Welstandsnota. Gemeente Goedereede Definitief

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Welstandsnota. Gemeente Goedereede Definitief"

Transcriptie

1 Welstandsnota Gemeente Goedereede Definitief

2

3 Welstandsnota Gemeente Goedereede Definitief Rapportnummer: 211x _1 Datum: oktober 2010 Contactpersoon opdrachtgever: S. Koppenaal Projectteam BRO: Pascal Hendriks Trefwoorden: aangepaste welstandsnota, 148x00134, juni 2004 Bron foto kaft: Hollandse Hoogte 12 Beknopte inhoud: - BRO Hoofdvestiging Postbus AA Boxtel Bosscheweg WV Boxtel T +31 (0) F +31 (0)

4

5 Inhoudsopgave VOORWOORD INLEIDING Tabblad 1 Inleiding DEEL A - BELEID Tabblad 2 Tabblad 3 Welstandsbeleid Inkadering van het welstandsbeleid DEEL B CRITERIA Gebruikshandleiding Tabblad 4 Algemene criteria Tabblad 5 Gebiedsgerichte (sneltoets)criteria Tabblad 6 Thematische uitwerkingen Tabblad 7 Sneltoetscriteria Tabblad 8 (Repressieve) criteria voor vergunningsvrije bouwwerken DEEL C - PROCEDURE Tabblad 9 Tabblad 10 Organisatie van welstand Welstands- en bouwvergunningsprocedure BIJLAGEN Tabblad 11 KAARTEN Tabblad 12

6

7 VOORWOORD In de nieuwe Woningwet is onderkend dat welstandszorg als middel tot sturing van de ruimtelijke kwaliteit onontbeerlijk is. Tegelijkertijd is ook geconstateerd dat er kritiek is op de wijze waarop de welstandszorg tot nu toe wordt uitgeoefend. De werkwijze van de commissie om, in beslotenheid en zonder vooraf geformuleerde criteria, adviezen uit te brengen met verstrekken de gevolgen voor de burger, is achterhaald. Tegen deze achtergrond heeft de Rijksoverheid in de nieuwe Woningwet voorstellen opgenomen om de welstandsadvisering te vermaatschappelijken en te baseren op vooraf geformuleerde criteria. Aan de gemeenten de taak om deze criteria voor de welstandsbeoordeling vast te stellen. Het doet mij genoegen u de welstandsnota voor de gemeente Goedereede te kunnen voorleggen. Wat beoogt de gemeente met de nieuwe nota? Iedereen die onze gemeente rondkijkt zal zo zijn oordeel hebben over mooi en lelijk. Dit is en blijft een persoonlijke opvatting, daar gaat deze welstandsnota dan ook niet over. Toch valt er op twee aspecten winst te behalen als het om de gebouwde omgeving gaat, en wel op het gebied van de kwaliteit van het woonmilieu en de verbetering van het inzicht in de beoordeling van bouwplannen. De kwaliteit van het woon- en leefmilieu is altijd voor verbetering vatbaar, op de ene plaats wat meer dan op de andere. In de nota is hierop ingespeeld door die delen van de gemeente aandacht te geven, die dat wat meer nodig hebben. In de nota wordt het gemeentelijke beleid vastgesteld, hierin kan worden bepaald dat een historische waardevolle omgeving aan hogere kwaliteitseisen wordt getoetst dan een industrie terrein. Ook binnen woonwijken kan onderscheid aangebracht worden tussen de toe te passen welstandscriteria, afhankelijk van de na te streven verbetering. Om dit te bereiken is in de wet de zogenaamde gebiedsgerichte aanpak geïntroduceerd. Zonder expliciete criteria is de welstandsbeoordeling voor de burger nauwelijks voorspelbaar. In de nota wordt daarom aangegeven aan welke criteria de plannen getoetst worden en op welke accenten er in bepaalde gebieden of bij bijzondere objecten specifiek wordt gelet. Op deze manier wordt de helderheid en de openheid bij de beoordeling door de welstandscommissie vergroot. Ik ben er van overtuigd, dat deze welstandsnota een positieve bijdrage levert aan de bevordering van het begrip tussen planindiener en welstandscommissie en daarmee aan de versoepeling van de beoordeling van bouwplannen in onze gemeente en niet te vergeten, dat deze welstandsnota bijdraagt aan het behouden en versterken van een goede ruimtelijke kwaliteit in onze gemeente! Ik dank allen die aan het tot stand komen van deze nota hebben meegewerkt. Wethouder gemeente Goedereede

8

9 INLEIDING

10

11 Inhoudsopgave pagina INLEIDING 1. INLEIDING Aanleiding Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota Leeswijzer 2 Inhoudsopgave Inleiding

12

13 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding Veranderingen in de bebouwde omgeving gaan vaak heel geleidelijk. Ze zijn het resultaat van een optelling van bouwinitiatieven, variërend van kleinere bouwwerken zoals een schutting, aanbouw of dakkapel, tot een compleet nieuwe woning. Deze optelling valt niet altijd positief uit. Het is immers lastig de invloed van iedere bouwaanvraag op de omgeving goed te beoordelen en naar de burger inzichtelijk te maken waarom deze beoordeling zo uitvalt. Het welstandsbeleid moet de handvaten bieden om deze beoordeling te kunnen maken. Bovendien geeft het de burgers vooraf inzicht in de criteria waaraan hun bouwaanvraag getoetst zal worden. Zij kunnen deze gebruiken als handvat bij het opstellen van hun bouwplan waardoor dit eerder aan de eisen van welstand kan voldoen zodat de vergunningprocedure soepeler kan worden doorlopen. Een belangrijke aanleiding voor het opstellen van welstandsbeleid vormen de wijzigingen van de Woningwet. Deze wijzigingen hebben tot doel de welstandsbeoordeling met kortere procedures transparanter en objectiever te maken. Het beleid moet lokaal ontwikkeld worden en bestuurlijk door de gemeenteraad worden vastgesteld. De wet eist voortaan dat gemeenten welstandsbeleid ontwikkelen om een welstandstoets te kunnen blijven uitvoeren. Met deze welstandsnota voldoet de gemeente Goedereede aan deze eis. 1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota Voordat iemand mag gaan bouwen, zal hij in beginsel een vergunning moeten aanvragen bij de gemeente. De bouwaanvraag wordt, naast welstand, o.a. getoetst aan het Bouwbesluit en aan het bestemmingsplan. De welstandsnota bevat de basisvoorwaarden, waaraan bouwaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Het legt voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld een dorpskern, een beoordelingskader vast. Dit is opgesteld vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. Afhankelijk van de waarde van het gebied en de ambitie van de gemeente kan het kader meer of minder streng zijn. In bijvoorbeeld een historisch dorpscentrum zal de prioriteit van welstand anders liggen dan op een regulier bedrijventerrein. Hoofdstuk 1 1

14 Welstandstoezicht is dus niet simpelweg een vraag van mooi of niet mooi, maar een beoordeling van de kwaliteit van het bouwwerk aan de hand van duidelijk benoemde criteria. Welstand is niet zozeer een waardeoordeel over een bouwwerk op zich, maar vooral een beoordeling van de bijdrage van dat bouwwerk aan de ruimtelijke kwaliteit op die specifieke locatie. De gemeentelijke welstandsnota richt zich op de lokale karakteristieken in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied. De gemeentelijke welstandsnota, als onderdeel van het welstandsbeleid van de gemeente Goedereede richt zich op de relatief kleine bouwopgaven van één of enkele gebouwen, uitbreidingen van bestaande bebouwing en veel voorkomende kleine bouwwerken in bestaand stedelijk- en buitengebied (beheergebieden). Voor grootschalige ontwikkelingen of voor herontwikkelingen in bijvoorbeeld dorpscentra, vormen andere documenten, zoals beeldkwaliteitsplannen, de welstandsnota. 1.3 Leeswijzer De 'Welstandsnota Goedereede bestaat naast het voorwoord, de inleiding en de bijlagen uit drie delen: een toelichting op het welstandsbeleid in de gemeente (deel A), criteria (deel B) en welstandsprocedures (deel C). Het benoemen, inventariseren en analyseren van de lokale ruimtelijke karakteristieken en vervolgens het vertalen van deze karakteristieken naar deelgebieden en thema's, vormen de basis voor een gebiedsgericht welstandsbeleid. In deel A - het welstandsbeleid - wordt toegelicht hoe de gemeente vorm geeft aan haar gebiedsgerichte welstandsbeleid. Op basis van een waardering van de verschillende kwaliteiten per gebied wordt een welstandsniveau toegekend. Dit welstandsniveau betekent een bepaalde manier van toetsen. Deel B - criteria - gaat in op de bij een bouwaanvraag te hanteren criteria. In dit deel zijn de geldende 'algemene', 'gebiedsgerichte' en 'sneltoets'-criteria aangegeven. De algemene criteria van welstand bestaan uit een 'algemene richtlijn voor goede architectuur'. De gebiedsgerichte criteria zijn op basis van een gebiedsinventarisatie en een gebiedsanalyse opgesteld en gelden voor een specifiek deelgebied van de gemeente. De sneltoetscriteria bestaan uit een algemene en een gebiedsgerichte set van criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. Het lezen van dit hoofdstuk geeft inzicht in de eisen die aan een bouwplan in een bepaald gebied worden gesteld. Bij de uitoefening van een gebiedsgericht welstandsbeleid zijn vervolgens procedureregels nodig. Het welstandsinstrumentarium is vervat in procedures. Deze zijn te vinden in deel C - procedures - van deze nota. Dit gedeelte gaat in op de organisatie van welstandstoezicht. Daarnaast is een gebruikshandleiding voor het toetsen van bouwaanvragen opgenomen. 2 Inleiding

15 DEEL A BELEID

16

17 Inhoudsopgave pagina DEEL A BELEID 2. WELSTANDSBELEID Inleiding Gebiedsgericht welstandsbeleid Inleiding Gebiedsanalyse Drie niveaus van welstand Welstandsbeleid voor kleine bouwplannen Thematisch welstandsbeleid Regionaal Welstandsbeleid INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID Inleiding Welstand en ruimtelijke kwaliteit in groter verband Welstand en het bestemmingsplan Welstand en het Beeldkwaliteitsplan Welstand en openbare ruimte en groenbeleid Welstand en monumentenbeleid Inleiding Monumenten op de Welstandsbeleidskaart Welstand en reclamebeleid 8 Inhoudsopgave Deel A 1

18

19 2. WELSTANDSBELEID 2.1 Inleiding In Nederland staat de vormgeving van het collectieve beeld boven dat van het individuele object. Stedenbouw en architectuur zijn in Nederland van oudsher aan de orde van de dag. Al sinds de 15 de eeuw bestaan er in Nederland lokale verplichtingen ten aanzien van vormgevingsaspecten. In 1962 werd de verplichting voor gemeenten om een welstandscommissie te benoemen opgenomen in de Woningwet. De laatste jaren is er kritiek geuit op de werkwijze en geringe mate van democratische controle op de welstandscommissie. In de nieuwe Woningwet, die sinds 1 januari 2003 van kracht is, worden veranderingen doorgevoerd om het welstandsbeleid toegankelijker en toetsbaarder te maken. Onderhavige welstandsnota en het hierin uitgedragen beleid geeft invulling aan het toegankelijk en toetsbaarder maken van het welstandsbeleid. In dit hoofdstuk is het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente Goedereede uitgewerkt. Dit welstandsbeleid is in hoofdlijnen gestoeld op een gebiedsgerichte benadering. Er worden verschillende typen criteria onderscheiden. Aan welke criteria een bouwplan getoetst wordt, hangt af van het soort gebied en het type bouwwerk. In het welstandsbeleid van de gemeente worden de volgende typen criteria onderscheiden: Algemene welstandscriteria 1 : deze liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan iedere bouwplanbeoordeling. Ze fungeren daarnaast als 'vangnet' wanneer een bouwplan gemotiveerd afwijkt van de gebiedsgerichte criteria. Gebiedsgerichte criteria: specifieke aan bebouwing in verschillende deelgebieden gerelateerde criteria. Ze gelden alleen voor reguliere bouwvergunningplichtige bouwwerken (5). Sneltoetscriteria (algemeen): algemeen geldende, met name kwantitatieve criteria voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en regulier bouwvergunningplichtige aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen (zowel vrijstaand als nietvrijstaand), overkappingen en dakkapellen. Gelden voor zowel solitaire aanvragen als voor onderdelen van een totaal bouwplan (7). Gebiedsgerichte sneltoetscriteria: gebiedsgerichte criteria voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en regulier bouwvergunningplichtige aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand), overkappingen en dakkapellen: specifieke, aan elementen van bebouwing in verschillende deelgebieden gerelateerde criteria. Gelden voor zowel solitaire aanvragen als voor onderdelen van een totaalplan (5). 1 De teksten van de Algemene welstandscriteria zijn gebaseerd op de tekst van de heer Tj. Dijkstra, voormalig rijksbouwmeester, Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurb eleid, Hoofdstuk 2 1

20 Thematische criteria: gelden aanvullend op de gebiedsgerichte (sneltoets)criteria voor specifieke bouwwerken zoals monumenten, historische boerderijen en masten of specifieke plekken zoals stads- en dorpsranden, entrees en rivierfronten (6). Het is wenselijk dat een burger met een bouwvoornemen contact opneemt met de gemeente. De initiatiefnemer van een te bouwen vergunningvrij bouwwerk kan dit vrijwillig laten toetsen aan redelijke eisen van welstand, om te voorkomen dat men achteraf geconfronteerd wordt een aanschrijving omdat het bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. De (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria kunnen dan dienen als adviserend toetsingskader. In navolgend schema is aangegeven welke criteria van toepassing zijn op welk type bouwvergunning. De nummers verwijzen naar de respectievelijke hoofdstukken. BOUWAANVRAAG Regulier vergunningplichtige bouwwerken Licht vergunningplichtige bouwwerken Vergunningsvrije bouwwerken Bouwwerken behorend tot thema's Repressieve / vrijwillige welstandstoets [8] Thematische criteria [6] WELSTANDSTOETS Gebiedsgerichte criteria [5] WELSTANDSTOETS Gebiedsgerichte sneltoetscriteria [5] Gebiedsgerichte sneltoetscriteria [5] Algemene sneltoetscriteria [7] Algemene sneltoetscriteria [7] WELSTANDSADVIES 2 Deel A - Beleid

21 In de criteria worden soms (kwantitatieve) maatvoeringen genoemd. Deze zijn gebaseerd op kwalitatieve kenmerken van het gebied. Daarbij is geen aansluiting gezocht bij de maatvoering uit het Besluit Bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken (BBlb) en de maatvoering uit het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan staat daarbij in rangorde boven de welstandsnota en is dus bepalend. In de criteria wordt bijvoorbeeld gesproken over een minimale afstand van met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen, zoals aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel. Deze bouwwerken zijn in sommige gevallen vergunningsvrij, soms lichtvergunningplichtig en soms regulier vergunningplichtig. In de criteria is een algemene maat opgenomen en is geen aansluiting gezocht bij het BBlb. Het is gezien de gedetailleerdheid van de regeling uit het BBlb niet gewenst om deze als maatstaf te nemen. Dan zouden de criteria te ingewikkeld en niet meer leesbaar worden. Dit betekent, dat in sommige gevallen criteria zijn opgenomen voor bouwwerken, die vergunningsvrij zijn. Dit zal geen probleem zijn. Hierboven is reeds aangegeven, dat de toetsende ambtenaar altijd eerst moet onderzoeken of een bouwplan vergunningsvrij is. Is dat het geval dan zal hij niet meer toekomen aan de criteria uit de welstandsnota. 2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid Inleiding Gebiedsgericht welstandsbeleid is vervat in gebiedsgerichte criteria voor regulier vergunningplichtige bouwwerken en in gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor lichtvergunningplichtige bouwwerken. Een middel om het welstandsbeleid transparanter te maken is het gebiedsgericht maken van het welstandsbeleid. Met een gebiedsgericht welstandsbeleid wil de gemeente Goedereede ervoor zorgen dat nieuwe gebouwen en bouwwerken passen bij de karakteristiek en kwaliteit van een gebied. Binnen het grondgebied van de gemeente komen verschillende soorten gebieden voor, elk met hun eigen kwaliteit en karakteristiek. Het centrum van Goedereede is anders dan een polderlint in het buitengebied of het kassengebied. Hoe mensen de verschillende karakteristieken en kenmerken waarderen, verschilt van persoon tot persoon. In de gemeentelijke welstandsnota wordt deze waardering vastgelegd. Ruimtelijke identiteit De identiteit van een gebied, waarmee dat gebied zich onderscheidt van andere, is een door de jaren heen gegroeid gegeven. Aandacht voor dit gegeven, gestoeld op cultuurhistorisch besef en een beleving van en waardering voor de eigen historische, Hoofdstuk 2 3

22 stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten, eigen karakteristieken en eigen eigenaardigheden, is belangrijk. Ingrepen in de gebouwde omgeving (bouwplannen) hebben invloed op die omgeving. Het is bij bouwopgaven van belang deze ruimtelijke identiteit van een gebied te behouden en waar mogelijk zelfs te versterken. Het is de bedoeling om geïnspireerd te worden door de bestaande omgeving en daar gebruik van te maken in het creatieve ontwerpproces. Ensembles De ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde omgeving wordt door verschillende factoren beïnvloed. Ze kan een puur esthetische waarde bezitten, een verwijzing geven naar de geschiedkundige of oudheidkundige betekenis van een gebied, kenmerkend zijn voor een bepaalde architectonische stijl of juist een sterk geheel, een goed ensemble vormen. Bij een ensemble vormen de verschillende onderdelen zoals huizen, woongebieden, straten, pleinen, plantsoenen en parkeerterreinen een harmonisch geheel. De ruimtelijke kwaliteit is waardevol indien de mens deze factoren ook als zodanig herkent en daar waarde aan hecht. Dit waardeoordeel is sterk cultuurhistorisch en educatief bepaald. Iets is niet waardevol, maar men vindt iets waardevol. Zo werden bijvoorbeeld gotische kerken in de moderne renaissance geassocieerd met het barbaarse, platvloerse middeleeuwse leven. In de romantische 19 e eeuw is men de gotiek opnieuw gaan waarderen en zijn de oude vervallen gotische kerken opgeknapt en vaak verder afgebouwd. Samenhang Als er sprake is van veel samenhang tussen de cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur zal een, van de karakteristiek afwijkend, nieuwbouwplan eerder als minder passend ervaren worden dan in gebieden met weinig samenhang tussen deze kenmerken. Wordt de samenhang tussen de kenmerken ook hoog gewaardeerd, zoals in een oude dorpskern, dan zal men een afwijkend gebouw eerder als een verstoring van deze kwaliteit beleven. Andere gebieden waar de samenhang in kenmerken ontbreekt zijn minder gevoelig. Daar hoeven minder eisen te worden gesteld aan nieuwe bouwplannen. De gevoeligheid van een gebied voor nieuwe bouwplannen is dus afhankelijk van de samenhang tussen de cultuurhistorie, de stedenbouw en de architectuur. Deze samenhang wordt bepaald door een aantal kenmerken van het gebied. Deze kenmerken zijn: Hoe de verschillende gebouwen in een gebied zijn gesitueerd ten opzichte van de straat, de verkaveling en elkaar; welke bouwvormen voorkomen in dat gebied (grote of kleine massa's, één of meerdere verdiepingen, met of zonder kap); of de gevels een karakteristieke opbouw hebben (staande of liggende ramen, een afzonderlijke onderpui e.d.); 4 Deel A - Beleid

23 of er sprake is van kenmerkend kleur- en materiaalgebruik en van specifieke details Gebiedsanalyse Kenmerkende gebieden Gebiedsgericht betekent maatwerk voor die specifieke situatie. De gemeente Goedereede maakt deel uit van het eiland Goeree-Overflakkee. Dit eiland heeft vanuit zijn ontstaansgeschiedenis een eenduidige ruimtelijke opbouw met een duidelijke begrenzing. Binnen de Zuid-Hollandse eilanden in het algemeen en het eiland Goeree-Overflakkee in het bijzonder bestaat een duidelijke samenhangende karakteristiek en kwaliteit. Daarom zijn 8 gemeenten op de Zuid-Hollandse eilanden Voorne- Putten en Goeree-Overflakkee eerst samen op zoek gegaan naar deze samenhangende kwaliteiten en karakteristieken. De uitkomsten van dit regionale welstandskader zijn uiteengezet in paragraaf 2.5 van het werkdocument 'Regionaalkader welstandsbeleid Zuid-Hollandse Eilanden'. Aan de hand van de gezamenlijk bepaalde regionale karakteristieken is per gemeente een nadere detaillering hiervan voor de lokale situatie gemaakt. Op basis van de samenhang tussen karakteristieken van (cultuur)historie, stedenbouw en architectuur zoals die in de bebouwing herkenbaar zijn, is voor de gemeente Goedereede een gebiedstypologiekaart met te onderscheiden deelgebieden gemaakt. Deze deelgebieden worden behandeld in Deel B, hoofdstuk 5. Om tot kenmerkende gebieden te komen is een bepaalde methodiek gehanteerd die leidt tot een logische indeling van gebiedstypen. Hierna is de wijze van kijken nader toegelicht. Het schema geeft een samenvattend overzicht. Functioneel Veel ruimtelijke vraagstukken hebben een directe relatie met de functie van bepaalde gebieden. Zo staan op bedrijventerreinen andere gebouwen dan in een woonwijk en speelt er in de centrumgebieden en linten een andere dynamiek dan in het buitengebied. In centrumgebieden zal veelvuldig een aanvraag tot het aanbrengen van winkelpuien ingediend worden, terwijl in het buitengebied de opgave eerder ligt in het aan- en bijbouwen van of aan agrarische bedrijfsgebouwen. Een eerste hoofdindeling naar gebiedstypen is gemaakt naar de functionele verschijningsvorm van een gebied (laag 1 van schema). De volgende hoofdgebiedstypen worden onderscheiden: Centrumgebieden (H-gebieden); Gemengde gebieden (H-gebieden); Woongebieden (W en A-gebieden); Werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen (B-gebieden); Groengebieden en buitengebied (G-gebieden). Hoofdstuk 2 5

24 Centrum gebieden Gemengde gebieden Woongebieden Planmatig ontworpen centrumgebieden (W,A) Historische gegroeide gebieden (H) Planmatig ontworpen woongebieden (W,A) historisch stedelijke bebouwing H1.1, H1.2, H1.3 W1.1 vooroorlogse woongebieden W1.2 woongebieden in stroken- en blokverkaveling historische linten HX.1 dorps HX.2 uitloper HX.3 landelijk W1.3 woonerven W1.4 woongebieden eind 20e eeuw Sterke architectonische ensemblewaarde (A) A1 Neo-stijlen A5 Functionalisme A2 Rationalisme A6 Forumbeweging A3 Expressionisme A7 Structuralisme A4 Traditionalisme A8 Modernisme 6 W2 Individuele bebouwing Werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen Historische gegroeide gebieden (B1) Planmatig ontworpen gebieden (B2 t/mb4) B2 met kenmerkende architectuur B3 met weinig tot geen kenmerkende architectuur B4 werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen B2.1 Functionalisme B2.2 Traditionalisme B2.3 Structuralisme B2.4 Modernisme Groengebieden en buitengebied Historische gegroeide gebieden (G1) Overige gebieden (G2 t/m G6) Buitengebied Landschapstypologie G6 G2 parken en begraafplaatsen G3 sportterreinen en recreatiegebieden G4 grootschalige bebouwingscomplexen G5 recreatieparken en vakantiewoningen Deel A - Beleid Ontstaanswijze Architectuurkenmerken Ruimtelijke verschijningsvorm Functioneel

25 Ontstaanswijze In de beleving van de gebouwde wereld wordt in de Nederlandse samenleving tegenwoordig veel waarde gehecht aan de cultuurhistorische betekenis, de relatie tussen de historie van de plek en zijn huidige verschijningsvorm (de ontstaanswijze). Daarom zijn bebouwde gebieden, daar waar de relatie met de cultuurhistorie nog in de bebouwing zichtbaar is, binnen de gemeente ingedeeld naar hun cultuurhistorische relatie: stedelijke nederzettingen, kerkringdorpen, dijk- en weglinten en zandlinten (H-gebieden). Gebieden die planmatig zijn aangelegd, zoals de naoorlogse woonwijken (W en A- gebieden), de reguliere bedrijventerreinen (B2 t/m B5) en sport- en recreatiecomplexen (G2 t/m G5) kennen een minder duidelijke en minder directe relatie met de cultuurhistorie. Ook de verschillende landschappen in het buitengebied kennen ieder hun eigen karakteristiek, ontstaan door een wisselwerking tussen mens en natuur. Het buitengebied van de gemeente is ingedeeld naar landschapstype (G6-gebieden). Het landelijk gebied is daarom onderverdeeld naar kenmerkende landschapseenheden: het duinlandschap, het strandwallenlandschap, het kleipolderlandschap, en de buitendijkse gronden. Ruimtelijke verschijningsvorm Binnen de hoofdindeling naar functionele verschijningsvorm en ontstaanswijze is een nader onderscheid gemaakt op basis van kenmerkende ruimtelijke verschijningsvormen. Bij de kernen is dit onderscheid gebaseerd op de specifieke structuur (zoals historische stedelijke bebouwing en kerkringdorpen,.) (H1, H2-gebieden), bij de linten op de mate van verdichting, dorpscentrum (Hx.1-gebieden) en de uitlopers/buurtschappen (Hx.2-gebieden). De specifieke structuur is binnen de gemeente voor de kernen verschillend. Daarom worden de dorpskernen, met een oude (nog herkenbare) dorpsstructuur, in de gebiedsbeschrijving doorgaans apart beschreven en beoordeeld. Er gelden per dorpscentrum dan ook afzonderlijke gebiedsgerichte criteria. De los bijgevoegde kaart geeft de typologieën weer voor de gemeente. Ook de planmatig ontwikkelde gemengde gebieden, woon- en groengebieden, kennen een gedifferentieerde ruimtelijke verschijningsvorm. De woongebieden en gemengde gebieden zijn allereerst ingedeeld naar hoofdverschijningsvorm: seriem a- tig (W1-gebieden), individueel (W2-gebieden) of woonwagenterreinen (W3- gebieden) en vervolgens naar de eventuele stedenbouwkundige hoofdstromingen: Vooroorlogse woongebieden en gemengde gebieden - gesloten bouwblok, tuindorpen (W1.1-gebieden); Woongebieden en gemengde gebieden in stroken- en blokverkaveling (W1.2- gebieden); Woonerven (W1.3-gebieden); Hoofdstuk 2 7

26 Woongebieden en gemengde gebieden eind 20 e eeuw (W1.4-gebieden). Werkgebieden en gebieden met grootschalige publieke voorzieningen zijn als volgt naar ruimtelijke verschijningsvorm ingedeeld: Bedrijventerreinen (B3-gebieden); Winkelcentra (solitair) en grootschalige publieke voorzieningen (B4-gebieden); Bedrijventerreinen in ontwikkeling (B5-gebieden) Voor groengebieden is de volgende indeling aangehouden: Parken en begraafplaatsen (G2-gebieden); Sportterreinen en recreatiegebieden (G3-gebieden); Grootschalige bebouwingscomplexen in het groen en instituten (G4-gebieden); Bungalowparken en vakantiewoningen (G5-gebieden); Buitengebied (G6-gebieden). 8 Deel A - Beleid

27 2.2.3 Drie niveaus van welstand Waardering De typologie ordent en beschrijft de kenmerken en karakteristieken van de verschillende gebieden. De waarde die hier aan wordt gehecht bepaalt het niveau van welstandstoezicht. Deze wordt gebaseerd op: de ruimtelijke karakteristiek en samenhang; de cultuurhistorische kwaliteiten; de architectonische kwaliteiten; de dynamiek van de bouwopgave; en de wijze waarop bovenstaande zaken binnen de gemeente worden beleefd en gewaardeerd. De keuze voor een bepaald niveau van welstand is een gemeentelijke. Deze is gestoeld op een afweging van bovenstaande kwaliteiten en de prioriteit die het gemeentebestuur hier aan heeft gegeven. In zijn algemeenheid geldt daarbij dat naarmate de waardering voor een bepaald gebied, gecombineerd met een bepaalde samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur, hoger is, een hoger niveau van welstand gehanteerd wordt. De gemeente Goedereede geeft daarbinnen prioriteiten aan. Niveaus van welstand De welstandscommissie handelt bij haar toets conform de inhoud van de welstandcriteria, zoals in deze nota opgenomen. Zij houdt bij haar toets rekening met de verschillen in de niveaus van welstand. Bieden de criteria voor de welstandstoets aanknopingspunten voor het ontwerp, de niveaus van welstand geven een indicatie voor de mate van ontwerpvrijheid. De niveaus van welstand bepalen in hoofdlijnen de mate van gedetailleerdheid van de gebiedsgerichte criteria. De welstandscommissie kan in haar welstandsadvies geen zwaardere criteria hanteren dan vastgelegd in deze nota. De gemeente onderscheidt drie niveaus van welstandstoezicht: BASIS niveau van welstand; PLUS niveau van welstand; BIJZONDER niveau van welstand. De wet biedt ook de mogelijkheid welstandsvrije gebieden te onderscheiden. Binnen de gemeente zijn geen welstandsvrije gebieden opgenomen, omdat deze welstandsnota is gericht op de kwaliteit van de bestaande ruimtelijke structuren, waarbij altijd sprake is van een bepaalde basiskwaliteit. De gemeente Goedereede vindt het uit oogpunt van rechtsbescherming van burgers niet verantwoord voor bestaande gebieden geen enkele welstandstoets toe te passen. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de gemeente steeds afwegen of daarin de mogelijkheid van welstandsvrij bouwen kan worden opgenomen. Hoofdstuk 2 9

28 Welstandscriteria BASIS PLUS BIJZONDER Situering van het bouwwerk 1.1. Rooilijn Situering van de voorgevel ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving Rooilijn Situering van de voorgevel ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving Rooilijn Situering van de voorgevel ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving Zijdelingse afstand Uitbouw van de gevelrooilijn door erkers, balkons Uitbouw van de gevelrooilijn door erkers, balkons Afstand van het bouwwerk ten opzichte van aangrenzende bouwwerken en of perceelsgrens in e.d. Ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. e.d. ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. relatie tot de bestaande of geplande omgeving Zijdelingse afstand 1.2. Zijdelingse afstand 1.3. Oriëntatie De oriëntatie van het bouwwerk ten opzichte van Afstand van het bouwwerk ten opzichte van aangrenzende bouwwerken en of perceelsgrens in rela- Afstand van het bouwwerk ten opzichte van aangrenzende bouwwerken en of perceelsgrens in rela- de straat of kenmerkende landschapsstructuren. tie tot de bestaande of geplande omgeving. tie tot de bestaande of geplande omgeving Oriëntatie De oriëntatie van het bouwwerk ten opzichte van de 1.3. Oriëntatie De oriëntatie van het bouwwerk ten opzichte van de straat of kenmerkende landschapsstructuren. straat of kenmerkende landschapsstructuren. Hoofdvormen van het bouwwerk 2.1. Bouwmassa De onderlinge verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, de samenstelling/samenvoeging van de verschillende bouwvormen en het onderscheid tussen hoofdgebouw en bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Bouwmassa De onderlinge verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, de samenstelling/samenvoeging van de verschillende bouwvormen en het onderscheid tussen hoofdgebouw en bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Bouwmassa De onderlinge verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, de samenstelling/samenvoeging van de verschillende bouwvormen en het onderscheid tussen hoofdgebouw en bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Bouwhoogte De goot en nokhoogte van het hoofdgebouw en de 2.2. Bouwhoogte De goot en nokhoogte van het hoofdgebouw en de 2.2. Bouwhoogte De goot en nokhoogte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Kapvorm omgeving Kapvorm omgeving Kapvorm De vorm van de kap van het hoofdgebouw en de De vorm van de kap van het hoofdgebouw en de De vorm van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Kaprichting 2.4. Kaprichting 2.4. Kaprichting De richting van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande De richting van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande De richting van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. omgeving. omgeving. Gevelaanzichten van het bouwwerk 3.1. Gevelopbouw Een evenwichtige compositie van de gevelopbouw Gevelopbouw Een evenwichtige compositie van de gevelopbouw Een compositie van de gevelopbouw (plint, middenstuk, gevelbeëindiging, dak) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Gevelopbouw Een evenwichtige compositie van de gevelopbouw Een compositie van de gevelopbouw (plint, middenstuk, gevelbeëindiging, dak) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Gevelgeleding 3.2. Gevelgeleding De geleding van de gevel en zijn samenstellende delen van het hoofdgebouw en de bijgebouwen De geleding van de gevel en zijn samenstellende delen van het hoofdgebouw en de bijgebouwen (horizontaal, verticaal, neutraal of afwisselend) in (horizontaal, verticaal, neutraal of afwisselend) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Plasticiteit relatie tot de bestaande of geplande omgeving Plasticiteit De plastiek van de gevel gekenmerkt door de plaat- De plastiek van de gevel gekenmerkt door de plaat- singsmaat en neggemaat van kozijnen in de gevel, de dakbeëindiging, en plaats en vorm van schoorstenen, singsmaat en neggemaat van kozijnen in de gevel, de dakbeëindiging, en plaats en vorm van schoorstenen, balkons, erkers en uitbouwen in relatie tot de be- balkons, erkers en uitbouwen in relatie tot de be- staande of geplande omgeving. staande of geplande omgeving. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk 4.1. Overwegend materiaalgebruik Het overwegende materiaalgebruik van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving, waaronder ook het landschap. 4.2 Kleurtoon De overwegende kleurtoon van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving, 4.1. Specifieke materiaalkeuze De consistente materiaalkeuze van gevel, gevelelementen en dak naar soort in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Standaard materiaalkleur De consistente toepassing van de standaard materiaalkleur van het bouwwerk in relatie tot de bestaan Materiaalkeuze en -verwerking De consistente keuze en wijze van verwerking van het materiaal, zoals metselverbanden, principe van betimmering in relatie tot de bestaande of geplande omgeving Specifieke materiaalkleur De consistente toepassing van de specifieke materi- waaronder ook het landschap. de of geplande omgeving, waaronder ook het land- aalkleur van het bouwwerk in relatie tot de bestaan- schap. de of geplande omgeving, waaronder ook het landschap Detaillering De consistente toepassing van de specifieke detaillering van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en kleur, aanduiding bewegende delen in kozijnen en muurankers en muurschotels.

29 De indeling in BASIS, PLUS en BIJZONDER niveau van welstand is vastgelegd op de kaart. Met de driedeling BASIS, PLUS en BIJZONDER niveau van welstand verwacht de gemeente gebiedsgericht de juiste accenten te kunnen leggen voor welstand. Een basisniveau in het ene gebiedstype (zoals een werkgebied) omvat uiteraard inhoudelijk andere criteria dan een basisniveau in een ander gebiedstype (zoals een woongebied). Toelichting op niveaus van welstand Basis Bij het BASIS niveau van welstand wordt de toets door welstandstoezicht beperkt tot die aspecten die te maken hebben met de situering van het bouwwerk (rooilijn, zijdelingse afstand, oriëntatie), de hoofdvormen van het bouwwerk (bouwmassa, bouwhoogte, kapvorm en kaprichting), de schaal en geleding van het gebouw, het overwegende materiaalgebruik en de gebruikte kleurtoon. De toets is vooral gericht op het gebouw als geheel in relatie tot zijn omgeving. Het welstandstoezicht is in deze gebieden beperkt tot het handhaven van de basiskwaliteiten. Dit BASIS niveau van toetsen wordt toegepast in gebieden waar de bestaande ruimtelijke structuur relatief veel kan verdragen. Afwijkingen en ingrepen hebben hier minder grote gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit. Er zal bij de toets niet gedetailleerd op architectonische kwaliteiten worden beoordeeld. Plus In gebieden waarvoor het PLUS niveau van welstand van toepassing is, wordt naast de criteria uit de BASIS toets ook getoetst op deelaspecten die te maken hebben met de gevelaanzichten en de belangrijkste detailleringen van het bouwwerk. Het bouwwerk wordt dus uitgebreider op de architectonische kwaliteiten beoordeeld. Daarbij wordt gelet op kenmerkende massaverhoudingen, schaal en maat, plaatsing van gevelelementen in het vlak, verticaliteit / horizontaliteit, hiërarchische verhoudingen tussen gevelelementen onderling en de vormgeving van gevelelementen. Ook wordt gelet op de specifieke materiaalkeuze en de materiaalkleur van de hoofdvlakken. Dit PLUS niveau van welstand is gericht op het handhaven van bestaande karakteristieken en kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen vragen om een zorgvuldige afstemming. De kwaliteit moet bijdragen aan de bestaande karakteristiek en samenhang. Bouwopgaven mogen daaraan op eigen wijze invulling geven. Dit regime zal worden toegepast in gebieden waar de ruimtelijke kwaliteiten en samenhang van belang zijn, maar die ook enige dynamiek kunnen verdragen. Bijzonder Bij het BIJZONDER niveau van welstand wordt het bouwwerk ook op detailaspecten beoordeeld. Naast de eerder genoemde criteria wordt dan ook gelet op de materiaalverwerking, de specifieke materiaalkleuren en de verdere detaillering van de architectuur in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en -kleur, aanduiding van bewegende delen in kozijnen, muurankers en muurschotels. Daarbij is afstemming, consistentie, evenwicht en samenhang in materiaal, kleur en detaillering een criterium. Dit niveau van welstandstoezicht beperkt zich tot gebieden waar de combinatie van ruimtelijke kwaliteiten en samenhang en de aanwezige of verwachte dynamiek van de bouwopgaven vragen om extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit. In deze gebieden zullen naast het welstandsbeleid aanvullende ruimtelijke beleidsinstrumenten moeten bijdragen aan de te bereiken ruimtelijke kwaliteiten. Hoofdstuk 2 11

30 Aspecten van bebouwing De drie welstandsniveaus bepalen de mate van sturing van het welstandstoezicht. De concrete beoordeling van welstand van gebouwen en bouwwerken vindt op alle niveaus plaats vanuit vier soorten aspecten van bebouwing: de situering van het bouwwerk; de hoofdvormen van het bouwwerk; de gevelaanzichten van het bouwwerk; de materialisatie en detaillering van het bouwwerk. In algemene zin kan worden gesteld dat deze kenmerken op het BASIS niveau van welstand op hoofdlijnen worden beoordeeld, bij het PLUS niveau van welstand tevens op hun specifieke samenstellende delen en bij het BIJZONDER niveau van welstand hiervoor de wijze van detaillering wordt toegevoegd. Strijdigheid met de gebiedsgerichte criteria De gebiedsgerichte criteria zijn algemeen geldend voor de regulier vergunningplichtige bouwwerken in een bepaald gebied (m.u.v. de grotere aan- en bijgebouwen, etc, zie ook hoofdstuk 5, pag.2). Er zijn echter uitzonderingssituaties denkbaar waar deze algemeen geldende gebiedsgerichte criteria ontoereikend, onbruikbaar of niet van toepassing zijn. In onderstaand kader zijn deze gevallen aangegeven en worden bepaalde toepassingsregels gehanteerd. Deze toepassingsregels zijn algemeen geldend in alle gebiedstypen. De toepassingsregels zijn dan ook onder elke set van gebiedsgerichte criteria weergegeven. In bijzondere situaties wanneer een bouwplan afwijkt van de gebiedsgerichte (sneltoets)criteria, maar door schoonheid, bijzonderheid, architectuur of structuur wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, zal worden getoetst aan de 'Algemene Criteria'. De initiatiefnemer, ontwerper of architect zal in dit geval gemotiveerd moeten aantonen waarom het plan op die plek wél architectonischstedenbouwkundig verantwoord is. De commissie behoudt haar eigen verantwoordelijkheid. De commissie geeft advies aan B&W en zij zal de argumenten van de initiatiefnemer betrekken bij haar advisering aan B&W. Toepassingsregels voor gebiedsgerichte criteria Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte bouwwerken die onderdeel uitmaken van een totaal bouwplan (regulier vergunningplichtig) worden in één welstandstoets zowel aan de gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria getoetst. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van bouwhoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 12 Deel A - Beleid

31 Als een plan zowel in strijd is met de gebiedsgerichte als de algemene criteria, maar als B&W het plan toch aanvaardbaar achten, dan geldt de inherente afwijkingsbevoegdheid. Criteria zijn immers beleidsregels (art. 12a lid Woningwet 2003). Hiervan kan naar zijn aard in bijzondere gevallen en mits gemotiveerd afgeweken worden (zie art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Daarnaast zijn burgemeester en wethouders op grond van artikel 44, lid 1d, Woningwet bevoegd gemotiveerd af te wijken van een welstandsadvies, indien zwaarwegende (economische of maatschappelijke) belangen dit wenselijk maken. Het college van burgemeester en wethouders zal uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen. Tenslotte kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de criteria, indien zij dienen te voldoen aan andere wet- en regelgeving (in het kader van bijvoorbeeld brandveiligheid of het milieu). Uitgangspunt is dat noodzakelijke maatregelen in het kader van bijvoorbeeld de brandveiligheid zodanig verwerkt worden in het bouwplan, dat voldaan wordt aan de welstandscriteria. Alleen als aangetoond wordt dat dit niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de criteria. Wel zal in goed overleg gezocht moeten worden naar een zodanige inpassing van het bouwwerk in het bouwplan, dat zoveel mogelijk recht gedaan wordt aan redelijke eisen van welstand. Motivering keuze welstandsniveaus In deel B zijn bij de gebiedscriteria per type gebied de specifieke kenmerken beschreven die voor dat gebied bij de beoordeling relevant zijn. In zijn algemeenheid geldt dat naar mate de waardering voor een bepaald gebied, samengaand met een bepaalde samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur, hoger is, een hoger niveau van welstand gehanteerd wordt. Voor de volgende gebieden is gekozen voor een BASIS-niveau van welstand: De woongebieden (W1.2-, W1.3-, W1.4-, W2 en W3-gebieden). In deze gebieden wordt de samenhang sterk bepaald door de situering van het bouwwerk en de hoofdvorm ervan. De criteria zijn dan ook vooral hierop gericht. De bebouwingsdynamiek is binnen woongebieden bovendien beperkt. De bedrijventerreinen met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur ( B3-gebieden). Kenmerkend voor bedrijventerreinen is de individualiteit van de bedrijfsbebouwing. Door het respecteren van een continue rooilijn en min of meer overeenkomstige bouwmassa s wordt een samenhangende omgeving bereikt. Winkelcentra en grootschalige publieke voorzieningen met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur (B4-gebieden). Hoofdstuk 2 13

32 Kenmerkend voor deze gebieden is de individualiteit van de grootschalige bebouwing. Door het respecteren van een continue rooilijn, min of meer overeenkomstige bouwmassa s en aandacht voor reclame in of aan de gevels wordt een samenhangende omgeving bereikt. Planmatige werkgebieden die nog in ontwikkeling zijn, waarbij een beeldkwaliteitsplan richtinggevend is voor de ruimtelijke kwaliteit (B5-gebied). De criteria die verwoord zijn in het beeldkwaliteitsplan zijn in deze nota overgenomen en vormen het kader voor de welstandstoetsing. Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving (G4- gebieden). De bebouwing in deze gebieden heeft een redelijk autonoom karakter door het omringende groen, bebouwingskenmerken die invloed hebben op de directe omgeving zijn daarom vooral de situering, hoofdvorm en bouwmassa van de complexen. Hierop wordt dan ook voornamelijk getoetst. Begraafplaatsen, sportterreinen en recreatieparken, vakantiewoningen en recreatieve havengebieden (G2-, G3- en G5-gebieden). Deze gebieden kennen een sterke groene inrichting en een grote diversiteit in de bebouwing. Criteria voor overwegende bebouwingskarakteristieken bieden daarom voldoende kwaliteit en samenhang. Daarnaast dient er de nodige aandacht besteed te worden aan de inpassing van deze gebieden in het (waardevolle) landschap. Kleipolderlandschap (G6.1-gebied). De bebouwing in het kleipolderlandschap van de gemeente Goedereede ligt verspreid van elkaar in een bijzonder lage dichtheid. Deze bebouwing kent daarmee onderling weinig relatie. Het voornamelijk stellen van criteria aan de hoofdvorm en situering van de gebouwen volstaat. Het PLUS niveau is van toepassing op de beeldbepalende locaties en structuren binnen en buiten de kernen. Vanwege de beeldbepalende functie dient er, buiten de situering en de hoofdvormen van de bebouwing, extra aandacht besteed te worden aan de gevelindeling en de uitstraling van het bouwwerk in relatie met de omgeving. De volgende gebieden hebben een PLUS-niveau van welstand: De historische bebouwingslinten (H4.2-, H5.2-, H5.3- en H6.2-gebieden). De lintstructuren binnen en buiten de kernen vormen door hun functioneren als dorpsontsluitingswegen belangrijke beeldbepalende ruimtelijke eenheden. De beleving van de kern en directe omgeving hangt dus is hoge mate samen met de kwaliteit, de uitstraling en de samenhang van de lintbebouwing. Vooroorlogse woongebieden (W1.1-gebieden). De bebouwing in de vooroorlogse woongebieden kent een nadrukkelijke samenhang in materiaal- en kleurgebruik en de toegepaste architectuur en detaillering. Groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie (G1- gebieden). 14 Deel A - Beleid

33 De cultuurhistorisch waardevolle gebieden zijn nog duidelijk als ruimtelijke eenheid herkenbaar. De specifieke bebouwingskenmerken en cultuurhistorische waarde binnen dit gebied worden door de opgestelde criteria bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen behouden. Het strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap en het duinenlandschap (G6.2- en G6.3-gebied), In deze (oudere) typen landschap vertoont de bebouwing, in tegenstelling tot het kleipolderlandschap, zodanig specifieke karakteristieken dat met het toespitsen van de criteria hierop ingespeeld dient te worden. Bovendien hebben deze landschappen een grote waarde als toeristisch gebied, in het kader van deze hoge gebruiksintensiteit verdient de ruimtelijke kwaliteit de nodige aandacht. Het aanduiden van een gebied met een BIJZONDER niveau van welstand geeft aan dat binnen en buiten de gemeente een grote waarde wordt toegekend aan deze gebieden. Deze waardering is veelal gebaseerd op de cultuurhistorische waarde van de locaties. Aan de volgende gebieden is een BIJZONDER-niveau van welstand toegekend: De historische dorpsgebieden (H1- en H2-gebieden). De historische dorpsgebieden hebben hun cultuurhistorisch karakter in de ruimtelijke structuur en uitstraling in grote mate behouden. Daarbij functioneren deze dorpscentra als verblijfsgebieden en trekkers van recreatieve bezoekers en horecabezoekers. Om deze redenen dient bebouwing in de historische dorpsgebieden zwaarder getoetst te worden om daarmee de bestaande historische karakteristieken en kwalitatief hoogwaardige uitstraling te waarborgen. 2.3 Welstandsbeleid voor kleine bouwplannen Voor- en achterkantbenadering Eén van de uitgangspunten bij het bepalen of een bouwwerk vergunningsvrij dan wel licht-vergunningplichtig is, is de zogenaamde voor- en achterkant benadering. Deze benadering houdt in dat er met het oog op stedenbouw en welstand in een aantal gevallen verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant van een bouwwerk. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit is immers bepalend voor de beleving van de openbare ruimte. Voor een toelichting op de voor- en achterkantenbenadering wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit Bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (BBlb)). Hoofdstuk 2 15

34 Precedentwerking In vele gevallen wordt door de aanvrager verwezen naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeurde bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als precedent werken voor overige bouwplannen. Dit levert voornamelijk bij uitgevoerde bouwwerken, die achteraf niet voldoen aan redelijk eisen van welstand, problemen op. Hierdoor wordt de ongewenste willekeur van de welstandscommissie alleen maar versterkt. Door een gebiedsgericht beleid te voeren kan de gemeente voor een groot deel beargumenteerd afwijken van de verwijzingen naar eerder uitgevoerde bouwwerken. Bouwaanvragers kunnen dan alleen nog verwijzen naar eerder uitgevoerde bouwwerken in de omgeving. Dit sluit niet alle precedentwerking uit. Ook in de directe omgeving zijn vaak voorbeelden aan te dragen die niet voldoen aan redelijk eisen van welstand. Het op deze manier uitsluiten van precedentwerking van slechte voorbeelden is dan ook een illusie. Nieuw beleid is maatgevend (uitsterf-regeling) De gemeente Goedereede heeft gekozen om het nieuwe welstandsbeleid als richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane bouwwerken kunnen niet verwijderd worden maar zullen langzamerhand verdwijnen (uitsterven) doordat het nieuwe welstandsbeleid bepalend is. Het door bouwaanvragers verwijzen naar deze eerder toegestane exemplaren gaat niet meer op, de gemeente heeft namelijk een duidelijk standpunt ingenomen. Het nieuwe beleid ten aanzien van bouwplannen is daarom wel duidelijk vertaald in criteria waaraan consequent getoetst zal worden. Als er alsnog wordt afgeweken van de opgenomen criteria dient dat goed beargumenteerd te worden. Deze afwijkingen zullen bovendien beschouwd worden als nieuwe uitzonderingen of mogelijkheden. 2.4 Thematisch welstandsbeleid Voor specifieke bouwwerken of bouwwerken op specifieke locaties zijn aanvullende criteria opgesteld. Per thema is aansluiting gezocht bij het ruimtelijke kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Naast het benoemen en onderscheiden van verschillende deelgebieden kent elke gemeente en regio ook haar specifieke gebouwen, gebouwtypen en bouwwerken op specifieke locaties. De gemeente benoemt gebouwtypen en bouwwerken die zo gebiedseigen zijn, een specifieke functie hebben of als object op zich beeldbepalend zijn, dat daarvoor afzonderlijke criteria kunnen worden opgesteld. Daarnaast zijn er bepaalde plekken, zoals een dorpsrand, een entree, een verblijfsrecreatiegebied of een kassengebied die bijzondere aandacht vragen. Deze thematische bebouwingstypen zijn uitgewerkt in Deel B - Hoofdstuk 6 van deze nota. 16 Deel A - Beleid

35 Voor specifieke gebouwtypen en bouwwerken geldt dat de criteria altijd in samenhang gezien moeten worden met de gebiedsgerichte welstandscriteria waarin het bouwwerk wordt geplaatst. 2.5 Regionaal Welstandsbeleid Bij het opstellen van gebiedsgericht welstandsbeleid is het belangrijk te achterhalen wat de specifieke ruimtelijke kenmerken van een gebied zijn, op welke wijze deze beleefd worden en hoe zij gewaardeerd worden. De gemeente Goedereede is gelegen op het eiland Goeree-Overflakkee, wat deel uitmaakt van de Zuid-Hollandse Eilanden. Binnen de Zuid-Hollandse eilanden in het algemeen en het eiland Goeree- Overflakkee in het bijzonder bestaat een duidelijke samenhangende karakteristiek en kwaliteit. Het inzichtelijk maken van de ruimtelijke samenhang die binnen de gemeenten op de Zuid-Hollandse eilanden bestaat is een belangrijk doel van het regionale welstandsbeleid. Vanuit de samenhang in ruimtelijke en landschappelijke karakteristieken kunnen namelijk overeenkomsten in bebouwingsstructuren en bouwvormen worden verklaard. De gemeenten Rozenburg, Westvoorne, Brielle, Bernisse, Goedereede, Dirksland, Middelharnis en Oostflakkee hebben daarom de handen in één geslagen bij het opstellen van de lokale welstandsnota s. De ambitie van de gemeenten is om de regionale samenhang te behouden en versterken en om een gelijkwaardige welstandstoets in verschillende aan elkaar grenzende gemeenten te bereiken. Het eiland is tenslotte een geheel en ontwikkelaars en architecten werken op regionaal niveau, gemeentegrens overschrijdend, waarbij behoefte aan een gelijke welstandsbenadering is. Op ambtelijk en bestuurlijk niveau is daarom het opstellen van gebiedsgericht welstandsbeleid regionaal afgestemd. In het werkdocument 'Regionaal welstandsbeleid Zuid-Hollandse Eilanden' zijn de resultaten van de zoektocht naar samenhang weergegeven. Dit werkdocument is tot stand gekomen door het gezamenlijk nadenken over en zoeken naar kwaliteiten en kenmerkende structuren. Tezamen met een gedegen literatuurstudie, veldinventarisatie en analyse is de ruimtelijke samenhang tussen de deelnemende acht gemeenten in het regionale werkdocument aangegeven. In bijlage 4 is beknopt aangegeven om welke samenhangende elementen het gaat en hoe deze in de gemeentelijke welstandsnota doorvertaald zijn. Er is ingezoomd op landschappelijke samenhang, samenhang in structuren en de samenhang in bewonings- en bebouwingspatronen (de gebiedstypologie). De daarin opgenomen kaarten zijn abstract en kunnen niet exact gelezen worden. Het vormt een globale basis, die in deze nota uitgewerkt en gedetailleerd is. Hoofdstuk 2 17

36 18 Deel A - Beleid

37 3. INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID 3.1 Inleiding De essentie van het nieuwe welstandsbeleid is de gebiedsgerichte benadering. Op elk beleidsniveau zijn gebiedsspecifieke kenmerken te benoemen. Deze benadering stelt de gemeente in staat om de samenhang tussen verschillende beleidsvelden inzichtelijk te maken en daarmee de samenhang tussen het welstandsbeleid en ander beleid en andersom. De kwalitatieve kenmerken van een gebied zijn in het kader van het welstandsbeleid bepalend voor de samenstelling van gebiedsgerichte criteria. De gebiedsgerichte benadering levert een heldere beschrijving en beeld op van de specifieke karakteristieken van een deelgebied. Voor het welstandsbeleid richt deze benadering zich met name op de specifieke kenmerken van een gebied voor de bebouwing, maar in breder verband zijn uit deze benadering eveneens die kenmerken te distilleren die belangrijk zijn voor ander gemeentelijk ruimtelijk beleid. Deze benadering biedt kansen voor een brede basis voor gebiedsgericht beleid op alle ruimtelijke beleidsvelden. DEELGEBIED BESCHRIJVEN KARAKTERISTIEK DEELGEBIED Benoemen van het gewenste beleid Functie Bebouwing Ruimtelijke kwaliteit Verkeer en parkeren Openbare ruimte Groen Criteria wel- Regelgeving be- Maatregelen Inrichtingskaders standstoets stemmingsplan verkeersnota openbare ruimte Hoofdstuk 3 1

38 In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de relatie van welstand met een aantal andere ruimtelijke beleidsvelden. 3.2 Welstand en ruimtelijke kwaliteit in groter verband Het handhaven en liefst versterken van de ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijk beleid. Ruimtelijk kwaliteitsbeleid betekent: aandacht schenken aan cultuurhistorie en ruimtelijke identiteit, het creëren van een aantrekkelijke omgeving met ruimtelijke diversiteit in landschap, stedenbouw en architectuur en het verantwoord omgaan met natuur en ecologische waarden. Welstand is slechts één van de beleidstakken die zich bezighoudt met het ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Het welstandsbeleid staat niet op zich. Het is deels verankerd in en deels gebaseerd op beleidslijnen uit andere beleidsvelden. Vanuit de stedenbouw en architectuur zijn geen concrete beleidskaders opgesteld waarop het welstandsbeleid is gebaseerd; wel bestaat er een duidelijke visie op de benutting van de ruimte (o.a. de in ontwikkeling zijnde Nota Ruimte (of Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening) en zijn er algemene architectonische aandachtspunten zoals vervat in de 'Architectuurnota'. Er bestaan nauwelijks beleidsstukken waar de relatie tussen natuurbeleid en welstand wordt uitgewerkt en geoperationaliseerd. Wel wordt met name in bestemmingsplannen, in zekere zin de kwetsbaarheid van met name het buitengebied voor bouwen in het algemeen aangegeven. De landschapstypologie zoals te destilleren uit de geomorfologische kaart vormt de basis voor de indeling naar gebiedsspecifieke (historische) structuren. 3.3 Welstand en het bestemmingsplan Het op te stellen welstandsbeleid moet een kader bieden voor de toetsing van een bouwaanvraag aan redelijke eisen van welstand. In deze nota worden criteria benoemd die er aan bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. De criteria worden onder andere geformuleerd vanuit een visie op het gebied en vanuit een beeld van de aanwezige waarden. Aspecten die aan de orde komen betreffen zowel niet-ruimtelijk relevante aspecten zoals kleur en materiaalgebruik, als ruimtelijk relevante aspecten zoals hoogte, omvang en situering van de gebouwen. Er is dus een nauwe relatie met het bestemmingsplan. De ruimtelijk relevante aspecten kunnen wanneer wenselijk en noodzakelijk- vertaald worden in het bestemmingsplan. Voor niet-ruimtelijk relevante aspecten is een vertaling in het bestemmingsplan niet mogelijk. Welstand kan kwalitatieve eisen, bijvoorbeeld het materiaalgebruik ten opzichte van de naastgelegen woning, aan een gebouw stellen terwijl het bestemmingsplan alleen kwantitatieve (ruimtelijk relevante) eisen stelt, bijvoorbeeld 2 Deel A - Beleid

39 maximale nok- en goothoogte. Het welstandsbeleid en bestemmingsplan liggen dus in elkaars verlengde en vullen elkaar aan. Een bouwaanvraag wordt zowel getoetst aan redelijke eisen van welstand als aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Wanneer er sprake is van een verschil tussen de inhoud van een bestemmingsplan en een welstandsnota blijven bij toetsing van een bouwaanvraag de criteria buiten toepassing. Het bestemmingsplan heeft hier formeel juridisch het laatste woord. Het is dus van belang om de inhoud van een bestemmingsplan en de inhoud van een welstandsnota op elkaar af te stemmen. Vanuit een visie op het gebied en de aanwezige waarden, moet bepaald worden welke criteria in welk document opgenomen worden en op welke wijze. Vooralsnog heeft de gemeente Goedereede er voor gekozen eerst een samenhangend welstandsbeleid te formuleren. Vanuit dit beleid kunnen kaders worden geformuleerd voor de toekomstige herzieningen van bestemmingsplannen, zodat met de tijd een consistent samenhangend ruimtelijk beleid zal worden gevoerd. Bij het opstellen van de criteria is dus geen rekening gehouden met de vigerende bestemmingsplannen. Gekozen is om op basis van een kwalitatieve beschrijving van de gemeente, gebiedsgerichte criteria op te stellen. In veel gevallen is het niet zinvol bestaande voorschriften uit het bestemmingsplan als uitgangspunt te nemen voor het welstandsbeleid, omdat deze meestal niet geformuleerd zijn met het oog op redelijke eisen van welstand. Bovendien gelden er binnen de gemeente vele bestemmingsplannen, waardoor het zeer lastig wordt om met al deze verschillende bestemmingsplannen rekening te houden. De consequentie van deze aanpak is, dat er strijdigheid kan ontstaan tussen het vigerende bestemmingsplan en de welstandsnota. Zo kan een bestemmingsplan ruimere bebouwingsmogelijkheden bieden dan de criteria uit de welstandsnota. Indien zich dit voordoet zullen (in de meeste gevallen) de (ruimtelijk relevante) criteria uit de welstandsnota buiten toepassing blijven totdat het bestemmingsplan is herzien. Hoofdstuk 3 3

40 3.4 Welstand en het Beeldkwaliteitsplan De welstandsnota richt zich primair op de min of meer reguliere en/of incidentele bouwopgave in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied. Voor gebieden met een planmatige functieverandering, zoals nieuwe woon- en werkgebieden en herontwikkelingsgebieden (stads- en dorpscentra, wijkontwikkelingsgebieden) kan voor de sturing van welstand ook een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld. Deze beeldkwaliteitsplannen kennen in de meeste gevallen niet alleen criteria van welstand waaraan bouwwerken dienen te voldoen, maar gaan bijvoorbeeld ook in op de vormgeving van het openbare gebied. Dat deel van het beeldkwaliteitsplan, dat betrekking heeft op het bouwen, kan als basis dienen voor welstandstoetsing bij bouwaanvragen. Indien reeds een beeldkwalteitsplan voor een in ontwikkeling zijnd gebied bestaat voordat de welstandsnota wordt vastgesteld door de gemeenteraad dient dit plan tot onderdeel te worden gemaakt van de welstandsnota door in de welstandsnota hier expliciet naar te verwijzen. Wel dient het beeldkwaliteitsplan tot stand te zijn gekomen volgens de voorschriften, die de nieuwe Woningwet ten aanzien van de vaststelling en wijziging van de welstandsnota stelt (vaststelling door de gemeenteraad en inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening). Door in de welstandsnota naar het beeldkwaliteitsplan te verwijzen vormt dit plan juridisch een onderdeel van de welstandsnota. Beeldkwaliteitsplannen zijn in principe bedoeld om specifieke ontwikkelingen te kunnen begeleiden. Als de ontwikkeling is afgerond ligt het dan ook in de rede om de criteria die gelden voor het betreffende gebied bij een wijziging van de welstandsnota op te nemen in de welstandsnota zelf. De verwijzing naar het beeldkwaliteitsplan kan dan vervallen. De mogelijkheid bestaat om een beeldkwaliteitsplan vast te stellen in aanvulling op een vastgestelde welstandsnota; bijvoorbeeld als het betreffende beeldkwaliteitsplan een verdere concretisering van het beleid inhoudt dat reeds in de welstandsnota is verankerd. In dat geval is er sprake van een wijziging van de welstandsnota, bijvoorbeeld om ontwikkelingen in een straatwand te sturen en te stimuleren of aanvullende eisen voor een karakteristiek stukje centrumgebied op te stellen. Deze wijziging van de welstandsnota dient weer door de gemeenteraad te worden vastgesteld en de inspraakprocedure conform de gemeentelijke inspraakverordening dient te zijn gevolgd. 4 Deel A - Beleid

41 Behalve de toetsingscriteria omvat een beeldkwaliteitsplan bij voorkeur ook een toelichting waarin het onderliggende beleid kan worden verklaard. In deze toelichting wordt het gemeentebeleid voor het betreffende (ontwikkelings)gebied met betrekking tot beeldkwaliteit op hoofdlijnen samengevat. De toelichting vervult verder een belangrijke rol bij uitvoering van projecten, omdat initiatiefnemers bij het realiseringstraject kunnen refereren aan de voorbeelden en beleidslijnen. Maar net als bij een bestemmingsplan heeft de toelichting ook bij een beeldkwaliteitsplan slechts een beperkte status. Voor de kernen Goedereede, Ouddorp, Stellendam (nog niet vastgesteld) en Oostdijk/Havenhoofd (nog niet vastgesteld) en voor het buitengebied (nog niet vastgesteld) zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Hierin wordt de ontstaansgeschiedenis en de huidige karakteristieken beschreven, bovendien wordt een aanzet gegeven voor gewenste ruimtelijke kwaliteit van deze kernen. Daarnaast is voor het bedrijventerrein Korteweg een Nota Beeldkwaliteit opgesteld. De randvoorwaarden uit de beeldkwaliteitsplannen en de Nota Beeldkwaliteit die direct betrekking hebben op de bebouwing in de onderscheidden typologieën zijn opgenomen in de desbetreffende welstandscriteria (hoofdstuk 5). Daarnaast zijn in de beeldkwaliteitsplannen aandachts- en ontwikkelingsgebieden aangewezen waar niet direct toepasbare welstandscriteria voor de bestaande situatie uit voort vloeien. In het themablad Aandachts- en ontwikkelingsgebieden (hoofdstuk 6) wordt de visie op deze gebieden beschreven. Wanneer de wenselijke ontwikkelingen gerealiseerd zijn, dan kunnen hiervoor (wanneer noodzakelijk) nieuwe criteria voor opgesteld worden. 3.5 Welstand en openbare ruimte en groenbeleid De openbare ruimte en groengebieden worden binnen een gemeente over het algemeen begrensd door bebouwing. Over deze bebouwing doet welstand een uitspraak om de kwaliteit van de bebouwing en vooral ook de samenhang tussen bebouwing binnen een gebied zoveel mogelijk te waarborgen. De kwaliteit van die bebouwing heeft effect op de omgeving waarin dat gebouw staat. Een straat met kwalitatief hoogwaardige bebouwing draagt positief bij aan de beleving van die ruimte. Andersom draagt een straat met een kwalitatief hoogwaardige inrichting positief bij aan de beleving van de bebouwing langs die straat. Omdat in het welstandsbeleid slechts in geringe mate kan worden ingegaan op de kwaliteiten van de openbare ruimte en groen, namelijk slechts op die aspecten waarvoor een bouwvergunning vereist is, is het dan ook de kunst dat bij de wens tot een integraal kwaliteitsbeleid er voldoende afstemming plaatsvindt tussen de wel- Hoofdstuk 3 5

42 standsnota met daarin vastgelegd de kwaliteiten voor de bebouwing en daarnaast beleidsnota's waarin de kwaliteiten vastgelegd zijn van de openbare ruimte en groen. Deze afstemming kan op twee manieren plaatsvinden: Enerzijds door vanuit de gebiedsgerichte benadering, die gevolgd wordt in het kader van het opstellen van de welstandsnota, beleidskeuzen voor andere beleidsvelden vast te leggen. Dit vereist reeds van het begin af aan een integrale aanpak op gebiedsniveau. Anderzijds kan men bij het opstellen van inrichtingsplannen, waar voorheen de uitvoering en het beheer geschiedde door de gemeentelijke diensten, de welstandscommissie bij de opzet van deze plannen betrekken. Immers, straatmeubilair, verlichting, verharding en verkeersmiddelen maken integraal onderdeel uit van de beleving van ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. 3.6 Welstand en monumentenbeleid Inleiding Rijksmonumenten De bescherming van het monument zelf is geregeld in de Monumentenwet (1988) of in de gemeentelijke Monumentenverordening. Bouwen en verbouwen aan rijksmonumenten is vastgelegd in de Monumentenwet. Deze wet geeft het Rijk de mogelijkheid om objecten met een leeftijd van 50 jaar of hoger als rijksmonument aan te wijzen. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via het vergunningenstelsel en bij restauratie zijn financiële middelen beschikbaar. Rijksmonumenten zijn in het Monumentenregister ingeschreven door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ). Het hele object, of het nu een gebouw of een object in de openbare ruimte betreft, is beschermd. Veranderingen aan rijksmonumenten doorvoeren is niet verboden, maar er moet altijd een vergunning aangevraagd te worden. Het is verboden rijksmonumenten te beschadigen of vernielen. Het is bovendien niet toegestaan een monument zo te herstellen, te gebruiken of laten gebruiken dat het monument in gevaar wordt gebracht of ontsierd wordt. Een vergunning wordt pas verleend na afweging van alle belangen van zowel de belanghebbende(n) als van het object zelf. Deze afweging wordt gemaakt door de RDMZ en de gemeente. Voorts kan de eigenaar een verzoek indienen bij de rijksoverheid om subsidie te krijgen voor restauratie of, bij bijzondere monumenten, voor onderhoud. De relatie tussen het welstandsbeleid en monumenten is verder uitgewerkt in het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende panden (hoofdstuk 6 Thematische uitwerkingen). 6 Deel A - Beleid

43 Beschermd stads- en dorpsgezicht De Monumentenwet geeft daarnaast de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten. Deze zijn in de gemeente Goedereede aanwezig in de kern Goedereede. Aangezien het beschermen van stads- en dorpsgezichten een zaak is van monumentenzorg en van ruimtelijke ordening, heeft zowel de staatssecretaris van OC&W als de Minister van VROM de bevoegdheid tot aanwijzing. Bouwen in beschermde stads- en dorpsgezichten is aan bepaalde regels gebonden. Deze zijn vervat in een aangepast bestemmingsplan en hebben primair betrekking op het respecteren van de lokale karakteristiek. Het opstellen van het aangepaste bestemmingsplan voor een beschermd stads- en dorpsgezicht gebeurt in nauwe samenspraak met de monumentencommissie en de RDMZ. De relatie tussen het welstandsbeleid en het beschermde stads- en dorpsgezicht is verder uitgewerkt in het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende panden (hoofdstuk 6 Thematische uitwerkingen). Gemeentelijke en provinciale monumenten Net als bij rijksmonumenten dient bij bouwen en verbouwen aan een gemeentelijk of provinciaal monument uitgegaan worden van een afweging tussen de belangen van de belanghebbende(n) en het object zelf. Bij een bouwvergunning moet de gemeentelijke of provinciale monumentencommissie verplicht om advies gevraagd worden. Een beslissing wordt genomen door Burgemeester en Wethouders of door Gedeputeerde Staten. Een belangrijk verschil tussen rijksmonumenten enerzijds en gemeentelijke en provinciale monumenten anderzijds is dat alleen rijksmonumenten vallen onder het regime van de Monumentenwet en dat de ouderdomsnorm van 50 jaar alleen op rijksmonumenten van toepassing is. De relatie tussen het welstandsbeleid en monumenten is verder uitgewerkt in het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende panden (hoofdstuk 6 Thematische uitwerkingen) Monumenten op de Welstandsbeleidskaart Het aan- en verbouwen van het monument op zich is dus geregeld in de Monumentenverordening en - wet. Echter, de gebouwen in de directe omgeving van een monument vallen hier niet onder terwijl zij wel liggen binnen de beeldinvloedssfeer van dat monument. In het kader van welstand is het wenselijk bij (aan- of ver)bouwen van de belendende panden extra aandacht aan de vormgeving te besteden, zodat met de nieuwe ontwikkeling het monument gerespecteerd wordt. Bouwplannen aan of nabij monumenten worden getoetst door de monumentencommissie en door de welstandscommissie. Dit vormen twee onafhankelijke adviezen. De welstandscommissie toetst aan de gebiedsgerichte criteria. Voor monumenten geldt dat alle vergunningsvrije bouwwerken zoals genoemd in de AmvB lichtvergunningplichtig zijn. Dit houdt in dat kleine bouwplannen die normaal gespro- Hoofdstuk 3 7

44 ken vergunningsvrij zijn en dus preventief niet getoetst worden aan redelijke eisen van welstand, vooraf getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. De monumentencommissie toetst aan de redengevende beschrijving van het monument. Door de monumentencommissie wordt vaak meer op detail getoetst, ook kan bijvoorbeeld het interieur van belang zijn. Het detailniveau hoeft voor de welstandscommissie niet van belang te zijn. 3.7 Welstand en reclamebeleid Reclame-uitingen aan of op gevels alsmede reclameobjecten zijn bedoeld om op te vallen. Daarom kunnen ze, indien harmonieuze inpassing achterwege blijft, al snel als visueel storend worden ervaren. Derhalve is voor plaatsing in beginsel altijd een vergunning van de gemeente nodig. Bij de beoordeling van reclame-uitingen door gemeenten in het kader van welstand wordt onder meer gelet op de visuele afstemming van de reclame op het gebouw en de omgeving. Hiervoor wordt advies gevraagd aan de plaatselijke of provinciale welstandscommissie. Concreet wordt gekeken naar de volgende aspecten: Er moet worden gelet op de vormgeving van de reclame. De reclame moet een functionele relatie hebben met het gebouw waarop deze wordt aangebracht. In het themablad Reclame zijn criteria voor reclame-uitingen opgenomen. 8 Deel A - Beleid

45 DEEL B CRITERIA

46

47 Inhoudsopgave pagina DEEL B CRITERIA 1 GEBRUIKSHANDLEIDING 1 4. ALGEMENE CRITERIA 1 5. GEBIEDSGERICHTE (SNELTOETS) CRITERIA 1 Historisch gegroeide woon- en gemengde gebieden (H-gebieden) 5 H1 Historische nederzettingen: Stedelijke nederzetting 7 H1.1 Stedelijke nederzetting, Centrumgebied 9 H1.2 Stedelijke nederzetting, Binnengebieden 15 H2 Historische nederzettingen: Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting 21 H2.1 Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting, centrumgebied 23 H4 Historische linten: Dijk- en Weglinten 29 H5 Historische linten: Zandlinten 35 H5.2 Zandlinten, uitlopers/buurtschappen 37 H5.3 Landelijke zandlinten 42 H6 Historische linten: Polderlinten 47 Planmatig ontworpen woongebieden (W-gebieden) 55 W1.1 Vooroorlogse woongebieden ( ) 58 W1.2 Woongebieden in stroken- en blokverkaveling ( ) 63 W1.3 Woonerven ( ) 70 W1.4 Woongebieden eind 20 e eeuw 74 W2 Individuele bouw 79 W3 Woonwagenterreinen 82 Werkgebieden (B-gebieden) 85 B3 Werkgebieden met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur 88 B4 Winkelcentra en grootschalige publieke voorzieningen met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur 91 B5 Werkgebieden in ontwikkeling 95 Groengebieden (G-gebieden) 101 G1 Groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie 103 G2 Begraafplaatsen 106 G3 Sportterreinen en recreatiegebieden 108 Inhoudsopgave Deel B 1

48 G4 Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving 110 G5 Recreatieparken, vakantiewoningen en recreatiehavens 113 G6 Buitengebied 117 G6.1 Kleipolderlandschap 119 G6.2 Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap 124 G6.3 Duinenlandschap THEMATISCHE UITWERKINGEN 1 Inleiding 1 Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden 2 Historische boerderijen 10 (Zend)masten 12 Weg- en waterbouwkundige werken 18 Windmolens en molenrestanten 19 (Agrarische) Bedrijfsbebouwing 21 Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden 25 Geschenkwoningen 29 Dakopbouwen 32 Archeologie 36 Reclame-uitingen 38 Volkstuincomplexen en gebieden met hobbyschuren SNELTOETSCRITERIA Inleiding Toepassing Beoordelingsaspecten Aan- en uitbouwen Bijgebouwen en overkappingen Kozijn- en gevelwijzigingen Dakkapellen Erfafscheidingen Overige licht-vergunningplichtige bouwwerken Dakramen Zonnepanelen en collectoren Spriet-, staaf- en schotelantennes Rolhekken, luiken en rolluiken Landgoederen 39 2 Inhoudsopgave Deel B

49 8. (REPRESSIEVE) CRITERIA VOOR VERGUNNINGSVRIJE BOUWWERKEN Inleiding Repressieve toetsing van vergunningsvrije bouwplannen Vrijwillige toetsing van vergunningsvrije bouwplannen 2 Inhoudsopgave Deel B 3

50 4 Inhoudsopgave Deel B

51 GEBRUIKSHANDLEIDING Gebruik In dit hoofdstuk zijn de criteria ten behoeve van de welstandstoets van de gemeente Goedereede uitgewerkt. Deze criteria zijn in belangrijke mate gestoeld op een gebiedsgerichte benadering. Er worden verschillende typen criteria onderscheiden. Aan welke criteria een bouwplan getoetst wordt, hangt af van het soort gebied en het type bouwwerk. Met behulp van de AMvB 'Bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken' kan worden bepaald of een bouwaanvraag vergunningsvrij, licht- danwel regulier vergunningplichtig is. De welstandstoets vormt een onderdeel van de bouwvergunningsprocedure. De bouwvergunningsprocedure is uitgewerkt in Deel C, hoofdstuk 10. In de gemeente Goedereede worden de volgende typen criteria onderscheiden: Algemene welstandscriteria 1 : deze liggen ten grondslag aan iedere bouwplanbeoordeling. Ze fungeren daarnaast als 'vangnet' wanneer een bouwplan gemotiveerd afwijkt van de gebiedsgerichte criteria. Gebiedsgerichte criteria: specifieke aan bebouwing in verschillende deelgebieden gerelateerde criteria. Ze gelden alleen voor reguliere bouwvergunningplichtige bouwwerken (5). Sneltoetscriteria (algemeen): algemeen geldende, met name kwantitatieve criteria voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en regulier bouwvergunningplichtige aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand), overkappingen en dakkapellen. Gelden voor zowel solitaire aanvragen als voor onderdelen van een totaal bouwplan (7). Gebiedsgerichte sneltoetscriteria: gebiedsgerichte criteria voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en regulier bouwvergunningplichtige aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand), overkappingen en dakkapellen: specifieke, aan elementen van bebouwing in verschillende deelgebieden gerelateerde criteria. Gelden voor zowel solitaire aanvragen als voor onderdelen van een totaalplan (5). Thematische criteria: gelden aanvullend op de gebiedsgerichte (sneltoets)criteria voor specifieke bouwwerken zoals monumenten, historische boerderijen en masten of specifieke plekken zoals stads- en dorpsranden, entrees en rivierfronten (6). Gebruikshandleiding Deel B 1

52 In onderstaand schema staat de onderlinge relaties tussen de verschillende typen criteria weergegeven. Afhankelijk van de te doorlopen bouwvergunningsprocedure zijn de typen criteria uit het schema wel of niet van toepassing. In het kader van een welstandstoets is er altijd sprake van één toets. Deze toets kan overigens bestaan uit meerdere toetselementen, de verschillende typen criteria. BOUWAANVRAAG Regulier vergunningplichtige bouwwerken Licht vergunningplichtige bouwwerken Vergunningsvrije bouwwerken Bouwwerken behorend tot thema's Repressieve / vrijwillige welstandstoets [8] Thematische criteria [6] WELSTANDSTOETS Gebiedsgerichte criteria [5] WELSTANDSTOETS Gebiedsgerichte sneltoetscriteria [5] Gebiedsgerichte sneltoetscriteria [5] Algemene sneltoetscriteria [7] Algemene sneltoetscriteria [7] WELSTANDSADVIES 2 Deel B - Criteria

53 Niveau van welstand De welstandscommissie handelt bij haar toets conform de inhoud van de welstandscriteria, zoals in deze nota opgenomen. Zij houdt bij haar toets rekening met de verschillen in de niveaus van welstand. Bieden de criteria voor de welstandstoets aanknopingspunten voor het ontwerp, de niveaus van welstand geven een indicatie voor de mate van ontwerpvrijheid. De niveaus van welstand bepalen in hoofdlijnen de mate van gedetailleerdheid van de gebiedsgerichte criteria. De welstandscommissie kan in haar welstandsadvies dus geen zwaardere criteria hanteren dan vastgelegd in deze nota. De gemeente Goedereede onderscheidt drie niveaus van welstandstoezicht: BASIS niveau van welstand; PLUS niveau van welstand; BIJZONDER niveau van welstand. In Deel A, Hoofdstuk 2, wordt de invulling van deze niveaus van welstand nader toegelicht. In Deel B, Hoofdstuk 5 wordt per gebiedstype het geldende niveau van welstand en de bijbehorende set van criteria per gebiedstype uitgewerkt. Gebruikshandleiding Deel B 3

54 4 Deel B - Criteria

55 4. ALGEMENE CRITERIA Naast de specifieke gebiedsgerichte criteria zijn bij de beoordeling van een bouwwerk ook algemene criteria van kracht. Deze richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspecten. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel 'Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid'. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de welstandscommissie bij de argumentatie van het welstandsadvies. Toepassing algemene criteria In bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte criteria (sneltoetscriteria) ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet. De welstandscommissie kan Burgemeester en Wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte en sneltoetscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene criteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ont- Hoofdstuk 4 1

56 werpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaalculturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit. Relatie tussen bouwwerk en omgeving Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte criteria duidelijkheid verschaffen. Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd worden gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen bijvoorbeeld naar zuilenstructu- 2 Deel B - Criteria

57 ren, zuilen en/of pilasters van tempels. Transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen. Er kunnen dan concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgevingen betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst. Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door eenvoud verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden helderheid en complexiteit daarom als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie. Hoofdstuk 4 3

58 Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst. Materiaal, textuur, kleur en licht Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat. 4 Deel B - Criteria

59 5. GEBIEDSGERICHTE (SNELTOETS) CRITERIA Gebiedsgerichte criteria Naast de algemene welstandscriteria, welke een gebouw op zich beoordelen, bestaan er criteria die eisen stellen aan bouwwerken in relatie tot de omgeving van dat bouwwerk: de gebiedsgerichte welstandscriteria. In dit hoofdstuk zijn per deelgebied gebiedsgerichte welstandscriteria geformuleerd. Vertrekpunt voor het bepalen van gebiedsgerichte criteria is de ruimtelijke hoofdstructuur; verfijnd in een gebiedstypologiekaart en gebiedsbeschrijving. Op de typologiekaart worden de verschillende gebiedstypen in landelijke en stedelijke gebieden onderscheiden. De typologiekaart voor de gemeente Goedereede is als losse bijlage opgenomen. De gebiedsbeschrijving gaat in op het voorkomen, de oorsprong en de karakteristieken van de verschillende gebieden en gebiedsdelen. Op basis van inventarisatie en analyse zijn de belangrijkste karakteristieken bepaald. Deze vormen de aandachtspunten voor de gebiedsgerichte welstandsnota. Binnen één type gebied kunnen meerdere welstandseenheden voorkomen. De keuze voor een bepaald welstandsniveau (BASIS, PLUS of BIJZONDER) in een bepaald (gedeelte) van een gebiedstype wordt bepaald vanuit de volgende invalshoeken: 1) de ruimtelijke karakteristiek en samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur, 2) de cultuurhistorische kwaliteiten en 3) de dynamiek van de bouwopgave 1. Door de benoeming van een bepaald welstandsniveau ontstaan verschillende welstandseenheden. De welstandbeleidskaart voor de gemeente is als losse bijlage opgenomen. Voor elke welstandseenheid is een set met gebiedsgerichte criteria opgesteld (zie onderstaand Voorbeeld tabel gebiedsgerichte (sneltoets)criteria ). Voor grenssituaties en ingrepen van grote invloed zijn algemene beleidsregels onderaan de tabellen opgenomen. Een begrippenlijst en een uitleg van bouwkundige termen is als bijlage bij deze welstandsnota gevoegd. In de navolgende paragrafen is achtereenvolgens ingegaan op: de ruimtelijke hoofdstructuur van de gemeente; de historisch gegroeide gebieden (H-gebieden); de planmatig aangelegde woongebieden (W-gebieden); de bedrijventerreinen (B-gebieden); de groengebieden en buitengebied (G-gebieden). 1 Zie voor uitgebreide toelichting deel A - paragraaf Hoofdstuk 5 1

60 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria Voor veel voorkomende kleine bouwplannen (licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken) gelden in eerste instantie de algemene sneltoetscriteria, zoals benoemd in deel B hoofdstuk 7. Het gaat hier bijvoorbeeld om kleine bouwplannen ter uitbreiding van of toevoeging aan een bestaand gebouw (zoals aanbouwen, uitbouwen en al of niet vrijstaande bijgebouwen). Ook kunnen het kleine bouwplannen zijn, die onderdeel uitmaken van een bouwplan voor een nieuw gebouw. In bepaalde gevallen gelden aanvullend op deze algemene sneltoetscriteria gebiedsgerichte sneltoetscriteria. Deze zijn gerelateerd aan een bepaald type architectuur in een bepaald gebied en zijn in tabelvorm weergegeven onder de tabel met gebiedsgerichte criteria. In hoofdstuk 7 Algemene sneltoetscriteria is, indien van toepassing, een verwijzing opgenomen naar deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria. De (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria zijn niet alleen van toepassing voor lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken, maar ook voor regulier-bouwvergunningplichtige bouwwerken, die alleen maar in sommige gevallen lichtbouwvergunningplichtig zijn. Het betreft hier allereerst grotere aanbouwen, uitbouwen, vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen en overkappingen. Deze regulier-bouwvergunningplichtige bouwwerken worden ook getoetst aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria, omdat zij in vorm en functie lijken op de lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken. Besloten is om niet apart voor deze grotere bouwwerken gebiedsgerichte criteria op te nemen. Om de leesbaarheid en hanteerbaarheid zo groot mogelijk te houden gelden dus voor alle aanbouwen, uitbouwen, vrijstaande en niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Ook dakkapellen kunnen soms regulier-bouwvergunningplichtig zijn. Dit is het geval als zij niet op een bestaand gebouw worden geplaatst. Als tijdens de bouw van een woning besloten wordt alsnog een dakkapel te bouwen is deze dakkapel regulierbouwvergunningplichtig en gelden ook hiervoor de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Eén welstandstoets Een nieuwbouwplan voor bijvoorbeeld een woning omvat vaak een hoofdgebouw met verschillende onderdelen, zoals aanbouwen, bijgebouwen of dakkapellen. Een dergelijk bouwplan wordt in één keer getoetst aan zowel de (relevante) gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. 2 Deel B - Criteria

61 Hieronder is een voorbeeld opgenomen van een tabel met gebiedgerichte sneltoetscriteria. Voorbeeld tabel gebiedsgerichte criteria Gebiedsgerichte welstandscriteria voor gebied X Algemene karakteristiek Situering bouwwerk Algemeen geldend: criteria voor rooilijn, plaatsing, oriëntatie. Hoofdvormen bouwwerk Algemeen geldend: criteria voor relatie vorm bouwwerk tot hoofdvormen in gebied. Gevelaanzichten Algemeen geldend: criteria in relatie tot gevelaanzichten in gebied. Materialisatie en detaillering bouwwerk Algemeen geldend: criteria in relatie tot materialisatie en detaillering van bouwwerken in gebied. Voorpercelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Hoofdstuk 5 3

62 Voorbeeld tabel gebiedsgerichte sneltoets criteria Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen aan-, uitbouwen en nietvrijstaande bijgebouwen Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. kozijn- en gevelwijzigingen Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. dakkapellen Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. erfafscheidingen Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. dakramen Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. zonnepanelen, -collectoren Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. spriet-, staaf- en schotelantennes Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. rolhekken, luiken en rolluiken Gelden aanvullend op de sneltoetscriteria voor specifiek type bouwwerk in gebied X. 4 Deel B - Criteria

63 Historisch gegroeide woon- en gemengde gebieden (H-gebieden) Historisch gegroeide woon- en gemengde gebieden zijn allen op verschillende manieren ontstaan. De landschappelijke en historische ontwikkeling van de gebieden zijn bepalend geweest voor de historische identiteit. Welstandseenheden Dorpen en steden kunnen op verschillende wijzen ontstaan en gegroeid zijn. De landschappelijke ontwikkeling, situering langs oude hoofdwegen en knooppunten maar ook strategische plekken zijn hierin bepalend geweest. In de gemeente Goedereede kan onderscheid worden gemaakt naar de verschillende manieren waarop de gebieden zijn ontstaan. Historische nederzettingen: 1. Stedelijke nederzetting (H1). De strategische ligging langs waterwegen en hoofdwegen heeft gezorgd voor de ontwikkeling van deze steden. Door handel en verdedigingswerken kennen deze kernen een karakteristieke opbouw. 2. Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting (H2). Gesticht op de hogere delen van de polders, grenzend aan het open water. De nederzetting is georiënteerd op een kerk. Van de kerk naar het haventje aan het open water loopt de zogenaamde voorstraat. Historische linten: 3. Dijk- en Weglinten (H4). Om gebieden te beschermen tegen overstromingen zijn dijken opgeworpen. Vanaf de dijk- en weglinten is het gebied landinwaarts verkaveld en in cultuur gebracht. De bebouwing aan de linten komt zowel op de dijk als aan voet van de dijk en langs de linten voor. 4. Zandlinten (H5). Deze linten zijn ontstaan op hoger gelegen delen welke bij overstromingen vaak toch droog bleven. Er werden zandwallen opgeworpen om de percelen te markeren en de akkers te beschermen tegen stuifzand. Ook de gebieden langs stromen zijn door middel van zandwallen beschermd tegen overstromingen. 5. Polderlinten (H6). In de poldergebieden zijn polderlinten ontstaan. De bebouwing aan het polderlint heeft overwegend dezelfde richting als de verkaveling. Hoofdstuk 5 5

64 Historisch gegroeide woon- en gemengde gebieden zijn in de gemeente Goedereede als volgt onder te verdelen: Gebiedscode Naam gebied typologiebeschrijving Woon- en gemengde gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie Historische nederzettingen: H1 Oorspronkelijke kern Goedereede Stedelijke nederzetting H2 Oorspronkelijke kernen Ouddorp en Stellendam Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting Historische linten H4 Stellendam: Molenkade Dijk- en Weglinten Havenhoofd: Haveneind. H5 Ouddorp e.o.: Wittestraat, Dorpsweg, Zandlinten Hazersweg, Dirkdoensweg, Duinkerkerweg, Molenblok, Molenweg, Hofdijksweg en de Broekweg in Ouddorp en het buurtschap Oostdijk., Havenweg, Hazersweg, Oudelandseweg, Vissersstraat, Waterweg, Wittestraat, Smalle Einde, Achterweg, Spaanseweg, Dorpsweg, Duinkerkerweg, Kelderweg, Stelleweg, Dirkdoensweg, Bokweg, Molenweg, Marijkeweg, Julianaweg, Ireneweg, Dijkstelweg Westerweg en de Koolweg. H6 Goedereede: Doelweg-Hoofddijk- Kortewenden. Stellendam: Voorstraat (zuidelijk deel), Mr. Iman Caustraat (zuidelijk deel), Nieuweweg, Schoolstraat, Spuipad, Langeweg, Dwarsstraat, Adrianastraat, Raadhuisplein, Fortjesweg en Dreef. Havenhoofd: Breenstraat. Polderlinten In het vervolg van dit hoofdstuk zal een korte omschrijving gegeven worden van het ontstaan van bovengenoemde typologieën en worden de karakteristieken beschreven en worden de toetsingscriteria gegeven. 6 Deel B - Criteria

65 H1 Historische nederzettingen: Stedelijke nederzetting Ontstaansgeschiedenis De stedelijke nederzettingen vinden hun oorsprong in de Middeleeuwen. De nederzettingen zijn gevestigd op strategische plaatsen langs de riviermondingen en zijn planmatig aangelegd. De strategische ligging voor verdediging of handel heeft er voor gezorgd dat de vestingsteden zich vaak hebben ontwikkeld tot centra met regionale betekenis. Algemene karakteristiek In de Middeleeuwen was de visserij, vooral de haringvangst, van groot belang. Vanuit de vissershavens en handelsplaatsen voeren zeeschepen naar Engeland, Frankrijk en de Oostzee. Toen in de 16 e eeuw voor de havenmonden zandplaten ontstonden werden de havens onbereikbaar. De voornaamste bron van inkomsten was voortaan de landbouw. De beperkte uitbreidingsmogelijkheden binnen de stadsmuren zorgden er voor dat in de historische kernen veel panden op een beperkt grondgebied gebouwd moesten worden. Dit heeft geleid tot een dicht bebouwd stedelijk gebied met smalle straten en steegjes. De percelen zijn over het algemeen smal en diep met woningen direct aan de straat zonder voortuin. De bebouwing is, uitgezonderd enkele grote gebouwen zoals (bijvoorbeeld de kerk een kazerne, een stadhuis, waag), kleinschalig van karakter. De historische omgeving vormt een toeristische trekpleister waardoor aan de centrumstraten enkele winkels en café-restaurants liggen. De reclame op de gevels en in de straat zijn terughoudend aangebracht. Dynamiek De stedelijke kern is vaak een gemengd gebied van wonen en verschillende maatschappelijke en commerciële activiteiten. Economische druk creëert een vraag naar uitbreiding en verandering van gebouwen. Tegelijkertijd vraagt de cultuurhistorische waarde van een stadsgezicht om bescherming. In dit spanningsveld is een evenwicht noodzakelijk tussen enerzijds voldoende mogelijkheden voor particulier initiatief en anderzijds voldoende mogelijkheden om de optelsom van bouwinitiatieven zodanig te sturen dat het (stedelijke) beeld in zijn waarde gelaten wordt. Waardering Goedereede is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dit geeft aan dat de stedelijke kern een bijzondere waarde heeft. Vanwege de middeleeuwse oorsprong bevinden zich in de kernen veel monumenten. De gebouwen vertonen over het algemeen een grote samenhang in materiaalgebruik en gevelopbouw. Naast de bebouwing is ook de structuur van straten en pleinen cultuurhistorisch waardevol. De planmatige aanleg van de steden vertegenwoordigt een tijdsgebonden opvatting over stedenbouw. Hoofdstuk 5 7

66 Aandachtspunten welstandskader Eenheid en samenhang tussen de gevels in straat- of pleinwand met name in het materiaalgebruik en detaillering; Architectonische aansluiting van de winkel- en horecapui en reclame op het oorspronkelijk pand; Handhaving van historische rooilijnen; Het functioneel samenvoegen van panden mag het individuele karakter van de afzonderlijke panden niet aantasten; De relatie tussen de bovenverdiepingen met winkel- of horecapui. Gemeentelijke uitwerking typologie Gebieden met historische stedelijke bebouwing komen voor in de kern Goedereede, er is onderscheid gemaakt in de gebieden: Centrumgebieden (H1.1). Binnengebieden (H1.2); Op de gemeentelijke typologiekaart worden de gebieden met historische stedelijke bebouwing met bovenstaande coderingen aangegeven. 8 Deel B - Criteria

67 H1.1 Stedelijke nederzetting, Centrumgebied Goedereede Het centrumgebied van de oude kern van Goedereede heeft nog altijd een zekere stedelijke allure. Met name aan de Markt bevinden zich voorname, statige panden. Naarmate men verder van de Markt verwijderd raakt wordt het beeld meer bepaald door eenvoudigere, meer sobere woningen met een beperkter bouwvolume. Op enkele plaatsen zijn (gerestaureerde) 17 de - eeuwse trapgevels te vinden. De kopgevels aan de Haven en de Markt, veelal in de vorm van lijst- en tuitgevels vormen vrij gave gesloten gevelwanden van individuele panden die met een eigen stoep aan de straat staan. De meeste gevels zijn 18 de en 19 de eeuw, maar metselwerk van de meeste zijmuren doet een oudere kern (15 de of 16 de eeuws) vermoeden. De bebouwing telt overwegend twee tot drie lagen met kap. Deze kappen, in de vorm van zadeldaken of schilddaken kennen een oriëntatie evenwijdig aan en loodrecht op de straat. De gevels kenmerken zich door de hoge eerste bouwlagen van de gebouwen en de verticale geleding. In de verticaal gelede gevels, verkregen door de hoge, staande ramen, is een duidelijke symmetrie waar te nemen. Naast de aaneengesloten bebouwingswand van staande staafvormige gebouwen wordt de sfeer rond de haven nadrukkelijk bepaald door de detaillering en het kleur- en materiaalgebruik. Deze bestaat uit aardkleurige bakstenen in vaak fijngevoegd metselwerk in kruis- en staandverband. Daarnaast worden ook gele ijsselstenen gebruikt. Gevels zijn tevens afgewerkt met grijs, wit of crèmekleurig geschilderd pleisterwerk. In het pleisterwerk zijn regelmatig schijnvoegen toegepast ter imitatie van natuursteenblokken. Een houten hoofdgestel of bakstenen rollaag rondt de bovenkant van de gevels af. Hierboven bepalen rode en zwarte Hollandse en Tuile-du-nord pannen, geglazuurd of gesmoord, het beeld. In de gevels bevinden zich paneeldeuren en doorgaans een T-schuifraam of 4- of 6-ruits (schuif)ramen met een (1 tot 2-ruits) bovenlicht. Deze ramen en deuren zijn met geprofileerde deur- en vensteromlijstingen afgewerkt. Boven de deuren en vensters zijn (gebogen) strekken en rollagen toegepast, sporadisch verfraaid met vertandingen, wit geverfde aanzet- en sluitstenen of sierbanden. De basis van de gebouwen wordt veelal gevormd door een grijsgeschilderde of hardstenen plint. Welstandsniveau Voor de historische kern van Goedereede geldt een beschermd stadsgezicht. Voor het H1.1 gebied is daarom een BIJZONDER niveau van welstand van toepassing. Dit Hoofdstuk 5 9

68 beleid is er op gericht zowel de karakteristieke situering en hoofdvorm van de bebouwing te behouden als de kenmerkende details en materiaal- en kleurgebruik. In dit H1.1 gebied komen monumenten en beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze specifieke panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van het historische centrumgebied. De specifieke locaties van deze panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor de bebouwing in het centrumgebied (H1.1) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. De criteria met betrekking tot welstand, zoals opgesteld in het beeldkwaliteitsplan voor deze historische kern zijn in dit schema opgenomen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden aan toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Gebiedsgerichte criteria voor de Stedelijke nederzetting, Centrumgebied H1.1 De stedelijke nederzettingen vinden hun oorsprong in de Middeleeuwen. De nederzettingen zijn gevestigd op strategische plaatsen langs de riviermondingen en zijn planmatig aangelegd. De strategische ligging voor verdediging of handel heeft er voor gezorgd dat de vestingsteden zich vaak hebben ontwikkeld tot centra met regionale betekenis. De bebouwing bestaat uit voorname, staande staafvormige bouwmassa s die in uitstraling de economische bloeiperiodes van de nederzetting verbeelden. De bebouwing vormt gesloten wanden die de openbare ruimte volgen en vormen. Onderstaand schema geeft de gebiedsgerichte criteria aan. Rooilijn: Aansluiten bij de aanwezige rooilijn in gebied. Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk Zijdelingse afstand: Het individuele karakter van de gebouwen dient te worden gerespecteerd. Gevels verticaal ontwerpen De zijdelingse afstand is beperkt of aaneengesloten. Oriëntatie: Hoofdgebouw is georiënteerd op de straat. Bouwmassa: Het is van groot belang voor de herkenbaarheid en zeggingskracht van het geheel dat er een duidelijk verband tussen de vorm en het gebruik van het individuele gebouw bestaat. Toepassen van staafvormige (staand) en blokvormige massa's. Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. De bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Bouwhoogte: Passend in de gevelwand. Streven naar afwisselende bouwhoogtes. De bouwhoogte dient de individualiteit van het pand te ondersteunen. Kapvorm: Toepassen éénduidige kapvorm. Toepassen van een zadeldak of schilddak. Toepassen van een zichtbare hellende kap. 10 Deel B - Criteria

69 Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Kaprichting: Toepassen van een haaks op of evenwijdig aan de straat georiënteerde kaprichting. Gevelopbouw: Zorgdragen voor een duidelijke indeling: bouwlagen en dakgedeelte zijn herkenbaar in de gevelopbouw. De gevelindeling dient de individualiteit van het pand te ondersteunen. Vensteropbouw: afnemend van begane grond naar 1 ste en eventueel 2 de verdieping. Winkel- en horecapuien (en overige begane gronden) afstemmen op gevelopbouw 1 ste verdieping. Bij verbouw of gedeeltelijke (ver)nieuwbouw dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: De verticale structuur van het hoofdgebouw handhaven. Toepassen van hoge vensters, staande ramen en smalle muurdammen Plasticiteit: Geen zwaar reliëf met erkers, balkons, loggia's, etc. toegestaan Toepassen van een diepe neggemaat met maatvoering die aansluit op die in de omgeving. Bij lijstgevels en voorname, grotere bouwmassa s toepassen karakterestieke gevelbeëindiging. Overstekken zijn niet toegestaan, deze zijn niet gebiedseigen. Geaccentueerde entree partijen. Materiaalgebruik: Gevels: natuursteen, baksteen of pleisterwerk. Plaatmaterialen van kunststof en metalen zichtbaar in de gevel zijn niet toegestaan. Kozijnen, ramen en deuren hout of gelijkend hierop. Glas niet als grootste geveloppervlak. Metselverband: aansluitend bij toegepaste metselverbanden in de omgeving. Voegvorm: aansluitend bij toegepaste voegvormen in de omgeving. Goot en/of gootbekleding: zink. Dakbedekking: gebakken pannen (oud) Hollandse, Tuile-du-Nord of kruispannen. Kleurgebruik: Baksteenkleur: aardkleurig (baksteen in een kleur welke wordt verkregen door een bakproces van geelbakkende klei tot aan roodbakkende klei, zonder toevoeging van kleurstoffen en zonder kunstmatige behandeling van het zichtvlak). Voegkleur: grijs. Pleisterwerk: lichte tinten in fijn stucwerk, aansluitend bij toegepaste kleurstellingen in de omgeving. Geen felle kleurstellingen toepassen. Kozijnen en dakrand lichtkleurig. Deuren in donker oud-hollandse kleur. Bewegende delen hierop afgestemd. Dakbedekking: oranje-rood, blauwgrijs of zwart. Zichtbaar de natuurlijke kleuren ontstaan vanuit het bakproces. Plinten in grijs (zand-cement) pleisterwerk mogelijk. Hoofdstuk 5 11

70 Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Eventuele dakkapellen met omlijsting toepassen. Geen lichtreclame toegestaan. (zie themablad reclame ) Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen: rollaag of strek aanbevolen. Toepassen van een hoofdgestel aanbevolen. Een hoofdgestel is breed samengesteld lijstwerk als bovendeel van een gevel. Toepassen van forse dorpels/ vensterbanken. Toepassen van muurschotels en -ankers in de gevel toegestaan. Toepassen van een gestuct (grijs) trasraam toegestaan. Toepassen reclame onder condities toegestaan (zie themablad 'reclame'). Geprofileerde deur- en raamomlijsting op de gevel en andere gevelversiering toegestaan. Hardstenen stoepen met bijbehorende palen aanbevolen. De palen moeten worden geplaatst in de stoep en niet door bevestiging van bouten en moeren. Hekwerken moeten een eenvoudig, open karakter en een vlakke bovenregel hebben. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 12 Deel B - Criteria

71 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor de Stedelijke nederzetting, Centrumgebied H1.1 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op de kapvorm van het hoofdgebouw. Materiaal, kleur en detailleringsniveau afstemmen op dat van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst etc. afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde hiervan. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk indien het perceel hier ruimte voor laat. Kapvorm afstemmen op de kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemmen op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Ritmerende elementen als voordeuren en vensters blijven identiek of krijgen bij vernieuwing tenminste een aan elkaar verwante vormgeving. Detaillering van de oorspronkelijke /historische bebouwing met rolbogen, sluitstenen, speklagen e.d. is richtinggevend. Met name (winkel)puien op hoeken verdienen een zeer zorgvuldige vormgeving. Behoud van en respect voor oorspronkelijke raamindeling. Behoud van en respect voor oorspronkelijke ornamentiek. Geen voorzetramen toegestaan. Geen permanente sfeer- en feestverlichting toegestaan. Hoofdstuk 5 13

72 Dakramen Het toepassen van dakramen is toegestaan, mits: - staand model; - klassieke uitvoering - niet dominerend in het dakvlak. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering zo minimaal mogelijk en passend bij de architectuur van het hoofdgebouw. Dakkapellen bij voorkeur positioneren in of net boven de goot. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing is essentieel. Dakkapel plat afdekken. Erfafscheidingen Uitsluitend erfafscheidingen in metselwerk, begroeiing/ hagen, houten of ijzeren hekwerken, passend bij de karakteristiek van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimte. Indien hekwerken worden toegepast op stoepen voor de gevels van monumentale panden en gelegen in het beschermd stadsgebied, dienen de palen te worden geplaast in de stoep en niet door middel van bouten en moeren te worden bevestigd. De hekwerken moeten een eenvoudig, open karakter en platte afdekking hebben. Zonnepanelen en collectoren Geen vanaf de straat zichtbare zonnepanelen en collectoren toegestaan. Spriet-, staaf- en schotelantennes Geen vanaf de straat zichtbare spriet-, staaf- en schotelantennes toegestaan. Rolhekken, luiken en rolluiken Geen (rol)luiken en rolhekken toegestaan. Wanneer, in geval van veiligheidsredenen rolluiken noodzakelijk zijn dienen deze aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie te zijn geplaatst, uitgevoerd in een niet te gesloten uitvoering. Zonwering Aan de buitenzijde niet toegestaan, indien toch noodzakelijk dan markiezen. Uitgevoerd in unikleur en uitsluitend op de begane grond. Per raam één markies toegestaan. Uitvalschermen zijn niet toegestaan 14 Deel B - Criteria

73 H1.2 Stedelijke nederzetting, Binnengebieden Goedereede Het binnengebied van de stedelijke nederzetting wordt gevormd door de bebouwing binnen de Middeleeuwse ommuring, uitgezonderd het centrumgebied. Van de ommuring zijn slechts enkele fragmenten overgebleven. De bebouwing in het binnengebied heeft in tegenstelling tot de bebouwing van het centrumgebied een onmiskenbaar dorpskarakter, de bebouwing is bescheidener van afmeting en detaillering. Grote delen van de Middeleeuwse bebouwing zijn in het binnengebied verdwenen, met name in het westelijk gedeelte van de stedelijke nederzetting. De gebouwen tellen overwegend 1 tot 1,5 laag met zowel zadel- als schilddak. Naarmate men de Markt en de Haven dichter nadert neemt ook de bebouwingshoogte enigszins toe, tot maximaal twee lagen plus kap. Het buitenste deel van de oude kern heeft een bijna agrarisch karakter. Dit is duidelijk zichtbaar in de concentraties van landbouwschuren aan de Achterstraat, de Varkensmarkt, Groenmarkt en Bekaf. Deze landbouwschuren contrasteren duidelijk met de woonbebouwing door toepassing van zwart geteerde, gepotdekselde, gesloten houten gevels. Het materiaalgebruik in de overige bebouwing komt overeen met dat van het centrumgebied: aardkleurige bakstenen, licht pleisterwerk, rode en zwarte Hollandse pannen en houten vensters en daklijsten. De architectuur is minder uitgesproken dan in het centrumgebied, wel komen ook hier lijst-, trap-, hals- en tuitgevels voor. De bebouwing kent echter overwegend een meer traditionele vormgeving met zadeldaken in zowel de dwars- als de langsrichting t.o.v. de straat. De detaillering komt overeen met die in het centrumgebied alleen komt deze op een kleinere schaal voor. Welstandsniveau Voor de historische binnengebied van Goedereede geldt evenals voor het centrumgebied een beschermd stadsgezicht. Voor het H1.2 gebied is daarom een BIJZONDER niveau van welstand van toepassing. Dit beleid is er op gericht zowel de karakteristieke situering en hoofdvorm van de bebouwing te behouden als de kenmerkende details en materiaal- en kleurgebruik. In dit H1.2 gebied komen monumenten en- Hoofdstuk 5 15

74 beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze specifieke panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van het historische gebied. De specifieke locaties van deze beeldbepalende panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor de bebouwing in het binnengebied (H1.2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. De criteria met betrekking tot welstand, zoals opgesteld in het beeldkwaliteitsplan voor deze historische kern zijn in dit schema opgenomen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden aan toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor de Stedelijke nederzetting, Binnengebieden H1.2 De binnengebieden van historische stedelijke nederzettingen zijn als een schil om deze oorspronkelijke kernen heen gebouwd. De bebouwing en de binnengebieden bestaat uit kleinschalige boerderij-achtige en blokvormige bouwmassa s. Daarnaast bepalen veel (agrarische) schuren het beeld in deze gebieden. Onderstaand schema geeft de gebiedsgerichte criteria aan. Rooilijn: Aansluiten bij de aanwezige rooilijn in gebied. Situering van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk Zijdelingse afstand: Het individuele karakter van de gebouwen dient te worden gerespecteerd. Gevels verticaal ontwerpen De zijdelingse afstand is beperkt of aaneengesloten. Oriëntatie: Hoofdgebouw is georiënteerd op de straten van de binnengebieden. Bouwmassa: Het is van groot belang voor de herkenbaarheid en zeggingskracht van het geheel dat er een duidelijk verband tussen de vorm en het gebruik van het individuele gebouw bestaat. Staafvormig, liggend, staand en blokvormig. Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. De bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Bouwhoogte: Passend in de gevelwand. Bouwhoogte afhankelijk van maat en schaal van de omliggende bebouwing. 16 Deel B - Criteria

75 Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Kapvorm: Kapvorm afhankelijk van de toegepaste kapvormen in de gehele gevelwand. Toepassen van een zadeldak. Kaprichting: Evenwijdig aan de staat (langsrichting) en haaks op de straat (dwarsrichting). Smalle topgevels (bij smalle panden) toegestaan. Gevelopbouw Zorgdragen voor een duidelijke indeling: verschillende bouwlagen en het dakgedeelte zijn herkenbaar in de gevelopbouw. Toepassen van hoge onderverdiepingen (en 1 e verdieping bij voorname, grotere bouwmassa's) en lagere toplaag. Vensteropbouw: maatvoering afnemend van begane grond naar 1 e verdieping. Winkelpuien (en overige begane grondgevels) afstemmen op gevelopbouw 1 e verdieping. Bij verbouw dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: Het verticale of horizontale ontwerp van het hoofdgebouw handhaven. Voor verticaal ontworpen panden is het toepassen van hoge vensters, staande ramen en relatief smalle muurdammen aanbevolen. Plasticiteit: Zwaar reliëf in de gevel door toepassen van erkers, balkons, loggia's etc. niet toegestaan. Hoge plasticiteit in raampartijen door toepassen van een diepe kozijnmaat met een maatvoering aansluitend op die toegepast in de omgeving. Toepassen van forse, duidelijk uitkomende gevelbeëindiging (met name bij lijstgevels en voorname, grotere bouwmassa's). Geaccentueerde deur- en raamomlijstingen op de gevel mogelijk. Materiaalgebruik: Gevels: natuursteen, baksteen of pleisterwerk. Plaatmaterialen, kunststof en metaal zichtbaar in de gevel zijn niet toegestaan. Glas niet als grootste geveloppervlak. Metselverband: aansluiten bij de toegepaste metselverbanden in de omgeving. Voegvorm: aansluiten bij voegvormen in de omgeving. Kozijnen: hout. Goot en gootbekleding: zink. Dakbedekking: gebakken pannen zoals (oud) Hollandse, Tuile-du-Nord of kruispannen. Hout (gepotdekseld toegepast). Kleurgebruik: Baksteenkleur: aardkleurig (baksteen in een kleur welke wordt verkregen door een bakproces van geelbakkende klei tot aan roodbakkende klei, zonder toevoeging van kleurstoffen en zonder kunstmatige behandeling van het zichtvlak). Voegkleur: lichte voegspecie (geen kunstmatig gekleurde voegspecie toepassen). Pleisterwerk: lichte tinten aansluitend bij toegepaste kleurstellingen in de omgeving. Kozijn- en dakrandkleur: lichtkleurig (kozijnen overwegend licht en ramen overwegend donker). Dakbedekking: oranje-rood, zwart of donkergrijs. Gebruik van traditionele (oud Hollandse) kleuren, zoals donkerrood (ossenbloed rood), donkergroen (mosgroen), donkerblauw, roomwit en zwart. Plinten in pleisterwerk grijs of zwart geverfd mogelijk. Hoofdstuk 5 17

76 Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Eventuele dakkapellen met omlijsting toepassen en sober detailleren. Vaste luifels en overkappingen aan de voorzijde niet toegestaan. Windveren. Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen: rollaag of strek. Muurschotels en ankers in de gevel toegestaan. Gestuct trasraam of plint toegestaan. Reclame in gevelvlak of als uithangbord toegestaan, mits passend in de maatvoering en architectuur van het geheel. Lichtreclame niet toegestaan. (zie themablad reclame ) Overduidelijke deur en raamomlijsting op de gevel en andere gevelversiering toegestaan mits passend in de omgeving. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 18 Deel B - Criteria

77 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor de Stedelijke nederzetting, Binnengebieden H1.2 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op de kapvorm van het hoofdgebouw. Materiaal, kleur en detailleringsniveau van aan- of uitbouw afstemmen op dat van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst etc. afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde hiervan. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk indien het perceel hier ruimte voor laat. Kapvorm afstemmen op de kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Ritmerende elementen als voordeuren en vensters blijven identiek of krijgen bij vernieuwing tenminste een aan elkaar verwante vormgeving. Detaillering van de oorspronkelijke/ historische bebouwing met rolbogen, sluitstenen, speklagen e.d. is richtinggevend. Met name (winkel)puien op hoeken verdienen een zeer zorgvuldige vormgeving. Behoud van en respect voor oorspronkelijke raamindeling. Behoud van en respect voor oorspronkelijke ornamentiek. Geen voorzetramen toegestaan. Geen permanente sfeer- en feestverlichting toegestaan. Hoofdstuk 5 19

78 Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering minimaliseren en passend bij de architectuur van het hoofdgebouw. Dakkapellen toegestaan mits verticaal gericht (breedte smaller dan hoogte). Dakkapel plat afdekken. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing is essentieel. Dakramen Uitvoeren in staandmodel. Afmetingen aanpassen aan het dakvlak. Erfafscheidingen Uitsluitend erfafscheidingen in metselwerk, streekeigen begroeiing/ hagen of houten of ijzeren hekwerken, passend bij de karakteristiek van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimte. Indien hekwerken worden toegepast op stoepen voor de gevels van monumentale panden en gelegen in het beschermd stadsgebied, dienen de palen te worden geplaast in de stoep en niet door middel van bouten en moeren. De hekwerken moeten een eenvoudig, open karakter hebben en plat afgedekt zijn. Zonnepanelen en collectoren Geen vanaf de straat zichtbare zonnepanelen en collectoren toegestaan. Spriet-, staaf- en schotelantennes Geen vanaf de straat zichtbare spriet-, staaf- en schotelantennes toegestaan. Rolhekken, luiken en rolluiken Geen (rol)luiken en rolhekken toegestaan. Wanneer, in geval van veiligheidsredenen, rolluiken noodzakelijk zijn dienen deze aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie te zijn geplaatst. Zonwering Aan de buitenzijde niet toegestaan, indien toch noodzakelijk dan markiezen. Uitgevoerd in unikleur en uitsluitend op de begane grond. Per raam één markies toegestaan. Uitvalschermen zijn niet toegestaan 20 Deel B - Criteria

79 H2 Historische nederzettingen: Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting Ontstaansgeschiedenis Verspreid over Goeree-Overflakkee liggen dorpen en gehuchten. De meeste werden gesticht op de hogere delen van de polders en vaak grensden de meeste dorpen aan het open water. Door de inpoldering van aanwassen kwamen ze op den duur midden op het eiland te liggen. Vaak zorgde een gegraven kanaal voor de verbinding met open zee, tot het kanaal verzandde. Veel van de historische kernen zijn aangewezen als beschermd dorpsgebied. Algemene karakteristiek De meeste nederzettingen zijn rondom een kerk gebouwd. In het centrum staat de kerk met een plein eromheen. De bebouwing is in cirkels rond het Kerkplein gegroepeerd. Van de kerk naar het haventje loopt de voorstraat, de voornaamste straat. Hier woonden de belangrijke burgers van het dorp. Waar de voorstraat en de dijk elkaar kruisen, ligt een kaai, de aanlegplaats voor schepen. Niet bij alle dorpen zijn deze drie kenmerkende elementen haven, kerkring en voorstraat nog even duidelijk terug te vinden. Men spreekt dan ook van voorstraatnederzettingen. Daar waar het risico van wateroverlast en overstromingen gering was durfde men los van de dijken te bouwen. De kernen zijn hier midden in de polders gesticht, eveneens rondom de kerk. De bebouwing werd dusdanig gesitueerd dat er in een ring rondom de kerk bebouwing kon verrijzen. Men spreekt hier dan ook van kerkringdorpen. Dynamiek De bouwmogelijkheden in de kerkringdorpen en voorstraatnederzettingen zijn in verband met de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke kwaliteit en eenheid over het algemeen zeer beperkt. De bouwactiviteiten liggen op het vlak van sloop en nieuwbouw. Waardering De kerkringdorpen en voorstraatnederzettingen hebben een aantal kenmerken, die zeer waardevol zijn voor de karakteristiek van de kernen. Deze kenmerken hebben een relatie met de ontstaansgeschiedenis van de Zuid-Hollandse Eilanden. Inpassing van nieuwe gebouwen met aandacht voor de waardevolle omgeving is belangrijk. De gebouwen vertonen over het algemeen een grote samenhang in materiaalgebruik en gevelopbouw. Naast de bebouwing is ook de structuur van straten en pleinen cultuurhistorisch waardevol. Bij uitbreiding van bestaande gebouwen is belangrijk dat de karakteristiek van de kerkring of voorstraatnederzetting gehandhaafd blijft. Daarnaast zal de uitbreiding moeten passen bij het hoofdgebouw. Hoofdstuk 5 21

80 Aandachtspunten welstandskader Eenheid en samenhang tussen de gevels in straat- of pleinwand; Architectonische aansluiting van de winkelpui op het oorspronkelijk pand; Handhaving van historische rooilijnen; Situering van de woning ten opzichte van de kerkring of voorstraat; Gemeentelijke uitwerking typologie De kerkringdorpen in de gemeente Goedereede zijn Ouddorp en Stellendam. De oorspronkelijke kernen van Ouddorp en Stellendam zijn te typeren als Kerkringdorpen centrumgebied. Op de gemeentelijke typologiekaart worden deze met codering (H2.1) aangegeven. 22 Deel B - Criteria

81 H2.1 Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting, centrumgebied Ouddorp De oudste en meest aaneengesloten bebouwing van Ouddorp is te vinden aan de Kerkring, deze wordt gevormd door de Weststraat, Hoenderdijk, Boompjes en Raadhuisstraat. Het straatbeeld wordt hier mede bepaald door een aantal panden met 18 e en 19 e eeuwse tuitgevels en lijstgevels. Vaak is sprake van een oudere kern, zichtbaar door de aanwezigheid van 17 e eeuws muurwerk, ankers e.d. In vergelijking met Goedereede heeft Ouddorp veel meer een badplaatskarakter. Winkels- en horecabedrijven hebben hier een veel zwaardere stempel op de bebouwing gedrukt. Tevens heeft de bebouwing in dit centrumgebied duidelijk een meer dorpskarakter dan het centrum van Goedereede. De bebouwing telt hier overwegend één tot anderhalve laag met kap. Deze kappen zijn vooral in de vorm van zadeldaken opgetrokken, doorgaans haaks op de straat. Het materiaalgebruik bestaat voornamelijk uit aardkleurige bakstenen, licht (pastel-)kleurig pleisterwerk, oranje-rode Hollandse pannen en hout. De detaillering is niet bijzonder uitgesproken en bestaat uit (vertande) rollagen, muurankers, daklijsten en decoraties in natuur- en kalkzandsteen op of in de gevel. Opvallend element in het centrum is het gemeentehuis in neo-renaissance stijl. Stellendam Stellendam werd gesticht aan het eind van de 18 e eeuw, de oudste bebouwing dateert zodoende uit de periode rond Deze is in min of meer gesloten gevelwanden te vinden aan beide zijden van de Voorstraat en het oostelijk gedeelte van de Molenkade. Het algemene beeld wordt bepaald door een breed straatprofiel met vrij lage panden (één tot twee lagen met kap). De zadeldaken zijn evenwijdig aan, en haaks op de weg georiënteerd. De meeste panden zijn ingrijpend verbouwd, wat voor een deel verband houdt met de watersnood van Sterk beeldbepalend in dit deel van de Voorstraat zijn de rijen leilindes. Aan de achterzijden van de bebouwing aan de Voorstraat bepalen schuurtjes en bijgebouwen het straatbeeld. Hoofdstuk 5 23

82 Dit levert een minder samenhangend beeld op. Het materiaalgebruik bestaat uit aardkleurige bakstenen, licht (pastel-)kleurig pleisterwerk, oranje-rode Hollandse pannen en hout. De detaillering is niet bijzonder uitgesproken en bestaat uit rollagen, muurankers, daklijsten en enkele decoraties in natuur- en kalkzandsteen op of in de gevel. Welstandsniveau Voor de historische kernen van Ouddorp en Stellendam is een BIJZONDER niveau van welstand van toepassing. Dit beleid is er op gericht zowel de karakteristieke situering en hoofdvorm van de bebouwing te behouden als de kenmerkende details en materiaal- en kleurgebruik. In deze H2.1 gebieden komen monumenten en beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van het historische centrumgebied. De specifieke locaties van deze panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor de bebouwing in de centrumgebieden (H2.1) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. De criteria met betrekking tot welstand, zoals opgesteld in het beeldkwaliteitsplan voor deze historische kern zijn in dit schema opgenomen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden aan toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. 24 Deel B - Criteria

83 Gebiedsgerichte criteria voor Kerkringdorp/voorstraatnederzetting centrumgebied H2.1 Een kerkring met voorstraat is ontstaan op de hogere delen van de polders. De bebouwing bestaat uit een mix van staafvormige en kleinere blokvormige bouwmassa s die dicht op de weg gesitueerd zijn. De bebouwing in de kerkringen met voorstraat volgt het verloop van de weg waarbij de gesloten rooilijnen de structuur bepalen. Onderstaand schema geeft de gebiedsgerichte criteria aan. Rooilijn: Aansluiten bij de aanwezige rooilijn in gebied. Situering van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk Gevelaanzichten van het bouwwerk Zijdelingse afstand: Het individuele karakter van de gebouwen dient te worden gerespecteerd. Gevels verticaal ontwerpen. De zijdelingse afstand van de bebouwing is beperk en aaneengesloten. Oriëntatie: Hoofdgebouw is georiënteerd op de straten. Bouwmassa: Het is van groot belang voor de herkenbaarheid en zeggingskracht van het geheel dat er een duidelijk verband tussen de vorm en het gebruik van het individuele gebouw bestaat. Staafvormig, liggend, staand en blokvormig. Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. De bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Accenten op straathoeken toegestaan. Bouwhoogte: Passend in de gevelwand. Bouwhoogte afhankelijk van maat en schaal van de omliggende bebouwing. Kapvorm: Toepassen éénduidige kapvorm. Toepassen van een zadeldak of schilddak. Toepassen van een zichtbare hellende kap. Kaprichting: Evenwijdig aan of haaks op de straat. Smalle topgevels (bij smalle panden) toegestaan. Gevelopbouw: Zorgdragen voor een duidelijke indeling: de verschillende bouwlagen en het dakgedeelte zijn herkenbaar in de gevelopbouw. Toepassen van hoge onderverdiepingen (en 1e verdieping bij voorname, grotere bouwmassa's), lagere toplaag. Vensteropbouw: afnemend van begane grond naar 1 e en 2 e verdieping. Winkelpuien (en overige begane gronden) afstemmen op gevelopbouw 1 e verdieping. Bij verbouw of dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: Het verticale ontwerp van het hoofdgebouw handhaven. Toepassen van hoge vensters, staande ramen en relatief smalle muurdammen bij verticaal ontworpen panden Hoofdstuk 5 25

84 Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Plasticiteit: Zwaar reliëf in de gevel door toepassen van erkers, balkons, loggia's etc. niet toegestaan. Hoge plasticiteit in raampartijen door toepassen van een diep kozijnmaat met een maatvoering aansluitend bij die toegepast in de omgeving. Toepassen van forse, duidelijk uitkomende daklijsten bij gevelbeëindiging (met name bij voorname, grotere bouwmassa's). Geaccentueerde deur- en raamlijsten. Materiaalgebruik: Gevels: baksteen of pleisterwerk. Plaatmaterialen, kunststof en metaal zichtbaar in de gevel zijn niet toegestaan. Glas niet als grootste geveloppervlak. Metselverband: aansluiten bij toegepaste metselverbanden in de omgeving. Voegvorm: aansluiten bij toegepaste voegvormen in de omgeving. Kozijnen: hout of gelijkend hierop. Dakbedekking: (oud) Hollandse gebakken pannen. (geglazeerde dakpannen zijn niet toegestaan) Gevels van schuren aan de achterwegen: baksteen, gepotdekseld hout of een combinatie hiervan. Kleurgebruik: Baksteenkleur: aardkleurig, bruin, rood en geel. Voegkleur: lichte voegspecie. Pleisterwerk: lichte tinten (geen wit of pastelkleuren) aansluitend bij toegepaste kleurstellingen in de omgeving. Kozijn- en dakrandkleur: lichtkleurig (kozijnen licht en ramen eventueel donker). Dakbedekking: oranje-rood, zwart of donkergrijs. (geglazuurde dakpannen zijn niet toegestaan) Gebruik van traditionele (oud Hollandse) kleuren, zoals donkerrood (ossenbloed rood), donkergroen (mosgroen), donkerblauw, roomwit en zwart. Detaillering: Bijzondere situering (toegangen) of ligging aan een bijzondere stedelijke ruimte (plein) vergt extra aandacht voor de architectonische detaillering van gevelwanden, hoeken en zijgevels. Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Vaste luifels en overkappingen aan de voorzijde niet toegestaan. Vormgeving van het aan-, uitbouw en bijgebouw (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand) aansluitend bij de architectuur van het hoofdgebouw. Windveren en gootlijsten toegestaan. Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen: rollaag of strek. Muurschotels en ankers in de gevel toegestaan. Gestuct trasraam of plint (grijs) toegestaan. Reclame in gevelvlak of als uithangbord toegestaan, mits passend bij de maatvoering en architectuur van het geheel. Geen lichtreclame toegestaan (Zie themablad reclame ) Raamlijsten, gevelversiering en kroonlijsten toegestaan. Schoorstenen op de topgevel/scheidingswand situeren. 26 Deel B - Criteria

85 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Aanvullende sneltoetscriteria voor Kerkringdorp/ voorstraatnederzetting centrumgebied H2.1. De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op de kapvorm van het hoofdgebouw. Materiaal, kleur en detailleringsniveau van aan- of uitbouw afstemmen op dat van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overtrek, daklijst etc. afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en Ondergeschik houden aan het hoofdgebouw. overkappingen Situeren achter de voorgevel van het hoofdgbouw of het verlengde hiervan. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op de kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten Hoofdstuk 5 27

86 altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Ritmerende elementen als voordeuren en vensters blijven identiek of krijgen bij vernieuwing tenminste een aan elkaar verwante vormgeving. Detaillering van de oorspronkelijke /historische bebouwing met rolbogen, sluitstenen, speklagen e.d. is richtinggevend. Met name (winkel)puien op hoeken verdienen een zeer zorgvuldige vormgeving. Behoud van en respect voor oorspronkelijke raamindeling. Behoud van en respect voor oorspronkelijke ornamentiek. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering minimaliseren en passend bij de architectuur van het hoofdgebouw. Dakkapellen beginnend in de dakgoot of op de daklijst en verticaal vormgeven Dakkapellen met omlijsting toepassen en sober detailleren. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Aangekapte dakkapel is niet toegestaan. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing is essentieel. Erfafscheidingen Uitsluitend erfafscheidingen in metselwerk, streekeigen begroeiing/ hagen of houten of ijzeren hekwerken, passend bij de karakteristiek van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimte. Zonnepanelen en collectoren Geen vanaf de straat zichtbare zonnepanelen en collectoren toegestaan. Spriet-, staaf- en schotelantennes Geen vanaf de straat zichtbare spriet-, staaf- en schotelantennes toegestaan. Rolhekken, luiken en rolluiken Geen (rol)luiken en rolhekken toegestaan. Wanneer, in geval van veiligheidsredenen, rolluiken noodzakelijk zijn dienen deze aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie te worden geplaatst. 28 Deel B - Criteria

87 H4 Historische linten: Dijk- en Weglinten Ontstaansgeschiedenis In geheel Goeree-Overflakkee komen in het polderlandschap dijk- en weglinten voor. Dijk- en weglinten zijn ontstaan door het herhaaldelijk overstromen van oude veengronden, waardoor vele malen een laagje klei gedeponeerd werd. In de 12 e en 13 e eeuw werden deze ringvormige veeneilanden met een dijk omgeven. Als een flink gebied ook bij vloed droog bleef, legde men er een dijk omheen die op twee plaatsen aansloot op de bestaande dijk. Zo veranderde de oude zeedijk in een droge dijk. Daarnaast vormen de dijken na de eerste bedijking in de 11 e eeuw tevens de basis voor de voorstraatnederzettingen, die op het eiland nog duidelijk herkenbaar aanwezig zijn. De dijklinten vormen nu als uitlopers van de oude kernen de overgang tussen het dorp en het polderlandschap. Algemene karakteristiek Kenmerkend is het verschil in hellingshoek van de diverse dijk- en weglinten. Aan de voormalige zeezijde is de helling van de dijk altijd wat flauwer en langer doordat daar slib is bezonken en aan de landzijde niet. Na de bedijking werden aan de zeezijde meestal boerderijen en andere opstallen gebouwd. De richting van de boerderijen is evenwijdig of haaks op de verkavelingsrichting. Tussen de boerderijen zijn doorzichten op het achterland. De jongere bebouwing staat voornamelijk op de kruin van de dijk. Dit zijn voornamelijk kleine vrijstaande woningen die direct aan de weg liggen. Dynamiek De bouwmogelijkheden in de dijklinten zijn over het algemeen zeer beperkt. De bouwactiviteiten liggen op het vlak van sloop en nieuwbouw. Waardering De dijklinten hebben een aantal kenmerken, die zeer waardevol zijn voor de karakteristiek van het lint. Deze kenmerken hebben een relatie met de ontstaansgeschiedenis van de Zuid-Hollandse Eilanden. Het betreft het wel of juist niet aanwezig zijn van de doorzichten, de oriëntatie van de bebouwing op de richting van de dijk of weg dan wel de verkavelingrichting, de situering van de bebouwing. Inpassing van nieuwe gebouwen met aandacht voor de waardevolle omgeving is belangrijk. Daarnaast zal een uitbreiding moeten passen bij het hoofdgebouw. Aandachtspunten welstandskader Situering van de woning ten opzichte van de dijk; Oriëntatie van de woning op de dijk dan wel de verkavelingrichting. Openheid en doorzichten vanuit de linten naar het open landschap. Hoofdstuk 5 29

88 Gemeentelijke uitwerking typologie Tussen de dijk- en weglinten bestaat verschil in dichtheid en in beleving van openof beslotenheid. Op sommige plekken zijn nederzettingen en buurtschappen ontstaan en op andere is het dijklint juist landelijk gebleven. In de gemeente Goedereede zijn dijk- en weglinten te onderscheiden met het karakter van uitloper van de dorpskern of solitaire buurtschap. Dit zijn respectievelijk de Molenkade in Stellendam en het Haveneind in Havenhoofd. Op de gemeentelijke typologiekaart worden dit type dijk- en weglint met de code H4.2 aangegeven. Stellendam De Molenkade in Stellendam heeft in tegenstelling tot de dijk- en weglinten in de kern van Goedereede een minder landelijk karakter. Dit is het gevolg van de situering van de bebouwing op de kruin van de dijk in een hoge bebouwingsdichtheid. De bebouwing is hier zowel haaks op, als evenwijdig aan de weg gesitueerd. Deze bebouwing is opgebouwd uit één laag met zadeldak. Het materiaalgebruik bestaat voornamelijk uit aardkleurige bakstenen, gele ijsselsteen, licht pleisterwerk, oranje-rode en donkere Hollandse pannen en voor de schuren gepotdekseld hout. De detaillering is niet bijzonder uitgesproken en bestaat voornamelijk uit rollagen en muurankers. Markant element op de dijk is de molen (waarvoor criteria zijn opgesteld in het themablad Molens en molenrestanten ) en de zichtlijn hierop. Havenhoofd Aan het eind van de 17 e eeuw werden de havenfuncties van de stad Goedereede verplaatst naar een locatie aan het andere eind van het havenkanaal, drie kilometer verderop, dichter bij de zee. De eerste vestigingen daar vonden plaats aan de noordzijde op de kop van relatief recent gevormde duinen (het Haveneind). De bebouwing van Havenhoofd dateert in haar geheel van na Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de bebouwing van Havenhoofd namelijk volledig door de Duitsers gesloopt in verband met militaire plannen voor de kustverdediging. Rekening houdend met wensen van oorspronkelijke bewoners werd de nederzetting al in 1947 herbouwd, nagenoeg in eenzelfde opzet en in een sobere historiserende, maar zorgvuldige architectuur (Delftse School). Haveneind vormde daarbij een duidelijke eenheid door de rood gedekte daken, de repeterende woningen in een strakke rooilijn en het overeenkomstig kleur- en materiaalgebruik. Welstandsniveau Voor deze linten is gekozen voor een PLUS niveau van welstand. De ambitie voor deze gebieden is de cultuurhistorisch waardevolle karakteristieken te behouden. In 30 Deel B - Criteria

89 deze H4.2 gebieden komen monumenten en beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van de linten. De specifieke locaties van deze panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing van deze panden wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor de uitlopers/buurtschappen in dijklinten (H4.2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing en de historische boerderijen wordt verwezen naar de betreffende themabladen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor dijklinten; uitloper/buurtschap - H4.2 Een uitloper/buurtschap bestaat uit een clustering van bebouwing die zowel op de kruin als aan de voet van de dijk is gelegen. De bebouwing is een mix van voornamelijk staafvormige bouwmassa's en enkele kleinere bouwmassa s die gezamenlijk de loop van het dijklint volgen. In de uitlopers/buurtschappen bepalen de open tot half-open rooilijnen de structuur van het terugkerende patroon. Er zijn twee typen hoofdbouwmassa s in het gebied te onderscheiden: Type A: staafvormige boerderijachtige bouwmassa s. Type B: kleinere staaf- en blokvormige bouwmassa s. Bij de bebouwing in de uitlopers/buurtschappen ligt de hoofdbebouwing overwegend op de kruin of op de berm van de van de dijk. Bij nieuwbouw- en vervanging van de hoofdbouwmassa kan één van de hiervoor genoemde typen teruggebouwd worden. Voor monumentale / cultuurhistorisch waardevolle panden of gevelwanddelen dient bij vervanging hetzelfde type te worden teruggebouwd. Onderstaand schema geeft de criteria per type aan. Situering van het bouwwerk Type A Type B Rooilijn: De overwegend gebogen, op de weg gerichte, rooilijn dient gerespecteerd te worden. Zijdelingse afstand: Zijdelingse afstand: De bebouwing is vrijstaand. De openheid Behouden van het duidelijke onderscheid tussen de bouwmassa's dient gehandhaafd tussen aaneengesloten en verspreide betergebied te worden. bouwing. De doorzichten naar het ach- dienen gerespecteerd te worden. Hoofdstuk 5 31

90 Gevelaanzichten van het Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk bouwwerk Materialisatie en detaillering van het Type A Type B Oriëntatie: Oriëntatie: De oriëntatie van de bebouwing is zowel De oriëntatie van de bebouwing is zowel evenwijdig aan de straat (langsrichting) evenwijdig aan de straat (langsrichting) als haaks op de straat (dwarsrichting). Dit als haaks op de straat (dwarsrichting). Dit beeld dient gerespecteerd te worden. beeld dient gerespecteerd te worden. Hoofdbebouwing en bijgebouwen kunnen Hoofdbebouwing is nabij het centrum zowel aan de voet als op de kruin van gesitueerd op de kruin van de dijk. Rich- de dijk gesitueerd worden. ting het buitengebied en in het buitengebied Bij situering aan de voet of in de berm van tevens aan de voet van de dijk. de dijk dient de aansluiting van het perceel Bij situering aan de voet of in de berm van op het dijklint (trappartijen, insteek- de dijk dient de aansluiting van het per- straten, inritten e.d.) vormgegeven te ceel op het dijklint (trappartijen, insteekstraten, worden in de lijn van reeds bestaande inritten e.d.) vormgegeven te elementen. worden in de lijn van reeds bestaande elementen. Bouwmassa: Bouwmassa: Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. Staafvormig, liggend. Een hoofdbouwmassa kan uit meerder Bouwmassa kent een heldere, éénduidige woningen bestaan. hoorfvorm. Staafvormig, liggend en blokvormig. Bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoorfvorm. Bouwhoogte: Streven naar afwisselende bouwhoogtes. Passend in de gevelwand. Kapvorm Zadeldak Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Evenwijdig aan (langsrichting) of haaks op (dwarsrichting) het lint. Gevelopbouw: Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel waarin de verschillende bouwlagen en het dakgedeelte herkenbaar zijn. Bij verbouw dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale geleding. Gebruik van staande ramen en relatief smalle muurdammen. Plasticiteit: - Materiaalgebruik: Materiaalgebruik: b k Kozijnen: hout Dakbedekking: gebakken pannen of (kunst)riet. Geen geglazuurde dakpannen toegestaan Gevel: hoofdzakelijk baksteen. Kozijnen: hout. Dakbedekking: gebakken pannen. Gevel: hoofdzakelijk baksteen. Afwerking met pleisterwerk toegestaan. Afwerking met pleisterwerk toegestaan. 32 Deel B - Criteria

91 Type A Type B Kleurgebruik: Baksteenkleur: aardtinten. Bruin, rood en geel Pleisterwerk geen wit toegestaan. Dakpannen: oranje kleurig. Geen geglazuurde pannen toegestaan. Kozijnen ramen en deuren? Gebruik van traditionele (oud Hollandse) kleuren, zoals donkerrood (ossenbloed rood), donkergroen (mosgroen), donkerblauw, roomwit en zwart. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Detaillering in de vorm van bijvoorbeeld raam- en deurlijsten, gevelversiering, windveren, makelaars en gootlijsten aanbevolen. Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen: rollaag of strek. Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is mogelijk. Toepassen van een gestuct trasraam (grijs) is mogelijk. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Gebiedsgerichte sneltoets voor H4.2 Dijklint; uitlopers/ buurtschappen De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw. Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde hiervan. Hoofdstuk 5 33

92 Bouwen op het zijerf alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke historische bebouwing met rolbogen, speklagen e.d. richtinggevend. Met name (winkel)puien op hoeken verdienen een zorgvuldige vormgeving. Behoud van en respect voor oorspronkelijke raamindeling. Behoud van en respect voor oorspronkelijke ornamentiek. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering zo minimaal mogelijk en aansluiten bij de architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing essentieel. Dakkapel plat afdekken. Erfafscheidingen Bij voorkeur erfafscheidingen in metselwerk, streekeigen begroeiing/ hagen, houten of ijzeren hekwerken en schuttingen. 34 Deel B - Criteria

93 H5 Historische linten: Zandlinten Ontstaansgeschiedenis De eerste bewoners vestigden zich in de droge gebieden. Ze troffen daar tussen de duinstroken een vruchtbare, maar dunne kleibodem aan die geregeld met duinzand werd onderstoven. Om de akkers tegen stuifzand te beschermen en ook om de grens tussen de percelen te markeren, wierpen de boeren zandwalletjes op van ongeveer één meter hoog. Het zand voor de wallen haalden ze uit greppels die ze aan weerszijden groeven. Deze vorm van perceelscheiding en vee-kering is uniek. De aarden wallen worden schurvelingen genoemd. Algemene karakteristiek Tegenwoordig vormen de schurvelingen een lappendeken van onregelmatige akkers met kronkelige wegen. Langs veel wegen is lintbebouwing te vinden of zijn kernen ontstaan als Ouddorp. De bebouwing is kleinschalig, gevarieerd en is afkomstig uit verschillende tijdsperioden. Algemeen geldt voor de linten dat de bebouwing dicht op de weg staat en meestal de kavelrichting volgt. De beplanting in de linten is zwaar waardoor ze een besloten karakter krijgen. Dynamiek De bouwmogelijkheden in de linten zijn over het algemeen zeer beperkt. De linten hebben namelijk een hoge cultuurhistorische waarde. De bouwactiviteiten liggen op het vlak van sloop en nieuwbouw. Inpassing van deze nieuwe gebouwen met aandacht voor de waardevolle omgeving en aansluiting bij de oorspronkelijke bouwvorm en oriëntatie is belangrijk. Bij uitbreiding van bestaande gebouwen is belangrijk dat het zicht vanuit de linten op het achterland gehandhaafd blijft. Daarnaast zal de uitbreiding moeten passen bij het hoofdgebouw (zie ook thema historische boerderijen). Waardering De zandlinten hebben diverse kenmerken, die zeer waardevol zijn. Het betreft de doorzichten naar het achterland, de oriëntatie van de bebouwing op het lint en/of de verkavelingsrichting. Aandachtspunten welstandskader Situering van de woningen ten opzichte van het zandlint; Oriëntatie van de woning op het lint dan wel de verkavelingsrichting; Openheid en doorzichten vanuit de linten naar het open landschap. Hoofdstuk 5 35

94 Gemeentelijke uitwerking typologie Tussen de zandlinten bestaat verschil in dichtheid en in beleving van open- of beslotenheid. De dichtheid van bebouwing van de zandlinten is hoger dan in de andere linten. Om deze verschillen in linten aan te geven, worden in de gemeentelijke welstandsnota verschillende welstandseenheden onderscheiden. Er is verschil gemaakt in: Uitlopers/buurtschappen (H5.2); Landelijke zandlinten (H5.3). Deze beide type zandlinten komen voor in het strandwallen-, strandpolder- en schurvelingenlandschap rond Ouddorp. De uitlopers en buurtschappen zijn (delen van) de Wittestraat, Dorpsweg, Hazersweg, Dirkdoensweg, Duinkerkerweg, Molenblok, Molenweg, Hofdijksweg en de Broekweg in Ouddorp en het buurtschap Oostdijk. Op de gemeentelijk typologiekaart worden deze uitlopers/buurtschappen met de codering H5.2 aangegeven. De landelijke zandlinten sluiten aan op de uitlopers rond de kern van Ouddorp te weten (delen van) de Havenweg, Hazersweg, Oudelandseweg, Vissersstraat, Waterweg, Wittestraat, Smalle Einde, Achterweg, Spaanseweg, Dorpsweg, Duinkerkerweg, Kelderweg, Stelleweg, Dirkdoensweg, Bokweg, Molenweg, Marijkeweg, Julianaweg, Ireneweg, Dijkstelweg en de Koolweg. Op de gemeentelijk typologiekaart worden deze landelijke linten met de codering H5.3 aangegeven. 36 Deel B - Criteria

95 H5.2 Zandlinten, uitlopers/buurtschappen Ouddorp De ontwikkeling buiten de kerkring van de bebouwde kom van Ouddorp is pas in de loop van de vorige eeuw op gang gekomen. Eenvoudige lintbebouwing van vrijstaande en agrarische woonhuizen en kleine boerderijen kenmerken een groot deel van het (zeer oude) grillige netwerk van voormalige landwegen en zandpaden rond de kern van Ouddorp. De bebouwing in het lint is zeer divers qua situering. De gebouwen zijn zowel haaks op, als evenwijdig aan de weg geplaatst. Opvallend is dat ondanks het vaak landelijk aandoende karakter, de bebouwing in de uitlopers doorgaans in een strakke rooilijn staat die de weg volgt. De overwegende woonbebouwing heeft één tot twee lagen met voornamelijk een zadeldak. De vrij sobere en traditioneel vormgegeven bebouwing bestaat uit aardkleurige baksteen, regelmatig afgewerkt met wit pleisterwerk, rood-oranje en zwarte Hollandse dakpannen en hout. Oostdijk De locatie van Oostdijk vormt vermoedelijk de oudste vestingsplaats op Goeree. De eerste bewoners kozen een plak in het gradiënt tussen de oude duinen en het getijdenlandschap dat direct ten zuiden ervan ontstond tijdens diverse grote overstromingen rond het begin van onze jaartelling. Zo ontstond aan de noordzijde van de Oostdijkseweg, in de beschutting van het duin al heel vroeg een patroon van, veelal door zandwallen omgeven akkers en tuinen, afgewisseld door kavels met in het groen uitgespaarde erven en bebouwing in een eenvoudige, locale agrarische architectuur. De positie van de gebouwen op de kavels varieert. Het hoofdgebouw heeft meestal een voortuin en staat direct aan de Oostdijkseweg, in het algemeen evenwijdig, maar soms (in deze gevallen betreft het doorgaans bouwwerken van een recentere datum) ook duidelijk eigenwijs dwars op de weg, een enkele keer halverwege en ook achter op het kavel. De erven zijn in het algemeen van de openbare weg gescheiden door hagen. Het oorspronkelijke karakter van Oostdijk is nog duidelijk herkenbaar, echter afwijkende nieuwbouw en (agrarische) bedrijfsbebouwing doen plaatselijk afbreuk aan de authentieke beeldkwaliteit. Hoofdstuk 5 37

96 Welstandsniveau Voor deze linten is gekozen voor een PLUS niveau van welstand. De ambitie voor deze gebieden is de cultuurhistorische karakteristieken te behouden en met de opgestelde criteria de ruimtelijke kwaliteit op basis van de cultuurhistorische kenmerken verder te verbeteren. In deze H5.2 gebieden komen monumenten en beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze specifieke panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van de linten. De specifieke locaties van deze panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing van deze panden wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor de uitlopers/buurtschappen in zandlinten (H5.2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing en de historische boerderijen wordt verwezen naar de betreffende themabladen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor zandlinten; uitloper/buurtschap H5.2 Een uitloper/buurtschap aan een zandlint bestaat uit een mix van gebouwen uit verschillende tijdsperiodes. Zowel in de van oorsprong agrarische als in de niet-agrarische uitlopers/buurtschappen bepalen de open tot half-open rooilijnen de structuur van het occupatiepatroon. Er zijn twee typen hoofdbouwmassa s in de gebieden te onderscheiden: Er zijn twee typen hoofdbouwmassa s in het gebied te onderscheiden: Type A: liggend staafvormige boerderijachtige bouwmassa s. Type B: kleinere staaf- en blokvormige bouwmassa s. Bij nieuwbouw- en vervanging van de hoofdbouwmassa kan één van de hiervoor genoemde typen teruggebouwd worden. Voor monumentale / cultuurhistorisch waardevolle panden of gevelwanddelen dient bij vervanging hetzelfde type te worden teruggebouwd. Onderstaand schema geeft de criteria per type aan. Situering van het bouwwerk Type A Type B Rooilijn: De weg volgende rooilijn dient gerespecteerd te worden. 38 Deel B - Criteria

97 Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Zijdelingse afstand: Zijdelingse afstand: De bebouwing is vrijstaand. De openheid tussen de bouwmassa's dient gehandhaafd te worden. De bebouwing is overwegend vrijstaand. Oriëntatie: De oriëntatie van de bebouwing is zowel haaks op de straat (dwarsrichting) als evenwijdig aan de straat (langsrichting). Dit beeld dient gerespecteerd te worden. Bouwmassa: Bouwmassa: Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassasa. Per erf of kavel is er één hoofdbouwmas- Een hoofdbouwmassa kan uit meerde- Staafvormig, liggend. re woningen bestaan. De bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Bouwhoogte: Streven naar afwisselende bouwhoogtes. Passend in de gevelwand. Kapvorm: Zadeldak of schilddak. Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Evenwijdig aan (langsrichting) of haaks op (dwarsrichting) het lint. Gevelopbouw: Staafvormig, liggend en blokvormig. De bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel waarin de verschillende bouwlagen en het dakgedeelte te onderscheiden zijn. Bij verbouw dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale geleding. Gebruik van staande ramen en relatief smalle muurdammen op de kopgevels. Materiaalkeuze: Materiaalkeuze: Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Dakbedekking: gebakken pannen of Dakbedekking: gebakken pannen. Geglazuurde (kunst)riet. Geglazuurde pannen niet toegestaan. pannen niet toegestaan. Gevel: bakstenen. Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: Baksteenkleur: aardtinten. Rood, bruin en geel. Dakpannen: oranje kleurig, zwart of donkergrijs. Geglazuurde pannen niet toegestaan Kozijnen, ramen en deuren Gebruik van traditionele (oud Hollandse) kleuren, zoals donkerrood (ossenbloed rood), donkergroen (mosgroen), donkerblauw, roomwit en zwart. Hoofdstuk 5 39

98 Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Toepassen van afwerkingen langs gevel en vensteropeningen in de vorm van rollagen en strekken zijn toegestaan. Toepassen van windveren is toegestaan. Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor H5.2 Zandlint; uitlopers/buurtschappen De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw. Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde hiervan. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. 40 Deel B - Criteria

99 Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke historische bebouwing met rolbogen, speklagen e.d. richtinggevend. Met name (winkel)puien op hoeken verdienen een zorgvuldige vormgeving. Behoud van en respect voor oorspronkelijke raamindeling. Behoud van en respect voor oorspronkelijke ornamentiek. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering minimaliseren en aansluiten bij de architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing essentieel. Geen dakkapellen op voormalige agrarische schuren. Dakkapel plat afdekken. Erfafscheidingen Bij voorkeur erfafscheidingen in streekeigen begroeiing, hagen of open hekwerken met begroeiing. Hoofdstuk 5 41

100 H5.3 Landelijke zandlinten Ouddorp In de tweede helft van de 20 e eeuw zijn de linten in het strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap zodanig verdicht dat deze bijna een dorps karakter uitstralen. De boerderijen die in 53 gespaard zijn gebleven zijn hier dan ook talrijker dan in het kleipolderlandschap. Het betreft hier vooral varianten van de duinboerderij. Vrij kleine boerderijen of agrarische woonhuizen met aangebouwde schuur of stal. Het schuur- of stalgedeelte is doorgaans iets breder en hoger dan het voorhuis, met wagendeuren in de geheel of gedeeltelijk houten zijwand. Het beeld wordt echter overheerst door meer recent gerealiseerde kleinschalige individueel gebouwde woningen. Deze kennen een grotere diversiteit in materiaalgebruik en architectuur. De samenhang in de bebouwing wordt echter bereikt door de beperkte bouwhoogte (één laag met kap) en kapvorm (overwegend zadeldaken). De woningen zijn gesitueerd in een grillige rooilijn gerelateerd aan het verloop van de weg. Om het landelijke karakter te handhaven is het van belang de bestaande doorzichten naar het achterliggende landschap zoveel mogelijk te behouden. Ook respect voor de oudere oorspronkelijk agrarische bebouwing draagt bij aan het behoud van het originele karakter. Met name het toepassen van karakteristieke detaillering in de vorm van o.a. windveren, voorschotten, makelaars, in lokale kleuren geschilderde luiken, rollagen, strekken en speklagen draagt hieraan bij. Welstandsniveau Voor deze linten is gekozen voor een PLUS niveau van welstand. Het is de ambitie voor deze gebieden de cultuurhistorische karakteristieken te behouden. In de gebieden met deze code H5.3 komen monumenten en beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze specifieke panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van de linten. De specifieke locaties van deze panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing van deze panden wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor landelijke zandlinten (H5.3) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing en de historische boerderijen wordt verwezen naar de betreffende themabladen. De 42 Deel B - Criteria

101 criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor Zandlinten; landelijk H5.3 Een landelijk zandlint wordt gekenmerkt door een wisseling van gesloten en openheid. De bebouwing staat als individueel object in het landschap. Her en der is clustering van bebouwing aanwezig. De bebouwing in landelijke zandlinten is opgebouwd uit een mix van voornamelijk staafvormige bouwmassa's en enkele kleinere bouwmassa's. Deze volgen gezamenlijk de loop van het zandlint. In het landelijke zandlint is de losse bebouwingsstructuur sterk bepalend voor de beleving van het buitengebied. Er zijn twee typen hoofdbouwmassa s in het gebied te onderscheiden: Type A: staafvormige boerderijachtige bouwmassa s. Type B: kleinere staafvormige bouwmassa s. Bij de bebouwing in de landelijke gebieden ligt de hoofdbebouwing overwegend op de kop van de kavel. Bij vervanging of nieuwbouw van een hoofdbouwmassa kan afhankelijk van de situering van het bouwvlak één van voornoemde typen (terug)gebouwd worden. Situering van het bouwwerk Type A Type B Rooilijn: Rooilijn: De op de weg gerichte rooilijn dient gerespecteerd te worden. De gebogen, de weg volgende, rooilijn dient gerespecteerd te worden. Zijdelingse afstand: Zijdelingse afstand: De bebouwing is vrijstaand. De openheid tussen de bouwmassa s en doorzichten naar het achtergebied dienen gehandhaafd te worden. Oriëntatie: De bebouwing is overwegend vrijstaand. De doorzichten naar het achtergebied dienen in acht genomen te worden. De oriëntatie van de bebouwing is zowel haaks op de straat (dwarsrichting) als evenwijdig aan de straat (langsrichting). Dit beeld dient gerespecteerd te worden. Hoofdbebouwing is overwegend gesitueerd op de kop van de kavel. Hoofdstuk 5 43

102 Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Gevelaanzichten van het Hoofdvormen van het bouwwerk bouwwerk Type A Type B Bouwmassa: Bouwmassa: Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Een hoofdbouwmassa kan uit meerdere De bouwmassa kent een heldere, éénduidige woningen bestaan. hoofdvorm. Staafvormig, liggend en blokvormig. De bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Bouwhoogte: Streven naar afwisselende bouwhoogtes. Kapvorm: Zadeldak. Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Zowel haaks op het lint (dwarsrichting) als evenwijdig aan het lint (langsrichting). Gevelopbouw: Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel waarin de verschillende bouwlagen en het dakgedeelte herkenbaar zijn. Bij verbouw dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale geleding. Gebruik van staande ramen en relatief smalle muurdammen. Plasticiteit: - Materiaalgebruik: Materiaalgebruik: Kozijnen: hout of goedgelijkende andere Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. materialen. Dakbedekking: gebakken materiaal (niet Dakbedekking: gebakken pannen (niet geglazuurd) of (kunst)riet. Geglazuurde geglazuurd). Geglazuurde dakpannen zijn dakpannen zijn niet toegestaan. niet toegestaan. Gevel: baksteen, natuursteen en hout. Gevel: baksteen, natuursteen en hout. Kleurgebruik: Baksteenkleur: aardkleurige tinten, geel rood of bruin. Dakpannen: oranje kleurig, of grijs gesmoord. Overig kleurgebruik: bij voorkeur gebruik van traditionele (oud Hollandse) kleuren, zoals donkerrood (ossenbloed rood), donkergroen (mosgroen), donkerblauw, roomwit en zwart. Stucwerk toegestaan, geen kleur wit. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Toepassen van afwerkingen langs gevel en vensteropeningen in de vorm van rollagen en strekken zijn toegestaan. Toepassen van windveren en gootlijsten is aanbevolen. Toepassen van muurschotels en -ankers in de gevel is toegestaan. 44 Deel B - Criteria

103 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Hoofdstuk 5 45

104 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor H5.3 zandlint; landelijk De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria aan-, uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. bijgebouwen en overkappingen Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw. Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke/ historische bebouwing met rolbogen, speklagen e.d. richtinggevend. dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering minimaliseren en passend in de architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing essentieel. Geen dakkapellen op oorspronkelijke agrarische schuren. Dakkapel plat afdekken. erfafscheidingen Bij voorkeur erfafscheidingen in streekeigen begroeiing/ hagen of openhekwerken met begroeiing. 46 Deel B - Criteria

105 H6 Historische linten: Polderlinten Ontstaansgeschiedenis De eilanden Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee en voormalig eiland Rozenburg zijn verkaveld en in cultuur gebracht vanaf de dijken. De bodem van de polders is ontstaan na klei-afzetting op een veenlaag. Algemene karakteristiek Polderlinten worden gekenmerkt door langgerekte rechte lijnen met bebouwing in verschillende dichtheden. De linten hebben binnen de kernen een hoge dichtheid die afneemt naar mate men het buitengebied nadert. De bebouwing aan het polderlint heeft overwegend dezelfde richting als de oorspronkelijke verkaveling ontstaan ten tijde van de ontginningen. Dynamiek De bouwmogelijkheden in de linten zijn over het algemeen zeer beperkt. De linten hebben namelijk een hoge cultuurhistorische waarde. De bouwactiviteiten liggen op het vlak van sloop en nieuwbouw. Inpassing van deze nieuwe gebouwen met aandacht voor de waardevolle omgeving en aansluiting bij de oorspronkelijke bouwvorm en oriëntatie is belangrijk. Bij uitbreiding van bestaande gebouwen is belangrijk dat de uitbreiding past bij het hoofdgebouw. Waardering De polderlinten hebben diverse kenmerken, die zeer waardevol zijn. Het betreft de wel of niet aanwezige doorzichten naar het achterland, de oriëntatie van de bebouwing op het lint en/of de verkavelingsrichting. Aandachtspunten welstandskader Situering van de woningen ten opzichte van het polderlint; Oriëntatie van de woning overwegend op de verkavelingsrichting; Openheid en doorzichten vanuit de linten naar het open landschap. Gemeentelijke uitwerking typologie De dichtheid en de beleving van open- dan wel beslotenheid van bebouwing in de polderlinten verschilt. Soms zijn er nederzettingen aan de linten ontstaan. Polderlinten zijn binnen de gemeente Goedereede in de typologie Uitlopers te vinden. Deze worden gevormd door de eerste uitbreidingen buiten de historische kern van voorstraatnederzetting Stellendam. Het gaat hier om de straten: Voorstraat (zuidelijk deel), Mr. Iman Caustraat, Nieuweweg, Schoolstraat, Spuipad, Langeweg, Dwarsstraat, Adrianastraat, Raadhuisplein, Fortjesweg en Dreef. Ook in de kernen Goedereede en Havenhoofd komen gebieden met deze typologie voor, namelijk respectievelijk de Doelweg-Hoofddijk-Kortewenden in Goedereede en de Breenstraat in Havenhoofd. Hoofdstuk 5 47

106 Stellendam In de tweede helft van de 19 e eeuw werd de explosieve bevolkingsgroei eerst opgevangen in de Voorstraat, waarvan de nu nog hoge bebouwingsdichtheid het resultaat is. Eind 19 e eeuw ging men over tot het toevoegen van de Mr. Iman Caustraat en de Nieuwe Weg die, gebaseerd op de loop van de Voorstraat en het omringende ontginningslandschap, de rechtlijnige nederzettingsstructuur versterkte. Korte dwarsstraatjes fungeerden als verbindingen. In de periode werden de eerder vernoemde straten verder verdicht en ontstond woningbouw aan de Schoolstraat, Langeweg en Spuipad. De bebouwing in de polderlinten bestaat uit kleinschalige, vrijstaande, individueel vormgegeven gebouwen. In de Voorstraat zijn ook aaneengesloten rijen woningen waar te nemen. De bebouwing telt overwegend één tot anderhalve laag met kap. Als kapvormen zijn voor het grootste gedeelte zadeldaken gebruikt, deze worden afgewisseld met zadeldaken met een wolfseind en mansardekappen. De daken en hoofdbouwmassa s zijn overwegend haaks op de weg georiënteerd. Het straatbeeld wordt bepaald door de architectonische vormgeving van de vaak rijk gedetailleerde (ingezwenkte) lijst-, tuit- en topgevels. De details zijn rollagen (met versierde sluitstenen), strekken, speklagen, hardstenen plinten, verfraaide windveren en makelaars, crèmekleurig pleisterwerk en glas-in-lood in bovenlichten. Het materiaalgebruik bestaat uit aardkleurige bakstenen, hout en oranje-rode en donkere gebakken pannen. Opvallend element is de kop-staart boerderij aan de Voorstraat. Goedereede In het gebied Doelweg-Hoofddijk-Kortewenden heerst een zeer landelijke sfeer. Het vormt daarmee een bufferzone tussen de waardevolle historische kern en de planmatige jaren 60 uitbreiding. Dit gebied kenmerkt zich door de lage bebouwingsdichtheid waarbij de woningen op de kop van de kavel gesitueerd zijn met de grootschaligere agrarische bedrijfsbebouwing daarachter. De bebouwing staat op enige afstand van de weg en is parallel georiënteerd aan het oorspronkelijke verkavelingspatroon van het omringende polderlandschap. De woonbebouwing heeft plaatselijk een monumentaal karakter met detaillering in de vorm van rollagen, verfraaide windveren met makelaar en muurankers. De schuren komen vaak overeen met die binnen de historische kern doordat deze tevens opgetrokken zijn in geteerde, gepotdekselde, houten planken en de daken bedekt zijn met rood-oranje Hollandse pannen. Deze pannen worden ook voor de woonbebouwing toegepast, daarnaast worden bij meer recente panden ook donkere pannen gebruikt. Het ove- 48 Deel B - Criteria

107 rige materiaalgebruik bestaat voornamelijk uit aardkleurige baksteen, gele IJsselsteentjes, pleisterwerk en hout. Havenhoofd De eerste vestigingen in Havenhoofd vonden plaats aan de noordzijde op de kop van relatief recent gevormde duinen. Latere groei met niet direct havengerelateerde functies, kwam tot ontwikkeling dwars op het kanaal (Breenstraat), langs de route over land naar de stad Goedereede aan de binnenzijde van het duin. Om strategische redenen werd Havenhoofd in 1943 op gezag van de Duitse bezetter compleet met de grond gelijk gemaakt, omdat juist daar een vrij schootsveld nodig was. Rekening houdend met wensen van oorspronkelijke bewoners werd de nederzetting al in 1947 herbouwd, nagenoeg in eenzelfde opzet en in een sobere historiserende, maar zorgvuldige architectuur (Delftse School). De Breenstraat kenmerkt zich daarbij door een sterke samenhang tussen de half-vrijstaande woningen met één laag plus zadeldak en een strakke, de weg volgende, rooilijn. Ook in het materiaal- en kleurgebruik komt de bebouwing sterk overeen. Welstandsniveau Voor deze linten is gekozen voor een PLUS niveau van welstand. De ambitie voor deze gebieden is de bestaande cultuurhistorische karakteristieken te behouden en met de opgestelde criteria de cultuurhistorische betekenis en ruimtelijke kwaliteit te versterken. In deze H6.2 gebieden komen monumenten en beeldbepalend/mip panden voor. De uitstraling van deze specifieke panden draagt bij aan een verhoogde ruimtelijke kwaliteit van de linten. De specifieke locaties van deze panden zijn te vinden in de bijlage. Voor toetsing wordt tevens verwezen naar het themablad Bouwen aan en nabij monumenten en beeldbepalende/mip panden in hoofdstuk 6. Criteria Voor de polderlinten (H6.2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing en de historische boerderijen wordt verwezen naar de betreffende themabladen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Hoofdstuk 5 49

108 Gebiedsgerichte criteria voor Polderlinten; H6.2 Een uitloper/buurtschap aan een polderlint bestaat uit (een opeenvolging van) clusterbebouwing. De clusters vormen soms een eenheid en zijn in de loop der jaren ontstaan en opgebouwd uit een mix van gebouwen uit verschillende tijdsperiodes. Zowel in de van oorsprong agrarische als in de niet-agrarische uitlopers/buurtschappen bepalen de open tot half-open rooilijnen de structuur van het occupatiepatroon. Er zijn drie typen hoofdbouwmassa s in de gebieden te onderscheiden: Type A: staafvormige boerderijachtige bouwmassa s. Type B: kleinere staaf- en blokvormige bouwmassa s. Type A en B komen in de polderlinten van dit type naast elkaar voor. Bij nieuwbouw of vervanging van een hoofdbouwmassa kan één van de hiervoor genoemde typen (terug)gebouwd worden. Onderstaand schema geeft de criteria per type aan. Situering van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk Type A Type B Rooilijn: Rechte en rechtlijnige rooilijnen handhaven. Zijdelingse afstand: Overwegend los van elkaar. Oriëntatie: De oriëntatie van de bebouwing is zowel haaks op de straat (dwarsrichting) als evenwijdig aan de straat (langsrichting). Dit beeld dient gerespecteerd te worden. Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Bouwmassa: Bouwmassa: Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. Aansluiten bij de staafvormige (liggende) bouwmassa s. Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. Bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm. Bouwhoogte: Streven naar afwisselende bouwhoogtes. Passend in de gevelwand Kapvorm: Forse kappen: zadeldak of schilddak. Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. Aansluiten bij de staafvormige (liggende of staande) en blokvormige bouwmassa s. Per erf of kavel één hoofdbouwmassa. Bouwmassa kent een heldere, éénduidige hoofdvorm Kapvorm: Zadeldak, schilddak, mansardekap of een direct afgeleide van dit daktype met een heldere hoofdvorm. Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. Daken mogen met overstek worden toegepast. Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Evenwijdig (langsrichting) of haaks (langsrichting) op het lint. 50 Deel B - Criteria

109 Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Gevelopbouw: In de voorgevel van het hoofdgebouw zijn de verschillende bouwlagen en het dakgedeelte duidelijk te onderscheiden. Bij de uitstraling van de bouwstijl dient de functie van het bouwwerk herkenbaar te zijn. Bij verbouw en gedeeltelijk vervangende nieuwbouw dienen karakteristieke gevels behouden te blijven. Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale geleding. Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Gebruik van staande ramen en relatief smalle muurdammen. Plasticiteit: - Materiaalgebruik: Deuren en kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Dakbedekking: gebakken pannen. Geglazuurde dakpannen zijn niet toegestaan. Gevel: bakstenen. Kleurgebruik: Baksteenkleur: aardtinten. (geel, rood en bruin) Dakpannen: oranje kleurig of grijs gesmoord. Voor het overig, gebruik van traditionele (oud Hollandse) kleuren, zoals donkerrood (ossenbloed rood), donkergroen (mosgroen), donkerblauw, roomwit en zwart. Detaillering: Zorgvuldige detaillering aansluitend aan de oorspronkelijke en/of in overeenstemming met de detailleringen van belendingen. Detaillering in de vorm van bijvoorbeeld raam- en deurlijsten, gevelversiering, windveren, makelaars, rollagen, strekken en gootlijsten aanbevolen. Toepassen van muurschotels en -ankers in de gevel is mogelijk. Toepassen van een gestuct trasraam of geheel stucwerk is mogelijk. Kleur wit is niet toegestaan. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Hoofdstuk 5 51

110 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor H6.2 Polderlint De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat; doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm en richting afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of gepotdekseld hout of een combinatie hiervan. Hout bij bijgebouwen: zwarte planken aanbevolen. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw. Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde hiervan. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat, doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm en richting afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. afstemming met hoofdgebouw is essentieel. Bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of gepotdekseld hout of een combinatie hiervan. Hout bij bijgebouwen: zwarte planken aanbevolen. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijke ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke/historische bebouwing met rolbogen, sluitstenen, speklagen e.d. is richtinggevend. Met name (winkel)puien op hoeken verdienen een zeer zorgvuldige vormgeving. Behoud van respect voor oorspronkelijke raamindeling en ornamentiek. 52 Deel B - Criteria

111 Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering minimaliseren en passend in architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Dakkapel plat afdekken. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. afstemming met hoofdbe-bouwing essentieel. Hoofdstuk 5 53

112 54 Deel B - Criteria

113 Planmatig ontworpen woongebieden (W-gebieden) Ontstaansgeschiedenis In de loop van de tijd zijn er verschillende opvattingen geweest over de bouw en opzet van woonwijken. De verschijningsvorm van de woonwijken is beïnvloed door culturele-, economische- en maatschappelijke omstandigheden die deze perioden typeren. Daarnaast zijn de opvattingen een reactie op opvattingen uit voorgaande perioden. We onderscheiden hoofdzakelijk twee typen woonwijken; de vooroorlogse wijk en de naoorlogse wijk. Vanaf de perioden is de uitbreiding van de bebouwde omgeving vooral planmatig aangestuurd. Bij deze planmatige ontwikkelingen van woon- en werkgebieden hebben kenmerkende stijloverwegingen in meer of mindere mate hun stempel gedrukt op de kwaliteit van de omgeving. Gebieden met een herkenbare samenhangende bouwstijl worden daarbij hoog gewaardeerd, bijvoorbeeld buurten gebouwd in de Amsterdamse school. Algemene karakteristiek De vooroorlogse wijken in de kernen van de gemeente Goedereede hebben minder samenhang tussen stedenbouw en architectuur dan de naoorlogse woonwijken. Na de oorlog werden woonwijken ontworpen als ensembles; deze woonwijken zijn ontworpen als een eenheid, waarbij de verschillende onderdelen zoals huizen, woongebouwen, straten, pleinen, plantsoenen en parkeerterreinen zijn samengebracht tot een harmonisch geheel. De periode na de Tweede wereldoorlog bood ideale omstandigheden voor de grote woningbouwensembles. Dynamiek Tegenwoordig laat de overheid het ontwikkelen van woonwijken grotendeels over aan de markt. Projectontwikkelaars en architecten schipperen tussen eenheid en verscheidenheid. Aandachtspunten welstandskader De zwaarte van het beoordelingskader voor een woonwijk is afhankelijk van de historische, architectonische en stedenbouwkundige waarden van de desbetreffende wijk. Hoofdstuk 5 55

114 In de gemeente Goedereede komt de volgende onderverdeling voor in de typering van de woonwijken. 1. Vooroorlogse woongebieden (W1.1). De traditionele bebouwing uit de periode heeft een ingetogen materiaal- en kleurgebruik voorzien van eenvoudige details. Er is vooral gebruik gemaakt van baksteen als bouwmateriaal. 2. Woongebieden in stroken- en blokverkaveling (W1.2). Door de hoge productiestroom is er in de periode veelvuldig gebruik gemaakt van verschillende bouwmaterialen zoals glas, baksteen, beton en staal. De bouwblokken hebben een repeterend patroon en geheel eigen kenmerkende detaillering. 3. Woonerven (W1.3). Deze woongebieden uit de jaren kenmerken zich door het woonerf-concept. De bebouwing is zeer divers een gesitueerd in een groene woonomgeving. De menselijke schaal en maat is hierbij leidend. Kenmerkend zijn ook de vele aan- en uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen aan de hoofdbouwvorm. 4. Woongebieden eind 20 e eeuw (W1.4). In deze woongebieden is een grote diversiteit aanwezig in bouwvormen en kleur- en materiaalgebruik. Binnen de bouwblokken en/of straatwanden is de samenhang doorgaans groot. De blokken onderling zijn doorgaans verschillend. Daarnaast zijn gebieden met een overwegend individuele bouw (W2) en een woonwagenterrein (W3) gerealiseerd. Deze gebieden kernmerken zich door een individuele architectuur, die geen of weinig relatie vertoont met de omliggende planmatige bebouwing. 56 Deel B - Criteria

115 Gemeentelijke uitwerking typologie Op de gemeentelijke typologiekaart zijn de volgende typen woongebieden onderscheiden en met de bijbehorende coderingen aangegeven. Gebiedscode Naam gebied typologiebeschrijving Planmatig ontworpen woongebieden (W-gebieden) W1.1 Goedereede: oostzijde van de Tramlijnweg. Stellendam: Meidoornstraat. Vooroorlogse woongebieden W1.2 Goedereede: de bebouwing tussen Bekaf en de Tramlijnweg, seriematige bebouwing aan de Molenstraat, seriematige bebouwing in de noordoostelijke uitbreiding. Ouddorp: De seriematige bebouwing aan de Molentienden en tussen de Julianaweg- Wilhelminaweg en de Oosterweg. Stellendam: seriematige bebouwing tussen de Langeweg en de Eendrachtsdijk ten westen van de Voorstraat. W1.3 Ouddorp: seriematige bebouwing langs de Diependorst en de dwarswegen op de Diependorst aansluitend. W1.4 Ouddorp: seriematige bebouwing ten zuiden van de Broekweg. Stellendam: seriematige bebouwing tussen de Langeweg en de Voorstraat. W2 W3 Goedereede: individuele woningbouw in de noord-oostelijke uitbreiding. Ouddorp: individuele woningbouw langs de Oosterweg, de Stationsweg en de Steenweg. Stellendam: woonwagenterrein aan de haven Woongebieden in stroken- en blokverkaveling Woonerven Woongebieden eind 20 e eeuw Individuele bouw Woonwagenterreinen Hoofdstuk 5 57

116 W1.1 Vooroorlogse woongebieden ( ) Door de opkomst van de industrialisatie rond 1900 en daarmee de grote economische vooruitgang, nam de bevolking in de steden steeds meer toe. Mensen trokken van het platteland naar de stad voor werk. De slechte woningen van voor de Woningwet (1901) en de stijgende vraag naar woningen in deze jaren leidde tot een grote behoefte aan betere woningen. Deze werden gesitueerd in een schil rondom de oude kernen en in linten. Welstandseenheden De revolutiebouw leverde in Nederland een plattegrond op die gekenmerkt wordt door minimale planmatigheid. Dit is ontstaan door het onvoldoende leiding geven bij de groei van woonkernen. De structuur van de vooroorlogse woongebieden vormt een aaneenrijging van kleine stratenplannen die slechts het beloop van de straten en rioleringen regelen. Bepalend zijn ook het beloop van vroegere poldersloten, eigendoms- en perceelgrenzen en oude verkavelingspatronen. De maximalisatie van grondopbrengsten in deze periode heeft geleid tot smalle straten met vrij diepe, gesloten bouwblokken. Hier ontstonden hoge woningdichtheden door de opdeling van huizen. Met de afname van de sterke groei van de bevolking na 1900 nam in de jaren dertig het oog voor het schone weer toe. De vorm, de slechte woonomstandigheden en het gebrek aan goede woningen in de stad aan het begin van de 20 e eeuw hebben ertoe geleid dat er onder andere werd gestreefd naar schoonheid. De grote afwisseling van de revolutiebouw van voorgaande jaren werd in deze periode als slordig gezien en vormden voor velen een zwak punt in de Nederlandse stedenbouw. De bevolkingsgroei, woningbehoefte en de groei van het verkeer kwamen in de jaren dertig centraal te staan. Met deze achterliggende gedachte werd deze periode als slordig gezien en vormde in het verleden een zwak punt in de Nederlandse stedenbouw. De bevolkingsgroei, woningbehoefte en de groei van het verkeer kwamen in de jaren dertig centraal te staan. Met deze achterliggende gedachte zijn in deze periode ruim opgezette wijken ontstaan. Er zijn twee typen bebouwingselementen te onderscheiden: seriematige objecten bijzondere bebouwingselementen Op de typologiekaart is de bebouwing aan de oostzijde van de Tramlijnweg in Goedereede en de bebouwing langs de Meidoornstraat in Stellendam met de codering W1.1 aangegeven. 58 Deel B - Criteria

117 Goedereede De Tramlijnweg waarlangs deze vooroorlogse bebouwing gesitueerd staat, verbond het centrum met het tramstation tot aan de verdwijning van de tram in de jaren 60. De vrijwel aaneengesloten bebouwing stamt uit het begin van de vorige eeuw en vormt de eerste planmatige uitbreiding buiten de historische kern. De bebouwing heeft een beperkte bouwhoogte (één laag plus zadeldak). In de aaneengesloten bebouwing zijn de afzonderlijke woningen duidelijk herkenbaar door het afwijkende materiaalgebruik. Dit materiaalgebruik bestaat uit traditionele materialen als aardkleurig baksteen en licht (pastelkleurig-) pleisterwerk. De samenhang tussen de bebouwing wordt, naast de overeenkomstige architectonische vormgeving met sterke verticale geleding, verkregen door de oranje-rode Hollandse dakpannen. De detaillering bestaat uit hardstenen plinten, muurankers en strekken. Stellendam Aan de rand van de als polderlinten aangeduide historische straten ligt de Meidoornstraat. Langs deze straat heeft een seriematige uitbreiding plaatsgevonden in de vorm van half-vrijstaande woningen. De woonblokken zijn in een gelijkmatig ritme, in een strakke rooilijn parallel aan de straat gesitueerd. De bebouwing bestaat uit één laag met een zadeldak in de langsrichting. Deze daken zijn bedekt met oranje-rode Hollandse pannen, en zijn voorzien van in lichte tinten geschilderde dakkapellen die de ritmiek van de bebouwingswand nogmaals benadrukken. De gevels zijn opgetrokken uit donkerbruine baksteen en voorzien van detaillering boven de raam- en deurvensters in de vorm van een rollaag. Welstandsniveau Voor het vooroorlogse woongebied is gekozen voor een PLUS niveau van welstand. Aangezien de bebouwing zich kenmerkt door een duidelijke samenhang in de toegepaste architectuur en kleur- en materiaalgebruik. Criteria Voor de gebieden met seriematige bebouwing (W1.1) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Hoofdstuk 5 59

118 Gebiedsgerichte criteria voor vooroorlogse woongebieden W1.1 Gevelaanzichten van Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Rooilijn: Aansluiten bij de aanwezige rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: Zijdelingse afstand: Aansluiten bij de toegepaste zijdelingse afstand van de aaneengesloten of clusters half-vrijstaande gebouwen en vrijstaande seriematige woningbouw. Doorgaans vrijstaand. Bouwblokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: Oriëntatie: De aanwezige oriëntatie handhaven. Situatie afhankelijk: wisselend. Doorgaans is dit een op de straat georienteerde bebouwingskarakteristiek. Bouwmassa: Bouwmassa: Aansluiten bij bouwmassa cluster seriematige Bouwmassa aanpassen aan de omgeving. vrijstaande of half-vrijstaande ge- Bouwmassa is een afgeleide van de func- bouwen of toepassen afgeleide bouwvormtie van het gebouw. Binnen bouwblok: aansluiten bij bouwmassa van het bouwblok. Bouwhoogte: Bouwhoogte: het bouwwerk Bouwhoogte afleiden van bouwhoogte binnen bouwblok, cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Kapvorm en kaprichting: Bouwhoogte afhankelijk van maat en schaal van de omliggende bebouwing. Bouwhoogte afhankelijk van de functie van het gebouw. Toepassen van een zadeldak. Aansluiten bij de kaprichting van bouwblok of cluster seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Dakopbouw toegestaan, mits aansluitend bij architectuur van de hoofdbouwvorm. Gevelopbouw en ontwerp: Aansluiten bij gevelopbouw en gevelontwerp binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Plasticiteit: Aansluiten bij plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. 60 Deel B - Criteria

119 Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Hoofdstuk 5 61

120 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor vooroorlogse woongebieden W1.1 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen Aan de voorzijde alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan- en uitbouwen situeren aan de achterzijde van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat; doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm en richting afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw. Situeren achter de voorgevel van het hoofdgebouw of in het verlengde hiervan. Bouwen op het zijerf alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat, doorzichten niet dichtzetten. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm en richting afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. afstemming met hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Terugkerende elementen als voordeuren en vensters blijven identiek of krijgen bij vernieuwing tenminste een aan elkaar verwante vormentaal. Bij aanwezigheid van sterk bindende gevelelementen zoals houten gevelbekleding, lateibalken, kozijnbehandeling, worden deze per ensemble/compositie op dezelfde wijze behandeld. Bij verbouw krijgen bindende elementen een gelijke behandeling (daklijsten e.d.). 62 Deel B - Criteria

121 W1.2 Woongebieden in stroken- en blokverkaveling ( ) Woonwijken in stroken- en blokverkaveling zijn planmatig ontwikkelde woonwijken met een in vorm en uitstraling eenzijdige woonbebouwing. Veel uitleggebieden zijn vanaf de jaren 50 gerealiseerd in een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel. Langs deze straten zijn verschillende typen woningen gebouwd, veelal in rijen, afgewisseld met flats, appartementenblokken en dubbele woningen. Welstandseenheden In de gemeente Goedereede zijn verschillende gebieden te karakteriseren als gebieden met traditionele bebouwing. Woongebieden in stroken- en blokverkaveling worden gekenmerkt door een eenvoudige ruimtelijke structuur, stedenbouwkundig patroon en eenvoudige hoofdbouwvormen. De architectuur en de toegepaste materialen en bouwvormen stralen anti-stedelijkheid uit. Doorgaans worden natuurlijke materialen toegepast, bij voorkeur baksteen en gebakken pannen. De gevels zijn van een gedekte materiaalkleur en voorzien van een eenvoudige dorpse detaillering. Vaak worden experimentele verkavelingsvormen toegepast zoals stroken- en hofverkaveling. Vaak komen de straten op de historische structuren in de kernen uit. Er zijn twee typen bebouwingselementen te onderscheiden: seriematige objecten bijzondere bebouwingselementen Op de typologiekaart zijn deze met de codering W1.2 aangegeven. Goedereede De bebouwing tussen Bekaf en de Tramlijnweg Goedereede werd in de jaren 50 en 60 in zuidelijke richting uitgebreid met deze woonwijk die begrenst wordt door de dijk Bekaf en het oude tracé van de tramlijn (Tramlijnweg). De eerste bebouwing van na de oorlog refereert in de architectonische vormgeving duidelijk naar de vooroorlogse woningen aan de Tramlijnweg. De bebouwing is echter seriematig gerealiseerd in halfvrijstaande woningblokken, in tegenstelling tot de individuele aaneengesloten vooroorlogse bebouwing. De eenvoudige woningen zijn éénduidig vormgegeven met donkere bakstenen, oranje-rode Hollandse dakpannen en houten kozijnen. Karakteristiek zijn de smalle, wit geschilderde dakkapellen. Naast de halfvrijstaande bebouwing komen ook meer recente bouwstroken voor. Deze kennen een vergelijkbaar materiaalgebruik maar zijn bijzonder sober uitgevoerd. Ook in de bouwhoogte onderscheidt deze bebouwing Hoofdstuk 5 63

122 zich, de bouwstroken tellen twee lagen plus zadeldak, de halfvrijstaande bebouwing één laag met zadeldak. Seriematige bebouwing aan de Molenstraat In het kader van een renovatieproject zijn in de jaren 80 aan de Molenstraat nieuwe woningen gebouwd. De strokenbouw van aaneengesloten identieke woningen vormen een contrast met de aangrenzende individuele historische bebouwing in hoge dichtheid enerzijds en de agrarische bebouwing in lage dichtheid anderzijds. Ook in de architectuur onderscheidt deze bebouwing zich van de omgeving door de zeer sobere vormgeving. In het traditionele materiaalgebruik zitten wel overeenkomsten. Seriematige bebouwing in de noordoostelijke uitbreiding In de jaren 70 en 80 is de meest grootschalige uitbreiding in noordoostelijke richting, vanaf de Hoofddijk ontwikkeld. Deze uitbreiding heeft een sterk planmatig karakter dat enigszins gebaseerd is op het oorspronkelijke onderliggende ontginningspatroon, dat nog herkenbaar is gebleven in enkele behouden sloten. De seriematige bebouwing in deze wijk is zeer divers en bestaat uit verschillende woningtypologieën: halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen en aaneengesloten bouwstroken. Daarnaast bevinden zich tevens enkele bijzondere bebouwingselementen in de wijk, waarin voornamelijk maatschappelijke functies gehuisvest zijn. Tussen de éénduidig vormgegeven bebouwingsclusters van één woningtypologie is een grote variatie, zowel in bouwhoogte (variërend van één bouwlaag met kap tot twee bouwlagen met kap), vormgeving (van traditioneel jaren 60 tot modernistische) en materiaal- en kleurgebruik. Op verschillende plaatsen bepalen (blinde) zijgevels in grote mate het straatbeeld. Ter verhoging van de ruimtelijke kwaliteit verdient het de voorkeur deze gevels tevens als voorgevels te behandelen. 64 Deel B - Criteria

123 Ouddorp De seriematige bebouwing aan de Molentienden en tussen de Julianaweg- Wilhelminaweg en de Oosterweg Dit suburbane uitbreidingsgebied bestaat uit grootschalige, seriematige bebouwingselementen (langs de Molentienden, de Geleedstraat en de Alexanderstraat) en kleinschalige seriematige bebouwing langs de noord-zuid georiënteerde oudere structuren. De woonbebouwing aan de Molentienden vormde één van de eerste planmatige uitbreidingen van Ouddorp. Deze woonbebouwing bestaat uit strokenbouw van twee tot twee-en-een-halve bouwlaag met zadeldak. De bouwstroken zijn haaks op elkaar gesitueerd rond een pleinvormige ruimte. Het viertal pleinvormige ruimtes ontsluit via dwarsstraten op het Hoge Pad. Ten zuiden van de woonbebouwing bevinden zich seniorenwoningen in geschakelde en gestapelde vorm. Deze onderscheiden zich van de strokenbouw door de afwijking in bouwhoogte (van één laag met kap tot vier lagen met platdak) en architectuur. Het materiaalgebruik zorgt voor enige samenhang tussen de verschillende gebouwen, in het gehele gebied wordt het beeld bepaald door aardkleurige baksteen. De toegepaste kleuren zijn, buiten het wit, overwegend donker. Tussen de zandlintenstructuren onderscheidt de bebouwing aan de Geleedstraat en de Alexanderstraat zich duidelijk van de lintbebouwing door het sterke seriematige karakter en het planmatige stratenpatroon. De bebouwing bestaat uit overwegend twee lagen met zadeldak. De bouwstroken staan in de Geleedstraat parallel aan de weg gesitueerd, in de Alexanderstraat staan de stroken in een verspringende rooilijn. De bebouwing is in een zeer sobere architectonische stijl uitgevoerd, typisch voor de jaren 60 uitbreidingen. Het materiaalgebruik is tevens traditioneel, baksteen en Hollandse pannen bepalen het straatbeeld. Hoofdstuk 5 65

124 Stellendam De seriematige bebouwing tussen de Langeweg en de Eendrachtsdijk ten westen van de Voorstraat. In dit gebied heeft Stellendam zich in de tweede helft van de vorige eeuw uitgebreid met voornamelijk seriematige bebouwing. De ontstaansgeschiedenis is nog duidelijk afleesbaar in het stratenpatroon met de rechte lijnen, gerelateerd aan het onderliggende en omringende polderlandschap. In het straatbeeld zijn de verschillende periodes waarin de bebouwing gerealiseerd is nog duidelijk herkenbaar, hierbij geldt algemeen dat naarmate men de Voorstraat en de Eendrachtsdijk nadert de bebouwing ouder is. Het gebied is opgebouwd uit verschillende woningtypen, de aaneengesloten bouwstroken zijn daarbij overheersend, daarnaast komen ook enkele vrijstaande, half-vrijstaande, geschakelde en gestapelde woningen voor. De bouwhoogte komt echter nergens boven de twee lagen met kap uit. Een cluster woningen in dezelfde typologie vertoont doorgaans een grote samenhang, afzonderlijk vertonen de clusters een grote diversiteit. In het gehele gebied geldt echter dat de architectonische vormgeving en het materiaalgebruik erg traditioneel zijn. Dit betekent het veelvuldig toepassen van zadeldaken met Hollandse pannen, het gebruik van baksteen en een zeer sobere detaillering. Welstandsniveau De waarde van deze wijken schuilt vooral in de stedenbouwkundige opzet: de (eenvoudige) compositie van de bouwmassa s. De architectonische waarde van de verschillende bouwblokken verschilt onderling sterk. Daarom is gekozen voor een BASIS niveau van welstand. Criteria Voor de gebieden met traditionele bebouwing (W1.2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen 66 Deel B - Criteria

125 als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling W1.2 Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Rooilijn: Aansluiten bij toegepaste rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: Zijdelingse afstand: Aansluiten bij de toegepaste zijdelingse afstand van de aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. Doorgaans los van elkaar. Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: Oriëntatie: De op de straat of hof georiënteerde Situatie afhankelijk: wisselend. bebouwingskarakteristiek handhaven. Bij blokverkaveling (twee-onder-één kap) oriëntatie op de straat. Bij strokenbouw (meerdere woningen in één blok) oriëntatie op weg of openbare ruimte. Bouwmassa: Bouwmassa: Aansluiten bij bouwmassa/cluster seriematige Toepassen passende bouwvorm bij omge- vrijstaande of twee-onder-één-kap ving. woningen. Bouwmassa is een afgeleide van de functie Binnen bouwblok: aansluiten bij bouwmassa van het gebouw. bouwblok. Bouwhoogte: Bouwhoogte: Afhankelijk van bouwhoogte binnen Afhankelijk van functie van het gebouw bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande en schaal van de omliggende bebouwing. of twee-onder-één-kap wonin- gen. Kapvorm en kaprichting: Kapvorm en kaprichting: Aansluiten bij kapvorm en -richting bijbouwblok of cluster seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Toepassen passende kapvorm en -richting bij bouwvorm en omgeving. Diverse kapvormen mogelijk. Diverse kapvormen mogelijk: platte daken of zadeldaken. Dakopbouw toegestaan mits aansluitend bij architectuur bouwvorm. Dakopbouw toegestaan mits aansluitend bij architectuur van de hoofdbouwvorm. Accenten op hoeken ter versterking van de stedenbouwkundige structuur toegestaan. Hoofdstuk 5 67

126 Gevelaanzichten van het bouwwerk Seriematige bouw Gevelopbouw en samenstelling: Aansluiten bij gevelopbouw en -geleding binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Bijzondere bebouwing Gevelopbouw en samenstelling: Toepassen passende gevelopbouw en geleding bij bouwvorm en omgeving. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Plasticiteit: Plasticiteit: Aansluiten bij plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande Toepassen passende plasticiteit bij bouwvorm en omgeving. of twee-onder-één-kap woningen. Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 68 Deel B - Criteria

127 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling W1.2 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Uitbouwen aan de voorkant Alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Samenhang, ritmiek en herhaling per bouwblok handhaven of versterken. Kozijn- en gevelwijzigingen Ritmerende elementen als voordeuren en vensters blijven identiek of krijgen bij vernieuwing tenminste een aan elkaar verwante vormgeving. Waar in de gevel beelden per bouwblok kwalitatief sterk bindende elementen aanwezig zijn (bijv. houten gevelbekleding, lateibalken, kozijnbehandeling) worden deze per ensemble/compositie op dezelfde wijze behandeld. Bij verbouw krijgen bindende elementen een gelijke behandeling (daklijsten e.d.). Erfafscheidingen Streven naar verzorgde en samenhangende vormgeving van erfafscheidingen per bouwblok. Behouden van lage erfafscheidingen (tot 1 meter) aan de voorkant. Hoofdstuk 5 69

128 W1.3 Woonerven ( ) Als reactie op de blok- en strokenverkaveling ontstaat in de jaren 70 een architectuurbeweging die aandacht vraagt voor de menselijke schaal en maat van nieuwe woongebieden. Deze wijken worden gekenmerkt door het woonerfconcept. De wijken bestaan hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in een groene woonomgeving waarbij de menselijke schaal en maat leidend is. Welstandseenheden De woongebieden uit de periode hebben een grillig straten- en verkavelingspatroon met hofjes. De bebouwing is deels georiënteerd op de openbare ruimte en deels op de weg. Bij de woningen die zijn geclusterd rondom de woonerven ontbreekt een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkanten. Dergelijke wijken zijn door de clustering en de situering van de woningen op het woonerf sterk naar binnen gekeerd. De architectuur van woningen in dergelijke wijken is ingetogen en sluit aan bij de mode van de jaren 70: donkere kleurtoon, het gebruik van semiambachtelijke materialen zoals hout, baksteen en gebakken pannen. Op enkele plekken dringen erfafscheidingen door tot aan de openbare weg waardoor het grillige beeld nog eens versterkt wordt. Er zijn twee typen bebouwingselementen te onderscheiden: Seriematige objecten Bijzondere bebouwingselementen In de kern Ouddorp is de seriematige bebouwing langs de Diependorst en de bebouwing aan de dwarswegen van de Diependorst te karakteriseren als bebouwing in woonerven. Op de typologiekaart is dit gebied met de codering W1.3 aangegeven. Ouddorp Seriematige bebouwing langs de Diependorst en de dwarswegen van de Diependorst Het grillige verloop van de Diependorst als buurtontsluitingsweg bepaalt in grote mate het karakter van dit gebied. De bebouwing volgt met een onregelmatig verspringende en gebogen rooilijn de loop van deze weg. Deze bebouwing is divers en bestaat uit halfvrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen. Hetzelfde geldt voor de verschillende dwarsstraten van de Diependorst. Het karakter van de dwarsstraten wordt bepaald door het toegepaste woonerfprincipe. Hierbij is de woonstraat geheel ingericht als verblijfsgebied en ontbreekt zodoende de trottoirs, het parkeren vindt doorgaans geconcentreerd plaats in de openbare ruimte. De bebouwing is veelal traditioneel 70 Deel B - Criteria

129 vormgegeven met twee woonlagen met zadeldak. Ook het materiaalgebruik is weinig uitgesproken door het gebruik van baksteen, Hollandse dakpannen en houten kozijnen en dakranden. Het kleurgebruik is eveneens behoudend: naast wit worden vrijwel alleen donkere kleuren of lichte pastel tinten toegepast. Welstandsniveau Voor de gebieden met een woonerf karakter geldt een BASIS niveau van welstand. In de criteria ligt daarbij de nadruk op het aansluiten van de algemene bebouwingskarakteristieken op die in de omgeving. Criteria Voor de gebieden gebouwd in het woonerfconcept (W.1.3) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor gebieden gebouwd in het woonerfconcept W1.3 Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Rooilijn: Aansluiten bij toegepaste rooilijn in gebied. Situering van het bouwwerk Zijdelingse afstand: Aansluiten bij de toegepaste zijdelingse afstand van de aaneengesloten of clusters halfvrijstaande gebouwen en vrijstaande seriematige woningbouw. Bouwblokken, vrijstaande en halfvrijstaande gebouwen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: De aanwezige oriëntatie handhaven. Doorgaans is dit een op de straat of openbare ruimte georiënteerde bebouwingskarakteristiek. Zijdelingse afstand: Doorgaans los van elkaar. Oriëntatie: Situatie afhankelijk: wisselend. Hoofdstuk 5 71

130 Gevelaanzichten van het Hoofdvormen van het bouwwerk bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Bouwmassa: Bouwmassa: Aansluiten bij bouwmassa cluster seriematige Bouwmassa aanpassen aan de omgeving. vrijstaande of halfvrijstaande gebou- wen of toepassen afgeleide bouwvorm. Bouwmassa is een afgeleide van de functie van het gebouw. Afhankelijk van toegepaste vormen in blok of cluster: Staaf- (liggend) en blokvormig, overwegend met kap. Toepassen van afgekapte en uitstekende vormen in principe mogelijk mits toegepast in het bouwblok of cluster van vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Bouwhoogte: Afhankelijk van bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Kapvorm en kaprichting: Bouwhoogte: Bouwhoogte afhankelijk van maat en schaal van de omliggende bebouwing. Bouwhoogte afhankelijk van de functie van het gebouw. Diverse kapvormen mogelijk. Aansluiten bij kapvorm en -richting van bouwblok of cluster seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Dakopbouwen zijn toegestaan mits aansluitend bij architectuur van de hoofdbouwvorm. Gevelopbouw en geleding: Gevelopbouw en geleding: Aansluiten bij gevelopbouw en -geleding Toepassen passende gevelopbouw en binnen bouwblok of cluster van seriematige geleding bij bouwvorm en omgeving. vrijstaande of halfvrijstaande gebou- wen. Plasticiteit: Aansluiten bij plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. 72 Deel B - Criteria

131 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept -W1.3 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Uitbouwen aan de voorkant Alleen erkers, optimaal intergreren in de architectuur van het hoofdgebouw. Samenhang, ritmiek en herhaling per bouwblok handhaven of versterken. Vrijstaande bijgebouwen en Kapvorm afstemmen met de kapvorm van het hoofdgebouw. overkappingen aan de achterkant Kozijn- en gevelwijzigingen Waar in de gevelwand per bouwblok kwalitatief sterk bindende elementen aanwezig zijn (bijv. houten gevelbekleding, lateibalken, kozijnbehandeling) worden deze per ensemble/compositie op dezelfde wijze behandeld. Dakkapellen Individueel vormgegeven dakkapellen zijn mogelijk, mits ondergeschikt aan, en in samenhang met het hoofdgebouw. Plat afdekken. Erfafscheidingen Streven naar verzorgde en samenhangende vormgeving van erfafscheidingen per bouwblok. Extra aandacht voor erfafscheidingen aan achterkant gelegen aan achtergelegen parkeerpleintjes en/of hofjes. Dakopbouwen zijn mogelijk mits zij zijn vormgegeven in de lijn van de gevelwand en kapvorm van het bouwblok. Hoofdstuk 5 73

132 W1.4 Woongebieden eind 20 e eeuw Eind 20 e eeuwse en begin 21 e eeuwse woongebieden worden gekenmerkt door een heldere stedenbouwkundige opzet. De architectuur varieert van wijk tot wijk, terwijl de eenheid en uniformiteit binnen de bebouwingsclusters groot is. Er ontstaan verschillende buurten met verschillen in neo-architectuurstijlen, bijvoorbeeld van een neo-traditionele jaren 30-stijl tot neo-modernistische architectuur kenmerkend door gebruik van kubisme, staal, beton en glas. Welstandseenheden Als reactie op de naoorlogse architectuur en stedenbouw vindt eind jaren 80 een omslag plaats in het ontwerp van nieuwe woongebieden. De woningnood is achter de rug en er wordt meer marktconform gebouwd. In de stedenbouwkundige opzet van de wijk krijgen verschillende architectuurthema's een plek toegewezen, zodat ook het beeld van de wijken als geheel wordt ondersteund. Enkele grote lijnen, die soms teruggrijpen op een historische route, verbinden de eenheden binnen een wijk visueel. In de verkavelingsopzet wordt, in tegenstelling tot de wijken uit de voorgaande decennia, weer gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. Er worden weer echte woonstraten en bouwblokken gerealiseerd, waarbij de voorzijde is gericht naar de straat en in de binnengebieden aan de achterzijde de private achtertuinen zijn gelegen. Op dit aspect vertonen de wijken een duidelijke gelijkenis met de woonwijken in traditionele blokverkaveling, waardoor veelal dezelfde gebiedsgerichte criteria zullen gelden. De woongebieden uit deze periode hebben geen eenduidige structuur. Vaak zijn ze opgedeeld in kleinere buurten of clusters door verschillende woontypes, materialen en/of kleuren. De woningen kenmerken zich door hun enorme variatie aan vormen, kleuren en materialen waarmee de individualiteit van een wijk of buurt optimaal tot uitdrukking kan worden gebracht. Er zijn twee typen bebouwingselementen te onderscheiden: Seriematige objecten Bijzondere bebouwingselementen In de kernen Ouddorp en Stellendam zijn buurten te karakteriseren als gebieden die gebouwd zijn aan het einde van de 20 e eeuw. In Ouddorp is dit de seriematige bebouwing ten zuiden van de Broekweg en in Stellendam is dit de seriematige bebouwing tussen de Langeweg en de Voorstraat. Op de typologiekaart zijn deze met de codering W1.4 aangegeven. 74 Deel B - Criteria

133 Ouddorp Seriematige bebouwing ten zuiden van de Broekweg Het rationele stratenplan van deze buurt is gebaseerd op het oorspronkelijke polderlandschap waarin rechte structuren kenmerkend zijn. Ook de stedenbouwkundige opzet kent een duidelijke opbouw. Hierin neemt de bebouwingsdichtheid toe naarmate men centrum van de wijk nadert. Dit wordt bereikt door individuele woningbouw (zie W2-gebieden) toe te passen langs de randen, gevolgd door respectievelijk halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen en centraal rond de groene ruimte de aaneengesloten bebouwing. Tussen de éénduidig vormgegeven woningblokken zit een grote diversiteit in de vormgeving, deze kan wisselen van een architectuur met classicistische invloeden tot een zeer moderne architectonische stijl en bijbehorend materiaalgebruik. Stellendam Seriematige bebouwing tussen de Langeweg en de Voorstraat Deze buurt is opgebouwd uit een breed aanbod van woningtypes. Seriematige vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen en aaneengesloten woningen komen voor in clusters van samenhangende ruimtelijke eenheden in één tot twee lagen met kap. De verschillende woningtypes vertonen onderling eveneens een grote samenhang door de overeenkomstige architectonische stijl en het kleur- en materiaalgebruik. Voor alle bebouwing is namelijk een lichte zandkleurige baksteen gebruikt waarin horizontale banden zijn ingemetseld van donkerbruine bakstenen. Deze donkere baksteen wordt tevens gebruikt om de hoeken te accentueren. De daken zijn overal bedekt met Hollandse pannen in een donkere rode of rood-oranje kleur. De daken kennen verschillende kapvormen, er komen zadeldaken voor, zadeldaken met een doorlopend dakvlak aan de achterzijde, schilddaken en lessenaarsdaken. Naast de traditionele materialen als baksteen en gebakken dakpannen is ook hout en trespa-plaatmateriaal toegepast. De gebruikte kleuren hebben, buiten de witte kozijnen, donkere tinten. Hoofdstuk 5 75

134 Welstandsniveau Voor dit gebied geldt het BASIS niveau van welstand. In de criteria wordt de vrijheid geboden tot het toepassen van verschillende moderne en neo-moderne architectuur, hetgeen kenmerkend is voor het gebied. Criteria Voor de gebieden met modernistische bebouwing (W1.4) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor woongebieden gebouwd eind 20 e eeuw W1.4 Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Rooilijn: Aansluiten bij de aanwezige rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: Zijdelingse afstand: Aansluiten bij de toegepaste zijdelingse afstand van de aaneengesloten bebouwing of clusters vrijstaande seriematige of halfvrijstaande gebouwen. Doorgaans vrijstaand. Bouwblokken, vrijstaande en halfvrijstaande gebouwen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: Oriëntatie: De aanwezige oriëntatie handhaven. Situatie afhankelijk: wisselend. Doorgaans is dit een op de straat georienteerde bebouwingskarakteristiek. Bouwmassa: Bouwmassa: Aansluiten bij bouwmassa cluster seriematige Bouwmassa aanpassen aan de omgeving. vrijstaande of halfvrijstaande Bouwmassa is een afgeleide van de functie gebouwen of toepassen afgeleide van het gebouw. bouwvorm. Binnen bouwblok: aansluiten bij bouwmassa bouwblok. Diverse hoofdbouwvormen mogelijk. Bouwhoogte: Bouwhoogte: Afhankelijk van bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Bouwhoogte afhankelijk van maat en schaal van de omliggende bebouwing. Bouwhoogte afhankelijk van de functie van het gebouw. 76 Deel B - Criteria

135 Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Seriematige bouw Bijzondere bebouwing Kapvorm en kaprichting: Diverse kapvormen mogelijk. Aansluiten bij kapvorm en -richting bij bouwblok of cluster seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Dakopbouwen zijn toegestaan mits aansluitend bij architectuur van de hoofdbouwvorm. Gevelopbouw en geleding: Aansluiten bij gevelopbouw en gevelgeleding binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Diverse typen geleding en gevelcomposities mogelijk Plasticiteit: Aansluiten bij plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Hoge plasticiteit in de vorm van bijv. open constructies, luifels en volume accenten in de gevel mogelijk, mits passend in het bouwblok. Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of halfvrijstaande gebouwen. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Hoofdstuk 5 77

136 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor woongebieden gebouwd eind 20 e eeuw -W1.4 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan-, uit- en bijgebouw Aan de voorzijde alleen erkers, geïntegreerd in de architectuur van het hoofdgebouw. Overige aan-, uit- en bijgebouw situeren achter de voorgevel of het verlengde hiervan. Aan- en uitbouwen aan de zijgevel alleen mogelijk wanneer het perceel hier ruimte voor laat. Kozijn- en gevelwijzigingen Ritmerende elementen als voordeuren en vensters blijven identiek of krijgen bij vernieuwing tenminste een aan elkaar verwante vormgeving. Waar in de gevel beelden per bouwblok kwalitatief sterk bindende elementen aanwezig zijn (bijv. materiaal gevelbekleding, lateibalken, kozijnbehandeling) worden deze per ensemble/compositie op dezelfde wijze behandeld. Bij verbouw krijgen bindende/dwingende elementen een gelijke behandeling (daklijsten e.d.). Erfafscheidingen Streven naar verzorgde en samenhangende vormgeving van erfafscheidingen per bouwblok. 78 Deel B - Criteria

137 W2 Individuele bouw Gebieden met individueel ontworpen, vooral vrijstaande gebouwen, hebben een beperkte samenhangende karakteristiek tussen cultuurhistorie, stedenbouwkundig concept en architectuurstijl. Deze gebieden zijn met name ontstaan aan randen van wijken en kernen. De gebouwen zijn individueel ontworpen en de wijken en straten hebben daardoor een gevarieerd gezicht. Welstandseenheden In de gemeente Goedereede zijn verschillende straten te karakteriseren als gebieden met individuele woningbouw. Op de typologiekaart zijn deze met de codering W2 aangegeven. Individuele bouw bestaat uit veelal vrijstaande, gevarieerde gebouwen. De individueel ontworpen woningen in de woongebieden in kleine kernen kennen doorgaans een hoofdbouwmassa van één of twee bouwlagen met kap. In de loop der jaren zijn de invloeden van diverse stedenbouwkundige stromingen ook in deze vrije sectorwijken ingebracht. In grotere kernen komen naast de traditionele individuele woningen en gebouwen ook individueel ontworpen stadswoningen voor. Deze hebben eveneens een eigen gezicht maar zijn qua bouwvorm aangepast aan het stadse bebouwingsbeeld. Goedereede Individuele woningbouw in de noord-oostelijke uitbreiding Binnen de grootschalige planmatige uitbreiding in het noordoosten van Goedereede zijn een drietal significante clusters individueel gebouwde woningen te onderscheiden. De vrijstaande bebouwing is hier vooral langs de dorpsranden te vinden om zo een geleidelijke overgang te vormen naar het buitengebied. Deze woningen hebben een behoudende architectuur van traditionele vormgeving bestaande uit één laag met zadeldak en boerderij-achtige woningen van één laag plus zadeldak met wolfseinden. De woningen zijn zowel haaks op als evenwijdig aan de weg gesitueerd. Naast de architectuur is ook het kleur- en materiaalgebruik traditioneel, met name baksteen, Hollandse dakpannen en hout worden toegepast. Ouddorp Individuele woningbouw langs de Oosterweg en Steenweg De individueel gerealiseerde woningen komen in Ouddorp, buiten die langs de historische zandlintstructuren (zie H5.2), voor aan de randen van de grootschalige planmatige uitbreidingen. De woningen functioneren daarmee als dorpsranden met een lagere dichtheid die de overgang vormen naar het open buitengebied. Ook Hoofdstuk 5 79

138 hier hebben de vrijstaande woningen een traditioneel karakter, beiden in architectuur (overwegend één laag met zadeldak) en materiaalgebruik (aardkleurige bakstenen, zwarte en oranje-rode Hollandse dakpannen en hout). De bebouwing is zowel haaks op als evenwijdig aan de weg gesitueerd in een voorgevelrooilijn parallel lopend aan de straat. Welstandsniveau Voor gebieden met individuele bouw is gekozen voor een BASIS niveau van welstand. Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen, unieke uiterlijk van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn daarom het aansluiten bij de bestaande rooilijn, het overwegend materiaalgebruik en de kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het (stads)landschap. Criteria Voor de gebieden met individuele woningbouw (W2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor individuele bouw W2 Rooilijn: Gebieden met individuele panden kennen verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van de stedenbouwkundige opbouw van de wijk, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit is belangrijk bij de situering van het hoofdgebouw. Zijdelingse afstand: De zijdelingse afstanden tussen individueel gebouwde panden is wisselend. Afhankelijk van de structuur van de buurt of straat dient de zijdelingse afstand tussen de individuele panden gerespecteerd te worden. Oriëntatie: Individueel gebouwde panden zijn verschillend/ onderling afwijkend georiënteerd. De aanwezige oriëntatie dient gerespecteerd te worden. Bij de oriëntatie van de panden dient aansluiting gezocht te worden bij de overwegende oriëntatie in het gebied. Hoofdbouwvorm: Individuele panden hebben een eigen gezicht en een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden met individuele bouw: dient de vorm van de bouwmassa ervoor te Hoofdvormen Situering van het bouwwerk van het bouwwerk zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in het (stads)landschap. 80 Deel B - Criteria

139 Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit: Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Overwegend materiaalgebruik en kleurtoon: Wanneer individuele panden liggen aan een dorpsrand dient aandacht geschonken te worden aan de kleurstelling en het materiaalgebruik. Kleurtoon en materiaalkeuze die een relatie vertonen met de in het landschap overheersende elementen kunnen daaraan bijdragen. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken in dit gebiedstype gelden de sneltoetscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 5 81

140 W3 Woonwagenterreinen In de kern Stellendam komt een woonwagenterrein voor. Het complex ligt aan de noordwestelijke rand van de kern langs de haven. Een woonwagenterrein bestaat uit een verzameling woonwagens en standplaatsen met één of meerdere bijgebouwen met daarin voorzieningen. Op de typologiekaart is dit gebied aangegeven met de code W3. Karakteristiek Terrein Het woonwagenterrein ligt vrijwel los van de kern aan de noordwestelijke rand van de kern Stellendam, langs de haven. Het terrein is landschappelijk ingepast door middel van een groenstrook met opgaand groen. Op het terrein zijn 11 standplaats aanwezig. Het terrein heeft een planmatig, geordend karakter. De woonwagens zijn zeer compact geclusterd. Standplaats Een standplaats is een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeente kunnen worden aangesloten. Voor de bouwwerken op de standplaats is de woningwet van toepassing. Indien de bouwwerken regulier of licht-vergunningplichtig zijn dienen zij te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Woonwagen Een woonwagen is een voor bewoning bestemd gebouw dat geplaatst wordt op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. De mogelijkheid tot voortbewegen van de wagen is niet vereist. Voor de plaatsing van een woonwagen op een standplaats moet een bouwvergunning worden aangevraagd. Op de terreinen komen naast woonwagens vaak enkele stacaravans voor. Dit is een woonwagen alleen niet bestemd voor permanente bewoning. Voor de bouw van een stacaravan is geen vergunning nodig. De woonwagen zelf is in de loop der jaren flink veranderd. De eerste woonwagens van rond de eeuwwisseling waren ± 4 meter lang werden met een paard voortgetrokken. Na de tweede wereldoorlog stopten veel woonwagenbewoners met het rondtrekken en vestigden zich op terreinen aan de randen van dorpskernen. Hierdoor veranderde ook het type woonwagen. De lengte werd vergroot naar ± 12 meter en de wagen werd opgebouwd uit modernere materialen zoals plaatmaterialen en kunststof. Om toch nog te kunnen trekken namen veel woonwagenbewoners naast deze stacaravan een tweede kleine caravan zodat ze af en toe toch konden rondtrekken. De huidige woonwagens zijn van alle gemakken voorzien. Naast een 82 Deel B - Criteria

141 woonkamer en slaapkamers hebben de woonwagens een grote keuken en ingebouwde badkamer. In hun verschijningsvorm lijken de wagens vaak op grondgebonden vrijstaande woningen. Welstandsniveau Voor dit gebied is en BASIS-niveau van welstand van toepassing. Dit beleid is er op gericht een samenhang tussen de bebouwing op het terrein te bereiken en het terrein aan te laten sluiten op de omgeving. Criteria Voor de woonwagenterreinen (W3) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Woonwagenterrein W3 Situering Hoofdvormen De zijdelingse afstand tussen de woonwagens te respecteren. Afhankelijk van de structuur van het terrein dient de zijdelingse afstand tot de terreingrens gerespecteerd te worden. De woonwagens kennen in hoofdzaak een éénduidige oriëntatie op de standplaats. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de overwegend oriëntatie op het terrein. De woonwagens hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Voornamelijk zijn dit staafvormige of blokvormige elementen met een platte afdekking. Aanvullen met specifieke eigenschappen terrein Gevelaanzich- t Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de op het terrein toegepaste karakteristieken. Materialisatie en detaillering Aangezien het woonwagenterrein grenst aan het buitengebied, vraagt dit aandacht voor de kleurstelling en het materiaalgebruik van de woonwagen en bij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand). Kleurtoon en materiaalkeuze die een relatie vertonen met de in het landschap of op het terrein overheersende elementen. Dit om de eenheid op het terrein te versterken. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken in dit gebiedstype gelden de sneltoetscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 5 83

142 84 Deel B - Criteria

143 Werkgebieden (B-gebieden) Ontstaansgeschiedenis In Nederland werden de eerste bedrijventerreinen rond de eeuwwisseling (1900) door individuele ondernemers ingericht. De planmatig opgezette bedrijventerreinen deden rond de jaren twintig van de vorige eeuw hun intrede. In de naoorlogse periode neemt de verstedelijking in het gebied een grote vlucht. Na 1950 wordt de auto steeds belangrijker in het woon-werk verkeer. De uitbreiding van de woningbouw en bedrijventerreinen vindt vooral plaats langs de provinciale wegen en havengebieden. De terreinen die nu ontwikkeld worden zijn kleiner geworden met meer aandacht voor (milieu)zonering en de kwaliteit van de bedrijfsbebouwing. Door technische en economische ontwikkelingen is er een verschuiving te zien van productie en diensten. De huisvestingswensen van bedrijven veranderen: een representatief onderkomen wordt een middel om de identiteit van de organisatie uit te drukken. Binnen deze typologie vallen ook grootschalige publieke voorzieningen, zoals grootschalige planmatige winkelcentra in de bebouwde omgeving. Algemene karakteristiek Er zijn in het algemeen 7 typen bedrijfsgebouwen te onderscheiden: Kantoorachtig, showroom, kantoorachtig met hal, bedrijven zonder (zichtbare) opslag, bedrijven met open opslag, kleinschalige bedrijfsgebouw, procesindustrie Dynamiek Door hoge investeringskosten zijn bedrijven over het algemeen eerder geneigd de bestaande bebouwing te wijzigen dan te zoeken naar een alternatieve locatie. Het gevolg hiervan is een grote dynamiek op het gebied van uitbreidingen en wijzigingen in en aan het bestaande gebouw. Waardering Over het algemeen worden bedrijventerreinen gezien als een noodzakelijk kwaad. Vaak worden zij als storend ervaren in de beleving van de leefomgeving. Echter, in toenemende mate is er aandacht voor de beeldkwaliteit (denk ook aan revitalisering) van bedrijventerreinen. Daarnaast staat de cultuurhistorische waarde van de bedrijfsbebouwing steeds meer in de belangstelling: het industrieel erfgoed. Drie aspecten spelen bij het bepalen van de beeldkwaliteit (van de randen) een belangrijke rol: De gebruikersintensiteit: hoe meer bezoekers en werknemers op het terrein des te belangrijker is het beeldkwaliteitsaspect. Hoofdstuk 5 85

144 De zichtbaarheid: mate van zichtbaarheid wordt mede bepaald door de ligging van het terrein (aan de doorgaande wegen, in het stedelijke gebied of open agrarische landschap). Dit stelt wel eisen aan de uitstraling van de randen. De aard van de bedrijvigheid bepaalt voor een groot deel het type bebouwing. Aandachtspunten welstandskader De uitstraling van de randen van het terrein; De belevingswaarde in de profielen; De zuiverheid van de karakteristiek van de bedrijven. Voor het middengebied van een bedrijventerrein is de beleving van de ruimte tussen de gevels van groot belang. Op welk aspect gestuurd moet worden hangt af van het type bedrijf dat er is gevestigd. Gemeentelijke uitwerking typologie In de werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen kan voor Goedereede onderscheid worden gemaakt in de volgende verschillende type gebieden. 1) Planmatig ontworpen gebieden met weinig tot geen kenmerkende architectuur (B3). Werkgebieden waarin geen extra aandacht is geschonken aan de presentatie van de bebouwing. 2) Planmatig ontworpen werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen (B4). Grootschalige gebieden met bedrijvigheid en publieke voorzieningen met een hoog bezoekersgehalte. 3) Werkgebieden in ontwikkeling (B5). Werkgebieden waarin een beeldkwaliteitsplan de basis vormt voor de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing. In de gemeente Goedereede zijn verschillende gebieden te karakteriseren als gebieden die historisch gegroeid en planmatig ontworpen zijn. In onderstaand schema wordt aangegeven welke typologie aan bepaalde gebieden kan worden toegeschreven. De nummers verwijzen naar de gebieds-/typologie-beschrijvingen met bijbehorende criteria. Daarnaast corresponderen zij met de legenda-eenheden van de typologiekaart. 86 Deel B - Criteria

145 Gebiedscode Naam gebied typologiebeschrijving Werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen (B-gebieden) B3 B4 Buitenhaven (Visafslag), bedrijventerrein Binnenhaven Stellendam: De bedrijvigheid aan de Zuiderdiepstraatweg-Korteweg en ten oosten van de haven. Goedereede: Bedrijvigheid ten zuiden van de N57. Haringvlietplein (Expo-terrein) Ouddorp: Grootschalige publieke voorzieningen aan de Dorpstienden-Hoenderdijk en rond het kruispunt Molenweg-Hoge Pad-Hofdijksweg. Stellendam: winkelcentrum rond het Oranjeplein Planmatig ontworpen gebieden met weinig tot geen kenmerkende architectuur Werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen B5 Stellendam: bedrijventerrein Korteweg Werkgebieden in ontwikkeling Hoofdstuk 5 87

146 B3 Werkgebieden met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur Werkgebieden zijn divers in schaal en vorm. Bedrijventerreinen worden gekenmerkt door een menging van verschillende (bedrijfs)activiteiten (opslag, productie, overslag, kantoor etc.) en van wonen. De gebieden kennen vaak een weinig samenhangende architectuur. Welstandseenheden Werkgebieden zijn er in veel vormen en maten. In de gemeente Goedereede komt bedrijvigheid voor langs de infrastructuur-assen, zoals stroomwegen en open water. De werkgebieden langs deze infrastructuurassen zijn grootschalig van opzet en vaak gericht op een specifiek segment (overslag, transport). De afzonderlijke panden zijn veelal in particulier opdrachtgeverschap ontwikkeld waardoor de samenhang in architectuur gering is. Met name op oudere bedrijventerreinen, waar vaak ook nog verouderde bedrijfsgebouwen staan, is deze samenhang ver te zoeken. Dit komt de kwaliteit en uitstraling van deze terreinen doorgaans niet ten goede. Het ruimtelijke beeld op de bedrijventerreinen in de gemeente Goedereede wordt bepaald door Kantoorachtige bebouwing (2 à 3 bouwlagen, representatieve en herkenbare entree, representatieve zijkanten, materiaal bestaande uit baksteen, natuursteen, glas en aluminium),showrooms (1 à 2 bouwlagen, representatieve en herkenbare entree, representatieve zijkanten, materiaal bestaande voornamelijk uit glas maar ook baksteen, natuursteen en aluminium), kantoorachtig bebouwing met hal (kopgebouw 2 à 3 bouwlagen, representatieve en herkenbare entree, materiaal kopgebouw bestaande uit baksteen en glas. De hal uit plaatmateriaal), bedrijven zonder (zichtbare) opslag (hoogte 8 à 15 meter, entree nauwelijks herkenbaar, materiaal: combinatie met baksteen), bedrijven met open opslag (hoogte 8 à 15 meter, entree nauwelijks herkenbaar, materiaal: plaatmateriaal soms in combinatie met baksteen), kleinschalige bedrijfsgebouwen (hoogte 5 à 8 meter, entree duidelijk zichtbaar, materiaal: plaatmateriaal soms in combinatie met baksteen), procesindustrie (meerdere lagen, entree nauwelijks herkenbaar, materiaal: plaatmateriaal). 88 Deel B - Criteria

147 In de gemeente Goedereede zijn de werkgebieden en de bedrijfsterreinen Buitenhaven (Visafslag), bedrijventerrein Binnenhaven en in Stellendam de grootschalige bedrjjvigheid aan de Zuiderdiepstraatweg-Korteweg te karakteriseren als werkgebieden met weinig/geen samenhang tussen stedenbouw en architectuur. Op de typologiekaart zijn deze gebieden met de codering B3 aangegeven. Welstandsniveau Voor deze werkgebieden geldt een BASIS niveau van welstand. De criteria zijn erop gericht op hoofdlijnen een samenhang te bereiken tussen de bedrijfsbebouwing. Criteria Voor de werkgebieden met weinig/geen kenmerkende architectuur (B3) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Hoofdstuk 5 89

148 Gebiedsgerichte criteria voor werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen met weinig/geen kenmerkende architectuur B3 Situering Hoofdvormen Gevelaanzichten Aan de randen van de werkgebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende gebieden en/of het landschap. Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Aan de randen van de werkgebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende gebieden en/of het landschap. Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Materialisatie en detaillering b k Aan de randen van de werkgebieden moet bij het kleurgebruik rekening worden gehouden op de invloed op de aangrenzende gebieden en/of het landschap. Gebruiken van kenmerkende materiaalkeuzen, vormen en details. Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen, de straatwand en dienen daarom bescheiden worden toegepast. Ondernemingsgericht kleurgebruik dient de lokale karakteristieken te respecteren. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken in dit gebiedstype gelden de sneltoetscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk Deel B - Criteria

149 B4 Winkelcentra en grootschalige publieke voorzieningen met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur Winkelcentra en grootschalige publieke voorzieningen zijn divers in schaal en vorm en vormen een duidelijk herkenbaar element in de stedelijke gebouwde omgeving. Welstandseenheden Van origine hebben de Nederlandse dorpen een duidelijke en vergelijkbare ruimtelijke opbouw: een historische kern, omgeven door uitbreidingen uit de jaren twintig tot en met veertig en daaromheen een schil van naoorlogse woongebieden en bedrijventerreinen. De meeste voorzieningen waren in het centrum geconcentreerd en daarmee was dit ook het meest levendige deel van de stad. Deze één-kernigheid is vanaf de tweede helft van de 20 e eeuw gewijzigd. De meeste dorpen kennen nu meerdere subcentra, waar soms omvangrijke bouwprogramma's worden gerealiseerd. Mede door de vaak moeizame bereikbaarheid van veel centra zijn aan de randen of buiten de kernen nieuwe gebieden ontstaan, waar wordt gewoond, gewerkt en gewinkeld (perifere detailhandel). Solitair gelegen winkelcentra en publieke voorzieningen, zijn gesitueerd aan de rand van de historische kernen van Ouddorp en Stellendam. Deze gebouwenclusters zoals kennen een geringe relatie met het uiterlijk van de bebouwing van de omliggende wijken en buurten. De bebouwing bestaat veelal uit op functionaliteit gebaseerde architectuur, daarnaast komt ook meer representatieve, uitgesproken architectuur voor zoals rond de Dorpstienden in Ouddorp. Het kleurgebruik is doorgaans zeer gevarieerd en bestaat uit heldere kleurstellingen. De dynamiek in en rondom de winkelcentra is groot. Bouwaanvragen hebben vooral betrekking op reclame-uitingen, gevelwijzigingen en aanpassingen aan winkelpuien. Omdat deze winkelcentra en andere grootschalige publieksvoorzieningen qua bebouwingstypologie afwijken van de bebouwing in de omliggende woongebieden en gezien de specifieke bouwopgave in winkelcentra heeft gemeente Goedereede besloten hiervoor een aparte typologie met specifieke criteria op te stellen. Ook de Expo Haringvliet is een publieke voorziening met hoge bezoekersaantallen. In de gemeente Goedereede zijn gebieden met grootschalige publieke voorzieningen en winkelcentra te Hoofdstuk 5 91

150 karakteriseren als gebieden met weinig tot geen samenhang tussen stedenbouw en architectuur. Op de typologiekaart zijn deze met de codering B4 aangegeven. Welstandsniveau Voor de winkelcentra geldt een BASIS niveau van welstand. De criteria zijn erop gericht op hoofdlijnen een samenhang te bereiken tussen de bebouwing. Criteria Voor de winkelcentra en grootschalige publieke voorzieningen met weinig/geen kenmerkende architectuur (B4) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor winkelcentra en grootschalige publieke voorzieningen met weinig/geen tot geen samenhang tussen stedenbouw en architectuur B4 Situering Hoofdvormen Gevelaanzichten Aan de randen van de gebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende bebouwing en/of woongebieden. Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van het gebied. Terreininrichting dient onderdeel uit te maken van het architectonisch ontwerp. Bouwmassa: Aan de randen van deze gebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende bebouwing en/of woongebieden. Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. Bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar zijn. Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen de eenheid in en samenhang van de gebieden te ondersteunen. Winkels in een groter blok in de compositie opnemen als plint. In het zicht zijnde zijgevels vormgeven als voorgevel. Materialisatie en detaillering Aan de randen van de gebieden moet bij het kleurgebruik rekening worden gehouden op de invloed op de aangrenzende gebieden en/of woongebieden. Bijzondere aandacht voor de vormgeving van de ingangen. Gebruiken van kenmerkende materiaalkeuzen, vormen en details. Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en dienen daarom bescheiden worden toegepast. Ondernemingsgericht kleurgebruik dient de lokale karakteristieken te respecteren. Om richting te geven aan de uitvoering van reclame heeft de gemeente Goedereede daarvoor afzonderlijke richtlijnen geformuleerd. 92 Deel B - Criteria

151 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken in dit gebiedstype gelden de sneltoetscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 5 93

152

153 B5 Werkgebieden in ontwikkeling Aan de noordelijke rand van de kern Stellendam wordt momenteel een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld, bedrijventerrein Korteweg. Ten einde een optimale beeldkwaliteit op dit terrein te bereiken is in het beeldkwaliteitsdocument Beeldkwaliteit bedrijventerrein Korteweg een aantal spelregels opgesteld voor de indeling en bebouwing van de bedrijfsgronden en inrichting van de openbare ruimte binnen het kader van de ruimtelijke structuur. De voor de welstandstoetsing relevante aspecten zijn in het vervolg van deze paragraaf overgenomen. Beeldzones met verschillende ambitieniveaus 1. Voor de bedrijfspercelen zijn er in aanvulling op, en in het verlengde van, het bestemmingsplan nadere uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd voor de bebouwing (i.h.k.v. welstand is de terreininrichting buiten beschouwing gelaten). Hierbij is onderscheid gemaakt in het ambitieniveau voor de ruimtelijkvisuele kwaliteiten van de verschillende delen van het bedrijventerrein. Deze ambitieniveaus worden in het navolgende nader beschreven en ingevuld. Het gebied is daardoor onderverdeeld in (zie beeldkwaliteit bedrijventerrein korteweg ): Zone van de 1 e orde; Zone van de 2 e orde (basisniveau). Binnen de zone van de 1 e orde worden verschillende eisen gesteld met betrekking tot de gebouwen. Voor de zone van de 2 e orde zijn verschillende richtlijnen van toepassing. Hoofdstuk 5 95

154

155 Binnen de zone van de 1 e orde moeten zoveel mogelijk vergelijkbare bedrijven worden gevestigd. Binnen de aangegeven zone is een zekere afstemming noodzakelijk met betrekking tot de vormgeving, kleur- en materiaalgebruik, uitstraling en presentatie van de bedrijven. Hierbij dient te worden gezocht naar samenhang en harmonie, zonder dat er sprake is van monotonie. Instrumenten hierbij zijn overeenkomsten in onder andere omvang, massa, hoogte en kleuren materiaalgebruik van de gebouwen. Ongewenste contrasten tussen gebruik, inrichting en bebouwingsvormen (en massa s) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. Bij gelijksoortige bedrijven zullen zodoende de mogelijkheden tot presentatie en uitstraling van de verschillende bedrijven gelijkwaardig zijn, zodat de zone een homogene identiteit kan krijgen, zonder overigens saai te worden. Ook vanuit de bedrijven bestaat veelal de voorkeur zich nabij gelijksoortige bedrijven te kunnen vestigen. Naast de afstemming (plaatskeuze) bij de vestiging van een bepaald bedrijf op de mogelijkheden tot presentatie, dient het eerste bedrijf dat in een zone wordt gevestigd als trendsettend te worden beschouwd. Dit betekent dat het eerste bedrijf bepalend is voor de overige te vestigen bedrijven in de zone. Voor zover een kavel in een zone van de 1 e orde is gelegen, is de onderlinge afstemming van de bebouwing op, en inrichting van de verschillende kavels een harde randvoorwaarde bij de gronduitgifte. Bij de overige kavels in een zone van de 2 e orde (basisniveau)wordt afstemming nadrukkelijk wenselijk geacht. Bedrijven die niet aan de eisen van de zone van de 1 e orde kunnen voldoen, dienen daarom dan ook niet te worden toegelaten in deze zones. Dergelijke bedrijven dienen een plaats te krijgen in een zone van de 2 e orde (basisniveau). Ruimtelijk visuele afstemming De hiervoor bedoelde ruimtelijk-visuele afstemming binnen een zone dient op de volgende aspecten met betrekking tot de bebouwing en de perceelinrichting vorm te krijgen: Ligging en presentatie kantoorgedeelten Bij bebouwing dient het kantoorgedeelte of de publieksgerichte ruimten aan de voorzijde te worden gesitueerd, zodat de bebouwing waarvan de hoogste presentatiewaarde mag worden verwacht in het zicht komt te liggen. Deze bebouwing dient in een, voor een zone, vaste rooilijn of binnen maximaal 5.00 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd. Massa-gevelopbouw De (grootschalige) bedrijfsgebouwen dienen door een duidelijke geleding/segmentering een verschijningsvorm van kleinere eenheden te krijgen. Hierbij kan worden gedacht aan opdeling van de massa in kleinere delen (variatie hoog-laag), de dakopbouw in verschillende kappen met een kleinere overspanning en aan een indeling van de gevel (bijvoorbeeld op basis van de kapvorm of door verspringingen). Hoofdstuk 5 97

156 Kap-/dakvorm Per zone is het gewenst een gelijke kapvorm, -helling en richting toe te passen dan wel te kiezen voor een platte afdekking. Eventueel kan door de (gevel)architectuur de kap aan het zicht worden onttrokken of in geval van een plat dak juist een kapvorm worden gesuggereerd. Kleur-/materiaalgebruik Binnen een bepaalde zone is een duidelijke afstemming noodzakelijk ten aanzien van het kleur- en materiaalgebruik bij de bebouwing. Daarnaast zijn geen sterk reflecterende/spiegelende materialen of sterk contrasterende kleuren toegestaan. Ook hier geldt dat het eerste bouwplan bepalend is voor de sfeer van de betreffende stedenbouwkundige eenheid. Naamaanduiding/gevelreclame De naamaanduiding of gevelreclame dient te worden afgestemd op de vormgeving van het gebouw. Bij voorkeur dient een zorgvuldige inpassing in het gevelbeeld te worden nagestreefd, onder meer door deze elementen vlak op of in de gevel te plaatsen. Uithangborden of constructies bovenop het gebouw zijn niet toegestaan. Per bedrijfsperceel maximaal één vrijstaande reclamemast/-zuil met een hoogte van maximaal 6.00 meter (alleen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf). Erfafscheiding De bedrijfspercelen dienen in principe langs alle grenzen van een hekwerk te worden voorzien. Op de grens openbaar-privé is alleen transparante afscherming met een hoogte van maximaal 1.00 of 2.00 meter toegestaan, in de vorm van een spijlenhek met een donkere kleur. Dit hekwerk dient langs de zijkant door te lopen tot een bepaalde diepte vanaf de voorzijde van het perceel. Daarnaast is het ook denkbaar dat in een gehele zone van de 1 e orde helemaal geen hek aan de voorzijde wordt opgenomen. 98 Deel B - Criteria

157 Zone van de 2 e orde (basisniveau) Als basisniveau zijn voor de individuele bedrijfskavels in de verschillende zones de volgende richtlijnen voor de bebouwing bepaald, teneinde een goede onderlinge afstemming en samenhang te verkrijgen. Bij voorkeur voorgevel ter plaatse van voorste bouwgrens (10.00 meter vanuit de openbare weg). Bij voorkeur verzorgde vormgeving bebouwing met bij voorkeur presentatie aan voorzijde (toegang/ontvangst). Bij voorkeur loods met een gevelindeling, waarbij sprake is van een door kleuren materiaalgebruik afwijkende plint van ten minste 1.00 meter hoogte. Bij voorkeur afstemming van de vormgeving bebouwing op aangrenzende percelen binnen dezelfde zone. Reclame/bedrijfsaanduiding, ter breedte van maximaal de halve gevellengte, alleen tegen of ingepast in de voorgevel (of bij hoekpercelen de beide voorgevels ). Geen opslag aan voorzijde (tussen de voorgevel en de openbare weg). Spijlenhek van 2.00 meter hoogte en met een donkere kleur (groen, blauw of zwart) op de grens openbaar-privé (bij hoekpercelen langs beide voorzijden ) en in ieder geval de eerste meter langs de zijkanten; langs de resterende zijden is ook een ander hekwerk met een hoogte van ten minste 2.00 meter toegestaan (een hekwerk rondom is verplicht). Hoofdstuk 5 99

158 Zone van de 1 e orde De zones van de 1 e orde bevinden zich bij de twee nieuwe entrees van het bedrijventerrein en langs de N57. Deze bepalen tezamen het gezicht van het bedrijventerrein, zodat hier hoge eisen moeten worden gesteld aan de ruimtelijk-visuele kwaliteit van de gebouwen en de terreininrichting. Zorgvuldige vormgeving bebouwing met presentatie aan voorzijde (kantoor/showroom). Afstemming van de vormgeving bebouwing op aangrenzende percelen binnen dezelfde zone dan wel tussen de verschillende solitaire locaties onderling is noodzakelijk. In de zone is het verplicht in de aangegeven rooilijn te bouwen; bij de solitaire locaties is ook een voorgevel aan de zijde van de N57 en Korteweg uitgangspunt. Bij percelen langs de ontsluitingsweg ten minste 50% van perceelsbreedte bebouwd in rooilijn. Deels twee- en driezijdige bebouwing (hoekbebouwing met meerdere voorgevels). Loodsen dienen aansluitend op (achter) kantoor- en/of showroomruimten te worden gebouwd, met een: Verdeling van de bouwmassa in kleinere eenheden door verspringingen of geleding van de gevels. Vormgeving afgestemd op bijbehorende kantoor- en/of showroomruimte. Reclame/bedrijfsnaamaanduiding, ter breedte van maximaal de halve gevellengte, alleen tegen of ingepast in de voorgevel (of bij hoekpercelen in één of beide voorgevels) en afgestemd op de architectuur. Op de grens openbaar privé een spijlenhek met een donkere kleur (groen, blauw of zwart) van maximaal 1.00 meter hoogte (bij hoekpercelen langs alle voorzijden ). 100 Deel B - Criteria

159 Groengebieden (G-gebieden) Naast stedelijk bebouwing komen in de kernen gebieden voor met een groen karakter. Deze groengebieden hebben elk een eigen functie en invulling. In de gemeente Goedereede kan onderscheid worden gemaakt in verschillende verschijningsvormen van de groengebieden. 1. Duidelijke relatie met de cultuurhistorie (G1). De groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie zijn over het algemeen delen van (voormalige) landgoederen, kastelen of overblijfselen van verdedigingslinies. 2. Begraafplaatsen (G2). Verspreidt over de kern komen begraafplaatsen voor. Deze gebieden zijn planmatig aangelegd en zorgen voor het groene gezicht van een gebied. 3. Sportterreinen en recreatiegebieden (G3). Deze gebieden zijn planmatig aangelegd. De gebieden hebben vooral een recreatieve functie en zorgen voor het groene gezicht van een gebied. 4. Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving (G4). Deze gebieden zijn planmatig aangelegd en zijn doorgaans grootschalig van opzet. 5. Recreatieparken, vakantiewoningen en recreatieve havengebieden (G5). Recreatieparken en vakantiewoningen zijn planmatig aangelegde terreinen voor verblijfsrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen. 6. Buitengebied (G6). Landschappelijke ondergrond en de verspreide bebouwing in deze verschillende landschapstypen. In onderstaand schema wordt aangegeven welke typologie aan de groengebieden kan worden toegeschreven. De nummers verwijzen naar de gebieds-/typologiebeschrijvingen met bijbehorende criteria. Daarnaast corresponderen zij met de legenda-eenheden van de typologiekaart. Gebiedscode naam gebied Typologiebeschrijving Groengebieden G1 Ouddorp: Vlietheuvel, restanten 17 e eeuwse Duidelijke relatie met de cultuurhistorie schans langs de Oudlandse Zeedijk. G2 Goedereede: begraafplaatsen aan de Mariadijk. Begraafplaatsen Ouddorp: begraafplaats aan de Dorpsweg Stellendam: begraafplaats aan de Kerkhoflaan. G3 Stellendam: Sportpark Stellendam en de Sportterreinen en recreatiegebieden ijsbaan. Goedereede: de ijsbaan. G4 Goedereede: het gemeentehuis aan de Tramlijnweg. Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving Hoofdstuk 5 101

160 Ouddorp: scholencomplex aan de Wilhelminastraat. G5 Port Zélande, recreatiecentrum Toppershoedje, Noordzeepark, Duinlust, De Groene Recreatieparken, vakantiewoningen en recreatieve havengebieden Weide, Recreatieterrein Horrelshoogte, Het Oude Nieuwland, t Kleine Verschil, Duinakker, Berkhof, In t Opper, Jonkerstee, t Bosje, stacaravanterrein Vijverhofbungalowpark/ camping De Klepperstee, Recreatieterrein Alexanderpark, camping/ bungalowpark De Toekomst, Duinrel, Klarebeek, De Ouwe Stee Zuid, De Dolfijn, De Witte Noord en Zuid, Prinsenhof- Pinushof, De Ouwe Stee Noord, De Kolestee, De Magneet, Schurveling, De Blommerstee, Westduin, Den Ouden Oord, De Start, Bungalowpark Onderdemolen, De Scheelhaek, De Vluchtheuvel, De Goede Reede. De recreatieve havengebieden ten noorden van Stellendam en ten zuiden van Ouddorp. G6.1 Oostelijk buitengebied Bebouwing in het kleipolderlandschap G6.2 Sikkelvormig buitengebied rond Ouddorp Bebouwing in het strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap G6.3 Strandvlakte en oude binnenduinen Bebouwing in het duinenlandschap In het vervolg van dit hoofdstuk zal een korte omschrijving gegeven worden van het ontstaan van bovengenoemde typologieën en zullen de karakteristieken worden beschreven. 102 Deel B - Criteria

161 G1 Groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie Algemene karakteristiek De groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie zijn over het algemeen delen van landgoederen, kastelen, kloostercomplexen of oude begraafplaatsen of overblijfselen van verdedigingslinies. De relatie met de cultuurhistorie komt vaak tot uiting in het monumentale groen en de bijzondere bebouwing. Ook het niet planmatige aanlegpatroon laat zien dat de gebieden een lange geschiedenis hebben. Op de typologiekaart zijn deze met de codering G1 aangegeven. Gemeentelijke uitwerking typologie Ten zuiden van Ouddorp zijn de Vlietberg en de restanten van de 17 e eeuwse schans langs de Oudlandse Zeedijk aan te duiden als groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie. Voor de Vlietberg gaat het ontstaan terug tot de late Middeleeuwen, voor de 17 e eeuwse schans restanten tot De Vlietberg (burchtheuvel of motte) is het restant van een kasteeltje/ versterkte toren die later bekend raakte als huis Spreeuwensteyn. De 17 e eeuwse schans langs de Oudelandse Zeedijk is aangelegd tijdens de Tweede Engelse Oorlog ( ). Het vierkante gebastioneerde werk bleek echter weinig functioneel en werd in 1673 al weer voor een deel afgebroken. Na herstel in 1795 raakte de schans opnieuw snel in verval. Momenteel zijn van de beide gebieden alleen de contouren nog zichtbaar in het landschap. Op de locatie van de voormalige schans is de rondom gelegen gracht echter nog een duidelijke verwijzing naar de geschiedenis van deze plek. Door het ontbreken van omringende bebouwing zijn de beide plekken nog duidelijk herkenbaar op de plattegrond en in het landschap. Welstandsniveau Het G1-gebied heeft een PLUS-niveau van welstand. Bij de criteria is er extra aandacht voor het behoud van de waardevolle historische karakteristieken om zo de oorspronkelijke context van de gebieden herkenbaar te houden bij eventuele bebouwing. Criteria Voor de groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie (G1) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Hoofdstuk 5 103

162 Specifieke criteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 Situering bouwwerk Bebouwing op (historische) buitenplaatsen of verdedigingswerken zijn veelal geordend volgens een bepaald principe. Nieuwe bouwwerken dienen bij hun situering deze ordening te respecteren. Hoofdvormen bouwwerk Gevelaanzichten bouwwerk Materialisatie en detaillering Bebouwing rondom de historische buitenplaatsen of verdedigingswerken is behoudend. Veelal is er sprake van een aantal kenmerken in bouwhoogte, kaprichting en vorm. Bouwplannen dienen daarop aansluiting te vinden. Vanuit hun opzet kennen veel buitenplaatsen of verdedigingswerken veelal kenmerkende gevelcomposities. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarop aansluiting te worden gezocht. Vanuit hun opzet kennen veel buitenplaatsen of verdedigingswerken veelal kenmerkende materiaal en kleurgebruik en karakteristieke detaillering. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarop aansluiting te worden gezocht. Aan de randen van buitenplaatsen of verdedigingswerken dient kleurgebruik te zijn afgestemd op de betekenis van het landschap. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 104 Deel B - Criteria

163 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen en nietvrijstaande bijgebouwen aan Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebied. de voorkant en aan de achterkant In materiaal en kleur afstemmen op de het gekozen/gebruikte kleuren materiaalgebruik in het gebied. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. en aan de achterkant Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Hoofdstuk 5 105

164 G2 Begraafplaatsen Ontstaansgeschiedenis en Algemene karakteristiek Begraafplaatsen zijn traditioneel achter de kerkgebouwen gesitueerd of aan de randen van de kernen aangelegd. De oudere begraafplaatsen kennen geen planmatige aanleg. Zij kennen geen duidelijke landschapsarchitectuur. Nieuwe begraafplaatsen zijn aangelegd volgens een bepaald landschapsplan wat terug te zien is in de bebouwing op deze terreinen. Grote gebouwen komen niet voor op begraafplaatsen. Het gaat vooral om erfafscheidingen met poorten, aula's en dienstgebouwtjes. Aandachtspunten welstandskader De uitstraling van de randen van het terrein; De onderlinge samenhang tussen de bebouwing op de terreinen. Gemeentelijke uitwerking typologie In de kernen Goedereede en Ouddorp zijn de begraafplaatsen aan de rand van de dorpen gelegen of zelfs daarbuiten. In de kern Stellendam is de begraafplaats in de loop der tijd binnen het stedelijk gebied komen te liggen. De begraafplaatsen zijn opgezet volgens een rechtlijnig rationeel landschapsplan en vormen een sterke ruimtelijke eenheid die zich afscheidt van de omgeving. Bebouwing is op een zeer beperkte schaal gerealiseerd en maakt doorgaans onderdeel uit van de totale vormgeving en bestaat uit natuurlijke materialen in bedekte kleuren. Op de gemeentelijke typologiekaart wordt de typologie met code G2 aangegeven. Welstandsniveau Voor de parken en begraafplaatsen geldt het BASIS niveau van welstand. De criteria zijn erop gericht een verzorgde architectuur en samenhang tussen de bebouwing te bereiken per afzonderlijk gebied. Criteria Voor de parken en begraafplaatsen (G2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. 106 Deel B - Criteria

165 Gebiedsgerichte criteria voor parken en begraafplaatsen G2 Hoofdvormen Situering Situering: Handhaven van de huidige situering en samenhang van losse gebouwen in het groen. Handhaven van het groene, rustige en deels besloten karakter van de gebieden. De voorzijde van de hoofdmassa is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. Geen opslag op open terrein. Bouwmassa: Per terrein één hoofdmassa. De massa is geleed. De gebouwen staan vrij op de kavel. Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing. Materialisatie en detaillering Detaillering: De detaillering is gevarieerd. De entree krijgt nadruk in de compositie. Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen e.d. is eenvoudig en zorgvuldig. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor parken en begraafplaatsen G2 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen en nietvrijstaande bijgebouwen aan de voorkant en aan de achterkant Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant en aan de achterkant Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebied. In materiaal en kleur afstemmen op de het gekozen/gebruikte kleuren materiaalgebruik in het gebied. Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Hoofdstuk 5 107

166 G3 Sportterreinen en recreatiegebieden Ontstaansgeschiedenis Deze gebieden zijn vaak ontstaan vanuit een maatschappelijke behoefte en zijn in de loop van de tijd geclusterd aan de rand van de kernen gesitueerd. Algemene karakteristiek Sportterreinen en recreatieve gebieden komen verspreid in en om de kernen voor. De sportcomplexen hebben vaak een (vrijwel) planmatige en rationele opzet. De bebouwing in deze gebieden bestaat onder meer uit sporthallen, kantines en kleedruimten en heeft een recreatieve bestemming. Doorgaans bestaat de bebouwing uit één laag met plat dak of laag zadeldak en staat deze vrij op het maaiveld. De gebouwen zijn daardoor rondom zichtbaar. Aandachtspunten welstandskader De uitstraling van de randen van het terrein; De onderlinge samenhang tussen de bebouwing op de terreinen. Gemeentelijke uitwerking typologie Binnen en rond kernen in de gemeente Goedereede komen weinig sportterreinen voor. Alleen de kern Stellendam heeft een sportpark waarop voetbalvelden en een tennispark bij elkaar gebracht zijn. Daarnaast zijn aan de rand van de kernen Stellendam en Goedereede ijsbanen aanwezig. De bebouwing op deze terreinen is kleinschalig en laag. Het sportpark en de ijsbanen worden ruimtelijk van de omgeving gescheiden door stroken opgaand groen. Op de gemeentelijke typologiekaart wordt deze typologie met de codering G3 aangegeven. Welstandsniveau Voor de sportterreinen en recreatiegebieden geldt het BASIS niveau van welstand. De criteria zijn erop gericht een verzorgde architectuur en samenhang tussen de bebouwing te bereiken per afzonderlijk gebied. Criteria Voor de sportterreinen en recreatiegebieden(g3) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. 108 Deel B - Criteria

167 Gebiedsgerichte criteria voor sportterreinen en recreatieve gebieden G3 Situering Situering: De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. Hoofdvormen Materialisatie en detaillering Bouwmassa: Per terrein één hoofdmassa. De bouwmassa's zijn gestructureerd De gebouwen staan vrij op de kavel. Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing. Detaillering: De detaillering is gevarieerd. De entree krijgt nadruk in de compositie. Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen e.d. is eenvoudig en zorgvuldig. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Aanvullende criteria op de sneltoetscriteria voor sportterreinen en recreatieve gebieden G3 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen en nietvrijstaande bijgebouwen aan Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebied. de voorkant en aan de achterkant Aanbouwen in materiaal en kleur afstemmen op de het gekozen/gebruikte kleur- en materiaalgebruik in het gebied. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. en aan de achterkant Staan niet op de voorgrond. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Hoofdstuk 5 109

168 G4 Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving Ontstaansgeschiedenis en algemene karakteristiek In en rond het stedelijk gebied komen grootschalige bebouwingscomplexen en instituten voor die in het groen zijn gesitueerd. Deze gebieden zijn planmatig aangelegd en zijn doorgaans grootschalig van opzet. Deze complexen hebben vaak een (vrijwel) planmatige en rationele opzet. De bebouwing in deze gebieden bestaat onder meer uit scholen, publieke voorzieningen en kantoren. De gebouwen zijn daardoor in het algemeen rondom zichtbaar. Op de typologiekaart zijn deze gebieden met de codering G4 aangegeven. Aandachtspunten welstandskader De uitstraling van de randen van het terrein; De onderlinge samenhang tussen de bebouwing op de terreinen. Gemeentelijke uitwerking typologie In Goedereede bevindt zich een gebied met een grootschalige bebouwingscomplex in een groene omgeving, aan de rand van de historische kern. In deze groene zone bevindt zich het gemeentehuis. Deze bebouwing staat vrij in de groene ruimte en is daardoor rondom zichtbaar, alle gevels dienen daarom als voorgevels behandeld te worden. Het gebouw bestaat uit maximaal drie bouwlagen met overwegend plat dak. Het materiaalgebruik is traditioneel (baksteen, hout), het kleurgebruik ook behouden. Het gebouw straalt een functioneel karakter uit door de aaneengeschakelde blokvormige bouwmassa s en de grote raampartijen. Ook de school in een groene omgeving in Ouddorp heeft zo n functioneel karakter. Deze school ligt op enige afstand van de openbare ruimte en maakt door het omringende opgaande groen minder duidelijk onderdeel uit van het straatbeeld. De recreatiegebieden, vakantiewoningen en recreatiehavens hebben een eigen gebiedsuitwerking (G5). Voor de grootschalige bebouwingscomplexen op de recreatieparken en terreinen met vakantiewoningen, zoals hotels, restaurants, en kantoorfuncties zijn de criteria behorende bij de typologie G4 Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving van toepassing. Deze grootschalige gebouwen hebben veelal een functioneel karakter hebben een eigen karakteristiek en architectuur. Deze is vaakt minder traditioneel dan de kleinschalige bebouwing op de terreinen. 110 Deel B - Criteria

169 Welstandsniveau Voor de gebieden wordt een BASIS niveau van welstand gehanteerd. De relatie tussen de grootschalige gebouwen en de omringende bebouwing, met name aan de randen van deze terreinen krijgt daarbij extra aandacht. Criteria Voor de grootschalige bebouwingscomplexen en instituten (G4) en de grootschalige bebouwingscomplexen op de recreatieparken en terreinen met vakantiewoningen binnen de typologie G5 gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Gebiedsgerichte criteria voor grootschalige bebouwingscomplexen en instituten G4 Situering Situering: De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Hoofdvormen Bouwmassa: De bouwmassa s zijn gestructureerd. De gebouwen staan vrij op het kavel. Aandacht voor de uitstraling van gevels grenzend aan het openbaar gebied. Het hoofdgebouw kent een duidelijke ingangspartij. Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik De kleuren en materialen zijn natuurlijk en gedekt. Kleuraccenten moeten architectuurondersteunend worden toegepast. Materialisatie en detaillering Detaillering: De detaillering is gevarieerd. De entree krijgt nadruk in de compositie. Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen e.d. is eenvoudig en zorgvuldig. Hoofdstuk 5 111

170 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor grootschalige bebouwingscomplexen en instituten G4 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen en nietvrijstaande bijgebouwen aan Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebied. de voorkant en aan de achterkant In materiaal en kleur afstemmen op de het gekozen/gebruikte kleuren materiaalgebruik in het gebied. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant Zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. en aan de achterkant Staan niet op de voorgrond. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. 112 Deel B - Criteria

171 G5 Recreatieparken, vakantiewoningen en recreatiehavens Ontstaansgeschiedenis De eerste stedelingen kwamen in het begin van de 20 e eeuw naar de Zuid-Hollandse Eilanden. Met tram of in sommige gevallen op de fiets kwamen de toeristen, voornamelijk Rotterdammers naar de duinen voor strand, zee en rust. Veel boeren vonden een bijverdienste in het verhuren van grond aan kampeerders. In de jaren dertig begon de recreatie aan de Brielse Maas al vrij grote vormen aan te nemen. Algemene karakteristiek De recreatiegebieden en vakantiewoningen ontstonden van oorsprong langs de kustgebieden van het eiland Goeree-Overflakkee. Inmiddels zijn deze gebieden ook te vinden in de overige delen van Goeree-Overflakkee. De bebouwing is vaak nauwelijks zichtbaar naar buiten toe door een dicht omringende beplanting. Meestal is er sprake van enkele kleinschalige woningen, gelegen rondom een klein centrum met voorzieningen. De woonbebouwing is veelal geclusterd in kleinere eenheden die ontsloten worden door kronkelende wegen en wandelpaden. Met name bij de bungalowparken is nauwelijks sprake van een beïnvloeding van het waarneembare beeld van de omgeving. De bouwwijze van de woningen onderling is geregeld door middel van beplanting, onderlinge afstand en oriëntatie ten opzicht van elkaar. De parken zijn meestal op zichzelf gelegen en naar binnen gekeerd. Recreatieve havengebieden zijn vaak planmatig aangelegd. In de havens bevinden zich aanlegsteigers voor plezierjachten en andere vaartuigen van beperkte omvang. Naast deze bouwwerken die het beeld van de haven bepalen is er op de haventerrein ook kleinschalige bebouwing aanwezig. Het gaat hier vaak om een woning van de havenmeester, (eet)cafés, sanitaire voorzieningen en winkels met maritieme benodigdheden. De kleine vrijstaande bebouwing beperkt zich dan ook vaak tot 1 bouwlaag, al dan niet met kap. In de grotere havengebieden kunnen vaak ook loodsen liggen voor winterstalling en reparatie/bouw van de vaartuigen. Dynamiek Binnen de gebieden vinden veranderingen plaats door kleinschalige nieuwbouw en verbouw. Bij vakantiewoningen gaat het vaak om kleine veranderingen en toevoegingen als aan-, uitbouwen en bijgebouwen (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand), en schuttingen. Drie aspecten spelen bij het bepalen van de beeldkwaliteit (van de randen) een belangrijke rol: De gebruikersintensiteit: hoe meer bezoekers des te belangrijker is het beeldkwaliteitsaspect. Hoofdstuk 5 113

172 De zichtbaarheid: mate van zichtbaarheid wordt mede bepaald door de ligging van het terrein (aan de doorgaande wegen, in het open agrarische landschap). Dit stelt wel eisen aan de uitstraling van de randen. De aard van het gebruik bepaalt voor een groot deel het type bebouwing. Aandachtspunten welstandskader De uitstraling van de randen van het terrein; De onderlinge samenhang tussen de bebouwing op de terreinen. Gemeentelijke uitwerking typologie In de gemeente Goedereede is het toerisme een zeer belangrijke bron van inkomsten, voorzieningen voor verblijfsrecreatie en dagrecreatie zijn dan ook op grote schaal in het buitengebied van de gemeente terug te vinden. De verblijfsrecreatie is voornamelijk in de vorm van bungalowparken en campings geconcentreerd ten noordwesten van de kern Ouddorp. Ook aan de randen van de kernen Goedereede en Stellendam komen (verblijfs)recreatieve voorzieningen voor. Met name de bungalowparken hebben een vrij grote omvang en zijn daardoor bepalend voor het karakter van het buitengebied. De campings beslaan een kleiner oppervlak en gaan door de zeer kleinschalige bebouwing en het feit dat deze terreinen niet volledig permanent bebouwd zijn makkelijker op in het landschap. De verschillende verblijfsrecreatieve gebieden zijn doorgaans omringd door opgaand groen waardoor zij ruimtelijk gescheiden zijn van de omgeving. Door het vaak besloten karakter en de zelfstandige ligging los van de kernen zijn de gebieden sterk naar binnen gericht. Voor de grotere parken geldt dat centraal in het gebied een clustering van commerciële en publieke voorzieningen is gesitueerd. In deze forse parken vertonen de recreatiewoningen vaak een grote onderlinge samenhang in materiaalgebruik en architectuur, en zijn deze verkaveld op basis van een consequent en helder stedenbouwkundig plan. Voor de grootschalige bebouwingscomplexen op de recreatieparken en terreinen met vakantiewoningen, zoals hotels, restaurants, en kantoorfuncties zijn de criteria behorende bij de typologie G4 Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving van toepassing. Deze grootschalige gebouwen hebben veelal een functioneel karakter hebben een eigen karakteristiek en architectuur. Deze is vaakt minder traditioneel dan de kleinschalige bebouwing op de terreinen. 114 Deel B - Criteria

173 De havens kennen een minder planmatige opzet. Kenmerkend voor de bebouwing aan de havens is de oriëntatie op zowel het water als openbare weg. Welstandsniveau Voor de recreatieparken, vakantiewoningen en recreatiehavens geldt het BASISniveau van welstand. Deze G5-gebieden hebben een sterk introvert, autonoom karakter en groene invulling. De criteria zijn er daarom op gericht aan te sluiten op de eigen bebouwingskenmerken. Daarnaast is het van belang dat deze gebieden met name langs de randen goed opgenomen worden in het omringende (waardevolle) landschap. Criteria Voor de recreatieparken, vakantiewoningen en recreatieve havengebieden (G5) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de grootschalige bebouwingscomplexen op de recreatieparken en terreinen met vakantiewoningen, zoals bijvoorbeeld hotels, restaurants, en kantoorfuncties zijn de criteria behorende bij de typologie G4 Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving van toepassing. Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Hoofdstuk 5 115

174 Gebiedsgerichte criteria voor recreatieparken, vakantiewoningen en recreatiehavens - G5 Situering Situering: De voorzijde van het gebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. Hoofdvormen Gevelaanzichten Bouwmassa: Toepassen van een heldere hoofdbouwvorm. Toepassen van bouwmassa s passend in de omgeving. Langs de randen van deze gebieden mogen geen in het landschap overheersende bouwmasa s worden toegepast. De gebouwen staan vrij op de kavels of staan geclusterd in aaneengesloten bebouwing. De grootschalige voorzieningen kennen een duidelijke ingangspartij. Gevelaanzichten: In het gevelaanzicht is de functie van het bouwwerk duidelijk herkenbaar. Materialisatie en detaillering Materiaal en kleurtoon: Aangezien alle recreatieparken, vakantiewoningen en recreatieve havengebieden in het buitengebied liggen vraagt dit aandacht voor de kleurstelling en het materiaalgebruik van het bouwwerk. Kleurtoon en materiaalkeuze aan de randen van deze gebieden dienen daarom een relatie te vertonen met de in het landschap overheersende elementen. De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing en omgeving. Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving. Passende kleuren hierbij zijn: donkere aardtinten rood en bruin, zwart en donker groen. Baksteenkleur: aardtinten. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. Voor licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken in dit gebiedstype gelden de sneltoetscriteria, zoals opgenomen in hoofdstuk Deel B - Criteria

175 G6 Buitengebied Ontstaansgeschiedenis Kenmerkend voor de Zuid-Hollandse Eilanden is het deltagebied wat gekenmerkt wordt gehouden door duinen, dijken en dammen. Zij houden het water in toom en zorgen er voor dat er geen aanslibbing maar ook geen landafslag meer kan plaatsvinden. Het landschap van Goeree-Overflakkee heeft meer gemeen met Zeeland dan met het grootste deel van Zuid-Holland. De deltawerken maakten voorgoed een einde aan het isolement en de eilandstatus van Goeree-Overflakkee. Goeree-Overflakkee vormt nu een aaneengesloten gebied maar in de Middeleeuwen was het een uitgestrekte archipel van kleine eilanden met daartussen kreken en getijdengeulen. In 500 jaar werden deze veeneilandjes en ook veel opnieuw opgeslibde gorzen bedijkt. Zo groeiden Goeree en Overflakkee naar elkaar toe en bereikten hun huidige vorm. Goeree kent een grote diversiteit aan landschapstypen. Van west naar oost zijn dat achtereenvolgens: jonge duinen, strandpolders, schurvelingen, kreekruggen, op- en aanwaspolders. Het eiland Overflakkee is in vijf eeuwen ontstaan door het na elkaar bedijken van een reeks opwassen en aanwassen. De basis werd in de Middeleeuwen gelegd in het zuidelijke deel van het toen veel grotere Haringvliet. Na de laatste grote transgressie ontstonden daar zandplaten. Op plekken waar de stroming minder sterk was en de getijdengeulen niet zo diep, vormden zich opwassen. Op den duur kwamen deze platen droog te liggen en raakten ze begroeid. Opwas- en aanwaspolders hebben een verschillende vorm. De opwassen hebben een ronde of ovale vorm doordat ze in open water zijn ontstaan. Aanwassen daarentegen hebben de vorm van een schil doordat ze tegen de dijk van een opwas zijn aangegroeid. De cyclus van aanwas, bedijking en opnieuw vorming van een aanwas is eeuwen zo doorgegaan en heeft op Flakkee gezorgd voor opmerkelijke hoogteverschillen. Algemene karakteristiek De bebouwing binnen één landschapstype heeft, op de aangegeven historische linten (H-gebieden) na, dezelfde kenmerken. Daarom is de verspreide bebouwing in het buitengebied als één typologie weergegeven. Het betreft zowel woonbebouwing, als agrarische bedrijven met woonbebouwing. Aandachtspunten welstandskader De situering van de gebouwencomplexen onderling; De onderlinge samenhang tussen de bebouwing op de terreinen. Hoofdstuk 5 117

176 Gemeentelijke uitwerking typologie Ten aanzien van de verspreide bebouwing in het buitengebied valt een onderscheid te maken tussen de bebouwing in de volgende landschapstypologieën (van oost naar west): Kleipolderlandschap (G6.1); Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap (G6.2); Duinenlandschap (G6.3). Los van de criteria die opgesteld zijn voor bebouwing in deze drie landschapstypen zijn voor bijzondere bebouwingobjecten in het buitengebied als kassen, agrarische bedrijfsbebouwing, historische boerderijen en strandtenten aparte criteria opgesteld in de themabladen in hoofdstuk 6 Thematische uitwerkingen. 118 Deel B - Criteria

177 G6.1 Kleipolderlandschap De verspreide bebouwing in het zeekleigebied is merendeels agrarisch van aard. Over het algemeen zochten de boerderijen de nabijheid van een dijk of kreekrug, dit in verband met een veilige hoogteligging en/of bereikbaarheid. De meeste zeekleipolders zijn nog steeds zeer dun bevolkt. Enkele kleine oudere polders (Plaspolder, Kleine Schelphoek, Zuiderpolder) zijn zelfs in het geheel niet bewoond. Dat geldt ook voor een aantal jongere bedijkingen in de omgeving van Stellendam (polder Nieuw-Stellendam, Gabriëllinapolder). In de polders rond Stellendam en Goedereede hebben bovendien weinig boerderijen de ramp van 53 doorstaan zonder ingrijpende veranderingen. Zeer zeldzaam zijn boerderijen van voor De woonbebouwing bestaat overwegend uit liggend staafvormige en blokvormige bouwmassa s op de kop van het kavel georiënteerd op de weg of dijk deze bebouwing is zowel haaks op als evenwijdig aan de weg of dijk gesitueerd. Achter de woning ligt de grootschaligere agrarische bedrijfsbebouwing veelal in de verkavelingsrichting, haaks op de weg. De vormgeving van de bebouwing is traditioneel en is opgebouwd uit één laag met voornamelijk een zadeldak. Ook het materiaalgebruik is traditioneel (aardkleurige baksteen en gebakken dakpannen), de detaillering is sober en slecht op beperkte schaal toegepast. Welstandsniveau Voor het kleipolderlandschap is een BASIS niveau van welstand van toepassing. De bebouwing ligt in dit landschap zo verspreid dat de onderlinge relatie gering is. Per pand of bebouwd erf wegen daarom de situering, de bouwmassa s en de relatie met het landschap het zwaarst. Voor het kleipolderlandschap binnen het beschermd stadsgezicht bij de kern Goedereede geldt een BIJZONDER niveau van welstand voor toetsing wordt verwezen naar de criteria behorend bij typologie H1.2 Stedelijke nederzetting, Binnengebied. Criteria Voor het kleipolderlandschap (G6.1) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing, de historische boerderijen en de beeldbepalende/mip panden wordt verwezen naar de betreffende themabladen (hoofdstuk 6). De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn. Hoofdstuk 5 119

178 Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. Gebiedsgerichte criteria voor Kleipolderlandschap G6.1 Een kleipolderlandschap wordt gevormd door tamelijk rechte linten die worden gekenmerkt door openheid. De bebouwing in een kleipolderlandschap is opgebouwd uit voornamelijk staafvormige bouwmassa's en enkele kleinere bouwmassa's die gezamenlijk de loop van het polderlint volgen. Aan de polderlinten bepalen de open rooilijnen de structuur van het occupatiepatroon. Er zijn twee typen hoofdbouwmassa s in het gebied te onderscheiden: Type A: staafvormige boerderijachtige bouwmassa s. Type B: kleinere staaf- en blokvormige bouwmassa s. Type A en B komen in de landelijke polderlinten naast elkaar voor. Bij nieuwbouw of vervanging van een hoofdbouwmassa kan één van de hiervoor genoemde typen (terug)gebouwd worden. Onderstaand schema geeft de criteria per type aan. Voor criteria voor (agrarische) bedrijfsbebouwing in het buitengebied wordt verwezen naar het gelijknamige themablad in hoofdstuk 6. Situering van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk Type A Type B Rooilijn: Rechtlijnig karakter van het lint handhaven door toepassing van rechte rooilijnen. Zijdelingse afstand: Los van elkaar. Oriëntatie: Behouden van open en weidse karakter van het lint - géén visuele verdichtingen toepassen. Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie op de kop van de kavel en de oriëntatie met de voorgevel haaks op de kavelrichting van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Bouwmassa: Bouwmassa: Aansluiten bij de staafvormige, (liggende) Aansluiten bij de staafvormige, (liggende bouwmassa s. of staande) en blokvormige bouwmas- sa s. Renovatie of (vervangende) nieuwbouw Renovatie of (vervangende) nieuwbouw dient een herhaling te zijn van eigenschappen dient een herhaling te zijn van eigen- van de landelijke gebouwen schappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende zoals in de directe omgeving voorko- boerderijen, of een bewerking mende boerderijen, of een bewerking hiervan. hiervan. 120 Deel B - Criteria

179 Materialisatie en detaillering van het Gevelaanzichten van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk bouwwerk Type A Type B Bouwhoogte: Bouwhoogte: Hoogtevariatie van 1 tot 1,5 bouwlaag handhaven, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Hoogtevariatie van 1 tot 2 bouwlagen met kap handhaven, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Kapvorm: Kapvorm: Forse kappen: zadeldak of schilddak. Zadeldak, schilddak of mansardekap. Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. Daken mogen met overstek worden toegepast. Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Kaprichting: Haaks op het lint (dwarsrichting). Evenwijdig (langsrichting) of haaks (langsrichting) op het lint. Gevelopbouw: Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. Aandacht voor zijgevels die door de openheid in het zicht komen te liggen. Zijgevel afstemmen op voorgevel. Bij de uitstraling van de bouwstijl dient de functie van het bouwwerk herkenbaar te zijn. Gevelgeleding: Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft Horizontale en verticale gelding. een verticale geleding. Geleding passend bij architectuurstijl Gebruik van staande ramen. hoofdbouw. Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: - Materiaalkeuze: Deuren en kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Dakbedekking: gebakken pannen of riet. Geglazuurde dakpannen zijn niet toegestaan. Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkere aardtinten rood en bruin, zwart en donker groen. Baksteenkleur: aardtinten. Kozijnkleur: Oudhollandse kleuren. Hout of staal bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oudhollandse kleuren. Detaillering: Zorgvuldige detaillering aansluitend aan de oorspronkelijke en/of in overeenstemming met de detailleringen van belendingen. Hoofdstuk 5 121

180 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 122 Deel B - Criteria

181 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor Kleipolderlandschap De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen en nietvrijstaande bijgebouwen Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Aan de achterkant situeren. Kapvorm afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Bij voorkeur uitvoeren in metselwerk, gepotdekseld hout of staalprofiel. Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw, in principe achter het hoofdgebouw niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Bij voorkeur uitvoeren in metselwerk, gepotdekseld hout of staalprofiel. Gebruik van regulier damwandprofiel is afhankelijk van de situering op de kavel (al dan niet in het zicht). Hout of staal in donkere kleurstelling in Oudhollandse kleuren. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke/ historische bebouwing met rolbogen, speklagen e.d. richtinggevend. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering zo minimaal mogelijk en passend in de architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Geen aangekapte dakkapel. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing essentieel. Hoofdstuk 5 123

182 G6.2 Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap Buiten de zandlinten in dit gebied (H5.3-gebieden) ligt de bebouwing zeer verspreid en kenmerkt vooral het strandpolderlandschap zich door de openheid en overzichtelijkheid. De diverse gewassen in geschakeerde kleuren bepalen hier met name in de zomer het beeld. De bebouwing is gesitueerd naar de morfologie van het landschap, langs de strandwallen en duinen betekend een haast vrije verkavelingsrichting, binnen het strandpolderlandschap ligt de bebouwing haaks op of parallel aan de rechtlijnige polderstructuren. Om het landelijke karakter te handhaven is het van belang de bestaande bijzonder lage bebouwingsdichtheid van het landschap zoveel mogelijk te behouden. Ook het respect voor de oudere oorspronkelijke bebouwing draagt bij aan het behoud van het originele karakter. Dit kan bereikt worden door de van oudsher toegepaste bebouwingskarakteristieken (in een nieuwe vorm) opnieuw toe te passen in eventuele nieuwbouw. Welstandsniveau Voor het Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap geldt het PLUSniveau van welstand. Aangezien de bebouwing in dit gebied onderdeel uitmaakt van een intensief bezocht landschap verdient de uitstraling ervan de nodige aandacht. Daarnaast is er een duidelijke relatie aanwezig tussen de (cultuurhistorische) bebouwing en de structuur van het landschap. Criteria Voor het Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap (G6.2) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing en de historische boerderijen wordt verwezen naar de betreffende themabladen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. 124 Deel B - Criteria

183 Gebiedsgerichte criteria voor Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap G6.2 Een strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap wordt gekenmerkt door een wisseling van gesloten en openheid. De bebouwing staat als individueel object in het landschap. Her en der is clustering van bebouwing aanwezig. De bebouwing is opgebouwd uit een mix van voornamelijk staafvormige bouwmassa's en enkele kleinere bouwmassa's. Deze volgen gezamenlijk de loop van het lint. In een strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap bepalen de open rooilijnen de structuur van het occupatiepatroon. Er zijn twee typen hoofdbouwmassa s in het gebied te onderscheiden: Type A: staafvormige boerderijachtige bouwmassa s. Type B: kleinere staafvormige bouwmassa s. Type A komt het meeste voor. Dit type is aangevuld met bebouwing van het type B. De bebouwing in de landelijke gebieden ligt de hoofdbebouwing overwegend op de kop van de kavel. Bij vervanging of nieuwbouw van een hoofdbouwmassa kan afhankelijk van de situering van het bouwvlak één van voornoemde typen (terug)gebouwd worden Situering van het bouwwerk Hoofdvormen van het bouwwerk Type A Rooilijn: De op de weg gerichte rooilijn dient gerespecteerd te worden. Zijdelingse afstand: De bebouwing is vrijstaand. De openheid tussen de bouwmassa's dient gehandhaafd te worden. Oriëntatie: De oriëntatie van de bebouwing is zowel evenwijdig aan de straat (langsrichting) als haaks op de straat (dwarsrichting). Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bouwmassa: Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. De hoofdbouwmassa is eenvoudig en is staafvormig, (liggend). Dit dient uitgangspunt te zijn bij (her)bouw. Bouwhoogte: Hoogtevariatie: 1 tot 1,5 bouwlaag. Kapvorm: N.v.t. Type B Rooilijn: De gebogen (de weg volgende) rooilijn dient gerespecteerd te worden. Zijdelingse afstand: De bebouwing is vrijstaand. De doorzichten naar het achtergebied dienen in acht genomen te worden. Oriëntatie: De oriëntatie van de bebouwing is zowel evenwijdig aan de straat (langsrichting) als haaks op de straat (dwarsrichting). Bouwmassa: Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Een hoofdbouwmassa kan uit meerdere woningen bestaan. Staafvormig, liggend en blokvormig. Bouwhoogte: Hoogtevariatie: 1 tot 2 bouwlagen. Kapvorm: N.v.t. Hoofdstuk 5 125

184 Materialisatie en detaillering van het Gevelaanzichten van het bouwwerk Type A Type B Zadeldak, schilddak of een afgeleide van Zadeldak, mansardekap, schilddak of dit daktype. platdak. Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Kaprichting: Evenwijdig aan (langsrichting) of haaks op (dwarsrichting) het lint. Evenwijdig aan (langsrichting) of haaks op (dwarsrichting) het lint. Gevelopbouw: Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in bovenen onderstuk. Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale of horizontale geleding. Plasticiteit: - Materiaalkeuze: Materiaalkeuze: Kozijnen: hout of goedgelijkende andere Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. materialen. Dakbedekking: gebakken Gevel: bakstenen. pannen (niet geglazuurd). Dakbedekking: riet of gebakken pannen Gevel: bakstenen. (niet geglazuurd). Geglazuurde pannen niet toegestaan. Materiaalkleur: Gebruik van gedekte of materiaaleigen kleuren. Baksteenkleur: donkere aardtinten, rood en bruin. bouwwerk Kozijnkleur: Oudhollandse kleuren. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 126 Deel B - Criteria

185 Gebiedsgerichte sneltoetscriteria voor Strandwallen-, schurvelingen- en strandpolderlandschap G6.2 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan-, uitbouwen en niet Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het vrijstaande bijgebouwen perceel daar ruimte voor laat: doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw, in principe achter het hoofdgebouw niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke/ historische bebouwing met rolbogen, speklagen e.d. richtinggevend. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering zo minimaal mogelijk en passend in de architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing essentieel. Aangekapte kapel is mogelijk. Erfafscheidingen Erfafscheidingen in streekeigen begroeiing/ hagen of houten of ijzeren hekwerken. Hoofdstuk 5 127

186 G6.3 Duinenlandschap Het duingebied is gedurende een lange periode zo goed als onbewoond gebleven. Pas na 1945 kwam in verband met recreatieve ontwikkelingen de bouw van vakantiewoningen op gang, met name in en langs de duinen bij het Westhoofd. Deze woningen zijn gericht op het strand en de zee en keren zich daarmee af van de ontsluitingswegen en het openbare gebied. De bebouwing bestaat uit één laag met kap en is slechts in een zeer lage dichtheid gerealiseerd. Door het opgaande groen aan de landzijde van de duinen gaat de bebouwing vanuit het zicht in de landzijde op in het duinenlandschap. Vanaf het strand bepalen de hoog op de duinen gelegen woningen nadrukkelijker het beeld. De woningen zijn vooral uitgevoerd in natuurlijke materialen en traditionele vormgeving. Welstandsniveau Voor het duinenlandschap geldt het PLUS niveau van welstand. Een duinenlandschap wordt gekenmerkt door openheid. De bebouwing staat als individueel object in het landschap. De bebouwing is opgebouwd uit een mix van voornamelijk kleine bouwmassa's. Deze volgen gezamenlijk de loop van de duinenrijen. Door de hogere ligging van de bebouwing op de duintoppen maakt deze nadrukkelijk onderdeel uit van het landschap. De criteria zijn er dan ook op gericht de bouwwerken vooral in te passen in het landschap. Criteria Voor het duinenlandschap (G6.3) gelden aparte criteria. In onderstaand schema zijn deze gebiedsgerichte criteria aangegeven. Voor de agrarische bedrijfsbebouwing en de historische boerderijen wordt verwezen naar de betreffende themabladen. De criteria bestaan uit harde randvoorwaarden voor toekomstige bouwinitiatieven aangevuld met aanbevelingen, deze zijn in het schema gescheiden en staan respectievelijk boven en onder de stippellijn Wanneer een locatie tevens is gelegen binnen een in het betreffende beeldkwaliteitsplan aangeduid ontwikkelingsgebied (zie afbeeldingen bij het themablad) wordt tevens verwezen naar het themablad Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden in hoofdstuk 6. Voor gebieden die op deze afbeeldingen zijn aangewezen als aandachtsgebieden wordt verwezen naar de betreffende beeldkwaliteitsplannen. 128 Deel B - Criteria

187 Gebiedsgerichte criteria voor Duinenlandschap G6.3 Type A Hoofdvormen van het bouwwerk Situering van het bouwwerk Gevelaanzichten van het bouwwerk Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Rooilijn: De op de weg gerichte rooilijn dient gerespecteerd te worden. Zijdelingse afstand: De bebouwing is vrijstaand. De openheid tussen de bouwmassa's dient gehandhaafd te worden. Oriëntatie: De oriëntatie van de bestaande bebouwing dient overgenomen te worden. Hoofdbebouwing en bijgebouwen staan vrij op de kavels. Bouwmassa: Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Aan-, uitbouwen en bijgebouwen (zowel vrijstaand als niet-vrijstaand) liggen bij voorkeur achter de hoofdbouwmassa; deze bouwwerken zijn ook naast de hoofdbouwmassa toegestaan, indien de doorzichten naar het achtergebied behouden blijven De hoofdbouwmassa is eenvoudig en is overwegend staafvormig, (liggend) of blokvormig. Dit dient uitgangspunt te zijn bij (her)bouw. Bouwhoogte: Hoogtevariatie: 1 tot 1,5 bouwlaag. Kapvorm: Bij voorkeur zadeldak, schilddak of platdak. Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: Oriëntatie van de kaprichting is vrij. Gevelopbouw: Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in bovenen onderstuk. Gevelgeleding: Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale of horizontale geleding. Plasticiteit: Op- en uitbouwen als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel. Materiaalkeuze: Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Dakbedekking: gebakken pannen of bitumen. Geglazuurde pannen zijn niet toegestaan. Gevel: bij voorkeur bakstenen. Materiaalkleur: Baksteenkleur: aardtinten. Gebruik van gedekte of materiaaleigen kleuren Kozijnkleur: Oudhollandse kleuren. Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Hoofdstuk 5 129

188 Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen. Ondergeschikte onderdelen van een totaal bouwplan, zoals aanbouwen of bijgebouwen, worden in één welstandstoets getoetst aan zowel de relevante gebiedsgerichte criteria als aan de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria. Zodra aan-, uitbouwen en niet-vrijstaande bijgebouwen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de maatvoeringseis ten aanzien van de bouwhoogte. Zodra vrijstaande bijgebouwen en overkappingen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing met uitzondering van de sneltoetscriteria ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Zodra dakkapellen regulier bouwvergunningplichtig zijn, zijn de (gebiedsgerichte) sneltoetscriteria van toepassing. 130 Deel B - Criteria

189 Aanvullende criteria op de sneltoetscriteria voor Duinenlandschap G6.3 De gebiedsgerichte sneltoetscriteria gelden aanvullend op de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Bij strijdigheid prevaleren deze gebiedsgerichte sneltoetscriteria boven de algemene sneltoetscriteria van hoofdstuk 7. Type bouwwerk Criteria Aan- en uitbouwen. Erkers alleen aan de voorgevel passend in de architectuur van het hoofdgebouw. Uitbreiding aan zijgevel alleen mogelijk als vorm en maat van het perceel daar ruimte voor laat; doorzichten niet dichtzetten. Kapvorm afstemmen op kapvorm van het hoofdgebouw. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen aan de voorkant Ondergeschikt houden aan het hoofdgebouw, in principe achter het hoofdgebouw niet zichtbaar vanaf de openbare weg. en aan de achterkant Passend in het ensemble van alle bebouwing op het erf. Kapvorm afstemmen op kapvorm van de hoofdbebouwing. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met het hoofdgebouw is essentieel. Kozijn- en gevelwijzigingen Bij kozijn- en gevelwijzigingen dient het oorspronkelijk ontwerp als uitgangspunt. Bij nieuwe winkelpuien afstemming zoeken in ritmiek van de puien/of gevelstructuur tussen begane grondgevel en bovengevel. Het samenvoegen van meerdere panden door het toepassen van luifels of andere geveltoevoegingen is niet toegestaan. Deze moeten altijd de oorspronkelijke gevelindeling van het individuele gebouw volgen en afgestemd zijn op de materiaalkeuze en kleurstelling van het bestaande hoofdgebouw. Detaillering van de oorspronkelijke/ historische bebouwing met rolbogen, speklagen e.d. richtinggevend. Dakkapellen Dakkapellen aan de voorkant in maatvoering zo minimaal mogelijk en passend in de architectuur van het hoofdgebouw. Geen dakopbouwen en doorgetrokken gevels. Extra aandacht voor maatvoering, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik van overstek, daklijst, kozijnen etc. Afstemming met hoofdbebouwing essentieel. Dakkapel plat afdekken. Erfafscheidingen Erfafscheidingen in begroeiing/hagen of houten of ijzeren hekwerken. Hoofdstuk 5 131

190 132 Deel B - Criteria

191 6. THEMATISCHE UITWERKINGEN Inleiding Naast het benoemen en onderscheiden van verschillende deelgebieden kent elke gemeente ook haar specifieke gebouwen, gebouwtypen en bouwwerken op specifieke locaties. De gemeente Goedereede benoemt gebouwtypen en bouwwerken die zo gebiedseigen zijn, een specifieke functie hebben of als object op zich beeldbepalend zijn, dat daarvoor afzonderlijke criteria zijn opgesteld. Daarnaast bestaan er bepaalde bijzondere plekken, die bijzondere aandacht vragen. De voor de gemeente relevante thema's zijn per thema in dit hoofdstuk uitgewerkt 2. Voor specifieke gebouwtypen en bouwwerken geldt dat de beoordelingskaders altijd in samenhang gezien moeten worden met de gebiedsgerichte beoordelingskaders waarin het bouwwerk wordt geplaatst. Bij strijdigheid van thematische criteria met de gebiedsgerichte criteria gaan de thematische criteria voor. Deze zijn immers objectgericht en daardoor specifieker. In Deel B, Hoofdstuk 5 zijn de onderliggende gebiedsgerichte criteria voor een bepaald gebiedstype uitgewerkt. 2 Voor de thema's dakopbouwen, boerderijen, antenne-installaties, en reclame-uitingen' is gebruik gemaakt van de teksten uit de Raamwerknota 'Welstandsbeleid ' van de Stichting Dorp, Stad en Land, Rotterdam, november Hoofdstuk 6 1

192 Ontwikkelings- en herstructureringsgebieden Ontwikkelingsgebieden zijn gebieden waarvoor separate (kwalitatieve) planvorming plaats zal vinden. Hiervoor zijn op dit moment nog geen gebiedsgerichte criteria op te stellen, maar de gemeente wenst, gelet op de specifieke kwaliteiten van deze plekken dat in het kader van welstand in de toekomst zorgvuldig getoetst zal worden. Welstandseenheden Dit themablad is van toepassing op de ontwikkelingsgebieden in de gemeente Goedereede. Ontwikkelingsprojecten De welstandsnota bevat geen criteria voor grotere (her)ontwikkelings-projecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke criteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een beeldkwaliteitplan aan ten grondslag ligt en zeker is wat en hoe er gebouwd zal worden in de toekomst. De welstandsnota gaat immers over de bestaande situatie. 2 Deel B - Criteria

193 Criteria Zodra een (her)ontwikkelingsproject aan de orde is zal de gemeenteraad criteria vaststellen waarvan de essentie in de welstandsnota wordt opgenomen. Deze criteria vormen dan een aanvulling op de welstandsnota. Aanwijzing als ontwikkelingsgebied houdt in dat het van belang is nader in te gaan op de beeldkwaliteit, met het doel een meer uitgewerkt kader te realiseren, gericht op gebiedspotenties en de introductie van nieuwe waarden die een neerslag zullen krijgen in ruimtelijke plannen, zoals structuur- en bestemmingsplannen. Hiernaar kan vervolgens worden verwezen in de hoofdlijnen van bestemmingsplannen en bij de beoordeling van bouwaanvragen. Voor enkele van de ontwikkelingsgebieden uit de beeldkwaliteitplannen 3 is een nadere toelichting opgenomen, de hierna volgende nummering van deze gebieden correspondeert met de nummering op de welstandsbeleidskaart. Toelichting op ontwikkelingsgebieden uit de Beeldkwaliteitplannen Binnen de verschillende kernen van de gemeente Goedereede gaat het om de volgende in de beeldkwaliteitsplannen toegelichte ontwikkelingsgebieden: 3 De teksten en kaarten zijn integraal overgenomen uit de beeldkwaliteitplannen Stad Goedereede, Dorpskern Ouddorp en Buitengebied opgesteld door ARK architekten Hoofdstuk 6 3

194 Ontwikkelings- en aandachtsgebieden Goedereede D IJ K T S O O K P A P R P P P A B P P 'open' veld 'open' veld (voorheen spuihaven) zône van het stadsbezoek KAART 2 aandachtsgebied ontwikkelingsgebied ontwikkelingsgebied (rehabilitatie) KAART 3 beschermd stadsgezicht (BSG) stadsrandzône met specifiek preventief toezicht autovrij gebied in stadsbezoekzône aandacht- en ontwikkeling binnen het BSG aandacht- en ontwikkeling buiten het BSG beheergebied met preventief toezicht 4 Deel B - Criteria

195 Goedereede Beeldkwaliteitplan stad Goedereede 1. Het toegangsgebied van de stad voldoet waarschijnlijk aan alle eisen die er vanuit de verkeersfunctie ooit aan gesteld zijn, maar als entree van een respectabel oud stadje is een meer representatief beeld wenselijk. De situatie vereist een gecombineerde ruimtelijke en functionele aanpak, die plaats maakt voor additionele bebouwing met een passende verschijningsvorm. De verkeersafwikkeling zou meer recht moeten doen aan de gelijkwaardigheid van de wegen en tegelijk de ontsluiting van het zuidelijke stadsdeel respectievelijk het Gemeentehuis moeten verbeteren. De brug over het kanaal, het straatmeubilair en alle overige objecten en kunstwerken moeten worden benaderd als integrale elementen van een omgeving die uitdrukking geeft aan de functie van het gebied als (hoofd) toegang van de stad Goedereede. Het stadstoegangsgebied wordt aangewezen als ontwikkelingsgebied. 2. Na het wegvallen van de relaties met Havenhoofd in 1958 is de omgeving van de Hoofddijk steeds verder in een vergeethoek geraakt. Er is nu sprake van oudere bebouwing met een beperkte publieke presentatie en een gemankeerde ontsluiting. Ter verbetering wordt aanbevolen de suggestie die het bestemmingsplan terzake doet uit te voeren. Men pleit daarin voor het doortrekken van de Hoofddijk, zo beeldend mogelijk, met bomen en al, tot aan de plaats waar de oude Hoofdpoort heeft gestaan. Daarnaast wordt geadviseerd onderzoek te doen naar de mogelijkheid om de Hoofdpoortstraat in een meer noordelijk tracé (achterlangs het pompstation en uitgevoerd als doorbreking van de Hoofddijk op maaiveld) aan te sluiten op de Doelweg. Deze operatie zou tegelijk ruimte moeten maken voor een betere ontsluiting, voor parkeergelegenheid (voor het oostelijk deel van de stad) en voor meer representatieve (woon)bebouwing ter plaatse van de (agrarische) bebouwing in de uiterste westhoek van de wijk Nieuwe Oostdijk. Hoofddijk e.o. wordt aangewezen als rehabilitatie- en ontwikkelingsgebied. Hoofdstuk 6 5

196 Ontwikkelings- en aandachtsgebieden Ouddorp Ontwikkelings- en aandachtsgebieden Stellendam 6 Deel B - Criteria

197 Ouddorp Beeldkwaliteitplan dorpskern Ouddorp. 3. De Hofdijksweg is als route al heel oud, maar dat wordt bepaald niet ondersteund in het plaatselijke beeld. Voor verbetering zijn groene oplossingen denkbaar. Op dit moment is het echter van belang dat de bestaande initiatieven rond de kruising met de Molenweg en het Hoge Pad zo worden begeleid dat aan de versterking van het beeld van de Hofdijksweg en substantiële bijdrage wordt geleverd. De Hofdijksweg (van Broekweg tot Oosterweg) wordt voorlopig aangewezen als ontwikkelingsgebied. 4. Voor Dorpstienden geldt dat onwillekeurig een nieuwe openbare ruimte is ontstaan, waarvan de beeldkwaliteit helaas overwegend wordt bepaald door achterkanten van gebouwen, schuren, bergingen, hekken en hagen. Aanbevolen wordt om Dorpstienden te ontwikkelen als zelfstandige stedelijke ruimte met daarbij passende functies, bebouwing en inrichting. Het is van groot belang erop toe te zien dat goed vormgegeven verbindingen tot stand komen met het bestaande winkelgebied i.c. Molenblok, Hoenderdijk en Weststraat. Dorpstienden (en een nader te dimensioneren randzone daaromheen) wordt aangewezen als samenhangend ontwikkelingsgebied. 5. In het Oosterpark, aan de oostrand van de kern, gaan 51 senioren appartementen ontwikkeld worden. Stellendam Concept Beeldkwaliteitplan Stellendam. De Eendrachtsdijk houdt het noordelijk en zuidelijk gebied van begin af aan gescheiden. Vraag is natuurlijk of een connectie tussen haven en Voorstraat alsnog moet worden gelegd. Momenteel kán het; de Eendrachtsdijk heeft geen functie meer en kan worden afgegraven om ruimte te maken voor nieuwe stedelijke relaties. De omgeving Eendrachtdijk wordt van Haven tot Brielsestraat aangewezen als ontwikkelingsgebied. Havenhoofd Concept Beeldkwaliteitplan Oostdijk/Havenhoofd. Een ontwikkeling die vanuit een historisch perspectief wordt aangereikt verkent niet alleen de mogelijkheid om (beperkte) havenactiviteiten terug te brengen, maar herstelt vooral de ruimtelijke betrekkingen met Goedereede aan de ene en het Haringvliet aan de andere kant. Het eerste impliceert de vitalisering van de omgeving van het Duinroosplein en de Dam. Het tweede betekent meer openheid naar de oude aanwaspolders in het westen en uitzicht over- en vanaf de Korte Nieuwdijk. In het oosten wordt gevraagd voorstelbaar te maken dat daar ooit een open verbinding met zee is geweest. Havenhoofd is hier naar het Haringvliet afgesloten door een vrijwel ondoordringbare duinstrook. Hoofdstuk 6 7

198 Ontwikkelingsgebied buitengebied Ouddorp Ontwikkelings- en aandachtsgebieden Havenhoofd 8 Deel B - Criteria

VOORWOORD EN INLEIDING

VOORWOORD EN INLEIDING VOORWOORD EN INLEIDING Inhoudsopgave pagina VOORWOORD EN INLEIDING VOORWOORD 1. INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota 1 1.3 Leeswijzer 2 Inhoudsopgave Voorwoord

Nadere informatie

VOORWOORD EN INLEIDING

VOORWOORD EN INLEIDING VOORWOORD EN INLEIDING Inhoudsopgave pagina VOORWOORD EN INLEIDING VOORWOORD 1. INLEIDING 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota 7 1.3 Leeswijzer 8 Inhoudsopgave Voorwoord

Nadere informatie

Gemeente Oost Gelre. nummer 211x01186. Welstandsnota

Gemeente Oost Gelre. nummer 211x01186. Welstandsnota Gemeente Oost Gelre nummer 211x01186 Welstandsnota datum april 2007 Documentatiepagina Opdrachtgever: Titel rapport: Rapporttype: Rapportnummer: Gemeente Oost Gelre Welstandsnota oost Gelre Definitief

Nadere informatie

Gemeente Haaren. nummer 148x00114_10126. Welstandsnota

Gemeente Haaren. nummer 148x00114_10126. Welstandsnota Gemeente Haaren nummer 148x00114_10126 Welstandsnota datum juni 2004 Documentatiepagina Opdrachtgever: Gemeente Haaren Titel rapport: Welstandsnota Haaren Rapporttype: 1 e concept december 2003 2 e concept

Nadere informatie

Gemeente Dinkelland. nummer 148x00156.09691. Welstandsnota

Gemeente Dinkelland. nummer 148x00156.09691. Welstandsnota Gemeente Dinkelland nummer 148x00156.09691 Welstandsnota datum mei 2004 Inhoudsopgave VOORWOORD INLEIDING Tabblad 1 Inleiding DEEL A - BELEID Tabblad 2 Tabblad 3 Welstandsbeleid Inkadering van het welstandsbeleid

Nadere informatie

Gemeente Dirksland. nummer 148x00133_ Welstandsnota

Gemeente Dirksland. nummer 148x00133_ Welstandsnota Gemeente Dirksland nummer 148x00133_09655 Welstandsnota datum 27 mei 2004 Documentatiepagina Opdrachtgever: Gemeente Dirksland Titel rapport: Welstandsnota Dirksland Rapportnummer: 148x00133.09655 Datum:

Nadere informatie

Inhoud presentatie. Inleiding. Opbouw van de welstandsnota. Beoordelingskader. 2 voorbeelduitwerkingen. Procedure

Inhoud presentatie. Inleiding. Opbouw van de welstandsnota. Beoordelingskader. 2 voorbeelduitwerkingen. Procedure WELSTANDSNOTA GEMEENTE HEUSDEN 16 februari 2004 Inhoud presentatie Inleiding Opbouw van de welstandsnota Beoordelingskader 2 voorbeelduitwerkingen Procedure Inleiding Aanleiding welstandsnota Welstandsnota

Nadere informatie

WELSTANDSNOTA GEMEENTE BERNHEZE ALGEMEEN DEEL BEBOUWINGSTYPEN

WELSTANDSNOTA GEMEENTE BERNHEZE ALGEMEEN DEEL BEBOUWINGSTYPEN WELSTANDSNOTA GEMEENTE BERNHEZE ALGEMEEN DEEL BEBOUWINGSTYPEN 2.2 Welstandsniveaus Aan elk gebied in de gemeente Bernheze is een welstandsniveau toegekend. De basis voor het welstandsniveau is gelegen

Nadere informatie

3. INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID

3. INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID DEEL A BELEID Inhoudsopgave pagina DEEL A BELEID 2. WELSTANDSBELEID 1 2.1 Inleiding 1 2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid 3 2.2.1 Inleiding 3 2.2.2 Gebiedsanalyse 5 2.2.3 Drie niveaus van welstand 8 2.3

Nadere informatie

Gemeente Lingewaard. nummer 148x Welstandsnota

Gemeente Lingewaard. nummer 148x Welstandsnota Gemeente Lingewaard nummer 148x00103.08398 Welstandsnota datum februari 2004 Documentatiepagina Opdrachtgever: Gemeente Lingewaard Titel rapport: Welstandsnota Lingewaard Rapporttype: ontwerp Rapportnummer:

Nadere informatie

Inhoudsopgave DEEL C - PROCEDURE 1

Inhoudsopgave DEEL C - PROCEDURE 1 DEEL C - PROCEDURE . Inhoudsopgave pagina DEEL C - PROCEDURE 1 9. WELSTANDSPROCEDURE 1 9.1 De status van de welstandsnota 1 9.2 Organisatie van welstand 1 9.3 De welstandsprocedure 1 9.4 Nieuwe bouwprojecten

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan. Denekamp 't Pierik fase 2

Beeldkwaliteitsplan. Denekamp 't Pierik fase 2 Beeldkwaliteitsplan Denekamp 't Pierik fase 2 Govert Flinckstraat 31 - postbus 1158-8001 BD Zwolle 038-4216800 13 november 2008 2 Beeldkwaliteitsplan Denekamp t Pierik fase 2 1. Inleiding 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

Welstandsnota Gemeente Haaren. Februari 2013. Projectleider gemeente Haaren: dhr. L.van Beurden

Welstandsnota Gemeente Haaren. Februari 2013. Projectleider gemeente Haaren: dhr. L.van Beurden Welstandsnota Gemeente Haaren Februari 2013 Projectleider gemeente Haaren: dhr. L.van Beurden Projectmedewerkers gemeente Haaren: Dhr. R. van den Broek, dhr. A. Verhoeven, mevr. L. Verduijn, mevr. I. van

Nadere informatie

3. Stuwwallandschap van het land van Vollenhove

3. Stuwwallandschap van het land van Vollenhove 3. Stuwwallandschap van het land van Vollenhove 3.4. Sint Jansklooster Gebiedsbeschrijving Structuur Aan de oostelijke rand van de stuwwal is de lintbebouwing van Sint Jansklooster uitgegroeid tot een

Nadere informatie

3. INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID

3. INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID DEEL A BELEID Inhoudsopgave pagina DEEL A BELEID 2. WELSTANDSBELEID 1 2.1 Inleiding 1 2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid 2 2.2.1 Inleiding 2 2.2.2 Gebiedsanalyse 3 2.2.3 Drie niveaus van welstand 4 2.3

Nadere informatie

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese 1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese 1.5. Steenwijkerwold Gebiedsbeschrijving Structuur Steenwijkerwold is centraal gelegen op de stuwwal en is ontstaan als gevolg van het samengroeien van de

Nadere informatie

4. Zeekleilandschap Zeekleilandschap. Gebiedsbeschrijving

4. Zeekleilandschap Zeekleilandschap. Gebiedsbeschrijving 4. Zeekleilandschap 4.1. Zeekleilandschap Gebiedsbeschrijving Structuur Het zeekleilandschap is een vlak en open weidegebied, met percelen van wisselende grootte. De erfbeplanting bestaat voornamelijk

Nadere informatie

GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA Deel III: Ambtelijke toetsingscriteria

GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA Deel III: Ambtelijke toetsingscriteria telefoon fax email internet kvk Breda Compositie 5 stedenbouw bv Boschstraat 35-37 4811 GB Breda 076 5225262 076 5213812 info@c5s.nl www.c5s.nl 20083802 GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA 2014 Deel III: Ambtelijke

Nadere informatie

Jaarverslag Welstandstoezicht 2010

Jaarverslag Welstandstoezicht 2010 Jaarverslag Welstandstoezicht 2010 Opgesteld door In kader van Aangeboden aan : het college van burgemeester en wethouders van Velsen : artikel 12 c van de Woningwet : Gemeenteraad van Velsen December

Nadere informatie

Welstandsjaarverslag 2006

Welstandsjaarverslag 2006 Welstandsjaarverslag 2006 Burgemeester en wethouders van Beemster 13 november 2007. 1. Doelstelling en wettelijk kader Sinds 1 januari 2003 bepaalt de Woningwet, in artikel 12c, dat burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Jaarverslag Welstandstoezicht 2014. : het college van burgemeester en wethouders van Velsen : artikel 12 c van de Woningwet

Jaarverslag Welstandstoezicht 2014. : het college van burgemeester en wethouders van Velsen : artikel 12 c van de Woningwet Jaarverslag Welstandstoezicht 2014 Opgesteld door In kader van Aangeboden aan : het college van burgemeester en wethouders van Velsen : artikel 12 c van de Woningwet : Gemeenteraad van Velsen Juni 2015

Nadere informatie

WELSTANDSCRITERIA GEBIEDEN. Hoofdstuk 4

WELSTANDSCRITERIA GEBIEDEN. Hoofdstuk 4 WELSTANDSCRITERIA GEBIEDEN Hoofdstuk 4 Een belangrijke peiler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA

DE SNELTOETS- CRITERIA DE SNELTOETS- CRITERIA 4. ZONNEPANELEN EN -COLLECTOREN Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen gemakkelijk kunnen

Nadere informatie

Deelgebied 4, Vorchten. 1. Beschrijving bestaande situatie

Deelgebied 4, Vorchten. 1. Beschrijving bestaande situatie Deelgebied 4, Vorchten 1. Beschrijving bestaande situatie der tijden zijn aanbouwen gerealiseerd, soms opvallend qua massa maar zodanig rekening houdend met de locatie en zichten dat zij geen afbreuk doen

Nadere informatie

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne 2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne 2.3. Kallenkote Gebiedsbeschrijving Structuur Op de overgang van het beekdal van de Steenwijker Aa en de noordelijke rand van de oostelijke

Nadere informatie

Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik. Gemeente Bunnik

Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik. Gemeente Bunnik Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik Gemeente Bunnik Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik Gemeente Bunnik Rapportnummer: 211x03547.056613_1 Datum: 13 maart 2012 Contactpersoon opdrachtgever:

Nadere informatie

WELSTANDSNOTA RIJSSEN-HOLTEN - 1 RIJSSEN WONEN 31

WELSTANDSNOTA RIJSSEN-HOLTEN - 1 RIJSSEN WONEN 31 Situering - De situering van de bebouwing dient te worden afgestemd op de bebouwingskarakteristieken van de directe omgeving. - In gebieden waarbij in de situering sprake is van een grote mate van eenheid

Nadere informatie

De Tuinen II. Beeldkwaliteitsplan juni 2010

De Tuinen II. Beeldkwaliteitsplan juni 2010 De Tuinen II Beeldkwaliteitsplan 267.00.01.40.02 1 juni 2010 Beeldkwaliteitsplan De Tuinen II 267.00.01.40.02 1 juni 2010 Inhoud 1.0 Doel en status 07 2.0 Karakterschets van het gebied 09 3.0 Beeldkwaliteitscriteria

Nadere informatie

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese

1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese 1. Stuwwallandschap tussen Oldemarkt en De Eese 1.3. Eesveen en IJsselham Gebiedsbeschrijving Structuur Parallel aan het beekdal van de Steenwijker Aa en aan de oostelijke rand van de noordelijke stuwwal

Nadere informatie

Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig

Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig het gebied is roodgekleurd op de kaart Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig 93 Gebiedsbeschrijving Structuur

Nadere informatie

Bijlage 1. Voorgestelde wijzingen

Bijlage 1. Voorgestelde wijzingen Bijlage 1. Voorgestelde wijzingen Wijzigingen hoofdstuk 2. Inleiding: - Bouwvergunning wijzigen in: omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen. - In de praktijk zal de welstandsnota waarschijnlijk nauwelijks

Nadere informatie

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" 1 INLEIDING Aanleiding en doel...

47003-bkp-v BESTEMMINGSPLAN WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE 1 INLEIDING Aanleiding en doel... GEMEENTE WOENSDRECHT BESTEMMINGSPLAN "WONINGBOUW OSSENDRECHTSEWEG 38, HOOGERHEIDE" BIJLAGE 5 bij de TOELICHTING BEELDKWALITEITSPLAN Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 2 1.1 Aanleiding en doel... 2 1.2 Ligging

Nadere informatie

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie Deelgebied Naoorlogse woonwijken

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie Deelgebied Naoorlogse woonwijken 5.4.8. Deelgebied Naoorlogse woonwijken Algemene kenmerken Het beeld van de naoorlogse woonwijken wordt hoofdzakelijk bepaald door woonblokken onder één kap met voortuin. De hoofdvorm bestaat uit woningen

Nadere informatie

INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID

INKADERING VAN HET WELSTANDSBELEID DEEL A BELEID Inhoudsopgave pagina DEEL A BELEID 1 2. WELSTANDSBELEID 1 2.1 Inleiding 1 2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid 3 2.2.1 Inleiding 3 2.2.2 Gebiedsanalyse 5 2.2.3 Drie niveaus van welstand 5

Nadere informatie

LINTBEBOUWING (sterke samenhang)

LINTBEBOUWING (sterke samenhang) 5 LINTBEBOUWING (sterke samenhang) Gebiedsbeschrijving In de na-oorlogse periode is op nieuwe plaatsen en in het verlengde van bestaande linten, nieuwe lintbebouwing gerealiseerd. Doordat deze linten in

Nadere informatie

en relicten van agrarisch gebied. Ook het open water van het oostelijke IJ, het Buiten-IJ en het IJmeer valt in dit systeem.

en relicten van agrarisch gebied. Ook het open water van het oostelijke IJ, het Buiten-IJ en het IJmeer valt in dit systeem. Hoofdstuk 8 Groen en water Inleiding 12 12 groen en water Groen en water vormen een zeer heterogeen ruimtelijk systeem, dat in ieder geval bestaat uit volkstuinen, sportparken, begraafplaatsen, oude en

Nadere informatie

Voorbeeld sneltoetscriteria

Voorbeeld sneltoetscriteria Welstandsnota gemeente Dordrecht Voorbeeld sneltoetscriteria (algemeen en aan- en uitbouwen) 2. Sneltoetscriteria 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk worden Sneltoetscriteria gegeven voor, aan- en uitbouwen,

Nadere informatie

Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Venray 2009

Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Venray 2009 2 februari 2010 Jaarverslag Burgemeester en Wethouders Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Venray 2009 Gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray Samengesteld door Ir. D. Danckaert Inhoud 1. Inleiding

Nadere informatie

Onderwerp: Welstandsnota gemeente Voerendaal 2013. Het vaststellen van de Welstandsnota gemeente Voerendaal 2013.

Onderwerp: Welstandsnota gemeente Voerendaal 2013. Het vaststellen van de Welstandsnota gemeente Voerendaal 2013. Raadhuisplein 1 T 045-575 33 99 6367 ED Voerendaal F 045-575 11 95 Postbus 23000 E info@voerendaal.nl 6367 ZG Voerendaal W voerendaal.nl \ raadsvoorstel Voerendaal, d.d. 28 maart 2013 Nummer: 2013/5/ Portefeuillehouder:

Nadere informatie

Landschappelijk Wonen Mussel

Landschappelijk Wonen Mussel gemeente Stadskanaal Landschappelijk Wonen Mussel Verkoopbrochure maart 2014 - kaveltekening en prijzen - bestemmingsplan - beeldkwaliteitsplan Leeswijzer Op bladzijde 3 en 4 vindt u de verkaveling en

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan Drachten, hoek Zuiderdwarsvaart-Raai. 232.30.05.35.00 1 juli 2013

Beeldkwaliteitsplan Drachten, hoek Zuiderdwarsvaart-Raai. 232.30.05.35.00 1 juli 2013 Plek voor ideeën Beeldkwaliteitsplan Drachten, hoek Zuiderdwarsvaart-Raai 232.30.05.35.00 1 juli 2013 Beeldkwaliteitsplan Drachten, hoek Zuiderdwarsvaart-Raai 1 juli 2013 232.30.05.35.00 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Scenario's welstandsbeleid Hollands Kroon 25 april 2013. Portefeuillehouder L. Franken 17

Scenario's welstandsbeleid Hollands Kroon 25 april 2013. Portefeuillehouder L. Franken 17 Onderwerp Vergadering van Scenario's welstandsbeleid Hollands Kroon 25 april 2013 Portefeuillehouder Nummer L. Franken 17 Contact en vragen via Technischevragen@hollandskroon.nl Voorstel Een keuze te maken

Nadere informatie

Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94

Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94 Welstandscriteria 18 woningen Oirschotseweg 94 / beleidsregel / / Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94 Beleidsregel voor de beoordeling van bouwplannen voor woningbouw langs de Oirschotseweg 94

Nadere informatie

C o n c e p t Welstandsnota gemeente Raalte

C o n c e p t Welstandsnota gemeente Raalte C o n c e p t Welstandsnota gemeente Raalte 2010 Versie: eerste concept Auteur: Kor Heidinga en Paul Kruiper Datum: juni 2010 Concept welstandsnota juni 2010 gemeente Raalte 1 Voorwoord wethouder In 2009

Nadere informatie

Oplegnotitie nieuw Welstandsbeleid voor de Gemeente Oss

Oplegnotitie nieuw Welstandsbeleid voor de Gemeente Oss Oplegnotitie nieuw Welstandsbeleid voor de Gemeente Oss Inleiding Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid neemt een belangrijke plaats in binnen de gemeente Oss. De gemeente zorgt samen met de onafhankelijke

Nadere informatie

criteria 7 schotel-, spriet- en staafantennes Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

criteria 7 schotel-, spriet- en staafantennes Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon criteria 7 schotel-, spriet- en staafantennes 2013 Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon 2 criteria 7 - schotel-, spriet- en staafantennes

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA

DE SNELTOETS- CRITERIA DE SNELTOETS- CRITERIA 7. ZONWERINGEN Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen gemakkelijk kunnen worden afgehandeld

Nadere informatie

Beeldkwaliteitplan Emmen, Noorderplein en omstreken. behorende bij de Welstandsnota Koers op kwaliteit (2 e wijziging)

Beeldkwaliteitplan Emmen, Noorderplein en omstreken. behorende bij de Welstandsnota Koers op kwaliteit (2 e wijziging) Beeldkwaliteitplan Emmen, Noorderplein en omstreken behorende bij de Welstandsnota Koers op kwaliteit (2 e wijziging) Gemeente Emmen 21 april 2011 2 1. Inleiding Dit Beeldkwaliteitplan Emmen, Noorderplein

Nadere informatie

criteria 1 kozijn- en gevelwijzigingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

criteria 1 kozijn- en gevelwijzigingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon criteria 1 kozijn- en gevelwijzigingen 2013 Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon 2 criteria 1 - kozijn- en gevelwijzigingen dorp stad & land

Nadere informatie

Welstand. of welstandsvrij in de gemeente Gorinchem?

Welstand. of welstandsvrij in de gemeente Gorinchem? Welstand of welstandsvrij in de gemeente Gorinchem? Huidige beleid gehele grondgebied welstandsplichtig alle type bouwwerken welstandsplichtig iedere aanvraag voorleggen aan welstandscommissie Huidige

Nadere informatie

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg Welstandsparagraaf Locatie Voorweg concept november 2010 inhoudsopgave 1 Locatie en programma 2 Ruimtelijke structuur 3 Stedenbouwkundig uitgangspunt 4 Welstandsbeleid 5 Welstandscriteria Algemeen Hoofdvorm/Massavorm

Nadere informatie

LORENTZ III HARDERWIJK

LORENTZ III HARDERWIJK LORENTZ III HARDERWIJK BEELDKWALITEITPLAN BEDRIJVENTERREIN LORENTZ III BEELDKWALITEITPLAN BEDRIJVENTERREIN LORENTZ III Algemeen Doel In dit document worden richtlijnen beschreven voor de vormgeving van

Nadere informatie

Zwembad De Vijf Heuvels Potdijk 5 te Markelo BEELDKWALITEITPLAN

Zwembad De Vijf Heuvels Potdijk 5 te Markelo BEELDKWALITEITPLAN Zwembad De Vijf Heuvels Potdijk 5 te Markelo BEELDKWALITEITPLAN colofon SAB Arnhem bezoekadres: Frombergdwarsstraat 54 6814 DZ Arnhem correspondentieadres: postbus 479 6800 AL Arnhem T (026) 3576911 F

Nadere informatie

2 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Amersfoort maart 2008 H2 Loketcriteria

2 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Amersfoort maart 2008 H2 Loketcriteria 2 Loketcriteria Zoals in deel A van de bijlage van deze nota is uiteengezet, verplicht het nieuwe artikel 12a van de Woningwet de gemeenteraad om een welstandsnota vast te stellen, waarin criteria zijn

Nadere informatie

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468 BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468 colofon SAB Arnhem B.V. Contactpersoon: Arjan van der Laan bezoekadres: Frombergdwarsstraat 54 6814 DZ Arnhem correspondentieadres:

Nadere informatie

WELSTANDSBELEID en FEYENOORD CITY

WELSTANDSBELEID en FEYENOORD CITY Stadionweg WELSTANDSBELEID en FEYENOORD CITY te Stadionweg Laan Op Zuid Kop Van zuid development Mallegat Park NS Railway New stadium Varkenoordse Viaduct Urban Bridge Waterfront development Brienenoord

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Welstandsbeleid 1 11 maart WIII

RAADSVOORSTEL. Welstandsbeleid 1 11 maart WIII RAADSVOORSTEL Onderwerp: Bijlage(n): Vergadering de dato: Agendanummer: p.h.: Welstandsbeleid 1 11 maart 2014 14.03.10 WIII de raad van de gemeente Asten Samenvatting Op 24 april 2012 is het huidige welstandsbeleid

Nadere informatie

reclamebeleid Hellendoorn

reclamebeleid Hellendoorn reclamebeleid Hellendoorn reclamenota Inleiding p.1 1 Algemene reclamecriteria p.3 2 Specifieke reclamecriteria p.4 3 Objectgerichte criteria p.5 4 Algemene aanbevelingen p.6 Inleiding Deze reclamenota

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA

DE SNELTOETS- CRITERIA DE SNELTOETS- CRITERIA 1. DAK- KAPELLEN Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen gemakkelijk kunnen worden afgehandeld

Nadere informatie

Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94

Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94 Welstandscriteria 18 woningen Oirschotseweg 94 / beleidsregel / / Welstandscriteria woningen Oirschotseweg 94 Beleidsregel voor de beoordeling van bouwplannen voor woningbouw langs de Oirschotseweg 94

Nadere informatie

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding en achtergronden

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding en achtergronden 1 Inleiding Op 29 juni 2004 is de welstandsnota Amersfoort door de gemeenteraad vastgesteld. Nu drie jaar later is er een nieuw bestuur dat deregulering hoog op de agenda heeft staan. Daarnaast zijn er

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA 3. DAGLICHT- VOORZIENINGEN IN EEN DAK

DE SNELTOETS- CRITERIA 3. DAGLICHT- VOORZIENINGEN IN EEN DAK DE SNELTOETS- CRITERIA 3. DAGLICHT- VOORZIENINGEN IN EEN DAK Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen gemakkelijk

Nadere informatie

Gebied 14 Hemmen. het gebied is roodgekleurd op de kaart. Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 14 Hemmen 141

Gebied 14 Hemmen. het gebied is roodgekleurd op de kaart. Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 14 Hemmen 141 Gebied 14 Hemmen het gebied is roodgekleurd op de kaart Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 14 Hemmen 141 Gebiedsbeschrijving Structuur Hemmen ligt omringd door het Oeverwallen en stroomruggengebied.

Nadere informatie

Versie behorend bij B&W besluit van Welstand-gebiedscriteria Kloosterblokje IV Willemstad

Versie behorend bij B&W besluit van Welstand-gebiedscriteria Kloosterblokje IV Willemstad Welstand-gebiedscriteria Kloosterblokje IV Willemstad Ligging Het gebied is gelegen aan de zuidzijde van Willemstad, aansluitend aan eerdere uitbreidingsgebieden buiten de vesting (zie figuur 1). De locatie

Nadere informatie

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne

2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne 2. Stuwwallandschap tussen Steenwijk en Johannes Postkazerne 2.6. Steenwijk bedrijventerreinen Gebiedsbeschrijving Structuur Aan de buitenrand van Steenwijk is een aantal bedrijventerreinen gesitueerd.

Nadere informatie

Onze aanpak Het SAMEN doorlopen van 3 basisvragen

Onze aanpak Het SAMEN doorlopen van 3 basisvragen Opgave Analyse Probleemstelling U geeft aan dat het welstandbeleid: Onvoldoende de ruimtelijke kwaliteiten van de binnenstad waarborgt Onvoldoende handvatten geeft om ruimtelijke kwaliteit te behouden

Nadere informatie

GEMEENTEBESTUUR UITGEEST

GEMEENTEBESTUUR UITGEEST GEMEENTEBESTUUR UITGEEST Nota / advies van: Patrick Monincx Behandelende afdeling: Publiekszaken/ Vergunningen Datum: 07-05-2015 NR. TITEL: Maatwerk voor erkers/woninguitbreiding aan de voorzijde, die

Nadere informatie

Technische vragen. Onderwerp: Welstandsnota Ongewenste trendsetter. Agendapunt: Welstandsnota 2016 Datum: Voorronde 6 juni 2016

Technische vragen. Onderwerp: Welstandsnota Ongewenste trendsetter. Agendapunt: Welstandsnota 2016 Datum: Voorronde 6 juni 2016 Technische vragen Onderwerp: Welstandsnota 2016 Agendapunt: Welstandsnota 2016 Datum: Voorronde 6 juni 2016 Vragen: Proces Afwijkingen De welstandsnota geeft ruimte voor afwijkingen, zoals bij de gewijzigde

Nadere informatie

De redelijke eisen van welstand voor de toepassing van kunststof kozijnen

De redelijke eisen van welstand voor de toepassing van kunststof kozijnen College Onderwerp: V200900082 De redelijke eisen van welstand voor de toepassing van kunststof kozijnen Samenvatting: Inleiding: Het komt steeds vaker voor dat burgers de vraag stellen of ze van hun woning

Nadere informatie

Gebied 12 Elst Centrum

Gebied 12 Elst Centrum Gebied 12 Elst Centrum het gebied is roodgekleurd op de kaart Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 12 Elst centrum 131 Gebiedsbeschrijving Structuur Het centrum van Elst wordt gevormd door de licht gekromde

Nadere informatie

Deelgebied 5, bruggen Apeldoorns Kanaal. 1. Beschrijving bestaande situatie

Deelgebied 5, bruggen Apeldoorns Kanaal. 1. Beschrijving bestaande situatie GELDERS GENOOTSCHAP Welstandsnota Heerde Deelgebied 5, bruggen Apeldoorns Kanaal 1. Beschrijving bestaande situatie In dit deelgebied komen zeven bruggen over het Apeldoorns Kanaal aan de orde. Bruggen

Nadere informatie

17002 NIEUWBOUW JAN VAN AVENNESSTRAAT 54

17002 NIEUWBOUW JAN VAN AVENNESSTRAAT 54 17002 NIEUWBOUW JAN VAN AVENNESSTRAAT 54 TOELICHTING AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNNIG 16.08.2017 mei architects and planners www.mei-arch.eu Bestaande situatie; hekwerk en wachtgevels zijn geen kwaliteit.

Nadere informatie

Ruimte voor Ruimte woning Helvoirtsestraat Helvoirt

Ruimte voor Ruimte woning Helvoirtsestraat Helvoirt 8-7-14 Beeldkwaliteitplan Ruimte voor Ruimte woning Helvoirtsestraat Helvoirt 2 juli 2014 1 Compositie 5 stedenbouw bv Boschstraat 35-37 4811 GB BREDA telefoon: 076-5225262 fax: 076-5213812 internet: email:

Nadere informatie

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela 2012 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Begrippen... 3 Het beleid uit 2005... 4 Vraagstelling... 4 Planologisch kader... 4 Juridisch

Nadere informatie

DAKKAPELLEN. Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid

DAKKAPELLEN. Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid DAKKAPELLEN Beschrijving en uitgangspunten welstandsbeleid Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA

DE SNELTOETS- CRITERIA DE SNELTOETS- CRITERIA 8. ROLHEKKEN, LUIKEN EN ROLLUIKEN Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen gemakkelijk kunnen

Nadere informatie

SPIJKVOORDERHOUT WONEN AAN DE OERDIJK Overzicht kavels

SPIJKVOORDERHOUT WONEN AAN DE OERDIJK Overzicht kavels Overzicht kavels Verkaveling: Oerdijk Koekkoekpad Cees Wilkeshuisstraat Pieter Stuitjesstraat Van Der Marcklaan Willem ten Entelstraat Van Der Marcklaan Deelgebieden: Kavels: opp: 220 772 m 2 224 657 m

Nadere informatie

4 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Woudenberg Deel B Hoofdstuk 4 Loketcriteria 17

4 Loketcriteria. Welstandsnota gemeente Woudenberg Deel B Hoofdstuk 4 Loketcriteria 17 4 Loketcriteria Zoals in deel A van deze nota is uiteengezet, verplicht het nieuwe artikel 12a van de woningwet de gemeenteraad om een welstandsnota vast te stellen waarin criteria zijn opgenomen die worden

Nadere informatie

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo) Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo) Versie: vastgesteld Gemeente Landsmeer, januari 2011 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 1. Inleiding...

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan Brouwhuizen en De Woerd

Beeldkwaliteitsplan Brouwhuizen en De Woerd Gemeente Oost Gelre Beeldkwaliteitsplan Brouwhuizen en De Woerd De Woerd Februari 2010 Kenmerk 1586-02a-T01 Projectnummer 1586-02 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2. Beeldkwaliteitseisen per zone 2 2.1. Algemeen

Nadere informatie

Welstandsnota e Aanvulling. Gemeente Dronten

Welstandsnota e Aanvulling. Gemeente Dronten Welstandsnota 2004 4 e Aanvulling Gemeente Dronten Inleiding In dit beleidsdocument is een nieuw gebied beschreven, bestaande uit drie deelgebieden, dat een aanvulling vormt op de Welstandsnota van de

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. Algemene en object gerichte criteria

Hoofdstuk 6. Algemene en object gerichte criteria Hoofdstuk 6. Algemene en object gerichte criteria 6.1. Inleiding In dit hoofdstuk worden criteria genoemd die niet gebiedsspecifiek zijn maar in de gehele gemeente gelden. Het gaat om meer algemene criteria

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA 2. DAKOPBOUWEN EN AFSCHEIDIN- GEN ROND DAKTERRASSEN

DE SNELTOETS- CRITERIA 2. DAKOPBOUWEN EN AFSCHEIDIN- GEN ROND DAKTERRASSEN DE SNELTOETS- CRITERIA 2. DAKOPBOUWEN EN AFSCHEIDIN- GEN ROND DAKTERRASSEN Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan herziening Prikwei West Herziening 025.76.02.11.05.00 15 oktober 2013

Beeldkwaliteitsplan herziening Prikwei West Herziening 025.76.02.11.05.00 15 oktober 2013 Plek voor ideeën e Beeldkwaliteitsplan herziening Prikwei West Herziening 025.76.02.11.05.00 15 oktober 2013 Beeldkwaliteitsplan Prikwei West Herziening 025.76.02.11.05.00 15 oktober 2013 Inhoud 1 Inleiding

Nadere informatie

Nota uitgangspunten welstand

Nota uitgangspunten welstand Nota uitgangspunten welstand Vastgesteld d.d..... 2014 1 INHOUD 1. AANLEIDING... 3 2. VORM EN BRUIKBAARHEID VAN DE NOTA... 4 3. OBJECTGERICHTE CRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE BOUWPLANNEN... 4 4. GEBIEDSGERICHTE

Nadere informatie

DE SNELTOETS- CRITERIA 9. ERF- EN PERCEEL- AFSCHEIDINGEN

DE SNELTOETS- CRITERIA 9. ERF- EN PERCEEL- AFSCHEIDINGEN DE SNELTOETS- CRITERIA 9. ERF- EN PERCEEL- AFSCHEIDINGEN Veel aanvragen betreffen kleine veranderingen of toevoegingen aan de bestaande bebouwing. Om ervoor te zorgen dat deze ingrepen gemakkelijk kunnen

Nadere informatie

Nieuw welstandbeleid Ommen. 15 september 2014 Rik onderdelinden

Nieuw welstandbeleid Ommen. 15 september 2014 Rik onderdelinden Nieuw welstandbeleid Ommen 15 september 2014 Rik onderdelinden Aanleiding Aanleiding Gemeente(raad) : Meer ruimte voor welstandsvrije gebieden(verschil in niveau) Met gebruikmaking van ervaringen en processen

Nadere informatie

BIJLAGE 1 : BEGRIPPENKADER. Opzet gebiedsgerichte matrixformulieren. Welstandsnota gemeente Bedum blad 1 bijlage 1 begrippenkader

BIJLAGE 1 : BEGRIPPENKADER. Opzet gebiedsgerichte matrixformulieren. Welstandsnota gemeente Bedum blad 1 bijlage 1 begrippenkader BIJLAGE 1 : BEGRIPPENKADER Opzet gebiedsgerichte matrixformulieren Welstandsnota gemeente Bedum blad 1 bijlage 1 begrippenkader BEGRIPPENKADER De matrix is opgebouwd uit een aantal zo te noemen beeldcomponenten.

Nadere informatie

Welstandsnota Alphen aan den Rijn Meer dan kleur alleen

Welstandsnota Alphen aan den Rijn Meer dan kleur alleen Welstandsnota Alphen aan den Rijn Meer dan kleur alleen Welstandsnota Alphen aan den Rijn Meer dan kleur alleen Opdrachtgever: gemeente Alphen aan den Rijn Uitvoering en ontwerp: wissing stedebouw en

Nadere informatie

Nota van B&W. Inleiding

Nota van B&W. Inleiding gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W Onderwerp Jaarverslag welstandsverantwoording 201 0 Portefeuillehouder J.J. Nobel Collegevergadering 10 mei 2011 Inlichtingen mw. mr. J.M. Metselaar (023-567 3528)

Nadere informatie

GRONINGEN, EEN PRONKJUWEEL MET WELSTAND

GRONINGEN, EEN PRONKJUWEEL MET WELSTAND GRONINGEN, EEN PRONKJUWEEL MET WELSTAND SNELTOETS- CRITERIA DAKKAPELLEN DEEL 4. VERSNELLING: DE SNELTOETS- CRITERIA 1. DAKKAPELLEN 2. DAKOPBOUWEN EN AFSCHEIDINGEN ROND DAKTERRASSEN 3. DAKRAMEN EN ANDERE

Nadere informatie

Individuele woningbouw niveau 3

Individuele woningbouw niveau 3 Gebied 11: Canadalaan Individuele woningbouw niveau 3 Bebouwing De bebouwing in dit gebied dateert uit de jaren 70-80 en de oorspronkelijke functie is gelijk aan de huidige; te weten wonen. De bebouwing

Nadere informatie

Gemeente Reusel - de Mierden. Beeldkwaliteitsplan Lensheuvel

Gemeente Reusel - de Mierden. Beeldkwaliteitsplan Lensheuvel Gemeente Reusel - de Mierden Beeldkwaliteitsplan Lensheuvel Documentatiepagina Opdrachtgever(s): Crijns Rentmeesters Titel rapport: Beeldkwaliteitsplan Lensheuvel te Reusel - de Mierden Rapporttype: Rapportnummer:

Nadere informatie

17. BUURTSCHAPPEN LANGBROEKERDIJK (NEDER-)LANGBROEK

17. BUURTSCHAPPEN LANGBROEKERDIJK (NEDER-)LANGBROEK 17. BUURTSCHAPPEN LANGBROEKERDIJK (NEDER-)LANGBROEK Buurtschappen Langbroekerdijk (Gebiedstype H9.2) De uitlopers van het Langbroekerwetering-lint zijn de kleine clusters van bebouwing direct grenzend

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR316871_1. Welstandsnota Deel A - Beleid

CVDR. Nr. CVDR316871_1. Welstandsnota Deel A - Beleid CVDR Officiële uitgave van Wijk bij Duurstede. Nr. CVDR316871_1 26 juni 2018 Welstandsnota 2014 Deel A - Beleid 2. WELSTANDSBELEID 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is het welstandsbeleid van de gemeente

Nadere informatie

WELSTANDSNOTA Capelle aan den IJssel

WELSTANDSNOTA Capelle aan den IJssel WELSTANDSNOTA Capelle aan den IJssel 2013 COLOFON INHOUDSOPGAVE De Welstandsnota Capelle aan den IJssel 2013 is een herziening van de Welstandsnota uit 2007. Veel van de teksten en een deel van de foto

Nadere informatie

3 Woningwet en Welstand

3 Woningwet en Welstand Schema welstandstoets 3-1 HOOFDSTUK 3 WONINGWET EN WELSTAND 3.1 Inleiding De Woningwet kent per 1 januari 2003 drie categorieën bouwwerken: - bouwvergunningvrij - licht-bouwvergunningplichtig - regulier

Nadere informatie

Rapport. 2^1 kapwoning. voorbeeld-document bouwmogelijkheden

Rapport. 2^1 kapwoning. voorbeeld-document bouwmogelijkheden Rapport 2^1 kapwoning voorbeeld-document bouwmogelijkheden 1 INHOUDSOPGAVE 3 Bestemmingsplan 1996 2 4 Toelichting bestemmingsplan 5 Vergunningsvrij bouwen 7 Bouwmogelijkheden 9 Welstandsbeleid 10 Overzichtstabel

Nadere informatie

Als aan deze criteria wordt voldaan, behoeft het bouwplan niet meer te worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Als aan deze criteria wordt voldaan, behoeft het bouwplan niet meer te worden voorgelegd aan de welstandscommissie. welstand voor lichte bouwvergunning Algemeen In de Woningwet is de bepaling opgenomen dat het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving

Nadere informatie

Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de

Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de Welstandsnota gemeente 8 Loketcriteria Dit hoofdstuk behandelt gestandaardiseerde welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Deze criteria dienen als basis voor het gemeentelijk welstandsbeleid

Nadere informatie