Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking. Project stage DLV Plant

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking. Project stage DLV Plant"

Transcriptie

1 Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking Project stage DLV Plant Tonco Padmos November 2011

2 Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking Project stage DLV Plant Tonco Padmos Tuin- en Akkerbouw Green Business School Hogeschool HAS Den Bosch DLV Plant Sander Bernaerts Westmaas November

3 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Niet Kerende Grondbewerking (NKG) Wat is NKG? Wat gebeurt er als NKG wordt toegepast? Aardappelteelt in NKG Onderzoek Praktijkervaring Analyse Groenbemesters Bronnen Bijlage 1 Groenbemestervelden Bijlage 1.1 Groenbemestervelden Lenno Dane Bijlage 1.2 Groenbemestervelden Jacob Brandenhorst

4 Samenvatting In dit rapport is gezocht naar manieren om de teelt van aardappelen in een systeem met Niet Kerende Grondbewerking (NKG) te optimaliseren. Sommige NKG telers ondervinden namelijk problemen met de teelt van aardappelen. In dit rapport wordt op basis van onderzoek en ervaringen gezocht naar werkbare strategieën voor NKG aardappelteelt. Het is nog niet duidelijk welke bewerkingen en groenbemesters voor NKG aardappelteelt het meest effectief zijn. Het is van belang dat verschillende groenbemesters en bewerkingen uitgeprobeerd worden. Als deel van dit onderzoek zijn een aantal verschillende groenbemesters en strategieën in de praktijk aangelegd. Conclusies van in het verslag beschreven strategieën kunnen nog niet getrokken worden. Op het moment dat er aardappelen worden gepoot in de aangelegde velden zal het effect pas duidelijk worden. Uit het verslag zijn de volgende aanbevelingen opgemaakt en mogelijke oplossingen naar voren gekomen voor het verbeteren van de aardappelteelt bij NKG: Er wordt gekozen voor een groenbemester of strategie die leidt tot geen of weinig fysieke belemmering tijdens het poten. Grove (stro)delen kunnen tot problemen leiden. Sommige groenbemesters vormen een vaste zode. Deze moet ook vermeden worden. Er wordt lang genoeg gewacht met poten in het voorjaar (langer wachten dan het geval zou zijn bij ploegen). De teler begint pas met het poten van zijn aardappelen als zijn grond goed en droog genoeg is. Alleen dan kan voldoende losse grond gecreëerd worden en is het pootbed voldoende verkruimeld. Het pootgoed krijgt daardoor een goede aansluiting. De bodemstructuur bij poten bepaald in belangrijke mate het succes tijdens het poten van de aardappelen in het voorjaar. Spoorvorming door extra bewerkingen, mest uitrijden, groenbemester maaien e.d. heeft een nadelig effect op de bodemstructuur en moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Er wordt gekozen voor een groenbemester die niet te veel bedekking heeft in het voorjaar, waardoor droging door zon en wind mogelijk is. Er kan ook worden gekozen voor een groenbemester die nog groen is en verdampt. Dan is er droging door verdamping. Kansrijk is mogelijk om in het najaar ruggen te frezen. Hoewel de ervaring zeer beperkt is, biedt het mogelijk voor NKG een goede oplossingsrichting

5 1. Inleiding Het project is uitgevoerd in het kader van de opleiding Tuin- en akkerbouw aan de Hogeschool HAS Den Bosch, als derdejaars projectstage. De stage heeft plaatsgevonden bij DLV Plant te Westmaas. Bij Niet Kerende Grondbewerking zijn er telers die problemen ondervinden met de teelt van aardappelen. Niet Kerende Grondbewerking (NKG) wordt in dit rapport synoniem gesteld aan Conservation Agriculture (CA). Bij CA wordt uitgegaan van 3 principes: Continue minimale grondbewerking, permanente organische bodembedekking en vruchtwisseling. De oorzaak van de problemen bij aardappelen is vooral dat in het systeem met NKG de grond in het voorjaar langzamer opdroogt dan bij geploegd land. Dit heeft tot gevolg dat de aardappelen in het systeem aan de late kant gepoot worden of dat de grond te nat is bij het poten. Dit kan tot gevolg hebben dat de grond rondom de poter te grof wordt waardoor het pootgoed minder goed aansluiting vindt en slechter weggroeit. Ook kan niet altijd een optimale rug gevormd worden. Veel factoren hebben invloed op het succes: Keuze groenbemesters, mechanisatie, wijze van bewerken enzovoorts. De uitdaging van het project luidt: Oplossingen zoeken voor de teeltproblemen van aardappelen bij bedrijven die werken met NKG. Inventariseren van problemen die telers ondervinden met de aardappelteelt bij NKG. Een analyse maken van onderzoek en goede en slechte ervaringen van telers. Mogelijke oplossingen formuleren en indien mogelijk in de praktijk toepassen en-/of beproeven. De hoofdvraag van het project is: Hoe kan de teelt van aardappelen in een systeem met NKG geoptimaliseerd worden? De projectopdracht is voortgekomen uit het Praktijknetwerk Niet Kerende Grondbewerking (NKG). Het praktijknetwerk is opgezet omdat in de laatste jaren steeds meer interesse in NKG is ontstaan. In Nederland wordt NKG relatief door weinig bedrijven uitgevoerd. Er is daardoor vrij weinig ervaringskennis. Het praktijknetwerk is bedoeld om kennis en ervaringen van telers, adviseurs en onderzoekers uit te wisselen. Het netwerk is van belang voor de verdere ontwikkeling en groei van NKG in Nederland. Het resultaat van het project is van belang voor het slagen van de aardappelteelt in een NKG systeem en dus voor het verder doorontwikkelen van NKG in Nederland. Dit verslag is bestemd voor de deelnemers aan het Praktijknetwerk NKG. Hierin zijn de meeste telers betrokken die het teeltsysteem toepassen. De meerwaarde van dit verslag is dat het specifiek ingaat op de teelt van aardappelen binnen NKG. De teelt van aardappels is vaak een struikelblok om NKG toe te gaan passen. In het rapport wordt NKG als systeem beschreven. Vervolgens wordt specifiek naar de aardappelteelt in NKG gekeken. Dan volgt de probleemanalyse waarin de problemen met de aardappelteelt in NKG zijn beschreven en geanalyseerd. Hierin waren gesprekken met telers zeer waardevol. Vervolgens zijn er verschillende groenbemesters beschreven met hun voor- en nadelen. Vervolgens is getracht per groenbemester een strategie te beschrijven die kansrijk lijkt binnen NKG. In de bijlage staan de waarnemingen van de groenbemestervelden beschreven inclusief de handelingen het beste uitgevoerd kunnen worden op de groenbemesters

6 2. Niet Kerende Grondbewerking (NKG) 2.1 Wat is NKG? Niet Kerende Grondbewerking(NKG) wordt synoniem gesteld aan Conservation Agriculture(CA), bij dit teeltsysteem staan onderstaande drie punten centraal; 1. Continue minimale grondbewerking 2. Permanente organische bodembedekking 3. Vruchtwisseling (FAO, 2010) Het doel van Niet Kerende Grondbewerking is: Maximale opbouw van bodemstructuur gevormd door planten en bodemleven Bij het systeem wordt grondbewerking zoveel mogelijk vermeden. Er wordt gestreefd naar jaarronde bedekking van de bodem met levende of dode planten. Hierdoor kan het bodemleven zich maximaal ontwikkelen en ontstaat een duurzame stabiele bodemstructuur. Dit wordt versterkt door bijvoorbeeld stro te verhakselen en zo snel mogelijk na oogst een volggewas of groenbemester in te zaaien. NKG is een middel om de natuurlijke processen in de bodem zo min mogelijk te verstoren. Naast veranderingen in grondbewerking is streven naar maximale bodembedekking een belangrijke succesfactor. (Balen, z.d.) (FAO, 2010) NKG heeft een aantal raakvlakken met andere teeltsystemen of vormen van landbouw. Deze zijn: Minimale grondbewerking / Minimum Tillage: In dit teeltsysteem wordt gestreefd naar het zo min mogelijk bewerken van de grond. Direct zaai / No Tillage: Bij deze vorm van landbouw is er geen sprake meer van grondbewerking. Gewassen worden direct in de stoppel of groenbemester gezaaid. Conserverende landbouw / Conservation Agriculture: In deze vorm van landbouw wordt de bodem niet of nauwelijks bewerkt. Hierbij ligt ook de nadruk op de inzet van groenbemesters / mulch en belang van vruchtwisseling. (Praktijknetwerk NKG, 2011) (Weide, 2008) NKG biedt vele voordelen: - Vermindert bodemerosie - Bevordert het bodemleven - Verbetert de bodemstructuur - Mogelijk diepere beworteling van het gewas - Een betere draagkracht en berijdbaarheid van de bodem - Meer waterinfiltratie en beter transport van water in de bodem - Meer capillaire opstijging - Minder verdampingsverlies - Beter vastlegging van C en CO2 in de bodem (organische stof) - Beter ziektewerend vermogen - Een lager brandstofgebruik - Minder arbeid nodig voor grondbewerking - Minder afspoeling van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen - Minder wind- en watererosie door permanente bedekking van de bodem

7 In het systeem NKG komen er ook een aantal nadelen en risico s voor: - Kans op een grotere onkruiddruk - Risico op toename van bepaalde ziekten en plagen. Bekend zijn: slakken, muizen, bonenvlieg en schimmels. Bij schimmels is er ervaring dat fusarium in Graan toeneemt. Ook rizoctonia blijft in de toplaag aanwezig, bijvoorbeeld bij de teelt van suikerbieten na aardappelen is de ervaring dat er meer kans is op besmetting. - Een minder geschikte toplaag voor mechanische onkruidbestrijding door het voorkomen van grove organische planten resten. (Balen, z.d.) (FAO, 2010) (Praktijknetwerk NKG, 2011) (Weide, 2008) - 6 -

8 2.2 Wat gebeurt er als NKG wordt toegepast? Intensieve bodembewerking heeft veel nadelen. De toplaag van de bodem is biologisch de meest actieve laag. Door de toplaag te vermengen met de ondergrond en door de bewerking zelf sterft een deel van het bodemleven af. Ook gangenstelsels die ontstaan zijn door bodemleven en plantenwortels kunnen worden doorbroken of vernietigd. Het lijkt erop dat door bodembewerking organische stof sneller verteert. Ook komen gewasresten terecht in lagen waar minder zuurstof aanwezig is en minder bodemleven actief is. Door grondbewerking ontstaan mechanisch gevormde poriën. Deze mechanische poriën zijn minder stevig dan de poriën die gevormd zijn door bodemleven. Na grondbewerking is de bodem dus gevoeliger voor bodemverdichting. Als de bodem met rust wordt gelaten neemt het bodemleven toe en wordt meer divers. Hierdoor is er meer opbouw van poriën. Ook gangenstelsels die door plantenwortels worden gevormd blijven intact. Deze gangenstelsels en poriën zijn sterker en stabieler waardoor de bodem minder gevoelig is voor bodemverdichting. Door deze opbouw van poriën lijkt er zeker dieper in de bouw voor later een hoger luchtgehalte te onstaan dan bij conventionele bewerking. In afbeelding 1 is weergegeven dat het luchtgehalte in de onderste bodemlagen stijgt bij extensivering van de bodembewerking. Afbeelding 1. Luchtgehalte in bodemlagen bij verschillende bodembewerking. Een betere bodemstructuur lijkt voor een beter watertransport (capillair en infiltratie) te zorgen. De natuurlijke poriën zijn zeer geschikt voor het watertransport in de bodem. Dit geldt zowel van boven naar beneden (waterinfiltratie) als onder naar boven (capillaire opstijging). Het is de ervaring dat een storende laag als een ploegzool langzaam verdwijnt omdat bewerkingen op deze diepte niet meer plaats vinden. Inzet van groenbemesters of mulch versterken al deze processen. Organische massa beschermt de toplaag en is daardoor gunstig voor de structuur. Zowel mulch als groenbemesters voorkomen slemp en erosie. Mulch en groenbemesters zijn ook een belangrijke voedingsbron voor het bodemleven. In afbeelding 2 is weergegeven dat de reductie in bodemerosie toeneemt, als er een grotere bedekking van gewasresten aanwezig is. (Praktijknetwerk NKG, 2011) Afbeelding 2. Reductie in bodemerosie in verhouding tot percentage bodembedekking met gewasresten

9 3. Aardappelteelt in NKG 3.1 Wat houdt de aardappelteelt in NKG in? Ook bij de aardappelteelt in een NKG systeem is het de uitdaging de volgende punten zoveel mogelijk na te streven: 1. Continue minimale grondbewerking 2. Permanente organische bodembedekking 3. Vruchtwisseling (FAO, 2010) Aardappelen telen zonder grondbewerking is niet mogelijk. Wanneer wordt geploegd droogt de bodem over het algemeen sneller op dan bij NKG. Dit is zowel de ervaring bij ploegen in het voorjaar als in het najaar. Aardappelen moeten gepoot worden in losse grond om ruggen te vormen, die uiteindelijk na het aanaarden een omtrek van ongeveer 95cm moeten hebben. Hiervoor is een behoorlijke hoeveelheid losse grond benodigd (minimaal 10 cm). De grond moet vóór het poten van de aardappelen losgemaakt worden door grondbewerking. Op kleigronden gebeurt dit meestal met een (front)frees, of (front)rotorkopeg. De drie principes worden zo goed mogelijk nagestreefd als de grondbedekking pas tijdens het poten wordt ingewerkt. Daarnaast is het de uitdaging om geen diepere grondbewerking toe te passen als voor het vormen van de ruggen noodzakelijk is. Er zijn dus minimaal twee grondbewerkingen nodig voor de teelt van aardappelen: Bij het losmaken van de grond en het aanaarden van de ruggen. Dit zijn intensieve grondbewerkingen die minimaal nodig zijn voor het telen van aardappelen. Voor het nastreven van permanent organische bedekking, dient na de voorvrucht van aardappelen een groenbemester ingezaaid te worden. De groenbemester heeft diverse voordelen waarvan het verbeteren en beschermen van de toplaag belangrijk is. De keuze van de juiste groenbemester voor aardappel lijkt van groot belang. De groenbemester moet zo veel mogelijk de bodem bedekken. De groenbemester mag echter niet in het voorjaar het poten belemmeren. Belemmering van de groenbemester in het voorjaar wordt vaak veroorzaakt door te veel of grove residuen van de groenbemesters. De groenbemester kan voor de pootscharen gaan zitten waardoor de machine volloopt. Een andere belemmering kan zijn dat een groenbemester een zode vormt. De intensieve beworteling in de toplaag houdt de grond erg bij elkaar. Deze zode komt los tijdens het poten en valt niet uit elkaar. Er ontstaan plaggen die verstoppingen kunnen veroorzaken en een slecht verkruimeld pootbed maken. Ook kan een groenbemester verhinderen dat de toplaag opdroogt. Zon en wind hebben dan weinig vat op de toplaag waardoor deze slecht opdroogt. Groenbemesters die in het voorjaar nog groen zijn verhinderen het effect van zon en wind op de toplaag, maar kunnen wel zorgen voor droging door verdamping. Keuze in het soort groenbemester en in de handelingen die worden verricht hebben dus mogelijk zeer veel effect op het slagen van de teelt. Over het effect van de handelingen die uitgevoerd worden, zoals maaien en doodspuiten moet goed worden nagedacht. Te veel of overbodige handelingen zijn niet gewenst, omdat de meeste handelingen nadelig zijn voor de structuur. Hoe lang op een bepaald perceel NKG wordt toegepast heeft waarschijnlijk invloed op het succes. De structuur van de toplaag wordt waarschijnlijk beter wat een positieve invloed op de bewerkbaarheid heeft. Wanneer de capillaire opstijging veel groter wordt waardoor de toplaag moeilijker opdroogt kan dat een negatieve invloed zijn

10 3.2 Onderzoek Hieronder staan een aantal eerder uitgevoerde onderzoeken beschreven. De bevindingen en resultaten zijn daarbij beschreven. Niet-kerende grondbewerking in aardappelen. Tongeren(leem) en Poperinge(zandleem)resultaten In Tongeren werd december 2007 geploegd met uitzondering van één strook. Deze strook werd vijf dagen voor het poten van de aardappelen bewerkt met een vleugelschaar cultivator, hierdoor kon de grond goed opdrogen. De vleugelschaarcultivator is in afbeelding 1 zichtbaar. De bladrammenas die zich goed ontwikkeld had werd in december geklepeld. De pootmachine in beide objecten was een combinatie van 4 woeltanden (werkdiepte 20cm), messenfrees, pootmachine en aanaarders. Gedurende het groeiseizoen bleken de ruggen in de niet-geploegde strook stabieler te zijn en dus beter bestand tegen hevige neerslag. De ruggen bleven gedurende het gehele seizoen vochtiger. Er werden meer grove knollen waargenomen bij NKG. Na de hevige neerslag waren er meer groene knollen bij ploegen. Dit bewijst dat de ruggen inderdaad stabieler waren en beter bestand zijn tegen hevige neerslag na een niet-kerende grondbewerking. In Tongeren was er tijdens het rooien duidelijk meer grondtarra bij NKG ten opzichte van ploegen. Afbeelding 3. Vleugelschaarcultivator. Afbeelding 4. Erosieploeg In Poperinge werd er gras als groenbemester ingezaaid. Eind april werd dit opengetrokken. Begin mei werd het perceel geploegd met uitzondering van één strook. Op deze strook werd eerst een oppervlakkige bewerking uitgevoerd. Deze bewerking had als doel de bovenste laag te verkruimelen en de opengetrokken graszoden te verkleinen. Deze machine had een rij tanden gevolgd door een rol met daarna opnieuw een rij tanden en een rol die tweemaal zo snel draait. Op die manier wordt de bovenste 10cm verkruimeld. Een drietal dagen voor het planten werd de grond bewerkt met een erosieploeg (6 tands woeler + 13 tands cultivator). De erosieploeg (woeler met Dent Michel tanden) is hierboven in afbeelding 2 zichtbaar. Er was geen verschil te zien in rugopbouw na ploegen of niet-ploegen. Er bleven alleen wat meer graszoden achter bij NKG. De opkomst van de aardappelen op de strook bewerkt met de erosie ploeg was 3 á 4 dagen later dan op het deel dat geploegd werd. Een verklaring hiervoor was dat de bodem niet voldoende droog en opgewarmd was bij het planten. Bij NKG had de bodem een wat langere tijd nodig voor gunstige plantomstandigheden. De latere (en tragere opkomst) werd gevolgd door een latere bloei en toch een gelijktijdig afsterven in vergelijking met het geploegde deel. Bij NKG lag de opbrengst 9% lager in vergelijking met ploegen. Vooral het aantal grove knollen lag lager. Ook in Poperinge bleken de ruggen bij NKG stabieler te zijn. Dit bleek toen begin - 9 -

11 juli een stortbui viel van 32mm. De ruggen op de strook bewerkt met de erosieploeg hielden beter stand in vergelijking met de rest van het veld dat werd geploegd. Ten aanzien van kwaliteit was er weinig verschil tussen de twee objecten. Na ploegen lag het onderwatergewicht 18 gram lager en was de bakkwaliteit iets beter. Bij NKG hadden de knollen iets meer lakschurft en zilverschurft. De verschillen wat betreft inwendige en uitwendige kwaliteit waren zeer klein. (Blauwer, Cauffman, Vermeulen, 2008) Resultaten van BASIS (Lelystad PPO). De grondsoort van BASIS Lelystad PPO is zeeklei. De resultaten en waarnemingen van BASIS tot zover staan hieronder beschreven. De aardappelen groeien op geploegd land in het begin makkelijker, uiteindelijk bij de oogst zijn weinig opbrengstverschillen merkbaar. NKG grond komt moeizamer op gang door lagere temperaturen in de bodem, dit betekent een tragere begin ontwikkeling van de gewassen. De onkruiddruk(veronkruiding) bij NKG is groter, dit is zeker merkbaar bij biologisch. Belangrijk is om bij het planten voldoende losse grond te hebben voor aansluiting. Op de proefvelden in Lelystad is eerst de grond los getrokken met een cultivator en daarna is er met een rotorkopeg een bewerking uitgevoerd om de grond fijn te maken. Vervolgens zijn de aardappelen geplant met een rotorkopeg in de front om te egaliseren. 1 e jaar NKG in 2009, biologische consumptieaardappelen. De NKG aardappelen kwamen ongeveer 5 dagen later boven. De grond viel bij het klaarleggen minder fijn dan bij het geploegde land waardoor er een mindere aansluiting in de rug was dan bij geploegd land. Uiteindelijk was het verschil in opbrengst te verwaarlozen. Wel was er meer tarragrond bij NKG. 2 e jaar NKG in 2010 geen aardappelen 3 e jaar NKG in 2011 een perceel NKG biologische consumptie aardappelen en een perceel gangbare pootaardappelen. In dit jaar was er weinig verschil in aansluiting in de rug. Wellicht omdat het een warm, vroeg en droog voorjaar was. Het perceel pootaardappelen dat was geploegd stond slechter dan NKG. Dit heeft met de voorvrucht te maken (geploegd stond op slecht uienland). De opbrengst en gegevens over tarra zijn nog niet bekend. In de biologische consumptieaardappelen was er weinig verschil merkbaar. Ervaringen van het onderzoek bij BASIS dat gewasresten en stoppelresten niet snel een belemmering zijn in de rug. Aan het einde van het groeiseizoen zijn deze volledig verteerd. (Balen, 2011)

12 Proefboerderij Wijnandsrade. Op proefboerderij Wijnandsrade is van 2000 tot en met 2006 onderzoek uitgevoerd naar NKG in vergelijking met ploegen. Dit is voor een aantal gewassen gedaan en ook met aardappelen. Er werden verschillende soorten grondbewerkingen uitgevoerd. Hierbij is opbrengst en de kwaliteit van de oogst per grondbewerking vergeleken. Proeven van De aardappelen hadden als voorvrucht wintertarwe of zomergerst. In een vruchtwisseling van ¼ aardappelen, ¼ suikerbieten en ½ graan zijn verschillende grondbewerkingen uitgevoerd waarbij het effect op de opbrengst en kwaliteit is gemeten. Als groenbemester voor de aardappelen werd iedere keer gele mosterd ingezaaid na de wintertarwe of zomergerst. Object omschrijving: Met de spitter werd 22 cm diep gewerkt. Met de ploeg 25 cm. Aan de ploeg waren ondergronders bevestigd die nog 7 cm dieper werkten. In de objecten A en B is met een losse rotoreg gewerkt op een diepte van 14cm. Bij de rotoreg zijn geen sporenwissers gebruikt. Die zijn wel gebruikt bij het poten van de aardappelen. In de aardappelen werkte de pennenfrees ca 14 cm diep. De beitels werkten per object op verschillende dieptes. In object D was dat 25 cm, in object E 22 cm en in de objecten F, G en H is de beitel niet ingezet. Tabel 1. De opbrengst en de kwaliteit van consumptieaardappelen bij verschillende bodembewerkingen van De gemiddelde opbrengsten van de proeven uit staan in tabel 1 weergegeven. Bij de aardappelen hebben de objecten D, F en G een betrouwbaar hogere opbrengst dan A en B. De objecten A en B hebben een hoger onderwatergewicht dan de meeste andere objecten. Dit kan invloed hebben op het financiële resultaat (Pauw, 2003)

13 Proeven van In de jaren dienden de proeven ook als demovelden. Doel hiervan was om praktijkbedrijven uit vooral Zuid -Limburg ertoe te bewegen erosiebeperkende maatregelen uit te laten voeren. De aardappelen hadden tijdens de proeven (net zoals ) als voorvrucht wintertarwe of zomergerst. In een vruchtwisseling van ¼ aardappelen, ¼ suikerbieten en ½ graan zijn verschillende grondbewerkingen uitgevoerd waarbij het effect op de opbrengst en kwaliteit is gemeten. Als groenbemester voor de aardappelen werd iedere keer gele mosterd ingezaaid na de wintertarwe of zomergerst. In tabel 2 is te zien welke bewerkingen er uitgevoerd zijn op voordat de gele mosterd gezaaid is in de herfst. Tabel 2. Bewerkingen voor de zaai van de gele mosterd in het najaar. In Tabel 3. is te zien welke bewerkingen uitgevoerd zijn in het voorjaar op de resten van de groenbemester en de bodem voordat de aardappelen geplant zijn

14 Tabel 3. Bewerkingen in het voorjaar voor het planten van de aardappelen. Tabel 4. Gemiddelde opbrengst, sortering en kwaliteit van de aardappelen in relatie tot grondbewerkingen over de jaren De gemiddelde opbrengst van de proeven uit zijn weergegeven in Tabel 4. In vergelijking met het ploegen (object A) hebben de objecten C, E1, E2, F1 H1 en H2 een vergelijkbare of hogere opbrengst. Alleen object H1 (cultivator met mengende werking) heeft een betrouwbaar hogere opbrengst dan object A. In alle jaren scoort dit object de hoogste of een van de hoogste bruto opbrengst. In dit object werd in het voorjaar een diepe bewerking uitgevoerd en vervolgens met kopeg en 6 ganzevoeten nogmaals bewerkt. Alle andere objecten hebben geen betrouwbaar hogere of lagere opbrengst dan ploegen. (Paauw, 2006) Conclusie proeven Wijnandsrade: Vrijwel in alle jaren tussen 2000 tot 2006 waren er bij de aardappelen geen of slechts enkele betrouwbare verschillen meetbaar tussen de objecten. De opbrengst en kwaliteit van de aardappelen bij NKG zijn dus vergelijkbaar met die van ploegen. Conclusie is dat het voor de opbrengst van aardappelen niet veel uitmaakt op welke wijze de grond bewerkt wordt. Uit oogpunt van erosie is het dan verstandig te kiezen voor een grondbewerking die minder erosierisico s heeft. Bij de teelt van aardappelen zijn er genoeg alternatieve grondbewerkingen voor het ploegen met behoud van opbrengst en kwaliteit. Belangrijk is wel dat de grond in het voorjaar voldoende los wordt gemaakt. Over het gewas aardappelen is bekend dat dit gewas snel last heeft van storende lagen in de grond

15 Acht jaar grondbewerkingssystemen - onderzoek te Westmaas ( ) Er werden acht jaar lang drie grondbewerkingssystemen vergeleken in o.a. de teelt van aardappelen namelijk: A. Het nastreven van een zo los mogelijke ligging van de grond. Bij dit object is er naar gestreefd het losmakende effect van de (diepe) hoofdgrondbewerking in de herfst zoveel mogelijk te handhaven. Daartoe werden zo veel mogelijk bewerkingen gecombineerd, waardoor het aantal keren berijden verminderde. De opzet van dit object was om de planten te laten groeien bij een minder dichte ligging van de grond dan doorgaans het geval is. Er werd hier op een diepte van 25 cm geploegd in het najaar. De stikstof bemesting in de vorm van kunstmest, de pootbedbereiding, het poten van de aardappelen en de rugopbouw gebeurde in één werkgang. B. Vastegrondsteelt (NKG). Er werd geen hoofdgrondbewerking uitgevoerd. In het voorjaar werd er in één werkgang 5-7cm diep gefreesd en gepoot. Later vond het rijenfrezen en de rugopbouw plaats. C. Het in de praktijk gangbare systeem, aangeduid als rationele grondbewerking. Hierbij werd cm diep geploegd in het najaar. De pootbedbereiding werd alleen indien nodig uitgevoerd. Het poten gebeurde in een aparte werkgang. Het rijenfrezen en de rugopbouw werd nadien uitgevoerd. Dit systeem benadert het meest de werkwijze van de moderne akkerbouwer uit die tijd. In de tweede rotatie (vanaf 1976) is de bewerkingsdiepte bij dit object verder beperkt. Na rooivruchten en voor graan werd het ploegen vervangen door cultivateren met een vastetandcultivator. Dit gebeurde enerzijds om aardappelopslag uit rooiverliesknollen te beperken en anderzijds omdat deze grondbewerking als zodanig ook voldoende kan zijn. De systemen werden met een 1 op 4 rotatie van aardappelen uitgevoerd. Er zijn dus 2 volledige rotaties geweest. De voorvrucht van aardappelen was zomergerst waarvan het stro werd verhakseld. Na de aardappelen werd een grasgroenbemester ingezaaid. Bij objecten A en C werd deze in het najaar ondergeploegd en bij object B werd deze in het najaar op het moment dat A en C geploegd werden doodgespoten. In object A (lossegrondsteelt) vond het poten van de aardappelen plaats in dezelfde werkgang als o.a. de pootbedbereiding. Soms werd daardoor gepoot in nog niet voldoende droge grond. Hierdoor ontstonden soms meer kluiten in de rug. In dit object A werd met de pootbedbereiding de grond 5-8cm diep losgemaakt. In object B (NKG) werd in de doodgespoten grasgroenbemester met de frees 7cm grond losgemaakt. Deze werd vervolgens voor de rugopbouw gebruikt. Vaak leverde dit niet de gewenste hoeveelheid losse grond in de rug op. Bovendien bleek de grond onder de rug nogal eens hinderlijk dicht voor de beworteling van de aardappelplant. In object C (rationele grondbewerking) kon in een enkel geval direct in de ploegsnede worden gepoot. 1 e rotatie( ) 1972: Object B bleef vanaf het begin in groei achter. Het gewas stierf ook als eerste af. De opbrengst van B en C bleven achter t.o.v. A. 1973: Objecten A en B werden 3 weken later gepoot dan object C door een nat voorjaar. Object B (22% lager) en vooral A (13% lager) hadden lagere opbrengsten dan object C 1974: Geen noemenswaardige verschillen

16 1975: De aardappelen werden laat gepoot door lage temperaturen in mei en juni. Na een warme juli en augustus stierf object B af. Deze had 12% minder opbrengst dan A en 5 % minder dan B. Het valt op dat de verschillen tussen systemen A en C verwaarloosbaar klein zijn, terwijl de opbrengt van object B gemiddeld over 4 jaar 9% lager ligt dan die in object C. 2 e rotatie( ) 1976: Bij object C werd direct in de ploegsnede gepoot. Door droogte bleef bij object C de opkomst en groei achter. De opbrengst in object A bleek het gunstigste, de opbrengst bij object B bleef achter. Wel groeiden de aardappels hier langer door. In dit jaar werden zeer lage opbrengsten verkregen (gemiddeld 24,3 ton). Tegengesteld aan de indrukken tijdens het groeiseizoen gaf object B een relatief hoge opbrengst 24,6 ton. 1977: Het poten werd uitgesteld door het natte voorjaar. Bij object B moest het poten worden uitgesteld tot de tweede helft van mei. Door dit late tijdstip bleef bij object B de gewasontwikkeling achter. Bij object B groeide het gewas wel langer door. De opbrengst van object B bereikte een dieptepunt, namelijk slechts 61% ten opzichte van de opbrengst in object C (43,3 ton/ha). In object A was de opbrengst nagenoeg gelijk aan die van object C. 1978: Het pootbed in object A en B werd eind april gemaakt in een nog steeds wat te natte grond. Hierdoor ontstonden in object A veel kluiten en in object B resulteerde dit in onvoldoende losse grond. Dit kwam tot uiting in de opbrengst. De opbrengst in object C was 53,7 ton/ha. Objecten A en B bleven respectievelijk 11 en 12% achter. 1979: In het natte voorjaar kon pas opnieuw laat worden gepoot, pas half mei. Evenals in 1978 bleek dat de werkwijze bij de pootbedbereiding in objecten A en B ten opzichte van object C nadelig uitpakte. Gedurende het seizoen bleef object B achter, maar bij object A werd de achterstand door gunstige groei ingehaald. Dit resulteerde in een opbrengst die voor object A en C nagenoeg gelijk lag. Object B bleef 17% achter. Over alle jaren bleek object C met gemiddeld 41,6 ton/ha de meest gunstigste aanpak. Object A bleef 5% achter. Object B (de NKG variant) was 19% minder dan object C. Voornamelijk het jaar 1977 had veel invloed op het gemiddelde. Conclusies die uit het onderzoek na acht jaar grondbewerkingssystemen werden getrokken. Hoewel bij de lossegrondsteelt (object A) is gestreefd naar gunstiger groeiomstandigheden voor de aardappel is dat dus niet bereikt. Dit is vooral te wijten aan het maken van een pootbed met te zwaar materiaal onder vaak nog kritieke bodemomstandigheden. De vastegrondsteelt (object B) blijkt niet gunstig voor de teelt van aardappelen hoewel de onderzoekers de opbrengst nog mee vonden vallen. Vooral in de tweede rotatie, toen voor aardappelen diep werd geploegd is het opvallend dat het object gemiddeld nog gunstig naar voren kwam. (Lumkes, Ovaa, Preuter, 1983) Analyse onderzoek: - Het onderzoek ( ) had een hele andere aanpak bij NKG dan wat nu de algemene aanpak is van bedrijven die bezig zijn met NKG. In het onderzoek werden in het geheel geen diepere bewerkingen uitgevoerd in het NKG object. Daarnaast werd de groenbemester doodgespoten in het najaar. - Het onderzoek laat zien dat aardappels telen in grond die nooit wordt losgemaakt grote opbrengstderving geeft. Het is aannemelijk dat er ook verdichting was door bijvoorbeeld oogst. - In sommige jaren viel de opbrengstderving bij de NKG variant zelfs nog mee. - Poten in te natte grond of waar veel kluiten ontstonden leek direct een negatief opbrengsteffect te geven. - In een dergelijk systeem van NKG (zonder diepere bewerking) is er geen verbetering merkbaar in de opbrengst van aardappelen gedurende de jaren

17 3.3 Praktijkervaring Praktijk ervaringen in zuid Limburg, löss grond, hoe is de situatie in Limburg. Om erosie te voorkomen is op percelen met een helling vanaf 2% NKG verplicht. Op deze percelen mag de grond tot 12 cm diepte bewerkt worden. Een uitzondering op de regel is dat er wel geploegd mag worden, als 2% van de oppervlakte van het perceel ingezaaid wordt als groenvlak op de plaats waar het water het perceel verlaat. Voor wintergranen is het ook toegestaan om te ploegen, voor zomergranen(maïs) niet. (Knuivers, 2008) De meeste geïnterviewde telers hebben lössgrond van 25 á 30% afslibbaar. Hieronder de algemene conclusies van de praktijkervaringen in Zuid-Limburg: Algemeen Geen van de geïnterviewde telers past structureel NKG toe zoals de manier waarop NKG wordt gedefinieerd als Conservation Agriculture(FAO), de meeste telers passen het toe omdat het moet. Veel telers hebben wel ervaring met meerdere jaren niet ploegen, maar ploegen toch nog regelmatig. Er is twijfel bij de telers over de effectiviteit van de verordening. De telers vinden dat er betere maatregelen zijn om erosie te voorkomen: damvormers die dammetjes(hoopjes grond)maken tussen de aardappelbedden, organische resten / residuen op de toplaag voorkomen beter erosie dan het niet-ploegen, greppels trekken op de wend akker om het water af te remmen en richting de juiste plaats te lijden. Er wordt vrij diep en intensief grond bewerkt voor NKG (tot 40cm, meestal meerdere bewerkingen). De reden hiervoor is om zuurstof in de grond krijgen. Bij NKG is het belangrijk dat je de juiste momenten uitkiest en die ook benut. Telers ervaren dat je met NKG niet te vroeg op het land moet zijn, bij geploegd land ben je een paar dagen eerder. Bij het systeem van NKG moet men meer geduld hebben. De meningen over NKG zijn verdeelt: De ene teler vindt het makkelijker werken en arbeid en brandstof besparen en de ander juist tegenovergesteld. Door ervaring op te doen met het systeem NKG merken de telers verbetering. Leren werken met NKG komt met de jaren, door het opdoen van ervaring met het teeltsysteem. Een teler heeft proeven gedaan door de aardappelteelt geploegd met NKG te vergelijken. Hieruit bleek dat NKG 12% meer grondtarra had dan ploegen. Dezelfde teler kon op NKG percelen 4 dagen eerder poten dan bij ploegen. In opbrengst zat gemiddeld geen verschil. In 2009 zaten er bij NKG meer droge kluiten die beschadigingen veroorzaken. Veel telers kiezen als groenbemester voor gele mosterd omdat deze uitvriest en minder snel zaad geeft dan bladrammenas. Een teler heeft zijn mosterd in februari geklepeld en geschijvenegd, dit was geen succes, want de kluiten werden te hard, waardoor ze in april voor het poten niet meer fijn te krijgen waren. In een jaar waren er delen van een perceel aardappelen blijven zitten, het jaar erna werden er NKG suikerbieten geteeld, op de delen van het perceel waar de aardappelen gerooid waren kwam geen rizoctonia voor, op de delen waar de aardappelen zijn blijven zitten wel. Telers ervaren meer slakkenvraat en merken dat er meer melganzevoet voorkomt, maar weten niet zeker of dit te wijten is aan NKG. De telers vertelden dat een van de grootste fouten die gemaakt werden is drijfmest aan voeren in het voorjaar op NKG land. Dit gebeurt altijd te vroeg in het voorjaar, want het planten gebeurt eigenlijk ook al te vroeg en veroorzaakt daardoor structuurbederf. De telers ervaren op de zwaardere lössgronden meer tarragrond

18 Hieronder een aantal praktijkervaringen van telers van de kleigronden (de meeste uit zuidwest Nederland). De meeste telers zaaien hun groenbemester in één werkgang met een bouwvoorlichter (woelpoot met 4 of 6 kromme tanden) in combinatie met een rotorkopeg en een zaaimachine. Telers ervaren dat de groei op NKG wat achterloopt t.o.v. geploegd. Een teler heeft ervaren dat zijn bladrammenas die in het najaar nagenoeg alleen blad gevormd had vrijwel geheel verteerd was in het voorjaar, waardoor de grond goed op kon drogen en het poten van de aardappelen voorspoedig verliep. Dit betrof een perceel wat één najaar niet geploegd was. Een andere teler heeft ook de ervaring dat gele mosterd en bladrammenas goede groenbemesters zijn, indien ze in het voorjaar bij het poten zijn afgestorven. Te grote groenbemesters van rogge en granen kunnen gaan verstoppen. Dit kan tot heftige problemen leiden waarbij zelfs niet voldoende grond over was om ruggen te frezen en waarbij behalve opbrengstproblemen ook kwaliteitsproblemen (groen) ontstonden. Dit laatste was het geval met de combinatie haver/ wikke. Telers ervaren dat er over het algemeen wat meer tarra in de vorm van grond aanwezig is bij aardappelen NKG. Een van de oorzaken hiervan is dat in het voorjaar een aantal dagen langer gewacht moet worden met het poten, dit wordt meestal niet gedaan, daarom worden de aardappelen vaak onder te natte omstandigheden geplant. Telers ervaren dat er bij droge jaren meer kans is op kluiten die de aardappelen beschadigen tijdens het rooien. Diverse telers merken op dat er bij NKG minder capaciteit is bij het planten, zeker op de zwaardere gronden. Grasland ouder dan 2 jaar is moeilijk te bewerken binnen NKG. Er onstaan stevigere pollen die nauwelijks uit elkaar vallen. Door een verhoogde draagkracht van de grond is het bij NKG mogelijk om mest aan te voeren in het voorjaar, vooral bij de biologische landbouw is dit een voordeel. Met ploegen was dit zeker niet mogelijk in het voorjaar. Een teler (past geen NKG toe) vormt in het najaar (september) al ruggen met zijn multivator, waar in het voorjaar zonder enige bewerking de aardappelen in worden geplant. Het poten gebeurt met een pootmachine waarop grotere aanaard schijven zijn gemonteerd met grotere/sterkere veren. Hierdoor ontstaan bij het poten grotere ruggen die niet meer aangeaard worden

19 4. Analyse Bij NKG zijn er telers die problemen ondervinden met de teelt van aardappelen. Uit onderzoek en diverse ervaringen blijkt dat er problemen zijn omdat de grond in het voorjaar langzamer opdroogt dan in geploegd land. Over het algemeen geldt dat meer geduld vereist is. Ook zijn er problemen die rechtstreeks met groenbemesters samenhangen (meestal verstopping of zodevorming). Er zijn drie oorzaken aan te wijzen voor de tragere droging van de toplaag: 1. De bodemoppervlakte bij ploegen is groter dan bij NKG. 2. De capillaire opstijging is bij NKG waarschijnlijk hoger. 3. Organische resten op de toplaag houden de verdamping tegen door minder instraling van zon en invloed van wind. Veel telers merken op en uit onderzoek blijkt dat in het systeem van NKG later gepoot kan worden. Ook wordt opgemerkt dat aardappels trager weggroeien. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een lagere bodemtemperatuur. Ook speelt vaak een grovere ligging van het pootbed een rol. Pootgoed groeit tussen grove kluiten moeilijker en trager weg. Later in de teelt lijkt een groeistilstand bij de start meestal gecompenseerd te worden. In sommige onderzoeksresultaten en praktijkervaringen lijkt het er echter op dat de opbrengst soms wel degelijk tegenvalt als de weggroei niet goed is. Ook is er bij NKG vaker meer tarra in de vorm van grond. Ook problemen met droge kluiten bij het rooien lijkt bij NKG voor te komen. Ruggen blijken bij NKG wat stabieler te zijn. De ruggen zijn minder gevoelig voor afspoelen na grote regenbuien. Zoals eerder gezegd zijn er in de praktijk problemen met groenbemesters die uitstoelen (bij wintergranen en gras). De zode was fysiek een probleem bij het frezen/rugopbouw. Ook verstopping was regelmatig aan de orde. Met gele mosterd en bladrammenas zijn er weinig problemen. Vaak wordt gele mosterd gekozen boven bladrammenas omdat bladrammenas eerder geklepeld moet worden tegen zaadvorming. Wanneer andere groenbemesters worden geklepeld zijn er ook weinig problemen met verstopping. Inwerken van groenbemesters in het najaar of winter lijkt niet positief. Soms ontstonden grove kluiten die bij het poten niet fijn te krijgen waren. Op de lichte grond wordt over het algemeen mechanisch losse grond gecreëerd in het voorjaar. Soms met cultivatoren, soms wordt direct gefreest. Op zware grond wordt over het algemeen direct gefreest. Dit vraagt meer vermogen en capaciteit dan bij ploegen. Spoorvorming door extra bewerkingen, mest uitrijden, groenbemester maaien e.d. heeft een nadelig effect. Bewerkingen moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Kansrijk is mogelijk in het najaar frezen van ruggen. Hoewel de ervaring van een teler komt die ploegt, is het mogelijk voor NKG een goede oplossingsrichting. Samengevat een aantal factoren die het succes van aardappelteelt bij NKG waarschijnlijk vergroten: Hoe lichter de grond hoe makkelijker het vormen losse grond en de rug. Het pootbed is voldoende verkruimeld, het pootgoed heeft een goede aansluiting. De groenbemester mag geen vaste zode in het voorjaar vormen. De groenbemester zorgt fysiek niet voor verstopping tijdens het poten. Bijvoorbeeld door het voorkomen van grove (stro)delen. De groenbemester heeft niet te veel bedekking in het voorjaar, waardoor droging door zon en wind mogelijk is. De groenbemester is wel groen in het voorjaar en droogt door verdamping. De bodemstructuur van de toplaag is in goede staat. Er wordt lang genoeg gewacht in het voorjaar (langer dan bij ploegen). In het najaar worden al ruggen gevormd

20 5. Groenbemesters Zoals uit de eerdere hoofdstukken is gebleken zijn groenbemesters vaak cruciaal in het al dan niet doen slagen van een aardappelteelt bij NKG. Een van de uitgangspunten van NKG is het streven naar permanente bedekking van de bodem met organisch materiaal. Groenbemesters vormen een belangrijk onderdeel hierbij. De groenbemesters mogen echter de teelt niet nadelig beïnvloeden. Een goed gekozen groenbemester is dus van belang voor het slagen van de aardappelteelt in NKG! Effecten van groenbemesters zijn: Het bedekken van de bodem (o.a. beschermen tegen druppelinslag) Het bevorderen van bodemleven Verbetering van de structuur van de grond Draagkracht bevorderen Verhogen van het organische stof gehalte in de grond Het onderdrukken van onkruiden Voorkomen van stikstofuitspoeling Meer waterinfiltratie Minder water- en wind erosie. Opdrogen van de bouwvoor Het is de uitdaging deze voordelen zo lang mogelijk te benutten. De residuen van de groenbemesters mogen in het voorjaar echter niet voor problemen zorgen tijdens het poten van de aardappelen. Voor de geschikte groenbemester is het van belang om te weten wat men wil bereiken met de groenbemester. Voor de teelt van aardappelen is het van belang de positieve en negatieve eigenschappen van de groenbemester te kennen. Een aantal mogelijke strategieën voor de keuze van de groenbemester vóór de teelt van aardappel bij NKG: Het zou een strategie kunnen zijn in het voorjaar een groenbemester op het land te hebben staan die groen is en nog groeit/ verdampt en dus de toplaag droogt. Het in het najaar vormen van ruggen waarop een groenbemesters gezaaid wordt. Door de ruggen is de oppervlakte van de bodem groter. Door een grotere oppervlakte vindt er meer verdamping / droging plaats. De groenbemesters beschermen de rug en verbeteren de bodemstructuur. Een groenbemester die volledig dood is en weinig bedekt zodat zon en wind wel bij de toplaag kan. Een groenbemester die bij voorkeur geen mechanische bewerkingen nodig heeft (dus geen spoorvorming). De residuen van bladrammenas, gele mosterd en facelia vormen meestal geen of weinig belemmering tijdens het poten. Deze gewasresten verhouten of blijven erg kruidachtig. Bij veel massa zijn deze groenbemesters (indien droog) eenvoudig door de frontfrees te verpulveren. Resten van groenbemesters kunnen na afvriezen of klepelen nog steeds een belemmering voor het opdrogen van de bodem zijn. De massa verhindert de drogende werking van zonlicht en wind. Door te kiezen voor een groenbemester die niet uitvriest (zoals bijvoorbeeld zomergraan) is er verdamping in het voorjaar. Stengeldelen die te lang zijn kunnen echter wel gaan verstoppen. In sommige gevallen zal voor het poten geklepeld moeten worden. Door een hoge (zaai)dichtheid van de groenbemester ontstaat een beter pootbed in het voorjaar. Het effect van een hoge plantdichtheid is dat de groenbemester minder vorstgevoelig is. Bij het dik zaaien van groenbemesters wordt er deels voorkomen dat er dikke wortels en stengels ontstaan. Dikke wortels en stengels zijn eerder een belemmering bij het poten. Een nadeel van een hoge dichtheid van de groenbemester is dat er meer zaaizaad gebruikt moet worden. (Muijtjens, 2011)

21 Wanneer verwacht wordt dat de groenbemester een belemmering vormt in het voorjaar is er de mogelijkheid om de groenbemester te doden. Het doden van groenbemesters kan op vier manieren plaatsvinden: doodspuiten, klepelen/ maaien, bevriezing of door platrollen. Alle vier de methoden hebben voor- en nadelen, de mogelijkheden zijn per groenbemester anders. Een nadeel van klepelen of maaien en rollen zijn de sporen die de trekker achterlaat (structuurschade). Wanneer vroeg geklepeld wordt, kan de verdichting bij een heel actief bodemleven nog deels ongedaan worden gemaakt. Soms is klepelen net voor het poten een prima oplossing om verstopping te voorkomen. Klepelen op rijpaden (niet rijden waar wordt gepoot) is een voordeel. Een nadeel van doodspuiten is dat het gewas alleen doodgaat, maar niet wordt verkleind. Veel planten vormen ook na het doodspuiten nog lang een risico op verstopping. Door tijdig de groenbemester dood te spuiten kan dit voorkomen worden. Een nadeel van bevriezing is dat het niet altijd voldoende vriest voor bepaalde groenbemesters. Zeker groenbemesters als gele mosterd en bladrammenas zijn vorstgevoelig maar vriezen in zachte winters niet dood. Meer vorstgevoelig is misschien facelia. Granen als rogge, gerst, haver en tarwe, (winter)erwten, (veld)bonen, hennep, boekweit en wikke zijn goed door rollen te doden, mits het op het juiste tijdstip gebeurt. Het rollen van groenbemesters is pas effectief wanneer de groenbemester in de generatieve fase is. Tijdens of net na de bloei zijn de meeste groenbemesters het meest kwetsbaar. Een nadeel van afgestorven groenbemesters is dat de aanwezigheid van onkruiden weer kan toenemen. Groenbemesters die een zode of een pol vormen (wintergranen en grassen) zijn over het algemeen minder geschikt als groenbemester voor de teelt van aardappelen. Gewassen die een zode of een pol vormen houden de grond in die zode of pol vast. Deze zode of pol blijft ook na bewerking vaak bij elkaar. Ook houdt een zode veel vocht vast. Hierdoor is er minder verkruimeling en te weinig losse grond beschikbaar voor het vormen van de rug. Hierdoor ontstaan problemen met te weinig aansluiting van de aardappelen met de grond is. Hieronder staan een aantal groenbemester beschreven die mogelijk geschikt zijn voor de teelt van aardappelen. Hierbij zijn de voordelen en nadelen benoemd en is de gewenste aanpak beschreven. Bladrammenas Bladrammenas kan gezaaid worden tot begin september. Bladrammenas laat zich niet snel doden door klepelen of maaien. Bladrammenas kan na klepelen of maaien opnieuw gaan groeien. Bladrammenas groeit echter na maaien of klepelen niet vlot door en is wellicht gevoeliger voor vorst. Bladrammenas geeft bij vroeg zaaien eerder risico op zaadvorming dan gele mosterd. Dit is een nadeel omdat alleen dit vaak een reden is om te klepelen. Bij vroege zaai geeft gele mosterd wellicht de voorkeur omdat deze minder risico geeft op zaadvorming. Het wordt aangeraden om bladrammenas dik te zaaien om te voorkomen dat er dikke wortels en stengels ontstaan, dit kan belemmering geven tijdens het poten van de aardappelen in het voorjaar. (Korthals, Molendijk, Timmer, 2004) Voordelen Residuen van bladrammenas verhouten en verpulveren in het voorjaar door bewerking en verstoppen daardoor zelden tijdens het poten van de aardappelen. Bladrammenas kan doodvriezen. Door te spuiten of te klepelen kan de bladrammenas gedurende de winter wat verteren. Bij niet al te veel residu krijgt zon en wind meer vat op de toplaag. Met maai/ klepelhoogte kan wellicht wat worden gevarieerd om de dikte van de mulchlaag te beperken, want de dikte van de mulchlaag bepaald waarschijnlijk ook de mate van droging in het voorjaar

22 Nadelen / risico s Als de bladrammenas niet dood vriest is een andere manier van doding in het voorjaar noodzakelijk. In teveel natte massa gaat het poten van aardappelen niet. Bladrammenas kan verdikte worteldelen ontwikkelen, deze kunnen voor belemmering zorgen tijdens het poten in het voorjaar. Dit kan deels voorkomen worden door de bladrammenas dik te zaaien. Door de concurrentie tussen de planten blijven de verdikte worteldelen kleiner. Bladrammenas kan tot zaadvorming overgaan. Dit kan een reden zijn om te klepelen met structuurschade als gevolg. Een laag residu(mulch) van geklepelde of kapotgevroren groenbemester geeft belemmering voor droging. Bladrammenas geeft meer risico op slakken dan bijvoorbeeld gele mosterd. Strategie Bovengrondse massa is enigszins te sturen met bemesting, zaaitijdstip en tijdstip van spuiten, rollen, maaien of klepelen. Als bladrammenas zaad vormt moet er geklepeld worden. Hoog klepelen, geeft wellicht meer droging in het voorjaar. Klepelen of maaien geeft risico op problemen met spoorvorming (verdichting). Vroeg spuiten geeft minder problemen met verdichting en kan ervoor zorgen dat zon en wind voor meer droging in het voorjaar zorgen. Ervan uitgaan dat bladrammenas dood vriest, is geen betrouwbare strategie. Als de bladrammenas niet dood vriest, is klepelen of doodspuiten in het voorjaar nodig. Wellicht kan dan nog even geprofiteerd worden van de verdamping (droging door verdamping). Inwerken (in de grond, al dan niet oppervlakkig) voor de winter of in de winter lijkt geen verbetering te geven voor de aardappelteelt. Gele mosterd Gele mosterd kan onder goede omstandigheden een lang (1-2 m) en massaal gewas vormen met een beperkte stevigheid. Het gewas heeft een stevige penwortel die zich niet verdikt. Gele mosterd is (nacht)vorstgevoelig. Gele mosterd die niet in de winter is afgestorven kan in het voorjaar gedood worden. Het doden van deze groenbemesters in het voorjaar kan door te klepelen/maaien, rollen(na bloei) of doodspuiten. In tegenstelling tot bladrammenas heeft gele mosterd na maaien of klepelen geen hergroei. Het wordt aangeraden om gele mosterd dik te zaaien om te voorkomen dat er dikke wortels en stengels ontstaan, dit kan belemmering geven tijdens het poten van de aardappelen in het voorjaar. (Korthals, Molendijk, Timmer, 2004) Voordelen Residuen van gele mosterd verhouten en verpulveren in het voorjaar door bewerking en verstoppen daardoor zelden tijdens het poten van de aardappelen. Gele mosterd kan doodvriezen. Gele mosterd heeft geen hergroei na klepelen of maaien. Door te klepelen kan de gele mosterd gedurende de winter wat verteren en hierdoor krijgt zon en wind meer vat op de toplaag. Hierbij is maaihoogte wellicht belangrijk, om zo de dikte mulchlaag te kunnen bepalen. Het is hierbij van belang dat niet te laag wordt geklepeld, want bij veel massa op de grond beperkt een dikke mulch laag in het voorjaar juist de droging. Gele mosterd geeft minder snel zaad dan bladrammenas. Nadelen / risico s Het is niet zeker of de gele mosterd dood vriest. Als de gele mosterd niet dood vriest, moet hij doodgespoten of gemaaid worden, want in natte massa gaat het poten van aardappelen niet. Gele mosterd kan verdikte worteldelen ontwikkelen, deze kunnen voor belemmering zorgen tijdens het poten in het voorjaar, dit kan deels voorkomen worden door de gele mosterd dik te zaaien. Door de concurrentie tussen de planten blijven de verdikte worteldelen kleiner. Een laag residu(mulch) van geklepelde of kapotgevroren groenbemester geeft belemmering voor droging

Kansen voor NKG op zand

Kansen voor NKG op zand Kansen voor NKG op zand Sander Bernaerts DLV plant 14 juni Vessem NKG Niet Kerende Grondbewerking betekent het systematisch vermijden van intensief kerende of mengende grondbewerking en het zoveel mogelijk

Nadere informatie

Boerenexperiment No 4 aanvulling

Boerenexperiment No 4 aanvulling Boerenexperiment No 4 aanvulling Aardappels op zware grond, aanvulling op rapport Aanvulling en Resultaten en ervaringen van de groenbemestervelden op zware klei, najaar 2012 Achtergrond De toepassing

Nadere informatie

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research Bewerken Bewerken en inwerken van groenbemesters Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch Natuurlijk Groenbemesters 2019 1 10 Bewerken van groenbemesters Groenbemesters kunnen op veel verschillende

Nadere informatie

NKG IN DE PRAKTIJK VAN TIGGELEN - GANGBARE AKKERBOUW OP ZAND EN KLEI

NKG IN DE PRAKTIJK VAN TIGGELEN - GANGBARE AKKERBOUW OP ZAND EN KLEI NKG IN DE PRAKTIJK VAN TIGGELEN - GANGBARE AKKERBOUW OP ZAND EN KLEI 'r' / a\ ì1' 'i :ñ l1 /, NKG in Nederland Een l

Nadere informatie

9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen ( )

9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen ( ) 9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen (-) V. De Blauwer (PCA), D. Cauffman (PIBO-Campus), P. Vermeulen (VTI), L. Serlet (Proclam) Samenvatting Aangezien aardappelen op ruggen geteeld

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging 2004-2006 Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 325115105

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

van harte welkom Koolstof Kringlopen

van harte welkom Koolstof Kringlopen van harte welkom Koolstof Kringlopen 1 Programma 13:30 Opening met lezing 14:00 Instructie geleide rondgang 14:15 Geleide rondgang 16:45 Actieve demonstratie machines Afsluiting met drankje & snack Koolstof

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging (2006) Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 325115105

Nadere informatie

Dieper bewerken bij NKG

Dieper bewerken bij NKG De komende 30 minuten Dieper bewerken bij NKG Nut en noodzaak Sander Bernaerts DLV plant Uitgangssituatie vóór NKG Wat veranderd er bij NKG? Nut van diep bewerken bij NKG Risico s van diep bewerken Analyse:

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging (2005) Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 5115105

Nadere informatie

Nieuwsbrief 15. Aanmelden kan via c.denherder@dlvplant.nl, k.froma@dlvplant.nl, g.vanroessel@dlvplant.nl of J. Willemse@dlvplant.

Nieuwsbrief 15. Aanmelden kan via c.denherder@dlvplant.nl, k.froma@dlvplant.nl, g.vanroessel@dlvplant.nl of J. Willemse@dlvplant. Wintercursus NKG Ook deze winter bieden we weer cursussen op het gebied van NKG aan. Een aantal mensen hebben zich inmiddels opgegeven voor de wintercusus NKG. Door de drukte van afgelopen periode brengen

Nadere informatie

Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant

Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant DLV Plant NKG is een systeem Andere naam: Conserverende Landbouw (CA) 3 principes (volgens FAO): 1. Continue minimale bodembewerking 2. Permanente

Nadere informatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie Bodemkwaliteit op zandgrond Inhoud presentatie Resultaten en ervaringen NKG eerste jaar 2011 Borkel & Schaft, 14 december 2011, Janjo de Haan 1. Aanleiding project en visie op bodembeheer 2. Opzet project

Nadere informatie

Technieken opheffen ploegzool

Technieken opheffen ploegzool Technieken opheffen ploegzool 2008 2009 Gediepploegde grond Flevoland Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business unit Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 3250146900

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken.

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken. Stefan Muijtjens Ploegloze bodembewerking(ruim 15 jaar ervaring) Bedrijfseconomische begrotingen(rentabiliteit, rendement per ha of per uur, liquiditeit) Stadslandbouw & lage input landbouw Werkvormen:

Nadere informatie

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

Groenbemester als vervanging vals zaaibed Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze

Nadere informatie

Teelthandleiding. 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten

Teelthandleiding. 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten Teelthandleiding 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor... 1 2 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor Versie: mei 2015 Een goed zaaibed is een eerste

Nadere informatie

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010 12-1-211 SPNA Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw: 12-1-211 Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 23 21 Masterclass Niet-Kerende Grondbewerking Jaap van t Westeinde www.spna.nl

Nadere informatie

Naar een klimaatbestendige bodem

Naar een klimaatbestendige bodem Naar een klimaatbestendige bodem Jeroen Willemse Delphy BV Water op het land 1 Sporen van mest uitrijden Sporen van grond klaarmaken 2 Sporen van het poten Banen in het land 3 Extreme regenval in het voorjaar

Nadere informatie

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN Gert Van de Ven (Hooibeekhoeve/LCV) Koen Vrancken (PIBO Campus vzw) Jill Dillen (BDB) Mathias Abts (Departement Landbouw en Visserij) In het buitenland wordt

Nadere informatie

4 Grondbewerking. 4.1 Hoofdgrondbewerking

4 Grondbewerking. 4.1 Hoofdgrondbewerking 4 Grondbewerking 4.1 Hoofdgrondbewerking... 44 4.2 Zaaibedbereiding... 45 4.3 Stoppelbewerking... 46 4.4 Corrigerende grondbewerkingen... 46 4.5 Minimale en niet kerende grondbewerking... 48 43 4 Grondbewerking

Nadere informatie

PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB

PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB Inleiding: Niet-kerende bodembewerking 2 NKG = zonder bodem te keren Diepe NKG VTT (vereenvoudigde teelttechniek) Directzaai Voordelen

Nadere informatie

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1 Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman Saalland Advies 1 Wat ga ik vertellen? Wie ben ik? Wat is het? Eigen stappen Tips Vragen Saalland Advies 2 Introductie Akkerbouwbedrijf

Nadere informatie

Betere maïs met drijfmest in de rij

Betere maïs met drijfmest in de rij Betere maïs met drijfmest in de rij Mogelijkheden en beperkingen van drijfmest in de rij op snijmaïs Albert-Jan Bos DLV Rundveeadvies 12 febr. 2015 Inhoud Hoe werkt het? Wat zijn de effecten op de opbrengst?

Nadere informatie

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen Onderzoek in 2006 en 2007 in opdracht van: Verenigingen Voor Bedrijfsvoorlichting Communicatie in 2006 en 2007 in opdracht van: Provincie Groningen Onderzoek en communicatie

Nadere informatie

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen 1/12/211 Onderwerpen Masterclass NKG 13 januari 211 Derk van Balen (derk.vanbalen@wur.nl) Proefopzet BASIS Resultaten 2921 Eerste bevindingen Veranderingen en uitdagingen Meer bodembedekking, gbm overwinteren,

Nadere informatie

Verbeter de bodem Blijf ervan af!

Verbeter de bodem Blijf ervan af! Verbeter de bodem Blijf ervan af! Combinatie rijpaden en gereduceerde grondbewerking Wijnand Sukkel, Wiepie Haagsma Derk van Balen, e.a. Grondbewerking en bodemverdichting Hoofdgrondbewerking o.a. ingezet

Nadere informatie

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN Vandergeten J.P. & Vanstallen M. Prov. Vlaams-Brabant - Tollembeek 2 NKG & Erosiebestrijding wordt vanaf het eerste jaar waargenomen dubbel effect: - op niveau

Nadere informatie

Beter Bodembeheer de diepte in

Beter Bodembeheer de diepte in Beter Bodembeheer de diepte in 6 april 2017 Nijkerk Partners in PPS Duurzame Bodem: LTO Nederland, NAV, Brancheorganisatie Akkerbouw (Penvoerder), Agrifirm, IRS, Suiker Unie, AVEBE, CZAV, NAO, Bionext

Nadere informatie

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond:

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: Zoektocht naar een duurzaam bodembeheer op klei en zand Programma Bodem 5 juni 2012, Janjo de Haan en Derk van Balen Systeemonderzoek Ontwikkeling van strategieën

Nadere informatie

Minder grondbewerking in de maïsteelt. Technieken & onderzoeksresultaten Joachim Deru

Minder grondbewerking in de maïsteelt. Technieken & onderzoeksresultaten Joachim Deru Minder grondbewerking in de maïsteelt Technieken & onderzoeksresultaten Joachim Deru Inhoud Waarom minder intensieve grondbewerking? Hoe minder intensieve grondbewerking? Onderzoek bodem & mais Proefveldbezoek

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond bewerken 9 1.1 Grond bewerken is noodzakelijk 9 1.2 Grondbewerkingswerktuigen 10 1.3 Bodem en grondbewerking 17 1.4 De invloed van grondbewerkingsmachines op de structuur

Nadere informatie

Nieuwsbrief 14. Het programma is te vinden op Applicatie berekening brandstofgebruik.

Nieuwsbrief 14. Het programma is te vinden op   Applicatie berekening brandstofgebruik. Rekenprogramma voor brandstofverbruik bij (niet-kerende) grondbewerking Twee studenten van de HAS Hogeschool, Martijn Robben en Hans Moggré, hebben in opdracht van het Praktijknetwerk Niet-Kerende Grondbewerking

Nadere informatie

Mechanisch als het kan, chemisch als het moet. Informatie over het onderwerken van stikstof vanggewassen

Mechanisch als het kan, chemisch als het moet. Informatie over het onderwerken van stikstof vanggewassen Mechanisch als het kan, chemisch als het moet Informatie over het onderwerken van stikstof vanggewassen Deze brochure is tot stand gekomen in opdracht van Waterschap Aa en Maas. Het waterschap is als waterkwaliteitsbeheerder

Nadere informatie

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van :

Vanggewas. na maïs. Informatie en productenoverzicht. Lid van : Vanggewas na maïs Informatie en productenoverzicht Lid van : 2 Vanggewas na maïs Een vanggewas is een groenbemestingsgewas dat na een hoofdgewas geteeld wordt met de bedoeling uitspoeling van meststoffen,

Nadere informatie

Groenbemesters in het bouwplan. Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos

Groenbemesters in het bouwplan. Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos Groenbemesters in het bouwplan Wiepie Haagsma Wouter Klaasse Bos Groenbemesters: een goede keuze! Groenbemesters in het bouwplan Wiepie Haagsma, Leendert Molendijk Kennisdag 4 februari 2019 Hoe selecteer

Nadere informatie

Voorstelling resultaten

Voorstelling resultaten Voorstelling resultaten Interregproject BodemBreed en ILVO-proefpercelen Greet Ruysschaert Studiedag erosie: niet-kerende bodembewerking 27 augustus 2013 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid

Nadere informatie

Het belang van een goede bodem

Het belang van een goede bodem Het belang van een goede bodem Een gezonde bodem is belangrijk. Logisch, zal iedere teler zeggen. Toch is het opvallend dat de praktijk niet altijd overeenkomt met dit zo vanzelfsprekende feit. In vele

Nadere informatie

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine Nieuwsbrief nr.1 maart 2015 Technieken en wetgeving veranderen continu. Middels de nieuwsbrief gaan we proberen u een aantal keer per jaar op de hoogte te houden van de actualiteiten en nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

Teelthandleiding. 5.5 preventie van schade door winderosie

Teelthandleiding. 5.5 preventie van schade door winderosie Teelthandleiding 5.5 preventie van schade door winderosie 5.5 Preventie van schade door winderosie... 1 2 5.5 Preventie van schade door winderosie Versie: mei 2015 Ruim 10% van de Nederlandse landbouwgrond

Nadere informatie

Directzaai in de Biologische teelt

Directzaai in de Biologische teelt Directzaai in de Biologische teelt Thomas Zijlmans Projectstage DLV Plant December 2010 Onderdeel van het demoproject NKG en het bedrijvennetwerk Biologische akkerbouw en vollegrondsgroenten Het Ministerie

Nadere informatie

Nieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland.

Nieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Op de zandgrond in Zuidoost Brabant heeft er in 2012 een boerenexperiment met NKG plaatsgevonden op een perceel aardappelen met als

Nadere informatie

Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer

Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer Inhoud Rijpaden, een systeem voor duurzaam bodembeheer Bert Vermeulen Ervaringen met rijpadenteelt op kleigrond Bodemvriendelijk oogsten in rijpadenteelt Actueel: minder grondbewerken in rijpadenteelt

Nadere informatie

Kennisdocument bodembeheer

Kennisdocument bodembeheer Kennis en tips uit de bodembijeenkomsten Kennisdocument bodembeheer In september 2015 startte het project Vruchtbare Kringloop Overijssel. Samen werken wij aan een vruchtbare bodem en een efficiënte benutting

Nadere informatie

Rijenbemesting met mengmest bij maïs

Rijenbemesting met mengmest bij maïs Rijenbemesting met mengmest bij maïs Auteurs Gert Van de Ven 14/03/2014 www.lcvvzw.be 2 / 10 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 De technieken... 5 Mest toedienen voor het zaaien... 5 Rijenbemesting

Nadere informatie

Resultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Resultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland Resultaten onderzoek 2013 Gerard Meuffels Rijenbemesting Betere benutting van nutriënten en verkleinen van het risico van uitspoeling / afstroming Kunstmeststoffen reeds gangbare praktijk (o.a. mais) Stikstof:

Nadere informatie

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3 Groenbemesters, goed voor grond, boer en waterbeheerder Bodemverdichting Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Even voorstellen Aequator Groen & Ruimte bv 2 1 Waar komen we vandaan? Dienst Landbouw

Nadere informatie

Grondbewerking en brandstofbesparing. 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel

Grondbewerking en brandstofbesparing. 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel Grondbewerking en brandstofbesparing 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel BODEMSTRUCTUUR Waaraan voldoet een goede bodem Bron: SBU, 2002 Diepe sporen als gevolg van oogstwerkzaamheden Schade

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Reken af met duist in stappen

Reken af met duist in stappen Reken af met duist in stappen Zo blijft resistente duist beheersbaar Duist is een lastig onkruid in wintertarwe. Dat komt met name doordat het een directe concurrent is voor het gewas. Het ontneemt voedsel

Nadere informatie

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS CONSERVERENDE AKKERBOUW Saalland Mts Klein Swormink - Stegeman WIE BEN IK? Wim Stegeman Tot 2009 werkzaam bij R&D DuPont Vanaf 2005 boer samen met Marga Klein Swormink Vanaf 2009 eigen adviesburo Saalland

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rapportage ervaringen no-till

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rapportage ervaringen no-till Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rapportage ervaringen no-till Project: no-till Locatie: verschillende praktijklocaties in het Oldambt Auteur: Jaap van t Westeinde, SPNA periode : januari

Nadere informatie

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs Inleiding Willem van Geel en Gerard Meuffels, PPO-AGV Effect rijenbemesting op mineralenbenutting en gewasgroei stikstof, fosfaat, kali Rijenbemesting met drijfmest

Nadere informatie

Nieuwsbrief 12. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking.

Nieuwsbrief 12. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking. Twee studenten van HAS Hogeschool te Den Bosch, Hans Moggré en Martijn Robben zijn in opdracht

Nadere informatie

Randvoorwaarden Erosie. Martien Swerts Dienst land en Bodembescherming Departement LNE

Randvoorwaarden Erosie. Martien Swerts Dienst land en Bodembescherming Departement LNE Randvoorwaarden Erosie Dienst land en Bodembescherming Departement LNE Context Erosie 100,000 ha 2,000,000 ton bodem/jaar 400,000 ton slib/jaar naar waterlopen na 10 jaar erosiebeleid : beleidsindicator

Nadere informatie

Teelthandleiding. Grondbewerking

Teelthandleiding. Grondbewerking Teelthandleiding Grondbewerking 2 Grondbewerking/zaaibedbereiding... 1 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten... 1 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur... 5 2.3 Rijpaden in suikerbieten:

Nadere informatie

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven V. De Blauwer (Inagro), W. Odeurs (BDB), M. Goeminne (PCA) Samenvatting Het is moeilijk voor een teler om het nitraatresidu na de teelt

Nadere informatie

Fysische eigenschappen

Fysische eigenschappen Fysische eigenschappen Fysische bodemkengetallen - structuur - - Hoe snel is de grond te berijden - Hoe snel verslempt de grond - Hoe groot is de doorwortelbaarheid - Storende laag/ploegzool - Watervasthoudend

Nadere informatie

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? 25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? Resultaten van systeemonderzoek Bodemkwaliteit op Zand van WUR proeflocatie Vredepeel 24 januari 2019, Janjo de Haan, Marie Wesselink, Harry Verstegen

Nadere informatie

GOMEROS: teelt van groenten en maïs op erosiegevoelige percelen

GOMEROS: teelt van groenten en maïs op erosiegevoelige percelen GOMEROS: teelt van groenten en maïs op erosiegevoelige percelen Studiedag Ruraal netwerk Maarkedal 29 juni 2017 Overzicht Proefveldresultaten maïs Niet-kerende bodembewerking en strip-till Vollevelds zaaien

Nadere informatie

Beperking van watererosie in aardappelen op lössgrond

Beperking van watererosie in aardappelen op lössgrond Beperking van watererosie in aardappelen op lössgrond Ing. P. M. T. M. Geelen, C. J. E. Crombach & Ir. C. B. Bus Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente

Nadere informatie

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Doel van project Door middel van beperkte eerste ervaringen in een project waarin boomkwekers

Nadere informatie

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer?

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer? Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer? Gera van Os Lector Duurzaam Bodembeheer (CAH Vilentum) Onderzoeker Bodem- en plantgezondheid (WUR) Bodembeheer Waterbeheer Diepe sporen als gevolg van

Nadere informatie

Erosie in de akkerbouw Knelpunten en oplossingen (vanaf p. 68) Martine Peumans, Coördinator PIBO-Campus

Erosie in de akkerbouw Knelpunten en oplossingen (vanaf p. 68) Martine Peumans, Coördinator PIBO-Campus Erosie in de akkerbouw Knelpunten en oplossingen (vanaf p. 68) Martine Peumans, Coördinator PIBO-Campus Proefveldgegevens (p. 69) Voorvrucht: suikerbieten Werkzaamheden Zaai: 27/4/ 17 en 02/05/ 17 Ras:

Nadere informatie

Onderzoeksresulaten meerjarige veldproeven niet-kerende bodembewerking

Onderzoeksresulaten meerjarige veldproeven niet-kerende bodembewerking Onderzoeksresulaten meerjarige veldproeven niet-kerende bodembewerking Greet Ruysschaert Agriflanders, 16 januari 2015 Studiedag Erosie Prosensols Mesam Niet-kerende bodembewerking en erosie Reeds > 14

Nadere informatie

23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland 23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO Rijenbemesting Betere benutting van nutriënten en verkleinen van het risico van uitspoeling / afstroming Kunstmeststoffen reeds gangbare praktijk (o.a. mais) Stikstof:

Nadere informatie

Keuze uit 3 soorten beitels. Type AL, vleugelscharen en geveerde tandarmen, geschikt voor middelzware gronden en intensieve menging

Keuze uit 3 soorten beitels. Type AL, vleugelscharen en geveerde tandarmen, geschikt voor middelzware gronden en intensieve menging Beschrijving van de machine Farmet KOMPaktomat ZAAIBEDBEREIDERS zijn beproefde machines die zijn ontworpen voor het creëren van een egaal zaaibed voor bijvoorbeeld bieten en uien. Gedurende één run wordt

Nadere informatie

Bodemmonster Bodemmonster

Bodemmonster Bodemmonster Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Bodemmonster Belangrijk om te weten: Fosfaat laag: voldoende bemesten Kali laag: voldoende bemesten of bijsturen Magnesium laag: bijsturen

Nadere informatie

Aanaarden in één of twee werkgangen

Aanaarden in één of twee werkgangen 9.1 Aanaarden in één of twee werkgangen V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Bij een definitieve rugopbouw direct na het planten wordt de opkomst vertraagd. Dit vergroot de kans op aantasting van de kiemen

Nadere informatie

Programma voor vandaag:

Programma voor vandaag: Plantenteelt Graan Programma voor vandaag: Opdracht Zomertarwe voorkeur boven zomergerst" Rassenkeuze Opdracht Rassenkeuze Grondbewerking en zaaien van wintertarwe PowerPoint presentaties No. Achternaam

Nadere informatie

Bodem en Water, de basis

Bodem en Water, de basis Bodem en Water, de basis Mogelijkheden voor verbeteringen 5 febr 2018 Aequator Groen & Ruimte bv Het jaar 2017 April tot 30 juni April tot sept Aequator Groen & Ruimte bv 2 Jaar 2017 2017 Zomer warmer

Nadere informatie

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS

RASSENADVIES: GROENBEMESTERS 2018 RASSENADVIES: GROENBEMESTERS BODEMLEVEN SOORTEN ZAAIEN TEELT ONDERWERKEN WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester

Nadere informatie

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1

Bodemkunde. Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodemkunde Datum: vrijdag 24 juni 2016 V 2.1. V3.1 V4.1 Bodems en hun eigenschappen 3 Bodems en hun eigenschappen Opdracht: - Zoek op wat het bodemprofiel is waar je zelf woont / werkt / stage loopt 4

Nadere informatie

Randvoorwaarden erosie. Jan Vermang, Martien Swerts Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming

Randvoorwaarden erosie. Jan Vermang, Martien Swerts Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming Randvoorwaarden erosie Jan Vermang, Martien Swerts Departement LNE Dienst Land en Bodembescherming Randvoorwaarden Erosie: Wat kunnen we doen? Bodem bedekt houden Teelt die jaar rond volledige bedekking

Nadere informatie

Benut de rooicapaciteit en

Benut de rooicapaciteit en F.G.J. Tijink Voorkom verdichting van de ondergrond Benut de rooicapaciteit en Tijdens de bietenoogst is er een verhoogde kans op verdichting van de ondergrond. Problemen zijn te voorkomen door zuinig

Nadere informatie

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek

Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Groenbedekkers houden grond en mineralen op het perceel en uit de beek Bram Van Nevel Bram.van.nevel@inagro.be 051/27.33.47 Waarom groenbedekkers? 1. Restnitraat 2. Verhogen bodemvruchtbaarheid 3. Verlagen

Nadere informatie

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering

Groenbemesters 2015-2016. Een vruchtbare investering Groenbemesters 2015-2016 Een vruchtbare investering Beste akkerbouwer, Gezondheid, structuur en een goed bodemleven van de bodem verbeteren de opbrengst van teeltgewassen en hiermee ook uw bedrijfsresultaat.

Nadere informatie

Bodemkwaliteit, meer met minder

Bodemkwaliteit, meer met minder Bodemkwaliteit, meer met minder Verbetering van de bodemkwaliteit door minder intensief bewerken Afname van bodemkwaliteit Hoe hardnekkige problemen oplossen? De bodem is de belangrijkste productiefactor

Nadere informatie

Evenwicht in de volkstuin? april 1, 2014 DLV Plant

Evenwicht in de volkstuin? april 1, 2014 DLV Plant Evenwicht in de volkstuin? Evenwichtige bemesting Bodemmonster Belangrijk om te weten: Algemeen: Fosfaat, kali, magnesium Op zand: ph en o.s. Op klei: % slib Bodemmonster Fosfaat laag: voldoende bemesten

Nadere informatie

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen 5 maart 2019 Erosiecafé s 2018 Algemeen overzicht Heuvelland/Zwevegem 2 ondernemersgroepen goed bodemzorg ism Leader kleine kemmelbeek Vlaamse Ardennen 2 erosieklassen

Nadere informatie

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (P.C.B.T.) v.z.w. Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE Tel. : 051/26 14 00, Fax. : 051/24 00 20 Verslag BT03ZTA_RAS01 Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe

Nadere informatie

GROENBEMESTERS. iperen.com

GROENBEMESTERS. iperen.com 2017 GROENBEMESTERS iperen.com WELKE GROENBEMESTER KIEST U? De teelt van een geslaagde groenbemester vergt veel aandacht. U kunt de teelt van een groenbemester vergelijken met een volwaardige teelt. De

Nadere informatie

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1 Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Bram Vervisch, Annelies Beeckman, Johan Rapol, Lieven Delanote, Victoria Nelissen, Koen Willekens Inleiding Proeven de voorbije jaren hebben aangetoond

Nadere informatie

Praktijknetwerk Niet Kerende Grondbewerking

Praktijknetwerk Niet Kerende Grondbewerking Uitkomsten en kennisopbouw in de praktijk na drie jaar Praktijknetwerk NKG Praktijknetwerk Niet Kerende Grondbewerking Uitvoering 1. NKG als systeem Steeds meer Nederlandse akkerbouwers starten met Niet

Nadere informatie

PLOEGLOOS MAIS TELEN EROSIE BEPERKENDE TECHNIEKEN

PLOEGLOOS MAIS TELEN EROSIE BEPERKENDE TECHNIEKEN PLOEGLOOS MAIS TELEN EROSIE BEPERKENDE TECHNIEKEN WAAR? Invloed van diverse bodembewerkingssytemen op de fytotechnische omgeving en kostprijs van de teelt van mais (2007-2014) - Bottelare (Proefhoeve Bottelare

Nadere informatie

Aanaarden in één of twee werkgangen

Aanaarden in één of twee werkgangen 9.1 Aanaarden in één of twee werkgangen V. De Blauwer (Inagro) Samenvatting Bij een definitieve rugopbouw direct na het planten wordt de opkomst vertraagd. Dit vergroot de kans op aantasting van de kiemen

Nadere informatie

Kenniscentrum voor duurzaam bodembeheer

Kenniscentrum voor duurzaam bodembeheer Special: Niet kerende grondbewerking Kenniscentrum voor duurzaam bodembeheer Januari 2012 Nummer 13 Nieuwsbrief De bodemacademie Postadres Hoofdstraat 24 3972 LA Driebergen T 0343-523860 Inhoud Redactioneel

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Teelthandleiding. 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur

Teelthandleiding. 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur Teelthandleiding 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur... 1 2 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur Versie: juni 2015 De lucht in de bouwvoor wordt

Nadere informatie

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen In PPL het (Programma PrecisieLandbouw) (PPL) investeren investeren landbouwbedrijfsleven en en ministerie van van LNV LNV in in hulpmiddelen

Nadere informatie

Wat is niet-kerende bodembewerking? Resultaten Interreg-project Prosensols

Wat is niet-kerende bodembewerking? Resultaten Interreg-project Prosensols Jan Vermang Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Studiedag Erosie: niet-kerende bodembewerking, 27 augustus 2013 Ruraal Netwerk

Nadere informatie

Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG)

Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG) PROSENSOLS Resultaten meerjarenproef: bewerking van de ploegzool bij nietkerende grondbewerking (NKG) Doelstellingen De ploegzool is een verdichte laag in de bodem die weinig water doorlaat en moeilijker

Nadere informatie

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen 2015-2016 onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten 1. Doel van project In de teelt van buxus struikjes wordt binnen het PT Koepelproject

Nadere informatie

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten Resultaten van vier proefvelden van tot en met 2005 07P02 Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking

Nadere informatie

Meerjarig proefopzet bodembeheer

Meerjarig proefopzet bodembeheer Meerjarig proefopzet bodembeheer Koen Willekens, Bart Vandecasteele, Alex De Vliegher, Greet Ruysschaert, Bert Van Gils, Bert Reubens, Johan Van Waes Eenheid Plant, Teelt en Omgeving Studiedag Bioforum

Nadere informatie

Wintergranen voor waterberging

Wintergranen voor waterberging Wintergranen voor waterberging DLV Plant Postbus 6207 5960 AE Horst Expeditiestraat 16 a In opdracht van Productschap Akkerbouw Postbus 908 2700 AX Zoetermeer Gefinancierd door Productschap Akkerbouw Postbus

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie