands. De afasiepatiënten verschillen op vier maten 11

13 (zelfstandige naamwoorden, finietheidsindex, fonologische- en semantische parafasieën) significant van de controlegroep. Deze verschillen zijn zowel in het Nederlands als in het Fries aanwezig. De Vries toont slechts één verschil aan tussen het Nederlands en het Fries. In het Fries ligt de uitingslengte voor de controlegroep significant hoger in vergelijking met de groep patiënten. Dit verschil is niet aanwezig in het Nederlands. Onderzoek heeft aangetoond dat in verbale vloeienheidstesten DAT-patiënten meer moeite hebben met het ophalen van woorden op basis van een semantische cue (voorbeeld: categorie dieren) dan met woorden gebaseerd op een fonematische cue (voorbeeld: letter F). Salvatierra, Rosselli, Acevedo & Duara (2007) onderzoeken of dit verschil in beide talen naar voren komt. Ze onderzoeken elf tweetalige DAT-patiënten, met Spaans als L1 en Engels als L2. De DATpatiënten worden vergeleken met elf cognitief gezonde tweetalige personen, overeenkomend in geslacht, leeftijd, educatieniveau en de mate van tweetaligheid. De controlegroep kan meer woorden oproepen in de semantische conditie dan in de fonemische conditie. De prestatie van DAT-patiënten is gelijk in beide condities. Dit lijkt te duiden op een grotere afname in de semantische verbale vloeiendheid. Het patroon van gelijkheid in de twee condities komt naar voren in beide talen. Deze resultaten impliceren een gerelateerde semantische daling in beide talen. De resultaten van dit onderzoek moeten echter worden bekeken als inleidend, aangezien het een kleine patiëntengroep betreft. Naast de bovengenoemde taalproblemen spelen pragmatische problemen in de spontane taal ook een rol bij tweetalige DAT-patiënten. Patiënten met de ziekte van Alzheimer kunnen onder andere problemen hebben met het kiezen van de geschikte taal en ze hebben problemen met het correct wisselen tussen de talen. Daarnaast komt het voor dat de patiënten een ongeschikte mix kiezen van de beide talen. Vooral uitingen van de moedertaal komen voor in L2. Het laatstgenoemde verschijnsel is vooral duidelijk aanwezig bij sprekers die minder geoefend zijn in de tweede taal (Friedland & Miller 1999). Wanneer de leeftijd toeneemt wordt het steeds moeilijker om vloeiend te kunnen spreken in meer dan één taal en worden er meer en andere fouten gemaakt in de tweede taal. Deze effecten zijn gevonden bij gezonde oudere tweetalige personen. Bij mensen met een dementie kunnen deze effecten verergerd aanwezig zijn. In een studie naar tweetaligheid bij 51 patiënten met progressieve geheugen- of cognitieproblemen, van Mendez, Perryman, Ponto n & Cummings (1999), komt naar voren dat in de tweede taal meer fouten gemaakt worden dan in de eerste taal. Onafhankelijk van de moedertaal van de patiënt en ondanks verschillen in de leeftijd waarop L2 werd geleerd en verschillen in het educatieniveau, rapporteren alle verzorgers een verminderd gebruik van L2. Ook is een tendens zichtbaar van woorden en frases van de moedertaal die binnendringen in de conversaties in de tweede taal. Overeenkomende resultaten zijn gevonden bij dementiepatiënten. Ekman, Wahlin, Viitanen, Norberg & Winblad (1994) hebben het taalgebruik van tweetalige dementiepatiënten onderzocht die vanuit Finland geïmmigreerd zijn naar Zweden. De resultaten laten zien dat veel patiënten moeite hebben om te communiceren in het Zweeds, waar dit eerder geen problemen gaf. De communicatie met Fins sprekende mensen geeft echter geen problemen. Indefrey (2006) bespreekt de patronen van hersenactiviteit bij tweetalige personen. De kans is groter dat de representaties van de twee talen volgens dezelfde principes georganiseerd zijn 12

14 wanneer ze beide vroeg en in gelijke contexten verworven zijn. Wanneer dit niet het geval is, zijn er verschillende patronen van activiteit zichtbaar. Uit de bovengenoemde onderzoeken lijkt naar voren te komen dat DAT-patiënten meer fouten maken in de tweede taal dan in de moedertaal. De onderzoeksvraag in paragraaf 1.5 is hier dan ook op gebaseerd. 1.4 Het Fries Geschiedenis De Friese taal bestaat al meer dan 2000 jaar. Van oorsprong is het Fries het meest verbonden met de Engelse taal (Gooskens & Heeringa, 2004). In de loop van de tijd is deze band steeds minder sterk geworden en is het Fries meer op de Nederlandse taal gaan lijken. Het is niet verwonderlijk dat het Nederlands de Germaanse taal is die nu het meest overeenkomt met de taal die in Friesland gesproken wordt. Het Fries en het Nederlands delen tenslotte een gemeenschappelijke geschiedenis. Hierdoor is de Friese taal door het Nederlands beïnvloed. Lewis (2009) heeft opgesteld in welke mate het Fries overeenkomt met andere talen. Naast het Nederlands komt het Fries overeen met het Engels, het Duits en het Oost-Fries in Duitsland De Friese taal Het aantal inwoners in Friesland is (30 november, 2009). Dit is minder dan 4% van de totale populatie van Nederland. Van de inwoners heeft 54% het Fries als moedertaal, 34% spreekt Nederlands als moedertaal en 12 % een dialect (Gorter 2003). Ongeveer 94% van de inwoners van Friesland verstaat Fries. Van de inwoners kan 74% Fries spreken, maar niet allen doen dat dagelijks. Ongeveer 65% kan Fries lezen en slechts 17% van de inwoners kan schrijven in het Fries. In Friesland wordt dus zowel Fries als Nederlands gesproken, maar daarnaast is er een grote verscheidenheid aan streektalen en stadsdialecten. In zeven steden worden evenzoveel varianten van het Stadsfries gesproken (Gooskens & Heeringa, 2004). Het stadsfries is een mengvorm van Fries en Nederlands die zijn oorsprong in de zestiende eeuw vindt. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de hoofdstad van Friesland, Leeuwarden, het zogenoemde Leeuwarders. De term Stadsfries is eigenlijk een misleidende naam, omdat het veel meer Nederlands dan Fries is. Ook is het voor de meeste niet-friestaligen probleemloos te volgen. In de gemeenten Oost- en Weststellingwerf spreken de inwoners Stellingwerfs, een variant van het Nedersaksisch. Daarnaast zijn er hiervan nog varianten aanwezig in de gemeenten Het Bildt en Kollumerland. Het Fries zelf kent drie hoofddialecten, Kleifries, Woudfries en Zuidwesthoeks, welke onderling weinig verschillen en voor de sprekers van de verschillende varianten goed verstaanbaar zijn. In 1970 is het Fries als taal erkend door de rijksoverheid en hierdoor is de positie van het Fries langzaam verbeterd. Het rijk stelt miljoenen beschikbaar voor de stimulering van de Friese taal en cultuur, met als doel dat voorzieningen op maatschappelijke terreinen zoals onderwijs, media en rechtsverkeer in stand worden gehouden. Zo maakt het Fries deel uit van het lespakket op basisscholen in Friesland in een aantal gebieden. Het Fries mag ook gebruikt 13

15 worden in de rechtbank en in de correspondentie met de overheid. Het Nederlands wordt in de formele gebieden echter aanzienlijk meer gebruikt (Gorter, 2001; Breuker, 2001). Een groot deel van de Friestaligen, 68%, spreekt makkelijker Fries dan Nederlands. Een kleiner deel, 29%, beheerst beide talen even goed. Alle Friestaligen zijn in ieder geval tweetalig te noemen, door onvermijdelijke confrontaties met het Nederlands, bijvoorbeeld door de media. Van echt puur eentalige Friessprekers kan dus niet gesproken worden (Gorter, 2001; Gorter, 2003) Analyse van de Friese taal De Vries (2006) heeft in haar masterscriptie onderzocht of de ASTA, Analyse voor Spontane Taal bij Afasie, (Wijckmans & Zwaga, 2005; Boxum & Zwaga, 2007) gebruikt kan worden om de Friese taal te analyseren. Zij heeft hierbij onderzoek gedaan naar een gezonde tweetalige controlegroep en een tweetalige groep afasiepatiënten. Alle personen in beide groepen spreken zowel Fries als Nederlands. De resultaten tonen aan dat er voor de controlegroep, op één uitzondering na, geen verschillen zijn tussen de toepassing van de variabelen van de ASTA op het Fries en op het Nederlands. Vier maten (zelfstandige naamwoorden, finietheidsindex, fonologische- en semantische parafasieën) laten zowel in het Nederlands als in het Fries verschillen zien tussen de controlegroep en de patiënten. Zoals hierboven aangegeven is er tussen het Nederlands en het Fries sprake van één afwijkend verschil voor de controlegroep. In het Fries ligt de uitingslengte voor de controlegroep significant hoger in vergelijking met de groep patiënten. Dit verschil is niet aanwezig in het Nederlands. Omdat slechts sprake is van één uitzondering, lijkt op basis van de gegevens uit dit onderzoek het protocol geschikt voor de analyse van Friestalige spontane taal. In het onderhavige onderzoek zal dan ook gebruikt gemaakt worden van de ASTA. In de Friese taal komt een bijzonder verschijnsel voor, dat in het Nederlands niet voor komt. Het Fries maakt gebruik van het zogenoemde pro-drop, wat komt van het Engelse pronoun dropping. In een taal die gebruik maakt van pro-drop kunnen voornaamwoorden in bepaalde situaties weggelaten worden. In het Fries kan het subject weggelaten worden bij de tweede persoon enkelvoud in vraagzinnen of in declaratieve zinnen (Hoekstra 1994). Een voorbeeld hiervan is de volgende zin: komst ek noch? (kom je ook nog), of moarn rinst nei hús ta (morgen loop je naar huis) waarbij het voornaamwoord do (jij) weggelaten wordt. In het Nederlands is een pro-drop van het subject alleen mogelijk bij vormen van de gebiedende wijs (Ga weg!) of in zeer informele situaties (ben even weg). 1.5 Onderzoeksvraag Uit onderzoeken naar tweetalige afasiepatiënten komt naar voren dat taalstoornissen zich in beide talen verschillend kunnen uiten. Daarnaast zijn er echter ook overeenkomsten tussen de twee talen gevonden. Er zijn enkele onderzoeken naar tweetalige DAT-patiënten uitgevoerd. Hieruit lijkt naar voren te komen dat de tweede taal meer problemen oplevert dan de eerste taal. Dit zou ook het geval kunnen zijn bij de tweetalige DAT-patiënten in het huidige onderzoek die zowel Fries als Nederlands spreken. Hierbij is het belangrijk om in het 14

16 achterhoofd te houden dat het Fries en Nederlands steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Hierdoor lijken grammaticale verschillen tussen de twee talen minimaal. De talen delen ten slotte dezelfde geschiedenis. In het huidige onderzoek wordt de spontane taalproductie van tweetalige Alzheimerpatiënten onderzocht. In Friesland wonen veel mensen die zowel Fries als Nederlands spreken. Vaak is het Fries de moedertaal en wordt het Nederlands ook al op jonge leeftijd geleerd. Op het moment dat kinderen naar school gaan, komen zij in ieder geval met de Nederlandse taal in aanraking, vaak gebeurt dit echter al eerder. Gedurende het leven worden beide talen gebruikt, maar afhankelijk van de levenssituatie wordt de ene taal misschien wat meer gesproken dan de andere. Zowel het Fries als het Nederlands is dus op jonge leeftijd geleerd door de patiënten in het huidige onderzoek. Het huidige onderzoek richt zich op tweetalige dementiepatiënten, met Fries als de eerste taal (L1) en Nederlands als de tweede taal (L2). Eventuele verschillen tussen deze twee talen kunnen zichtbaar worden. De twee onderzoeksvragen luiden: 1. Is er een verschil tussen de spontane taal van tweetalige DAT-patiënten vergeleken met de spontane taal van tweetalige afasiepatiënten en een tweetalige controlegroep op lexicaal, fonologisch en morfosyntactisch gebied? 2. Zijn er bij tweetalige Alzheimerpatiënten, met Fries als L1 en Nederlands als L2, verschillen aanwezig tussen de Friese en Nederlandse spontane taal op lexicaal, fonologisch en morfosyntactisch gebied? 15

17 2. Methode In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de deelnemende DAT-patiënten en over de procedure die gevolgd is bij het opnemen van de spontane taal. Vervolgens zal besproken worden hoe de spontane taal geanalyseerd wordt. Hierbij komen de bijbehorende verschillende linguïstische maten aan bod. 2.1 Onderzoeksgroep In het huidige onderzoek is de spontane taal van vijf patiënten met een mogelijke dementie van Alzheimer onderzocht. De diagnose is gesteld op basis van de criteria in de DSM-IV-TR en ondersteund met een kort neuropsychologisch onderzoek. De mate van dementie is enigszins subjectief, aangezien dit niet is aangetoond door een uitgebreide test. Bij alle patiënten is door een arts aangegeven dat er sprake is van een milde tot matige vorm van de dementie. Zoals in tabel 1 te zien is, hebben drie vrouwen en twee mannen deelgenomen aan het onderzoek. De leeftijd varieert tussen de 74 en 91 jaar. Tabel 1: Overzicht van de DAT-patiënten met betrekking tot leeftijd, geslacht en beroep Initiaal Leeftijd Geslacht Beroep H 75 V Eigen winkel M 91 V Huisvrouw S 81 M Timmerman L 74 V Huisvrouw K 79 M Buitenwerk gemeente Alle DAT-patiënten in het onderzoek hebben Fries als de moedertaal en Nederlands als de tweede taal. Het Nederlands is op jonge leeftijd geleerd. Op het moment dat de patiënten naar de basisschool gingen leerden ze Nederlands. Het kan zijn dat ze er soms al eerder mee in aanraking zijn gekomen. Gedurende het hele leven zijn beide talen gebruikt. Binnenshuis werd door alle patiënten altijd Fries gesproken, daarbuiten was het zeer wisselend. Alle DATpatiënten komen regelmatig met het Nederlands in aanraking door de media en op formeel gebied. Alle deelnemers geven aan dat schrijven in het Fries lastig is. Dat wordt dan ook altijd in het Nederlands gedaan. Lezen in het Fries lukt wel, maar lezen in het Nederlands heeft voor de meeste patiënten de voorkeur. Friese stukken in de krant lezen de patiënten wel, maar een boek wordt door iedereen in het Nederlands gelezen. 2.2 Procedure De spontane taal is opgenomen met een digitale voice recorder. Voorafgaand aan de opname is eerst een kort gesprek gevoerd in de taal waarin de opname plaats zou vinden. Hier is voor gekozen zodat het voor de patiënt duidelijk is welke taal er gesproken wordt tijdens het onderzoek. De tijd tussen de opnames in de twee verschillende talen bedroeg gemiddeld twee weken. 16

18 In de ASTA is er voor gekozen om de vragen uit de Akense Afasie Test (AAT: Graetz, De Bleser & Willmes, 1992) te gebruiken. In het huidige onderzoek zijn deze vragen ook gebruikt. Zo zijn in beide talen dezelfde soort vragen gesteld. De meeste vragen zijn autobiografisch van aard zoals Welk beroep heeft u gehad? Kunt u daar iets meer over vertellen?. De vragen die in de AAT gericht zijn op de afasie worden in het huidige onderzoek achterwege gelaten. Soms lijkt een bepaald onderwerp meer of juist minder specifieke woorden uit te lokken. Hierdoor kunnen de scores op de morfosyntactische en lexicale maten beïnvloed worden. Het is daarom belangrijk om verschillende onderwerpen aan bod te laten komen in het transcript. De samplegrootte in het onderzoek is vastgesteld op 300 woorden. Een transcript van deze omvang is voldoende voor een betrouwbare analyse (Vermeulen, Bastiaanse & van Wageningen, 1989). Door een vast aantal woorden te nemen, is het mogelijk om de scores in concrete aantallen weer te geven en met elkaar te vergelijken. 2.3 Analyse Transcriberen Voor de analyse van de spontane taal is gebruik gemaakt van de standaard Analyse voor Spontane Taal bij Afasie (ASTA: Boxum & Zwaga, 2007). Op basis van deze standaard van de Vereniging voor Klinische Linguïstiek (VKL) wordt de spontane taal onderzocht op lexicaal, morfosyntactisch en fonologisch gebied. Niet alle uitingen worden meegenomen bij het analyseren van de spontane taal. Uitingen die onverstaanbaar zijn door verstoringen van buiten af worden niet meegenomen bij het analyseren van de spontane taal. Wanneer de onderzoeker en de patiënt gelijktijdig spreken, worden de uitingen achter elkaar gezet. Bij het tellen van het aantal woorden worden de regels van de ASTA aangehouden. Herhalingen worden meegeteld voor een totaal aantal van 300 woorden. Korte interjecties en fillers zoals /eh/ en /mmm/, maar ook de korte toevoegingen als /hè/ en /hu/ aan het einde van een uiting worden niet meegeteld. Voornamelijk in het Fries komt het voor dat bepaalde mensen regelmatig met een stijgende intonatie de toevoeging /hu/ achter een uiting zeggen terwijl dit niets toevoegt aan de boodschap. Wanneer een korte uiting een betekenis draagt en een boodschap overbrengt, wordt deze wel meegenomen bij de telling. Een voorbeeld is de uiting /hu/ in de betekenis van /wat/, wanneer iets niet direct begrepen wordt. Een ander voorbeeld is /hé ik wacht ook/, waarbij /hé/ wordt gebruikt met de betekenis van /maar/. Ook minimale responsen zoals /ja/ of /nou/ worden meegeteld. Herhalingen van een minimale respons worden niet meegeteld. Neologismen, echolalie en stereotypen zijn ook meegeteld conform de richtlijnen van de ASTA. Zoals reeds in de inleiding besproken, komt in het Fries het verschijnsel pro-drop voor. De Vries (2006) noemt in haar onderzoek enkele regels voor het analyseren van dit verschijnsel. Deze regels zullen ook in het huidige onderzoek worden nagestreefd. Friese woorden als /komst/ (kom je) en /gjist/ (ga je) waarbij sprake is van congruentie op st worden geteld als één woord. Hierbij is geen rekening gehouden met de vertaling naar het Nederlands. 17

19 Volledige vormen waarbij het subject wel gerealiseerd wordt, komen ook voor in het Fries (do komst). Zo blijft er een onderscheid bestaan in de telling. Zowel in het Fries als in het Nederlands komt het voor dat woorden aan elkaar worden gehecht in de spreektaal. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is /tis/ (het is) en een voorbeeld in het Fries is /hoet/ (hoe ot = hoe of). Wanneer duidelijk uit de context naar voren komt dat de patiënt daadwerkelijk twee woorden bedoelt, zijn deze ook als zodanig geteld. Tussen het Fries en het Nederlands doen zich echter de nodige verschillen voor. Om een goede vergelijking tussen de twee talen te kunnen maken, zal zo nodig voor het Fries een vertaling worden gemaakt naar het Nederlands. Zo wordt de Friese combinatie /sa t/ vertaald als /zoals/ en wordt daarom als één woord geteld. Na het tellen van het aantal woorden en het opvolgen van bovengenoemde regels uit de ASTA, kunnen de verschillende linguïstische gebieden onderzocht worden. Tabel 2 toont een overzicht van deze linguïstische maten. In de volgende subparagrafen worden alle maten en de bijbehorende regels kort besproken. Tabel 2: Linguïstische maten van de ASTA Lexicale maten Fonologische maten Morfosyntactische maten Aantal zelfstandige naamwoorden Diversiteit zelfstandige naamwoorden (type-token ratio) Aantal lexicale werkwoorden Diversiteit lexicale werkwoorden (type-token ratio) Aantal semantische parafasieën Aantal fonologische parafasieën Koppelwerkwoorden en modalen Gemiddelde uitingslengte (MLU) Percentage correcte uitingen Finietheidsindex Lexicale maten Zelfstandige naamwoorden Het totaal aantal zelfstandige naamwoorden wordt geteld, waarbij ook herhalingen worden meegenomen. Vervolgens wordt de diversiteit berekend aan de hand van de type token ratio. Het aantal verschillende zelfstandige naamwoorden wordt gedeeld door het totaal aantal zelfstandige naamwoorden. Een hoge ratio duidt op een grote diversiteit. Zelfstandige naamwoorden gerealiseerd in een echolalie, neologismen en zelfstandig gebruikte telwoorden worden niet meegeteld als een zelfstandig naamwoord conform de regels van de ASTA. Lexicale werkwoorden Ook voor de lexicale werkwoorden wordt eerst het totaal aantal lexicale werkwoorden geteld. Vervolgens wordt de type token ratio berekend. Het aantal verschillende lexicale werkwoorden wordt gedeeld door het totaal aantal lexicale werkwoorden. Hierbij wordt naar 18

20 het werkwoord zelf gekeken ongeacht de vervoegingen. Volgens de regels van de ASTA worden lexicale werkwoorden in een echolalie en het werkwoord /zijn/ niet meegerekend. Semantische parafasieën Een semantische parafasie is een substitutie van het doelwoord door een woord dat betekenisverwant is. Het aantal semantische parafasieën wordt geteld. Bij het tellen van de semantische parafasieën worden herhalingen meegeteld conform de regels van de ASTA Fonologische maten Fonologische parafasieën Het aantal fonologische parafasieën wordt geteld en ook worden de herhalingen meegerekend. Er is sprake van een fonologische parafasie wanneer een woord op klankniveau afwijkt van het doelwoord. Er kan sprake zijn van substitutie (vervanging), deletie (weglaten), additie (toevoeging) of transpositie (omkering) van klanken Morfosyntactische maten Koppelwerkwoorden en modalen De koppelwerkwoorden en de modale hulpwerkwoorden worden in de ASTA samengenomen. Modale werkwoorden zijn /zullen/, /willen/, /moeten/, /mogen/, /kunnen/. De werkwoorden /zijn/, /worden/, /blijven/, /blijken/, /lijken/ /schijnen/, /heten/, /dunken/ en /voorkomen/ worden als koppelwerkwoorden geteld wanneer zij als zodanig voorkomen. De regels voor de koppelwerkwoorden komen uit de E-ANS. De E-ANS is de elektronische versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, kortweg ANS (Haeseryn, Romijn, Geerts, de Rooij & van den Toorn, 1997). Overeenstemmend met de regels van de ASTA worden herhalingen van modale hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden ook meegeteld. Koppelwerkwoorden en modalen gerealiseerd binnen een echolalie worden niet meegenomen bij de telling. Gemiddelde uitingslengte MLU Bij het bepalen van de MLU (Mean Length of Utterance: gemiddelde uitingslengte) is het belangrijk om ten eerste regels toe te passen die de uitingsgrenzen aangeven. Deze regels zijn conform de regels van de ASTA. Een grammaticale eenheid is een uiting, een dalend intonatiepatroon markeert een uitingsgrens en een duidelijke pauze markeert eveneens een uitingsgrens. De volgende aanvullingen gelden op deze drie regels: 1. Conjuncties zoals /maar/, /want/, /omdat/ en /dat/ geven geen uitingsgrens aan. Als voorwaarde geldt dat het gedeelte voor en na het voegwoord met elkaar in relatie staan. 2. Het woord /en/ gebruikt in een opsomming vormt geen uitingsgrens. Er moet hierbij sprake zijn van een korte en bondige opsomming. Wanneer een afzonderlijke grammaticale eenheid kan worden ontdekt, dan vormt deze een uiting. 3. Het voegwoord /en/ geeft wel een uitingsgrens aan wanneer er sprake is van een nevenschikking. Hierbij worden twee hoofdzinnen met elkaar verbonden, bijvoorbeeld: de jongen loopt de trap op en pakt een boek (2 uitingen). 19

21 4. In uitingen met een onderschikking wordt geen uitingsgrens aangenomen. Ondergeschikte zinnen zijn bijzinnen die deel uitmaken van de hoofdzin. Bijzinnen beginnen vaak met onderschikkende voegwoorden als /dat/, /of/, /waar/, /omdat/, /doordat/ en /als/. Voorbeeld: ik heb gehoord dat hij weer terug is. 5. Er is geen sprake van een uitingsgrens wanneer de directe rede is gebruikt. 6. Een interjectie wordt beschouwd als een ingebedde uiting (voorbeeld: Op een gegeven moment, ik heb het zelf niet meegekregen, ben ik van de trap gevallen. Aantal uitingen = 2). 7. Wanneer een zin wordt hervat, wordt één uiting aangenomen. Wanneer de uitingsgrenzen zijn vastgesteld kan de MLU worden berekend. Bij deze berekening worden wederom de regels van de ASTA in acht genomen. Elke minimale respons, herhaling, echolalie en mislukte poging om te komen tot realisatie van het doelwoord wordt weggelaten. Van de uitingen die daarna overblijven wordt het aantal woorden geteld. Vervolgens worden de woorden van alle uitingen bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal uitingen. Het getal wat hieruit komt, is de MLU. Percentage correcte uitingen Na de berekening van de MLU kan per uiting de correctheid worden bepaald conform de regels van de ASTA. Hierbij worden alleen de overgebleven woorden bekeken, zoals hierboven is omschreven. Een correcte uiting is een grammaticale eenheid die volledig is en ook een ellips die voorkomt in normaal taalgebruik is correct. De lexicaliteit moet hierbij kloppen. De fonologie mag afwijken zolang de woorden herkenbaar zijn. Het percentage correcte uitingen wordt berekend door het aantal correcte uitingen te delen door het totaal aantal uitingen. Finietheidsindex van de persoonsvorm Het berekenen van de finietheidsindex gebeurt overeenkomend met de regels in de ASTA. Eerst wordt per uiting bepaald of het werkwoord verplicht vervoegd moet worden. Het kan voorkomen dat er meerdere vervoegde werkwoorden verplicht zijn. Vervolgens moet gekeken worden of deze verplichte persoonsvorm correct gerealiseerd is. Voor het berekenen van de finietheidsindex wordt het aantal correct gerealiseerde persoonsvormen gedeeld door het aantal verplichte persoonsvormen dat vervoegd moest worden of waar vervoeging op was toegepast. Alle werkwoorden, dus ook de modale hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden zijn hierbij betrokken. 20

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse

Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse Primaire progressieve afasie & Spontane-taalanalyse Onderzoek naar de spontane taal van patiënten met primaire progressieve afasie. Carolien de Vries 28 oktober 2008 Rijksuniversiteit Groningen Onderzoek

Nadere informatie

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek September 2010

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek September 2010 Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek September 2010 Auteurs: Elsbeth Boxum, klinisch linguïst De Vogellanden, Centrum voor Revalidatie Hyacinthstraat 66a Postbus 1057, 8001 BB Zwolle e.boxum@vogellanden.nl

Nadere informatie

Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag

Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag Primair progressieve afasie: meer dan taal? neuropsychologie en gedrag Inge de Koning, Klinisch Neuropsycholoog Erasmus MC Primair progressieve afasie: varianten - Progressieve niet-vloeiende afasie (PNFA)

Nadere informatie

Verschil tussen Alzheimer en dementie

Verschil tussen Alzheimer en dementie Inhoudsopgave Verschil tussen Alzheimer en Dementie blz. 1 De fasen van Dementie blz. 2 Verschijnselen van Dementie blz. 3 Verschil tussen gezond en dementerend, waardoor? Blz. 4 Benaderingswijze blz.

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Welke fasen zijn er in Dementie? Blz. 2. Afb eeldingen van gezonde hersenen en een dementerende zorgvrager. Wat is het verschil? Blz.

Welke fasen zijn er in Dementie? Blz. 2. Afb eeldingen van gezonde hersenen en een dementerende zorgvrager. Wat is het verschil? Blz. Wat is het verschil tussen Dementie en Alzheimer? Blz. 1 Welke fasen zijn er in Dementie? Blz. 2 Wat zijn de verschijnselen bij de verschillende fasen? Blz. 3 Afb eeldingen van gezonde hersenen en een

Nadere informatie

De tijd van je leven

De tijd van je leven De tijd van je leven Dementie Het verschil tussen dementie en alzheimer. Dementie is een verzamelnaam voor een aantal verschijnselen, die verschijnselen worden veroorzaakt door een ziekte. Er zijn ruim

Nadere informatie

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

Analyse voor Spontane Taal bij Afasie

Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Analyse voor Spontane Taal bij Afasie Een onderzoek naar de toegevoegde waarde van het inbrengen van nieuwe kwantitatieve maten in het bestaande protocol van de ASTA MA scriptie Neurolinguïstiek Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper

Siméa Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Vertelvaardigheid: Kleuters versus kinderen met SLI Siméa 11-04-2013 Nienke Lam de Waal, MA Dr. Annette Scheper Inhoud Waar hebben we het over? Achtergrond Onderzoeksvragen Methode Resultaten Discussie

Nadere informatie

Late fouten in het taalbegrip van kinderen

Late fouten in het taalbegrip van kinderen 1 Late fouten in het taalbegrip van kinderen Petra Hendriks Hoogleraar Semantiek en Cognitie Center for Language and Cognition Groningen Rijksuniversiteit Groningen 2 De misvatting Actief versus passief

Nadere informatie

III Identificatie van de geneesheer die verantwoordelijk is voor de behandeling (naam, voornaam, adres, RIZIV-nummer):

III Identificatie van de geneesheer die verantwoordelijk is voor de behandeling (naam, voornaam, adres, RIZIV-nummer): BIJLAGE A: Model van formulier voor eerste aanvraag: Formulier voor eerste aanvraag tot terugbetaling van EXELON pleisters voor transdermaal gebruik ( 4680000 van hoofdstuk IV van het K.B. van 21 december

Nadere informatie

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober

Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober Copyright Vereniging voor Klinische Linguïstiek Oktober 2013 www.klinischelinguistiek.nl Auteurs: Elsbeth Boxum, klinisch linguïst De Vogellanden, Centrum voor Revalidatie Hyacinthstraat 66a Postbus 1057,

Nadere informatie

Verschil tussen Alzheimer en Dementie

Verschil tussen Alzheimer en Dementie Verschil tussen Alzheimer en Dementie Vaak wordt de vraag gesteld wat precies het verschil is tussen dementie en Alzheimer. Kort gezegd is dementie een verzamelnaam voor een aantal verschijnselen. Deze

Nadere informatie

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord

Nadere informatie

Voorlichtingsbijeenkomst

Voorlichtingsbijeenkomst Voorlichtingsbijeenkomst 13 februari 2018 Voor: Adviesraad Sociaal Domein Goeree-Overflakkee Door: Joke van Dijk en Marloes Jacobs Ik wil dat dit niet wordt vergeten Filmpje Is het vergeetachtigheid of

Nadere informatie

Stoornis in praktisch handelen. Dit bemoeilijkt de uitvoering van bijvoorbeeld koken, autorijden of hobby s.

Stoornis in praktisch handelen. Dit bemoeilijkt de uitvoering van bijvoorbeeld koken, autorijden of hobby s. Dementie 2 Dementie in de Nederlandse bevolking Dementie is een aandoening die vooral ouderen treft, maar het kan ook voorkomen op jongere leeftijd. In Nederland zijn er naar schatting ongeveer 300.000

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting HET BEGRIJPEN VAN COGNITIEVE ACHTERUITGANG BIJ MULTIPLE SCLEROSE Met focus op de thalamus, de hippocampus en de dorsolaterale prefrontale cortex Wereldwijd lijden ongeveer 2.3

Nadere informatie

Bijlage 3. Symptomen van de eerste orde

Bijlage 3. Symptomen van de eerste orde Bijlage 3 Symptomen van de eerste orde Stoornissen in het kortetermijngeheugen* De persoon met dementie onthoudt de recente gebeurtenissen niet meer, of beter: slaat de nieuwe indrukken steeds moeilijker

Nadere informatie

Stand van het Onderzoek naar Dementie en Alzheimer

Stand van het Onderzoek naar Dementie en Alzheimer Stand van het Onderzoek naar Dementie en Alzheimer Christine Van Broeckhoven Neurodegeneratieve Hersenziekten Groep, Department Moleculaire Genetica, VIB, Laboratorium voor Neurogenetica, Instituut Born-Bunge,

Nadere informatie

DEMENTIE. Stadia en symptomen van dementie. Er zijn drie hoofdstadia van dementie.

DEMENTIE. Stadia en symptomen van dementie. Er zijn drie hoofdstadia van dementie. DEMENTIE De term dementie beschrijft een verzameling symptomen waaronder, in de meeste gevallen, verlies van verstandelijk vermogen - het geheugen laat na, denken en redeneren wordt moeilijker. Als zodanig

Nadere informatie

Welkom. Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie

Welkom. Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie Welkom Publiekslezing dementie 17 februari 2015 #pldementie R.H. Chabot, neuroloog Beatrixziekenhuis Rivas Zorggroep DEMENTIE DIAGNOSE EN SYMPTOMEN Inhoud Geheugen Wat is dementie? Mogelijke symptomen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Agrammatische Broca-afasie wordt meestal veroorzaakt door een hersenbeschadiging in (de omgeving) van het gebied van Broca (Brodmann s areas 44 en 45). Hierdoor krijgt de patiënt

Nadere informatie

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht GEDRAG: De wijze waarop iemand zich gedraagt, zijn wijze van doen, optreden

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

PLS is een broertje van ALS

PLS is een broertje van ALS PLS is een broertje van ALS Juni 2018 Wetenschappelijk onderzoek specifiek naar primaire laterale sclerose (PLS) gebeurt slechts op zeer kleine schaal. Deze motorneuronziekte is zo zeldzaam, dat het moeilijk

Nadere informatie

Vroegsignalering bij dementie

Vroegsignalering bij dementie Vroegsignalering bij dementie Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Docentenhandleiding voor mbo-zorg onderwijs en bijscholing Contact: Connie Klingeman, Hogeschool Rotterdam c.a.klingeman@hr.nl

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Dementie

Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk Biologie Dementie Werkstuk door een scholier 1045 woorden 22 december 2003 5,3 40 keer beoordeeld Vak Biologie Wat is dementie: Vanuit het Latijn vertaald betekent dementie letterlijk ontgeestelijk-zijn.

Nadere informatie

Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie

Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie Concentratie- en geheugenproblemen als beperking op de communicatieve interactie Francien Lammerts Logopedist Groene Hart Ziekenhuis Neurologie symposium concentratie & geheugen 15 november 2016 Voorstellen

Nadere informatie

Dementie Radboud universitair medisch centrum

Dementie Radboud universitair medisch centrum Dementie Bij u, uw partner of familielid is dementie vastgesteld. In deze folder kunt u lezen wat dementie is en waar u voor verdere vragen en informatie terecht kunt. Vanwege de leesbaarheid wordt in

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

De overeenkomsten tussen de ziekte van Parkinson en de ziekte van Huntington

De overeenkomsten tussen de ziekte van Parkinson en de ziekte van Huntington Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Succesvolle gentherapiestudie bij de ziekte van Parkinson geeft

Nadere informatie

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving De relatie tussen leesvaardigheid en de ervaringen die een kind thuis opdoet is in eerder wetenschappelijk onderzoek aangetoond: ouders hebben een grote invloed

Nadere informatie

DEMENTIE: HOEVER STAAT HET ONDERZOEK? Christine Van Broeckhoven. 2012-10-23 Lezing Davidsfonds Boom- Niel. Prof. Dr. Christine Van Broeckhoven PhD DSc

DEMENTIE: HOEVER STAAT HET ONDERZOEK? Christine Van Broeckhoven. 2012-10-23 Lezing Davidsfonds Boom- Niel. Prof. Dr. Christine Van Broeckhoven PhD DSc DEMENTIE: HOEVER STAAT HET ONDERZOEK? Christine Van Broeckhoven Neurodegeneratieve Hersenziekten Groep, Department Moleculaire Genetica, VIB, Laboratorium voor Neurogenetica, Instituut Born Bunge, Universiteit

Nadere informatie

Wat zijn polyq ziektes?

Wat zijn polyq ziektes? Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Zijn er genetische verbanden tussen neurodegeneratieve ziektes?

Nadere informatie

1 Geheugenstoornissen

1 Geheugenstoornissen 1 Geheugenstoornissen Prof. dr. M. Vermeulen 1.1 Zijn er geheugenstoornissen? Over het geheugen wordt veel geklaagd. Bij mensen onder de 65 jaar berusten deze klachten zelden op een hersenziekte. Veelal

Nadere informatie

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013

Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013 Dementie, ook u ziet het?! Hanny Bloemen Klinisch Geriater Elkerliek Ziekenhuis Helmond 22 mei 2013 Hoeveel mensen in Nederland hebben dementie? 16.5 miljoen Nederlanders; 2.5 miljoen hiervan is 65+ (15%)

Nadere informatie

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling

Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling Cognitieve stoornissen na een hersenletsel en gevolgen hiervan voor de afasiebehandeling Doriene van der Kaaden Logopedist/afasietherapeut en psycholoog i.o. Opbouw lezing Doel lezing Interdisciplinaire

Nadere informatie

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum

Wat is dementie? Radboud universitair medisch centrum Wat is dementie? Bij de diagnostiek en behandeling van mensen met dementie werkt het Jeroen Bosch Ziekenhuis nauw samen met het Radboud Alzheimer Centrum in het Radboudumc te Nijmegen. We wisselen voortdurend

Nadere informatie

De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample

De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample De invloed van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau op verschillende kwantitatieve maten binnen een spontane taalsample MA-thesis Scriptiebegeleider: dr. R.Jonkers Fennetta van der Scheer Studentnummer

Nadere informatie

Namen: Esmee Ensink, Anne Keukenkamp,Lianne van Dam,Claudia Leutscher

Namen: Esmee Ensink, Anne Keukenkamp,Lianne van Dam,Claudia Leutscher \ Namen: Esmee Ensink, Anne Keukenkamp,Lianne van Dam,Claudia Leutscher Blz. Verschillende fases van dementie 3 Wist je datjes 4 Wat wel en wat niet te doen bij mensen met dementie 5 Gedichten 6 Woordzoeker

Nadere informatie

De spontane taal van patiënten met restafasie

De spontane taal van patiënten met restafasie STEM-, SPRAAK- EN TAALPATHOLOGIE Vol. 18, No. 02, 2013, pp. 13-23 32.8310/02/1813-13 c Groningen University Press De spontane taal van patiënten met restafasie Renate Lindner 1, Elsbeth Boxum 2, Roel Jonkers

Nadere informatie

EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington

EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington EEG tijdens geheugenactivatie een onderzoek naar vroege hersenveranderingen bij de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Huntington In Nederland wordt het aantal patiënten met dementie geschat op meer

Nadere informatie

VUmc Basispresentatie

VUmc Basispresentatie Moderne Dementiezorg 24 november 2014 Workshop 4.13: Afasie Inhoud Afasie Taalstoornissen bij dementie Communicatieproblemen in het dagelijks leven Interventie mogelijkheden Casuïstiek Laura Bas, logopedist

Nadere informatie

De ziekte van Alzheimer. Diagnose

De ziekte van Alzheimer. Diagnose De ziekte van Alzheimer Bij dementie is er sprake van een globale achteruitgang van de cognitieve functies, zoals het geheugen of de taalfuncties. Deze achteruitgang leidt tot functionele beperkingen in

Nadere informatie

Informatiebrochure Afasie

Informatiebrochure Afasie Informatiebrochure Afasie UZ Leuven 2 Beste familie, deze informatiebrochure bieden wij u aan naar aanleiding van de spraak-, taal - en/of slikproblemen die uw familielid momenteel ondervindt. In deze

Nadere informatie

Dienst geriatrie Dementie. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie

Dienst geriatrie Dementie. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie Dienst geriatrie Dementie Informatiebrochure voor de patiënt en de familie WAT IS DEMENTIE? Dementie is een hersenaandoening, geen normaal hersenverouderingsproces. Het is een geleidelijk evoluerende,

Nadere informatie

Dementie. Havenziekenhuis

Dementie. Havenziekenhuis Dementie Uw arts heeft met u en uw naasten besproken dat er (waarschijnlijk) sprake is van dementie. Mogelijk bent u hiervan geschrokken. Het kan ook zijn dat u of uw omgeving hier al op voorbereid was.

Nadere informatie

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het

U kunt zich voorstellen dat plotseling wakker worden in Frankrijk iets minder grote problemen veroorzaakt voor het Afasie Inleiding Als gevolg van een hersenbeschadiging kan een patiënt te maken krijgen met communicatieproblemen. Deze beperken hem/haar in het uitwisselen van gedachten, wensen en gevoelens. Op de afdeling

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In het promotieonderzoek dat wordt beschreven in dit proefschrift staat schade aan de bloedvaten bij dementie centraal. Voordat ik een samenvatting van de resultaten geef zal ik

Nadere informatie

Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson

Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson Het effect van diepe hersenstimulatie op spontane taalproductie bij de ziekte van Parkinson Drs. Katja Batens Promotor: Prof. Dr. Patrick Santens Copromotor: Prof. Dr. Dirk Van Roost Achtergrond informatie

Nadere informatie

Dementie. Ilse Masselis regionaal expertisecentrum dementie Sophia Kortrijk

Dementie. Ilse Masselis regionaal expertisecentrum dementie Sophia Kortrijk Dementie Ilse Masselis regionaal expertisecentrum dementie Sophia Kortrijk Expertisecentra dementie Vlaanderen Visie Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en de negen regionale expertisecentra dementie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Nederlandse samenvatting proefschrift Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose Cerebral changes in Amyotrophic Lateral Sclerosis, 5 september 2017, UMC Utrecht Inleiding Amyotrofische

Nadere informatie

De invloed van dementie op meertaligheid

De invloed van dementie op meertaligheid Bachelor thesis De invloed van dementie op meertaligheid Student Puck Visser Studentnummer 3343006 Opleiding BA Taalwetenschap Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht Docentbegeleider Shalom

Nadere informatie

Het belang van Levensverhalen bij Dementie

Het belang van Levensverhalen bij Dementie Het belang van Levensverhalen bij Dementie 24 februari 2015 Inge van Rooij (coördinerend begeleider, Lunet zorg) Willem Lemmens (gedragsdeskundige, Lunet zorg) Ouder worden! Veroudering = Levensloop! Mensen

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

Besmettelijke hersenaandoeningen

Besmettelijke hersenaandoeningen Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Moeten we ons zorgen maken over een huntingtine-invasie? Goed lab

Nadere informatie

FXTAS een neurologische aandoening in verband met fragiele X. Informatie voor mensen met de fragiele X premutatie, behandelaars en andere betrokkenen

FXTAS een neurologische aandoening in verband met fragiele X. Informatie voor mensen met de fragiele X premutatie, behandelaars en andere betrokkenen FXTAS een neurologische aandoening in verband met fragiele X Informatie voor mensen met de fragiele X premutatie, behandelaars en andere betrokkenen Een uitgave van de Fragiele X Vereniging Nederland Wat

Nadere informatie

Afasie en logopedie informatie voor naasten/familie

Afasie en logopedie informatie voor naasten/familie Afasie en logopedie informatie voor naasten/familie Inhoud Afasie, wat is dat en hoe kunt u er mee om gaan? 5 Taalproblemen 6 Hoe ervaren afasiepatiënten de moeilijkheden zelf? 7 Hoe kunt u het beste omgaan

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 161 28-12-2009 09:42:54 nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 162 28-12-2009 09:42:54 Beeldvorming van Alzheimerpathologie in vivo:

Nadere informatie

RECHTS TEMPORALE variant FTD

RECHTS TEMPORALE variant FTD COMMON PRACTICE Patroon? EN ANDERE MIMICS VAN ALZHEIMER Patiënt Gebaseerd op waargebeurde verwijzingen/patiënten E.G.B. Vijverberg, neuroloog, AUMC/BRC Casus 1 Casus 1 Patroon? Patiënt (65Y, M) Geheugenproblemen

Nadere informatie

Welke moeilijkheden kunnen optreden bij mensen met afasie?

Welke moeilijkheden kunnen optreden bij mensen met afasie? Wegwijs in afasie Inleiding Uw naaste is opgenomen in Gelre ziekenhuizen omdat hij/zij getroffen is door een beschadiging in de hersenen waardoor zijn/haar communicatie is aangetast. Dit heet afasie.

Nadere informatie

Antonius College: Dementie

Antonius College: Dementie Antonius College: Dementie Sprekers Karel van Wieringen internist ouderengeneeskunde Doetie Visser verpleegkundig specialist geriatrie Polikliniek Klinische Geriatrie Specifiek gericht op ouderen, maar

Nadere informatie

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de Rick Helmich Cerebral Reorganization in Parkinson s disease (proefschrift) Nederlandse Samenvatting De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4

Nadere informatie

! "#$%!&''! ( # ' ) * )# ' ' # ' ' ' ## * ' +,+, # '# - '.) ' +, # '# /, ' 0 1231 2 3 ' ) ' ## *' ' )" " # # * ) " ' ) ' ## ) ' 4

! #$%!&''! ( # ' ) * )# ' ' # ' ' ' ## * ' +,+, # '# - '.) ' +, # '# /, ' 0 1231 2 3 ' ) ' ## *' ' )  # # * )  ' ) ' ## ) ' 4 BIJLAGE A: Model van formulier voor eerste aanvraag: Formulier voor eerste aanvraag tot terugbetaling van een specialiteit ingeschreven in 2230000 van hoofdstuk IV van het K.B. van 21 december 2001 II

Nadere informatie

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST Dit rapport wordt ter informatie aangeboden om uit te leggen hoe Selor de taalcompetenties evalueert en hoe Selor feedback geeft in de feedbackrapporten voor kandidaten. Dit voorbeeld dekt niet alle mogelijke

Nadere informatie

FTD lotgenotendag 10 januari Congres Vancouver oktober 2014 Vervolg

FTD lotgenotendag 10 januari Congres Vancouver oktober 2014 Vervolg FTD lotgenotendag 10 januari 2015 Congres Vancouver 23-25 oktober 2014 Vervolg Overzicht presentatie Even voorstellen Korte achtergrond FTD FTD congres Biomarkers Achtergrond overerving Behandelingen Ander

Nadere informatie

Parkinsoncafe april 16. Ziekte van Parkinson Cognitie

Parkinsoncafe april 16. Ziekte van Parkinson Cognitie Parkinsoncafe april 16 Irene Vermeulen, Ziekte van Parkinson Cognitie GZ-psycholoog Brabantzorg Programma Dopamine en de hersenen Psychologische gevolgen Cognitie Neuropsychologisch onderzoek Dopamine

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting ADDENDUM Nederlandse samenvatting Introductie Dhr. J., 56 jaar oud, komt naar het Vumc Alzheimercentrum omdat hij toenemende moeite heeft met het vinden van woorden. Zijn klachten ontstonden drie jaar

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst. Dementie

Informatiebijeenkomst. Dementie Informatiebijeenkomst Dementie KBO Bergeijk - November 2016 Kristien Jansen, Specialist Ouderengeneeskunde Ellen Rozel, GZ-psycholoog Valkenhof Vergeetachtigheid is niet altijd een teken van dementie!

Nadere informatie

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van Samenvatting Het is niet eenvoudig om te leren spellen. Om een woord te kunnen spellen moet een ingewikkeld proces worden doorlopen. Als een kind een bepaald woord nooit eerder gelezen of gespeld heeft,

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek Patiënteninformatie Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek U bent door een specialist van het ziekenhuis verwezen

Nadere informatie

NHL symposium. Down & Alzheimer. dr. Alain Dekker Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen

NHL symposium. Down & Alzheimer. dr. Alain Dekker Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen NHL symposium Down & Alzheimer dr. Alain Dekker a.d.dekker@umcg.nl Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen Wat is het verschil tussen dementie en de ziekte van Alzheimer? Dementie

Nadere informatie

De mantelzorg DER LIEFDE

De mantelzorg DER LIEFDE De mantelzorg DER LIEFDE Ongeveer 3,5 miljoen Nederlanders zorgen onbetaald en langdurig voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner of familielid. Ook op de HAN zijn veel medewerkers

Nadere informatie

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden

Nadere informatie

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Samenvatting Semantisch versus lexicaal geslacht: synchrone en diachrone variatie in Germaanse geslachtscongruentie De meeste Germaanse talen, waaronder het

Nadere informatie

Palliatieve zorg en dementie

Palliatieve zorg en dementie Palliatieve zorg en dementie 17 april 2014 Welkom Lied Leonie Meijer Inleiding op palliatieve zorg bij dementie Door Monique van den Broek Wat is dementie?door Lyan de Roos PAUZE Keten dementie adhveen

Nadere informatie

U ontvangt deze folder, omdat bij een familielid of bekende afasie is geconstateerd. Afasie is een taalstoornis die ontstaat door niet aangeboren

U ontvangt deze folder, omdat bij een familielid of bekende afasie is geconstateerd. Afasie is een taalstoornis die ontstaat door niet aangeboren Neurologie Afasie 1 U ontvangt deze folder, omdat bij een familielid of bekende afasie is geconstateerd. Afasie is een taalstoornis die ontstaat door niet aangeboren hersenletsel. Bijvoorbeeld door een

Nadere informatie

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST Dit rapport wordt ter informatie aangeboden om uit te leggen hoe Selor de taalcompetenties evalueert en hoe Selor feedback geeft in de feedbackrapporten voor kandidaten. Dit voorbeeld dekt niet alle mogelijke

Nadere informatie

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie).

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie). 8. Afasie [1/] 1 Afasie De term afasie wordt gebruikt om problemen met taal te beschrijven die het gevolg zijn van een hersenbeschadiging. Meestal is de oorzaak van afasie een beroerte. Het woord afasie

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch

Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch Het begrijpen van heterogeniteit binnen de ziekte van Alzheimer: een neurofysiologisch perspectief Inleiding De ziekte van Alzheimer wordt gezien als een typische ziekte van de oudere leeftijd, echter

Nadere informatie

DEMENTIE EN HET GENETISCH ONDERZOEK

DEMENTIE EN HET GENETISCH ONDERZOEK DEMENTIE EN HET GENETISCH ONDERZOEK Prof. Dr. Julie van der Zee, PhD Neurodegeneratieve Hersenziekten Groep, Department Moleculaire Genetica, VIB, Laboratorium Neurogenetica, Instituut Born Bunge, Universiteit

Nadere informatie

Rapport Team Competenties i360. Test Kandidaat

Rapport Team Competenties i360. Test Kandidaat Rapport Team Competenties i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor

Nadere informatie

Afasie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Afasie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee! Afasie Afasie is een taalstoornis ontstaan door hersenletsel. Iemand met afasie heeft moeite met het uiten en het begrijpen van de taal. In deze brochure leest u wat afasie inhoudt en vindt u een aantal

Nadere informatie

Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het voorspellen?

Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer. Introductiefase: 2. Vraag: Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het voorspellen? Les 2: Voorspellen Tekst: Veilig in het verkeer "Welkom:... " Introductiefase: 1. "Vorige week zijn we begonnen met voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand zich nog herinneren wat de bedoeling was bij het

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek

Patiënteninformatie. Medische Psychologie. Informatie over neuropsychologisch onderzoek Patiënteninformatie Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek Medische Psychologie Informatie over neuropsychologisch onderzoek U bent door een specialist van het ziekenhuis verwezen

Nadere informatie

7,2. Spreekbeurt door een scholier 2439 woorden 26 april keer beoordeeld. Wij gaan wat vertellen over de ziekte Alzheimer:

7,2. Spreekbeurt door een scholier 2439 woorden 26 april keer beoordeeld. Wij gaan wat vertellen over de ziekte Alzheimer: Spreekbeurt door een scholier 2439 woorden 26 april 2005 7,2 62 keer beoordeeld Vak Biologie Wij gaan wat vertellen over de ziekte Alzheimer: De mens wordt veel ouder, dit blijkt al dat de gemiddelde levensverwachting

Nadere informatie

Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving.

Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving. Functionele meerwaarde van woordvoorspellingssoftware bij chronische dysgrafie: een casusbeschrijving. Arteveldehogeschool Katholiek Hoger Onderwijs Gent Postgraduaat Neurologische Taal- en Spraakstoornissen

Nadere informatie

Afasie Informatie voor familieleden. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Afasie Informatie voor familieleden. Ziekenhuis Gelderse Vallei Afasie Informatie voor familieleden Ziekenhuis Gelderse Vallei Een van uw naasten is in de afgelopen periode opgenomen in Ziekenhuis Gelderse Vallei. Er is door de logopedist een afasie geconstateerd.

Nadere informatie

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van 12-18 jaar

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van 12-18 jaar DOELSTELLINGEN Ouders zijn zich ervan bewust dat je altijd en overal communiceert Ouders wisselen ervaringen met elkaar uit over hoe de communicatie met hun pubers verloopt Ouders verwerven meer inzicht

Nadere informatie

Verbale en bucco-faciale apraxie

Verbale en bucco-faciale apraxie Verbale en bucco-faciale apraxie Inleiding De logopedist heeft bij u een verbale- of bucco-faciale apraxie geconstateerd (spraakstoornis). Spreken is bij gezonde mensen een activiteit die automatisch verloopt:

Nadere informatie

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden Soorten vragen, vraagwoorden, signaal- en sleutelwoorden Schema 1 Soorten vragen Open vraag

Nadere informatie

Genetische basis principes

Genetische basis principes Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Het genetisch 'grijze gebied' van de ziekte van Huntington: wat

Nadere informatie

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden.

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden. Samenvatting In hoofdstuk 1 hebben we het belang en het doel van het onderzoek in dit proefschrift beschreven. Wereldwijd vormen hart- en vaatziekten (HVZ) de belangrijkste oorzaak van sterfte. Volgens

Nadere informatie

WandelTrainersDag 8 april Ronder 3 nr. 30. Best Practice: Wandelen als interventie bij dementie Anne-Mieke Huisman

WandelTrainersDag 8 april Ronder 3 nr. 30. Best Practice: Wandelen als interventie bij dementie Anne-Mieke Huisman WandelTrainersDag 8 april Ronder 3 nr. 30 Best Practice: Wandelen als interventie bij dementie Anne-Mieke Huisman Waarom deze workshop? Momenteel leven 270.000 mensen in Nederland met dementie en dat aantal

Nadere informatie

Erfelijkheid van de ziekte van Huntington

Erfelijkheid van de ziekte van Huntington Erfelijkheid van de ziekte van Huntington In de kern van iedere cel van het menselijk lichaam is uniek erfelijk materiaal opgeslagen. Dit erfelijk materiaal wordt ook wel DNA (Desoxyribonucleïnezuur) genoemd.

Nadere informatie

100-plus onderzoek: wel oud maar niet dement. informatiefolder

100-plus onderzoek: wel oud maar niet dement. informatiefolder 100-plus onderzoek: wel oud maar niet dement informatiefolder 1 Juist u, de 100-plusser die niet dement is Bent u ouder dan 100 jaar en helemaal helder, of kent u misschien iemand voor wie dit opgaat?

Nadere informatie

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek

Dementie per leeftijdscategorie 6-1-2010. Dementie Dementiesyndroom. = ontgeesting. Omvang dementie in Nederland. Matthieu Berenbroek Dementie Dementiesyndroom de-mens = ontgeesting Matthieu Berenbroek Fontys Hogeschool Verpleegkunde Omvang dementie in Nederland 2005 180.000 / 190.000 dementerenden 2050 400.000 dementerenden Bron CBO

Nadere informatie