// 02 GELIJKBLIJVENDE HOGE KWALITEIT? DAT VARKENTJE ZULLEN WÍJ WEL WASSEN!

Transcriptie

1 2014

2 // 02 GELIJKBLIJVENDE HOGE KWALITEIT? DAT VARKENTJE ZULLEN WÍJ WEL WASSEN!

3 TOCH ZIJN WE OP ALLES VOORBEREID. DOOR EEN VARKENS- FOKPROGRAMMA WAAR NIETS AAN HET TOEVAL WORDT OVERGELATEN. // 03

4 DANAVL HOUDT VAST AAN AMBITIEUZE DOELEN VOOR is een goed jaar voor DanAvl geweest. Een jaar waarin wij, opnieuw, ten aanzien van onze prestaties binnen het fokprogramma de lat hoger hebben gelegd. We zullen deze inspanningen voortzetten, terwijl we tegelijk onze strategie meer op toekomstige groei willen richten. // 04

5 INHOUDSOPGAVE DANAVL KLAAR VOOR DE VOLGENDE STAP ECONOMISCHE WAARDE ZORGT VOOR WINSTMAXIMALISATIE DANAVL LEGT OPNIEUW DE NADRUK OP GENETISCHE VERBETERING FOKKEN OP MOEDEREIGEN- SCHAPPEN EEN PITTIGE UITDAGING DEENS FOKSYSTEEM SUCCESVOL IN CHINA GROTE TOMEN GROOTBRENGEN DANAVL EN KI LEER DANAVL OP INTERNATIONAAL NIVEAU KENNEN VERKOOP, OMZET EN RESULTATEN Ga voor meer informatie naar danavl.com // 05

6 FEITEN OVER KLAUS JØRGENSEN Sinds augustus 2014 Market Director van DanAvl. Is aangesteld bij DanAvl vanwege zijn uitgebreide ervaring met de internationale verkoop en marketing op het gebied van industriële productie. Klaus Jørgensen is 56 jaar. // 06

7 DANAVL KLAAR VOOR DE VOLGENDE STAP Ik heb een aantal maanden de gelegenheid gehad DanAvl te leren kennen en als de nieuwe voorman die zich bezighoudt met de toekomstige ontwikkeling van het potentieel dat DanAvl de mondiale markt te bieden heeft op het gebied van genetica, kan ik alleen maar zeggen dat ik ernaar uit kijk verder te gaan op de ingeslagen weg. Ik heb al snel ontdekt dat we met DanAvl een goede basis hebben. We beschikken over veel kennis en inzicht en gaan heel nauwgezet te werk bij het fokken. Ik zie dit als een belangrijke reden van het wereldwijde succes van DanAvl. Dit zijn niet alleen maar woorden wij bieden de beste kwaliteit op het gebied van genetica, wat gebaseerd is op meer dan 100 jaar ervaring met het fokken, dat door misschien wel de beste onderzoekers en ontwikkelaars ter wereld wordt uitgevoerd. Wij van DanAvl zijn klaar voor de volgende stap in de verdere ontwikkeling van zowel ons bedrijf als ons potentieel. Wereldwijd succes DanAvl heeft sinds 2008 een snelle ontwikkeling doorgemaakt het is van een lokaal Deens fokkerijorganisatie uitgegroeid tot een wereldwijd gerenommeerde onderneming. Tegenwoordig vindt meer dan de helft van de verkoop plaats op de mondiale markt. Onder de varkensvleesproducenten is dankzij dit succes veel vraag naar de genetica van DanAvl ontstaan. Een succes dat gebaseerd is op meer genetische vooruitgang en een positiever effect op de bedrijfsresultaten. DanAvl heeft al een lange weg afgelegd, waarbij veel mijlpalen gepasseerd zijn en vele doelen bereikt zijn. Nu is het tijd om het bedrijfsmodel te bestendigen en vanuit de huidige strategische basis door te gaan. We moeten onze bedrijfsactiviteiten afstemmen op onze ambitieuze doelstellingen voor 2020 om een van s werelds grootste fokprogramma s te worden. Hierbij willen we ons intensief focussen op onze sterke punten en ons concurrentievermogen, terwijl we er tegelijkertijd voor zorgen dat we de internationale varkensproducenten een toegevoegde waarde blijven bieden. Terwijl wij de ingeslagen weg verder bewandelen, zullen we ons concurrentievermogen blijven ontwikkelen, uitgaande van onze gezonde professionele basis en een optimale genetische kwaliteit. Verder zullen we ons concentreren op een volledige optimalisatie van de bedrijfsresultaten van de internationale varkensproducenten en op hun potentieel om op lokaal niveau een grotere afzet te behalen. Bij de verdere bedrijfsmatige ontwikkeling van DanAvl zullen we ons richten op een verhoogde productiviteit. Deze ontwikkeling willen wij realiseren door middel van de hoogwaardige kwaliteit van de DanAvl-genetica. Een kwaliteit die zal bijdragen aan de groei van de beste varkensvleesproducenten ter wereld. We zijn en zullen ook altijd vastbesloten blijven om op een verantwoordelijke manier te werk te gaan binnen de varkensfokkerij, bijvoorbeeld als het gaat om het welzijn van de dieren en de effecten op het milieu. Daarom leven wij ook de code van duurzame fokkerij na de Code-EFABAR. Deze code is in 2014 opnieuw geïntroduceerd, toen DanAvl samen met het DPRC, het Danish Pig Research Centre, als beheerder, het eerste certificaat ontving. Wij van DanAvl beschouwen het als een grote verantwoordelijkheid om onze bedrijfsactiviteiten verder te ontwikkelen en onze diepgewortelde passie om de internationale varkensproducenten een nog grotere toegevoegde waarde te bieden, te volgen. // 07

8 ECONOMISCHE WAARDE ZORGT VOOR WINSTMAXI- MALISATIE // 08

9 // 09

10 De economische waarde van de eigenschappen die in het fokdoel van DanAvl zijn gedefinieerd, maximaliseert de winst die de varkenshouders maken. Aangezien de marginale economische waarde van de eigenschappen van een zeug tegelijk met de genetische verbetering afneemt, spelen deze nu niet meer zo n belangrijke rol voor het fokdoel dan voorheen het geval was. Als een eigenschap, zoals de voederefficiëntie, een groter aandeel in het fokdoel zou krijgen, zal dit niet in gelijke mate leiden tot een verdere biologische, genetische verbetering. Dit zou dus kunnen leiden tot een lagere totale winst. De zeug en haar productie-eigenschappen De relatieve economische waarde van de eigenschappen die in het fokdoel van DanAvl zijn gedefinieerd, zit hem in de winstmaximalisatie voor de varkenshouders, ongeacht of ze zeugen, biggen of vleesvarkens houden. Zo krijgen zeugenhouders geen voorkeursbehandeling als het om het economisch rendement van de in het fokdoel gedefinieerde eigenschappen gaat. De economische waarde van de eigenschappen die in het fokdoel zijn gedefinieerd, wordt in kaart gebracht aan de hand van een bio-economisch model waarmee de winst per kilo vleesvarken voor een bedrijf dat zowel zeugen als vleesvarkens produceert, kan worden berekend en waarbij meer dan 200 invoerparameters worden gebruikt. We meten onder andere de volgende parameters: voederprijzen lonen investeringen onderhoud van de varkenshokken elektriciteit productiecijfers (zoals de toomgrootte, de biggensterfte, de voederefficiëntie en de dagelijkse gewichtstoename). De afzonderlijke economische warden geven aan in welke mate de totale winst zal stijgen als gevolg van de verbetering van een specifieke parameter bij een specifieke eigenschap. Zo kunnen we voor varkenshouders de winst over het geheel genomen maximaliseren. Deze waardetoekenning is ontwikkeld met het oog op de toekomstige varkensproductie, in ieder geval over 5-10 jaar, aangezien de genetische verbetering die met behulp van een huidig fokprogramma wordt gerealiseerd pas over 5-10 jaar effect zal hebben op de productie. Bovendien is de genetische verbetering van invloed op veranderingen in de weging van de economische waarde bijv. de economische waarde van het aantal levende biggen op dag 5 (LB5) neemt af naarmate de tomen groter worden. In 2007 daalde de waarde van EUR 5,5/varken naar EUR 3,5/varken en in 2011 zakte de waarde verder naar EUR 3/varken. Aangezien we wat betreft LB5 nog steeds genetische verbetering bereiken, zal de waarde ervan naar verwachting zelfs nog verder dalen. Verder zal de economische waarde van het magervleesgehalte en de voederefficiëntie toenemen naarmate het levend gewicht bij het slachten groter wordt. In 2007 steeg de input voor levend gewicht bij het slachten van 100 kg naar 117,5 kg, wat gelijkwaardig is aan een karkasgewicht van 90 kg. Dit resulteerde bijvoorbeeld in een stijging van de economische waarde van de voederefficiëntie van EUR -15 naar EUR -24,6/kilo voer per kilo groei. De weging binnen het DanAvl-systeem van de relatieve economische waarde van de eigenschappen die in het fokdoel zijn gedefinieerd, maximaliseert dus de winst die een bedrijf, dat zowel zeugen als vleesvarkens produceert, maakt. Als we het de gespecialiseerde zeugen- en vleesvarkenshouders zouden vragen, dan zouden ze waarschijnlijk allemaal hun eigen argumenten voor een andere manier van wegen aandragen. De zeugenhouders zouden zeggen dat de eigenschappen van de zeugen (zoals de toomgrootte en de lange levensduur) een grotere waarde toegekend zouden moeten krijgen, terwijl de vleesvarkenshouders zouden beargumenteren dat dat juist voor de productie-eigenschappen (zoals de dagelijkse gewichtstoename, de voederefficiëntie en het magervleesgehalte) zou moeten gelden. In werkelijkheid moet echter, als zowel de zeugenhouders als de vleesvarkenshouders winstmaximalisatie willen bereiken, de economische waarde van de eigenschappen op dezelfde manier gewogen worden als bij een bedrijf dat zowel zeugen als vleesvarkens produceert. Hierbij gaan we er wel van uit dat biggenproducenten betaald worden op basis van de werkelijke waarde van de biggen. De prijs wordt bepaald door de vrijemarktwerking en de verhouding tussen vraag en aanbod. Bijvoorbeeld: Genetische verbetering van de toomgrootte leidt ertoe dat zeugenhouderijen meer winst maken als de kosten verlaagd worden. Dit zal resulteren in een toegenomen aanvoer van biggen, wat weer zal leiden tot een lagere prijs voor biggen. Hier zullen de vleesvarkenshouders dan weer profijt van hebben. Zeugenhouders krijgen geen voorkeursbehandeling bij het wegen van de economische waarde van de in het fokdoel gedefinieerde eigenschappen. In feite heeft het gedeelte van de genetische verbetering dat de productie-eigenschappen betreft, bij de laatste twee herzieningen van het economisch rendement een groter gewicht gekregen. Op zijn laatst in // 010

11 2011, toen de waarde van de moedereigenschappen van 40% naar 31% ten opzichte van de totale genetische verbetering daalde. De economische waarde van een eigenschap zegt niets over de mate van de genetische verbetering De maximale genetische verbetering die we naar verwachting ten aanzien van de voederefficiëntie bij DanAvl Duroc kunnen bereiken, bedraagt volgens onze modellen, ongeveer -0,050 eenheden per jaar. Dit is de biologisch bepaalde, maximaal mogelijke genetische verbetering van de voederefficiëntie binnen ons huidige fokprogramma, waar de genetische variatie, erfelijkheid en aantal metingen gegeven zijn. We zouden deze verwachte maximale genetische verbetering kunnen realiseren als ons fokdoel uitsluitend op voederefficiëntie gericht was. In dat geval zou het overigens irrelevant zijn of de economische waarde nu -1, -50, -100 of -200 bedroeg. De economische waarde van de in het fokdoel gedefinieerde eigenschappen zegt niets over de mate van de genetische verbetering; het geeft echter wel het verwachte marginale economische voordeel aan dat de verbetering van één enkele eenheid bij elke afzonderlijke, in het fokdoel gedefinieerde eigenschap oplevert. Met andere woorden, genetische verbetering is niet alleen afhankelijk van de economische waarde, maar in grote mate ook: de erferlijkheid van - en de genetische variatie in - de eigenschappen die in het fokdoel zijn gedefinieerd; het verband tussen deze eigenschappen en de meetbaarheid ervan. Over het algemeen bepalen al deze factoren de gewogen biologische samenstelling van de genetische verbetering. Als we de economische waarde van één eigenschap zouden veranderen, dan kunnen we de genetische verbetering slechts veranderen in de mate waarin dat biologisch bepaald is door bovengenoemde factoren. En dit zou in verhouding tot de totale varkensproductie financieel gezien niet rendabel zijn. We zullen dit illustreren aan de hand van een voorbeeld. Momenteel ligt het economisch rendement van de voederefficiëntie op Binnen ons huidige fokprogramma voor DanAvl Duroc verwachten we een genetische verbetering van ongeveer -0,044 eenheden ten aanzien van de jaarlijkse voederefficiëntie te kunnen realiseren. Het geschatte economische voordeel van het fokdoel ligt bij dit model op EUR 1,64/ vleesvarken per jaar. Als we de economische waarde van de voederefficiëntie met 40% verlagen of verhogen naar respectievelijk -80 en -184, zullen we ten aanzien van de voederefficiëntie ook minder respectievelijk meer genetische verbetering boeken. Maar de genetische verbetering bedraagt geen 40% minder of meer, maar eigenlijk 11% (-0,039) minder en 2% (-0,045) meer. Bovendien moeten we met het volgende rekening houden: het geschatte totale economische voordeel van het fokdoel zal in alle gevallen lager uitvallen, dat wil zeggen EUR 1,61 en EUR 1,62/ vleesvarken per jaar. De marginale verbetering van de genetische verbetering van de voederefficiëntie neemt af naarmate de economische waarde toeneemt en dit gaat ten koste van de genetische verbetering van de andere in het fokdoel gedefinieerde eigenschappen. FEITEN Als de huidige economische waarde van de voederefficiëntie bij DanAvl Duroc met 40% toeneemt, zal de genetische verbetering van de voederefficiëntie een verhoging van 2% laten zien. Tegelijkertijd zal de genetische verbetering van de andere eigenschappen die in het fokdoel zijn gedefinieerd, echter veel minder hoog uitvallen. Daarom zegt de economische waarde van het fokdoel niets over de mate van de genetische verbetering wat betreft de in het fokdoel gedefinieerde eigenschappen. Als een van de eigenschappen een grotere economische waarde zou hebben, dan zou dit niet in gelijke mate tot een verdere biologische genetische verbetering leiden. De verandering zou zelfs ten koste gaan van de genetische verbetering van de andere in het fokdoel gedefinieerde eigenschappen. // 011

12 DANAVL LEGT OPNIEUW DE NADRUK OP GENETISCHE VERBETERING In januari van dit jaar heeft het Danish Pig Research Centre bij meer dieren die deel uitmaken van het DanAvl-fokprogramma, een DNA-test uitgevoerd, teneinde meer genetische verbetering te kunnen bereiken. Dankzij geavanceerde software is het mogelijk om goedkopere DNAtests te kiezen zonder dat dit tot meer onzekerheid over de genetische waarde leidt. Dit betekent dat het Danish Pig Research Centre het aantal dieren dat een DNA-test heeft ondergaan, meer dan verdubbeld heeft en dus meer genetische verbetering bij de genomische selectie zal bereiken. Tegenwoordig voeren we jaarlijks bij meer dan dieren een DNAtest uit, wat overeenkomt met ongeveer 25% van alle fokdieren. Genomische selectie leidt tot meer genetische verbetering Genomische selectie zorgt door een grotere specifieke verwantschap tussen de dieren voor meer genetische verbetering, wat meer zekerheid over de fokwaarde biedt. Tegelijkertijd kunnen wij, omdat we meer zekerheid over de fokwaarde hebben, geschikte dieren voor de volgende generatie selecteren. De DNA-test die we jaarlijks bij dieren uitvoeren, zal er naar verwachting toe leiden dat de genetische verbetering met 15-25% toeneemt, vergeleken met de resultaten die we hadden voordat de genomische selectie werd toegepast. Waarom zijn we tevreden met een goedkopere DNA-test? De prijs van een DNA-test hangt af van het aantal punten op de DNAstreng die getest wordt. Voorheen onderzocht het DPRC punten op een DNA-streng. We kunnen de kosten van een DNA-test echter met 50% terugbrengen als punten op de DNA-streng een bevredigend resultaat opleveren. Dankzij nieuwe software is het nu mogelijk om de ontbrekende punten op de DNA-streng af te leiden, zodat we hetzelfde resultaat kunnen behalen als met de duurdere test die wij voorheen gebruikten. De enige vereiste is dat zo nu en dan bij individuele dieren de duurdere DNA-tests worden uitgevoerd om de samenhang tussen de punten op de DNA-streng bij te werken. Deze methode vereist een groot computervermogen De uitdaging zit hem erin om een enorme hoeveelheid DNA-gegevens te krijgen, die vervolgens met het oog op de indexwaarde, die wekelijks opnieuw wordt berekend, op tijd verwerkt worden bij voorkeur binnen een paar uur om te voorkomen dat de indexberekening vertraging oploopt. Daarom hebben wij het programma geoptimaliseerd en computers met een groter vermogen aangeschaft. We zijn constant bezig de snelheid van deze processen te optimaliseren. Momenteel hebben we 12 uur nodig om, voorafgaand aan de berekening van de indexwaarde, de wekelijkse gegevens te verwerken. We zullen constant te maken krijgen met nieuwe uitdagingen, en genomische selectie zal een belangrijk onderdeel blijven van het werk dat in het kader van DanAvl wordt uitgevoerd. De ontwikkeling van genomische selectie binnen het DanAvl-fokprogramma wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband tussen Aarhus University, Foulum en het Danish Pig Research Centre. Hierbij worden we in het kader van het GUDP (Grønt Udviklings- og DemonstrationsProgram (Green Development and Demonstration Programme)) en het project The development of genomic selection for a pig breeding system based on crossbreeding (Journal nr ) [vert. De ontwikkeling van genomische selectie binnen een varkensfokprogramma is gebaseerd op kruisingen ] ondersteund door het Deense ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij. // 012

13 // 013

14 FOKKEN OP MOEDEREIGEN- SCHAPPEN EEN PITTIGE UITDAGING De moedereigenschappen van de kruisingszeugen zijn erfelijk. Het is echter lastig om binnen een fokprogramma gebruik te maken van deze erfelijkheid, omdat de verwantschap tussen de zuivere rassen (DanAvl Landrace en DanAvl Yorkshire) op een nucleus fokbedrijf en de kruisingszeugen op een productiebedrijf relatief gering is. Dit is het resultaat van een nieuw onderzoek, waarbij op twee biggenfokkerijen de moedereigenschappen van DanAvl Hybrid-zeugen (LY) is onderzocht. Het aantal gespeende biggen vormt een belangrijke factor voor de productiviteitsstijging binnen de varkensproductie. De afgelopen decennia zijn de toename van de toomgrootte en de stijging van het aantal levendgeboren biggen op de vijfde dag na het afbiggen (LB5) erg belangrijk geweest voor DanAvl, omdat we ernaar streven het aantal gespeende biggen en op die manier ook de productiviteit binnen de varkensproductie te verhogen. Bovendien draagt de heterosis tussen DanAvl Landrace en DanAvl Yorkshire verder bij aan de stijging van het aantal levendgeboren biggen. Het is echter nog steeds belangrijk de biggensterfte terug te dringen, omdat een lage biggensterfte een positief effect op de productiviteit heeft en het dierenwelzijn binnen de varkensproductie bevordert. In de zoogperiode is het belangrijk dat de zeug goed voor haar biggen zorgt en genoeg melk heeft. Er is al geopperd dat eigenschappen zoals het aantal tepels en de melkproductie tot een stijging van het aantal levendgeboren biggen kunnen leiden. Kleine variatie in het aantal zuigende biggen In onze ogen doen zeugen het goed als ze veel levendgeboren biggen krijgen, vergeleken met zwakkere zeugen die minder levendgeboren biggen krijgen. Het onderzoek beperkte zich tot zeugen van pariteit 1. Het vermogen van een gelt om haar biggen te zogen, wordt gemeten op basis van het aantal biggen dat drie weken na het afbiggen naast de zeug in het hok liggen, omdat alle gelten 14 biggen toegewezen krijgen als de tomen uiterlijk drie dagen na het afbiggen gelijkgemaakt worden. Het doel van dit onderzoek was om een nieuwe eigenschap te ontwikkelen die de moedereigenschappen van de hybride zeugen beschrijft, waarbij de genetische effecten naar de twee zuivere rassen DanAvl Landrace en DanAvl Yorkshire te traceren zouden moeten zijn en om het genetische verband met alle geboren biggen en met LB5 te berekenen. Het onderzoek liet zien dat als gelten uiterlijk drie dagen na het afbiggen 14 biggen toegewezen krijgen, de meeste gelten drie weken na het afbiggen nog 12 biggen overhebben (zie figuur 1). De variatie in het aantal zuigende biggen is relatief klein. De meeste gelten hebben drie weken na het zogen 10 of meer biggen gelten op een totaal van gelten hadden drie weken na het afbiggen meer dan 12 biggen, en 500 gelten hadden na drie weken alle 14 biggen nog. Moedereigenschappen h 2 L h 2 Y Totaal aantal geboren 0,06 0,09 LB5 0,04 0,07 Moedereigenschappen 0,04 0,05 TABEL 1: ERFELIJKHEID VAN MOEDEREIGENSCHAPPEN DIE BIJ KRUI- SINGSZEUGEN (LY) ZIJN VASTGESTELD IN VERWANTE DAN- AVL-DIEREN: DANAVL LANDRACE EN DANAVL YORKSHIRE. // 014

15 FIGUUR 1: VERDELING TOOMGROOTTE BIJ DANAVL HYBRID-ZEUGEN (LY) DRIE WEKEN NA HET AFBIGGEN B AANTAL GELTEN AANTAL ZUIGENDE BIGGEN FEITEN De moedereigenschappen zijn erfelijk maar de genetische variatie is laag De genetische resultaten laten zien dat moedereigenschappen erfelijk zijn. Gelten met goede zooggenen zogen een groter aantal biggen dan gelten met slechtere genen. De aanleg die is gemeten, ligt tussen de 0,04 en de 0,05, afhankelijk van de vraag of er een verband met de rassen DanAvl Landrace of DanAvl Yorkshire is. Dit wijst er niet op dat de aanleg bijzonder hoog is, maar toch is er sprake van dezelfde erfelijkheidsgraad als bij LB5. Aan de andere kant is de genetische variatie bij deze eigenschap niet erg hoog. De variatie ligt tussen de 0,05 en 0,06, wat beduidend lager is dan bij LB5; deze eigenschap laat een genetische variatie van ong. 0,6 zien. Het feit dat moedereigenschappen een lagere genetische variatie kennen, betekent dat zelfs als we intensief op betere moedereigenschappen fokken, pas na een aantal jaren de biggensterfte zal dalen. Daarom zou het rendabeler zijn om de moedereigenschappen te verbeteren door middel van betere voorzieningen, zoals de installatie van een rescue deck met melkcups in de kraamstal. Geen verband tussen moedereigenschappen en het totale aantal geboren biggen Als we ons onderzoek beperken tot de gegevens van LY-zeugen, laten de resultaten zien dat er geen verband is tussen de moedereigenschappen en het totale aantal geboren biggen per toom, of het aantal levendgeboren biggen per toom op de vijfde dag na het afbiggen (LB5). Op basis van dit onderzoek hebben we besloten de DNA-analyses van LY-zeugen voort te zetten en te onderzoeken hoe we die tests kunnen gebruiken bij de genomische selectie. De DNA-analyses zijn uitgevoerd aan de hand van haarmonsters die afkomstig zijn van LY-gelten en die op een bepaald bedrijf verzameld zijn. Er zullen in samenwerking met de wetenschappelijke onderzoekers van Foulum nieuwe statistische modellen worden ontwikkeld waarbij bijv. DNA-gegevens gecombineerd worden met wat al bekend is over de verwantschap. De projectgegevens zijn in de periode van juli 2010 tot en met maart 2013 verzameld op een groot bedrijf in Duitsland (Gut Thiemendorf) dat DanAvl-zeugen houdt. Er zijn gegevens van in totaal gelten verzameld. Dit waren allemaal DanAvl Hybrid-kruisingszeugen (LY) waarvan bekend is van welke Dan- Avl-varkens ze afstammen. Er zijn waarnemingen van geboren biggen en waarnemingen van levendgeboren biggen op de vijfde dag na het afbiggen (LB5) geregistreerd, en bij zeugen zijn er moedereigenschappen vastgesteld. De gegevens zijn een onderdeel van het Genomische Selectie project, dat ondersteund wordt door het GUDP (J. nr ). // 015

16 DEENS FOKSYSTEEM SUCCESVOL IN CHINA De Deense genetica en productiesystemen en het Deense productiemanagement zullen een bijdrage leveren aan een efficiëntere varkensproductie en een aanzienlijk betere voedselveiligheid in China. // 016

17 Een groep Deense investeerders heeft de krachten gebundeld met de in China gevestigde bedrijven SFPBT (Scandinavian Farms Pig Breeding Technology) en SFPI (Scandinavian Farms Pig Industries). Het doel van SFPBT is om in samenwerking met SFPI op grote schaal kwalitatief hoogwaardig varkensvlees te produceren voor de snelgroeiende Chinese markt. Het streven is om vleesvarkens per jaar te produceren, wat overeenkomt met de hoeveelheid vlees die 1 miljoen Chinezen per jaar consumeren. Naast de productie van vleesvarkens heeft SFPBT de mogelijkheid om lokaal geproduceerde DanAvl-fokdieren te leveren voor de Chinese markt. Veilig varkensvlees voor de Chinese voedselmarkt De afgelopen jaren heeft een reeks van voedselschandalen ertoe geleid dat er in China een groeiende bezorgdheid over de voedselveiligheid heerst. De Chinese autoriteiten hebben als gevolg hiervan strengere normen voor de Chinese voedselproductie opgesteld. Als gevolg van deze voedselschandalen is de Chinese consument zich meer bewust van de producten die hij koopt. Steeds meer Chinezen zijn bereid om meer te betalen, zodat ze er zeker van zijn dat een product onder goede omstandigheden is vervaardigd. Strenge Deense eisen t.a.v. kwaliteit, gezondheid en milieu SFPBT en SFPI zijn van plan om veilig én milieuvriendelijk varkensvlees te produceren voor de Chinese bevolking. De varkenshouderijen van SFPBT & SFPI zijn gebouwd op basis van geavanceerde Deense technologie en moeten voldoen aan de Deense kwaliteitsnormen. Hierdoor wordt niet alleen een hoog gezondheidsniveau binnen de varkensbedrijven gegarandeerd, maar ook een hoge mate van traceerbaarheid van varkensvlees dat geproduceerd is door SFPBT. Naast voorwaarden met betrekking tot de gezondheid hebben SF- PBT & SFPI aanzienlijk veel geld geïnvesteerd in milieutechnologie, zoals een systeem voor de afvoer van gier. SFPBT verwacht dat deze investeringen de ontwikkeling van een moderne, efficiënte en duurzame varkensproductie in China zullen stimuleren. Wereldwijd toonaangevende genetica voor de Chinese varkensindustrie De eerste fase van het SFPBT-project was de oprichting van de varkenshouderij Lianyungang DanYu een vermeerderingsbedrijf van DanAvl dat gevestigd is in de Chinese provincie Jiangsu. De varkenshouderij is van de grond af opgebouwd en uitgerust met nieuwe varkenshokken en productiesystemen die aan de Deense normen voldoen. Op 17 januari 2013 werden de eerste 600 fokvarkens afgeleverd bij DanYu; ze waren direct vanuit Denemarken verscheept. In mei 2014 ging de tweede fase van het project van start. Medio oktober van dit jaar is het bedrijf uitgebreid met zeugen. Als de tweede fase van DanYu is beëindigd, zal het vermeerderingsbedrijf over een veestapel van gelten en 500 beren beschikken. De derde fase, de vestiging van een KI-station, is al goedgekeurd vleesvarkens bij SFPI eind 2015 De eerste biggenfokkerij is opgericht op het moment dat DanYu zijn productie in gang zette. De eerste biggenfokkerij van SFPI werd, met zeugen, in december 2013 operationeel. SFPI is in juni 2014 begonnen met de tweede fase, waarbij een nieuwe biggenfokkerij met eveneens zeugen is opgericht. Naar verwachting gaat de productie rond het Chinees Nieuwjaar in 2015 van start. Met de afronding van de tweede fase zullen deze bedrijven van SFPI over een veestapel van vleesvarkens beschikken. Alle bedrijven van SFPTB & SFPI doen mee met het SPF-programma (Specific Pathogen Free), waarbij de gezondheid van de dieren intensief bewaakt wordt, dierziektes worden bestreden en het medicijngebruik gecontroleerd wordt. Alle varkens worden vervoerd in geventileerde SPF-voertuigen om ze onderweg te beschermen tegen infecties. Het Nanjing SIQ-laboratorium neemt in het kader van de ziektebestrijding regelmatig bloedtestst af. De resultaten bevestigen dat de SFPI-bedrijven inderdaad tot de kleine groep SPF-bedrijven in China behoren. Met een huidig gemiddelde van 28,6 biggen per jaar per zeug en 15 levendgeboren biggen per worp heeft Scandinavian Farms Pig Breeding Technology bewezen dat met DanAvl grote prestaties geleverd kunnen worden als de productie gecombineerd wordt met het geavanceerde Deense foksysteem. // 017

18 GROTE TOMEN GROOTBRENGEN Lang voordat het mogelijk was om te fokken op grotere tomen, wisten we al dat grote tomen zo hun uitdagingen met zich meebrengen. Natuurlijk moeten de moedereigenschappen afgestemd zijn op het grote aantal biggen dat wordt geboren en het is altijd al een ingewikkelde taak geweest om voor biggen te zorgen. Een ander aspect waar we rekening mee moeten houden naast de vele ziektes die een bedreiging vormen voor de biggen en die door middel van hygiëne, vaccinaties en een tijdige behandeling bestreden kunnen worden is de aan de zeug inherente problematische strategie om veel biggen tegelijk te werpen die allemaal een ander geboortegewicht hebben en die nadat ze geboren zijn zelf maar moeten zien te overleven. De uitval die hierdoor op natuurlijke wijze ontstaat, is binnen de varkensproductie noch ethisch noch financieel te rechtvaardigen. Daarom is het noodzakelijk dat de varkenshouder over behoorlijk wat inzicht en kennis beschikt. Tomen gelijkmaken Jarenlang paste het grootbrengen van biggen binnen grote tomen bij de intensivering van de varkensproductie. Er werden batchverwerkingssystemen geïntroduceerd om de planning van het werk te vergemakkelijken en te voorkomen dat varkens van verschillende leeftijden elkaar zouden besmetten. Als een groep zeugen klaar was met afbiggen, was het mogelijk om uit de grootste groep biggen weg te halen en ze over te leggen naar zeugen die minder biggen hadden geworpen. Door de toomgrootte die toen werd bereikt, kwam het slechts zelden voor dat de zeugen niet instaat waren alle biggen te zogen. Het kwam echter wel eens voor dat sommige zeugen een grote toom wierpen op een moment dat er geen zeugen met kleinere tomen waren. De overtollige varkens konden dus niet naar een zeug met een kleinere toom overgelegd worden. In zulke gevallen was het noodzakelijk om voor extra melk voor de biggen te zorgen. Sommige varkenshouders probeerden pleegzeugen te gebruiken. Hierbij zoogden zeugen eerst de eigen oudere biggen, die daarna gespeend werden, waarna overtollige pasgeboren biggen naar deze pleegzeugen overgelegd werden. Hoeveel biggen kan een zeug zogen? Als proef werden er 11, 13 of 15 biggen bij zeugen gebracht om de tomen gelijk te maken. Het aantal gespeende biggen per toom nam toe, wat in lijn lag met het aantal biggen dat naar de zeugen was overgelegd. Er was geen statistisch betrouwbaar verschil wat betreft de biggensterfte, ongeacht of de zeugen 11 of 13 biggen gezoogd hadden. Hoewel de zeugen die in dit onderzoek geobserveerd werden, minimaal over 15 goed functionerende tepels beschikten tijdens het afbiggen, was de biggensterfte statistisch gezien beduidend hoger wanneer de zeugen 15 biggen moesten zogen. In een daaropvolgend onderzoek onder zeugen met 14 en 15 tepels stelden we vast dat normaal gesproken 14 tepels altijd voldoende zijn, terwijl schijnbaar de extra tepel, nummer 15, bij 10% van de zeugen geschikt is om een big te zogen. Het grootbrengen van overtollige biggen die naar pleegzeugen zijn overgelegd Het gevolg van het fokken op grote tomen is dat het niet meer gewoon maar een paar zeugen // 018

19 FIGUUR 1: GRAFIEK VAN DE ONTWIKKELING VAN DE TOOMGROOTTE (TOTAAL AANTAL GEBOREN BIGGEN) EN VAN DE BIGGENSTERFTE (DODE BIGGEN ALS PERCENTAGE VAN LEVENDGEBOREN BIGGEN) VANAF HET MOMENT DAT HET FOKKEN OP GROTERE TOMEN IN 1992 IN HET FOKDOEL WERD VASTGELEGD. DEZE GEGEVENS WORDEN GEGENEREERD DOOR MIDDEL VAN DE JAARLIJKSE BEREKENING VAN HET GEMIDDELDE, DIE GEBASEERD IS OP EEN REPRESENTATIEF AANTAL BIGGENFOKKERIJEN. DW: AANDEEL IN PROCENTEN Biggensterfte als % van het aantal levendgeboren biggen Levendgeboren biggen per toom JAHR FIGUUR 2: BIGGENSTERFTE IN VERHOUDING TOT DE TOOMGROOTTE IN VERSCHILLENDE VARKENS PRODUCERENDE LANDEN. DE GEGEVENS VAN 2011 ZIJN AFKOMSTIG VAN INTERPIG. ONDANKS GROTERE TOMEN IN DENEMARKEN LIGT DE BIGGENSTERFTE OP HETZELF- DE NIVEAU ALS DE BIGGENSTERFTE IN ANDERE LANDEN WAAR DE TOMEN KLEINER ZIJN, ZOALS IN NEDERLAND, FRANKRIJK EN DUITSLAND. DE VARKENSINDUSTRIE IN DEZE LANDEN IS TE VERGELIJKEN MET DIE IN DENEMARKEN. 18 AANDEEL IN PROCENTEN VS Duitsland België Canada VK Oostenrijk Spanje Italië Ierland Zweden Noorwegen Frankrijk Nederland Denemarken 8 Brazilië 6 10,0 10,5 11,0 11,5 12,0 12,5 13,0 13,5 14,0 14,5 LEVENDGEBOREN BIGGEN PER TOOM zijn die veel biggen werpen. Het gelijkmaken van grote en kleine tomen is dus geen oplossing voor het probleem: hoe kunnen alle biggen voldoende gezoogd worden. In dit opzicht hebben we vastgesteld dat pleegzeugen een effectieve oplossing voor deze uitdaging zijn. In principe zoogt een pleegzeug haar eigen biggen alleen totdat ze gespeend zijn. Vervolgens neemt deze zeug een nieuwe groep pasgeboren biggen over. In de praktijk zit deze techniek echter wel wat ingewikkelder in elkaar. Biggen moeten minimaal 12 uur lang biest bij de moeder hebben gedronken, willen we er zeker van zijn dat ze voldoende hebben binnengekregen. Daarom moet een big niet onmiddellijk na de geboorte worden overgelegd naar een pleegzeug. Ongeveer 24 uur na het afbiggen produceert de zeug geen biest meer. Gedurende de rest van de zoogperiode verandert de melk die de zeug geeft niet veel qua samenstelling. Aan de andere kant stijgt de melkproductie van nog geen 3 liter de verwachte hoeveelheid op de tweede dag na het afbiggen naar ruim 10 liter melk per dag vanaf de zestiende dag en totdat de biggen worden gespeend. Werken met twee pleegzeugen lost het probleem op Als een zeug net 21 dagen oude biggen met een enorme eetlust heeft gezogen, en ze als vervolg genoodzaakt is haar melkproductie te verminderen omdat ze pasgeboren biggen moet zogen, dan kunnen er problemen optreden bij het zogen. Daarom is het nuttig om met twee pleegzeugen te werken om het zogen te regelen: een eerste pleegzeug en een tweede pleegzeug. De tweede pleegzeug zoogt gedurende 4-8 dagen haar eigen biggen, waarna deze worden overgelegd naar de eerste pleegzeug, omdat hun eetlust goed afgestemd is op de melkproductie van deze zeug. De eerste pleegzeug zal deze biggen gedurende een periode van 2-3 weken zogen, afhankelijk van hoelang ze al gezoogd zijn. Op die manier kunnen biggen toch, met het oog op de normen van de Europese Unie ten aanzien van de zoogperiode, minimaal 21 dagen lang worden gezoogd. De zeug die haar eigen biggen gedurende 4-8 dagen heeft gezoogd, gaat na deze periode gedurende minimaal 21 dagen nieuwe pasgeboren biggen zogen. Aanbevolen aantal biggen Er is een test gedaan waarbij 440 biggen of bij // 019

20 de moeder bleven (220 biggen) of verdeeld werden over een eerste pleegzeug en een tweede pleegzeug (110 biggen per zeug). De biggensterfte en het gewicht tijdens het zogen waren gelijk, ongeacht of de biggen bij de moeder waren gebleven of waren overgelegd naar de tweede pleegzeug. Aan de andere kant lag de biggensterfte statistisch gezien beduidend hoger als de biggen overgelegd werden naar de eerste pleegzeug. Daarom adviseert het Danish Pig Research Centre om ervoor te zorgen dat alle tomen uit 14 biggen bestaan en om de grootste overtollige biggen naar de tweede pleegzeug over te leggen als deze biggen voldoende biest hebben binnengekregen. Onderzoek onder Deense en Zweedse zeugen, die vrij rondlopen in het kraamhok, laat zien dat deze strategie ook werkt met zeugen die niet vastgebonden zijn in een kraamhok, zolang de zuigende biggen worden overgelegd naar een pleegzeug. Het grootbrengen van grote tomen is haalbaar Zoals al werd geschreven in de inleiding, stellen grote tomen grote eisen aan de verzorging van zowel de zeugen als de biggen. De dagelijkse gewichtstoename van elke big die binnen een toom groeit, stijgt. Dit betekent dat de melkproductie ook groter moet worden, wat weer betekent dat er meer eisen worden gesteld aan het voeren van de zeugen en de toevoer van water. Op dit punt stelden we vast dat als deze omstandigheden optimaal waren, de zeugen inderdaad beduidend meer aten dan we hadden verwacht. Als de zeugen worden gevoerd op basis van individuele eetlust, moet het toedienen van voer echter worden beperkt om te voorkomen dat de zeugen een positieve energiebalans krijgen, waardoor ze al vruchtbaar worden voordat de zuigende biggen gespeend zijn. Aanvankelijk adviseerden wij om de varkens per dag maximaal 13 kg krachtvoer te geven. Die hoeveelheid is nu teruggebracht tot maximaal 9 kg per dag om te voorkomen dat de zeugen toenemen in gewicht als ze nog in het kraamhok zitten. Hoe meer biggen de zeug moet zogen, hoe sneller er problemen zullen ontstaan als de toegang tot een of meer tepels belemmerd is. Dit kan veroorzaakt worden door een tepel die niet goed functioneert, maar er kunnen ook problemen ontstaan als niet alle biggen tegelijkertijd bij de zeug kunnen drinken omdat het kraamhok te krap is of omdat de ruimte in het hok niet goed wordt benut. De verzorger moet dus in staat zijn om de toom te observeren, om die biggen eruit te halen die niet goed presteren en om direct te handelen. Positieve ontwikkeling in de biggensterfte Alle zeugen in Denemarken zijn afkomstig van DanAvl, en de fokresultaten kunnen worden gecontroleerd door de productiviteit op de biggenfokkerijen te bewaken. Figuur 1 laat de ontwikkeling van de toomgrootte en de biggensterfte bij een representatief deel van de biggenfokkerijen zien. We willen erop wijzen dat de stijging van het percentage biggensterfte aanvankelijk gelijke tred hield met de toename van de toomgrootte. Sinds 2000 streven we ernaar om beter om te gaan met het grote aantal biggen dat wordt geboren, en is de biggensterfte gedaald door de toepassing van nieuwe en geoptimaliseerde zoogmethoden. Sinds 2006 is de biggensterfte stabiel ondanks een constante toename van de toomgrootte. De afgelopen jaren lijkt het er zelfs op dat de biggensterfte bij fokbiggen met een grote overlevingskans afneemt, ondanks dat de tomen voortdurend groter worden. Figuur 2 toont gegevens van Interpig. Deze laten zien dat ondanks de grotere tomen de biggensterfte in // 020

21 Denemarken te vergelijken is met landen met een soortgelijke industrie. Deze landen blijven grote tomen produceren die daarna door verdeling gelijkgemaakt worden, om er zo voor te zorgen dat de biggen zullen overleven. Eén tepel per big vermindert biggensterfte Het gebruiken van een pleegzeug heeft als belangrijk voordeel dat de biggensterfte afneemt als de biggen opgroeien in tomen waar voor elke big minimaal één tepel beschikbaar is. Voor de zeug is het afspenen van haar eigen biggen waarschijnlijk wel stressvol, maar we weten niet zeker of de zeug haar eigen jongen minder mist als ze een nieuwe toom krijgt of dat de zeug last van stress heeft als ze voor een toom moet zorgen die niet van haarzelf is. Het feit dat zelfs zeugen die vrij in een hok rondlopen het normaal gesproken accepteren als ze als pleegzeug worden gebruikt, doet vermoeden dat een nieuwe groep biggen inderdaad de zoogbehoefte van de zeug bevredigt. Als de zeug wordt gebruikt als pleegzeug, drinken biggen ongeveer één week langer (bij de tweede pleegzeug) of twee tot drie weken (bij de eerste pleegzeug), vergeleken met zeugen die geen pleegzeugen zijn. Bij traditionele systemen wordt de zeug vastgebonden gedurende deze extra weken. Door de huidige kennis over het voeren van zogende zeugen nemen de meeste zeugen tijdens de zoogperiode slechts in beperkte mate af in gewicht. Ook is het vaak een probleem dat de eerste pleegzeugen, die 4-8 dagen oude biggen moeten gaan zogen, tijdens de zoogperiode weer vruchtbaar worden. Dit doet vermoeden dat deze zeugen te veel energie hebben. Bij twee onderzoeken wierpen eerste pleegzeugen, die een extra zoogperiode hadden doorgemaakt, de daaropvolgende keer respectievelijk 2 en 0.6 biggen meer. Dit bevestigt ook de theorie dat pleegzeugen een betere conditie krijgen voordat ze spenen. De zuigende biggen zullen ervaren dat ze bij een pleegzeug opgroeien en niet bij de eigen moeder. Dit klopt ook bij biggen die van grote naar kleine tomen worden overgelegd als, zoals binnen het traditionele systeem, de worpen gelijkgemaakt moeten worden. Canadese, Deense en Duitse tests bevestigen het idee dat biggen verplaatst kunnen worden voordat ze twee dagen oud zijn zonder dat dit een nadelig effect heeft op de groei of de sterfte. Dit doet vermoeden dat er op dit moment nog geen definitieve hiërarchie vastgesteld is. Aan de andere kant kunnen we, als een big verplaatst wordt als het ouder is dan 48 uur, duidelijk merken dat dit van invloed is op de dagelijkse gewichtstoename. Grote tomen bieden voordelen Als grote tomen een groter aantal gespeende biggen opleveren, zullen de varkensproducenten een hogere opbrengst realiseren. Dit is belangrijk zolang de kosten van de werkzaamheden, van de extra ruimte in de kraamhokken en van de ruimte en het voer voor de pleegzeugen de waarde van het grotere aantal gespeende biggen niet overstijgen. Als elke zeug een groter aantal biggen werpt, zal het voer dat het verbruikt vanaf het moment dat het is geboren en terwijl het biggen voortbrengt meer rendement opleveren. Het effect op het milieu wordt per kilo varkensvlees minder en het aantal biggen dat wordt geproduceerd is de laatste jaren gestegen zonder dat het aantal zeugen dat biggen produceert, is toegenomen. // 021

22 DANAVL EN KI Kunstmatige inseminatie (KI) is door de internationalisering van DanAvl een vanzelfsprekend onderdeel van ons productaanbod geworden en draagt mede bij aan onze omzet. Iedere producent die zelf gelten wilt fokken, kan om de productie op gang te brengen raszuivere DanAvl-gelten kopen. Als alternatief kunnen varkensproducenten verdringingskruising gebruiken op zeugen die al op het bedrijf zijn. KI-stations in Denemarken In Denemarken zijn er twee KI-stations die Dan- Avl-sperma verkopen: Hatting A/S, met ongeveer beren, en MORS, met ongeveer 550 beren. Deze twee KI-stations onderscheiden zich van andere stations omdat ze belangrijke onderdelen van het DanAvl-fokprogramma zijn. Om de veertien dagen worden er DanAvl-beren geselecteerd voor de KI-stations. Hiervoor worden beren gebruikt die op de nucleus-fokbedrijven getest zijn, en beren die op het proefstation Bøgildgård een prestatietest hebben ondergaan. De beren die naar Bøgildgård worden gebracht, zijn de beren die naar verwachting de beste DanAvl-beren zijn de beren van de toekomst. Dat wil zeggen dat ze worden geselecteerd uit de groep biggen met de hoogste indexwaarde het gemiddelde van de fokwaarde van de vader en de moeder. Op Bøgildgård worden bijvoorbeeld de dagelijkse gewichtstoename, het voerverbruik, en het magervleesgehalte getest. Als een beer naar een KI-station van DanAvl wordt gebracht, hebben alle nucleus-fokbedrijven toegang om gebruik te maken van het sperma van deze beer. Dit is een van de belangrijkste initiatieven binnen het Dan- Avl-fokprogramma. De nucleus-fokbedrijven hebben voorrang bij de toegang tot de beren, maar als de index daalt, krijgen andere bedrijven ook toegang tot het sperma. Zowel varkensproducenten als vermeerderingsbedrijven kunnen dus het sperma van deze beren kopen. Het vervangen van beren wordt voornamelijk bepaald door de genetische verbetering. Aangezien er voortdurend beren van een steeds betere kwaliteit worden gefokt, zijn de KI-stations genoodzaakt om de beren in gelijke mate met de genetische verbetering die wordt bereikt, te vervangen. Het gevolg daarvan is dat veel DanAvl Landrace- en DanAvl Yorkshire-beren slechts 5-6 maanden op een KI-station van DanAvl blijven. KI-stations in het buitenland Om buitenlandse varkensproducenten optimaal van dienst te kunnen zijn, is er een mogelijkheid om DanAvl-beren onder te brengen op KI-stations buiten Denemarken. Momenteel hebben 46 KI-stations/-bedrijven DanAvl-beren op een KI-station in het buitenland ondergebracht (1.827 DanAvl Duroc, 439 DanAvl Landrace, 391 DanAvl Yorkshire). Het grootste deel van de beren wordt echter op KI-stations in Duitsland, de grootste markt voor DanAvl, ondergebracht. Het onderbrengen van beren op KI-stations in het buitenland wordt geregeld door één van de in totaal 14 gelicenseerde DanAvl-distributeurs. Deze distributeurs hebben een licentie om raszuivere DanAvl-dieren te verkopen en daarom hebben ze ook het recht om beren onder te brengen op KI-stations. Het sperma van deze DanAvl-beren kan vervolgens worden verkocht aan klanten van de Dan- Avl-distributeurs. Dit betekent ook dat er beren van verschillende distributeurs ondergebracht kunnen zijn op één bepaald KI-station. Het enorme belang dat een distributeur bij de verkoop van het berensperma heeft, bevordert de verkoop van DanAvl-sperma. KI-station Aantal DanAvl-beren Hatting Germany, Duitsland 363 GFS, Ascheberg, Duitsland 265 Elite Sires, LTD, VK 220 Finnpig, Finland 186 Pig Genetics, Ierland 102 Klasse KI, NEDERLAND 100 TABEL 1: OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE KI-STATIONS IN HET BUITENLAND. De tabel geeft een overzicht van de KI-stations waar de meeste DanAvl-beren zijn ondergebracht. Bovenaan staat natuurlijk een van de // 022

23 AFBEELDING: KI-STATION IN BOLLINGEN, DUITSLAND. GENEN- STROOM KI Proefstation Fokker Fokker Fokker Fokker FIGUUR 1: DE WEG VAN EEN KI-BEER: VAN FOKKER NAAR KI-STATION. grootste varkens producerende landen in Europa: Duitsland. Hatting Germany In 2012 kocht Hatting A/S twee KI-stations in Duitsland om de verkoop van DanAvl op de Duitse markt te bevorderen. In 2014 veranderden de stations hun naam in Hatting Germany om de onderlinge verbondenheid tussen de KI-stations en Hatting A/S te benadrukken. Momenteel is Hatting Germany verantwoordelijk voor ongeveer 50% van de verkoop van DanAvl-sperma in Duitsland. Het bedrijf wordt geleid door de zoon van de oprichter, Managing Director Tobias Mette, die bovendien lid van de directie van Hatting in Denemarken is. Tobias Mette houdt zich voornamelijk bezig met de dienstverlening en verkoop aan Duitse afnemers. De productie van sperma wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met het operationeel management in Denemarken. Afdelingen in Bollingen en Herzberg Hatting Germany heeft twee afdelingen: Bollingen en Herzberg. De afdeling in Bollingen beschikt over 500 beren, verdeeld over vier groepen, en ligt op ongeveer 100 km afstand van Bremen in Noord-Duitsland, vlak bij de Nederlandse grens. Dit betekent dat de verkoop voornamelijk plaatsvindt in Nedersaksen een gebied met veel varkens. De afdeling in Herzberg beschikt over 380 beren, verdeeld over drie groepen, ligt op ongeveer 60 km afstand van het noorden van Berlijn en bedient afnemers in de nieuwe deelstaten. Sperma De twee afdelingen van Hatting Germany tellen in totaal ongeveer 800 beren 363 daarvan zijn afkomstig van DanAvl. De Duitse markt voor eindberen (beren die bestemd zijn voor de vleesvarkenproductie) wordt nog steeds gedomineerd door het ras Pietrain. Momenteel zijn de Pietrain-beren van Hatting Germany afkomstig van een kleinschalig Duits samenwerkingsverband van fokkers. De verkoop van sperma van DanAvl Duroc-beren heeft een lichte groei meegemaakt, en meer dan 30% van de zeugen in Duitsland zijn DanAvl-zeugen, zodat het heel vanzelfsprekend zou zijn om DanAvl Duroc-sperma te gebruiken voor de productie van vleesvarkens. In grote mate en om verschillende redenen geven de Duitse afnemers echter de voorkeur aan andere rassen. Kwaliteit Hatting Germany opereert nauwgezet volgens het Deense kwaliteitssysteem. Het Deense kwaliteitssysteem voor KI is gebaseerd op onderzoek en experimenten, en wij willen ervoor zorgen dat alle nieuwe maatregelen gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Dit betekent dat: de kwaliteit van het berensperma getest wordt voordat het wordt gebruikt; al het materiaal waarmee het sperma in contact komt, getest wordt; de kant-en-klare porties sperma getest worden op microbiologische groei, het aantal zaadcellen etc.; de Deense regels ten aanzien van hygiëne nageleefd worden. Dit biedt afnemers in Duitsland zekerheid met betrekking tot de kwaliteit van het sperma. Toekomst Het Duitse marktaandeel van Hatting Germany bestaat voor ongeveer 10% uit de verkoop van sperma en is dus te klein om er een sterke bedrijfsactiviteit van te maken. Daarom richt Hatting Germany zich op groei, zodat de Duitse varkensproducenten ervan kunnen profiteren. We zijn dus constant op zoek naar partners in Duitsland. // 023

24 LEER DANAVL OP INTERNATIONAAL NIVEAU KENNEN DanAvl neemt in toenemende mate deel aan activiteiten en events over de hele wereld, bijv. door middel van stands op vakbeurzen en het sponsoren van conferenties. Twee voorbeelden van onze deelname vindt u hieronder: DanAvl op veeteeltbeurs in China Door de groeiende belangstelling op de Chinese markt heeft DanAvl deelgenomen aan de 11e China Animal Husbandry Expo (CAHE), die dit jaar van mei plaatsvond in Qingdao. Birgitte Pedersen, Marketing Manager van DanAvl, stond samen met Gunner Sørensen, projectmanager van de afdeling Nutrition and Reproduction van het Danish Pig Research Centre, op de beursstand. Verder waren er drie DanAvl-distributeurs aanwezig: SPF, Porc-Ex en DanBred International, die via hun Chinese vestigingen vertegenwoordigd waren; en verder nam Breeding Centre Rønshauge ook deel aan de veeteeltbeurs. In het kader van deze beurs had de Deense ambassade in Beijing een gedeelte van het evenementencomplex gereserveerd. De ambassade leverde ook een bijdrage door één dag Denemarken voor het voetlicht te brengen. De officiële opening lag in handen van vertegenwoordigers uit Denemarken en China. Om de kwaliteiten van de Deense varkensproductie te demonstreren, was er een modelvarkenshouderij gebouwd die veel belangstelling trok. Overdag was er veel belangstelling voor en waren er veel gesprekken over de boerderij en de deelnemende Deense bedrijven, waaronder DanAvl. Het was een drukke tijd voor DanAvl: er was behoorlijk wat belangstelling en er werden veel vragen gesteld. De professionaliteit van Gunner Sørensen was van onschatbare waarde. Gunner nam ook deel aan twee belangrijke seminars voor afnemers, georganiseerd door een Deense diervoederonderneming. DanAvl hoofdsponsor van het 65ste jaarlijkse congres van de EAAP Van augustus 25-29, 2014 vond in Kopenhagen, Denemarken, het 65ste jaarlijkse congres van de EAAP (European Federation of Animal Science) plaats. Aan dit congres deden onderzoekers, ontwikkelaars, adviseurs en veeteeltdeskundigen deel. Aangezien het congres plaatsvond in Denemarken, besloten het Danish Pig Research Centre en DanAvl om sterk vertegenwoordigd te zijn op het 900 deelnemers tellende event. DanAvl was hoofdsponsor en leverde een bijdrage door middel van: duidelijke zichtbaarheid tijdens het hele congres o.a. door met een stand van 18 m² aanwezig te zijn; een seminar op donderdag, 28 augustus, genaamd Quality Pays en met het volgende programma: Claus Fertin, directeur van het Danish Pig Research Centre: over de varkensproductie in Denemarken; varkensproducent Søren Søndergaard: over zijn varkenshouderij, de productie, de strategie en de resultaten; Knud Buhl van Danske Slagterier Brussels: over de ontwikkelingen van de wereldwijd grootste varkensproductie; een excursie voor de congresdeelnemers op vrijdag 29 augustus. Bij deze activiteit konden de deelnemers iets meemaken van de Deense varkensproductie. Bovendien was er een excursie naar het Danish Meat Research Institute, een varkensproducent en een fokker, georganiseerd. Het was een erg drukke week, met veel zinvolle discussies bij de DanAvl-stand, bijv. over de structuur van DanAvl en complexere technische problemen, zoals het toedienen van voer, het inzetten van pleegzeugen, en berengeur. Het seminar van donderdag werd bezocht door meer dan 60 deelnemers die allemaal zeer geïnteresseerd waren en tal van vragen stelden. De discussie tussen deelnemers en sprekers werd voortgezet op de DanAvl-stand. In de loop van het congres hielden verschillende medewerkers van het Danish Pig Research Centre postersessies of presentaties van hun werk op het gebied van de ontwikkeling van de varkensproductie in Denemarken. // 024