Van dader naar slachtoffer?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Van dader naar slachtoffer?"

Transcriptie

1 Van dader naar slachtoffer? Een onderzoek naar de mensenrechtenbescherming in de uitleverings- en overleveringsprocedure ter voorkoming van een schending van artikel 3 EVRM door Semra Pinar (ANR ) scriptie in de strafrechtswetenschappen te verdedigen tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg (Dr. A.C. Spapens en mr. J.W. Ouwerkerk) op 28 januari 2010

2 Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen voor de opleiding Nederlands strafrecht in Europa aan de Faculteit Rechtswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. De scriptie heeft betrekking op de mensenrechtenbescherming in de overleveringsprocedure. Daarbij staat met name de bescherming van artikel 3 EVRM en het voorkomen van een dergelijke schending centraal. Mijn interesse in de mensenrechtenbescherming is tijdens de loop van mijn studie ontstaan. Echter nadat ik deelgenomen had aan het Nationaal Juristencongres 2009 te Amsterdam is mijn interesse in dit onderwerp toegenomen. Tijdens dit congres introduceerde strafrechtadvocaat C. Korvinus de zaak van Robert Hörchner. Robert Hörchner werd in maart 2007 gearresteerd in het kader van een overleveringsverzoek van Polen aan Nederland op grond van een EAB. Hij werd verdacht van het betrokken zijn bij een xtc-laboratorium dat gevonden is in Polen. Robert Hörchner vertelde tijdens dit congres over zijn belevenis die hij meegemaakt had gedurende 10 maanden gevangenschap in Polen: Ik moest me geheel ontkleden waarbij verschillende politieagenten lachend toekeken en scholden naar die ene buitenlander. Duitse herdershonden werden gebruikt om mij te intimideren. Gedurende de detentie werd ik geïntimideerd en vernederd door Poolse bewakers, had schaars eten en bijna geen drinken. Er golden ongeschreven wetten en regels binnen het Poolse gevangeniswezen. Er waren gevangenisbendes. Een overtreding van de regels betekende dat je onmiddellijk in elkaar gebeukt zou worden door de overige celgenoten of je kon het afkopen. Daaronder werd verstaan dat je een mix op moest drinken van onder andere: wasmiddel, afwasmiddel, toiletreiniger en de urine van één of meerdere celgenoten. Iedereen zat in een cel van ongeveer 12 of 14 m 2 met 8 tot 10 man. De hygiëne was ver te zoeken en men kreeg eten waarvan de houdbaarheidsdatum meestal ruim overschreden was. Er was nauwelijks ruimte om te lopen of staan daarom lag ik voornamelijk in bed. Er waren ratten. Ik zat in een cel met moordenaars en psychopaten die van tijd tot tijd met elkaar in slaags raakten. Het recht van de sterkste geldt binnen de cel. Ik hoorde vaak het geschreeuw van andere slachtoffers in de cellen. Bewakers grepen niet in. Agressie en geweld werden als heel normaal beschouwd binnen de cel. Ik kreeg huidproblemen, maar geld voor medicijnen is er niet in Poolse gevangenissen. Toen ik terug in Nederland was bleek het schurft te zijn. Na vier weken - 2 -

3 behandeling was ik weer genezen. Het gevangenisziekenhuis in Polen behandelde alleen maar mensen die mislukte zelfmoord pogingen hadden ondernomen, dat waren er ongeveer zo n 25 in de maand. De meesten probeerden zich op te hangen in de cel. Ik was geschokt. Het eerste wat er door mij heen ging was, hoe is het mogelijk dat iets dergelijks in Europa nota bene kan gebeuren. En het EVRM dan? In deze scriptie heb ik daarom gekeken hoe de mensenrechtenbescherming in de overleveringsprocedure geregeld is en hoe dit geregeld was in de uitleveringsprocedure en de verhouding met het vertrouwensbeginsel. Tijdens dit onderzoek ben ik door diverse personen geholpen en gesteund. Daarom wil ik in dit verband een aantal mensen bedanken. Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleiders Toine Spapens en Jannemieke Ouwerkerk, beiden docent aan de Universiteit van Tilburg, hartelijk danken voor de begeleiding en goede hulp. Daarnaast wil ik mijn vrienden en iedereen bedanken die mij gesteund hebben en zonder klagen telkens weer opnieuw mijn enthousiasme met betrekking tot deze scriptie hebben aangehoord. Tot slot wil ik mijn moeder en de rest van mijn familie bedanken voor al hun steun, vertrouwen en bemoedigende woorden gedurende mijn studieperiode en het schrijven van deze scriptie. Semra Pinar, Januari,

4 Inhoudsopgave Voorwoord p. 2 Lijst van afkortingen p Inleiding p Het KEAB en EUV p Het KEAB en overlevering p Het EUV en uitlevering p De overleveringsprocedure vs. de uitleveringsprocedure p De overleveringsprocedure p De uitleveringsprocedure p De verschillen en vernieuwingen p Het soort instrument p De bevoegde autoriteiten p Het vereiste van dubbele strafbaarheid p Korte beslissingstermijnen en mogelijkheden voor beroep p Het verzoek tot uitlevering/overlevering p De mensenrechten en de bescherming daarvan op Europees niveau p Het ontstaan van het EVRM p Opbouw van het EVRM p Artikel 3 EVRM p Werking van het EVRM p Het EHRM p Bevoegdheden van het EHRM p Andere gerechtelijke instanties met betrekking tot het EVRM p

5 5. Het vertrouwensbeginsel in de uitleverings- en overleverings- p. 41 procedure 5.1 Wederzijds vertrouwen en uitlevering p Het Kaderbesluit betreffende het Europees Aanhoudingsbevel en het p. 45 vertrouwensbeginsel 6. De mensenrechtenbescherming in de uitleverings- en p. 48 overleveringsprocedure 6.1 Uitlevering en de bescherming van de mensenrechten p Bepalingen met betrekking tot de rechten van de mens in het EUV p Het EVRM versus het EUV p Het EHRM met betrekking tot artikel 3 EVRM en uitlevering p De uitleveringsrechter en Hoge Raad met betrekking tot uitlevering p De Hoge Raad met betrekking tot artikel 3 EVRM en uitlevering p. 60 ingevolge het EUV 6.4 De overleveringsprocedure en de mensenrechtenbescherming p Verweren met betrekking tot de schending van de rechten van p. 67 de mens in de overleveringsprocedure 7. Slotbeschouwing p Conclusies p Aanbevelingen p. 77 Literatuurlijst p. 83 Bijlage I p

6 Lijst van afkortingen BUV CPT DD diss. DR EAB ECRM EG EHRM EU EurCie EUV EVIG EVOS EVRM HR HvJ jrg. KEAB LJN m.nt. NJ NJB nr. OM Benelux uitleverings- en rechtshulpverdrag Comité ter Voorkoming van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing Delikt en Delinkwent dissertatie Decisions and Reports of the European Commission of Human Rights Europees Aanhoudingsbevel Europese Commissie voor de Rechten van de Mens Europese Gemeenschappen Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europese Unie Europese Commissie voor de Rechten van de Mens Europees Uitleveringsverdrag Europees Verdrag inzake internationale geldigheid van strafvonnissen Europees Verdrag inzake overdracht van strafvervolging Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden Hoge Raad Hof van Justitie jaargang Kaderbesluit betreffende het Europees Aanhoudingsbevel Landelijk Jurisprudentie Nummer met noot van Nederlandse Jurisprudentie Nederlands Juristenblad nummer Openbaar Ministerie - 6 -

7 p. pagina( s) PbEG Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Rb. Rechtbank RvE Raad van Europa Stb. Staatsblad Trb. Tractatenblad UVRM Universele Verklaring van de Rechten van de Mens VEU Verdrag betreffende de Europese Unie Vgl. Vergelijk V.S. Verenigde Staten WREU Overeenkomst inzake de wederzijdse rechtshulp tussen de Lidstaten van de Europese Unie - 7 -

8 1. Inleiding Het recht om gehoord te worden, sluit niet automatisch het recht in om serieus genomen te worden, aldus Hubert Humphrey. 1 Recht hebben, betekent dus ook nog niet recht krijgen In deze scriptie staat de vraag centraal in hoeverre de mensenrechten van verdachten die door Nederland worden overgeleverd aan een andere lidstaat van de Europese Unie (EU), voldoende gewaarborgd zijn. De bescherming van de mensenrechten is, in het kader van de Raad van Europa (RvE), geregeld in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verdragsluitende lidstaten zijn eraan gebonden en dienen de bepalingen te eerbiedigen. Met de ondertekening van het verdrag is tevens het impliciete vertrouwen uitgesproken dat de andere lidstaten dat eveneens zullen doen. De uit- en overlevering van personen is eveneens geregeld in internationale verdragen, en ook hier speelt vertrouwen een belangrijke rol. In 1957 werd, eveneens in het kader van de RvE het Europees Uitleveringsverdrag (EUV) tot stand gebracht. Tussen de lidstaten van de EU, is in 1999, in het programma van Tampere, het uitgangspunt van wederzijds vertrouwen in de strafrechtelijke samenwerking nog eens extra benadrukt. 2 Het belangrijkste concrete instrument dat daarop is gebaseerd is het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel (KEAB), dat in 2002 tot stand werd gebracht. 3 Sindsdien wordt tussen de lidstaten van de EU niet langer gesproken van uitlevering, maar van overlevering. In de praktijk blijkt echter het vertrouwen in uitleverings- en overleveringskwesties niet altijd gerechtvaardigd. Een vergelijkende studie naar de detentieomstandigheden, gevallen van buitengerechtelijke executies, onafhankelijke rechtssystemen, foltering en mishandeling in landen waar Nederland personen aan uitlevert en overlevert, laat op die gebieden ernstige 1 G.D. Woods, A history of criminal law in New South Wales. The colonial period , Sydney: Federation Press 2002, p De conclusies zijn terug te vinden op: 3 Raad van de Europese Unie, Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ)

9 tekortkomingen zien. 4 Het meest opvallende daarbij is dat alle onderzochte landen tevens lid zijn van het EVRM. 5 Ook binnen de EU, waar sprake zou moeten zijn van een hoog niveau van vertrouwen, blijkt de situatie echter nog niet ideaal. Een rapport uit 2002 van het EUnetwerk van onafhankelijke deskundigen 6 op het gebied van de grondrechten toont bijvoorbeeld ernstige gebreken op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten in de lidstaten. 7 De vraag die hieruit voortvloeit is wat de exacte rol van het vertrouwensbeginsel is in de uitleverings- en overleveringsprocedure. Is het inderdaad een onbeperkt en gerechtvaardigd vertrouwen? Verschillende auteurs zijn van mening dat door het KEAB en de daaraan ten grondslag liggende vertrouwensbeginsel de positie van de gezochte persoon er, in vergelijking met de uitlevering, op achteruit is gegaan. 8 In deze scriptie ga ik nader in op de vraag of dat inderdaad zo is, en wel specifiek in relatie tot artikel 3 EVRM. Hoe was de bescherming tegen mogelijke schendingen van de mensenrechten in de uitleveringsprocedure geregeld? Bood deze inderdaad meer bescherming aan de gezochte persoon? En speelde daar het vertrouwensbeginsel geen rol? De vraag die centraal staat in deze scriptie is dus: welke bescherming biedt de overleveringsprocedure ter voorkoming van een schending van artikel 3 EVRM en is dit vergeleken met de uitleveringsprocedure beter geregeld in de overleveringsprocedure? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal ik allereerst in hoofdstuk 2 de totstandkoming van het KEAB uiteenzetten en een omschrijving van de regelingen betreffende 4 A. Smeulers, In staat van uitlevering (diss. Universiteit van Maastricht), Antwerpen: Intersentia 2003, p Zie een kopie van dit onderzoek onder bijlage I. 5 Zelfs in landen als België, Duitsland en Engeland is sprake van gevallen van mishandeling. Naast deze landen zijn er natuurlijk ook landen als Bulgarije, Italië, Polen, Portugal, Roemenië en Spanje waar zeer slechte detentieomstandigheden en zelfs foltering werden geconstateerd. 6 Het EU-netwerk van onafhankelijke deskundigen inzake grondrechten is opgericht door de Europese Commissie op verzoek van het Europees Parlement. Het volgt de situatie van de grondrechten in de lidstaten en in de Unie en rapporteert over de situatie van de grondrechten in de lidstaten en in de Unie. Daarnaast geeft het ook adviezen over specifieke onderwerpen in verband met de bescherming van de grondrechten in de Unie. 7 EU Network of Independent Experts in Fundamental Rights (CFR-CDF), Report on the situation of fundamental rights in the European Union and its member states in S. Alegre en M. Leaf, Mutual Recognition in the European Judicial Cooperation: A Step Too Far Too Soon? Case study the European arrest warrant, European Law Journal, vol. 10, no. 2, March 2004, p ; N. Keijzer, Goede trouw in het uitleveringsrecht, DD 2005, afl. 5/35, p ; T. Kraniotis, Na uitlevering overgeleverd?, Ars Aequi 2005, 54, p ; W.R. Jonk, Vijf jaar Overleveringswet, Strafblad 2008, afl. 6, p

10 overlevering en uitlevering en een definitie van deze vormen van rechtshulp uitwerken. Vervolgens worden in het derde hoofdstuk de uitleverings- en overleveringsprocedures geanalyseerd, waarbij tevens een vergelijking tussen beide procedures gemaakt wordt. In het vierde hoofdstuk komt het EVRM aan bod, en wel de totstandkoming, artikel 3 EVRM, werking en de handhaving ervan. In het vijfde hoofdstuk wordt het vertrouwensbeginsel in kaart gebracht en wordt nagegaan wat de rol van dat beginsel is in de uitleverings- en overleveringsprocedure. In hoofdstuk zes komt de mensenrechtenbescherming in de uitleverings- en overleveringsprocedure aan de orde. Hoofdstuk 7 sluit af met conclusies en aanbevelingen voor verbeteringen

11 2. Het KEAB en EUV Verschillende ontwikkelingen hebben ertoe bijgedragen dat het KEAB werd aangenomen. Zoals bijvoorbeeld het gebeuren van 11 september 2001 in de V.S., maar ook andere ontwikkelingen hebben de behoefte aan een snellere en betere procedure vergroot. Welke deze ontwikkelingen zijn en hoe het Europees aanhoudingsbevel (EAB) tot stand is gekomen wordt in dit hoofdstuk verder uitgewerkt. Verder zal een omschrijving van de regelingen en een definitie van overlevering en uitlevering aan bod komen. Tijdens de vergadering van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere is door de Europese Raad aan de lidstaten het verzoek gedaan om het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen te aanvaarden als een belangrijk instrument ter verwezenlijking van een daadwerkelijke Europese justitiële ruimte. Het gaat er bij dit uitgangspunt om dat rechterlijke beslissingen van een lidstaat erkend moeten worden in de andere lidstaten van de EU. Het bestaan van verschillen in de rechtssystemen, en waardoor men in de eigen lidstaat tot een andere beslissing zou kunnen komen, doen daar niets aan af. Dit beginsel is voortgevloeid uit de strijd tegen het steeds groter wordende probleem van grensoverschrijdende criminaliteit. Internationalisering van misdaad werd bevorderd door verschillende omstandigheden. Daarbij valt te denken aan de enorm toegenomen mobiliteit, de val van de muur, de ontwikkelingen in ICT en het ontbreken van binnengrenzen in de EU. 9 Daarom werd tijdens de Europese Raad van 1999 te Tampere onder andere besloten dat er zo snel mogelijk stappen moesten worden ondernomen met betrekking tot de bestaande uitleveringsprocedure. Het idee was dat er een nieuw instrument moest komen dat gemakkelijker, sneller en effectiever zou zijn dan de bestaande procedure. Om dat te kunnen realiseren diende de tenuitvoerlegging van aanhoudingsbevelen te worden vergemakkelijkt. Derhalve werd het doel gesteld om een nieuwe regeling voor de overdracht van personen tot stand te brengen. Het vertrekpunt daarvan was de erkenning en de onmiddellijke tenuitvoerlegging van een door de verzoekende 9 S. Alegre en M. Leaf, Mutual Recognition in the European Judicial Cooperation: A Step Too Far Too Soon? Case study the European arrest warrant, European Law Journal, vol. 10, no. 2, March 2004, p

12 justitiële autoriteit uitgevaardigd aanhoudingsbevel. 10 Met het gebeuren van 11 september 2001 in de Verenigde Staten en de behoefte aan de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit werd deze maatregel zeer snel goedgekeurd. Genoemde aanslagen hebben immers de behoefte om de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit aan te gaan vergroot. Hetgeen er tot toe heeft geleid dat de totstandkoming van het KEAB snel aangenomen is. 11 Achteraf gezien misschien wel té snel. Het gestelde doel werd uiteindelijk behaald met de ondertekening van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 met betrekking tot het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten 12. Het Kaderbesluit is gebaseerd op artikel 31 en 34 lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en is daarmee het eerste concrete voorbeeld van de praktische uitwerking van het beginsel van wederzijdse erkenning en dus een belangrijke stap waar het gaat om de uitbreiding van justitiële samenwerking in strafzaken. Het voornoemde Kaderbesluit werd onder de verantwoordelijkheid van Antonio Vitorino op 19 september 2001 opgesteld en trad op woensdag 7 augustus 2002 in werking. De bedoeling was dat dit Kaderbesluit uiterlijk 31 december 2003 door alle lidstaten van de EU in de nationale wet- en regelgeving geïmplementeerd zou zijn. Vanaf 1 januari 2004 zou het Kaderbesluit de bestaande regelingen inzake uitlevering binnen de EU vervangen. Artikel 31 lid 1 van het Kaderbesluit noemt daarbij de volgende verdragen op: het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957, het Aanvullend protocol bij dit verdrag van 15 oktober 1975, het Tweede Aanvullend Protocol bij dit verdrag van 17 maart 1978 en het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme van 27 januari 1978, voor zover het betrekking heeft op uitlevering; de Overeenkomst van 26 mei 1989 tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschappen betreffende de vereenvoudiging en modernisering van de wijze van toezending van uitleveringsverzoeken; 10 R. Verstraeten, Handboek strafvordering, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu 2007, p G. Vermeulen, Aspecten van Europees materieel strafrecht, Antwerpen: Maklu 2002, p Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedure van overlevering tussen de lidstaten (PbEG 2002 L190)

13 de Overeenkomst aangaande de verkorte procedure tot uitlevering van 10 maart 1995 tussen de lidstaten van de Europese Unie; de Overeenkomst betreffende uitlevering van 27 september 1996 tussen de lidstaten van de Europese Unie; Titel III, hoofdstuk 4, van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen. Hierbij wordt opgemerkt dat deze verdragen niet worden opgeheven door het Kaderbesluit maar enkel buiten werking worden gesteld, voor zover het de lidstaten van de EU betreft. Op grond van artikel 31 lid 2 van het Kaderbesluit mogen lidstaten uitleveringsverdragen blijven toepassen voor zover deze verder reiken dan de doelstellingen van het Kaderbesluit en ertoe bijdragen de procedures voor overlevering te vereenvoudigen of te vergemakkelijken. 13 Daarnaast geldt dat voor het uitleveringsverkeer met andere staten dan de lidstaten van de EU de uitleveringsverdragen gewoon van kracht blijven. Het nieuwe overleveringsrecht is namelijk slechts van toepassing binnen de EU. 14 Een belangrijk verschil in vergelijking met de oude uitleveringsprocedure is dat uitleveringen niet meer op het niveau van de Ministeries van Justitie geregeld worden maar rechtstreeks tussen de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten. Het Kaderbesluit stelt regels vast met betrekking to de aanhoudingen en overleveringen tussen de verschillende Europese lidstaten concreet middels het EAB. 15 Opgemerkt dient te worden dat dit Kaderbesluit niet door de Europese Raad in het leven geroepen is om hiermee een blijvend systeem op te zetten. Het doel dat uiteindelijk wordt nagestreefd is de gehele opheffing van de overleveringsprocedure. Het streven is namelijk dat in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een persoon ook zonder een uitgevaardigd aanhoudingsbevel voorgeleid moet kunnen worden aan buitenlandse 13 H. Sanders, Het Europees aanhoudingsbevel. Nederlands en Belgisch overleveringsrecht in hoofdlijnen, Antwerpen: Intersentia 2007, p V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p W. Bruggeman, De aanhouding, Antwerpen: Maklu 2006, p

14 autoriteiten. 16 Omdat het nog niet zo ver is 17 en het ook niet te zeggen valt wanneer dit streven precies gerealiseerd zal worden, zal de EU het voorlopig met het EAB als hulpmiddel moeten doen. 2.1 Het KEAB en overlevering Overlevering kan worden gezien als een vorm van internationale samenwerking die vergelijkbaar is met de oorspronkelijke uitlevering. 18 In een arrest van 27 april 2005 heeft het Poolse Constitutionele Gerechtshof overlevering zelfs aangemerkt als een vorm van uitlevering. 19 Het EAB is, zoals eerder aangegeven, het concrete instrument dat is voortgevloeid uit het Kaderbesluit van 13 juni Het EAB kan gedefinieerd worden als een rechterlijke beslissing die door een lidstaat van de EU wordt uitgevaardigd met het oog op de aanhouding of de overlevering van een persoon door een andere lidstaat. Een dergelijke beslissing heeft tot doel het instellen van een strafrechtelijke vervolging tegen de verzochte persoon, het uitvoeren van een straf of het uitvoeren van een maatregel die strekt tot vrijheidsbeneming. Het EAB kan slechts onder bepaalde omstandigheden uitgevaardigd worden, te weten: bij een definitieve veroordeling tot een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van minstens vier maanden; een strafbaar feit waarvoor een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van meer dan één jaar is vastgelegd Zie: Kamerstukken I 2003/04, , nr. C, p Een dergelijke vorm, waarbij een persoon uitgeleverd of overgeleverd wordt aan een buitenlandse autoriteit zonder dat daar om verzocht is, valt hedendaags onder verkapte uitlevering/overlevering en is verboden, aldus HR 13 september 1963, NJ 1963, 509 (Wallace). 18 Vgl. MvT Overleveringswet, Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p Trybunal Konstytucyjny (Polish Constitutional Tribunal), Judgment of 27 April 2005, No. P 1/05, 43. Een Engelse samenvatting van deze uitspraak is te raadplegen op de site van het constitutioneel hof: Over dit arrest is ook meer te lezen in bijvoorbeeld: J. Komárek, Pluralismo constitucional europeo tras la ampliación Un análisis de la jurisprudencia comunitaria del Tribunal Constitucional polaco', Revista Española de Derecho Europeo 2005, nr. 16, p R. Verstraeten, Handboek strafvordering, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu 2007, p

15 Wanneer het EAB voldoet aan deze eisen zal de overlevering toegestaan kunnen worden. Daarenboven kan overlevering slechts plaatsvinden als het feit waarvoor de persoon opgeëist wordt door de uitvaardigende staat strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf van minstens een jaar of wanneer een straf of maatregel is opgelegd met een duur van minstens vier maanden. Dit volgt uit artikel 2 lid 1 van het Kaderbesluit. 21 Verder bepaalt het Kaderbesluit dat op grond van artikel 2 lid 2 het mogelijk is dat een EAB ingewilligd kan worden zonder dat het feit tevens ook in de aangezochte staat strafbaar is gesteld. Hiervoor geldt echter wel dat sprake dient te zijn van een feit dat in de lijst van artikel 2 lid 2 van het Kaderbesluit is opgenomen. Het gaat daarbij om algemene omschrijvingen, zoals deelneming aan een criminele organisatie, terrorisme en mensenhandel. De omschrijvingen verschillen daarmee met de specifieke kenmerken die wel in een wettelijke delictsomschrijving te vinden zijn. De gedachte hierachter is dat het om feiten gaat die in alle lidstaten van de EU strafbaar zijn gesteld in specifieke vormen. Afwijkingen in de delictsomschrijvingen zouden niet tot de weigering van een overlevering mogen leiden. 22 Om die reden is ervoor gekozen de beschrijvingen zo algemeen mogelijk te houden. Het Kaderbesluit bevat verder ook een beperkt aantal weigeringsgronden. 23 Deze worden in artikel 3 en 4 van het Kaderbesluit nader bepaald. De meeste van deze weigeringsgronden zijn echter al bekend uit het uitleveringsrecht. Allereerst bevat artikel 3 van het Kaderbesluit drie imperatieve weigeringsgronden. Deze verplichten de aangezochte staat ertoe de overlevering te weigeren in het geval dat: de opgeëiste persoon vrijgesteld is van strafvervolging door de aangezochte staat; de opgeëiste persoon onherroepelijk door een lidstaat is berecht voor dezelfde feiten en daarvoor veroordeeld is ofwel een sanctie ondergaan heeft; de opgeëiste persoon op grond van zijn leeftijd niet strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld kan worden (minderjarigheid). In artikel 4 van het Kaderbesluit zijn facultatieve weigeringsgronden opgenomen die een weigeringsgrond voor de overlevering kunnen opleveren. Dit is het geval als: het feit waarvoor de persoon opgeëist wordt niet strafbaar is in 21 H. Sanders, Het Europees aanhoudingsbevel. Nederlands en Belgisch overleveringsrecht in hoofdlijnen, Antwerpen: Intersentia 2007, p A. Smeulers, Het Europees Aanhoudingsbevel; consequenties voor de rechtspraktijk en mensenrechtelijke aspecten, Justitiële verkenningen, jrg. 30, nr. 6, 2004, p Zie: Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p

16 de aangezochte staat; de opgeëiste persoon in de aangezochte staat reeds vervolgd wordt wegens hetzelfde feit; de aangezochte staat besloten heeft geen vervolging in te stellen of als een onherroepelijke beslissing verdere vervolging onmogelijk maakt; de strafvervolging of straf volgens de wet van de aangezochte staat verjaard is en de feiten niet onder zijn rechtsmacht vallen; de opgeëiste persoon in een derde land (dus niet de verzoekende of aangezochte staat) onherroepelijk berecht is voor dezelfde feiten en daarvoor veroordeeld is ofwel een sanctie ondergaan heeft; de persoon opgeëist wordt met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf en de opgeëiste persoon eigen onderdaan is of verblijf heeft in de aangezochte staat (dan kan deze namelijk de straf in de aangezochte staat ondergaan); het strafbare feit geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de aangezochte staat plaats heeft gevonden; het strafbare feit buiten het grondgebied van de verzoekende staat heeft plaatsgevonden en er naar het recht van de aangezochte staat geen vervolging ingesteld kan worden als hetzelfde feit buiten het grondgebied van de aangezochte staat gepleegd zou zijn. Ook worden in artikel 5 van het Kaderbesluit nog een aantal aanvullende voorwaarden voor overlevering opgesomd. 2.3 Het EUV en uitlevering Hiervoor is gesteld dat het bij overlevering en uitlevering uiteindelijk om dezelfde handeling gaat. De overleveringsprocedure wordt echter beschouwd als een vorm van wederzijdse erkenning, terwijl uitlevering als een vorm van internationale rechtshulp wordt gezien. Naast uitlevering bestaan ook andere vormen van rechtshulp. 24 Voorbeelden hiervan zijn: het onderzoek laten verrichten door een staat voor een andere staat, het verlenen van medewerking aan een dergelijk onderzoek (dit kenmerkt zich door het uitwisselen van documenten, dossiers of het geven van andere inlichtingen) 25 en het overnemen van strafvervolging. 26 Bij deze 24 J. Remmelink, Uitlevering, Arnhem: Gouda Quint 1990, p Bijv. het Europees verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959, Trb. 1965, 10 (EVR) en het Benelux-verdrag aangaande (de uitlevering en) de rechtshulp in strafzaken van 27 juni 1962 (Trb. 1962, 97), afgekort BUV. 26 Vgl. hierover het Europees verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging (Trb.1973, 84) en een desbetreffend Benelux-verdrag (Trb. 1969, 9)

17 vormen van rechtshulp gaat het echter voornamelijk om het bieden van hulp en medewerking, het uitleveren van personen is daarbij niet ter sprake. Zoals alle vormen van rechtshulp was uitlevering lange tijd een kwestie die werd geregeld in bilaterale verdragen, of zelfs middels afspraken in afzonderlijke gevallen. Het eerste multilaterale Europese verdrag werd opgesteld in het kader van de RvE. Het gaat hierbij om het EUV, welke op 13 december 1957 te Parijs werd aangenomen. 27 Het verdrag werd opgesteld met het oog op het realiseren van een grotere eenheid tussen de lidstaten van de RvE. De gedachte erachter was dat dit doel bereikt kon worden middels het sluiten van overeenkomsten of door het volgen van een gemeenschappelijke juridische norm. Het aannemen van gelijkwaardige regels op het gebied van uitlevering zou daarom bemoedigend voor de Europese eenwording zijn. 28 Onder uitlevering kan worden verstaan: het verwijderen van een persoon uit een staat, teneinde hem ter beschikking te stellen van de autoriteiten in een andere, de uitlevering verzoekende staat, ten behoeve van: hetzij een tegen die opgeëiste persoon gericht, daar ingesteld, strafrechtelijk onderzoek, hetzij de tenuitvoerlegging van een daar opgelegde straf of (strafrechtelijke) maatregel. 29 Bij de uitlevering gaat het dus slechts om strafrechtelijke zaken en niet om civielrechtelijke, administratiefrechtelijke of tuchtrechtelijke zaken. Het EUV regelt onder meer dat verdragsluitende partijen verplicht zijn tot het uitleveren van personen aan elkaar wanneer daarom verzocht wordt. Degene op wie het verzoek betrekking heeft moet uitgeleverd worden indien hij door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende staat vervolgd zal worden vanwege het plegen van een strafbaar feit, of indien hij gezocht wordt teneinde het ten uitvoer leggen van een straf of maatregel, aldus artikel 1 van het verdrag. De strafbare gedragingen die tot een uitlevering kunnen leiden worden omschreven in artikel 2 van het EUV. Daarin is bepaald dat het feiten moet betreffen die volgens de wetten van de verzoekende staat strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of een maatregel die de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon met zich meebrengt. Daarbij moet op het feit 27 Trb. 1965, J. Remmelink, Uitlevering, Arnhem: Gouda Quint 1990, p Zie ook: artikel 1 van de Uitleveringswet

18 EUV. 31 Verder regelt het verdrag een aantal uitzonderlijke gevallen waarop de uitlevering niet minstens een jaar vrijheidsstraf staan. 30 Voor uitlevering met het oog op het uitvoeren van een straf of maatregel in de verzoekende staat geldt als extra eis dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van minstens vier maanden opgelegd moet hebben gekregen, aldus artikel 2 lid 1 EUV. Daarnaast moet het feit ook in de aangezochte staat strafbaar zijn gesteld wil men over kunnen gaan op uitlevering, met andere woorden: het moet voldoen aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. Om te kunnen beoordelen of hier sprake van is schrijft artikel 12 EUV voor dat de verzoekende staat het strafbare feit, dat de aanleiding is tot het verzoek om uitlevering, zo duidelijk mogelijk omschrijft. Daarnaast moet de verzoekende staat de strafbepaling meezenden. Op grond van deze informatie kan de aangezochte staat beoordelen of het feit voldoet aan het vereiste van dubbele strafbaarheid zoals dat is geregeld in artikel 2 van toepassing is of waar de uitlevering onder bepaalde extra voorwaarden van toepassing is. Men denke dan aan politieke delicten, militaire delicten en fiscale delicten. Maar ook processuele aspecten die een rol kunnen spelen, zoals verjaring en dergelijke, worden door het verdrag geregeld. 32 Één van de meest belangrijke beginselen die tot uiting komt in het EUV is het soevereiniteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat staten soeverein zijn op hun eigen grondgebied. Zij kunnen dus als het ware zelf bepalen wat er op hun grondgebied gebeurt. De consequentie hiervan is dat staten niet verplicht kunnen worden om personen op hun grondgebied aan te houden en aan andere staten uit te leveren. Een uitzondering hierop kan zijn dat de staat partij is bij een verdrag dat de ruimte van de toepassing van het soevereiniteitsbeginsel inperkt. Daar heeft de staat dan echter zelf uitdrukkelijk voor gekozen, namelijk door het verdrag te ondertekenen. De staat kan dus in principe niets opgedrongen worden zonder dat deze daar toestemming voor heeft gegeven. Een uitdrukking van het 30 G. Corstens en J. Pradel, Het Europese strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, p V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p J. Remmelink, Uitlevering, Arnhem: Gouda Quint 1990, p

19 soevereiniteitsbeginsel in het EUV is bijvoorbeeld artikel 6, welke bepaalt dat een verdragsluitende partij bevoegd is de uitlevering van een eigen onderdaan te weigeren. 33 Het Uitleveringsverdrag is door verschillende staten omgezet in nationale wetgeving. In Nederland heeft dit plaatsgevonden door de invoering van de Uitleveringswet van 9 maart In het volgende hoofdstuk zal nader ingegaan worden op de procedures omtrent de overlevering en uitlevering. 33 G.A.M. Strijards, Uitlevering, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1988, p Stb

20 3. De overleveringsprocedure vs. de uitleveringsprocedure Sinds het van kracht worden van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 met betrekking tot het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten is binnen de EU de overleveringsprocedure in het leven geroepen. Daarvoor bestond er al een soortgelijke procedure, te weten de uitleveringsprocedure. Het EAB is dus geen volledig nieuw concept, maar een verbetering van het bestaande instrumentarium. Verbeterd in welke zin vraagt men zich dan af. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te weten hoe de overleveringsprocedure zich verhoudt tot de uitleveringsprocedure. In dit hoofdstuk zullen daarom eerst de overleveringsprocedure en de uitleveringsprocedure verder uitgewerkt worden en daarna vergeleken, om zo de verschillen en verbeterpunten te achterhalen. 3.1 De overleveringsprocedure Bij de overleveringsprocedure zijn verschillende autoriteiten betrokken. Welke dat precies zijn kunnen de lidstaten zelf bepalen. Deze keuzevrijheid van de lidstaten wordt echter door artikel 6 van het Kaderbesluit in zoverre beperkt dat bevoegdheden met betrekking tot het EAB slechts aan justitiële autoriteiten van de staat kunnen worden toebedeeld. In de meeste landen zijn dit de arrondissementsrechtbanken, de rechters en de openbare aanklagers. 35 Het merendeel van de lidstaten heeft ervoor gekozen de rechters bevoegd te verklaren met betrekking tot het nemen van een beslissing inzake de overlevering. Daarbij is in de meeste gevallen er ook voor gekozen de openbare aanklager aan te wijzen als degene die het aanhoudingsbevel aanhangig maakt bij de rechtbank. 36 De bevoegdheid om een EAB te mogen behandelen is in sommige landen toegewezen aan één centrale autoriteit. Daarmee wordt bedoeld dat slechts één arrondissementsrechtbank van de uitvoerende staat bevoegd is tot het nemen van een beslissing omtrent de overlevering. 35 L. Ang, Procedural Rules, in: R. Blekxtoon en W. van Ballegooij, Handbook on the European Arrest Warrant, The Hague: T.M.C. Asser Press 2005, p Nederland heeft deze bevoegdheden in de Overleveringswet toegewezen aan het OM en de rechter, zie L. Ang, Procedural Rules, in: R. Blekxtoon en W. van Ballegooij, Handbook on the European Arrest Warrant, The Hague: T.M.C. Asser Press 2005, p

21 Ook in Nederland is hiervoor gekozen. De Rechtbank Amsterdam is in ons land de enige autoriteit die bevoegd is tot het behandelen van een door een buitenlandse justitiële autoriteit uitgevaardigd EAB. De reden om bevoegdheden bij één instantie neer te leggen is de gedachte dat op die manier doelmatiger kan worden gewerkt. 37 Voor de meeste lidstaten geldt echter dat diverse plaatselijke justitiële autoriteiten bevoegd zijn tot het uitvoeren van een EAB. 38 Wanneer een lidstaat van de EU de overlevering van een persoon uit een andere Europese lidstaat wil vorderen dan dient deze daartoe het aanhoudingsbevel te richten aan een justitiële autoriteit van de uitvoerende staat. De justitiële autoriteit die bevoegd is tot het uitvaardigen van een EAB mag niet zelf een tekst opstellen, maar is gebonden aan het model Europees aanhoudingsbevel dat als bijlage bij het Kaderbesluit is gevoegd. 39 De overleveringsprocedure vangt dan officieel aan op het moment dat het EAB bij een rechtbank aanhangig is gemaakt. Wanneer dat is gebeurd beslist de rechter over de inwilliging ofwel afwijzing. De uitspraak van de rechtbank wordt ten uitvoer gelegd door de feitelijke overlevering te realiseren. 40 Bij het nemen van een beslissing omtrent de overlevering wordt door de rechter in de aangezochte lidstaat enkel onderzocht of het EAB voldoet aan de gestelde eisen waaronder een dergelijk bevel ten uitvoer mag worden gelegd. Er wordt dus niet beoordeeld of de opgeëiste persoon het feit waarvan hij in de uitvaardigende lidstaat wordt verdacht of waarvoor hij is veroordeeld, daadwerkelijk heeft begaan. Ook wordt er niet gekeken of er voldoende grond is voor de verdenking dan wel of het bewijs tegen de opgeëiste persoon rechtmatig is verkregen. Dergelijke vraagstukken behoren uitsluitend tot het terrein van de strafrechter in de uitvaardigende lidstaat. 41 Bij de behandeling van het EAB door de rechtbank kan de opgeëiste persoon zich laten bijstaan door een advocaat. Daarbij kan hij een beroep doen op weigeringsgronden en/of 37 Zie: Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p L. Ang, Procedural Rules, in: R. Blekxtoon en W. van Ballegooij, Handbook on the European Arrest Warrant, The Hague: T.M.C. Asser Press 2005, p R. Bauwens e.a., Internationale aspecten in de verschillende takken van het recht, Brussel: Larcier 2005, p V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p Zie: Kamerstukken II 2003/04, , nr. 12, p

22 proberen te bewijzen dat hij niet schuldig is aan het feit waarvan hij wordt verdacht of waarvoor hij in de uitvaardigende staat is veroordeeld. De bewijslast hieromtrent ligt bij de opgeëiste persoon. Specifieke regelingen over de bewijslast en beroepsprocedure kunnen per lidstaat verschillen. In Nederland kan een opgeëiste persoon bijvoorbeeld zijn onschuld slechts tijdens de zitting aantonen waarin een beslissing genomen wordt inzake de overlevering. Het is namelijk niet mogelijk de zitting aan te houden om op een later tijdstip terug te komen voor het horen van getuigen of deskundigen ter onderbouwing van zijn verdediging. 42 De bewijsvoering mag dus geen diepgaand onderzoek verlangen en moet ongecompliceerd zijn. Verder is het van belang dat de gestelde termijnen in de overleveringsprocedure nageleefd worden. Het Kaderbesluit vereist korte beslissingsperioden. 43 In Nederland is in artikel 22 van de Overleveringswet bepaald dat de rechtbank binnen zestig dagen nadat de opgeëiste persoon is aangehouden besloten moet hebben betreffende de overlevering. De beslissing moet de inwilliging of de afwijzing van het overleveringsverzoek inhouden. Tegen een beslissing van de rechter inzake de overlevering hebben verscheidene landen de mogelijkheid van beroep in de wetgeving opgenomen. Voorbeelden daarvan zijn Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en België. Voor een aantal landen, waaronder Nederland, geldt dat er geen enkele mogelijkheid bestaat tot toetsing van het EAB en dat evenmin andere vormen van beroep beschikbaar zijn. In andere lidstaten is er wel een mogelijkheid tot het instellen van beroep maar slechts met een beperkte reikwijdte, zoals bijvoorbeeld in Portugal. Voor de landen met beroepsmogelijkheden geldt dat deze vaak korte termijnen hanteren voor de beroepsprocedure. 44 In Nederland zijn er in de overleveringsprocedure dus geen mogelijkheden om tegen de uitspraak van de rechtbank rechtsmiddelen aan te wenden. De enige beroepsmogelijkheid is cassatie in het belang der wet, krachtens artikel 29 lid 2 van de Overleveringswet. 45 Er zijn 42 V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p M. Bossuyt en J. Wouters, Grondlijnen van internationaal strafrecht, Antwerpen/Oxford: Intersentia 2005, p L. Ang, Procedural Rules, in: R. Blekxtoon en W. van Ballegooij, Handbook on the European Arrest Warrant, The Hague: T.M.C. Asser Press 2005, p H. Sanders, Het Europees aanhoudingsbevel. Nederlands en Belgisch overleveringsrecht in hoofdlijnen, Antwerpen: Intersentia 2007, p

23 echter diverse andere mogelijkheden om tegen overlevering in verzet te komen. Een eerste optie is het aanspannen van een kort geding tegen de Nederlandse staat op grond van onrechtmatig handelen. In een dergelijke procedure kan de opgeëiste persoon onder andere vorderen dat het de staat verboden wordt de opgeëiste persoon feitelijk te overleveren. Ten tweede kan de opgeëiste persoon uitstel vorderen van de feitelijke overlevering in verband met ernstige humanitaire redenen. In de derde plaats kan de opgeëiste persoon een klacht bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) indienen betreffende de beslissing tot feitelijke overlevering, wanneer er sprake is van een veronderstelde schending van mensenrechten. Daarbij speelt wel het vereiste uit artikel 35 lid 1 van het EVRM een rol welke stelt dat deze mogelijkheid slechts openstaat indien eerst alle nationale rechtsmiddelen uitgeput zijn De uitleveringsprocedure Staten kunnen partij zijn in allerlei uiteenlopende bilaterale of multilaterale verdragen. Nederland heeft bijvoorbeeld al in 1907 een bilateraal uitleveringsverdrag met Mexico gesloten. 47 Belangrijke multilaterale verdragen waarin uitlevering geregeld is zijn bijvoorbeeld het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake de sluikhandel in verdovende middelen en psychotropische stoffen van 12 december In deze scriptie gaat de aandacht echter vooral uit naar de regeling in Europees verband. Daarom zal hier verder ingegaan worden op de procedure zoals deze voortvloeit uit het EUV. Om te beginnen stelt artikel 22 van het Uitleveringsverdrag dat wanneer het verdrag niet anders bepaald, dus zelf geen regels omtrent de uitleveringsprocedure regelt, uitsluitend de wet van de aangezochte lidstaat van toepassing is op de procedure van uitlevering en van voorlopige aanhouding. De uitleveringsprocedure verschilt dus van staat tot staat. 49 Voor 46 V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p Uitleveringsverdrag tussen Nederland en de Verenigde Mexicaanse Staten van 16 december 1907, Stb 1909, Trb 1990, G. Corstens en J. Pradel, Het Europese strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, p

24 Nederland is in dit verband de procedure van toepassing die is opgenomen in de Uitleveringswet. De uitleveringsprocedure vangt aan middels een schriftelijke aanvraag van de ene lidstaat aan de andere verdragsluitende lidstaat. Een lidstaat kan dus niet uit eigen beweging een persoon uitleveren. Een officieel verzoek is noodzakelijk om de uitleveringsprocedure te starten. Een dergelijk uitleveringsverzoek wordt behandeld door het Ministerie van Justitie. 50 Het EUV schrijft in artikel 12 voor dat de diplomatieke weg bewandeld moet worden om verzoeken in te dienen, maar dat partijen anders kunnen afspreken. 51 De diplomatieke weg houdt in dat de ambassade van de verzoekende staat het uitleveringsverzoek indient bij het Ministerie van Justitie van de aangezochte staat. Bij de behandeling van het uitleveringsverzoek kunnen verschillende instanties een rol spelen. De autoriteiten die veelal daarbij betrokken zijn: de Ministers van Justitie, de openbare aanklagers en de arrondissementsrechtbanken. De Minister van Justitie speelt de hoofdrol. Reden hiervoor is dat de uitleveringsprocedure een interstatelijk karakter heeft. Het Ministerie dient er zorg voor te dragen dat de belangen van de staat behartigd zullen worden. Echter, de Minister van Justitie is niet de enige die bij de besluitvorming betrokken wordt, ook de rechtbank speelt in de uitleveringsprocedure een belangrijke rol. De rol van de rechtbank is te verklaren uit het gegeven dat de uitlevering van een persoon een zeer ingrijpende handeling kan zijn in diens leven, de belangen en de rechten. De belangen en de rechten van de opgeëiste persoon moeten dus ook in acht worden genomen bij het nemen van een beslissing tot uitlevering van deze persoon. Bijgevolg komt de rechtbanken ook de bevoegdheid toe om de uitlevering te beoordelen. De Minister van Justitie en de rechtbank toetsen de uitlevering aan specifieke weigeringsgronden die slechts onder hun bevoegdheid vallen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen dwingende, ofwel imperatieve, weigeringsgronden en facultatieve weigeringsgronden. Een dwingende weigeringsgrond betekent dat uitlevering zonder meer geweigerd moet worden. Een voorbeeld daarvan is artikel 10 EUV. Hierin staat dat de uitlevering niet toegestaan is wanneer het recht tot strafvordering of de straf verjaard is. Dit is 50 G. Vermeulen, Aspecten van Europees materieel strafrecht, Antwerpen: Maklu 2002, p A. Smeulers, In staat van uitlevering (diss. Universiteit van Maastricht), Antwerpen: Intersentia 2003, p. 40 en J. Remmelink, Uitlevering, Arnhem: Gouda Quint 1990, p

25 anders bij een facultatieve weigeringsgrond. In dat geval heeft de aangezochte staat de bevoegdheid om uitlevering te weigeren, maar is er geen sprake van een verplichting. Een voorbeeld daarvan is artikel 7 EUV waarin de aangezochte staat de uitlevering kan weigeren wanneer het feit geheel of gedeeltelijk op haar grondgebied heeft plaatsgevonden. De aangezochte staat krijgt dus als het ware beleidsruimte om de uitlevering te weigeren ofwel toe te staan. 52 De Minister van Justitie toetst de uitlevering aan dwingende weigeringsgronden, te weten: weigering inzake Nederlanderschap bij vervolgingsuitlevering, weigering bij dreigende doodstraf, weigering wanneer sprake is van een lopende vervolging in Nederland voor hetzelfde feit, weigering bij dreigende discriminatoire vervolging, weigering wanneer sprake is van bijzondere hardheid en wanneer het specialiteitsbeginsel van toepassing is. Ook is de Minister van Justitie bevoegd de uitlevering te weigeren wanneer sprake zou kunnen zijn van een dreigende schending van mensenrechten. Deze weigeringsgronden komen uitsluitend aan de Minister van Justitie toe. Weigeringsgronden die niet onder de bevoegdheid van de Minister van Justitie vallen en betrekking hebben op het onderzoek over de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek vallen onder de bevoegdheid van de rechter 53. Wanneer dergelijke gronden niet aanwezig worden geacht, wordt de uitlevering toelaatbaar verklaard door de rechter. Dit besluit wordt medegedeeld aan de Minister van Justitie die belast is met het nemen van een uiteindelijke beslissing met betrekking tot de uitlevering. 54 Dat de Minister van Justitie de bevoegdheid toekomt om het uitleveringsverzoek aan bepaalde exclusieve weigeringsgronden te toetsen vloeit voort uit het gegeven dat, ongeacht de bevoegdheid van de rechterlijke macht, de Minister van Justitie de uiteindelijke beslissing neemt. Slechts wanneer de rechter uitgesproken heeft dat de uitlevering ontoelaatbaar is, is de Minister van Justitie gebonden aan deze uitspraak. 55 In het omgekeerde geval is de Minister 52 V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p N. Keijzer, Extradition and Human Rights: A Dutch Perspective, in: R. Blekxtoon en W. van Ballegooij, Handbook on the European Arrest Warrant, The Hague: T.M.C. Asser Press 2005, p J.A.G. Gockinga, Uitlevering van misdadigers. Een drietal punten, Groningen: J.H. Smit 1881, p G.A.M. Strijards, Uitlevering, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1988, p

26 van Justitie dus niet gebonden aan de uitspraak en kan derhalve zelf tot een ander inzicht komen dan de rechter. Met betrekking tot de bewijsvoering in de uitleveringsprocedure geldt dat een uitleveringsverzoek geen bewijzen hoeft te bevatten waarop de veroordeling is gebaseerd. Enkel een aanduiding van het feit waarvan de opgeëiste persoon verdacht wordt of waarvoor hij al is veroordeeld volstaat. Dit heeft te maken met het wederzijds vertrouwen dat men in elkaars rechtsstelsel heeft. Dit vertrouwen vloeit voort uit het feit dat er een verdrag is gesloten. 56 Tegen een uitspraak van de rechter kunnen verschillende middelen aangevoerd worden. Welke afhankelijk is van de betrokken lidstaat, aangezien de rechtsmiddelen tussen staten kunnen verschillen. 57 In Nederland kan zowel door de Officier van Justitie als door de opgeëiste persoon beroep in cassatie ingesteld worden bij de Hoge Raad. 58 Alvorens de Hoge Raad een uitspraak doet kan hij eerst nader onderzoek laten instellen, met het oog op het nemen van een juiste beslissing. De uiteindelijke uitspraak van de Hoge Raad wordt dan als onherroepelijk beschouwd. Een andere vorm van beroep is dan dus niet meer mogelijk. Nochtans moet niet vergeten worden dat de Minister van Justitie de definitieve beslissing neemt. Hij is slechts gebonden aan deze uitspraak van de rechter wanneer deze tot ontoelaatbaarheid van de uitlevering leidt. Tegen de beslissing van de Minister van Justitie omtrent het toewijzen of afwijzen van het uitleveringsverzoek staan geen mogelijkheden tot beroep open. Slechts onder bepaalde omstandigheden kan de opgeëiste persoon nog een kort geding tegen de Staat der Nederlanden aanspannen. Daarbij kan hij alle punten aanvechten waarover de Minister van Justitie zich gebogen heeft of had moeten buigen V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p In bijvoorbeeld Frankrijk bestond tot 1952 geen enkele mogelijkheid voor het aanwenden van rechtsmiddelen tegen een beslissing omtrent de uitlevering, zie daarover A. Smeulers, In staat van uitlevering (diss. Universiteit van Maastricht), Antwerpen: Intersentia 2003, p G.A.M. Strijards, Uitlevering, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1988, p V.H. Glerum en N. Rozemond, Overlevering en uitlevering, in: E. van Sliedregt, J.M. Sjöcrona en A.M.M. Orie, Handboek internationaal strafrecht. Schets van het Europese en Internationale Strafrecht, Deventer: Kluwer 2008, p

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken

Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken Nederlandse instrumenten van internationale rechtshulp in strafzaken in verdragen, resoluties, aanbevelingen, wetten, richtlijnen en circulaires 2e bijgewerkte en herziene druk verzameld en ingeleid door

Nadere informatie

Europees Arrestatiebevel

Europees Arrestatiebevel Europees Arrestatiebevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 009 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's

Nadere informatie

HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL

HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL Door: mr. R. Malewicz en mr. G. P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 is het zover, dan zal het Europees arrestatiebevel (EAB) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd moeten zijn.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering Een vergelijking en kritische evaluatie in het licht van het beginsel van wederzijdse erkenning V.H. Hoofdstuk I Inleiding 1 Doelstelling 2 Afbakening

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015 Datum van inontvangstneming : 28/08/2015 Vertaling C-404/15-1 Zaak C-404/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Europees Arrestatiebevel

Europees Arrestatiebevel Europees Arrestatiebevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 2008 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet. Het aantal ontvangen EAB's 5 pagina

Nadere informatie

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND?

UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? UITLEVEREN OF VERVOLGEN IN NEDERLAND? W.R. Jonk, mr R. Malewicz en mr G.P. Hamer 1 Op 1 januari 2004 had het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel 2 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 297

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 297 66 (2003) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 297 A. TITEL Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika; Washington

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 MEI 2014 P.14.0557.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0557.F N. M. C., Mr. Christophe Marchand, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417. Uitspraak. Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013 ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ0417 Instantie: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 16-11- 2012 Datum publicatie: 04-02- 2013 Zaaknummer: 13.706829-12 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

Europees Aanhoudingsbevel

Europees Aanhoudingsbevel Europees Aanhoudingsbevel Managementgegevens over de periode: Het jaar 00 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1

INHOUD. Voorwoord bij de eerste editie... v. Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht... 1 INHOUD Voorwoord bij de eerste editie............................................ v Hoofdstuk 1. Inleiding tot het internationaal en Europees strafrecht................... 1 1. Begripsomschrijving................................................

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen Toelichting Deze uitgave bundelt de voornaamste, voor België relevante beleidsdocumenten en nationale en multilaterale regelgeving inzake internationaal en Europees strafrecht. Bijzondere aandacht is gegeven

Nadere informatie

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Inhoudstafel Nationaal Strafwetboek (extracten)... 15 Artikelen 6-14 V.T. Wetboek van Strafvordering (extract)... 17 Wetboek van Strafvordering (extracten)... 23 Artikelen 11 en 873 Gerechtelijk Wetboek

Nadere informatie

Memorie van toelichting. 1. Inleiding

Memorie van toelichting. 1. Inleiding Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen

Nadere informatie

Europees Aanhoudingsbevel. Managementgegevens over de periode: Jaar 2011

Europees Aanhoudingsbevel. Managementgegevens over de periode: Jaar 2011 Europees Aanhoudingsbevel Managementgegevens over de periode: Jaar 0 Inhoudsopgave Gevraagde wettelijke gegevens op basis van artikel 70 van de Overleveringswet pagina. Het aantal ontvangen EAB's 4. Het

Nadere informatie

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken Paul Ponsaers 1 1. De EU is niet enkel een economische, politieke en sociale gemeenschap, maar evenzeer een waardengemeenschap.

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Nota naar aanleiding van het verslag

Nota naar aanleiding van het verslag 34 365 Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 606 final 2017/0265 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa

Nadere informatie

Internationale justitiële samenwerking in strafzaken. Gert Vermeulen

Internationale justitiële samenwerking in strafzaken. Gert Vermeulen Internationale justitiële samenwerking in strafzaken Gert Vermeulen Begrip en afbakening Begrip inter-statelijke samenwerking vreemd huwelijk van recht en politiek Afbakening politiële samenwerking douanesamenwerking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, september 2007 (2.09) (OR. en) 2494//07 REV COPEN 23 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36/het COREPER/de Raad nr. vorig doc.: 257/07 COPEN 7 Betreft:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 400 Besluit van 4 september 2012, houdende regels ter uitvoering van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:3612

ECLI:NL:RBAMS:2017:3612 ECLI:NL:RBAMS:2017:3612 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-03-2017 Datum publicatie 15-06-2017 Zaaknummer 13.751.363-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Europees strafrecht

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft: het voorzitterschap het Coreper / de Raad 7361/10 COPEN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 699 Implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

HOGE RAAD HANDHAAFT RECHTSONGELIJKHEID IN UITLEVERINGSRECHT

HOGE RAAD HANDHAAFT RECHTSONGELIJKHEID IN UITLEVERINGSRECHT HOGE RAAD HANDHAAFT RECHTSONGELIJKHEID IN UITLEVERINGSRECHT Mr. W.R. Jonk en Mr. G.P. Hamer 1 Sinds 12 mei jongstleden gelden in Nederland twee verschillende uitleveringsregimes. Eén voor uitleveringsrelaties

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

De opgeëiste persoon bij overlevering

De opgeëiste persoon bij overlevering Open Universiteit Nederland Scriptie (R 23.3.1.3) De opgeëiste persoon bij overlevering Een onderzoek naar veranderingen in de rechtspositie van de opgeëiste persoon onder de Overleveringswet scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 28.9.2016 A8-0165/ 001-045 AMENDEMENTEN 001-045 ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken Verslag Dennis de Jong A8-0165/2015 Rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4 INITIATIEF - ADDENDUM van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 250 Wet van 5 juni 2013 tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.0337.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0337.N V K, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 85 Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen KADERBESLUIT VAN DE RAAD. van 13 juni 2002

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen KADERBESLUIT VAN DE RAAD. van 13 juni 2002 18.7.2002 L 190/1 (Besluiten aangenomen krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) KADERBESLUIT VAN DE RAAD van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures

Nadere informatie

Antwoord van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 juni 2016)

Antwoord van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 juni 2016) AH 2770 2016Z09136 Antwoord van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 7 juni 2016) Vraag 1 Heeft u kennisgenomen van de voortgangsrapportage van de 'road map visum liberalisatie Turkije',

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 885 Implementatie van kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/10/2016

Datum van inontvangstneming : 18/10/2016 Datum van inontvangstneming : 18/10/2016 Vertaling C-496/16-1 Zaak C-496/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 september 2016 Verwijzende rechter: Hanseatisches Oberlandesgericht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

Advies inzake conceptwetsvoorstel Herimplementatie kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (wijziging van de Overleveringswet)

Advies inzake conceptwetsvoorstel Herimplementatie kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (wijziging van de Overleveringswet) Advies inzake conceptwetsvoorstel Herimplementatie kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel (wijziging van de Overleveringswet) Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 NOVEMBER 2013 P.13.1765.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1765.N DE FEDERALE PROCUREUR, eiser, tegen N J E, persoon krachtens wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, aangehouden

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING SAMENVATTING In de verhoudingen tussen de lidstaten van de Europese Unie is de rechtsfiguur overlevering in de plaats getreden van de rechtsfiguur uitlevering. In dit proefschrift heb ik onderzocht in

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS) 9317/17 JUSTCIV 113 NOTA van: aan: het voorzitterschap nr. vorig doc.: WK 5263/17 Nr. Comdoc.: 10767/16

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.13.0780.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest **101 **7819 Nr. P.13.0780.N B L, persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, eiser, met als raadsman mr. Freddy Mols,

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

De navolgende wijzigingen worden voorgesteld:

De navolgende wijzigingen worden voorgesteld: De minister van Justitie en Veiligheid prof. mr. dr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling Strategie bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen.

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 2 april 2006 (2.04) (OR. en) PUBLIC 8426/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0805 (CNS) LIMITE COPEN 42 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Coreper/de

Nadere informatie

AAN DE GODEN OVERGELEVERD. Mr. J.M. Rammelt en mr. S. Bijl 1. 1. Inleiding

AAN DE GODEN OVERGELEVERD. Mr. J.M. Rammelt en mr. S. Bijl 1. 1. Inleiding AAN DE GODEN OVERGELEVERD Mr. J.M. Rammelt en mr. S. Bijl 1 1. Inleiding Sinds 12 mei 2004 is de nieuwe Overleveringswet (OLW) van kracht. 2 Inmiddels zijn vele overleveringsverzoeken de rechtbank Amsterdam

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170 I ITIATIEF van: Betreft: de Zweedse en de Spaanse delegatie Initiatief van het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3409

ECLI:NL:RBAMS:2016:3409 ECLI:NL:RBAMS:2016:3409 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 07-06-2016 Datum publicatie 07-06-2016 Zaaknummer 13/751223-16, 16/2128 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Rekestprocedure

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

2018D24533 LIJST VAN VRAGEN

2018D24533 LIJST VAN VRAGEN 2018D24533 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de brief van 9 maart

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015 Datum van inontvangstneming : 25/06/2015 Samenvatting C-241/15-1 Zaak C-241/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL, NIEUW BEDRIJFSRISICO?

EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL, NIEUW BEDRIJFSRISICO? EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL, NIEUW BEDRIJFSRISICO? W.R. Jonk, mr R. Malewicz en mr G.P. Hamer 1 Binnenkort zal het Europees aanhoudingsbevel in de Nederlandse regelgeving worden geïmplementeerd. De datum

Nadere informatie

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2 Raad van de Europese Unie Brussel, 21 mei 2019 (OR. en) 9116/19 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: JAI 490 COPEN 200 CYBER 153 DROIPEN 79 JAIEX 75 ENFOPOL 229 DAPIX 177 EJUSTICE 63 MI

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 81/24 Publicatieblad van de Europese Unie 27.3.2009 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG KADERBESLUIT 2009/299/JBZ VAN DE RAAD van 26 februari

Nadere informatie

Handboek UITLEVERINGSen OVERLEVERINGSRECHT

Handboek UITLEVERINGSen OVERLEVERINGSRECHT Sanders overleveringsrecht en gaat daarbij in op de overeenkomsten en verschillen die er tussen beide rechtsinstrumenten bestaan. Alle recente ontwikkelingen op het vlak van de uitlevering en de overlevering

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

31307 (R1842) Goedkeuring van:

31307 (R1842) Goedkeuring van: 31307 (R1842) Goedkeuring van: de op 25 juni 2003 te Washington D.C. totstandgekomen Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2004, 297); het

Nadere informatie

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 40 Wet van 22 januari 2014 tot wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese

Nadere informatie

NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht

NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht 4. NEDERLANDsE ORDE VAN ADVOCATEN. Strafprocesrecht Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Derde druk Prof. mr M. Wladimiroff Mr S.E. Marseille Dr mr J.M. Sjöcrona Mr P.R. Wery Strafprocesrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 9 juli 2009 (OR. en) 11419/09 JAI 424 ENFOPOL 181 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 1 2012 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 oktober 2012, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de International Convention for the Suppression of the Financing

Nadere informatie

16907/06 dau/lep/ls 1 DG H 2B

16907/06 dau/lep/ls 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 18 december 2006 (09.01) (OR. en,ro) 16907/06 COPEN 134 EJN 33 EUROJUST 56 NOTA van: aan: Betreft: de Roemeense delegatie de delegaties Uitvoering van het Kaderbesluit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 225 Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren,

Nadere informatie

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 54/14 Luxemburg, 8 april 2014 Pers en Voorlichting Arrest in gevoegde de zaken C-293/12 en C-594/12 Digital Rights Ireland en Seitlinger e.a. Hof

Nadere informatie