gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge"

Transcriptie

1 gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Bijlage III: toelichtingsnota (tekst) Definitief

2 Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Toelichtingsnota Vlaamse Overheid Departement RWO Ruimtelijke Planning Phoenix gebouw Koning Albert II-laan 19 bus Brussel

3 Inhoudstafel DEEL 1 - Decretaal kader... 1 Leeswijzer... 3 DEEL 2 - Ruimtelijk kader: In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen... 5 A Het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen... 5 B De bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen... 6 DEEL 3 - Voorafgaand onderzoek en overleg: Resultaten van het afbakeningsproces... 7 A Opzet van het overleg tijdens het afbakeningsproces... 7 B Hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor het stedelijk gebied... 7 C Afweging van potentiële locaties input burgemeestersoverleg Opties regionale bedrijvigheid Opties over (regionaal)stedelijke voorzieningen Opties lokale bedrijvigheid Omtrent afstemming wonen bedrijvigheid te Sint-Elooi D Alternatieve opties voor regionale bedrijventerreinen E Alternatieve locaties voor een voetbalstadion met het oog op verdere afweging F Tweede voorontwerp DEEL 4 Aandachtspunten als gevolg van sectorale regelgeving A PlanMER volgens de principes van het planmer-integratiespoor B Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) C Watertoets D Archeologie DEEL 5 Toelichting per deelgebied en stedenbouwkundige voorschriften Afbakeningslijn Woongebieden A Woongebied Arendstraat (deelgebied 1 Koolkerke, Brugge verordenend plan 2) B Woongebied Sint-Jozef (deelgebied 2 Sint-Jozef, Brugge verordenend plan 2) C Woongebied Zuidervaartje (deelgebied 3 Sint-Kruis, Brugge verordenend plan 2) D Woongebied Varsenare noord (deelgebied 4 Varsenare, Jabbeke verordenend plan 3) E Woongebied Sint-Annadreef (deelgebied 5 Sint-Andries, Brugge verordendend plan 4) F Woongebied Julien Saelens (deelgebied 6 Assebroek, Brugge verordendend plan 5a) G Woongebied Mispelaar (deelgebied 7 Assebroek, Brugge verordenend plan 5b) H Woongebied Sint-Trudo (deelgebied 8 Assebroek, Brugge verordenend plan 8) I Woongebied Spermalie 2 (deelgebied 9 Sijsele, Damme verordenend plan 5c) J Woongebied Stakendijke - Zwijnsgat (deelgebied 10 Sijsele, Damme verordenend plan 5c) 123 K Woongebied Leliestraat (deelgebied 11 Sint-Elooi, Zedelgem verordenend plan 10) L Woongebied Fabiolalaan (deelgebied 12 Oostkamp verordenend plan 9) Regionale bedrijventerreinen A Kleinhandelszone De Rampe (deelgebied 13 Oostkamp verordenend plan 8) Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) i

4 B Sint-Pieterskaai (deelgebied 14 Brugge verordenend plan 2) C Waggelwater lus bevrijdingslaan (deelgebied 15 Brugge verordenend plan 4) Gebied Sint-Pietersplas De Spie D Sint-Pietersplas De Spie (deelgebied 16 Brugge, Zuienkerke verordenend plan 1) Stedelijke groengebieden A Randstedelijke groenpool Ryckevelde/Malebos en Gemene Weidebeek en woongebied Klein Appelmoes (deelgebied 17 Brugge, Damme en Beernem verordenend plan 5b) B Randstedelijk groengebied Tillegem (deelgebied 18 Brugge verordenend plan 7) C Randstedelijk groengebied Kapellestraat/Gruuthuyse (deelgebied 19 Brugge verordenend plan 9) 248 D Wachtbekken Kerkebeek (deelgebied 20 Brugge verordenend plan 7) Lijninfrastructuur E N31 Bevrijdingslaan (deelgebied 15 Brugge verordenend plan 4) F N31 Chartreuseweg (deelgebied 21 Sint-Michiels (Brugge) verordenend plan 7) Recreatiegebieden G Golfterrein Damme (deelgebied 22 Damme verordenend plan 6) Stedelijke voorzieningen H Militair domein Zedelgem (deelgebied 23 Zedelgem verordenend plan 10) I Gebied voor stedelijke activiteiten Oostkampse Baan - Chartreuse (deelgebied 26 Zedelgem, Brugge, Oostkamp verordenend plan 9) DEEL 6 Ruimteboekhouding DEEL 7 Lijst van op te heffen voorschriften en verordenende bepalingen en verkavelingen329 Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) ii

5 DEEL 1 - Decretaal kader Dit document is de toelichtingsnota bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge. Een eerste voorontwerp werd voorgelegd aan een plenaire vergadering op 24 mei 2007, een tweede voorontwerp op 2 juni Om te voldoen aan de MER/VR-wetgeving is ook een planmer en Ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) opgemaakt. Het planmer en RVR werden goedgekeurd op respectievelijk op 23 oktober en 21 augustus 2008 en zijn als afzonderlijke bijlage opgenomen als onderdeel van het GRUP. De resultaten van het planmer en RVR zijn eveneens verwerkt in dit GRUP. In uitvoering van de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden de stedelijke gebieden afgebakend om er ruimte te voorzien voor wonen, werken, groen, recreatie en andere stedelijke activiteiten. Brugge is in het RSV geselecteerd als regionaalstedelijk gebied. Volgens het decreet op de ruimtelijke ordening 1 wordt het afbakeningsplan voor de groot- en de regionaalstedelijke gebieden dus opgemaakt als een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De algemene filosofie en de methodiek voor het voeren van een afbakeningsproces wordt in het richtinggevend deel van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen beschreven 2. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan waarin de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge wordt vastgelegd is voorbereid in een proces van visievorming en besluitvorming. Dit is het afbakeningsproces, een samenwerking tussen de Vlaamse, de provinciale en de gemeentelijke overheid. Daarin werden uitspraken gedaan over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het regionaalstedelijk gebied Brugge, over de ligging van de afbakeningslijn en over de acties voor het stedelijk gebiedbeleid. Om tot die uitspraken te komen, is een ruimtelijk onderzoek uitgevoerd. Het resultaat van de ruimtelijke afweging is een hypothese van gewenste ruimtelijke structuur, die de basis vormt voor een voorstel van afbakening. Het resultaat van deze voorbereidende fase is samengebracht in de nota voorstel van afbakening 3. Het voorstel van afbakening is na het afbakeningsproces omgezet naar een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (zie deel 5 van de toelichtingsnota). Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bevat de grenslijn van het regionaalstedelijk gebied en de noodzakelijke bestemmingswijzigingen. De grenslijn is een beleidslijn, die aangeeft waar een regionaalstedelijk gebiedbeleid gevoerd zal worden (waar stedelijke ontwikkelingen gewenst zijn en waar niet). Zij houdt op zich geen bestemmingswijzigingen in. Daarnaast bevat het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de acties, de zgn. deelgebieden, die noodzakelijk zijn om het regionaalstedelijk gebiedbeleid vorm te geven en het stedelijk gebied ruimtelijk in te vullen. Die acties vereisen wel een bestemmingswijziging. Inhoud van een uitvoeringsplan volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat (Art van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening): - een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; - de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel en van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; - een weergave van de feitelijke en juridische toestand; - de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; - in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; - in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; - in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid; 1 1 In deze tekst wordt met het decreet op de ruimtelijke ordening bedoeld: decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (B.S ), met zijn wijzigingen. Het decreet RO is raadpleegbaar via 2 RSV p WES, Groep Planning, WVI. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Voorstel van afbakening. Eindrapport september In opdracht van het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, afdeling ruimtelijke planning. In het kader van het zogenaamde burgemeestersoverleg is over het eindrapport een gezamenlijk standpunt van de burgemeesters geformuleerd. Het standpunt van de verschillende burgemeesters werd gebundeld in de nota burgemeestersoverleg (zie deel 3 van deze toelichtingsnota). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 1

6 - in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. Het grafisch plan (Bijlage I) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II) hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota (Bijlage III) hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter (Bijlage IV). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 2

7 Leeswijzer Dit document is de toelichtingsnota van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge. Inhoud van het GRUP Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat uit 24 deelgebieden die weergegeven zijn op tien kaarten. Er worden 13 woongebieden aangeduid in Brugge, Sijsele (Damme), Oostkamp, Sint-Elooi (Zedelgem), Loppem (Zedelgem) en Varsenare (Jabbeke). Er worden nieuwe bedrijventerreinen aangeduid ten noorden van Brugge: De Spie en Blankenbergse Steenweg. Voor de bestaande bedrijventerreinen Waggelwater, Sint-Pieterskaai, Blauwe Toren en De Rampe worden herbestemmingen doorgevoerd in functie van de bestaande activiteiten.. In Sint-Elooi wordt de ontwikkeling van een nieuw regionaal bedrijventerrein op termijn mogelijk gemaakt door het gebied tussen de spoorlijn en de Torhoutsesteenweg ten zuiden van Sint-Elooi op te nemen binnen de afbakeningslijn. Er wordt evenwel geen deelplan opgenomen voor dit gebied zodat nog een afzonderlijk RUP noodzakelijk zal zijn om het te kunnen ontwikkelen. Op basis van de rapportage van RESOC & PMV en de resultaten van de planmer wordt de site Chartreuse aangeduid als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling als randstedelijk groengebied. Er worden vijf randstedelijke groengebieden en recreatiegebieden aangeduid: Rijckevelde/Male, Tillegem, Sint- Pietersplas, Kapellestraat in Oostkamp en het golfterrein in Damme. Het plan omvat het waterbekken ter hoogte van de Kerkebeek in functie van de waterbeheersing in de omgeving Chartreuse en Sint-Andries. Voor de aanpassingswerken aan de N31 worden de nodige bestemmingswijzingen doorgevoerd ter hoogte van de Chartreuseweg, de Bevrijdingslaan en de Blankenbergse Steenweg. De voormalige militaire kazerne in Zedelgem wordt herbestemd om er een opleidingscentrum voor de brandweer in onder te brengen. Opbouw van het GRUP Het RUP bestaat uit zes afzonderlijke documenten, met een verschillend statuut. De grafische plannen (bijlage I) en de stedenbouwkundige voorschriften (bijlage II) hebben een verordenende waarde. Ze zijn bindend zowel voor de eigenaars en de gebruikers van de betrokken gronden en gebouwen als voor de overheid. De toelichtingsnota, die bestaat uit een tekstgedeelte en een kaartgedeelte (bijlage III), heeft geen verordenende waarde, het is een informatief document. De toelichtingsnota geeft toelichting bij de verordenende delen van het ruimtelijk uitvoeringsplan en verduidelijkt het opzet van het plan. De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter (Bijlage IV). Als bijlage bij het tekstgedeelte van de toelichtingsnota zijn volgende documenten opgenomen: het planmer (bijlage V) van het regionaalstedelijk gebied Brugge (niet-technische samenvatting op papier en volledige rapport op cd-rom). de nodige passende beoordelingen (onderdeel van het planmer, bijlage V). het ruimtelijk veiligheidsrapport (document VI, niet-technische samenvatting op papier en volledig rapport op cd-rom). De grafische plannen De grafische plannen maken deel uit van het verordend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en bestaat uit tien onderdelen. Op deze tien plannen zijn zowel de afbakeningslijn van het stedelijk gebied als de verschillende deelgebieden opgenomen. Binnen die afbakeningslijn blijven de bestemmingen van het gewestplan en de BPA s geldig, met uitzondering van de deelgebieden, waarmee de bestemmingen van het gewestplan en de BPA s wel gewijzigd worden. Er zijn 24 deelgebieden. De stedenbouwkundige voorschriften bij de grafische plannen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 3

8 De stedenbouwkundige voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De stedenbouwkundige voorschriften moeten gelezen worden in samenhang met de plannen voor de deelgebieden. Maar ook voor de afbakeningslijn is er een stedenbouwkundig voorschrift. De voorschriften zijn genummerd in overeenstemming met de nummering van de deelgebieden. De toelichtingsnota tekstgedeelte De toelichtingsnota is een informatief document waarin de opties die in het verordenend plan staan worden toegelicht. Het is bedoeld om de verordenende plannen, de bedoelingen ervan en de manier waarop die opties tot stand gekomen zijn begrijpelijk te maken. In deze nota is eveneens het milieurapport verwerkt om te voldoen aan de vereisten in zake planmilieueffectenrapportage. Omwille van de leesbaarheid zijn de stedenbouwkundige voorschriften ook opgenomen in de toelichtingsnota. Formeel hebben enkel de stedenbouwkundige voorschriften van bijlage II een verordenende waarde. De teksten van de voorschriften in bijlage II en bijlage III zijn uiteraard dezelfde. De toelichtingsnota kaartgedeelte Het kaartgedeelte van de toelichtingsnota bevat de kaarten met de bestaande feitelijke en juridische toestand van alle gebieden die ook in de verordende plannen zijn opgenomen. De kaarten feitelijke en juridische toestand hebben een louter informatieve waarde. In deze toelichtingsnota zijn de essentiële onderdelen van de milieubeoordeling op planniveau geïntegreerd. In deze leeswijzer is in cursief aangegeven waar de verschillende onderdelen van het planmer in de toelichtingsnota bij het RUP te vinden zijn. Deze toelichtingsnota bestaat uit volgende delen. Deel 1 waar deze tekst toe behoort, omvat een inleiding en een leeswijzer. Deel 2 bevat een weergave van de juridische en beleidsmatige context die van toepassing is voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Naast de richtinggevende en bindende bepalingen uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen worden eveneens andere juridische en beleidsmatige randvoorwaarden genoemd zowel van het beleidsdomein ruimtelijke ordening als uit andere beleidsdomeinen. In deel 3 wordt het globale verloop van het planningsproces ter voorbereiding van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan toegelicht. In deel 4 wordt dieper ingegaan op de aandachtspunten die vanuit de sectorale wetgeving worden geformuleerd. Het betreft hier de conclusies uit het ruimtelijk veiligheidsrapport, het planmer voor het regionaalstedelijk gebied Brugge, de passende beoordeling en de watertoets. Er wordt hierbij zowel aandacht besteed aan de afweging van de verschillende locaties in functie van wonen, bedrijvigheid en groenstructuur die in het kader van het afbakeningsproces is gebeurd als aan de manier waarop de resultaten uit het planmer in het voorliggende ontwerp zijn vertaald en voor welke deelgebieden of aspecten de conclusies van het planmer worden gevolgd. Ook wordt aandacht besteed aan de cumulatieve effecten die in het planmer naar voor komen. Er wordt daarnaast ook aandacht besteed aan de mate waarin het planningsproces beantwoordt aan de principes van het planmer-integratieproces. Zo wordt weergegeven hoe de consultatie van de scopingnota is gebeurd. Daarnaast wordt ook ingegaan op de monitoring van de milieumaatregelen. Deel 5 bevat het voorstel van afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge, bestaande uit de afbakeningslijn en de plannen voor de 26 verschillende deelgebieden. Per deelgebied wordt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur, de feitelijke en de juridische toestand een gewenste ontwikkeling aangegeven die leidt tot het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Hierbij komen de aandachtspunten vanuit de sectorale wetgeving eveneens aan bod. Per deelgebied wordt aangegeven hoe met de resultaten van het planmer en de hierin geformuleerde milderende maatregelen wordt omgegaan. Deel 6 bevat de ruimteboekhouding. In Deel 7 is een overzicht opgenomen van stedenbouwkundige voorschriften die door dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden opgeheven. Het register planschade, planbaten, kapitaal- en gebruikersschade Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis: het betreft enkel de aanwijzing van percelen waarop een bestemmingswijzigign of een ovedruk wordtaangebracht die in beginsel kan leiden tot een planbatenheffing of één van de genoemde vergoedingen. De indicatieve aanduiding van een perceel op het grafisch register betekent dus niet dat er per definitie een vergoeding of heffing van toepassing is. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 4

9 DEEL 2 - Ruimtelijk kader: In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 2 De afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge wordt in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen 4 in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan vastgelegd. Zowel het richtinggevend als het bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen bevatten inhoudelijke elementen die relevant zijn voor de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge. A Het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen A.1. Ruimtelijke visie op de ontwikkeling van Vlaanderen: Vlaanderen open en stedelijk In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen staat het streven naar openheid én stedelijkheid voorop, uitgedrukt in de metafoor 'Vlaanderen: open en stedelijk'. Deze metafoor is niet enkel geïnspireerd door de bestaande ruimtelijke structuur in Vlaanderen, door de maatschappelijk-economische dynamiek van de samenleving en door de bedreigingen die negatief inwerken op de ruimtelijke structuur. Deze metafoor drukt tegelijkertijd ook de uitgangshouding van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling uit. Met de metafoor Vlaanderen, open en stedelijk wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Daarom wordt het principe van gedeconcentreerde bundeling vooropgesteld. Deze bundeling streeft een selectieve concentratie na van de groei van het wonen, het werken en de andere maatschappelijke functies in de stedelijke gebieden en in de kernen van het buitengebied. Vanuit deze optie moeten de stedelijke gebieden worden versterkt waarbij activiteiten er worden geconcentreerd en gestimuleerd. Volgende ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden staan voorop en moeten concreet gemaakt worden 5 : het realiseren van een groter aandeel bijkomende woongelegenheden; het streven naar minimale woningdichtheden; differentiëren en verbeteren van de woningvoorraad; het versterken van de multifunctionaliteit; het concentreren van kantoren aan knooppunten van het openbaar vervoer (station, ); het inplanten van (stedelijke) voorzieningen afgestemd op het belang van het grootstedelijk gebied; het bundelen van kleinhandel op binnenstedelijke locaties en op kleinhandelszones; het optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen, onder meer in het historische stadsgedeelte; het verzorgen van de collectieve en openbare ruimten; het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden; het bieden van waarborgen voor stedelijke landbouw; het behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen en het stimuleren van een stedelijk mobiliteit- en locatiebeleid. A.2. Brugge als regionaalstedelijk gebied In de gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen wordt Brugge geselecteerd als regionaalstedelijk gebied omwille van haar bestaande en gewenste functioneel-ruimtelijke positie in de Vlaamse stedelijke structuur en de ruimtelijke potenties die zij heeft ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen. 6 Het regionaalstedelijk gebied Brugge is als stedelijk gebied ook geselecteerd als economisch knooppunt Goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 23 september 1997 houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het decreet van 17 december 1997 houdende bekrachtiging van de bindende bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 1997 houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. 5 RSV p RSV p RSV, p. 585 Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 5

10 In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt aangegeven dat delen van de gemeenten Brugge, Damme, Jabbeke, Oostkamp en Zedelgem tot het regionaalstedelijk kunnen behoren 8. Deze opsomming is indicatief. In de afbakening van stedelijke gebieden wordt concreet aangegeven waar een stedelijkgebiedbeleid zal gevoerd worden. De regionaalstedelijke gebieden nemen omwille van hun verzorgingsniveau, hun stedelijke voorzieningen en hun economische structuur een belangrijke plaats in in de ruimtelijke structuur van Vlaanderen. Het beleid in de regionaalstedelijke gebieden is gericht op het maximaal benutten van de bestaande en toekomstige stedelijke potenties. Net zoals de grootstedelijke gebieden hebben regionaalstedelijke gebieden weliswaar op een lager niveau in kwantitatief en kwalitatief opzicht grote potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Dit houdt ook in dat een aanbodbeleid moet gevoerd worden om, behalve de stedelijke ontwikkeling te stimuleren, ook de lintontwikkeling te stoppen en het buitengebied van stedelijke ontwikkeling te vrijwaren. In de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt gesteld dat regionaalstedelijke gebieden afgebakend worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen door het Vlaams Gewest in samenspraak met de betrokken bestuursniveaus 9. B De bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Brugge is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als regionaalstedelijk gebied. De naam van het stedelijk gebied verwijst naar de centrale gemeente, maar stedelijke gebieden kunnen één of meer gemeenten of delen ervan bevatten. Het regionaalstedelijk gebied Brugge is als stedelijk gebied ook een economisch knooppunt. Een belangrijk deel van de bijkomende woongelegenheden en nieuwe bedrijventerreinen moet terecht komen in de stedelijke gebieden. Van de geraamde behoefte aan bijkomende woongelegenheden in Vlaanderen in de periode moet een minimum aantal gerealiseerd worden in de gemeenten die deels of geheel tot de stedelijke gebieden behoren, in de provincie West-Vlaanderen is dat 67%. De behoefte aan uit te rusten bedrijventerreinen in Vlaanderen is ha tot 2007 (6000 effectief, 4000 reserve), waarvan 6964 bijkomend af te bakenen. In de provincie West-Vlaanderen dient 76 à 81% van de nieuwe bedrijventerreinen (voor lokale, regionale en historisch gegroeide bedrijven) in de economische knooppunten (waaronder de stedelijke gebieden) afgebakend te worden. Het regionaalstedelijk gebied Brugge wordt in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen door het Vlaams Gewest afgebakend in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De voorbereidende fase van de uitwerking van dit uitvoeringsplan is gebeurd in samenspraak met de betrokken bestuursniveaus. Binnen de afbakening van het regionaalstedelijk gebied wordt ruimte voorzien om het aanbodbeleid voor bijkomende woongelegenheden en bedrijventerreinen vorm te geven RSV p. 336 RSV, p Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 6

11 DEEL 3 - Voorafgaand onderzoek en overleg: Resultaten van het afbakeningsproces 3 A Opzet van het overleg tijdens het afbakeningsproces Het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Brugge is in drie fases doorlopen. In stap één (zomer 2002) werden de krijtlijnen voor het proces uitgetekend in een procesnota en een oriëntatienota en getoetst aan de verwachtingen en toekomstige projecten voor het stedelijk gebied. In stap twee (zomer zomer 2003) is er specifiek onderzoek verricht naar de ruimtelijk economische structuur, wonen en de grensstellende elementen van het buitengebied en mobiliteit. Gelet op de specifieke vraag voor een hoogwaardig bedrijventerrein in het gebied ter hoogte van de Chartreuseweg is een potentieanalyse opgemaakt voor dit gebied. In uitvoering van het Zomerakkoord 2002 van de Vlaamse regering is voor dit terrein als voorafname een proces buiten het afbakeningsproces opgestart dat heeft geleid tot de goedkeuring van het gewestelijk RUP Chartreuse op 24 april In stap drie (vanaf april 2003) werd vanuit de kennis uit de deelonderzoeken en de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur een voorstel van afbakening uitgewerkt. Het afbakeningsproces is verlopen volgens de stappen die in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 10 werden voorzien. Het werd gevoerd in nauwe samenwerking tussen de drie bestuursniveaus, met name het Vlaams gewest, de provincie West-Vlaanderen en de gemeenten Brugge, Damme, Jabbeke, Oostkamp en Zedelgem en in overleg met de betrokken overheidssectoren en met de verschillende maatschappelijke groepen en geledingen. Er is overleg gevoerd in verschillende overlegorganen (dagelijks bestuur, stuurgroep, overleggroep,..). Het afbakeningsproces heeft geleid tot het voorstel van afbakening (najaar 2004). Daarnaast is vanuit het zogenaamde Burgemeestersoverleg een nota uitgewerkt, genaamd Afweging potentiële locaties waarin alle locaties, zowel deze voorgesteld door de opdrachthouder als door de burgemeesters, werden geëvalueerd. Het voorstel van afbakening en de nota van het burgemeestersoverleg vormen de inhoudelijke basis van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Bovendien is in dit ontwerp een alternatieve locatie opgenomen voor de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerreinen in Sint-Elooi (Zedelgem). Ter ondersteuning van dit proces en het uitwerken van een voorstel van afbakening heeft de administratie een opdracht toegewezen aan WVI West-Vlaamse Intercommunale in samenwerking met Groep Planning en WES Onderzoek & Advies. In onderstaande kadertekst wordt de visie zoals opgenomen in het voorstel van afbakening samengevat. Het gaat dus expliciet over de visie zoals gefinaliseerd in Het RUP is geen letterlijke vertaling van deze visie. Sedert 2004 zijn bepaalde elementen gewijzigd. Deze wijzigingen worden besproken in deel 5, per deelgebied. B Hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor het stedelijk gebied In het afbakeningsproces werd een hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor het regionaalstedelijk gebied Brugge uitgewerkt. Deze hypothese vormt de inhoudelijke basis voor concrete acties i.v.m. het stedelijk gebiedbeleid en voor de afbakening van het stedelijk gebied. Het opstellen van de gewenste ruimtelijke structuur is binnen dit proces geen doel op zich maar moet worden beschouwd als een hulpmiddel om de verschillende ruimteaanspraken ten opzichte van elkaar en van de ruimtelijke draagkracht af te wegen. De visie op het regionaalstedelijk gebied Brugge gaat uit van de dubbele vaststelling in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen dat Brugge een minder gunstige ligging ten opzichte van de huidige stedelijke ontwikkelingen van Europese betekenis (hoogwaardige investeringen, internationale bedrijvigheid, logistieke en knooppuntfuncties ) en dat de haven, de verdere ontwikkeling van bedrijvigheid, de uitbouw van de dienstverlenende sector (onderwijs, cultuur en verzorging) en het toerisme troeven zijn. Onderstaande doelstellingen zullen de operationalisering van deze troeven helpen ondersteunen. Toewijzen van een rol aan de verschillende entiteiten van het RSG Brugge. Behouden van de identiteit van en toewijzen van een rol aan de verschillende entiteiten van het regionaal stedelijk gebied, met name de historische binnenstad, de stedelijke wijken en de perifere kernen. Optimaliseren van het uitstekend woon- en leefklimaat van het RSG Brugge. In standhouden en versterken van de grote variatie aan groene ruimten en landschappen met recreatieve mogelijkheden, in het stedelijk gebied. Verhogen van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorzieningen in 7 10 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, richtinggevend deel, blz 344 ( ). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 7

12 verweving met het wonen in functie van het beheersen van de automobiliteit. Aanbrengen van meer variatie in een voor iedereen betaalbaar woningaanbod en woonmilieu, rekening houdend de toenemende differentiatie in leefstijlen en behoeften. Ruimte bieden voor verzorgende en economische functies en stimuleren van de economische dynamiek. Op peil houden van een voldoende en kwalitatief aanbod aan bedrijventerreinen en aan ruimte voor activiteiten met een verzorgend karakter (overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en toerisme).goed en dynamisch beheren van het aanbod in functie van een zuinig en optimaal ruimtegebruik, rekening houdend met het profiel van het bedrijf en het mobiliteitseffect Optimaliseren van de verkeers- en vervoerinfrastructuur en benutten openbaar vervoerspotenties ter sturing van stedelijke ontwikkelingen. Verbeteren van de regionale ontsluiting van het stedelijk gebied en tegelijkertijd ook de Zeehaven. Ruimtelijke ontwikkelingen benaderen vanuit vlotte functionele relaties tussen de kern Brugge, de perifere kernen en de tewerkstellingszones. Versterken van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de fiets via een gericht locatiebeleid. Op een gerichte manier functie geven aan groene open ruimte gebieden ter vrijwaring van open ruimte kwaliteiten. Vrijwaren van grote, aaneengesloten open ruimte gebieden. Gericht toekennen van een stedelijk programma om bebouwingsdruk tegen te gaan. B.1. Ruimtelijke concepten Voor de ruimtelijke concepten werd de bestaande ruimtelijke structuur als uitgangspunt genomen. De concepten zijn een ruimtelijke vertaling van de doelstellingen. Het geheel van concepten geeft de ontwikkelingsrichting voor het regionaal stedelijk gebied aan. Stationsomgeving strategisch vervoers- en activiteitenknooppunt De stationsomgeving wordt als multi-modaal vervoersknooppunt ontwikkeld en als strategische locatie voor kerngebonden regionaal stedelijke en stedelijke voorzieningen verder uitgebouwd. De complementariteit van de verschillende vervoerswijzen (trein, bus, auto, langzaam verkeer) wordt maximaal ingezet. De beschikbare ruimte dient dan ook intens benut te worden voor personeels- en bezoekersintensieve activiteiten. De omgeving van het station beschikt over ruime potenties voor de vestiging van kantoren, diensten en (grootschalige) (woon)voorzieningen zowel in de directe stationsomgeving als ter hoogte van het kanaaleiland. De N 31 drager van verzorgende en economische activiteiten van regionaal stedelijk niveau Bij locatie van nieuwe regionaal stedelijke ontwikkelingen zal de her in te richten N31 als drager van een kamstructuur met hoogdynamische activiteiten worden bestendigd en versterkt, waarbij een onderscheid dient gemaakt tussen drie deelgebieden die reeds in de bestaande structuur te onderscheiden zijn: een noordelijk deel (tot aan de spoorweg Brugge- Oostende) van de kamstructuur met ontsluitingen naar grootschalige zones die functioneren op regionaal stedelijk niveau; een middendeel (tot aan de Koning Albert I- laan) doorheen de stedelijke wijken, waarop naast de Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 8

13 woonfunctie, hoofdzakelijk verzorgende functies en diensten van regionaal stedelijk niveau op de kamstructuur geënt zijn; een zuidelijk deel door groen en open gebied en met rechtstreekse aansluiting op het hoofdwegennet (A 17 en E 40). De complementariteit tussen de stationsomgeving en de gebieden rond de N 31 is bij een locatiekeuze een belangrijke focus omdat de pluspunten van elke van de omgevingen optimaal moeten kunnen benut worden. Bijkomende stedelijke activiteiten krijgen er enkel een plek als de nood aan een autogerichte locatie vereist is en als de ligging in de stationsomgeving als multi-modaal knooppunt geen meerwaarde zou bieden voor de stedelijke activiteit. Vier radiale invalswegen structurerende elementen binnen het regionaal stedelijk gebied De radiale invalswegen vormen belangrijke infrastructuren binnen de mobiliteitsstructuur op stedelijk niveau. Deze invalswegen die in de bestaande ruimtelijke structuur ook een activiteitenstructuur (Gistelsesteenweg, Maalsesteenweg, Baron Ruzettelaan Bruggestraat, Koning Albert I-laan) vormen, worden als structurerend element verder versterkt in functie wonen en aanvullende activiteiten bij het wonen die het wijkniveau overstijgen. Deze activiteitenstructuur zal de spil vormen van een duurzamer en door de eenvoudige structuur uitstekend leesbaar regionaal stedelijk mobiliteitsbeleid. Door ze verder te versterken met wonen en activiteiten aanvullend aan het wonen, wordt het optimaliseren van het openbaar vervoer en het fietsverkeer langs deze invalswegen nog zinvoller. Stadsring structurerend element Strategische locaties langs de stadsring worden geoptimaliseerd. Daarbij gaat het op vandaag om de stationsomgeving en de omgeving van de Sint-Pieterskaai. Deze laatste (en veemarkt) wordt geoptimaliseerd volgens het huidige functioneren in functie van grootschalige handel. Groene gordel aaneengesloten drager van open ruimte-activiteiten De groene gordel tussen de kernstad en de perifere kernen zal als open ruimte worden gehandhaafd zodat de open ruimte het stedelijk gebied blijft doorsnijden. De gordel staat voor het behoud van landbouwactiviteiten rond het stedelijk gebied, voor het behoud en de duurzame ontwikkeling van ecologisch en landschappelijk waardevolle gebieden, voor het behoud en het versterken van stedelijke open ruimte activiteiten. Gezien het strategisch belang binnen het regionaal stedelijk gebied ligt een grote bebouwingsdruk op de groene gordel ter hoogte van de invalswegen.om een tegengewicht te kunnen bieden aan deze druk wordt er naar gestreefd aan deze open ruimtecorridors in de groene gordel, waar zinvol, een stedelijke open ruimtefunctie te koppelen of bestaande dergelijke functies te versterken. Het behouden en versterken van de aaneengesloten structuur van de groene gordel biedt mogelijkheden voor: - de relatie tussen het stedelijk gebied en het buitengebied; Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 9

14 - het versterken van recreatieve fietsroutenetwerken die de groene gordel doorsnijden; - het verzekeren van de relatie tussen de open ruimte, de perifere kernen en de kernstad. Kernstad met satellieten De kernstad (zijnde de historische binnenstad en de stedelijke wijken) en de perifere kernen worden als compacte gehelen ontwikkeld, ruimtelijk gescheiden door de groene gordel. De kernstad (en niet de satellieten) neemt de bijkomende regionaal stedelijke voorzieningen op. Een aantal perifere kernen rond de kernstad wordt als woonsatelliet opgenomen. De selectie van woonsatellieten ondersteunt het concept van de radiale invalswegen: de perifere kernen Loppem, Oostkamp, Sijsele en Varsenare worden als satellieten geselecteerd omdat ze doorsneden worden door één van de vier radiale invalswegen die een activiteitenstructuur vormen (zie hoger). Deze perifere kernen nemen, voor zover noodzakelijk, taakstellingen in functie van wonen op. Naast de woonsatellieten wordt ook de economische pool Sint-Elooi gezien als satelliet; dit wegens de bestaande concentratie aan bovenlokale bedrijvigheid gekoppeld aan een invalsweg die functioneel goed verbonden is met de stedelijke structuren N 31 en de radiale invalswegen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 10

15 B.2. Hypothese van gewenste ruimtelijke structuur De verschillende aan elkaar complementaire concepten, worden samengebracht in de gewenste ruimtelijke structuur. Deze gewenste ruimtelijke structuur geeft de structuur aan voor de nodige bijkomende stedelijke activiteiten. Kaart 1: Hypothese van gewenste ruimtelijke structuur (uit het voorstel van afbakening) 1. Wonen Vanuit de bestaande structuur en de concepten worden de volgende uitgangspunten naar voor geschoven voor de gewenste nederzettingsstructuur: Het wonen versterken in de kernstad en de perifere kernen gekoppeld aan invalswegen die naast een mobiliteitsfunctie ook een activiteitenfunctie opnemen Gericht verweven van verschillende functies en woontypologieën om leefbare buurten te creëren Gedifferentieerd huisvestingsbeleid voeren naar bevolkingsgroepen en woningtypologie Vrijwaren van die elementen die grensstellend zijn vanuit hun intrinsiek belang voor natuur, landschap, landbouw, de open ruimte en water. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 11

16 Het regionaal stedelijk gebied Brugge kent een ruimtelijke diversiteit aan stedelijke woonomgevingen, wat vraagt om een gebiedsgerichte aanpak. Vanuit de bestaande ruimtelijke structuur wordt het stedelijk gebied onderverdeeld in drie deelgebieden: de historische binnenstad, de stedelijke wijken (vroegstedelijke en naoorlogse) en de perifere kernen. Op niveau van het stedelijk gebied wordt het wonen vooral gestructureerd door de stadsring, de invalswegen en de N 31. Wegens de specifieke rol binnen het stedelijk functioneren naar wonen toe worden de invalswegen hieronder ook apart behandeld. Historische binnenstad: continueren van het stadsvernieuwingsbeleid De historische binnenstad als hét hart van de stad is en blijft het middelpunt van het regionaal stedelijk gebied. Er dient over gewaakt te worden dat het toerisme de woonfunctie niet verder verdringt, opdat de leefbaarheid gegarandeerd blijft. De permanente aandacht voor de kwaliteit van de binnenstad en haar stedelijk woonweefsel dient te worden gecontinueerd. Er zijn weinig nieuwe woningbouwlocaties voorhanden omwille van de aanwezigheid van andere functies. De aandacht zal dus vooral moeten uitgaan naar renovatie, vernieuwbouw en het aanpakken van de leegstand door bijvoorbeeld het wonen boven winkels te stimuleren. Waar mogelijk worden innovatieve woningbouwprojecten (gemengd met andere functies) gestimuleerd op vrijgekomen locaties. Vroegstedelijke wijken: versterken van de woonfunctie In tegenstelling tot de binnenstad waar de trend tot renovatie en vernieuwbouw van woningen van slechte kwaliteit reeds lang is ingezet, dient renovatie en vernieuwbouw in deze wijken ten noorden van de binnenstad verder gestimuleerd te worden door de overheid. De leegstaande bedrijfspanden dienen herbestemd te worden voor wonen, in verweving met andere functies (diensten, kantoren,...). Leegstaande bedrijfspanden die in aanmerking komen zijn allen gesitueerd langsheen de Ringvaart (Houtkaai, Kolenkaai) en de Damse Vaart (Noorweegse Kaai, Damse Vaart Zuid), en hebben zodoende belangrijke potenties voor wonen aan het water. Hiernaast dient de woonfunctie in de vroegstedelijke wijken versterkt te worden door het ontwikkelen van de nietuitgeruste bouwgrondreserves in Sint-Pieters. Na-oorlogse stedelijke wijken: verdichten en samenhang zoeken De deelgemeenten Assebroek, Sint-Andries, Sint-Kruis, Sint-Michiels en (in mindere mate) Koolkerke zijn vanuit de binnenstad radiaalsgewijs gegroeid langs de invalswegen door een stelselmatige invulling van de achterliggende gronden. Het begeleiden en structureren van de invulling van de taakstelling is hier de eerste opdracht. Belangrijk hierbij is de aandacht voor de omgeving: de waardevolle open ruimten dienen open gehouden te worden. Anderzijds kan er plaatselijk, en dan vooral in de nabije omgeving van de invalswegen, een bepaalde mate van verdichting (o.a. door meergezinswoningbouw) nagestreefd worden. In de oude dorpskernen van de deelgemeenten dient een stadsvernieuwingsbeleid gevoerd te worden (vnl. Assebroek, Sint-Kruis en Sint-Andries, waar 30 tot 40% van het woningbestand dateert van voor 1945). Het zullen immers deze kernen zijn (en veel minder de binnenstad) die, wanneer er een afname van het aantal gezinnen zal ontstaan en wanneer er onvoldoende aandacht naar kwalitatief wonen gaat, het eerst slachtoffer zullen worden van een mogelijk nieuwe leegstandsgolf. In deze kernen dienen de inbreidingsmogelijkheden te worden onderzocht. Tenslotte dienen er maatregelen getroffen te worden om de barrièrewerking van de expresweg N31 in het woonweefsel van Sint-Andries en Sint-Michiels zoveel mogelijk in te perken. Over de geplande ondertunneling van de N 31 heen kunnen voorzieningen worden ontwikkeld die een band tussen de wijken creëren. Perifere kernen: versterken van de woonfunctie met behoud van identiteit De perifere kernen zullen een deel van het nodige woningaanbod (niet-uitgeruste gronden in woongebied en woonuitbreidingsgebied) van het stedelijk gebied op zich moeten nemen omdat in de kernstad en de stedelijke wijken onvoldoende geschikte ruimte beschikbaar is. De versterking van de woonfunctie moet gebeuren met respect voor de eigen identiteit en wordt gekoppeld aan invalswegen die structurerend werken op stedelijk niveau. Dit laatste houdt in dat enkel die kernen aan bod komen die gekoppeld zijn aan invalswegen die structurerende werken in de relatie tussen de kernstad en de perifere kernen: Varsenare, Loppem, Oostkamp en Sijsele. Daarbij is van belang dat de perifere kernen niet vergroeien met de kernstad door het behoud van de groene gordel ter hoogte van de invalswegen. Sterke verweving op stedelijk niveau in de omgeving van invalswegen Gezien de structurerende werking van de invalswegen door de stedelijke wijken, wordt in de nabije omgeving ervan verweving van wonen en stedelijk wijkniveau-overschrijdende activiteiten aanvullend aan het wonen, verder nagestreefd. De omgeving van deze invalswegen is namelijk vlot bereikbaar vanuit elke plek van de stedelijke wijken maar kan ook, wegens de verbindingsfunctie van deze invalswegen binnen het stedelijk gebied, vlot bereikt worden vanuit de perifere kernen en vanuit de binnenstad. Door de capaciteit van de wegen te verhogen door er openbaar vervoersassen van te maken wordt verdere verdichting ook mogelijk (zie ook verkeers- en vervoersstructuur). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 12

17 Wegens de meer externe ligging van de perifere kernen wordt de omgeving van de invalswegen enkel verdicht op het niveau van de kern zelf. Bijkomende activiteiten van regionaalstedelijk niveau (uitgezonderd wonen) krijgen er geen plek meer. Binnen de gewenste ruimtelijke structuur zijn aandachtspunten voor een kwalitatief woonbeleid opgenomen voor het ontwikkelen van woongebieden. Het toepassen van deze aandachtspunten is een taak van de gemeenten. Het gaat om het streven naar optimale dichtheden en zuinig ruimtegebruik, versterken van de multifunctionaliteit en een differentiatie van de woningvoorraad. Invulling van de taakstelling Van de opgelegde taakstelling voor de periode (7.700 à woongelegenheden) zijn er in de periode reeds ca woningen gerealiseerd in de stedelijke agglomeratie Brugge en de kernen Varsenare, Loppem, Sint-Elooi, Oostkamp en Sijsele. De geactualiseerde taakstelling ( ) voor het regionaalstedelijk gebied Brugge bedraagt zodoende à woongelegenheden. Volgende elementen kunnen bijdragen tot een woonbeleid gericht op versterking van het regionaalstedelijk gebied en ruimtelijke kwaliteit, met aandacht voor een verantwoorde inpassing in het bestaande weefsel. Continueren van het leegstands- en renovatiebeleid. Hoewel de leegstand in Brugge beperkt is dankzij het gevoerde beleid in het verleden, en de impact op de taakstelling dus gering is, moet een verdere aanpak van de overtollige leegstand en de renovatie van minderwaardige woningen een belangrijk beleidsthema blijven. Concreet betekent dit: het benutten van de langdurige leegstand (ca. 430 woongelegenheden). het voeren van een gericht beleid met maatregelen en acties ter bevordering van vernieuwbouw en renovatie van bestaande woningen, vooral in de binnenstad, in de oudere stedelijke wijken (Sint-Pieters, Kristus- Koning en Sint-Jozef) en in de oude dorpskernen van de latere stedelijke wijken. het herbestemmen van leegstaande niet-woongebouwen die hun vroegere functie verloren hebben. De meeste van deze gebouwen zijn gelegen in de historische binnenstad of langsheen de Brugse kanalen wat ze tot aantrekkelijke woonlocaties maakt (ca. 300 woongelegenheden). Invulling kavels langs uitgeruste weg. Een belangrijk deel van de taakstelling wordt geleverd door het invullen van uitgeruste kavels al dan niet gelegen in een goedgekeurde verkaveling. Er wordt uitgegaan van een realisatiegraad van 30% voor kavels buiten goedgekeurde verkavelingen, en van 48% voor kavels binnen verkavelingen11. Op die manier kunnen respectievelijk 730 woningen gerealiseerd worden binnen goedgekeurde verkavelingen, en 450 langs uitgeruste weg. Aan te snijden niet-uitgeruste gronden in woon- en woonuitbreidingsgebied. Behoudens de woonuitbreidingsgebieden in nuloptie, een deel van het woonreservegebied ter hoogte van Koolkerke en het woonuitbreidingsgebied in Loppem, worden quasi alle niet-uitgeruste gronden in woongebied en woonuitbreidingsgebied binnen de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied Brugge opgenomen in de woonprogrammatie. Voor deze niet-uitgeruste gronden moet een realisatiegraad van 48% nagestreefd worden. Alle woonuitbreidingsgebieden kunnen aangesneden worden zonder de opmaak van een woonbehoeftenstudie: via het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van de afbakening worden ze omgezet in stedelijk woongebied. De inrichting van deze gebieden (opstellen van fasering, vastleggen woningtypes, dichtheid, ontsluiting, groenelementen, speelpleinen, ) behoort tot het takenpakket van de gemeenten. Uiteraard bestaat ook de mogelijkheid om ondersteunende functies (bv. gemeenschapsvoorzieningen, lokale recreatie, ) te ontwikkelen in deze gebieden. Aan te snijden gebieden buiten het juridisch aanbod. Aangezien er in Varsenare geen juridisch aanbod meer aanwezig is, wordt geopteerd voor een inname in fasen van agrarisch gebied, in reeds aangetast gebied, direct aansluitend bij de kern. Nader onderzoek over de fasering (voor en na de planperiode) is nog nodig. Het industrieterrein in de Leliestraat (3,5 ha in de omgeving van de economische pool St-Elooi) wordt herbestemd naar wonen wegens het niet goed gelegen zijn van de gronden in functie van bedrijvigheid (bereikbaarheid, aanwezigheid beekvallei), terwijl het gebied als woongebied wel een kwalitatieve meerwaarde kan betekenen. Onderstaande tabel maakt de confrontatie van de taakstelling met het aanbod aan woongelegenheden. De taakstelling wordt ruimschoots gehaald Deze realisatiegraden gelden voor de 16-jarige periode van 1991 tot Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 13

18 Tabel 1: Confrontatie aanbod en taakstelling voor de gewenste groei Taakstelling bij herziening RSV - Aantal Minimaal Maximaal Initiële taakstelling bij herziening RSV ca ca Geactualiseerde taakstelling Leegstaande woningen Leegstaande niet-woongebouwen 50% Kavels in goedgekeurde verkaveling 48% Kavels langs uitgeruste weg 30% Kavels in niet-uitgeruste grond in woonzone 48% Kavels in woonuitbreidingsgebied 48% Kavels in woonreservegebied 48% Kavels in nieuw te bestemmen woongebied Totaal Strategische projecten en strategische acties wonen Onder strategische projecten worden projecten, maatregelen en acties begrepen, die inhoudelijk en qua tijdshorizon prioritair zijn en minstens in de planperiode worden aangevat en die een bijzondere aanpak en inzet van de actoren vereisen, bij voorkeur in het kader van een specifieke organisatiestructuur. Het doel van de projecten bestaat in het geven van een impuls aan de stadsvernieuwing. Het kan zowel gaan om geïntegreerde projecten binnen een specifiek gebied, projecten vanuit een specifieke deelstructuur (wonen, bedrijvigheid,..) en/of projecten met een belangrijke ruimtelijke samenhang. Het hoofdstation Brugge is het belangrijkste openbaar vervoersknooppunt van het regionaal stedelijk gebied, op korte afstand van het centrum van Brugge gelegen (met een kwalitatieve wandelroute tussen beide) en derhalve een uitgelezen locatie voor een verweving van stedelijke activiteiten zoals de vestiging van kantoren, onderwijsconcentraties, grootschalige voorzieningen zoals bijvoorbeeld een cinemacomplex, beurshalle, fuifzaal, karting ), (jeugd)hotel, wonen Gelet op de grote potenties van de ruimere stationsomgeving, waartoe ook het kanaaleiland kan gerekend worden, zijn meerdere projecten binnen het strategisch project mogelijk. Neutelings-Riedijk architecten maakte een stadsontwerp die de ruime potenties van de stationsomgeving bloot legt. Het gedeelte dichtst aansluitend bij het station zelf, ter hoogte van de parkeerplaats, werd omgezet in een BPA. Mocht de bestaande beurshal ter hoogte van t Zand verdwijnen, dan biedt het kanaaleiland een uitgelezen locatie voor het realiseren van een nieuwe voor het stedelijk gebied beeldbepalende beurshal. De relatie met het centrum van de stad is op vandaag reeds kwalitatief, ook voor de zachte weggebruiker. De relatie stationkanaaleiland voor de zachte weggebruiker moet echter veiliger en kwalitatiever worden. Gezien de beleidsoptie om in een regionaal bedrijventerrein voor kantoorachtigen te voorzien ter hoogte van Chartreuse en gezien het feit dat dit gebied een onderdeel vormt van de groene gordel, is de manier waarop het gebied ontwikkeld wordt en inspeelt op relaties met de omgeving van groot belang. Een stedenbouwkundige studie moet de mogelijkheden voor een kwalitatieve en verdichte ontwikkeling bloot leggen zodat van daaruit de elementen aangeboden kunnen worden voor een kwalitatieve inrichting van het gebied. In Sint-Elooi is een betere afstemming tussen wonen en werken prioritair. De woonfunctie wordt er op vandaag sterk gehinderd door zwaar vervoer tengevolge van de bedrijvigheid. Welke elementen kunnen benut worden om de woonkwaliteit te versterken zonder het aanbod aan bedrijventerreinen aan te tasten dient nog verder onderzocht te worden. Een verkeersstudie is noodzakelijk om zicht te krijgen op een mogelijke zinvolle ruimtelijke aanpak in functie van ruimtelijke kwaliteit. Om de woonfunctie te stimuleren en attractief te maken moet in de stedelijke gebieden gestreefd worden naar een gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad. Een strategische actie wonen binnen de afbakening van het stedelijk gebied kan voor bepaalde locaties de stimulans betekenen om daadwerkelijk een aantrekkelijke woonlocatie in hoge dichtheden te realiseren. Het moet een voorbeeldfunctie vervullen voor het nieuwe stedelijk Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 14

19 wonen. Kwaliteit naar woonomgeving, aantrekkelijk stedelijk wonen en bereikbaarheid staan in deze strategische projecten voorop. Naast enkele projecten in de binnenstad en de stedelijke wijken van Brugge verdienen woonlocaties nabij de openbare vervoersassen in de perifere kernen de bijzondere aandacht. Door het goede voorzieningenniveau en de bereikbaarheid wordt ook hier gestreefd naar woonbuurten waarbij gezocht moet worden naar nieuwe woontypologieën met een stedelijke invulling, en waar rekening gehouden wordt met de elementen aangehaald in het kader van het voeren van een kwalitatief woonbeleid. Voor Brugge staat de herbestemming van de Nieuwe Molens in Kristus-Koning voorop evenals de uitbreiding van de sociale woonwijk Sint-Pietersmolenwijk in Sint-Pieters. Voor deze laatste wijk hebben Stad Brugge en de VHM reeds een stedenbouwkundige wedstrijd uitgeschreven. Voor Oostkamp wordt de ontwikkeling van het woonuitbreidingsgebied langsheen de Fabiolalaan naar voren geschoven als strategisch woonproject. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de nabijheid van de E40. Het gebied heeft de watertoets doorstaan maar kan als waterziek worden beschouwd (NOG: van nature overstroombaar): bij het bouwrijp maken dient voorzien in voldoende waterbuffering om een versnelde afvoer naar de Lijsterbeek te voorkomen. Voor Sijsele staat de ontwikkeling van de woonuitbreidingsgebieden Stakendijk (deels voor bejaardenwoningen) en Spermalie fase II voorop, in samenhang met de uitbouw van het openbaar vervoer naar Sijsele. Voor Loppem wordt binnen Chartreuse, in bijkomende ruimte voor stedelijk wonen voorzien. 2. Bedrijvigheid Vanuit de bestaande structuur en de concepten worden de volgende uitgangspunten naar voor geschoven voor de gewenste ruimtelijk-economische structuur: Bestaande bovenlokale bedrijven met uitbreidingsproblemen buiten het stedelijk gebied aanpakken in geëigende planprocessen parallel met afbakeningsproces Vertrekken vanuit de bereikbaarheid van de plek, in het bijzonder voor openbaar vervoer Enten van de gepaste ontwikkelingen aan de geëigende systemen rond infrastructuren Vrijwaren van die elementen die grensstellend zijn vanuit hun intrinsiek belang voor natuur, landschap, landbouw, de open ruimte en water. De gewenste economische structuur op stedelijk niveau bestaat uit systemen rond het station van Brugge, de N 31, de invalswegen, de Sint-Pieterskaai en het Boudewijnkanaal. Uitbouwen van een toplocatie voor kantoren rond het station van Brugge. De potenties van de stationsomgeving (inclusief de directe omgeving) moeten maximaal worden benut. Hierbij wordt zo veel mogelijk ingespeeld op het bereikbaarheidsprofiel (openbaar vervoer) van deze plek. Het is daarom een belangrijke en prioritaire locatie voor een gemengde ontwikkeling van kantoren, voorzieningen en woningen. Het realiseren van een dynamische omgeving rond het station vormt een uiterst belangrijk element in het streven naar een meerwaarde voor het regionaal stedelijk gebied. Belangrijk hierbij is dat de verschillende actoren het potentieel aan ruimte zo snel en efficiënt mogelijk activeren en zo nodig de bestaande juridisch-stedenbouwkundige randvoorwaarden bijsturen. Zo kan ook gedacht worden aan een haalbaarheidsonderzoek dat direct de projectontwikkeling kan ondersteunen. N 31 versterken met gemengde regionale bedrijventerreinen. De N31 is de drager voor de ontwikkeling van economische activiteiten op het niveau van het regionaal stedelijk gebied Brugge. Deze functie wordt bestendigd en versterkt. Nieuwe bedrijfsactiviteiten krijgen er enkel een plek als de nood aan een autogerichte locatie vereist is en als de ligging in de stationsomgeving als multi-modaal knooppunt geen meerwaarde zou bieden voor de stedelijke activiteit. Na de ombouw van de N31 zal het bereikbaarheidsprofiel van diverse bestaande zones en potentiegebieden toenemen. Dit maakt dat over het gehele traject de ontsluiting gelijkwaardiger wordt voor het autoverkeer. Door de opwaardering van de N49 tot hoofdweg en de volwaardige aanleg van de AX tussen Blauwe Toren en Westkapelle (aansluiting op de N49/A11) zal een belangrijk deel van de wegontsluiting van de zeehaven niet afhankelijk blijven van de N31. Dit komt de rol van de N31 als stedelijke economische ontwikkelingsas ten goede en biedt mogelijkheden voor bijkomende activiteiten, geënt op de N31. Wegens het goed functioneren in de bestaande toestand wordt het verweven voorkomen van bedrijvigheid en grootschalige kleinhandel in Blauwe Toren bestendigd. De nog open ruimte tussen N 31 en Blankenbergsesteenweg wordt gereserveerd voor de nodige regionale bedrijventerreinen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 15

20 Consolideren en optimaliseren van de bestaande kleinhandelsconcentraties rond de stadsring (Sint- Pieterskaai) en de invalswegen. De systemen rond de invalswegen bestaan uit een verweving van wonen en economische activiteiten zoals kantoor- en handelsactiviteiten. Grootschalige kleinhandel komt er op een aantal plaatsen geconcentreerd voor. In de binnenstad worden voldoende ruimtelijke kwaliteiten geboden om de concurrentie met de overige stedelijke en perifere handelsconcentraties aan te kunnen. Een gericht stedelijk beleid moet ook zorgen voor een verdere evenwichtige ontwikkeling van de commerciële activiteiten zonder de druk op de leefbaarheid van de binnenstad ongewenst te laten toenemen. Op stedelijk niveau werd reeds een beleid gevoerd om, in complementariteit met de binnenstad, een aantal bestaande kleinhandelsconcentraties te versterken en dat op andere plekken af te remmen. Het betreft: de Maalsesteenweg; de omgeving van de Sint-Pieterskaai - Havenstraat - Fort Lapin. Hoge Express/Legeweg; het bedrijventerrein Veemarkt Sint-Michiels de Blauwe Toren de Rampe Ter hoogte van de Blauwe Toren, de veemarkt in Sint-Michiels en de Sint-Pieterskaai kunnen bijkomende mogelijkheden gecreëerd worden. Na een precieze geografische afbakening van de eventueel nog beperkt aanwezige ruimtelijke mogelijkheden (binnen deze kleinhandelszones) dient afgewogen te worden welke ontwikkeling nog wel kan toegelaten worden. Hierbij moet de na te streven leefbaarheid van het gebied gerespecteerd worden. Met betrekking tot de Maalsesteenweg is een herorganisatie van de bestaande vestigingen met bijhorende parkeerterreinen gewenst; deze herstructurering moet leiden tot een efficiënter gebruik van de publieke en private ruimten, een aangenamer buitenomgeving en meer verkeersleefbaarheid. Vanuit de bestaande situatie wordt Sint-Elooi bestendigd als concentratiegebied voor bedrijvigheid. Dit gebied is gekoppeld aan een invalsweg en is goed ontsloten via het openbaar vervoer. Verder onderzoek moet uitmaken hoe de problematiek in de confrontatie tussen wonen en werken kan aangepakt worden. Daarbij moet het wegtrekken van bestaande bedrijven, de ontsluiting van bedrijven, het verkeer in het Torhoutse- en de Ruddervoordestraat en de woonkwaliteit mee in rekening gebracht worden. Binnen de bestaande industriegebieden van de haven (Nijverheids- en Handelsdok, Herdersbrug watergebonden en L. Coiseaukaai) is nog een aanbod aan terreinen die omwille van hun ligging potenties bezitten voor zeehaven- en watertransportgebonden activiteiten. Deze potenties moeten worden gevrijwaard. Deze mogelijkheden moeten verder ontwikkeld worden in het kader van het strategisch plan voor de haven van Brugge- Zeebrugge. Optimaliseren van bestaande bedrijventerreinen en leegstaande bedrijfsgebouwen. Het versterken van het imago van de bestaande bedrijventerreinen is van belang voor de uitstraling van het regionaal stedelijk gebied. Een goed beheer van deze terreinen is derhalve noodzakelijk, waarbij ook wordt gewaakt over het overmatig ontwikkelen van reserveterreinen door bedrijven. Een instrumentarium dient ook ontwikkeld om de herbestemming van leegkomende of leegstaande bedrijven en bedrijfsgebouwen te sturen, al of niet na renovatie- en herstructureringswerken. Bovendien dient nagegaan of het wegwerken van zonevreemde functies op bedrijventerreinen niet zou kunnen leiden tot een optimalisatie van het bedrijventerrein. Herbestemmen van bedrijventerreinen. Van een tweetal beschikbare terreinen werd door de respectievelijke gemeenten beslist om de bestemming als bedrijventerrein te schrappen. Het gaat hierbij om: Brugge: Vaartdijkstraat-Zuid 4,6 ha Zedelgem: Leliestraat 3,5 ha Wanneer voor deze beschikbare terreinen de bestemmingswijziging effectief zou worden doorgevoerd neemt de taakstelling toe met 8,1 ha. Hergebruik leegstaande bedrijfsgebouwen. Een aantal belangrijke sites zijn (tijdelijk) leeg komen te staan, ondermeer Philips (circa drievierden) en Hero. Ontwikkelen van nog niet aangesneden bedrijvenzone. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 16

21 Optimalisatie van het aanbod en herstructurering van Sint-Elooi. De confrontatie van bedrijvigheid met wonen (ondermeer verkeersproblematiek) vergt een aantal ingrepen in functie van een kwalitatief en doelmatig ruimtegebruik van Sint-Elooi. Fasering. Naast het feit dat voor grotere terreinen een fasering wordt opgelegd zodat niet zomaar ad hoc verder ontwikkeld wordt, zal het ene terrein ook sneller kunnen ontwikkeld worden dan het andere. Dit hangt ondermeer af van het feit of er nog een bestemmingswijziging nodig is. De aansnijding van Blauwe Toren-Noord voor bedrijven lijkt prioritair, gelet op de grote nood aan terreinen voor kleinere bedrijven. Bovendien is voor deze zone geen bestemmingswijziging noodzakelijk. Simultaan moet evenwel de aansnijding van de Spie voorbereid worden, zodat op middellange termijn terreinen voor grotere bedrijven kunnen aangeboden worden. Gezien de vorm van het gebied kunnen tevens kleinere percelen aangeboden worden. Ter hoogte van de Chartreuse kan, na goedkeuring van het RUP 12, de uitbouw worden opgestart. Invulling van de taakstelling bedrijvigheid (77 ha tot 2007, waarvan 25 ha lokale bedrijventerreinen en 7 ha voor zonevreemde bedrijven). Bijkomende mogelijkheden tot clustering van regionale en gemengde bedrijventerreinen: De zogenaamde spie (42 ha), gesitueerd ten zuiden van de N31 tussen de spoorweg naar Zeebrugge (in het oosten) en de spoorweg naar Blankenberge (in het westen) biedt mogelijkheden binnen de planperiode, doch gezien de aard van het ingesloten terrein wellicht voor grotere bedrijven. Omdat de vorm van deze ruimte niet optimaal is, is waarschijnlijk van de circa 42ha slechts een 30 ha nuttig bruikbaar. Verscheidene ontsluitingsmogelijkheden blijven open. Een tijdelijke ontsluitingsmogelijkheid (in afwachting van de realisatie van de AX) is haalbaar door middel van een parallelweg met de spoorlijn 51A, aansluitend via een te verbeteren Stationsweg op de Zeelaan (N 31). De uitbreidingszone van Blauwe Toren Noord met ontsluiting op de Blankenbergsesteenweg, die een vlotte verbinding heeft met de N31, via het recent heringerichte knooppunt N31-N371. Dit gebied (ca 15 ha) kan onmiddellijk worden aangesneden voor de vestiging van ambachtelijke bedrijven en KMO (cfr. de formulering in het gewestplan). Via een BPA wordt geopteerd om die zone te bestemmen voor grootschalige kleinhandel en hypermarkt, met ontsluiting via de Blankenbergsesteenweg, die een vlotte verbinding heeft met de N 31. Het agrarisch gebied ten westen van de Blankenbergsesteenweg (90 ha) en ten zuiden van de N31, gelegen tegenover het bedrijventerrein van de Blauwe Toren en de Sint-Pietersplas kan worden ontsloten via de Blankenbergsesteenweg naar de N 31 via het kruispunt N 31-N 371. Dit gebied geldt omwille van zijn ligging (in de noordwestelijke economische cluster van het stedelijk gebied), ontsluiting en de ruimtelijke condities (mogelijkheden tot buffering, landschappelijke inkleding en fysieke begrenzing door een infrastructuur in het noordwesten) als een belangrijke potentie voor de ontwikkeling van economische activiteiten. Het gebied, ruim 125 ha groot, is evenwel op vandaag een agrarisch gebied en aangemerkt als zeer waardevol voor de landbouw. Ontwikkelen van een gemengd regionaal bedrijventerrein voor kantoorachtigen Chartreuse (21 ha) ter hoogte van het knooppunt van de N 31 met de E 40. Oostkamp: Siemenslaan (2ha) 3. Grootschalige voorzieningen Volgende uitgangspunten worden naar voor geschoven voor grootschalige voorzieningen: Een optimale bereikbaarheid ondermeer door het openbaar vervoer; Ruimte vrijhouden voor de uitbreiding van bestaande voorzieningen; Inspelen op de aanwezige activiteiten die een voor de voorzieningen ondersteunende rol kunnen spelen; De Vlaamse regering heeft op het afzonderlijk gewestelijk RUP Chartreuse definitief vastgesteld. Op 9 juni 2009 werd het GRUP Chartreuse geschorst door de Raad van State. Naast de schorsing werd in het ingediende verzoekschrift ook de vernietiging van het RUP gevraagd. Over de eventuele vernietiging, die een onderzoek ten gronde inhoudt, heeft de Raad van State zich nog niet uitgesproken. In het ontwerp wordt de site Chartreuse aangeduid als locatie voor een nieuw voetbalstadion gecombineerd met een gemengd programma van kantoren en winkels en een voetbaloefencentrum (10 velden) tussen Oostkampse baan en de E40. Het noordelijk deel van Chartreuse behoud zijn karakter als open en groene ruimte, met behoud van de cultuurhistorische waarden. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 17

22 Vrijwaren van die elementen die grensstellend zijn vanuit hun intrinsiek belang voor natuur, landschap, landbouw, de open ruimte en water. Grootschalige voorzieningen op lokaal niveau en deze op het niveau van het stedelijk netwerk van de kust aanpakken in geëigende planprocessen. De gewenste structuur voor grootschalige voorzieningen is gebaseerd op een zo groot mogelijke multimodale bereikbaarheid. Nieuwe grootschalige locaties moeten een plek vinden in de omgeving van het station, hét stedelijk openbaar vervoersknooppunt, en in tweede instantie ter hoogte van de binnenhaven, voor zover deze niet in het zeehavengebied opgenomen worden.. Ter hoogte van bestaande grootschalige voorzieningen, gekoppeld aan de N 31, een invalsweg of een stadsring (Sint-Pieterskaai) kunnen ontwikkelingen van de bestaande voorzieningen verder uitgebouwd worden.. Het fietsroutenetwerk in het Brugse wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan de gewenste structuur voor grootschalige voorzieningen. Stationsomgeving. Met de stationsomgeving wordt bedoeld: het station van Brugge en de ruimere omgeving van het station waartoe behoren: het kanaaleiland, het gebied ter hoogte van de parkeerplaats en de onderwijs- en kantoorsites nabij het station ter hoogte van het noordelijk deel van de Koning Albert I-laan. De ontsluiting voor het verkeer gebeurt via de invalsweg Koning Albert I-laan en de stadsring die geënt zijn op de N 31. Met de fiets en het openbaar vervoer is de stationsomgeving vanuit alle hoeken van het regionaal stedelijk gebied perfect bereikbaar. De potenties van deze locatie, in de directe nabijheid van de binnenstad, de toeristische driehoek en het culturele hart rond het concertgebouw dienen maximaal benut voor grootschalige voorzieningen op stedelijk niveau. Ruime omgeving Sint-Pieterskaai-Binnenhaven. Deze overgangszone tussen de kernstad, de stedelijke wijken Sint-Pieters en Sint-Jozef en de bedrijvigheid in de haven biedt, door de nabijheid van woonentiteiten, het wegtrekken van havengebonden activiteiten en een goede bereikbaarheid voor alle vervoersmodi, belangrijke aan te wenden potenties voor voorzieningen aanvullend aan het wonen in het noordelijk deel van Brugge. De Campus van het AZ Sint-Jan, waarbij het AZ als motor en attractiepool voor diverse voorzieningen fungeert, voorbehouden voor de uitbreiding van noden van de zorgsector die onmiddellijk gekoppeld zijn aan de bestaande activiteiten van het AZ en waarbij de directe nabijheid van het AZ een meerwaarde vormt. 4. Recreatie en toerisme Volgende uitgangspunten worden naar voor geschoven voor recreatie en toerisme: Optimaliseren van de toeristisch-recreatieve structuur op regionaal stedelijk niveau Bijkomende recreatieve activiteiten kaderen in het geheel van de concepten Toeristische functie van Brugge als historische stad en kunstpatrimonium met internationale allure wordt erkend en bestendigd. De ruimtelijke impact van de toeristische infrastructuur beperkt zich tot Brugge en moet derhalve op niveau van de stad geregeld worden. Zij dient verder geoptimaliseerd in Brugge; het uitdijen ervan moet worden vermeden. Een hotelstop in Brugge kan geen aanleiding geven tot de ontwikkeling van een verblijfsrecreatieve structuur in de stedelijke wijken en de perifere kernen. De verblijfsrecreatieve structuur in open lucht kan worden versterkt in de omgeving van de Sint-Pietersplas. De groene gordel een aaneengesloten drager voor openlucht recreatieve activiteiten. Naast het belang van de groene gordel voor het behoud en duurzame ontwikkeling van ecologisch en landschappelijk waardevolle gebieden wordt de belangrijke recreatieve functie van de gordel voor de Bruggelingen en voor de bewoners van de perifere kernen onderkend. Op gerichte plaatsen wordt ter hoogte van invalswegen, waar de bereikbaarheid optimaal is, een stedelijk recreatief open ruimte programma voorzien. Deze kunnen doorheen de groene gordel met elkaar verbonden worden met een fietsverbinding. De groene gordel vormt aldus een bindmiddel tussen de recreatieve activiteiten in het stedelijk gebied en het buitengebied van het Brugse Ommeland. Aandacht moet hierbij gaan naar het doorbreken van de barrièrewerking van de N31 ter hoogte van belangrijke verbindingen met het buitengebied, zoals de Chartreuse en Sint-Pietersplas. In de groengebieden binnen de groene gordel dienen de potenties voor recreatie afgewogen ten aanzien van de intrinsieke waarden van deze gebieden voor natuur, landschap en landbouw. Overdruk veroorzaakt door recreatie in randstedelijke groengebieden als Tillegembos, Tudor en Beisbroek moet worden opgevangen door een grotere toegankelijkheid van andere randstedelijke groengebieden (Male, Ryckevelde, het Chartreusegebied, uitbreiding Sint-Pietersplas). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 18

23 De site van de Sint-Pietersplas moet verder worden ontwikkeld voor open lucht recreatie, geënt op de waterrecreatie, waarbij wordt nagegaan of in bijkomende orde groen ter versterking van de recreatie kan voorzien worden. In combinatie met een bufferfunctie ten aanzien van bedrijvigheid op langere termijn, is uitbreiding in noordelijke richting gewenst, waarbij een fietsroute met onderdoorgang van de N31 wordt gecreëerd op de Blankenbergse Dijk. Ook in de mogelijkheid voor verblijfsaccommodatie t.b.v. sportkampen of kampeervoorzieningen kan voorzien worden. Het randstedelijk groengebied Ryckevelde-Malebos is reeds ontsloten voor de recreant maar wordt nog verder uitgebouwd door het creëren van één groenpool samen met Malebos en aansluitende landbouwgebieden. De potenties van het Groengebied Chartreuse voor recreatie zijn af te wegen ten aanzien van het belang voor landbouw, natuur (verbindingsfunctie diverse organismen), landschap en het archeologisch patrimonium. Het integreren van een wandel- en fietsroute is wenselijk waarbij een ongelijkvloerse kruising met de N31 wordt gerealiseerd. Recreatie in Assebroekse Meersen beperken tot de passieve wandel- en fietsrecreatie, gelet op de natuurwaarden. Dit kan niet gezien worden als een stedelijk programma. Een opname in het regionaal stedelijk gebied is derhalve niet zinvol. Behoud en bestendiging van de bestaande voorzieningen Boudewijnpark en sportcomplex Jan Breydel zonder dat bijkomende dynamiek toegelaten wordt. De vraag voor bijkomende golfaccommodatie dient geënt op de bestaande voorzieningen in Sijsele (Damme). Alhoewel, ondermeer afhankelijk van de bereikbaarheid, de kasteelparken bovenlokale activiteiten (moeten kunnen) herbergen vormen zij op zich geen reden voor opname in het stedelijk gebied. De ontwikkelingsperspectieven voor de kasteelparken dienen gesitueerd binnen een visie op de toeristischrecreatieve potenties van de Veldruimte, cf. het PRS. 5. Water Vanuit de bestaande structuur en de concepten worden de volgende uitgangspunten naar voor geschoven voor water: Watersysteem als ordenend principe bij de uitbouw van stedelijke activiteiten Maximaal behoud en herstel van Nature Overstroombare Gebieden (NOG) en risicogebieden voor overstromingen in zoverre ze nog niet gehypothekeerd zijn door harde bestemmingen De stedelijke activiteiten hebben een belangrijke impact op het regionaal watersysteem. Ondanks de gedane inspanningen blijft Brugge en zijn directe agglomeraties kwetsbaar omwille van zijn ligging nabij de monding van enkele laaglandbeken (Kerkebeek, Lijsterbeek, Sint-Trudoledeken, Rivierbeek, Jabbeekse beek ) en omwille van het kanaal Gent-Oostende dat bij hoogwater belangrijke hoeveelheden neerslag afvoert afkomstig van het bekken van de Leie en de Boven-Schelde. Vanuit de sector wordt een stand-still van de waterbalans in het stedelijk gebied gehanteerd teneinde een aantal woonkernen van de gemeenten Zedelgem, Loppem en Sint-Michiels te beschermen. Elke ontwikkeling dient een watertoets te ondergaan en zonodig dienen brongerichte maatregelen vooropgesteld die worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften van de geëigende planinstrumenten. 6. Groengebieden Volgende uitgangspunten worden naar voor geschoven voor de gewenste groenstructuur: Versterken van de groene gordel tussen kernstad en perifere kernen; Bestaande groenkernen versterken tot randstedelijke groengebieden; Gericht recreatieve activiteiten of recreatief medegebruik toelaten. De open ruimte in de groene gordel wordt maximaal gevrijwaard om de ecologische en ruimtelijke scheidingsfunctie te kunnen behouden. Dit kan leiden tot open ruimtecorridors of randstedelijke groengebieden waar om de bebouwingsdruk op deze gronden zoveel mogelijk weg te nemen, gericht recreatief medegebruik wordt toegelaten. Door deze ruimtes open te houden blijft een groene gordel bestaan rond de kernstad. Er dient onderzocht te worden waar gericht recreatief medegebruik en landbouwactiviteiten kunnen toegelaten worden. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 19

24 Corridors in de groene gordel tussen kernstad en perifere kernen versterken. Daar waar tussen de kernstad en de perifere kern een beperkte open ruimte bestaat wordt die versterkt tot corridor. Tussen Varsenare en Sint-Andries wordt dergelijke corridor versterkt. Bestaande groenkernen versterken tot randstedelijke groengebieden. De hier bedoelde groenkernen zijn ruimtelijk belangrijke groengebieden die aansluiten bij en/of (deels) deel uitmaken van de groene gordel. Zij vervullen een belangrijke functie voor natuur, als buffer en vaak ook als recreatiegebied. Het randstedelijk groengebied Ryckevelde/Malebos omvat het park, de kasteelbossen, eventueel uitgebreid met aansluitende landbouwgebieden, rond de Abdij van Male en Ryckevelde. De bossen rond Male kennen in de natste gedeelten een vrij hoge natuurwaarde. Het stadsrandbos Ryckevelde kent op vandaag reeds een belangrijk recreatief gebruik. (Aansluitend bij Ryckevelde bevinden zich nog de Loweiden, geperceleerde gemene gronden en het VENgebied bestaande uit het heide- en stuifduinrelict Schobbejakshoogte en de natte weiden van de Doolhof.) Het randstedelijk groengebied Male/Ryckevelde wordt opgenomen in het regionaal stedelijk gebied omdat hier recreatieve activiteiten op dit niveau kunnen worden ontwikkeld. De begrenzing is voorlopig ruim genomen en zal bij de opmaak van een gewestelijk RUP vastgelegd worden. Ter hoogte van het bedrijventerrein Chartreuse wordt een groengebied voorzien zodat de bestaande groene gordel niet onderbroken wordt. Het gaat om een groengebied waar landbouw en recreatief medegebruik toegelaten is. Het is de bedoeling dat het gebied meer en meer toegankelijk wordt en in de toekomst evolueert tot een stadspark. Randstedelijk groengebied Tillegembos. De groep kasteelparken van Tillegem, Tudor, Beisbroek, Pereboom en Valkenbos vormt echte stadsrandbossen. De hoofdfunctie van het gebied is bos en natuur maar de recreatie is er eveneens sterk uitgebouwd. Gelet op het belang van dit randstedelijk groengebied voor het stedelijk gebied als onderdeel van de groene gordel en als recreatiegebied wordt het opgenomen in het stedelijk gebied. De E40 is een barrière en wordt als grens vooropgesteld, met uitzondering van het deel ten oosten van de Torhoutsesteenweg waar verder onderzoek uitsluitsel moet geven. Een uitbreiding ten zuiden van de E40 is enkel zinvol als er de barrièrewerking van de E40 doorbroken wordt en als de gronden zich lenen tot een herbestemming als groengebied. 7. Verkeer en vervoer Vanuit de bestaande structuur en de concepten worden de volgende uitgangspunten naar voor geschoven voor de gewenste verkeers- en vervoersstructuur: Optimaliseren van de N31 Uitbouw van het openbaar vervoer tussen de kern Brugge en de perifere kernen met als ruggengraat een noord-zuidgerichte lightrail op het bestaande spoor en een versterkt busverkeer op de multifunctionele invalswegen In het kader van de afbakening wordt enkel ingegaan op de hoofdstructuur van wegennet en het openbaar vervoer. Het gewenste fietsroutenetwerk wordt verder uitgewerkt op gemeentelijk en provinciaal niveau. Wegverkeer De gewenste structuur voor het wegverkeer van het regionaal stedelijk gebied wordt gevormd door de N31, de stadsring en de radiale invalswegen. Ter hoogte van de verkeerswisselaar A 10 / E 40 en A 17 / E 403 is de N 31 gekoppeld aan het hogere wegennet. De N31 wordt zo heringericht dat hij de beoogde functies kan opnemen: ontsluiting zeehavengebied van Zeebrugge, ontsluiting voor het kusttoerisme aan de Oostkust, verdeelweg binnen de stedelijke wijken van Brugge en ontsluiting van het regionaal stedelijk gebied. De N351 Bevrijdingslaan wordt als primaire weg II de hoofdverbinding tussen de N31 en de Brugse ring. Het optimaliseren van de verbinding N31 Bevrijdingslaan moet de traditionele invalswegen gedeeltelijk ontlasten en er meer ruimte bieden voor het openbaar vervoer (zie verder). De N397 Koning Albertlaan (tussen N31 en R30) en de R30 (tussen N351 en N50) worden uit de selectie van primaire weg II gehaald, in functie van het openbaar vervoer en de leefbaarheid. Dit is dus een afwijking ten opzichte van de opsomming van primaire wegen II uit het richtinggevend gedeelte van het RSV. Met betrekking tot de ontsluiting van de economische pool Sint-Elooi zijn er meerdere opties mogelijk. De provincie zal ter zake een studie uitvoeren. Deze studie zal de problematiek scherpstellen en toelaten de best geschikte ruimtelijke oplossing te kiezen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 20

25 Openbaar vervoer Voor de verplaatsingen binnen het regionaal stedelijk gebied (voor het gedeelte vanaf de Brugse ring (R30) tot de perifere kernen) wordt de nadruk gelegd op het openbaar vervoer en de fiets. Voor het openbaar vervoer met bussen dient de basismobiliteit gegarandeerd en dient de uitbouw van het stadsen voorstadsnet geoptimaliseerd. Er dienen maatregelen genomen te worden om de doorstroming van te bevorderen, zoals busbanen over bepaalde tracés, aanloopstroken voor de kruispunten, Gelijktijdig wordt op deze invalswegen ook grote aandacht besteed aan de fietsers en voetgangers en aan de verkeersleefbaarheid. Met de provincie werd nagegaan of de vier geselecteerde invalswegen kunnen worden aangeduid als secundaire weg type III, voor het gedeelte vanaf de Brugse ring (R30) tot de perifere kernen: N367 Gistelsesteenweg tot aan kruispunt Oude Dorpsweg (Varsenare) N50 Baron Ruzettelaan / G. Roelandtsstraat / Brugsestraat tot aan de N50f (A. Rodenbachstraat) N9 Maalsesteenweg / Bruggesteenweg / Dorpsstraat tot aan de kruispunt Oedelemsesteenweg (Sijsele). De Koning Albertlaan (N397) lijkt op korte termijn door de hoge voertuigintensiteiten niet geschikt voor een dergelijke categorisering type III. Vandaag volgt de voorstadslijn naar Zedelgem trouwens de parallelle Rijselstraat Heidelbergstraat. Openbaar vervoer met lightrail. Binnen het stedelijk gebied is er potentie voor een noord-zuid-as voor stedelijk spoorvervoer. Hiervoor wordt het concept van lightrail voorgesteld. Met lightrail wordt een snelle openbaarvervoersverbinding via het spoor bedoeld tussen stad en rand (een soort bovengrondse metro). In het geval van Brugge kunnen door gebruik te maken van de bestaande spoorinfrastructuur verschillende stedelijke polen met elkaar verbonden worden. De lightrailas loopt min of meer parallel met de N 31 en kan zo een alternatief bieden voor de autoverplaatsingen op deze noord-zuid as. Naast de vanzelfsprekende halte in het hoofdstation worden als stopplaatsen voor de lightrail voorgesteld: St.-Pieters: op te waarderen station, aansluitend op de site van AZ St.-Jan, de wijk St.-Pieter, de St.- Pietersplas,... Een ruimtelijke herwaardering van het station is nodig en een betere binding met de ziekenhuissite (bv. een bijkomende rechtstreekse uitgang via Ruddershove, tegenover het ziekenhuis). een nieuw station aan de Blauwe Toren : voor de ontsluiting van de bedrijvenzones. De optimale inplanting van het station zal verder ruimtelijk en verkeerstechnisch onderzocht worden. een station in Loppem : een nieuw station dat zowel de kern ontsluit als Chartreuse (bedrijventerrein en groengebied). het station van Zedelgem in de pool Sint-Elooi, op te waarderen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 21

26 C Afweging van potentiële locaties input burgemeestersoverleg Tijdens de eerste fase van het afbakeningsproces hebben de burgemeesters van de betrokken gemeenten alternatieve locaties voorgesteld en gebundeld in een Nota Burgemeestersoverleg. Nadien werd door de WVI een nota uitgewerkt, genaamd Afweging potentiële locaties waarin alle locaties, zowel deze voorgesteld vanuit de visie op het stedelijk gebied als door het burgemeestersoverleg, werden geëvalueerd. Deze afweging door WVI wordt samengevat weergegeven in de onderstaande kadertekst. Deze kadertekst bevat de afweging zoals geformuleerd in de nota burgemeestersoverleg in Het RUP is geen letterlijke vertaling van deze visie. Sedert 2004 zijn bepaalde elementen gewijzigd. Deze wijzigingen worden besproken in deel 5, per deelgebied. Opties wonen Locaties op te nemen binnen het stedelijk gebied - Brugge, woonreserve Koolkerke. Aansluitend bij het centrum van Koolkerke en gelegen aan de rand van een aaneengesloten open ruimtegebied. Geen andere negatieve indicaties vanuit grensstellende elementen. Er zijn geen voorzieningen van bovenlokaal niveau in Koolkerke en de kern is niet geënt op een historische drager. Er wordt geopteerd voor opname, gelet op de ligging van Koolkerke in de eerste kernengordel rond Brugge, de relatieve nabijheid van het centrum van het regionaalstedelijk gebied en de goede bereikbaarheid. - Varsenare Noord. Aansluitend op het centrum van Varsenare, een kern met overwegend lokale voorzieningen. Een aantal voorzieningen, op de steenweg Brugge-Jabbeke vervullen een bovenlokale functie. Het terrein sluit dicht aan bij de steenweg, waardoor Brugge met de fiets en het openbaar vervoer snel en vlot bereikbaar is. Er zijn geen grensstellende elementen die de locatie bezwaren. - Oostkamp, Macieberg. Aansluitend op het centrum van Oostkamp, een kern met bovenlokale voorzieningen, geënt op een historische drager (steenweg naar Kortrijk) en bediend met een voorstadslijn en met een treinstation op fietsafstand. Geen negatieve indicaties vanuit grensstellende elementen. - Sijsele, Stakendijke. Aansluitend bij het centrum van Sijsele, waar een aantal voorzieningen van bovenlokaal niveau aanwezig zijn. Sijsele is gelegen op een historische drager (steenweg naar Gent) en wordt bediend door een buslijn, die op korte termijn wordt uitgebouwd tot een voorstadslijn. Er zijn geen negatieve indicaties vanuit de grensstellende elementen. - Sijsele, Spermalie, 2de fase. Iets verder afgelegen van het centrum gelegen, zij het nog steeds op loopafstand. Aansluitend bij aaneengesloten open ruimtegebied maar er zijn geen negatieve indicaties vanuit de grensstellende elementen. Locaties niet op te nemen binnen RSGB - Moerbrugge, noordwest en zuidoost. Aansluitend bij het centrum van deze woonkern van lokaal niveau. Er is een buslijn en een treinstation op loopafstand. Voor beide zones zijn er geen negatieve indicaties vanuit de grensstellende elementen. De voor Moerbrugge voorgestelde ruiloperaties (ten aanzien van het gewestplan) zijn vanuit ruimtelijk oogpunt te verdedigen. Een opname in het regionaalstedelijk gebied is niet te motiveren: Moerbrugge is een kern met een beperkt aantal lokale voorzieningen en is niet gelegen op een historische drager van voorzieningen. Uitgaande van het PRS is een uitbreiding van de kern niet mogelijk. Aanbevolen wordt een herziening van de visie in het PRS terzake te vragen. - Brugge, Assebroek Mispelaar. Aan de rand van een aaneengesloten open ruimtegebied gelegen. Landschappelijke waarden en overstroombaar gebied. Nuloptie in GRS Brugge. - Brugge, Assebroek Kerkedreef. Aan de rand van aaneengesloten open ruimtegebied gelegen. Landschappelijke waarden. Nuloptie in GRS Brugge. - Brugge, Zuidervaartje. Aan de rand van aaneengesloten open ruimtegebied gelegen. Landschappelijke waarden. Nuloptie in GRS Brugge. - Zedelgem Centrum. Aansluitend op het centrum van Zedelgem, een kern met een beperkte aanwezigheid van bovenlokale voorzieningen. In de onmiddellijke omgeving bevindt zich het economisch knooppunt van Sint-Elooi, met meer dan tweeduizend tewerkstellingsplaatsen. Zedelgem is niet geënt op een historische verbindingsweg met Brugge, een zogenaamde steenweg, wat het ontbreken van een zeker draagvlak met voorzieningen verklaard. Wel wordt er door De Lijn een voorstadslijn geëxploïteerd. Vanuit de afweging grensstellende elementen zijn er geen negatieve indicaties. De grote afstand tot het centrum van het regionaalstedelijk gebied en het niet geclusterd zijn aan een steenweg waarop diverse voorzieningen historisch gegroeid zijn, zijn belangrijke argumenten tegen een opname in het regionaalstedelijk gebied. Zedelgem Centrum als woongebied voor tewerkgestelden in Sint-Elooi is evenmin ten volle verdedigbaar : door de reorganisatie van Sint-Elooi komen heel wat mogelijkheden ter beschikking voor wonen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 22

27 Opties regionale bedrijvigheid Opname binnen RSGB De spie. Deze restzone, ingesloten door spoorinfrastructuur, sluit aan bij bestaande bedrijvenzones van regionaal niveau. Vanuit grensstellend element ecologie wordt er voorlopig negatief geëvalueerd omdat de afbakening van IVON- gebieden nog niet is gebeurd en dat de grenzen nog aan wijzigingen onderhevig kunnen zijn. Een voorlopige ontsluiting op de secundaire weg wordt voorzien in afwachting van de realisatie van de AX. Het terrein is eerder geschikt voor middelgrote tot grote bedrijven en gezien de locatie erg geschikt voor ruimte-intensieve bedrijven. Blauwe Toren Noord. Sluit aan bij bedrijvenzones van regionaal niveau en kan onmiddellijk ontsloten worden op de secundaire weg N371, die op circa 100 m afstand aansluit op de N 31. Het terrein is eveneens goed bereikbaar voor het openbaar vervoer en het fietsverkeer. Er zijn geen negatieve grensstellende elementen. De locatie is geschikt voor diverse activiteiten, zowel bedrijvigheid als handel; een afweging naar grootschalige handel, dit wil zeggen handel met een invloedssfeer die het regionaalstedelijk gebied overstijgt, dient te gebeuren op het niveau van het netwerk van de kust. Blankenbergsesteenweg. Ingesloten tussen N31 en N371. Nieuw aan te snijden terrein tegenover bestaande terreinen van regionaal niveau. De zone wordt zowel uit landschappelijk als agrarische oogpunt negatief beoordeeld ten aanzien van aansnijding. Enkel vanuit de natuurlijke structuur en naar verkeersontsluiting over de weg wordt deze zone positief geëvalueerd. Voor het overige zijn er geen echte pro of contra elementen. Er wordt voorgesteld om deze zone (momenteel) niet aan te snijden. Het terrein is eveneens goed bereikbaar voor het openbaar vervoer en het fietsverkeer. De locatie is bijzonder geschikt voor diverse vormen van bedrijvigheid, voor dienstverlenende bedrijven en voor handel. Het aansnijden van dit terrein is vanuit beleidsmatig oogpunt niet opportuun binnen de planperiode. Het terrein wordt opgenomen als zone met potenties voor bedrijvigheid en handel, aan te snijden op de langere termijn. Siemenslaan. Restperceel aansluitend op site regionale bedrijvigheid, geënt op secundaire weg, nabij oprit E40. Er geldt geen ecologisch belang meer (nog natuurgebied op gewestplan), noch agrarisch, wel landschappelijk door de aanwezigheid van een dreef die deel uitmaakt van de typische drevenstructuur rond kastelen in zandstreek. Mits behoud van de landschappelijke kwaliteiten is het mogelijk een dienstverlenende activiteit in combinatie met een carpoolparking te vestigen op dit terrein. De locatie nabij en ontsluiting op de E40 is vanuit de gewenste ruimtelijke structuur voor het regionaalstedelijk gebied Brugge niet wenselijk, gelet op het nationale en internationale karakter van de E40, maar voor deze locatie met beperkte potentie als bezwaar te verwaarlozen. Jabbeke West. Begrepen tussen E40 en spoorlijn Brugge-Oostende. Geen ecologisch belang, wel agrarisch belang en landschappelijk van zeker belang (zachte grens). Het gebied ligt geïsoleerd van andere bebouwing en infrastructuur en vormt een onderdeel van een groot aaneengesloten open ruimtegebied, zij het dat de spoorlijn en het kanaal het terrein begrenzen. Mits nieuwe infrastructuur kan het terrein bereikbaar gemaakt worden en aangesloten op de Stationsstraat die op zijn beurt snel uitmondt op de oprit van de E 40. Het terrein kan mogelijks een rol spelen als vestigingsplaats voor distributiebedrijven gericht op de kuststreek. Geen opname binnen RSGB Jabbeke Elfhoek Noord. Aansluitend bij bestaand bedrijf/zone. Vanuit nature overstroombaar terrein met agrarisch belang. Ontsluiting gebeurt via N 377 naar E40. Een belangrijke uitbreiding is om redenen van watertoets, agrarisch belang en ontsluiting op (inter)nationaal wegennet niet wenselijk. De uitbreiding moet in functie van het bestaande bedrijf gezien worden en afgewogen binnen het GRS. Jabbeke Elfhoek Oost. Aansluitend bij bestaande bedrijven. Vanuit nature overstroombaar terrein met agrarisch belang. Ontsluiting gebeurt via N377 naar E40. Een belangrijke uitbreiding is om redenen van watertoets, agrarisch belang en ontsluiting op (inter)nationaal wegennet niet wenselijk. De uitbreiding moet in functie van het bestaande bedrijf gezien worden en afgewogen binnen het GRS en opgenomen in een provinciaal RUP, gelet op de schaal van het bedrijf. Oostkamp, verkeerswisselaar. Geïsoleerd gelegen zone, aansluitend bij twee bestaande zonevreemde bedrijven.het terrein sluit niet aan bij een bestaande bedrijvenzone van regionaal belang en ook niet bij de bebouwing van Oostkamp. Het terrein is moeilijk ontsluitbaar: via lokale weg naar N50, waarbij de relatie tussen de grote woonwijk Nieuwenhove met de kern gehinderd wordt. Een ontsluiting via Loppem is eveneens negatief te beoordelen, gelet op de hinder in de woonomgeving. De toets aan de grensstellende elementen is negatief voor wat betreft landbouwwaarden en aantasting groot aaneengesloten open ruimtegebied. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 23

28 Opties over (regionaal)stedelijke voorzieningen Opname binnen RSGB Brugge, Stationsomgeving en kanaaleiland. De stationsomgeving vormt een knooppunt voor openbaar vervoer en biedt een goede bereikbaarheid voor auto- en fietserverkeer. Is aan te duiden als een A-locatie en derhalve bijzonder geschikt voor de locatie van voorzieningen die zeer veel personenverkeer genereren: kantoren, dienstverlenende bedrijven, handel, hotel, onderwijsinstellingen, cultuur en recreatie. Het nabijgelegen kanaaleiland is op loopafstand van het station gelegen en is eveneens goed bereikbaar voor het auto- en fietsersverkeer. Deze locatie biedt potenties voor specifieke regionaalstedelijke voorzieningen zoals bussenparking (huidige functie), stelplaats voor lijnbussen, beurshalle Potentieel overstroombaarheid is een beperking. Sint-Pietersplas. Aansluitend bij het woongebied van noordwestelijk Brugge. Uitstekend ontsloten voor autoverkeer, zowel voor intern als extern verkeer. Eveneens goed ontsloten voor fietsers en aangesloten op voetgangersroute. Goede bereikbaarheid van buslijnen en op loopafstand van station Sint-Pieters gelegen. Er zijn geen negatieve indicaties vanuit de grensstellende elementen, maar ook geen positieve. Bij aansnijding van het gebied is bijzondere aandacht gewenst voor de integratie van de activiteiten in de omgeving. Het gebied is niet geschikt voor het ontwikkelen van hoogdynamische activiteiten zoals productie, grootschalige handel en horeca, intensieve en geluid voortbrengende sporten en dergelijke meer, maar leent zich voor laagdynamische activiteiten in de sfeer van de recreatie en de vrijetijdsbeoefening, kamperen en dergelijke. Omgeving AZ-Sint-Jan. Aansluitend bij het woongebied van noordwestelijk Brugge. Uitstekend ontsloten voor autoverkeer, zowel voor intern als extern verkeer. Eveneens goed ontsloten voor fietsers. Goede bereikbaarheid met buslijnen en op loopafstand van station Sint-Pieters gelegen. Er zijn geen negatieve indicaties vanuit de grensstellende elementen. Het terrein is overigens vrij versnipperd door aantasting met bebouwing. Het is geschikt voor activiteiten die in relatie staan tot het AZ-Sint-Jan, zoals productie medische artikelen, onderzoekscentra, opleiding in medische sector, e.d. Opties lokale bedrijvigheid Lokale bedrijventerreinen worden niet opgenomen in het regionaalstedelijk gebied. De voorgestelde locaties (Oostkamp, A. Rodenbachstraat, Sijsele-Zwaanstraat en Jabbeke, Stationsstraat) krijgen een verdere afweging in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Omtrent afstemming wonen bedrijvigheid te Sint-Elooi Sint-Elooi. Gelet op de concentratie aan bedrijven, waarvan meerdere van bovenlokaal niveau, en werkgelegenheid is de woonkern Sint-Elooi te beschouwen als een economisch knooppunt. Belangrijke infrastructurele dragers zijn de spoorlijn Zeebrugge(haven)-Brugge-Kortrijk, de E403, de N 32 en de N 368. De leefbaarheid voor de bewoners is niet overal optimaal. Zo is er behoefte aan reorganisatie van de woonen werkgebieden door het herlokaliseren van bedrijven en bedrijventerreinen en van de verkeersstructuur. Mits een oplossing voor deze problemen kan aangereikt worden is een uitbreiding van Sint-Elooi in functie van bedrijvigheid op regionaal niveau mogelijk uit hoofde van de argumentatie: versterken economisch knooppunt goed bereikbaarheid voor auto s en vrachtwagens uitstekende bereikbaarheid voor het openbaar vervoer Locatie onderzoek te Sint-Elooi: Sint-Elooi Noord. Begrepen tussen de N32 en de spoorweg, maar gelegen in een open ruimteverbinding. Het gebied heeft waarde voor de landbouw en het landschap. Gelet op het voorkomen van deze grensstellende elementen wordt geopteerd dit terrein niet weerhouden. Sint-Elooi Zuid. Begrepen tussen de N32 en de spoorweg. Het terrein is deels sterk versnipperd door verspreide bebouwing. Vanuit grensstellend oogpunt wordt gewezen op de landbouwwaarden in die delen die minder versnipperd zijn. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 24

29 D Alternatieve opties voor regionale bedrijventerreinen Bij de uitwerking van het eerste voorontwerp is gebleken dat er voor het regionaal bedrijventerrein Blankenbergse Steenweg (Brugge) weinig garanties zijn dat met dit terrein effectief een bijkomend aanbod tot stand kan gebracht worden op korte termijn. Daarom werden in het eerste voorontwerp alternatieve locaties opgenomen. In het tweede voorontwerp is van deze alternatieven enkel de locatie in Sint-Elooi opgenomen (binnen de afbakeningslijn maar zonder herbestemming) opgenomen omdat in het planmer de milieueffecten voor deze alternatieve locaties sterk negatief beoordeeld zijn. In de loop van de goedkeuringsprocedure zal worden bepaald welke locatie(s) opgenomen zullen worden voor bedrijvigheid in het uiteindelijke afbakeningsplan. De locatie Blankenbergse Steenweg (Brugge, 97 ha) wordt in het RUP ingetekend als agrarisch gebied met nabestemming regionaal bedrijventerrein. De nabestemming treedt in werking op 1 januari De locatie Blankenbergse Steenweg is in het voorstel van afbakening voorzien op langere termijn, dus niet als een invulling van de taakstelling tot E Alternatieve locaties voor een voetbalstadion met het oog op verdere afweging In het voorbereidende proces werden mogelijke locaties voor de bouw van een voetbalstadion opgenomen. Het gaat om de volgende locaties die werden geëvalueerd in het planmer: 1. Site Jan Breydel (huidig stadion Club en Cercle Brugge) 2. Loppem, Oostkampse Baan 3. Chartreuse 4. Blankenbergse Steenweg 5. De Spie Op basis van de rapportage van RESOC & PMV 13 en de resultaten van de planmer wordt de site Chartreuse aangeduid als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling als randstedelijk groengebied. F Tweede voorontwerp Een eerste voorontwerp GRUP werd voorgelegd aan een plenaire vergadering op 24 mei Tijdens die plenaire vergadering werd door de adviserende instanties gevraagd om bijkomende deelgebieden. Bovendien werd duidelijk dat de goedkeuringsprocedure van het RUP niet kon worden verdergezet vooraleer een planmer was opgemaakt. De resultaten van de plenaire vergadering werden voorgelegd aan de minister voor Ruimtelijke Ordening in functie van verdere besluitvorming door de Vlaamse Regering. Op basis van de bespreking in interkabinettenwerkgroepen werd geopteerd om over de deelgebieden in het eerste voorontwerp en de bijkomende voorstellen eerste een planmer op te maken alvorens beslissingen te nemen. Intussen is een planmer opgemaakt en goedgekeurd (zie ook deel 4 van deze toelichtingsnota. In het tweede voorontwerp zijn de resultaten van het planmer verwerkt. De resultaten van het planmer zijn voornamelijk terug te vinden in deel 4 (algemeen) en 5 (per deelgebied) van deze toelichtingsnota. Het tweede voorontwerp werd besproken in de plenaire vergadering op 2 juni Op 30 oktober 2009 werd, na overleg in de Vlaamse Regering, aan RESOC Brugge en PMV de opdracht gegeven om, in samenspraak met de betrokken actoren, overleg te organiseren over de inplanting van een nieuw multifunctioneel stadion op de site Chartreuse in Brugge. Er werden vragen gesteld over het betrekken van de randgemeenten Oostkamp en Zedelgem, over de actoren die instaan voor een rechtszekere realisatie en over de engagementen en financiële inbreng van de actoren en hoe worden die op elkaar afgestemd om te komen tot een concreet en realistisch project. Het antwoord van RESOC & PMV werd op 20 november 2009 aan de Vlaamse Regering bezorgd en toegelicht. Op basis van de rapportage van RESOC & PMV is in het ontwerp gekozen voor de inplanting van een multifunctioneel stadion samen met een programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden op de site Chartreuse Meer gedetailleerde toelichting is opgenomen bij deelplan 26 in deze toelichtingsnota. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 25

30 DEEL 4 Aandachtspunten als gevolg van sectorale regelgeving 4 In het proces werd voorafgaand aan de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan aandacht besteed aan enerzijds de natuurlijke, landschappelijke en agrarische structuur en de grenzen die zij zodoende kunnen stellen aan het stedelijk gebied, en anderzijds aan economische en nederzettingsstructuur die grenzen vanuit het stedelijk gebied kunnen stellen, rekening houdend met de te realiseren taakstellingen voor huisvesting en bedrijvigheid zoals vooropgesteld in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. In dat afbakeningsproces werd rekening gehouden met diverse alternatieven voor de aanduiding van locaties voor wonen, werken en groen. Tijdens het doorlopen proces in functie van de opmaak van het voorstel van afbakening werden betrokken actoren, maatschappelijke geledingen en groepen actief betrokken. Voor de afweging van de verschillende locaties en de resultaten wordt verwezen naar het voorstel van afbakening. Een samenvatting hiervan is opgenomen in deel 3 van deze nota: voorafgaand onderzoek en overleg: resultaten van het afbakeningsproces. In toepassing van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen in zake milieubeleid, met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage, zoals gewijzigd bij decreet van 18 december 2002, wordt een hoofdstuk opgenomen over het planmer en het rumtelijk veiligheidsrapport (RVR). De ruimtelijk relevante elementen uit het planmer en het RVR worden vertaald in het GRUP, in de toelichtingsnota en waar nodig in de stedenbouwkundige voorschriften. Het planmer omvat ook de elementen van de watertoets en de passende beoordeling. A PlanMER volgens de principes van het planmer-integratiespoor A1.1 De essentiële kenmerken van een milieueffectrapportage Het gewestelijk RUP afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge dient te voldoen aan de essentiële kenmerken van een milieueffectrapportage. De Europese richtlijn 2001/42 /EG inzake milieubeoordeling van bepaalde plannen en programma s is in Vlaanderen omgezet naar het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. In artikel van dit decreet staat dat een milieubeoordeling als essentiële kenmerken dient te hebben: Omtrent het integratiespoor planmer RUP geldt het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor milieueffectrapportage over een RUP. 1 de systematische en wetenschappelijk verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten, of in het geval van zware ongevallen mogelijke, gevolgen voor mens en milieu, van een voorgenomen actie en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven voor de actie of onderdelen ervan, en de beschrijving en evaluatie van de mogelijke maatregelen om de gevolgen van de voorgenomen actie op een samenhangende wijze te vermijden, te beperken, te verhelpen of te compenseren; 2 de kwaliteitsbeoordeling van de verzamelde informatie; 3 de actieve openbaarheid van de rapportage en de besluitvorming over de voorgenomen actie. Onder de toepasselijke regelgeving vallen ook de decreten en uitvoeringsbesluiten die relevant zijn bij de afstemming of integratie in het planmer van elementen zoals de passende beoordeling (natuurbehoudsdecreet) en de watertoets (decreet integraal waterbeheer) en alle wijzigingen en aanvullingen op voorgemelde wetten en besluiten. A1.2 vertalen naar het planningsproces voor de afbakening van een stedelijk gebied Op moment van de start van de opmaak van dit RUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge bestonden er nog geen richtlijnen terzake. Hieronder wordt de werkwijze weergegeven die gevolgd werd voor het planmer-integratiespoor voor het regionaalstedelijk gebied Brugge. Het integratiespoor houdt in dat de planmer plaatsvindt tijdens het voorbereidend proces van een RUP. Ten laatste op het ogenblik van het versturen van de stukken voor de plenaire vergadering van het RUP is een (al dan niet goedgekeurd) plan-milieueffectrapport (planmer) beschikbaar. Tijdens dit voorbereidende proces zijn de ruimtelijke aspecten van het plan aan bod gekomen, maar eveneens de andere aspecten waarmee rekening moet gehouden worden en waarmee de verschillende deelnemers aan het proces wensen dat er rekening mee gehouden wordt. Het is dus tijdens deze periode bij uitstek dat eveneens met de milieueffecten moet rekening kunnen gehouden worden zodat de milieuaspecten terdege meegenomen worden bij de afweging van de verschillende alternatieven. In uitvoering van artikel 4 van het decreet ruimtelijke ordening worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit. Dit om te komen tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling, met een evenwichtige afweging tussen economische, ecologische en maatschappelijke aspecten. Zonder dat daarbij een of ander aspect prioriteit heeft over een ander. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 26

31 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan actorenoverleg communicatie programma m.i.v. milieubeoordeling ruimtelijk ontwerp afwegen conflicten indien nodig doelstellingen bijstellen cumulatieve effecten beoordelen indien nodig doelstellingen bijstellen voorstel van RUP indien nodig doelstellingen bijstellen Dit wil zeggen dat de gevolgen voor het milieu (inclusief watertoets, passende beoordeling e.d.m.) in functie van het voorontwerp RUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk Brugge zijn onderzocht. Om te voldoen aan de essentiële kenmerken van een milieubeoordeling, zijn volgende stappen gevolgd: - de opmaak van een nota voor publieke consultatie was de eerste stap in dit integratiespoor ; de nota bevat de reikwijdte en mogelijke inhoud van het milieuonderzoek. Deze nota is volledig verklaard door de bevoegde dienst van het Departement LNE op 29 maart de nota voor publieke consultatie is vervolgens ter inzage gelegd van 29 februari 2008 tot 29 maart 2008 onder de vorm van een publicatie op de website van het beleidsdomein RWO en de website van de dienst MER 14 ; tevens is de nota voor advies overgemaakt aan de volgende instanties: Stad Brugge en Gecoro Brugge Gemeente Beernem en Gecoro Beernem Stad Damme en Gecoro Damme Gemeente Jabbeke en Gecoro Jabbeke Gemeente Oostkamp en Gecoro Oostkamp Gemeente Zedelgem en Gecoro Zedelgem Gemeente Zuienkerke en Gecoro Zuienkerke Agentschap Natuur en Bos Departement RWO Afdeling Stedenbouwkundig Beleid Onroerend Erfgoedbeleid, Afdeling Woonbeleid Het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor heeft de termijn voor publieke consultatie op 30 dagen vastgesteld. Het besluit is in werking getreden op 1 juni In art. 10 van het besluit wordt echter gesteld dat de bepalingen van het besluit slechts van toepassing zijn op de procedurestappen van een planmer die na de inwerkingtreding van dit besluit nog doorlopen moeten worden. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 27

32 Departement LNE Dienst Geluid, Dienst Lucht, Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen, Ondergrond Vlaanderen Departement MOW: Algemeen Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Haven- en Waterbeleid Departement Landbouw en Visserij: Duurzame landbouwontwikkeling Agentschap R-O Vlaanderen - Onroerend Erfgoed en Ruimtelijke Ordening VMM afdeling Operationeel Waterbeheer OVAM VLM Vlaams Energieagentschap Instituut voor natuur en Bosonderzoek Team Vlaamse Bouwmeester Agentschap Wegen en Verkeer Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn Infrabel Agentschap voor Maritieme Diensteverlening en Kust Afdeling Kust Waterwegen en Zeekanaal NV Agentschap Zorg en Gezondheid Toezicht Volksgezondheid Agenschap Economie Entiteit Ruimtelijke Economie Bekkensecretariaat Bekken van de Brugse Polders Provinciebestuur West-Vlaanderen: Dienst Ruimtelijke Planning en Mobiliteit en Dienst Milieu-, Natuur en Waterbeleid Provinciiale dienst Waterlopen Provinciale dienst Wegen Toerisme Vlaanderen VLACORO PROCORO West-Vlaanderen - in de vergadering van 3 april 2008 is nagegaan welke opmerkingen uit de publieke consultatieronde tot een aanpassing of aanvulling van de elementen hebben geleid. De volgende administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen hebben tijdens de consultatieronde gereageerd: o o o o o o o o o o o o o o o o o o o Stad Brugge Stad Damme Gemeente Jabbeke Gemeente Oostkamp en Gecoro Oostkamp Gemeente Zedelgem en Gecoro Zedelgem Agentschap Natuur en Bos Departement LNE Dienst Geluid Departement MOW: Algemeen Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Haven- en Waterbeleid Departement Landbouw en Visserij: Duurzame landbouwontwikkeling Agentschap R-O Vlaanderen - Onroerend Erfgoed VMM afdeling Operationeel Waterbeheer OVAM VLM Instituut voor natuur en Bosonderzoek Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn Infrabel Waterwegen en Zeekanaal NV Agentschap Zorg en Gezondheid Toezicht Volksgezondheid Bekkensecretariaat Bekken van de Brugse Polders Het verslag van deze vergadering is door de dienst MER opgemaakt en bevat de richtlijnen die de basis vormden voor de opmaak van het planmer volgens het integratiespoor. - Het planmer afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge werd op 3 juli 2008 ter goedkeuring aan de dienst MER overgemaakt. - Het planmer werd op basis van de opmerkingen van de dienst MER bijgesteld en opnieuw ter goedkeuring overgemaakt aan de dienst MER. Het bijgestelde planmer werd op 23 oktober 2008 goedgekeurd. Het goedgekeurde planmer maakt als afzonderlijke bijlage (niet-technische samenvatting op papier, volledig document op CD-rom) deel uit van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. A1.3 Milieubeoordeling regionaalstedelijk gebied Brugge Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 28

33 Bij het planningsproces voor een stedelijk gebied komen een heel aantal doelstellingen en randvoorwaarden aan bod die vastgelegd zijn in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Aangezien dit beleidsplan reeds een besluitvormingsproces heeft ondergaan en een formeel statuur heeft, vormt de milieubeoordeling van deze doelstellingen geen voorwerp van dit onderzoek. De enige planonderdelen en de alternatieven hiervoor die op planmer-niveau voor een RUP van een stedelijk gebied te onderzoeken vallen, bevinden zich op niveau van het aanbodgericht programma op niveau van het stedelijk gebied. Dit betekent concreet dat alternatieven voor structuurbepalende bijkomende stedelijke woongebieden, regionale bedrijventerreinen, stedelijke groenvoorzieningen en andere stedelijke voorzieningen worden onderzocht naar hun bijkomende milieu-impact ten opzichte van de bestaande situatie. Omwille van het specifieke karakter van het onderzoek werd dit onderzoek uitgevoerd door MERdeskundigen bij Grontmij. Functie PlanMER coördinator Deskundige Mens socioorganisatorische aspecten met inbegrip van het deelaspect mobiliteit Deskundige Geluid en trillingen Deskundige Sofie Heirman en Rik Houthaeve Rik Houthaeve Guy Putzeys Deskundige Lucht Jan Verstraeten Deskundige Bodem Deskundige water (grond- en oppervlaktewater Deskundige Fauna en Flora Deskundige Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Sofie Heirman Sofie Heirman Rebecca Devlaeminck Koert David A1.4 Actieve openbaarheid en betrokkenheid actoren Een belangrijk aandachtspunt bij de milieueffectrapportage is actieve openbaarheid en betrokkenheid van actoren bij de besluitvorming. Dit aspect wordt in de decretaal bepaalde RUP-procedure in ieder geval ingevuld onder de vorm van een actieve openbaarheid bij het openbaar onderzoek. In de aanloop van het openbaar onderzoek wordt tijdens het planningsproces aandacht besteed aan consultatie en informatie van diverse actoren. Het projectteam (zie eerder) was direct betrokken bij de voorbereiding van het voorstel tot afbakening. Op enkele cruciale tijdstippen in het voorbereidingsproces werd een ruimere overleggroep betrokken. De ruime bevolking werd voorafgaand aan de eigenlijke RUP-procedure geïnformeerd en geconsulteerd op diverse wijzen: - publicatie van een nieuwsbrief tijdens het afbakeningsproces (informatieverstrekking) - organisatie van een informatievergadering en inspraakmoment voor de bevolking in de gemeenten en provincie op 19 juni 2004 (informatieverstrekking en inwinnen van reacties bij het publiek) - publieke consultatieronde naar aanleiding van de scopingsnota planmer gewestelijk RUP afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge, met een richtlijnenvergadering op 3 april de niet-technische samenvatting van het planmer werd onmiddellijk na de goedkeuring op 23 oktober gepubliceerd op de website van het departement LNE ( Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 29

34 A1.5 Vertaling resultaten van het planmer in het GRUP globaal overzicht In de hiernavolgende tabel worden de milderende maatregelen opgenomen die ruimtelijk relevant zijn voor opname in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Onder meer de milderende maatregelen omtrent verkeersveiligheid, lichthinder, worden hierin niet meegenomen. Het gaat om inrichtingsmaatregelen die beoordeeld moeten worden bij vergunningsaanvragen door de vergunningverlenende overheid. Deelgebied Relevante ruimtelijke elementen uit het planmer Vertaling in gewestelijk RUP Globale milieueffecten - Verlies van functies - Winst van functies - Structurele samenhang van het gebied De globale en cumulatieve effecten zijn waar nodig vertaald naar de afzonderlijke deelgebieden. Afbakeningslijn Aangezien de afbakeningslijn de huidige bestemmingen niet wijzigt, heeft de lijn geen directe effecten ten opzichte van de referentiesituatie. Deelgebied 1: afbakeningslijn NVT Woongebieden Woongebieden algemeen Algemeen, aandachtspunten over inrichting, ruimtelijke kwaliteit, kleine landschapselementen, landschapswaarden, waterbeheersing, archeologie In de globale benadering met typevoorschriften is voorzien in een globaal kader waar de aandachtspunten zoals ruimtelijke kwaliteit of landschap kwalitatieve elementen (kunnen) zijn die mede bij de verdere uitwerking en realisatie van deze woongebieden aan bod kunnen komen. De ruimtelijke kwaliteit die een uitgangspunt is van iedere ingreep impliceert hoe dan ook dat er rekening moet worden gehouden met deze elementen. Dit wordt benadrukt in een algemene toelichting bij de stedenbouwkundige voorschriften. WG Arendstraat (Brugge) - ecologische waarde en deels gelegen in VR-gebied (vogels en vleermuizen). Beperken van lichtverstoring en vermijden van aantasting van aanvliegroutes naar het Fot van Beieren, door het voorzien van voldoende buffering ten aanzien van het open poldergebied - waterbeheersing - ontwerp ondersteunt de voorwaarde tot het vrijwaren noordelijke open ruimte in functie van vogelrichtlijngebied en jachtgebied vleermuizen. IAlgemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 1.2) - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Sint-Jozef (Brugge) waterbeheersing milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Zuidervaartje (Brugge) waterbeheersing milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Varsenare Noord Sint-Annadreef - waterbeheersing - behoud van huidge dreven en bomenrijen - bewaren van de contextwaarde van het Hof van Proven - landschappelijke integratie waarbij een bouwvrije zone / publieke groenzone wordt voorzien tav de open rumite in het noorden - waterbeheersing - behoud van het zuur eikenbos - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 4.2) - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 4.2) - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 4.2) - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 5.2) J. Saelens - bufferen tov R30 in functie van geluids- en luchtklimaat - niet opgenomen. Wonen langs stedelijke wegen is vanuit stedenbouwkundig Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 30

35 Klein Appelmoes Mispelaar - waterbeheersing - beperkte invulling, landschappeiljke inpassing en buffering (Gemene weidebeek) - waterbeheersing - waterbeheersing - behoud van de huidige dreven oogpunt verantwoord. - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - randvoorwaarden voor wonen ten opzichte van Gemene Weidebeek opgenomen in stedenbouwkundige voorschriften - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 7.2) Sint-Trudo waterbeheersing milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Spermalie 2 Stakendijke Zwijnsgat - waterbeheersing - een voldoende brede bufferzone aan de oostelijke zijde van het planelement en integreren van landschappelijk waardevolle elementen - waterbeheersing - inrichting van een verbinding voor fietsers en voetgangers naar het Oude Spoorwegpad - behoud en buffering van de oude spoorwegberm in functie van landschappelijke waarde - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 9.2) - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 10.2) - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 10.2) Leliestraat. - waterbeheersing - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Fabiolalaan - geluidsberm tov E40 - waterbeheersing - behoud van de oude dreef en zone zuur eikenbos - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - mlderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in voorschrift woongebied (voorschrift 12.2) Bedrijventerreinen De Rampe - waterbeheersing - landschappelijke inpassing t.o.v. hoeve Blijde Gedachte - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften - algemene principes vervat in toelichting bij vooorschrift (voorschrift 13.3) Sint-Pieterskaai waterbeheersing milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Waggelwater waterbeheersing milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Chartreuse en Oostkampse Baan Beperken van verstoring, vermijden van cumulatieve effecten met andere ontwikkelingen in de Groene gordel en duurzaam ruimtegebruik. Geen invulling met logistiek Op basis van de rapportage van RESOC & PMV en de resultaten van de planmer wordt de site Oostkampse Baan - Chartreuse aangeduid als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven en zijn er garanties voor de natuur- en cultuurhistorische waarden. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling als randstedelijk groengebied. Beperking van het programma in de stedenbouwkundige voorschriften (artikel 24.1): - Maximaal m² kantoren (i.p.v m²). - Geen bedrijven toegelaten. - Handel wordt gespecificeerd tot kleinhandel (groothandel niet toegelaten). - Beperking bouwhoogte stadion tot 45 meter - Gesloten stadion - Stadion in zone aansluitend bij E40 - Beperking van evenementen tot toeschouwers Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 31

36 - Halteplaats op de spoorlijn in de vorm van een gebouw in functie van efficiënt ruimtegebruik. - Groot Magdalenagoed wordt bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen (i.p.v. stededelijke activiteiten). - Zuinig ruimtegebruik Het afbakeningsplan bepaalt een gewenste ontwikkeling aan stedelijke functies. Dit geeft garanties dat de overige gebieden in de groene gordel hun rol als open ruimte zullen kunnen behouden. Milderende maatregelen op het vlak van mobiliteit en verkeershinder Maatregelen om voortbestaan van vleermuizenkolonies te garanderen zoals het beperken van de verlichting tot het strikt noodzakelijke, gebruik van neerwaarts gericht, verkeersgeleidend licht, verlichten met betrekkelijk langgolvig licht en een beperkte verlichtingsintensiteit, behoud bestaande corridors als donkere zones (Cf. passende beoordeling) Ter hoogte van de zone voor weginfrastructuur zijn ontsnipperende maatregelen zoals faunapassages nodig. Een concreet ontsluitingsvoorstel werd doorgerekend door het Vlaams Verkeerscentrum. De bijkomende ontsluitingsopties worden ingeschreven in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften: - Ontsluiting 1 is een rechtstreekse inrit voor autoverkeer vanaf de E40 door een aanpassing tussen de verkeerswisselaar E40/E403 en de verkeerswisselaar Loppem in de rijrichting naar Oostende. Deze inrit maakt deel uit van de bestaande wisselaar en wordt niet beschouwd als een nieuwe op- en afrit en komt dus niet in conflict met de doelstelling in het RSV om het aantal op- en afritten op de hoofdwegen te beperken. - Ontsluiting 2 is een in- en uitrit van en naar de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de Autobaan (Loppem) en van E40 afrit Loppem rijrichting naar Gent. - Ontsluiting 3 is een in- en uitrit vanaf de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de E 403 in beide rijrichtingen, Chartreuseweg en vanuit de richting Brugge (Boeveriepoort) en omgeving. - Mogelijkheid om de Koning Albert I-laan te verbreden tot 3 rijstroken. - Geen toegang voor auto s via ontsluitingen Steenbrugsestraat, Heidelbergstraat of Oostkampse Baan. Wel ontsluiting voor collectief busvervoer, veiligheids-, hulp- en bewakingsdiensten, catering, administratie/exploitatie en onderhoud stadion via de Steenbruggestraat. - Toegangsbewijzen worden gekoppeld aan de vervoerskeuze zodat verkeersgeleiding mogelijk wordt naar specifieke parkings en sluipverkeer en wildparkeren kan worden vermeden. - Fietsverbindingen onder de E40 worden geschrapt. Ze zijn niet nodig om fietsroutes te realiseren en zouden aanleiding kunnen geven tot wildparkeren in Loppem. De stedenbouwkundige voorschriften worden aangevuld met een bepaling dat voorafgaand aan de werken voor de ontwikkeling van het project er maatregelen moeten uitgevoerd zijn om het behoud van de vleermuizenkolonies te garanderen. Concreet plan van aanpak met ontwerpmatig uitgewerkte oplossingen voor behoud vlieglijnen en fourageergebieden wordt opgesteld door ANB en INBO en voorgelegd aan de Vlaamse Regering voorafgaand aan de werken voor ontwikkeling project. Maatregelen op het vlak van geluid Verplichting om geluidsschermen te plaatsen langs de E40 in de stedenbouwkundige voorschriften. Invulling van het gebied is pas mogelijk nadat de huidige wateroverlast is aangepakt. - Concrete bepalingen op het vlak van waterbeheersing (opvangbekken, maximaal debiet naar Kerkebeek en Lijsterbeek, inrichting Lijsterbeek, opvang vervuilende stoffen van wegenis, hergebruik hemelwater) in de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 32

37 stedenbouwkundige voorschriften te schrijven. - Bijkomend deelgebied overstromingsgebied Kerkebeek is opgenomen. De Spie Blankenbergse Steenweg Elfhoek Vliegweg Jabbeke West 50 ha - voorziene infrastructuurwerken N31, AX, A11, Blankenbergse Steenweg noodzakelijk - - waterbeheersing (hergebruik en vertraagde afvoer van hemelwater via open waterlopen naar een gemeenschappelijk bufferbekken in de zuidelijke tip). - Voorziene infrastructuurwerken N31, AX, A11, Blankenbergse Steenweg noodzakelijk - Geen invullig met logistiek - Geen ontwikkeling van bedrijventerrein ten westen van Blankenbergse Steenweg - Waterbeheersing (hergebruik en vertraagde afvoer van hemelwater via open waterlopen naar een gemeenschappelijk bufferbekken in het noorden met vertraagde afvoer naar de Smalle Watergang). - Vermijden aantasting open polder door beperkte en gefaseerde ontwikkeling en visuele buffering bedrijven naar open polder (noordelijke zijde) - Garanderen woonkwaliteit woningen Elfhoekstraat door buffering naar E40 De realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie levert, zelfs na implementatie van de voorgestelde milderende maatregelen, noemenswaardige milieueffecten optreden ten aanzien van de open ruimte en de aanwezige functies (wonen en landbouw). Daarnaast worden effecten verwacht ten aanzien van waterkwantiteit, landbouw, luchtemissies. Om de milieu-impact te beperken zijn milderende maatregelen noodzakelijk. - Ontwikkeling niet mogelijk zonder oplossing verkeer en inname landbouwgronden. - Negatieve cumulatieve effecten op groene gordel door samenhang met Chartreuse en Oostkampse Baan. Realisatie van dit planelement houdt een sterke aantasting in van deze groene gordel en kent om die reden een signficant negatief effect. Ook na realisatie van de milderende maatregelen treden noemenswaardige milieueffecten op bij realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie. De negatieve impact kan niet afdoende gemilderd worden met de beschikbare milderende maatregelen. Deze effecten situeren zich op velerlei vlakken, maar zijn voornamelijk gerelateerd met de structurele aantasting van de open ruimte: - het verlies van een aanzienlijke hoeveelheid biologisch waardevolle tot zeer waardevolle permanente graslanden, sloten en enkele poelen; dit impliceert daarenboven het verlies van een belangrijk pleistergebied voor avifauna. - geen. De aanpassingswerken aan de N31 met inbegrip van de aansluiting N31/AX zijn opgenomen in het RUP. De beleidsopties voor N31, AX en A11 maken deel uit van eigen besluitvormingsproces. - behoud logistiek op deze locatie is wenselijk vanuit ruimtelijk oogpunt. Deelgebied kan behouden blijven mits grondige motivering infrastructuuraanpassingen. - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschrfiten. - Geen. Beleidsopties voor N31, AX en A11 maken deel uit van eigen besluitvormingsproces - Behoud logistiek op deze locatie is wenselijk vanuit ruimtelijk oogpunt. Deelgebied kan behouden blijven mits grondige motivering infrastructuuraanpassingen. - Deelgebied is beperkt tot de zone ten oosten van Blankenbergsedijk. Het gebied ten westen van dijk wordt opgenomen als agrarisch gebied met nabestemming recreatie. - Milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschrfiten. Gebied niet meegenomen in definitief RUP. Gebied niet meegenomen in RUP. Gebied niet meegenomen in definitief RUP. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 33

38 Rekening houdend met het belang van de Oostkustpolders voor onder meer Kleine Rietgans, is dit een significant negatief effect (zie passende beoordeling). - versnippering van de open ruimte ten noorden van de E40, met de inname van een belangrijk deel van een relictzone en de aantasting de landschappelijke waarde van de Jabbeekse Beek. Dit betekent een zeer significant negatief effect ten aanzien van de perceptieve en erfgoedwaarde van het gebied. - sterke aansnijding van het aaneengesloten en uitgesproken agrarisch gebied. - Daarnaast heeft een dergelijk omvangrijk bedrijventerrein een groot verkeersgenererend effect. Gezien het ontbreken van verkeerstellingen, is het niet duidelijk of de aanwezige rotondes ter hoogte van de Stationsstraat deze bijkomende belasting zullen verwerken. Verder verkeersonderzoek is dan ook noodzakelijk. Het bedrijventerrein dient sowieso maximaal ontsloten te worden via de E40 om de hinder in de kern van Jabbeke te beperken. Jabbeke West 10 ha Sint-Elooi Negatieve impact beperkter dan bij grotere oppervlakte Ontwikkeling weinig wenselijk omwille van negatieve impact op open ruimte en VR-gebied en omwille van geïsoleerde ligging tov stedelijk gebied - Buffering (voornamelijk visueel) ten aanzien van de omgeving is aangewezen. - Behoud en buffering van de Jabbeekse beek met de bijhorende bomenrijen. De realisatie van een bedrijventerrein op deze locatie levert milieueffecten op, die in belangrijke mate kunnen gemilderd worden. Om de milieu-impact te beperken zijn milderende maatregelen noodzakelijk. Bijkomend onderzoek omwille van grote verkeersleefbaarheidsimpact en hinder voor nabijgelegen woningen in relatie met omvattende visie op Sin-Elooi gebied niet meegenomen in definitief RUP. Gebied opgenomen in RUP maar zonder herbestemming (dus geen deelplan opgenomen) zodat bij realisatie (en eventueel bij de opmaak van een afzonderlijk RUP) nog een milieubeoordeling dient te gebeuren. Stedelijke Groengebieden en recreatie Stedelijk groengebieden algemeen Globaal hebben de stedelijke groengebieden weinig significante milieueffecten. De uitbreiding van groengebieden wordt gunstig beoordeeld voor het verhogen van de ecologische waarden. Dit wordt bevestigd in de passende beoordelingen. Ryckevelde globaal gunstig beooreeld geen Tillegem globaal gunstig beoordeeld geen Siemenslaan globaal gunstig beoordeeld geen Sint-Pietersplas Beperkte milieueffecten globaal gunstige beoordeling geen Golf Damme Beperkte milieueffecten globaal gunstige beoordeling geen Lijninfrastructuur N31 N31 Milieubeoordeling infrastructuur opgenomen in de beoordeling van de deelgebieden waarop de N31 betrekking heeft (Waggelwater, Chartreuse, de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 34

39 Spie en Sint-Pietersplas). Stedelijke functies Voetbalstadion aanpassing huidige site Voetbalstadion afweging nieuwe locaties A. Locaties met relatief beperkte milieueffecten Voetbalstadion afweging nieuwe locaties B. Locaties met significant negatieve effecten Vanuit milieuoogpunt is de huidige locatie Jan Breydel geschikt mits toepassing van een afdoend mobiliteitsconcept. Indien geopteerd wordt voor de aanpassing gelden volgende belangrijke randvoorwaarden of maatregelen: - Sterke uitbouw openbaar en collectief vervoer; - Herinrichting N31 (is lopende); - Realisatie volledig gesloten stadion; - Geen realisatie van een flankerend programma met een sterk verkeersgenererend karakter - Beperkte frequentie van evenementen met het beoogde toeschouwersaantal van personen. Locaties met relatief beperkte effecten indien geopteerd wordt voor nieuwe locatie: - De Spie is geschikte locatie vanuit milieuoogpunt mits realisatie van de voorziene aanpassingen wegeninfrastructuur (N31, AX, N49 en N44) en implementatie van milderende maatregelen. Combinatie met bedrijvigheid is mogelijk. Hoogfrequent gebruik stadion is aangewezen vanuit duurzaam ruimtegebruik. - Blankenbergsesteenweg West is geschikte locatie vanuit milieuoogpunt mits noordelijke inplanting gebundeld met de bestaande infrastructuur en mits aanpassingen wegeninfrastructuur (N31, AX, N49 en N44) en de implementatie van een aantal milderende maatregelen noodzakelijk. Combinatie met bedrijvigheid is mogelijk. Hoogfrequent gebruik van het stadion is aanvaardbaar en zelfs aangewezen vanuit duurzaam ruimtegebruik. Locaties met significant negatieve effecten: Oostkampse Baan en Chartreuse - Chartreuse. Omwille van verstoring fauna en flora en landschap en cumulatieve effecten met andere ontwikkelingen in de groene gordel van cruciaal belang. Verder onderzoek moet uitwijzen of de realisatie van een voetbalstadion binnen deze randvoorwaarden haalbaar en zinvol is. Dit onderzoek zal ook meer duidelijkheid scheppen in functie van een mogelijk flankerend programma. De mogelijkheden zullen op dit vlak echter sowieso beperkt zijn, zodat de invulling van de in planelement 21 voorziene hoogwaardige bedrijvigheid sterk gereduceerd zal zijn. - De locatie Oostkampse baan Omwille van verstoring fauna en flora (cf. passende beoordeling) en landschap en cumulatieve effecten met andere ontwikkelingen in de groene gordel net als bij de locatie Chartreuse van cruciaal belang. Verder onderzoek (cf. passende beoordeling) moet uitwijzen of de realisatie van een voetbalstadion binnen deze randvoorwaarden haalbaar en zinvol is. Vast staat dat de combinatie ervan met bedrijvigheid ter hoogte van Chartreuse of Vliegweg vanuit milieuoogpunt absoluut te vermijden is. Ook de koppeling met een uitgebreid commercieel Op basis van de rapportage van RESOC & PMV en de resultaten van de planmer wordt de site Oostkampse Baan - Chartreuse aangeduid als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven en zijn er garanties voor de natuur- en cultuurhistorische waarden. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling als randstedelijk groengebied. De locatie Jan Breydel is niet opgenomen in het RUP. Op basis van de rapportage van RESOC & PMV en de resultaten van de planmer wordt de site Oostkampse Baan - Chartreuse Chartreuse aangeduid als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven en zijn er garanties voor de natuur- en cultuurhistorische waarden. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling als randstedelijk groengebied. De locaties De Spie en Blankenbergse west zijn opgenomen in het RUP als regionaal bedrijventerrein. De ontwikkeling van een voetbalstadion is er niet mogelijk gemaakt. Op basis van de rapportage van RESOC & PMV en de resultaten van de planmer wordt de site Oostkampse Baan - Chartreuse Chartreuse aangeduid als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven en zijn er garanties voor de natuur- en cultuurhistorische waarden. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling als randstedelijk groengebied. In de toelichting bij deelgebied 24 (Oostkampse Baan Chartreuse) zijn de concrete milderende maatregelen verder gespecifieerd. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 35

40 programma op deze locatie (cfr voorstel Uplace) is niet aangewezen wegens hoogstwaarschijnlijk onhaalbaar binnen de gestelde randvoorwaarden. Opleidingscentrum brandweer Zedelgem - realisatie groenbuffer (visuele afscherming, onder de vorm van een begroeide berm met gemengd inheems, standplaatsgeschikt en bij voorkeur autochtoon plantgoed, waarbij de aanplanting minstens moet gebeuren in het groeiseizoen voorafgaand aan het gebruik van de site en een variatie van streekeigen groen met een voldoende schermfunctie moet worden gebruikt (ook schermfunctie in de winter). Grenzend aan de groenzone dient de bestaande lineaire perceelsrandbegroeiing behouden te blijven. - waterbeheersing - buffer voorzien in de stedenbouwkundige voorschriften - milderende maatregelen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschrfiten. Onderzoeksgebied op basis van richtlijnen Relevante elementen uit het planmer Vertaling in gewestelijk RUP GOG Kerkebeek Omgeving Ten Briele Significant positief effect op overstromingsgevoeligheid stroomgebied Kerkebeek en significant positiek effect op structuurkwaliteit Kerkebeek mits uitvoering milderende maatregelen op projectniveau bij de uitvoering Behoud huidige vegetatie en ecotopen houdt geen significante milieueffecten in (=bestendiging van huidige situatie). Herbestemming gericht op behoud bestaand bos houdt siginificant positief effect in. Bijkomende deelgebied GOG Kerkebeek opgenomen in GRUP. Herbestemming wordt niet opgenomen in GRUP (= gemeentelijke taakstelling). Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 36

41 A1.6 Milieuverklaring en monitoringsmaatregelen Integratie van milieuoverwegingen in het plan De milieubeoordeling en de volledige documentatie van de planmilieueffectrapportage maakt integraal deel uit van het plan. In de toelichtingsnota worden alle milieuoverwegingen duidelijk vermeld. In de inleiding (leeswijzer pagina 4 en volgende van de toelichtingsnota) is aangegeven waar de verschillende onderdelen terug te vinden zijn. Wijze waarop rekening gehouden wordt met het goedgekeurde planmer en de gegeven adviezen en het resultaat van de grensoverschrijdende raadpleging Aangezien het goedgekeurde planmer integraal deel uitmaakt van het RUP, en bij de verantwoording an de keuzes steeds teruggegrepen wordt naar elementen uit dit planmer is de wijze waarop rekening gehouen wordt met de planmer terug te vinden in een overzichtstabel (deel A1.5 van de toelichtingsnota). De wijzigingen die aangebracht zouden worden in de loop van de goedkeuringsprocedure naar aanleiding van adviezen bij het voorontwerp en bij het openbaar onderzoek en in het advies van Vlacoro, zullen zonodig worden vermeld in het besluit over de voorlopige vaststelling (onderworpen aan het openbaar onderzoek) en in het besluit van de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Er werd voor dit plan geen grensoverschrijdende raadpleging georganiseerd. Monitoringsmaatregelen Momenteel is er geen instrument of gevalideerde methodiek beschikbaar voor de monitoring van ruimtelijke uitvoeringsplannen en milieueffecten om te voldoen aan de richtlijn 2001/42/EG. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 37

42 B Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) Voor het regionaalstedelijk gebied Brugge werd een ruimtelijk veiligheidsrapport opgesteld. Het ruimtelijk veiligheidsrapport werd door de dienst VR van LNE goedgekeurd op 12 december De resultaten van het RVR zijn verwerkt in dit RUP. Globaal geeft het RVR aan dat er geen Seveso-bedrijven worden toegelaten op de bedrijventerreinen Het toelaten van Seveso-bedrijven is niet aangewezen voor de bedrijventerreinen de Rampe (Oostkamp), Sint- Pieterskaai en Waggelwater (niet uitgesloten). Seveso-bedrijven kunnen onder strikte voorwaarden worden toegelaten op de bedrijventerreinen Elfhoek (Jabbeke), Sint-Elooi (Zedelgem) en Chartreuse. Seveso-bedrijven kunnen, voor zover wordt de externe veiligheidsrisico s aanvaardbaar zijn (voldoen aan de sectorwetgeving), worden toegelaten op de bedrijventerreinen de Spie, Blauwe Toren, Blankenbergsesteenweg, Vliegweg, Jabbeke-West De inplanting van Seveso-activiteiten is niet verenigbaar in de nabijheid van een voetbalstadion (Chartreuse, Oostkampse Baan, de Spie, Blankenbergse Steenweg). De geplande woon- en groengebieden bevinden zich op voldoende afstand van bestaande Seveso-activiteiten zodat ze geen significante verhoging van de veiligheidsrisico s inhouden, zodat de voorgenomen plannen ongewijzigd kunnen behouden worden. Ze vormen ook geen aanleiding voor het opleggen van specifieke maatregelen aan de bestaande Seveso-inrichtingen. Binnen het plangebied zijn er geen Seveso-inrichtingen aanwezig. Buiten het plangebied zijn er wel een aantal Seveso-inrichtingen gevestigd binnen een straal van 2km, namelijk in het Zeehavengebied, meerbepaald in de achterhaven en de binnenhaven. De geïdentificeerde inrichtingen worden opgesomd in onderstaande tabel. Overzicht lage en hoge drempel-inrichtingen Naam Drempel Ligging Activiteit opmerking Pemco Brugge Hoog Pathoekeweg 116 Productie van Lpg-tank 8000 Brugge Electrabel NV laag Laag Pathoekeweg 300 STEG-centrale Opslag van gasolie 8000 Brugge Umicore Specialty Materials Brugge NV Hoog Pathoekeweg Brugge Productie van metaalzepen, kunstharsen, nafteenzuren en houtveredelingsproducten (dispersies) Van der Sluijs Groep Laag Pathoekeweg 74 Opslag van brandstoffen NV 8000 Brugge Total Belgium NV Laag Krakeleweg Brugge Opslag van brandstoffen De meest nabij geplande ontwikkeling van gebieden met woonfunctie situeren zich op meer redelijke afstand van de bestaande Seveso-inrichtingen, en zijn niet relevant als gevolg van de afstand of omdat ze verder dan de reeds aanwezige gebieden met woonfunctie zijn gelegen. De geplande ontwikkelingen kunnen worden beschouwd als compatibel met de milieurisico s van de bestaande Seveso-inrichtingen. Er zijn geen andere aandachtsgebieden die het externe risico van de bestaande Seveso-inrichtingen beinvloeden. In het algemeen is onderzoek van het aspect van domino-effecten tussen Sevesoinrichtingen en dit betreffende zowel nog in te planten Seveso-inrichtingen als bestaande Seveso-inrichtingen, slechts mogelijk bij het beschikbaar zijn van gedetailleerde informatie. In functie van de inplanting van een voetbalstadion werden vijf mogelijke locaties onderzocht in een addendum bij het RVR. Het gaat om de locaties Jan Breydel, de Spie, Blankenbergse Steenweg, Chartreuse en Loppem Oostkampse Baan. De evaluatie is gebeurd vanuit de invalshoek van de Seveso-richtlijn waarbij het voetbalstadion, al dan niet in verbinding met een bijbehorend commercieel complex, te aanzien is als een locatie waar veel publiek aanwezig kan zijn (aandachtsgebied [BVR RVR, 2007]). Andere aspecten, zoals bijvoorbeeld mobiliteit, komen daarbij niet aan bod. Vanuit het oogpunt van de Seveso-richtlijn levert de evaluatie van de vijf onderzochte zoeklocaties voor een voetbalstadion het globaal het volgende op : Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 38

43 - Voor het Jan Breydel stadion is er zonder meer geen bezwaar omdat er geen Seveso-inrichtingen noch geplande bedrijventerreinen in de nabijheid ervan zijn gesitueerd. - Voor het bedrijventerrein Chartreuse zal inplanting van een voetbalstadion geen ruimte meer bieden voor bedrijvigheid en dus ook niet voor Seveso-inrichtingen in het bijzonder. Er zijn ook geen geplande bedrijventerreinen in de nabijheid aanwezig zodat er dan geen bezwaar is voor inplanting van een voetbalstadion op die locatie. - Voor de locatie Loppem Oostkampse Baan zijn er geen bestaande Seveso-inrichtingen in de buurt gelegen doch zal door inplanting van een voetbalstadion de ontwikkeling van het bedrijventerrein Chartreuse aan beperkingen onderhevig kunnen zijn. De draagkracht van Chartreuse ten aanzien van Seveso-inrichtingen is reeds beperkt is door de zeer nabije aanwezigheid van gebieden met woonfunctie. - Het noordelijke gedeelte van het bedrijventerrein ten westen van de Blankenbergsesteenweg vormt een locatie die globaal in de nabijheid van bedrijventerreinen gesitueerd is waardoor ze een beperking oplegt aan mogelijke toekomstige ontwikkelingen aldaar. Dit moet mede gezien worden in combinatie met het feit dat het betrokken terrein op ruime afstand gelegen is van gebieden met woonfunctie en kwetsbare locaties waardoor de draagkracht van dit bedrijventerrein (zonder voetbalstadion) voor Seveso-inrichtingen beduidend hoger ligt in vergelijking met bvb. het bedrijventerrein Chartreuse - Het bedrijventerrein De Spie vormt een locatie waarbinnen er met de realisatie van een voetbalstadion geen ruimte meer beschikbaar zal zijn voor inplanting van (Seveso-)bedrijven. De ligging in de nabijheid van industriegebieden/bedrijventerreinen maakt dat het voetbalstadion een beperking oplegt aan mogelijke toekomstige ontwikkelingen aldaar (waaronder ook het bestaande industriegebied in zeehavengebied). Dit moet mede gezien worden in combinatie met het feit dat het betrokken terrein op ruime afstand ligt van gebieden met woonfunctie en kwetsbare locaties waardoor de draagkracht voor Seveso-inrichtingen beduidend hoger ligt in vergelijking met bvb. Chartreuse (zie RVR/07/01). Tenslotte is het niet uit te sluiten dat de aanwezigheid van het voetbalstadion tot een hoger ex tern groepsrisico kan leiden verbonden aan de inrichting van Umicore Specialty Materials Brugge NV. Het addendum bij het RVR werd op 21 augustus 2008 goedgekeurd door de dienst VR van LNE. C Watertoets In toepassing van het decreet betreffende het integraal waterbeleid dd. 18/7/2003 inzonderheid op art. 8 1, werd er een watertoets uitgevoerd. Deze watertoets maakt deel uit van het planmer. Op basis van de huidig beschikbare gegevens zijn in de stedenbouwkundige voorschriften de nodige specifieke bepalingen opgenomen in functie van waterbeheer. Een algemeen overzicht van de vertaling van de in het planmer voorgestelde maatregelen in het RUP is opgenomen op pagina 32 van deze toelichtingsnota. D Archeologie In het kader van de het Europees verdrag houdende de bescherming van het archeologisch erfgoed (Valetta/Malta, 1992) wordt het algemeen principe onderschreven om tijdig het noodzakelijk onderzoek te verrichten. Dit maakt evenwel geen voorwerp uit van een ruimtelijk uitvoeringsplan, maar zal bij de vergunningsaanvraag en de projectrealisatie aan bod komen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 39

44

45 DEEL 5 Toelichting per deelgebied en stedenbouwkundige voorschriften 5 Opbouw Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat uit 24 deelgebieden die weergegeven zijn op tien kaarten. De verantwoording bij de verschillende deelgebieden van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge bevat telkens ten minste de noodzakelijke onderdelen van een ruimtelijk uitvoeringsplan zoals voorzien in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: A. De bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied B. De bestaande feitelijke en juridische toestand. Deze wordt voornamelijk op kaarten weergegeven. Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen, BPA-contouren en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 4: Bestaande feitelijke toestand: andere plannen C. De relatie met het afbakeningsproces voor het regionaalstedelijk gebied Brugge. Hierbij wordt aangegeven welke elementen uit het afbakeningsproces bepalend zijn voor de bestemming van het gebied. D. De gewenste ruimtelijke structuur voor het gebied. Dit onderdeel geeft de onderbouwing voor de opgenomen aspecten voor inrichting en ontwikkeling in de deelgebieden en geeft aan hoe de gewenste ontwikkeling ervan concreet en kwalitatief kan verlopen (in tekst en eventueel in beeld). E. Op te heffen voorschriften. Hier wordt aangegeven welke stedenbouwkundige voorschriften worden opgeheven d.m.v. van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (Bijlage I: verordenend grafisch plan). Indien er bijkomende specifieke acties worden ondernomen tot uitvoering van het plan dan wordt dit tevens toegelicht. Op basis van de bestaande ruimtelijke structuur, de visie en het ruimtelijk concept voor het gebied worden de essentiële elementen geselecteerd voor opname in het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Deze stap wordt in een tabel samengevat weergegeven ( Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling ): De titel van het stedenbouwkundig voorschrift. De eerste kolom geeft samenvattend weer welke ruimtelijke opties belangrijk zijn bij de ontwikkeling van de verschillende gebieden. Deze bevatten verwijzingen naar het afbakeningsproces, de visie en het ruimtelijk concept én ook aanvullende elementen die te maken hebben met programmatische elementen relevant bij de invulling van de gebieden. In de tweede kolom worden de stedenbouwkundige voorschiften uitgewerkt voor de eerder beschreven inhoudelijke elementen die een verordenende vertaling vereisen. Deze voorschriften zijn opgesteld op basis van de typevoorschriften zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 11/04/2008. Voor het deelgebied Chartreuse zijn de voorschriften dezelfde als van het definitief vastgestelde RUP door de Vlaamse Regering (31/03/2006, vernietigd door de Raad van State op 9 juni 2009) en wordt dus geen gebruik gemaakt van die typevoorschriften. De tabel geeft de samenhang weer tussen het toekomstbeeld van het gebied, het verordenende gedeelte (plan en stedenbouwkundig voorschrift) en de relatie met vroegere plannen en voorschriften. Op deze wijze is het tijdens het openbaar onderzoek en bij de interpretatie van stedenbouwkundige voorschriften steeds duidelijk wat de ontwerper ermee heeft bedoeld. De selectie van de elementen die opgenomen zijn in de stedenbouwkundige voorschriften is bewust beperkt gehouden om er in de toekomst voldoende flexibel mee te kunnen omgaan. Enkel die elementen die noodzakelijk zijn voor het bereiken van het doel worden verordenend vastgelegd. Een eventuele verfijning van de plannen door de gemeenten of provincies is voor zover er niet strijdig meemogelijk op basis van de uitvoering van hun goedgekeurd ruimtelijk structuurplan. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 41

46 Afbakeningslijn 1 Bestaande feitelijke en juridische toestand De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Opmerking: De grenslijn is louter ter informatie weergegeven op deze kaarten omwille van de leesbaarheid. Enkel de aanduiding op het verordenend grafisch plan (Bijlage I, delen 1-10) heeft een verordenende waarde. In onderstaande tabel worden enkel die elementen van de juridische toestand opgenomen die relevant zijn voor de ligging van de grenslijn. Het gaat meer bepaald om de plannen die de grenslijn kruisen of eraan grenzen. Plannen die er volledig binnen of er volledig buiten liggen zijn bijgevolg niet opgelijst. Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Beschermde dorpsgezichten Beschermde landschappen Beschermde monumenten Beschermde stadsgezichten Ankerplaatsen Natuurreservaten Bosreservaten Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Brugge: BPA Speie (MB 20/10/1998) BPA Zeelaan zuid-west (MB 17/04/1997) BPA Nijverheidsgebied Herdersbrug (MB 09/06/1987) BPA Fort Lapin (MB 08/09/1994) BPA St. Jozef Ter Panne (MB 06/04/1994) BPA Koolkersesteenweg (MB 28/02/1996) BPA Centrum (MB 08/06/1995) BPA Koolkerke ZO (MB 07/09/1977) BPA Domein Tudor (MB 19/03/1985) Oostkamp: BPA centrum oost (MB 12/11/2001) BPA Kapellestraat (MB 23/06/1998) BPA Kapellestraat uitbreiding (MB 07/06/2007) BPA Nieuwenhove (MB 30/09/1997) Zedelgem: BPA Sint-Elooi IIc (MB 06/02/2008) BPA Dorpskom Loppem (MB 22/09/2006) Geen Poldercomplex Kasteel De groene poort en omgeving Geen Geen Geen Ankerplaats Gruuthuyse De Cellen Erkegem en Kampveld Geen Geen Geen Ja Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 42

47 Beperkte delen gelegen binnen de grenslijn maken onderdeel uit van de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen in functie van de agrarische structuur, conform de beslissingen van de Vlaamse Rregering van 31 maart 2006 (voor de gebieden van de buitengebiedregio Kust-Polders-Westhoek) en 20 juli 2006 (voor de buitengebiedregio Veldgebied Brugge Meetjesland). De kaarten met de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen herbevestigd zijn i.f.v de agrarische structuur kan u downloaden op www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/planningsprocessen/plpr_bg/agnas. Vertaling van de grenslijn uit het afbakeningsvoorstel naar een plan op kadastraal perceelsniveau Het aangeven van de grenslijn is één van de finaliteiten van het afbakeningsproces. Hierdoor krijgt de afbakening een juridisch statuut zodat ze ook doorwerkt in specifieke overheidsinitiatieven en uitvoeringsplannen van de verschillende overheden binnen dit regionaalstedelijk gebied. Daarnaast kan een gecoördineerd gebiedsgericht beheer en stedelijkgebiedbeleid gevoerd worden in een duidelijk afgebakend gebied. - De afbakeningslijn is gebaseerd op de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur, met nieuwe ontwikkelingen en een onderzoek naar de grensstellende elementen van binnen in (vb. randen van kernen, bedrijventerreinen, infrastructurele grenzen) en van buiten uit (natuur, landbouw en landschap). De concrete motivering voor de situering van de grenslijn zijn sterk verschillend van plaats tot plaats. Het voorstel volgt infrastructuren, gewestplanbestemmingen, hoogtelijnen, morfologische grenzen, - De grenslijn was in het voorstel van afbakening op een beperkt aantal plaatsen nog niet bepaald. Het betreft een aantal gebieden ter hoogte van het golfterrein in Damme of het randstedelijk groengebied Rijckevelde Malebos. Op basis van specifiek onderzoek is in dit ontwerp een afbakeningslijn bepaald. - Het vastleggen van de grenslijn betekent helemaal niet dat elke lokale ontwikkeling (bv. lokaal bedrijventerrein of lokaal sportterrein) onmogelijk is buiten de grens. Over die elementen is in het afbakeningsproces geen uitspraak gedaan. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten om daar uitspraken over te doen. Bestaande infrastructuren van lokaal niveau en ontwikkelingen die voorzien zijn in goedgekeurde gemeentelijke plannen (BPA of RUP) worden ook binnen de lijn opgenomen. - De site Chartreuse en Oostkampse baan wordt als één projectgebied gedefiniëerd. Dit laat toe dit gebied op een geïntegreerde manier te ontwikkelen en wordt er een mix mogelijk gemaakt van kantoorachtigen, winkels, een voetbaloefen- en opleidingscentrum (min 16 terreinen) en multifunctioneel voetbalstadion. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken wordt de site Oostkampse Baan/Chartreuse bestemd als gebied voor stedelijke activiteiten met specifieke randvoorwaarden om het groene parkkarakter en de cultuurhistorische waarden te garanderen. De afbakeningslijn werd in dit ontwerp van afbakeningsplan juridisch vertaald op perceelsniveau (kadastrale percelen). Voor de aanpassing van de lijn werden de volgende principes gehanteerd: Indien de lijn wordt begrensd door woonomgevingen wordt over een woonperceel een eenduidige uitspraak gedaan (in het stedelijk gebied of erbuiten). Indien er geen ruimtelijk onderscheid is tussen de beide straatzijden op het terrein worden beide zijden van de weg opgenomen binnen het grootstedelijk gebied ofwel wordt de gehele woonomgeving gesitueerd in het buitengebied. Ook woningen in (goedgekeurde) verkavelingen worden normaal in het stedelijk gebied opgenomen. Bij het doorsnijden van nagenoeg continue bebouwing langs een uitloper van de stedelijke ontwikkeling aan een verbindingsweg (steenweg) wordt gezocht naar ruimtelijk logische grenzen. Indien mogelijk wordt doorgesneden ter hoogte van een dwarsweg. Vertrekkend van het uitgangspunt dat de grenslijn van het stedelijk gebied maximaal op het terrein moet herkenbaar zijn, is het ook mogelijk een element in het landschap (bomenrij, beek,..) of een uitgebouwd fietspad als grens te stellen. Hoogtelijnen in een gebied waarin slechts zeer beperkte hoogteverschillen op terrein te merken (geen steilrand) zijn, worden niet als lijn aangeduid. De hoofdwegen N31 en E40 en spoorwegen vormen op meerdere plaatsen een duidelijke fysieke grens aan het stedelijk gebied. Voor het bepalen van de afbakeningslijn wordt er op een verschillende manier mee omgegaan. De N31 vormt als stedelijk verdeelweg een onderdeel van het stedelijk gebied en valt grotendeels binnen het stedelijk gebied. Waar de N31 de grens vormt van het stedelijk gebied wordt de lijn dus aan de buitenzijde van de N31 gelegd. De E40 doorsnijdt het stedelijk gebied aan de zuidelijke zijde maar krijgt nochtans geen andere betekenis binnen of buiten het stedelijk gebied. Het heeft geen meerwaarde de E40 op te nemen. De grenslijn wordt dus aan de binnenzijde van de E40 gelegd; hetzelfde geldt voor andere infrastructuren. De grenslijn volgt om verschillende redenen niet steeds de grens van het herbevestigd agrarisch gebied. De grens van het herbevestigd agrarisch gebied is niet op perceelsniveau vastgelegd, maar werd ingetekend met het gewestplan als ondergrond. Op het moment van de beslissing over het herbevestigen van de gewestplanbestemmingen was nog geen voorontwerp van afbakeningsrup opgemaakt, maar was enkel het voorstel van afbakening gekend. Deze elementen, plus het feit dat bij het bepalen van de grenslijn van het stedelijk gebied ook verschillende andere elementen meegenomen worden in de afweging (zie hierboven), leiden ertoe dat niet overal de grens van het herbevestigd gebied wordt gevolgd. Dit heeft tot gevolg dat delen van het herbevestigd agrarisch gebied binnen de grenslijn van het stedelijk gebied Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 43

48 zijn gelegen. Het gaat op beperkte delen van het herbevestigd gebied, gelegen aan de grenslijn van het stedelijk gebied. Hieronder wordt de grenslijn in wijzerzin overlopen vanaf de kruising van de N31 met de Oostendsesteenweg (Omgeving gevangenis ten westen van het centrum van Brugge). Deelplan 1 In het noordelijk deel van het regionaalstedelijk gebied vormt de N31 de westelijke grens van het stedelijk gebied. De omgeving van de Sint-Pietersplas, het crematorium met de parkbegraafplaats, het bedrijventerrein Blauwe Toren en de Spie maken deel uit van het stedelijk gebied. De grenslijn volgt de rooilijn van de N31. Deze primaire weg is binnen het stedelijk gebied gelegen is omwille van het belang als stedelijke verdeelweg en als drager van stedelijke activiteiten. Vanaf de kruising van de N31 vormt de spoorlijn van Brugge naar Zeebrugge de grens tussen het stedelijk gebied en het zeehavengebied. Zeveneke behoort tot het stedelijk gebied. De Pathoekeweg maakt deel uit van het zeehavengebied. Deelplan 2 De grenslijn tussen het stedelijk gebied en het zeehavengebied wordt gevormd door de spoorlijn naar de zeehaven. De omgeving Sint-Pieterskaai maakt deel uit van het stedelijk gebied samen met het projectgebied waar de vestiging van de administratie van de eenheidspolitie is voorzien (Entrepot). Ter hoogte van Sint- Pieterskaai volgt de grenslijn gedeeltelijk ook het BPA Sint-Jozef-ter-Panne tot aan de Dudzeelse Steenweg. De overige delen van de achterhaven maken deel uit van het zeehavengebied. Aan de oostelijke zijde vormt de Zijdelingse Vaart de grens tussen zeehaven en stedelijk gebied. De woningen langs de Dudzeelse Steenweg maken deel uit van het stedelijk gebied. Tussen de Dudzeelse steenweg en de Bruggesteenweg volgt de grenslijn een verkaveling. Het niet bebouwde woonuitbreidingsgebied wordt opgenomen in het stedelijk gebied als te ontwikkelen woongebied (woongebied Sint-Jozef). De lijn volgt de gewestplanbestemming woongebied langs de Brugse Steenweg, waarbij de perceelsgrenzen de grenslijn vormen, tot aan de kern van Koolkerke. Een deel van het woonreservegebied (met de Arendstraat als grens) wordt opgenomen binnen het stedelijk gebied als te ontwikkelen woongebied (woongebied Arendstraat). Vanaf de kern van Koolkerke volgt de grenslijn de oostelijke bebouwing langs de Brugsesteenweg en de grens van het woongebied op het gewestplan. Ter hoogte van het Fort van Beieren vormen verkavelingen de grens. Het fort wordt niet opgenomen binnen het stedelijk gebied. Verder volgt de lijn de begrenzing van de BPA s Koolkerksesteenweg en Koolkerke Z-O. Vanaf dan wordt terug de gewestplanbestemming woongebied gevolgd tot aan de vaart van Brugge naar Sluis, die buiten het stedelijk gebied valt. Ten zuiden van de Damse Vaart volgt de grenslijn de bestemming woongebied op het gewestplan langs de Karel Van Manderstraat tot aan het Zuidervaartje, waarbij de perceelsgrenzen genomen worden als grens. De omgeving van Sint-Kruis wordt opgenomen in het stedelijk gebied. De grenslijn volgt eerst het Zuidervaartje, dat buiten de grenslijn gelegen is, en verder de grens van de bestaande bebouwing en het rusthuis waarbij de gewestplangrenzen worden gevolgd. Vanaf de Polderstraat volgt de lijn de grens van het BPA Domein Rooigem, waarbij de dreef binnen het stedelijk gebied gelegen is als onderdeel van het kasteeldomein. Langs de Moerkerkse Steenweg volgt de lijn de gewestplanbestemming woongebied en de grens van de BPA s Malehoek West en Malehoek Oost. De verkavelingen en het woongebied ten noorden van de Moerkerkse steenweg worden mee opgenomen binnen het stedelijk gebied. Ook de verkaveling wordt mee opgenomen binnen het stedelijk gebied. Vanaf de Pijpeweg worden de bestaande woningen langs de Moerkerksesteenweg en de verkaveling langs de Pijpeweg opgenomen binnen het stedelijk gebied. Langs de Pijpeweg volgt de grenslijn de oostelijke bebouwing, met gewestplanbesteming woongebied. De afbakeningslijn volgt de verkavelingen en verder de grens van het BPA Malehoek Oost. Deelplan 5 (noordelijk deel) Vanaf de kruising met de Brieversweg, volgt de grenslijn de gewestplanbestemming woongebied in oostelijke richting, waarbij de Brieversweg buiten het stedelijk gebied is gelegen. De Brieversweg vormt de noordelijke grens van het randstedelijk groengebied Rijckevelde Male. De kern van Sijsele wordt opgenomen in het stedelijk gebied. De onbebouwde delen van het woonuitbreidingsgebied (Spermalie en Zwijnsgat) worden opgenomen als woongebied. Deelplan 6 Het golfterrein kan beschouwd worden als een eiland binnen de afbakening van het regionaalstedelijk gebied. Het plangebied bestaat uit twee delen. Het deel ten noorden van de Doornstraat bestaat uit een golfterrein met 18 holes en ruimte voor de uitbreiding van een terrein van 9 holes in het oostelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel wordt begrensd door de Doornstraat in het zuiden en door perceelsgrenzen. Het zuidelijke deel komt overeen met het bestaande golfterrein. Deelplan 5 (zuidelijk deel) De kern van Sijsele (bestaande bebouwing) wordt opgenomen in het stedelijk gebied. De grenslijn wordt bepaald door de bebouwing langs de Dorpsstraat en Kerkweg; De grenslijn wordt ter hoogte van de Rijckevelde bepaald Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 44

49 door de gebieden die opgenomen worden als randstedelijk groengebied (Rijckevelde-Malebos). De woonomgeving Assebroek en het ziekenhuis worden opgenomen in het stedelijk gebied. De grenslijn volgt de gewestplanbestemming woongebied langs de Kerkdreef en de Corneillestraat waarbij beide straten binnen het stedelijk gebied gelegen zijn. Vanaf dan volgt de grenslijn de grens van het gewestelijk RUP Gen Assebroekse meersen tot Bergbeekvallei. Deelplan 5 (zuidelijk deel) De Assebroekse Meersen worden gezien als een deel van het buitengebied. De grenslijn volgt de gewestplanbestemming woongebied ter hoogte van Mispelaar. Van het woonuitbreidingsgebied wordt het deel ten noorden van Mispelaar en het deel ten westen van de M. Van Hammestraat opgenomen als te ontwikkelen woongebied omdat het zuidelijke deel een onderdeel is van de Assebroekse meersen. Dan volgt de lijn een stukje de gewestplanbestemming woongebied en verder de grens van het BPA Olmendreef Zuid. Deelplan 8 Verder volgt de lijn de gewestplanbestemmingen woongebied en woonuitbreidingsgebied, waarbij de perceelsgrenzen als grens worden genomen, tot aan de gewestplanbestemming gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut in de omgeving van de Sint-Lucaskliniek, die binnen het stedelijk gebied gelegen is. Hierna volgt de lijn de grens van het Sint-Trudoledeken en zijn zuidelijke aftakking. De grenslijn volgt dan de grens tussen de bebouwde en onbebouwde ruimte en verder de grens van de gewestplanbestemming woongebied (Olmenstraat en Abelenstraat). Woningen gelegen in een verkaveling worden mee opgenomen binnen het stedelijk gebied. De woonomgeving Steenbrugge wordt opgenomen in het stedelijk gebied. De grenslijn volgt de grens van het BPA Lievestede deel 1 en verder de gewestplanbestemming woongebied, waarbij ook het woongebied ten oosten van de Legeweg (Moerbrugge) wordt opgenomen. Het woonlint langs de Veldstraat wordt niet opgenomen binnen het stedelijk gebied. De kern Moerbrugge en het bebouwbaar gedeelte (waterproblematiek) van het woonuitbreidingsgebied in Moerbrugge wordt opgenomen in het stedelijk gebied. De zuidelijke grens wordt gevormd door de Van Hennemansstraat. Het kanaal van Gent naar Brugge vormt verder de zuidelijke grens. Ter hoogte van De Rampe wordt het bedrijventerrein bestemd als kleinhandelszone. De woningen gelegen binnen de verkaveling ten oosten van de spoorlijn van Gent naar Oostende (Warandestraat) worden opgenomen in het stedelijk gebied. Hierna volgt de afbakeningslijn de spoorlijn en verderop de grens van het habitatgebied (Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel). Deelplan 9 De woonkern Oostkamp wordt opgenomen in het stedelijk gebied. Ter hoogte van de ringweg in Oostkamp (Rodenbachstraat) wordt de begrenzing van het BPA Centrum Oost van Oostkamp gevolgd. Daarna (Gruuthuyselaan) wordt terug de lijn van het habitaterichtlijngebied en zo veel mogelijk de begrenzing van de ankerplaats Gruuthuyse - De Cellen Erkegem en Kampveld gevolgd tot aan het op- en afrittencomplex Oostkamp waarbij de E40 en het op- en afrittencomplex buiten het stedelijk gebied vallen. Ten zuiden van de E40 wordt de wijk Nieuwenhove opgenomen in het stedelijk gebied. De afbakeningslijn volgt de gewestplanbestemming woongebied en de grens van het woongebied in het BPA Nieuwenhove. Verder volgt de lijn de rooilijn van de E40, die buiten het stedelijk gebied gelegen is. Deelplan 7 De E40 vormt de grens van het stedelijk gebied. De site Chartreuse en het gebied tussen Oostkampse Baan en de E40 worden opgenomen in functie van de ontwikkeling van een voetbalstadion, kantoren, winkels en een voetbaloefencentrum. De woonkernen Loppem en Sint-Elooi (beide gemeente Zedelgem) worden opgenomen in het stedelijk gebied. De lijn volgt in Loppem de gewestplanbestemming parkgebied te hoogte van het kasteel van Loppem. De eventuele herbestemming van de omgeving van het kasteelpark kan onderzocht worden als een onderdeel van de processen over de afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur. Verder vormt de bestaande bebouwing van Loppem met de gewestplanbestemmingen woonuitbreidingsgebied en woongebied de grenslijn. De horecazaak op het kruispunt van de Rijselsestraat en de Molendreef wordt mee opgenomen in het stedelijk gebied conform de begrenzing opgenomen in het BPA Dorpskom Loppem. In overeenstemming met het BPA III SV Loppem van het sectoraal BPA zonevreemde sportterreinen worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor sportterreinen opgenomen in het stedelijk gebied als een onderdeel van de woonkern Loppem. Tot aan de spoorlijn Brugge-Kortrijk volgt de lijn de grens van een verkaveling. Ten noorden van deze spoorlijn (omgeving Lac van Loppem) volgt de grenslijn de Kerkebeek en verder het woongebied en een verkaveling. Ter hoogte van Lac Loppem wordt de grens van het provinciaal RUP Lac Loppem genomen tot aan de E40. De E40 ligt buiten het plangebied en vormt de grenslijn tot aan de Gistelsteenweg ten zuiden van Varsenare. Deze grenslijn valt gedeeltelijk samen met de grens van het BPA Domein Tudor. Deelplan 3 Aan de westrand van Varsenare wordt de grens bepaald door de aanwezige verkavelingen die grosso modo samenvallen met de gewestplanbestemming woonpark. Waar nodig wordt de gewestplangrens vertaald naar perceelsgrenzen. In het noorden van Varsenare wordt de bestaande bebouwing opgenomen en wordt de grenslijn gevormd respectievelijk door de gewestplanbestemmingen woonpark, openbaar nut, woonuitbreidingsgebied en Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 45

50 woongebied. Ter hoogte van het woonuitbreidingsgebied worden twee aanliggende percelen mee opgenomen in het stedelijk gebied. Tussen de Westernieuwweg en de Popstaelstraat wordt ten zuiden van de Legeweg een gebied aangeduid als te ontwikkelen woongebied (woongebied Varsenare Noord). Vanaf de Popstaelstraat volgt de lijn de grens van het BPA Centrum Noord tot aan de De Manlaan waar de gewestplanbestemming woongebied de grenslijn vormt tot aan de Zandstraat. De open ruimte corridor (landschappelijk waardevol agrarisch gebied en het parkgebied) wordt niet mee opgenomen binnen het stedelijk gebied omdat ze deel uitmaken van een open ruimte corridor naar het zuidelijk gelegen natuurgebied toe. Deelplan 4 De woonomgeving Sint-Andries worden opgenomen in het stedelijk gebied. De grenslijn volgt de Grote Moerestraat en de perceelsgrenzen van de bebouwing langs de Zandstraat en de Pastoriestraat en Hogeweg (Sint-Andries) tot aan de spoorlijn Oostende-Brugge die hier de grens vormt tot aan de kruising met de N31. De N31 wordt opgenomen in het stedelijk gebied en vormt vanaf hier de oostelijk grens van het regionaalstedelijk gebied. Deelplan 10 Ten zuidwesten van Brugge worden de kernen van Zedelgem en Sint-Elooi opgenomen binnen het stedelijk gebied. Beiden vormen een aparte entiteit. Voor Sint-Elooi, gelegen langs de Torhoutsesteenweg wordt de westgrens van het BPA St. Elooi IIc gevolgd. Daarna volgt de lijn de gewestplanbestemming woongebied ter hoogte van de Torhoutsesteenweg. Ten zuiden van de spoorlijn wordt de gewestplanbestemming milieubelastende industrieën genomen als grenslijn ter hoogte van het bedrijventerrein De Arend. Aan de overzijde van de spoorweg van Brugge naar Kortrijk vormt de gewestplanbestemming woongebied de grenslijn. De woningen aan de overzijde van de Leliestraat die één ruimtelijk geheel vormen worden mee in het stedelijk gebied opgenomen. Verder vormt de Veldbeek de grens. Tussen de Veldbeek en het woongebied worden een stedelijk groengebied en een te ontwikkelen woongebied aangeduid (woongebied De Arend). Ter hoogte van de Ruddervoordestraat volgt de grenslijn de begrenzing van een verkaveling en verder de gewestplanbestemming woongebied. Vanaf het kruispunt met de Leliestraat wordt ook de bebouwing aan de westzijde van de Ruddervoordestraat mee opgenomen binnen de grenslijn. Daarna volgt de lijn de spoorlijn van Brugge naar Kortrijk, die buiten het stedelijk gebied gelegen is. Om de gewenste reorganisatie van de woon- en werkgebieden door het herlokaliseren van bedrijven en bedrijventerreinen en van de verkeersstructuur in Sint-Elooi mogelijk te maken wordt het gebied Sint-Elooi-zuid opgenomen binnen het stedelijk gebied. Dit is een tussen bebouwing ingesloten gebied tussen de spoorlijn en de N32 (Torhoutsesteenweg). Het bedrijventerrein ten noorden van de Torhoutsesteenweg en de bebouwing langs de Remi Claeysstraat worden in het stedelijk gebied opgenomen. Vanaf de Brugsestraat volgt de lijn de grens van de gewestplanbestemming woongebied en verder de grens van het BPA Magerhillestraat. Voor Zedelgem wordt in het noorden de voormalige spoorlijn (militaire spoorlijn) gevolgd tot aan de De Groene Meersen (gewestplanbestemming dagrecreatie). Vanaf hier (Stadionstraat, Lindestraat) volgt de lijn de gewestplanbestemming woongebied waarbij ook de grenzen van de BPA s Kuilputstraat Berkenhagestraat en Centrum worden opgenomen die globaal samenvallen met de gewestplanbestemming woongebied. Aan de westelijke kant (Berkenlaan) wordt de grens eveneens gevormd door de bestaande bebouwing in woongebied. De voormalige kazerne (school voor onderofficieren) wordt opgenomen in functie van een herbestemming voor de vestiging van een opleidingscentrum voor brandweer en politie. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 46

51 Grenslijn: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundig voorschrift (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 0. Afbakeningslijn regionaalstedelijk gebied Dit voorschrift wijzigt de bevoegdheidsverdeling tussen de drie planningsniveaus niet. De vervanging van de plannen van aanleg gebeurt conform de taakverdeling zoals die decretaal en in de structuurplannen is vastgelegd. De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het regionaalstedelijk gebied Brugge. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De bestaande voorschriften kunnen daar door voorschriften in nieuwe gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen of BPA s worden vervangen. Bij de vaststelling van die plannen en bij overheidsprojecten binnen de grenslijn gelden de relevante bepalingen van de ruimtelijke structuurplannen, conform de decretale bepalingen in verband met de verbindende waarde van die ruimtelijke structuurplannen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 47

52 Woongebieden 2 Relatie met het afbakeningsproces Het regionaal stedelijk gebied Brugge kent een ruimtelijke diversiteit aan stedelijke woonomgevingen. Vanuit de bestaande ruimtelijke structuur wordt het stedelijk gebied onderverdeeld in drie deelgebieden: de historische binnenstad, de stedelijke wijken en de perifere kernen. Voor de historische binnenstad moet de aandacht vooral uitgaan naar renovatie, vernieuwbouw en het aanpakken van de leegstand door bijvoorbeeld het wonen boven winkels te stimuleren. In de vroegstedelijke wijken dient renovatie en vernieuwbouw ten noorden van de binnenstad verder gestimuleerd te worden. In de na-oorlogse stedelijke wijken van Assebroek, Sint-Andries, Sint-Kruis, Sint-Michiels en Koolkerke is begeleiden en structureren van de invulling van de taakstelling de eerste opdracht. Anderzijds kan plaatselijk verdichting worden nagestreefd en dient een stadsvernieuwingsbeleid gevoerd te worden in de oude dorpskernen van de deelgemeenten. Ook de perifere kernen moeten een deel van het nodige woningaanbod van het stedelijk gebied op zich nemen, dit met respect voor de eigen identiteit en gekoppeld aan invalswegen die structurerend werken op stedelijk niveau. Daarbij is het van belang dat de perifere kernen niet vergroeien met de kernstad. Met het oog op de invulling van de taakstelling inzake bijkomende woningen zijn algemeen volgende uitgangspunten naar voor geschoven voor de gewenste nederzettingstructuur: - het wonen versterken in de kernstad en de perifere kernen gekoppeld aan invalswegen die naast een mobiliteitsfunctie ook een activiteitenfunctie opnemen - gericht verweven van verschillende functies en woontypologieën om leefbare buurten te creëren - gedifferentieerd huisvestingsbeleid voeren naar bevolkingsgroepen en woningtypologie - vrijwaren van die elementen die grensstellend zijn vanuit hun intrinsiek belang voor natuur, landschap, landbouw, de open ruimte en water Specifiek zijn volgende beleidselementen vooropgesteld: - voeren van een actief voorraadbeleid. Door de aanpak van leegstand, het voeren van een gericht beleid met maatregelen en acties ter bevordering van vernieuwbouw en renoveren, en het herbestemmen van leegstaande niet-woongebouwen - de invulling van een bestaande voorraad in verkavelingen en langs uitgeruste wegen - invullen van woonuitbreidingsgebieden, woonreservegebieden en gebieden buiten het juridisch aanbod. De invulling van deze gebieden speelt in op de vraag naar een gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad. Het aanbod omvat woningen voor starters, alleenwonenden, kleine gezinnen, maar ook voor ouderen, grote gezinnen, sociale huur- en koopwoningen,.. De verdeling van verschillende types over concrete locaties is ook een taak voor de gemeente. Vertaling naar het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Voor de vertaling van bovenstaande doelstellingen naar het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is voor de gekozen gebieden nagegaan of de huidige bestemming (gewestplan, BPA) toelaat om bijkomend aanbod voor het wonen te realiseren. Het algemeen uitgangspunt uit het voorstel van afbakening is dat alle woonuitbreidingsgebieden worden herbestemd naar woongebied, behoudens de gebieden in nuloptie, waarvoor om specifieke redenen een ontwikkeling niet aangewezen is (zie verder). Voor woonuitbreidingsgebieden die reeds een gepaste bestemming hebben gekregen via een BPA is een opname in het gewestelijk RUP overbodig en worden dan ook niet opgenomen. Hetzelfde geldt voor gebieden die reeds volledig zijn ontwikkeld via een verkaveling. Voor de te ontwikkelen gebieden doen volgende situaties zich voor. 1. Herbestemmen van woonuitbreidingsgebied naar woongebied Het grootste gedeelte van de woonuitbreidingsgebieden worden herbestemd naar stedelijk woongebied om het juridisch beschikbaar aanbod voor wonen in het regionaalstedelijk gebied te verhogen. Hierdoor wordt de verplichting van een woonbehoeftestudie weggenomen en kunnen er op korte termijn projecten gerealiseerd worden. De bestemming stedelijk woongebied is inhoudelijk zeer ruim. Naast het wonen kunnen alle activiteiten die met het wonen (in de wijk) verweefbaar zijn, toegelaten worden. Volgende gebieden worden herbestemd van woonuitbreidingsgebied naar woongebied: o o o Sint-Jozef (Sint-Jozef, Brugge) Zuidervaartje (Sint-Kruis, Brugge) Sint-Annadreef (Sint-Andries, Brugge) Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 48

53 o o o o o o o Julien Saelens (Assebroek, Brugge) Klein Appelmoes (Assebroek, Brugge) Mispelaar (Assebroek, Brugge) Sint-Trudo (Assebroek, Brugge) Spermalie 2 (Sijsele, Damme) Stakendijke - Zwijnsgat (Sijsele, Damme) Fabiolalaan (Oostkamp) 2. Herbestemmen van woonreservegebied naar woongebied Het woonreservegebied van Koolkerke wordt gedeeltelijk ontwikkeld. Het westelijk deel wordt niet herbestemd tot woongebied, omwille van de aanwezige biologische en landschappelijke waarden. 3. Herbestemmen van agrarisch gebied naar woongebied Omdat er in Varsenare geen juridisch aanbod meer aanwezig is, wordt geopteerd voor een inname van reeds aangetast agrarisch gebied, direct aansluitend bij de kern. 4. Herbestemmen van industriegebied naar woongebied Het industrieterrein in de Leliestraat (Sint-Elooi, Zedelgem) wordt herbestemd naar wonen wegens het niet goed gelegen zijn van de gronden in functie van bedrijvigheid (bereikbaarheid, aanwezigheid beekvallei), terwijl het gebied als woongebied wel een kwalitatieve meerwaarde kan betekenen. 5. Herbestemmen van recreatiegebied naar woongebied De herbestemming in functie van het strategisch woonproject rond de Lac van Loppem is opgenomen binnen het plangebied Chartreuse. Bovenop de gebieden opgenomen in het voorstel van afbakening wordt ook het overblijvend stuk woonuitbreidingsgebied langs de oostelijke zijde van Sijsele mee opgenomen in het gewestelijk RUP. Deze omgeving maakt volgens het voorstel van afbakening deel uit van het stedelijk gebied. Het gebied wordt in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan gezien als deel van het dorpscentrum. Omdat het niet gelegen is binnen een BPA en nog niet is ontwikkeld, wordt een herbestemming voorzien in het gewestelijk RUP. In het voorstel van afbakening zijn enkele woonuitbreidingsgebieden en een woonreservegebied aangeduid als nulopties, dus als niet te ontwikkelen voor wonen. Het gaat om volgende gebieden: - Het woonuitbreidingsgebied ten noorden van het Zuidervaartje, dit omwille van het landschappelijk waardevol oud agrarisch cultuurlandschap aansluitend bij de Damse Vaart - Het noordelijk woonuitbreidingsgebied tussen de Vossensteert en Astridlaan. Dit is een aantrekkelijke groene enclave binnen het bebouwd gebied en wordt best opengehouden. Dit gebied wordt herbestemd tot natuurgebied. - het woonuitbreidingsgebied ten zuiden van Mispelaar evenals een kleiner woonuitbreidingsgebied ten oosten daarvan, omdat dit onderdeel uitmaakt van de Assebroekse Meersen. - het westelijk deel van het woonreservegebied van Koolkerke, omwille van de biologische en landschappelijke waarden. - een woonuitbreidingsgebied langs de Heidelbergstraat in Loppem (Zedelgem): wordt niet aangesneden omwille van de ligging in de Kerkebeekvallei Voor deze gebieden wordt de herbestemming naar een open ruimte functie niet voorzien in het gewestelijk RUP voor de afbakening. Deze zal gebeuren binnen de gewestelijk RUP s in uitvoering van de visie voor de buitengebiedregio Kust-Polders-Westhoek of Veldgebied-Brugge-Meetjesland of via de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Bij diverse deelgebieden voor wonen worden in het planmer aandachtspunten over inrichting, ruimtelijke kwaliteit, kleine landschapselementen, landschapswaarden, waterbeheersing, archeologie en andere elementen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit vermeld. Vanuit milieuoogpunt dient voldoende aandacht besteed te worden aan de vormgeving en de concepten voor levenslang wonen, duurzaam bouwen en ruimte voor gemeenschappelijk groen. Er dient ook voldoende aandacht uit te gaan naar de woningdichtheid om een ruimtelijke samenhang te verkrijgen met de bestaande woonstructuur. In veel gevallen gaat het om elementen die relevant zijn in de fase van uitvoering. Het typevoorschrift voor de woongebieden voorziet in algemene termen een kwaliteitsbewaking waar bepaald is dat Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 49

54 de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Waar nodig wordt in de toelichtende kolom van de stedenbouwkundige voorschriften ook melding gemaakt van specifieke elementen die in het planmer relevant worden beschouwd. Dat het MER in sommige deelgebieden geen elementen aanmerkt betekent geenszins dat in die gebieden er geen rekening moet mee gehouden worden. Ook in die gebieden geldt dat bij de beoordeling van aanvragen voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning dat de opgesomde criteria moeten getoetst worden. Bijvoorbeeld de elementen relatie met in de omgeving aanwezige functies of inpassing in de omgeving leggen een duidelijke relatie met mogelijke te behouden elementen die van belang zijn voor de toekomstige ruimtelijke kwaliteit. In principe wordt er geopteerd om deze elementen niet vast te leggen in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt geopteerd voor het globaal kader zoals vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering over de typevoorschriften. Dit kader voorziet trouwens ook in de opmaak van een inrichtingsstudie. De inrichtingsstudie is een informatief document dat opgenomen wordt in de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning. Het laat toe om op basis van een concreet uitgewerkt voorstel van inrichting na te gaan of de aanvraag voldoet aan de stedenbouwkundige voorschriften. Ook op het vlak van waterbeheersing worden algemene milderende maatregelen geformuleerd zoals het behoud van het open tracé van waterlopen (dus niet overwelven of inbuizen) en het behoud van het waterbergend vermogen en garanderen van het vertraagd afvoeren van hemelwater. Dit zijn aandachtspunten die aan bod dienen te komen bij de realisatie van de woonprojecten en niet vertaald termen Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen algemene bijkomende aandachtspunten geformuleerd voor de woongebieden vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 50

55 A Woongebied Arendstraat (deelgebied 1 Koolkerke, Brugge verordenend plan 2) A.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het noorden van het regionaalstedelijk gebied Brugge en ligt op het grondgebied van Koolkerke (Brugge), een van de na-oorlogse stedelijke wijken rond Brugge. Het plangebied sluit aan op de woonomgeving van Koolkerke en grenst aan agrarisch gebied. Het plangebied wordt ingesloten door de Bruggesteenweg - die Koolkerke met het centrum van Brugge verbindt, - in het oosten, de Arendstraat in het zuiden en westen en agrarisch gebied in het noorden. Ten oosten van Koolkerke ligt het park van het Fort Beieren. A.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied bestemd als woonreservegebied en woongebied. Het eigenlijke woonreservegebied is groter dan opgenomen in het plangebied. Enkel het deel van het woonreservegebied ten noorden van de Arendstraat wordt opgenomen. De percelen bestemd als woongebied zijn reeds bebouwd, behalve het noordelijk stuk. De percelen bestemd als woonreservegebied worden grotendeels gebruikt als akker- en weiland. Enkele percelen langs de Arendstraat zijn bebouwd. In het noorden grenst het plangebied aan landschappelijk waardevol agrarisch gebied, in het oosten grenst het aan woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied, in het zuiden aan woongebied en in het westen een woonreservegebied. Het gehele plangebied is opgenomen in het BPA Centrum (MB. 08/06/1995). In dit BPA wordt het plangebied bestemd als woongebied en woonreservegebied. Voor het plangebied zijn er geen habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. In het plangebied ligt het beschermd dorpsgezicht Sint-Niklaaskerk en omgeving. Het noordelijke, niet bebouwde deel van het plangebied ligt in het vogelrichtlijngebied Poldercomplex. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen BPA Koolkerke Centrum (08/06/1995) Verkavelingsvergunningen Nr. 3196, d.d. 5/02/1982 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Vogelrichtlijngebied Poldercomplex Beschermd dorpsgezicht Sint-Niklaaskerk en omgeving (09/06/1995) Geen Geen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 51

56 A.3. Ontwikkelingsperspectieven: ontwikkeling als woongebied Het oostelijk deel van het woonreservegebied Koolkerke wordt herbestemd tot woongebied. Met de bedoeling een ruimtelijk logisch geheel te bestemmen, worden de percelen langs de Arendstraat, Bruggesteenweg en de Smallestraat die reeds bestemd zijn als woongebied volgens het gewestplan ook mee opgenomen. Het noordelijk deel van het woonreservegebied is opgenomen in vogelrichtlijngebied. Dit deel is echter reeds versnipperd door aanwezige bebouwing, waardoor een herbestemming naar agrarisch gebied niet wenselijk wordt geacht. Wel is het wenselijk dat bij de invulling van het gebied er voldoende aandacht gaat naar het voorzien van groene ruimte binnen de kern van Koolkerke. Voor het woonreservegebied ten westen van de Arendstraat wordt geen herbestemming voorzien. Dit deel is een van de nulopties uit het voorstel van afbakening. Het gebied maakt nog deel uit van de agrarische structuur en is veel minder versnipperd dan het oostelijk deel. In de visie op de buitengebiedregio wordt het landbouwgebied aangeduid als onderdeel van de polders bij Dudzele, als groot aaneengesloten grondgebonden landbouwgebied als ruimtelijke drager in de polders. De visie is dat dit gebied zoveel mogelijk wordt vrijgehouden van bebouwing, dit in eerste instantie ten behoeve van het in stand houden van een kwalitatieve en weinig versnipperde landbouwstructuur. Deze visie komt overeen met wat is opgenomen in het definitief gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de stad Brugge; Dit deel van het woonuitbreidingsgebied komt buiten de afbakeningslijn te liggen. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Behoud en versterking van de aanwezige veldweg en realiseren van een degressieve woonconcentratie omwille van de ruimtelijke samenhang ten aanzien van de woonkern Koolkerke enerzijds en de open ruimte anderzijds. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Beperken van lichtverstoring (neerwaarts gerichte, goed geplaatste en doelgerichte verlichting) en vermijden van aantasting van aanvliegroutes naar het Fort van Beieren door het voorzien van voldoende buffering ten aanzien van het open poldergebied en het opleggen van bijkomende voorwaarden met betrekking tot verlichting en bouwhoogte. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. A.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - woonreservegebied - woongebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het volgende voorschrift van het BPA Koolkerke Centrum (08/06/1995) op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: zone 8 woonreservegebied en zone 35 zone voor land- en tuibouwbedrijven, De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 52

57 Woongebied Arendstraat: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra... Dit gebied behoort tot de bestemingscategorie wonen. Artikel 1. Woongebied 1.1. Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 53

58 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. Binnen het gebied moet ruimte gevrijwaard worden voor het behoud van een groene kern. De hieronder geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB) In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 54

59 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 55

60 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikels van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke 1.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 56

61 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 1.5. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 57

62 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 58

63 B Woongebied Sint-Jozef (deelgebied 2 Sint-Jozef, Brugge verordenend plan 2) B.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het noorden van het regionaalstedelijk gebied Brugge en ligt op de grens van Koolkerke en Sint-Jozef, en maakt onderdeel uit van een vroegstedelijke wijk. Het plangebied ligt tussen de Dudzeelsesteenweg (N376) en de Bruggesteenweg (N374). In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de grens tussen Koolkerke en Sint-Jozef. In het noorden bepaalt de grens van het plangebied de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied Brugge. In het noorden grenst het plangebied gedeeltelijk aan het park van de Groene Poort. B.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan ligt het plangebied in woonuitbreidingsgebied en voor een klein deel in woongebied. Op één boerderij en één huis na zijn alle percelen van het plangebied onbebouwd en worden ze op dit moment gebruikt als voor landbouw. Het plangebied wordt begrensd door woongebied (in het zuiden en oosten), door landschappelijk waardevol agrarisch gebied (in het noorden en westen) en door parkgebied (in het noorden). Langs oostelijke zijde het plangebied ligt het BPA nr.77 Koolkerksesteenweg. Omdat ervoor wordt geopteerd om maximaal perceelsgrenzen te volgen, overlapt het RUP gedeeltelijk dit BPA. In het zuiden grenst het plangebied aan het BPA nr.10 Sint Jozef-ter-panne. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. In het noorden van het plangebied ligt een klein deeltje van het beschermd dorpsgezicht Kasteel De groene poort en omgeving. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen BPA Koolkerksesteenweg (MB 28/02/1996) Verkaverlingsvergunningen Nr. 3519,d.d. 28/01/2004 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Beschermd dorpsgezicht Kasteel De groene poort en omgeving (02/02/1981) Geen Geen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 59

64 B.3. Ontwikkeling als woongebied Het woonuitbreidingsgebied Sint-Jozef wordt herbestemd tot woongebied. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Verhogen van de verkeersveiligheid voor zwakke weggebruikers langs de Dudzeelse Steenweg. Behouden van bestaande landbouwactiviteiten tot wanneer de huidige gebruiker deze activiteiten stopzet (uitdoofbeleid). Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Vrijwaren van het open tracé van de Ronselaerebeek, met inbegrip van de oevers. Vermijden van aantasting van een waardevolle haag ten zuiden van het planelement. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. B.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - woonuitbreidingsgebied - woongebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft geen bepalingen op van het BPA Koolkerksesteenweg (MB 28/02/1996). De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 60

65 Woongebied Sint-Jozef: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 2. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socioculturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 61

66 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Vrijwaren van het open tracé van de Ronselaerebeek, met inbegrip van de oevers. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 62

67 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 63

68 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk 2.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 64

69 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 2.5. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat 2.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 65

70 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 66

71 C Woongebied Zuidervaartje (deelgebied 3 Sint-Kruis, Brugge verordenend plan 2) C.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied ligt op het grondgebied van Sint-Kruis (Brugge), ten oosten van het centrum van Brugge, en tussen de kernen van Koolkerke en Sint-Kruis in, en behoort tot de na-oorlogse stedelijke wijken rond Brugge. Het plangebied wordt in het westen begrensd door een bestaande verkaveling en paalt langs de overig zijden aan de bestaande sportvelden van het sportcentrum Gulden Kamer. C.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied grotendeels gelegen in woonuitbreidingsgebied, behalve de percelen op de hoek van de straat Mantelstuk en de Geralaan, die zijn bestemd als woongebied. Het zuidelijk deel is reeds ontwikkeld als woongebied, het noordelijke deel niet. Het plangebied grenst in het zuiden aan woongebied en recreatiegebied, en in het noorden, oosten en westen aan woonuitbreidingsgebied. Er zijn geen BPA s in of grenzend aan het plangebied gelegen. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Geen Verkavelingsvergunningen Nr. 3519, d.d. 13/11/1992 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Geen Geen C.3. Ontwikkeling als woongebied Het nog niet ontwikkeld deel van het woonuitbreidingsgebied Zuidervaartje wordt herbestemd tot woongebied. Conform de opties van het definitief gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de stad Brugge is het grootste deel van dit gebied ingenomen door sportvelden van het centrum Gulden Kamer. De herbestemming in functie van recreatie is een lokale aangelegenheid en wordt daarom niet mee opgenomen in het plangebied. Voor het deel van het woonuitbreidingsgebied ten noorden van het Zuidervaartje wordt geen herbestemming voorzien. Dit deel is een van de nulopties uit het voorstel van afbakening, omwille van het landschappelijk Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 67

72 waardevol oud agrarisch cultuurlandschap aansluitend bij de Damse Vaart. De herbestemming in functie van open ruimte dient volgens het voorstel van afbakening te gebeuren binnen de opmaak van een gewestelijk RUP in uitvoering van de visie op het buitengebied. Dit deel van het woonuitbreidingsgebied komt dan ook buiten de afbakeningslijn te liggen. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Verder onderzoek over de huidige overstromingsproblematiek is noodzakelijk vooraleer het woongebied kan worden ingevuld. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om verlies aan komberging te compenseren en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Vrijwaren van het open tracé van het aanwezige waterstelsel, met inbegrip van de oevers. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. C.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - woonuitbreidingsgebied - woongebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 68

73 Woongebied Zuidervaartje: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 3. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling 3.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 69

74 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: de realisatie van het planelement de huidige overstromingsproblematiek niet versterkt. Belangrijk hierbij is het voorzien van voldoende rumte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om verlies aan komberging te compenseren en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Vrijwaren van het open tracé van het aanwezig waterstelsel, met inbegrip van de oevers. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, komberging en het open houden van het waterstelsel Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB) In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 70

75 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 71

76 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke 3.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 72

77 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 3.5. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 73

78 D Woongebied Varsenare noord (deelgebied 4 Varsenare, Jabbeke verordenend plan 3) D.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het westen van het regionaalstedelijk gebied Brugge en ligt op het grondgebied van Varsenare (Jabbeke). Het plangebied sluit aan bij de woonomgeving van Varsenare, een van de perifere kernen rond Brugge. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Legeweg, in het oosten door de Popstaelstraat, in het zuiden door het woongebied van Varsenare en in het westen door de Westernieuwweg. Ten zuiden van het plangebied ligt ook een gebied voor dagrecreatie (voetbalvelden). Doorheen het plangebied (noord-zuid) loopt de Hof van Straetenstraat, die het plangebied met het centrum van Varsenare verbindt. De Lange Laagwegbeek stroomt doorheen het noorden van het plangebied (oost-west) en de Smissebeek in noord-zuidelijke richting. D.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied grotendeels gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het zuidwestelijke deel van het plangebied is gelegen in woongebied en de strook rond de Hof Van Straetenstraat ligt in parkgebied. Enkel de percelen aan de Westernieuwweg (woongebied) zijn bebouwd. De onbebouwde percelen binnen het plangebied zijn in gebruik als akker- en weiland. In het zuiden grenst het plangebied aan het sectorale BPA Zonevreemde sportinfrastructuren (12/07/05). Het plangebied overlapt voor een beperkt deel met het BPA nr.2 Centrum Noord - herziening (1/04/2004) Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 74

79 Type plan Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Verkavelingsvergunningen Nr. 735, d.d. 7/02/1963 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater BPA nr.2 Centrum Noord - herziening (1/04/2004) Geen Geen Geen Geen D.3. Ontwikkeling als woongebied Omdat er in Varsenare geen juridisch aanbod meer aanwezig is, wordt geopteerd voor een inname van een agrarisch gebied, direct aansluitend bij de kern. In het voorstel van afbakening wordt een gefaseerde ontwikkeling voor dit gebied voorgesteld. Deze fasering wordt in de stedenbouwkundige voorschriften niet strikt afgedwongen. Omdat de vraag naar fasering vooral ingegeven is vanuit de doelstelling om de invulling maximaal af te stemmen op welke behoefte er is voor welk type woningen, wordt de fasering ook in die zin vertaald. Het gaat er dus in hoofdzaak om tegen te gaan dat het volledige gebied met woningen van eenzelfde typologie wordt ingevuld, terwijl er in werkelijkheid behoefte is aan verschillende soorten woningen. De bestaande historische dreefstructuur (binnen het parkgebied volgens het gewestplan) wordt als een belangrijk landschappelijk element aanzien binnen het gebied. Daarom is in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen dat de dreef moet worden behouden en worden geïntegreerd in de woonomgeving. Het is niet wenselijk het gebied via de dreef te ontsluiten voor autoverkeer. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Behoud van de huidige dreven en bomenrijen en ze als drager laten functioneren in functie van de migratiecorridor en historische waarde. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Vrijwaren van het open tracé van de waterlopen, met inbegrip van de oevers. Bewaren van de contextwaarde van het Hof van Proven, bijvoorbeeld door de zone in te richten als publiek domein. Landschappelijke integratie waarbij een bouwvrije zone/publieke groenzone wordt voorzien ten opzichte van de open ruimte in het noorden. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 75

80 Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. D.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woongebied - Agrarisch gebied - Parkgebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft geen bepalingen op van het BPA Centrum Noord herziening (MB 01/04/2004). De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 76

81 Woongebied Varsenare noord: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 4. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, 4.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 77

82 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. In het voorstel van afbakening wordt een gefaseerde ontwikkeling voor dit gebied voorgesteld. Omdat de vraag naar fasering vooral ingegeven is vanuit de doelstelling om de invulling maximaal af te stemmen op welke behoefte er is voor welk type woningen, wordt de fasering ook in die zin vertaald. Het gaat er dus in hoofdzaak om tegen te gaan dat het volledige gebied met woningen van eenzelfde typologie wordt ingevuld, terwijl er in werkelijkheid behoefte is aan verschillende soorten woningen. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: - voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. - Vrijwaren van het open tracé van de waterlopen, met inbegrip van de oevers. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, infiltratie en het open houden van het waterstelsel Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 78

83 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 4.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 79

84 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB) In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 80

85 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 4.5. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 81

86 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Omwille van de landschappelijke waarden van de historische dreef dient deze te worden behouden als landschapselement. In functie van het behoud van de landschappelijke waarden, kan het gebied niet ontsloten worden voor het autoverkeer via de dreef. Ze kan wel fungeren als langzaamverkeerverbinding De bestaande dreefstructuur dient te worden behouden als cultuurhistorisch element en als functionele verbinding voor fietsers en wandelaars en te worden geïntegreerd in het woongebied. De dreef kan niet worden gebruikt voor het autoverkeer als ontsluiting van dit woongebied. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 82

87 E Woongebied Sint-Annadreef (deelgebied 5 Sint-Andries, Brugge verordendend plan 4) E.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied ligt op het grondgebied van Sint Andries (Brugge), ten zuidwesten van het centrum van Brugge. Het plangebied sluit aan bij de woonomgeving van Sint Andries, een van de na-oorlogse stedelijke wijken. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Lagebekeweg, in het oosten door de Lange Moenstraat, in het zuiden door de Doornstraat en in het westen door de Nieuwe Sint Annadreef. Ten oosten ligt het Olympiapark (recreatie), ten westen ligt een groot parkgebied. E.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied grotendeels gelegen in woonuitbreidingsgebied. De gronden langs de Lange Molenstraat zijn bestemd als woongebied en zijn reeds bebouwd. In het westen van het plangebied ligt een bosje, in het centrale deel bevinden zich nog onbebouwde percelen. De niet bebouwde percelen zijn voor een belangrijk deel bebost. Het plangebied grenst in het zuiden aan woongebied, in het westen aan grotendeels bebouwd woonuitbreidingsgebied, in het noorden aan woonpark en woongebied en in het oosten aan woon- en recreatiegebied. In het plangebied liggen meerdere verkavelingen. Deze blijven geldig. Ten westen ligt het BPA nr.152 Foreyst Noord. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 83

88 Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Geen Verkaverlingsvergunningen Nr. 3465, d.d. 19/06/1998 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 1595, d.d. 10/07/1964 Geen Geen Geen Geen E.3. Ontwikkeling als woongebied Het oostelijk deel van het woonuitbreidingsgebied Sint-Annadreef wordt herbestemd tot woongebied. Het grootste gedeelte is reeds verkaveld en grotendeels gerealiseerd. Dit deel wordt daarom niet opgenomen in het gewestelijk RUP (conform de algemene uitgangspunten). Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Behoud van het aanwezige zuur eikenbos. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratiemogelijkheden optimaal te benutten. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. E.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Woongebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 84

89 Woongebied Sint-Annadreef: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 5. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 85

90 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratiemogeliljkheden optimaal te benutten. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie van hemelwater Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 86

91 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 87

92 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van 5.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 88

93 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 5.5. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 89

94 F Woongebied Julien Saelens (deelgebied 6 Assebroek, Brugge verordendend plan 5a) F.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied ligt op het grondgebied van Assebroek (Brugge), ten oosten van het centrum van Brugge. Het plangebied sluit aan bij de woonomgeving van Assebroek, als onderdeel van de na-oorlogse stedelijke wijken. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Speelpleinlaan in het noorden, in het oosten door de Vondelstraat en de Matmeers, in het zuiden door de Blekerijstraat en in het westen door de Nijverheidsstraat. F.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied grotendeels gelegen in woonuitbreidingsgebied en gebied voor dagrecreatie, en voornamelijk de randen van het plangebied in woongebied. De gronden bestemd als woongebied en recreatiegebied zijn reeds bebouwd of in gebruik als recreatie. Ook het oostelijk deel van het woonuitbreidingsgebied is in gebruik voor recreatie, als onderdeel van het Bloso-centrum. Het westelijk deel van het woonuitbreidingsgebied bestaat uit grasland omzoomd door een bomenrij. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 90

95 Het Bloso-centrum in Brugge is ongeveer 10ha groot en is daarmee een van de kleinste Bloso-centra in Vlaanderen. De hoofdingang situeert zich momenteel in de hoek van de Speelpleinlaan en geeft toegang tot een aantal parkeerplaatsen in het ouder gedeelte. Een secundaire toegang bevindt zich aan de achterzijde van het centrum, bereikbaar via de Matmeers. Via deze toegang bereikt men een nieuw aangelegde parkeerplaats. Een aparte diensttoegang is nog aanwezig in de Nijverheidsstraat. Het sportcomplex telt vandaag diverse buitensportvoorzieningen en een hoofdgebouwencomplex met administratieve en binnensportaccommodaties in het laagbouwgedeelte en verblijfsaccommodaties in het gedeelte hoogbouw. Binnen de grenzen van het domein is er ook een kleine speeltuin aanwezig die vooral door de buurtbewoners wordt gebruikt. Het plangebied wordt omringd door woningen. Het gebied grenst langs oostelijke zijde aan het plangebied van het BPA Sint-Jozefskwartier. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Sint-Jozefskwartier (14/11/1978) Geen Geen Geen Geen Geen F.3. Ontwikkeling als woongebied en recreatiegebied De bestaande ruimte ingenomen door recreatie van het domein Julien Saelens wordt bevestigd. Binnen het gebied wordt verdere ontwikkeling van het centrum gepland. Deze ontwikkeling impliceert in hoofdzaak vernieuwing en uitbreiding van de infrastructuur, eerder dan noemenswaardige uitbreiding van het terrein. De bedoeling is concreet de renovatie van het sporthotel, bouw van een moderne sporthal, aanleg van een openlucht-wielerpiste, renovatie van de hoogbouw, bouw van nieuwe sauna s en powerzaal, uitbreiding van de parking Het uitgangspunt is dat de bebouwing maximaal wordt gebundeld bij de bestaande, m.n. langs noordwestelijke zijde van het terrein. Een specifieke zone voor verblijfsrecreatie wordt niet vastgelegd, gezien dit ruimtelijk weinig relevant is omdat het gebied binnen een bestaande woonomgeving is gelegen. Bundeling is het belangrijkste criterium. Ander belangrijk punt in de renovatie is de ontsluiting. Bedoeling is de hoofdontsluiting via de Nijverheidsstraat te organiseren, en daarbij aansluitend langs deze zijde een grotere parking te voorzien (in totaal ongeveer 160 plaatsen) aansluitend bij de sporthal. Deze belangrijkste elementen van de inrichting worden vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften. De overige ruimte van het woonuitbreidingsgebied wordt herbestemd tot woongebied. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 91

96 Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Verhogen van de verkeersveiligheid voor zwakke weggebruikers op de Generaal Lemanlaan. Aandacht voor het geluids- en luchtklimaat met voorstel van buffering ten aanzien van de R30. Nemen van gerichte maatregelen ten aanzien van de huidige waterproblematiek alvorens het woongebied te realiseren. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om hemelwater te bergen binnen het gebied en vertraagde afvoer te verzekeren. Hierbij wordt de inrichting van een gemeenschappelijke open buffergracht (eventueel bufferbekken) voorgesteld. Bij de afstemming met de aanwezige functies en bestemmingen in de omgeving moet rekening gehouden worden met een maximaal behoud en integratie van waardevolle ecotopen in het sportpark en dit als bufferzone of parkzone. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. F.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Gebied voor dagrecreatie - Woongebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft geen bepalingen op van het BPA Sint-Jozefskwartier (KB 14/11/1978). De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 92

97 Woongebied Julien Saelens: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 6.1. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 93

98 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om verlies aan komberging te compenseren en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de inrichting van een gemeenschappelijk bufferbekken voorgesteld. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor komberging en vertraagde afvoer van hemelwater Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 94

99 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 95

100 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 96

101 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel Overgangsmaatregel voor landbouw zonder bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 97

102 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie recreatie Recreatiegebied Voorbeelden van recreatie zijn: een zwembad, voetbalveld voor niet-professioneel gebruik, speelruimten en voorzieningen voor activiteiten voor jeugdwerking, tennisvelden, plas voor waterrecreatie, manege, terreinen voor lawaaierige sporten, een voetbalstadion Het gebied is bestemd voor dag- en verblijfsrecreatie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. De verblfijsrecreatieve functies en andere bebouwing worden maximaal gebundeld, in de omgeving van de hoofdingang. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: 1 de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden; 2 het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. (symbolische aanduding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Art Ontsluiting De ontsluiting van het gebied wordt voorzien via de Nijverheidsstraat. Langs deze zijde wordt tevens de parking voorzien. Onder nieuwe infrastructuur wordt verstaan: de aanleg van een nieuw sportveld, een nieuw gebouw, Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe infrastructuur wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 98

103 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 99

104 G Woongebied Mispelaar (deelgebied 7 Assebroek, Brugge verordenend plan 5b) G.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuidoosten van het regionaalstedelijk gebied Brugge en ligt op grondgebied van Assebroek (Brugge). Het plangebied sluit aan bij een uitloper van de stedelijke woonomgeving van Assebroek, als deel van de na-oorlogse stedelijke wijken rond Brugge.. Het plangebied omvat het noordelijke deel van een groter woonuitbreidingsgebied. In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de Assebroekse Meersen. Ten oosten van de stedelijke omgeving, waartoe het plangebied behoort, ligt het groengebied Rijkevelde. Het gebied wordt in het zuiden begrensd door de Mispelaar, in het westen door de Weidestraat en de Michel Van Hammestraat, in het noorden door de Molenstraat en in het oosten door de Meersenstraat. Aan de Michel Van Hammestraat volgt de begrenzing van het plangebied de begrenzing van het woonuitbreidingsgebied. Dit verklaart de uitstulping die beide zijden van de straat volgt. Het woonuitbreidingsgebied bestaat uit twee delen, waarvan enkel het deel ten noorden van de Mispelaar opgenomen wordt binnen de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied. Het zuidelijke deel van het woonuitbreidingsgebied maakt deel uit van het Meersengebied Brugge-Oostkamp. Ten noorden van het plangebied ligt de Astridlaan, die het plangebied verbindt met het centrum van Brugge. G.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied grotendeels gelegen in woonuitbreidingsgebied en een klein deel in woongebied. Het deel van het plangebied dat ingekleurd werd als woongebied, nl. de percelen langs de noordelijke, oostelijke en westelijke zijde van het plangebied, is bebouwd. Dit is ook het geval voor het grootste gedeelte van de gronden langs de Michel Van Hammestraat, die binnen woonuitbreidingsgebied liggen. Het overgrote deel van het woonuitbreidingsgebied is onbebouwd en in landbouwgebruik Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich wel de Grote Eenheid Natuur Assebroekse Meersen tot Bergbeekvallei. Eveneens ten zuiden van het plangebied ligt het beschermd landschap Meersengebied. Binnen de begrenzing van het plangebied liggen 2 goedgekeurde verkavelingen. Er zijn geen BPA s in of grenzend aan het plangebied gelegen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Geen Verkavelingsvergunningen Nr. 588, d.d. 9/09/1971 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Geen Geen Geen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 100

105 Type plan Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen G.3. Ontwikkeling als stedelijk woongebied Het noordelijk deel van het woonuitbreidingsgebied Mispelaar wordt herbestemd tot woongebied. Voor het zuidelijk deel wordt geen herbestemming voorzien. Dit deel is een van de nulopties uit het voorstel van afbakening, omdat het onderdeel uitmaakt van de Assebroekse Meersen. De herbestemming in functie van open ruimte dient volgens het voorstel van afbakening te gebeuren binnen de opmaak van een gewestelijk RUP in uitvoering van de visie op het buitengebied. Dit deel van het woonuitbreidingsgebied komt dan ook buiten de afbakeningslijn te liggen. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Behoud van de huidige dreven langs en in het planelement, bvb door integratie van de dreef in het publiek domein. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. G.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Woongebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 101

106 Woongebied Mispelaar: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 7. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 102

107 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 103

108 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 104

109 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 7.5. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 105

110 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 106

111 H Woongebied Sint-Trudo (deelgebied 8 Assebroek, Brugge verordenend plan 8) H.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuiden van het regionaalstedelijk gebied Brugge op het grondgebied van Asseboek (Brugge). Het plangebied verbindt de woonomgevingen van Assebroek en Steenbrugge (Oostkamp), en behoort tot de na-oorlogse stedelijke wijken. Het gaat om het westelijke deel van een groter woonuitbreidingsgebied. Ten westen van het plangebied liggen de Baron Ruzettelaan en de vaart van Brugge naar Gent. Het gebied grenst in het oosten aan het Meersengebied Brugge-Oostkamp. Verder oostwaarts ligt het VEN-gebied Assebroekse Meersen. Het gebied wordt in het noorden begrensd door de Benedictijnenstraat, in het oosten door de Sint-Trudostraat, in het zuiden door de vroegere spoorweg Brugge-Eeklo en in het westen door de Baron Ruzettelaan. In het westen van het plangebied ligt de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge en centraal in het plangebied is er bos. Er bevindt zich tevens een jeugdlokaal in het gebied. Het eigenlijke woonuitbreidingsgebied bestaat uit meerdere delen, waarvan enkel het deel ten westen van de Sint-Trudostraat wordt opgenomen in het plangebied. H.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in woonuitbreidingsgebied en in woongebied. Het deel van het plangebied dat ingekleurd werd als woongebied gelegen langs de Benedictijnenstraat en de Baron Ruzettelaan - is reeds bebouwd. Het deel van het plangebied dat bestemd werd als woonuitbreidingsgebied is niet bebouwd en in landbouwgebruik. Een klein deel van het woonuitbreidingsgebied is bebost, horende bij de Sint-Pietersabdij van Steenbrugge die zelf in woongebied gelegen is. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. In het gebied zijn enkele percelen langs de Benedictijnenstraat gelegen in een verkaveling. Het gebied grenst aan het BPA Kerkhofdreef (MB 6 april 1998). Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 107

112 Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Geen Verkavelingsvergunningen Nr. 1085, d.d. 28/06/1967 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 3085, d.d. 19/05/1964 Nr. 3287, d.d. 18/09/1987 Geen Geen Geen Geen H.3. Ontwikkeling als stedelijk woongebied Het zuidelijk deel van het woonuitbreidingsgebied Sint-Trudo wordt herbestemd tot woongebied. Het noordelijk deel van dit woonuitbreidingsgebied is al ontwikkeld en wordt daarom niet opgenomen in het gewestelijk RUP (conform de algemene uitgangspunten). Een deel langs oostelijke zijde is nog niet ontwikkeld en wordt omwille van de kwaliteiten als open ruimtegebied niet opgenomen in het stedelijk gebied. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Beperken van het gebruik van de Sint-Trudostraat als alternatieve route richting het Algemeen Ziekenhuis Sint-Lucas. Aandacht ten aanzien van het geluidsklimaat voor de woningen vlakbij de N50. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de aanleg van een centrale, open buffergracht voorgesteld. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. H.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Woongebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 108

113 Woongebied Sint-Trudo: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 8. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 109

114 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De Sint-Pietersabdij wordt gevrijwaard, met name het gebouwencomplex en de erbij aansluitende groene ruimte. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de aanleg van een centrale, open buffergracht voorgesteld In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het 8.5. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 110

115 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 111

116 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, 8.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 112

117 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 8.5. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 113

118 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 114

119 I Woongebied Spermalie 2 (deelgebied 9 Sijsele, Damme verordenend plan 5c) I.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het oosten van het regionaalstedelijk gebied Brugge, ten oosten van het stedelijk groengebied Ryckevelde-Malebos. Het gebied maakt deel uit van het noordelijk deel van Sijsele (Damme) een van de perifere kernen rond Brugge. Ten oosten grenst het gebied aan landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Van het woonuitbreidingsgebied wordt enkel het deel herbestemd dat nog niet is ontwikkeld, namelijk het zuidelijk deel. Het gebied wordt begrensd door de Spermalieweg in het oosten, de Rozendalestraat in het zuiden en door bebouwing langs het westen en noorden. I.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in woonuitbreidingsgebied. Het deel dat wordt herbestemd is nog niet ontwikkeld en sluit nog aan op het agrarisch gebied ten oosten ervan. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Er zijn geen BPA s in of grenzend aan het plangebied gelegen. Het gebied omvat een verkaveling. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, Geen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 115

120 Type plan gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 1012, d.d. 28/04/1981 (gedeeltelijk geldig) Nr 1229, d.d. 31/01/2008 Geen Geen Geen Geen I.3. Ontwikkeling als stedelijk woongebied Het woonuitbreidingsgebied Spermailie wordt herbestemd tot woongebied. Er zijn geen bijkomende specifieke inhoudelijke opties voor dit gebied. Het gedeelte van het woonuitbreidingsgebied dat reeds is ontwikkeld wordt (conform de algemene uitgangspunten) niet herbestemd. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de aanleg van een centrale, open gracht voorgesteld alsook de aanplant van knotbomen langs de Heunebeek. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. I.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Woongebied - Bestaande hoogspanningsleidingen De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 116

121 Woongebied Spermalie 2: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 9. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, 9.2. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 117

122 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de aanleg van een centrale, open gracht voorgesteld alsook de aanplant van knotbomen langs de Heunebeek In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 118

123 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 119

124 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van 9.6. In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 120

125 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel 9.5. Overgangsmaatregel voor landbouw zonder bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden 9.7. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 121

126 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 9.8. Hoogspanningsleiding Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden. Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 122

127 J Woongebied Stakendijke - Zwijnsgat (deelgebied 10 Sijsele, Damme verordenend plan 5c) J.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het oosten van het regionaalstedelijk gebied Brugge, ten oosten van het stedelijk groengebied Ryckevelde-Malebos. Het gebied maakt deel uit van het noordelijk deel van Sijsele (Damme) een van de perifere kernen rond Brugge. Ten noordoosten grenst het gebied aan landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het plan wordt begrensd door agrarisch gebieden de Nieuwe Weg in het oosten, de voormalige spoorweg van Brugge naar Eeklo in het zuiden, de Stationsstraat in het westen en de Houtstraat in het noorden. J.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het grootste gedeelte van het plangebied gelegen in woonuitbreidingsgebied en een klein deel in woongebied. De percelen gelegen in woongebied langs de Stationsstraat en de Houtstraat- zijn reeds ontwikkeld. Dit is ook het geval voor deze langs Veldstraat, gelegen in woonuitbreidingsgebied. Deze zijn deels verkaveld. De rest van het plangebied is nog onbebouwd en in landbouwgebruik, aansluitend bij het gebied ten oosten ervan. Het deel van het plangebied ten zuiden van de Veldstraat heeft een gepaste bestemming gekregen binnen het BPA Stakendijke (MB 29/09/2006). Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Binnen de begrenzing van het plangebied liggen enkele goedgekeurde verkavelingen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen BPA Stakendijke (MB 26/09/2006) Verkavelingsvergunningen Nr.1022, d.d. 21/06/1978 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 778, d.d. 3/03/1970 Nr. 802, d.d. 19/12/1973 Nr. 1080, d.d. 19/01/1987 Nr. 1164, d.d. 30/09/1992 Geen Geen Geen Geen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 123

128 J.3. Ontwikkeling als stedelijk woongebied In principe worden goedgekeurde BPA s waarvan de bestemming in overeenstemming is met de doelstellingen van het RUP niet opgenomen als deelgebied in het gewestelijk RUP. Het goedgekeurde BPA Stakendijke vormt hierop een uitzondering. Dit BPA heeft procedureel vooropgelopen op het gewestelijk RUP maar vindt wel zijn inhoudelijke onderbouwing in het afbakeningsproces. Vanuit die optiek is het logisch om deze optie alsnog op te nemen in het gewestelijk RUP, hoewel dit vanuit juridisch-administratief oogpunt niet noodzakelijk is. Bovenop de gebieden opgenomen in het voorstel van afbakening wordt ook het niet bebouwde deel van het woonuitbreidingsgebied langs de oostelijke zijde van Sijsele mee opgenomen in het gewestelijk RUP. Deze omgeving maakt volgens het voorstel van afbakening deel uit van het stedelijk gebied. Het gebied maakt ook volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Damme deel uit van het dorpscentrum. Omdat het niet gelegen is binnen een BPA en nog niet is ontwikkeld, is het bijgevolg opportuun om de ontwikkeling van het gebied mogelijk te maken via het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Vanuit mobiliteit wordt de inrichting van een verbinding voor fietsers en voetgangers naar het Oude Spoorwegpad voorgesteld. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de aanleg van een systeem van open grachten/centrale buffergracht voorgesteld. Vrijwaren van het open tracé van de Duinebeek, met inbegrip van de oevers. Behoud en buffering van de oude spoorwegberm in functie van ecotoopcreatie en landschappelijke waarde. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. J.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Woongebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 124

129 Woongebied Stakendijke - Zwijnsgat: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 10. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 125

130 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt de aanleg van een systeem van open grachten/centrale buffergracht voorgesteld. Vrijwaren van het open tracé van de Duinebeek, met inbegrip van de oevers. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, infiltratiemogelijkheden en het open houden van het waterstelsel Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 126

131 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 127

132 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 128

133 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel Overgangsmaatregel voor landbouw zonder bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 129

134 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 130

135 K Woongebied Leliestraat (deelgebied 11 Sint-Elooi, Zedelgem verordenend plan 10) K.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuiden van het regionaalstedelijk gebied Brugge, op het grondgebied van Sint- Elooi (Zedelgem), een van de perifere kernen rond Brugge. Ten oosten van het plangebied ligt het recreatiegebied Merkemveld, met aangrenzende groengebieden. Het gebied wordt begrensd door de Leliestraat in het noorden, door de Kerkebeek in het zuiden en de Ruddervoordestraat in het westen. K.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het gebied voor een groot deel bestemd voor milieubelastende industrie, dat voor een groot deel is bebouwd. De percelen langs de Leliestraat en Ruddervoordestraat zijn bestemd als woongebied en reeds ontwikkeld. De rest van het gebied is bestemd als agrarisch gebied. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen Binnen de begrenzing van het plangebied ligt een goedgekeurde verkaveling. Er zijn geen BPA s in of grenzend aan het plangebied gelegen. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Geen Verkavelingsvergunningen Nr. 2203, d.d. 15/01/1991 Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 131

136 Type plan Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 2270, d.d. 24/10/1995 Geen Geen Geen Geen K.3. Ontwikkeling als stedelijk woongebied Het industrieterrein langs de Leliestraat in Sint-Elooi wordt herbestemd naar wonen wegens het niet goed gelegen zijn van de gronden voor bedrijvigheid (bereikbaarheid, aanwezigheid beekvallei), terwijl het gebied als woongebied wel een kwalitatieve meerwaarde kan betekenen. De aangrenzende gronden van dit gebied, die zijn bestemd als agrarisch gebied, maar die door de herbestemming ingesloten komen te liggen tussen woonbebouwing worden mee herbestemd naar woongebied. Het agrarisch gebied langs oostelijke zijde wordt niet mee herbestemd. Indien de gronden niet meer nuttig zijn voor de landbouw kunnen de gronden gebruikt worden in functie van de uitbreiding van Merkenveld. In de voorschriften zijn specifieke bepalingen opgenomen ifv de aanwezigheid van de Kerkebeekvallei. Rekening houdend met de ligging van het plangebied is het niet wenselijk het gebied in te vullen enkel met meergezinswoningen. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt voorgesteld om een centrale infiltratie- en buffervoorziening aan te leggen. Vrijwaren van het open tracé van de Kerkebeek, met inbegrip van een voldoende brede oeverzone (bij voorkeur meer dan 5m). Beperken van lichthinder door voorzien van verlichtingsvrije bufferstrook en aangepaste (neerwaarts gerichte, doelgerichte, goed geplaatste) straatverlichting. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. K.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Zone voor milieubelastende industrie - Woongebied - Agrarisch gebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 132

137 Woongebied Leliestraat: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 11. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra... Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 133

138 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater te verzekeren. Hierbij wordt voorgesteld om een centrale infiltratie- en buffervoorziening aan te leggen. Vrijwaren van het open tracé van de Kerkebeek, met inbegrip van een voldoende brade overzone In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden en het open houden van het waterstelsel. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 134

139 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 135

140 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 136

141 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel Overgangsmaatregel voor landbouw zonder bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 137

142 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. De Kerkebeek die langsheen het planelement stroomt vormt een aandachtspunt. Gezien de huidige zware belasting van de Kerkebeek moet infiltratie worden gemaximaliseerd en moet hemelwater vertraagd worden afgevoerd. Hierbij wordt voorgesteld om een centrale infiltratieen buffervoorziening aan te leggen. Daarnaast moet de Kerkebeek als open waterloop (inclusief oeverzone met beekbegeleidende beplanting) behouden blijven in functie van de doorstroom- en afvoercapaciteit, de landschappelijke kwaliteit ervan en in functie van de ecologische waarde ervan als corridor voor onder andere vleermuizen. Een strook langs de beek wordt gevrijwaard van bebouwing, verharding en ophogingen, met uizondering van recreatieve paden. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het Bij de ontwikkeling van het gebied wordt een strook vanaf de Kerkebeek gevrijwaard van bebouwing, verharding en ophogingen, met uitzondering van recreatieve paden. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 138

143 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 139

144

145 L Woongebied Fabiolalaan (deelgebied 12 Oostkamp verordenend plan 9) L.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuiden van het regionaalstedelijk gebied Brugge op het grondgebied van Oostkamp, als onderdeel van de na-oorlogse stedelijke wijken. Het gebied ligt ten westen van de kern van Oostkamp. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Loppemstraat, in het oosten door de Molenstraat en de Voldersstraat, in het zuiden door de E40 en in het westen door de Fabiolalaan. In het noordoosten werden twee percelen uit het plangebied gelaten omdat deze reeds zijn bestemd (voor groen) binnen het BPA Bruggestraat (MB 25 september 2001) en niet in aanmerking komen voor woningbouw. L.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied grotendeels gelegen in woonuitbreidingsgebied en voor het overige in woongebied. Het woongebied grenst aan de Molenstraat en de Volderstraat en is reeds ingevuld. Ook voor een beperkt deel van het woonuitbreidingsgebied is dit het geval. Ongeveer de helft van het plangebied ligt in goedgekeurde verkavelingen. Het gebied grenst in het zuiden en het westen aan landschappelijk waardevol agrarisch gebied, ten oosten en ten noorden ligt woongebied. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 141

146 Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen Macieberg (MB 5 februari 2004) Verkavelingsvergunningen Nr. 482, d.d. 25/08/1967 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 1252, d.d. 8/12/1997 Nr. 556, d.d. 3/07/1990 Nr. 476, d.d. 3/04/1969 Nr. 501, d.d. 3/04/1969 Nr. 531, d.d. 31/08/1973 Geen Geen Geen Geen L.3. Ontwikkeling als stedelijk woongebied Het woonuitbreidingsgebied Fabiolalaan wordt naar voor geschoven als strategisch woonproject en wordt herbestemd tot woongebied. Voor dit gebied moet rekening worden gehouden met de nabijheid van de E40. Voor het gebied geldt de waterproblematiek als een belangrijk aandachtspunt dat de ontwikkeling ervan als woongebied echter niet verhindert. Daarom is het van belang dat bij het bouwrijp maken van de gronden en voorzien wordt in voldoende waterbuffering om een versnelde afvoer naar de Lijsterbeek te voorkomen. Hiervoor wordt specifieke regels opgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften. De bestaande historische dreefstructuur naar het kasteel Macieberg wordt als een belangrijk landschappelijk element aanzien binnen het gebied. Daarom is in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen dat de dreef moet worden behouden en worden geïntegreerd in de woonomgeving. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om ingenomen komberging te compenseren en dit door het voorzien van infiltratie, buffering en vertraagde afvoer. Dit aandachtspunt is reeds gedeeltelijk opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Bijkomende aandacht wordt gevraagd maximale benutting van infiltratiemogelijkheden en compensatie van ingenomen komberging. Vrijwaren van het open tracé van de Fonteinbeek, met inbegrip van de oevers. Behoud van de oude dreef en zone zuur eikenbos aan de noordrand van het planelement. Aandacht voor de woonkwaliteit en meer specifiek het geluidsklimaat. Een geluidsscherm tussen de bestaande en geplande bewoning zou een verbetering van de geluidskwaliteit betekenen. Beperken van lichthinder door een aangepaste (neerwaarts gerichte, doelgerichte, goed geplaatste) straatverlichting. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 142

147 L.4. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woonuitbreidingsgebied - Woongebied De hiernavolgende tabel geeft de samenhang weer tussen de inhoudelijke opties die voor de zone wordt vooropgesteld en de verordenende vertaling ervan in stedenbouwkundige voorschriften. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 143

148 Woongebied Fabiolalaan: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel 12. Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra... Bovenop de sectorale wetgeving die geldt langs de E40 worden geen bijkomende ruimtelijke bepalingen opgelegd naar het bouwvrij houden van de gronden langs de E40. De gronden zijn langs deze zijde van de E40 ter hoogte van de kern Oostkamp reeds grotendeels bebouwd, zodat het weinig zinvol wordt geacht bijkomende voorwaarden vast te leggen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 144

149 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Bij de realisatie van het woongebied moeten geluidswerende maatregelen genomen worden om lawaaihinder te voorkomen. Omwille van de landschappelijke waarden van de historische dreef dient deze te worden behouden De bestaande dreef dient te worden behouden en als groene ruimte te worden geïntegreerd in het woongebied. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om ingenomen komberging te compenseren en dit door het voorzien van infiltratie, buffering en vertraagde afvoer. Vrijwaren van het open tracé van de Fonteinbeek, met inbegrip van de oevers. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater komberging, infiltratie, buffering, vertraagde afvoer en het open houden van het waterstelsel Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 145

150 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 146

151 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 147

152 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 148

153 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 149

154 Regionale bedrijventerreinen 3 In het voorstel van afbakening is de herbestemming van een aantal gebieden voorzien in functie van regionale bedrijvigheid. In overeenstemming met het afbakeningsproces worden volgende gebieden bestemd voor bedrijvigheid: - De Spie (zie deel 4) - Blankenbergsesteenweg. Dit gebied wordt herbestemd voor bedrijvigheid als nabestemming vanaf Oostkampse Baan Chartreuse. Dit gebied wordt in functie van mix van kantoorachtigen, winkels, een voetbaloefen- en opleidingscentrum multifunctioneel voetbalstadion bestemd als gebied voor stedelijke activiteiten met parkkarakter. Herbestemming bestaande bedrijventerreinen: in functie van bestaande kleinhandel - Blauwe Toren - De Rampe - Sint-Pieterskaai - Ook het bestaande bedrijventerrein Waggelwater wordt mee opgenomen omwille van het voorkomen van kleinhandel en kantoren binnen de bestemming industriegebied op dit terrein. In Sint-Elooi wordt de ontwikkeling van een nieuw regionaal bedrijventerrein (Sint-Elooi-zuid) op termijn mogelijk gemaakt door het gebied tussen de spoorlijn en de Torhoutsesteenweg ten zuiden van Sint-Elooi op te nemen binnen de afbakeningslijn. Er wordt evenwel geen deelplan opgenomen voor dit gebied. Een aantal gebieden die overeenkomstig het voorstel van afbakening mee instaan voor het realiseren van de taakstelling economische activiteiten hoeven niet opgenomen te worden in het gewestelijke RUP: - Blauwe Toren noord: voor dit gebied is recent een BPA goedgekeurd. - Kapellestraat: na verder ruimtelijk onderzoek wordt geopteerd om het gebied dat slechts enkele ha groot is als open ruimte te behouden. De ontwikkeling van dit gebied is niet noodzakelijk om de taakstelling bedrijvigheid te halen. Door de in het RUP opgenomen herbestemmingen wordt de taakstelling ruim gehaald. In het afbakeningsproces is uitgegaan van een geactualiseerde taakstelling bedrijvigheid van 64 tot 77 ha. Er is rekening gehouden met twee mogelijke opties voor Herdersbrug (al dan niet opname in het zeehavengebied). Intussen is het gebied Herdersbrug opgenomen in het zeehavengebied. Dit betekent dat een deel van de taakstelling (77 ha) kan gerealiseerd worden binnen het zeehavengebied. Kwantitatief wordt dit pakket niet in rekening gebracht. Er wordt uitgegaan van een taakstelling van minstens 77 ha. De taakstelling omvat het geheel van economische bestemmingen op de plannen van aanleg dus zowel zonevreemde bedrijvigheid in BPA s als lokale bedrijvenzones en regionale bedrijvenzones. Er wordt een pakket voorzien van 25 ha voor lokale bedrijvigheid en 7ha voor zonevreemde bedrijven. Dit brengt de overblijvende taakstelling op = 45 ha. Door de ontwikkeling van de Spie (42 ha) en Blauwe Toren Noord (15 ha) in totaal bijna 60 ha (57ha) die ofwel wordt voorzien in het RUP (de Spie) of reeds is goedgekeurd in een BPA (Blauwe Toren) wordt de taakstelling (45 ha) ruim gehaald, de taakstelling wordt met 12 ha overschreden. De locatie voor het gemengd project van kantoren winkels en voetbalstadion op de locatie Chartreuse heeft een oppervlakte van 24 ha. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Hoewel er niet vanuit gegaan kan worden dat de volledige oppervlakte zal worden ingenomen door bedrijvigheid moet ze boekhoudkundig wel als zodanig in rekening worden gebracht. De taakstelling wordt hierdoor met 36 ha overschreden. Tenslotte biedt het voorstel van afbakening ook nog ontwikkelingsmogelijkheden na de planningshorizon De ontwikkeling van het gebied Blankenbergsesteenweg voorzien in het ontwerp RUP vanaf 2013 betekent een bijkomende oppervlakte van 78 ha voor regionale bedrijvigheid. Het opnemen van het gebied Sint-Elooi-zuid binnen het stedelijk gebied heeft geen impact op de ruimteboekhouding. Algemene aandachtspunten bedrijventerreinen vanuit de milieubeoordeling Vanuit milieuoogpunt is het wenselijk om bij de ontwikkeling te voorzien in een integratie en afstemming met de omgeving. Hierbij wordt vanuit milieuoogpunt gevraagd om steeds voldoende aandacht te besteden aan het toepassen van zuinig ruimtegebruik, optimaliseren van het energieverbruik en het bevorderen van openbaar vervoer. Daarnaast dient aandacht besteed te worden aan archeologische waarden. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 150

155 Voor de ruimtelijke aspecten van deze algemene aandachtspunten zijn de nodige elementen opgenomen in de gehanteerde typevoorschriften voor regionale bedrijventerreinen. Zoals voor de woongebieden wordt daarnaast in het planmer per deelgebied ook aandachtspunten geformuleerd over de inrichting, ruimtelijke kwaliteit, kleine landschapselementen, landschapswaarden, waterbeheersing, archeologie en andere elementen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit vermeld. Overeenkomstig de benadering die gehanteerd wordt voor de woongebieden wordt waar nodig in de toelichtende kolom van de stedenbouwkundige voorschriften ook melding gemaakt van specifieke elementen die in het planmer relevant worden beschouwd. In principe wordt er geopteerd om deze elementen niet vast te leggen in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt geopteerd voor het globaal kader zoals vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering over de typevoorschriften. Dit kader voorziet trouwens in sommige welbepaalde gevallen ook in de opmaak van een inrichtingsstudie. De inrichtingsstudie is een informatief document dat opgenomen wordt in de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning. Het laat toe om op basis van een concreet uitgewerkt voorstel van inrichting na te gaan of de aanvraag voldoet aan de stedenbouwkundige voorschriften. Ook op het vlak van waterbeheersing worden algemene milderende maatregelen geformuleerd zoals het behoud van het open tracé van waterlopen (dus niet overwelven of inbuizen) en het behoud van het waterbergend vermogen en garanderen van het vertraagd afvoeren van hemelwater. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 151

156 A Kleinhandelszone De Rampe (deelgebied 13 Oostkamp verordenend plan 8) A.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuiden van het regionaalstedelijk gebied Brugge op het grondgebied van de gemeente Oostkamp. Het plangebied wordt begrensd door de Gaston Roelandtsstraat (noordelijke deel), de Floraliënstraat en de spoorweg van Oostende naar Gent in het westen, het aangrenzende agrarische gebied in het zuidoosten en de Westdijk langs het kanaal Gent-Oostende in het noordoosten. De Gaston Roelandsstraat verbindt het plangebied met het centrum van Brugge. Doorheen het plangebied stroomt de Lijsterbeek in het noorden en de waterloop (eerste categorie) t Zuidervaartje aan de noordoostelijke rand (langs de Westdijk). De bestaande bedrijvigheid op het terrein De Rampe is hoofdzakelijk kleinhandelsactiviteiten al dan niet gekoppeld aan een ambachtelijke activiteit. De bebouwing langs de Gaston Roelandtsstraat is in hoofdzaak grootschalig. Hier zijn verschillende garages gelegen, maar daarnaast ook een meubelzaak, carwash, Brantano, een tankstation, Langs de westelijke zijde staat tevens een gebouw waarin meerdere zaken in zijn gevestigd. De bebouwing in tweede bouworde langs de oostelijke zijde, te bereiken langs de Kanaalstraat, bestaat uit kleinere bedrijven. Het gaat deels om meer gespecialiseerde zaken, onder andere in domotica, telefonie, radiocommunicatie. Daarnaast bevindt zich in dit gebied ook een fietsenwinkel, garage, steenhouwerij. Naast kleinhandel, zijn in deze zone dus ook meer ambachtelijke activiteiten gevestigd, meestal gekoppeld aan de verkoop. Een klein deel van het bedrijventerrein is nog niet ontwikkeld. Langs de oostelijke zijde van de Gaston Roelandtsstraat zijn woningen gelegen. A.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo s. Ten noorden, noordwesten en oosten van het plangebied ligt woongebied, ten zuiden ligt landschappelijk waardevol agrarisch gebied en ten westen van het plangebied ligt natuurgebied en de spoorweg van Oostende naar Gent. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 152

157 Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen A.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase In de afbakeningsnota wordt het gebied de Rampe ten noorden van Oostkamp aangegeven als één van de belangrijke concentraties van grootschalige kleinhandel in de omgeving van Brugge. In functie van het behoud van de bestaande activiteiten wordt een herbestemming naar een specifiek regionaal bedrijventerrein voor grootschalige kleinhandel vooropgesteld. Activiteiten: A.4. Gewenste ruimtelijke structuur Zoals weergegeven in de bestaande ruimtelijke structuur (A1) bestaat het bedrijventerrein in hoofdzaak uit bedrijvigheid met als hoofdactiviteit kleinhandel. In het gebied zijn slechts enkele ambachtelijke bedrijven gelegen. Gezien het terrein (op een klein stuk na) volledig is bebouwd, is de bestemming als regionaal bedrijventerrein achterhaald. Bovendien is gezien de ligging langs beide zijden van de N50 het bestendigen en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor deze activiteiten ruimtelijk aanvaardbaar. Daarom wordt ervoor geopteerd om het terrein te bestemmen specifiek in functie van de bestaande grootschalige kleinhandel, met inbegrip van de bijhorende ambachtelijke activiteiten. Een verdere uitbreiding van het terrein is niet wenselijk. Een deel van de activiteiten is vandaag veeleer lokaal dan regionaal van karakter. Het gaat daarbij vooral om de activiteiten langs de Kanaalstraat. Het gaat meestal om sterk gespecialiseerde activiteiten. Voor deze activiteiten worden geen beperkingen opgelegd naar behoud en uitbreiding. Bijgevolg wordt ook voor de bestaande kleinschaligere activiteiten en de bestaande ambachtelijke activiteiten mogelijkheden voorzien. Nieuwe kleinschalige handelsactiviteiten en ambachtelijke activiteiten worden niet toegelaten om de mogelijkheden voor grootschalige kleinhandel maximaal te benutten. Gezien er binnen het Brugse al voldoende ruimte is voorzien voor de vestiging van kantoren en er op vandaag nog geen autonome kantoren op het terrein gevestigd zijn, wordt deze activiteit niet toegelaten in het gebied. Ook horeca wordt hier niet toegelaten. Gezien de ligging aan de rand van het stedelijk gebied is het niet wenselijk dergelijke activiteiten toe te laten. Voor de bestaande woning(en) binnen het gebied los van de bedrijvigheid wordt enkel behoud mogelijk gemaakt, dit omdat woonkwaliteit binnen dit gebied in de toekomst niet kan worden gegarandeerd. Het meest noordelijk perceel van het bedrijventerrein (perceelnummer 600d0) wordt gevrijwaard van bebouwing, om een mogelijke oplossing voor de vervanging van de brug van Steenbrugge niet te hypothekeren. Buffering: Omwille van de bestaande toestand is het niet mogelijk en niet noodzakelijk om rondom het bedrijventerrein een buffer te realiseren. Om deze reden wordt dan ook geen bufferzone ingetekend op het bestemmingsplan. In de voorschriften is wel opgenomen dat een buffer moet worden gerealiseerd (voor zover deze nog niet aanwezig is) langs de randen van het terrein, voor zover dit mogelijk is volgens de bestaande vergunde toestand. Specifiek is een buffer wenselijk langs de zuidzijde van het terrein en waar het terrein grenst aan de woonbebouwing langs de Floraliënstraat. Bij verbouw en herbouw moet langs deze zijden een buffer worden gerealiseerd. Langs de zijde van de Gaston Roelandtsstraat wordt geen buffer vereist omdat de activiteiten zichtbaarheid vanaf de straat vereisen. Ook langs de oostelijke en westelijke zijde is geen buffer vereist, omdat het terrein daar grenst aan infrastructuur. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 153

158 Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Aandacht voor veiligheid van zwakke weggebruikers (meer bepaald fietsers). Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om opvang en hergebruik, infiltratie, buffering en vertraagde afvoer te optimaliseren. Bijkomende aandacht wordt gevraagd voor infiltratie en hergebruik. Vrijwaren van de open tracés van het Zuidervaartje en de Lijsterbeek, met inbegrip van de oevers. Voorzien van buffering (incl. landschappelijke inpassing) ten aanzien van de omgeving van de hoeve Blijde Gedachte. Een dergelijke buffer wordt bij voorkeur aangeplant met inheems standplaatsgeschikt en bij voorkeur autochtoon plantgoed. Vermijden dat bomenrijen van zowel de Westdijk als naar de hoeve Blijde Gedachte beschadigd worden, bvb door respecteren van een voldoende afstand ten opzichte van de stambasis. Alsook beschadiging van de bermen van de Westdijk vermijden. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Het gebied is reeds ontwikkeld en bijna volledig gerealiseerd als een kleinhandelszone. Vermits het terrein voor de helft grenst aan woongebied, bedrijfsbewoning is toegelaten en gezien de nabijheid van een kwetsbare locatie, biedt het gebied weinig potentie voor Seveso-inrichtingen. Ook het ondergronds pijpleidingen traject is een aandachtspunt voor potentiële Seveso-inrichtingen. Het bedrijventerrein de Rampe biedt weinig of geen potentieel voor Seveso-inrichtingen. A.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woongebied - Gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo s - Aan te leggen waterwegen - Reservatiedienstbaarheidsgebieden - Bestaande afzonderlijke leidingen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 154

159 Kleinhandelszone De Rampe: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Artikel 13. Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel Grootschalige kleinhandel is distribuerende handel die zich richt op de verkoop van producten (inclusief diensten) aan eindgebruikers (vb tuincentra). De richtwaarde is een minimale omvang van 1000 m² bruto bebouwd oppervlak per winkel. Daaronder worden eveneens begrepen, de complementaire kleinschalige voorzieningen op voorwaarde dat ze maximaal 15% van de gebouwenoppervlakte uitmaken. Het gaat hier over de typische winkels in de inkom van, in of in de onmiddellijke buurt van een supermarkt zoals krantenwinkels, slagerij, schoenlapper-sleutelmaker, bloemenwinkel, cafetaria Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel. Het betreft individuele grootschalige winkels en concentraties van grootschalige winkels. Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten: - kantoren ondergeschikt en gekoppeld aan de activiteit van individuele bedrijven, voor zover die activiteit geen loketfunctie heeft en geen autonome activiteit uitmaakt Bestaande vergunde activiteiten die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden. Autonome kantoren kunnen niet uitbreiden De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: groothandel; autonome kantoren; horeca; overdekte recreatieve bedrijven inclusief grootschalige attractieparken of grootschalige dagrecreatie; Zuinig ruimtegebruik is een algemeen principe voor een bedrijventerrein. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt niet alleen rekening gehouden met het zuinig ruimtegebruik maar ook onder meer met: - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 155

160 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. Voorbeelden van gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen zijn een tankstation, een gemeenschappelijk bedrijfsrestaurant, een bank-/postloket Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Een buffer behoort tot het bedrijventerrein en moet een overgang vormen tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende bestemmingen. Omwille van de bestaande toestand is het niet mogelijk om op vandaag rondom het bedrijventerrein een buffer te realiseren, en is dit gezien de activiteiten en de aangrenzende zones ook niet overal noodzakelijk. Bovendien is het niet wenselijk om langs de Gaston Roelandtsstraat een buffer aan te leggen, gezien de activiteiten zichtbaar moeten zijn van aan de straatzijde. Om deze reden wordt dan ook geen bufferzone ingetekend op het bestemmingsplan. Een breedte van de bufferzone wordt niet vastgelegd, gezien dit afhangt van de bestaande toestand op het terrein Langs de zuidelijke zijde van het terrein en langs de Floraliënstraat wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing, afstand en beheersing van veiligheidsrisico s. De bufferstrook wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning op percelen grenzend aan deze aangrenzende zones, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. In specifieke gevallen kan onder bewakingspersoneel ook de eigenaar, een zaakvoerder of kaderlid worden begrepen, voor zover diens aanwezigheid nuttig of nodig is voor de bewaking en voor de veiligheid van het bedrijf Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Bestaande bedrijfswoningen die niet geïntegreerd zijn in het bedrijfsgebouw kunnen worden bestendigd, en ver- en herbouwd volgens de bepalingen die gelden voor geïntegreerde bebouwing. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor de zogenaamde Seveso-bedrijven. Die worden op voorhand dus niet uitgesloten. Voor dit RUP is daartoe een ruimtelijk veiligheidsrapport beschikbaar dat ingezet kan worden bij de beoordeling van aanvragen van bedrijven op vlak van veiligheid. Dit rapport werd op goedgekeurd door de dienst VR van het departement LNE. Het volledig document kan worden geraadpleegd op: doorklikken flankerend beleid RVR De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement. Hierbij zijn voornamelijk mogeiljkheden aanwezig om infiltratie en hergebruik te optimaliseren. Vrijwaren van de open tracés van het Zuidervaartje en de Lijsterbeek, met ingebrip van de oevers In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie en hergebruik van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 156

161 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Bij vergunningsaanvragen voor een nieuw bedrijfsgebouw wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten Alle handelingen aan bestaande wegenisinfrastructuur zijn mogelijk binnen het gebied. Indien de niieuwe brug over het kanaal niet volledig kan gerealiseerd worden binnen het gebied voor wegenisinfrastructuur, kunnen de nodige handelingen gebeuren binnen deze zone. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Enkelvoudige leiding Het tracé dat opgenomen wordt voor de enkelvoudige leiding is een symbolische aanduiding. Dat betekent dat de grens van het tracé gevolgd moet worden in de mate dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn die een aanpassing vereisen. Onoverkomelijke obstakels zijn bijvoorbeeld bomen, structuur van de ondergrond, kleine constructies of andere obstakels voor het tracé die bij de opmaak van het RUP niet bekend zijn. Gebouwen vallen normaal gezien niet onder die obstakels omdat die bij de opmaak van het RUP bekend zijn. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 157

162 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Aanhorigheden van een leiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn. Voor welke stoffen de leiding gebruikt zal worden, wordt niet vastgelegd; dat is ruimtelijk niet relevant. exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor wegeninfrastructuur Het hoekperceel tussen het kanaal en de Gaston Roelandststraat (perceel nummer 600 d0) zal voor een deel gebruikt worden wanneer de brug van Steenbrugge wordt vervangen. Om dit niet te hypothekeren wordt opgelegd dat dit perceel gevrijwaard blijft van bebouwing en voorlopig ingericht als buffer naar de kleinhandelszone De Rampe. Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. Het is te bedoeling te kunnen oordelen of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor vervoers- of verkeersinfrastructuur en wat er tussentijds mee zal gebeuren Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. Ze worden ingericht als buffer naar het naastgelegen specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel De Rampe. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 158

163 B Sint-Pieterskaai (deelgebied 14 Brugge verordenend plan 2) B.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het noorden van het regionaalstedelijk gebied Brugge in de achterhaven in de wijk Sint-Pieters (Brugge). Dit is de overgang tussen de haven en het stedelijk gebied. Het plangebied wordt van noord naar zuid doorsneden door de sluis tussen het groot handelsdok en het handelsdok. Ten noorden van het plangebied ligt de achterhaven van Brugge. Ten zuiden van het plangebied ligt het kanaal Gent-Oostende. Het gebied wordt in het zuiden begrensd door de Sint-Pieterskaai, in het westen door de Sint- Pietersgroenestraat, in het noorden door de havenspoorlijn en de bedrijvigheid van de haven en in het oosten door de Lodewijk Coiseaukaai. De bebouwing in de noordwestelijke hoek, langs de Sint-Pietersgroenstraat werd niet mee opgenomen in het plan. B.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in woongebied en gebied voor milieubelastende industrieën. Het deel van het plangebied ten oosten van de Krakeleweg ligt in het BPA Fort Lapin en is daarin deels bestemd voor handel, horeca, kantoren, ambacht, havengebied en woongebied. Ten noorden van het plangebied ligt de Brugse haven, bestemd als gebied voor milieubelastende industrieën. Ten oosten, ten zuiden en ten westen van het plangebied ligt woongebied. Ten westen van het plangebied ligt het BPA Sint-Pieters-zuid-oost en ten zuidwesten ligt het BPA nr.7 Kristus Koning noord-oost. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 159

164 Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkaverlingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen BPA Fort Lapin (MB 08/09/1994) Geen Geen Geen Geen Geen B.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase In het voorstel van afbakening is de stadsring aangegeven als structurerend element. Strategische locaties langs de stadsring worden geoptimaliseerd. Daarbij gaat het op vandaag onder andere om de omgeving van de Sint- Pieterskaai. Deze wordt geoptimaliseerd volgens het huidige functioneren in functie van grootschalige kleinhandel. In de omgeving van de Sint-Pieterskaai-Havenstraat-Fort Lapin kunnen bijkomende mogelijkheden gecreëerd worden voor kleinhandel. Na een precieze geografische afbakening van de eventueel nog beperkt aanwezige ruimtelijke mogelijkheden dient afgewogen te worden welke ontwikkeling nog wel kan toegelaten worden. Hierbij moet de na te streven leefbaarheid van het gebied gerespecteerd worden. Dit gebied bepaalt de grens tussen het stedelijk gebied en het zeehavengebied. De achterhaven met de Pathoekeweg behoort tot het zeehavengebied. De bebouwing aan de Sint-Pieterskaai met het te herbestemmen deel van de Entrepot behoort tot het stedelijk gebied. B.4. Gewenste ruimtelijke structuur Voor de bestemmingswijzigingen in de omgeving van de Sint-Pieterskaai en bijgevolg voor de afbakening van het plangebied zijn twee elementen bepalend. Visie Sint-Pieterskaai Ten eerste zijn in het gebied reeds meerdere BPA s goedgekeurd die mogelijkheden bieden voor grootschalige kleinhandel. Daar waar de bestemming van deze BPA s voldoet aan de doelstellingen voor het gebied wordt geen bestemmingswijziging doorgevoerd. In de verschillende BPA s binnen dit gebied gelegen Rustenburg, Sint- Pieters Zuid-Oost, Fort Lapin en Noorweegse Kaai - zijn verschillende zones voorzien voor handel, horeca, kantoren, ambacht en soms voor nijverheid. Tussen de plangebieden van de BPA s Sint-Pieters Zuid-Oost en Fort Lapin in ligt een zone die nog is bestemd als woongebied volgens het gewestplan. Gezien deze zone tevens aansluit bij de haven ten noorden daarvan, is het niet wenselijk deze bestemming als woongebied te behouden. Het gebied wordt daarom in aansluiting met de bestemmingen van de aangrenzende BPA s en de doelstellingen vooropgesteld in de voorbereidende fase bestemd voor grootschalige kleinhandel. Het BPA ten oosten daarvan Fort Lapin is deels bestemd voor havengebied. Gezien de begrenzing van de haven op deze plaats wordt bijgesteld (zie punt hieronder) wordt de bestemming van dit BPA gedeeltelijk gewijzigd. Omwille van de duidelijkheid en de centrale ligging palend aan de haven wordt het volledige gebied grenzend aan deze zone voor havengebied mee opgenomen. De verdere uitbouw van de bestaande functies wordt toegelaten, met inbegrip van de bestaande woonfunctie. Gezien de sluis nog als toegangsweg dient naar de haven wordt deze zone in de zeehaven opgenomen. Visie Entrepot-site: Een tweede bepalend element is de afspraak die gemaakt werd binnen de overlegstructuur over de afbakening van de zeehaven. Tijdens het overleg over de afbakening van de zeehaven is overeengekomen dat de zogenaamde zone entrepot die reeds uit de concessie van MBZ was gesloten - niet langer wordt opgenomen in het zeehavengebied. In dit stedelijk gebied kunnen nieuwe functies worden vergund zonder dat deze bijkomende lasten opleggen aan de nabijgelegen zeehavenactiviteiten. Tussen beide gebieden wordt op basis van het overleg tussen MBZ en de stad Brugge een duidelijke grens aangegeven. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 160

165 Op basis van deze beslissing en het overleg tussen MBZ en Brugge is voor het gebied dat uit de haven is gesloten de bestemming voor milieubelastende industrie achterhaald en wordt een herbestemming doorgevoerd. De bestemming als gebied voor openbaar nut is afgestemd op de huidige activiteiten en de plannen van de stad Brugge. Op vandaag zijn reeds het Regionaal Centrum voor Jongerencultuur Het Entrepot, de kantoren van de jeugddienst en de informaticadienst van de Stad Brugge hier gevestigd, evenals parkeergelegenheden voor auto s en vrachtwagens. De stad Brugge wil deze locatie verder uitbouwen voor openbare diensten. De stad Brugge wenst binnen dit gebied de centrale politiediensten van Brugge onder te brengen, dit op de gronden tussen de Lodewijk Coiseaukaai en Het Entrepot. Deze campus zal plaats bieden voor zowel een logistiek complex als een arrestatiecomplex, waar ongeveer 250 politiemensen werken. Het totale complex zal ongeveer 7000m³ groot zijn. Uit een studie voor een locatieafweging tussen de site van de Entrepot en de Veemarkt, kwam de Entrepotsite als meest geschikte locatie naar voor. Daarnaast wenst de stad binnen het gebied ook een uitbreiding van de randparking voor wagens te realiseren, en wenst ze de site verder uit te bouwen voor diensten. Kleinhandel en lokale ambachtelijke bedrijven zijn niet gewenst. Op basis van bovenstaande elementen wordt het gebied langs de kaai herbestemd tot zone voor grootschalige kleinhandel en de Entrepotsite tot gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. Buffering: Omdat de bestemmingen grenzend aan het plangebied enerzijds zone voor milieubelastende industrie is in de haven en zone bestemd voor onder andere handel langs oostelijke zijde van het plangebied, wordt het niet zinvol geacht om de aanleg van een buffer op te leggen. Langs de zijde van de kaai wordt geen buffer vereist omdat de activiteiten zichtbaarheid vanaf de straat vereisen. Waar het plangebied grenst aan de woonomgeving is de aanleg van een buffer wel noodzakelijk, dit rekening houdend met de bestaande toestand. De buffering moet afgestemd worden op de functies van de aanpalende zones. Dit betekent dat niet op alle plaatsen de aanleg van een massieve buffer noodzakelijk zal zijn. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Voorzien van een vlotte verkeersafwikkeling door bvb optimalisatie van de verkeerslichtenregeling. Aandacht voor de veiligheid van zwakke weggebruikers (fietsers). Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om het huidige waterbeheer te optimaliseren. Bijkomend wordt aandacht gevraagd voor maximaliseren van hergebruik en infiltratie. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Het terrein is eerder beperkt in oppervlakte en grenst voor de helft aan woongebied. Daar bewoning en bedrijvigheid in deze zone tesamen worden toegelaten, is deze kleinhandelszone niet geschikt voor inrichtingen met externe risico s verbonden aan de gevaarlijke (Seveso)stoffen in de inrichting. B.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Woongebied - Gebied voor milieubelastende industrieën Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het volgende voorschrift van het BPA Fort Lapin (08/09/1994) op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - gebied voor eengezinswoningen (gebied 4 en 7) - zeehavengebied Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 161

166 Sint-Pieterskaai: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Artikel Specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel en kantoren Grootschalige kleinhandel is distribuerende handel die zich richt op de verkoop van producten (inclusief diensten) aan eindgebruikers (vb tuincentra). De richtwaarde is een minimale omvang van 1000 m² bruto bebouwd oppervlak per winkel. Daaronder worden eveneens begrepen, de complementaire kleinschalige voorzieningen op voorwaarde dat ze maximaal 15% van de gebouwenoppervlakte uitmaken. Het gaat hier over de typische winkels in de inkom van, in of in de onmiddellijke buurt van een supermarkt zoals krantenwinkels, slagerij, schoenlapper-sleutelmaker, bloemenwinkel, cafetaria. Met dit gebied wordt geen concurrentie met het winkelaanbod uit de binnenstad beoogd. Gebouwen met een kunsthistorische of standslandschappelijke waarde dienen te worden behouden. Het gaat om vier gebouwen gelegen langs de Havenstraat, op de percelen 318a, 318w, 341x en 338s Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met als hoofdactiviteit grootschalige kleinhandel en kantoren. Het betreft individuele grootschalige winkels en kantoren, concentraties van grootschalige winkels en kantoren. Kantoren zijn bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. De keuze om wonen boven winkels toe te laten is conform de doelstelling van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de stad Brugge. Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten: - horeca; - Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie of energierecuperatie; - wonen boven winkels. Bestaande vergunde activiteiten die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden. De gebouwen gelegen langs de Havenstraat, op de percelen 318a, 318w, 341x en 338s, dienen te worden behouden in hun kunsthistorische en standslandschappelijke waarde. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 162

167 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Voorbeelden van kantoorachtigen zijn offsetbedrijven, labo s, onderzoekscentra, gebouw waarin telecom en computerondersteuning gegeven wordt, opslag van hoogtechnologisch materiaal De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: groothandel; overdekte recreatieve bedrijven inclusief grootschalige attractieparken of grootschalige dagrecreatie; kantoorachtigen, dit zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor maar met een functie en/of hoofdactiviteit die niet gericht is op hoofdzakelijk administratieve en personeelsintensieve dienstverlening; Zuinig ruimtegebruik is een algemeen principe voor een bedrijventerrein. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt niet alleen rekening gehouden met het zuinig ruimtegebruik maar ook onder meer met: - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. Voorbeelden van gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen zijn een tankstation, een gemeenschappelijk bedrijfsrestaurant, een bank-/postloket Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het specifiek regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Een buffer moet een overgang vormen tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende bestemmingen. Omdat deze aangrenzende bestemmingen grotendeels zone voor milieubelastende industrie is in de haven en zone bestemd voor onder andere handel langs oostelijke zijde van het plangebied, en de activiteiten zichtbaar moeten zijn van aan de straatzijde, is het enkel opportuun om de aanleg van een buffer op te leggen waar deze paalt aan de woonomgeving langs de Sint-Pietersgroenestraat. Een breedte van de bufferzone wordt niet vastgelegd, gezien dit afhangt van de bestaande toestand op het terrein Tussen de bedrijven en de aangrenzende woonzone langs de Sint- Pietersgroenestraat wordt een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, afstand, beheersing van veiligheidsrisico s. De bufferstrook wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning op percelen grenzend aan dit woongebied, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. In specifieke gevallen kan onder bewakingspersoneel ook de eigenaar, een zaakvoerder of kaderlid worden begrepen, voor zover diens aanwezigheid nuttig of nodig is voor de bewaking en voor de veiligheid van het bedrijf Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Bestaande bedrijfswoningen die niet geïntegreerd zijn in het bedrijfsgebouw kunnen worden Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 163

168 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften bestendigd, en ver- en herbouwd volgens de bepalingen die gelden voor geïntegreerde bebouwing. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn geen specifieke bepalingen opgenomen voor de zogenaamde Seveso-bedrijven. Die worden op voorhand dus niet uitgesloten. Voor dit RUP is daartoe een ruimtelijk veiligheidsrapport beschikbaar dat ingezet kan worden bij de beoordeling van aanvragen van bedrijven op vlak van veiligheid. Dit rapport werd op goedgekeurd door de dienst VR van het departement LNE. Het volledig document kan worden geraadpleegd op: doorklikken flankerend beleid RVR De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement. Hierbij zijn voornamelijk mogelijkheden aanwezig op vlak van infiltratie en hergebruik. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie en hergebruik van hemelwater Bij vergunningsaanvragen voor een nieuw bedrijfsgebouw wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 164

169 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Binnen deze zone worden onder meer kantoren in functie van openbaar nut worden voorzien, waaronder kantoren voor de politie en een jeugdherberg voorzien. De betrokken werken, handelingen en wijzigingen kunnen worden toegelaten ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk. Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. De bestaande vrachtwagenparking kan behouden blijven op het terrein. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 165

170

171 C Waggelwater lus bevrijdingslaan (deelgebied 15 Brugge verordenend plan 4) C.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen langs westelijke zijde van het stadscentrum van Brugge, ter hoogte van de Bevrijdingslaan (Rijksweg 770 Zeebrugge - Brugge) en de Expressweg (E403 Doornik - Brugge). Het plangebied omvat het bedrijventerrein Waggelwater en gronden ten westen daarvan, noodzakelijk voor de herinrichting van de N31. Voor deze westelijke zone is het gebied binnen de nieuwe rooilijn van de N31 opgenomen. Het gebied wordt langs oostelijke zijde begrensd door de spoorweg Blankenberge-Brugge, langs zuidelijke zijde de spoorweg Oostende-Brugge en langs noordelijke zijde door het Zuidgeleed. C.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het bedrijventerrein Waggelwater bestemd als gebied voor milieubelastende industrie. Het westelijk deel van het plangebied is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen C.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Voor het bedrijventerrein Waggelwater is in het voorstel van afbakening geen bestemmingswijziging voorzien. Het blijkt echter dat zich op dit terrein een vergelijkbare situatie voordoet als op het bedrijventerrein Blauwe Toren, waardoor ook hier een bestendiging van de bestaande toestand wordt doorgevoerd. Op het terrein zijn verschillende kantoren en kleinhandelsactiviteiten (gegroeid uit bedrijvigheid) gevestigd. Binnen het voorstel van afbakening is de herinrichting van de N31 voorzien. De N31 wordt zo heringericht dat hij de beoogde functies kan opnemen: ontsluiting zeehavengebied van Zeebrugge, ontsluiting voor het kusttoerisme aan de Oostkust, verdeelweg binnen de stedelijke wijken van Brugge en ontsluiting van het regionaal stedelijk gebied. In het actieprogramma is opgenomen dat de nodige bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd in het gewestelijk RUP. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 167

172 C.4. Gewenste ruimtelijke structuur Het bedrijventerrein Waggelwater is grotendeels ontwikkeld. Omdat de huidige invulling van het terrein niet in overeenstemming is met de bestemming als gebied voor milieubelastende industrie, wordt het terrein herbestemd, zodat ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden voor de bestaande activiteiten. Deze optie wordt verantwoord vanuit het goed functioneren van het bedrijventerrein op vandaag, en omwille van de ligging langs de N31. Ter hoogte van de kruising van de N31 met de Bevrijdingslaan wordt een volwaardig op- en afrittencomplex gepland. Het huidige kruispunt met verkeerslichten verdwijnt. Voor de herinrichting van dit kruispunt moet nog bepaald worden of de N31 door middel van bruggen of tunnels wordt gekruist. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om het huidige waterbeheer te optimaliseren. Dit aandachtspunt is reeds gedeeltelijk opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Bijkomend wordt aandacht gevraagd voor maximaliseren van hergebruik en infiltratie. Vrijwaren van het open tracé van de Boterbeek. Vermijden van schade ten aanzien van de ecologisch waardevolle zones langs de Expresweg en de kruising van de Expresweg en de Bevrijdingslaan. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Door de aanwezigheid van de kwetsbare locaties, zowel op het terrein als in de onmiddellijke omgeving van het terrein en omdat het gebied ten oosten en ten zuiden grenst aan woonzone, biedt het grootste deel van het terrein weinig draagkracht voor Seveso-inrichtingen. Seveso-inrichtingen kunnen op het bedrijventerrein Waggelwater enkel worden toegelaten in zoverre de externe risico s verbonden aan de gevaarlijke (Seveso)stoffen in de inrichting beperkt zijn. C.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Gebied voor milieubelastende industrieën - Agrarisch gebied - Bestaande hoogspanningsleidingen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 168

173 Waggelwater lus Bevrijdingslaan: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het bedrijventerrein Waggelwater is vrijwel volledig bebouwd. Het bedrijventerrein wordt bestemd als gemengd regionaal bedrijventerrein voornamelijk om alle activiteiten die er nu gevestigd zijn ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Er zijn nogal wat kantoren en kleinhandelsbedrijven gevestigd. Deze activititeiten kunnen behouden blijven en uitbreiden op het eigen perceel. Een regionaal bedrijf is een grootschalig bedrijf met belangrijke ruimtelijke impact op de omgeving op vlak van mobiliteit, uitzicht, omvangrijke ruimte-inname of potentieel in te bufferen effecten. Regionaal verwijst niet naar de economische relaties of het verzorgingsgebied van het bedrijf. Op een gemengd regionaal bedrijventerrein kunnen bedrijven gevestigd en uitgebaat worden die om ruimtelijke of milieuredenen niet verweefbaar (meer) zijn met een multifunctionele stedelijke of residentiele omgeving. Met opslag is de opslag van de geproduceerde of verwerkte goederen bedoeld. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook de opslag van grond voor een grondwerker hieronder begrepen zijn. Onder mestverwerking en slibverwerking worden alle verwerking en bewerking van mest of slib begrepen. In de stedenbouwkundige voorschriften is een bepaling opgenomen om windturbines alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie mogelijk te maken. Omwille van het goed functioneren van de bestaande toestand op het terrein Waggelwater, wordt het voorkomen van grootschalige kleinhandel op het bedrijventerrein bestendigd en worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor de bestaande bedrijven. Voor deze bestaande activiteiten wordt vastgelegd dat de uitbreiding beperkt wordt tot het door de activiteit ingenomen perceel. Deze beperking wordt opgelegd om te verhinderen dat het functioneren van het terrein als gemengd regionaal bedrijventerrein in het gedrang wordt gebracht. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Artikel Gemengd regionaal bedrijventerrein Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: - productie, opslag, bewerking en verwerking van goederen; - productie van energie; - onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; - op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; - verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Bestaande activiteiten, met inbegrip van kantoren en kleinhandel, die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden binnen het perceel. Nieuwe autonome kantoren en kleinhandelsactiviteiten zijn niet toegelaten Met autonome kantoren wordt bedoeld, bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. De kantooractiviteit is hier niet ondergeschikt aan andere bedrijfsactiviteiten zoals productie of verwerking van goederen De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: agrarische productie; afvalwerking met inbegrip van recyclage; verwerking en bewerking van mest en slib. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 169

174 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Zuinig ruimtegebruik is een algemeen principe voor een bedrijventerrein. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt niet alleen rekening gehouden met het zuinig ruimtegebruik maar ook onder meer met: - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. Voorbeelden van gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen zijn een vrachtwagentankstation, een gemeenschappelijk bedrijfsrestaurant, een bank-/postloket Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein zijn toegelaten. Er wordt een verplichting opgelegd om een buffer te realiseren als overgang tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende bestemmingen. Het stedenbouwkundig voorschrift laat toe dat naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming de buffer gebiedsspecifiek in te vullen Bij nieuwbouw op de percelen aan de rand van het bedrijventerrein wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing, afstand, beheersing van veiligheidsrisico s. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg en het onderhoud van toegangswegen, met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning op deze percelen, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie toegelaten. Deze bepaling, samen gelezen met artikel , houdt beperkingen in die gelden voor nieuwe bedrijfsactiviteiten. Voor bestaande kantoren en kleinhandelsactiviteiten en voor bestaande toonzalen gelden deze beperkingen dus niet Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. In specifieke gevallen kan onder bewakingspersoneel ook de eigenaar, een zaakvoerder of kaderlid worden begrepen, voor zover diens aanwezigheid nuttig of nodig is voor de bewaking en voor de veiligheid van het bedrijf Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. De stedenbouwkundige voorschriften bevatten geen specifieke bepalingen voor de zogenaamde Seveso-bedrijven. Die worden op voorhand dus niet uitgesloten. Voor dit RUP is daartoe een ruimtelijk veiligheidsrapport beschikbaar dat ingezet kan worden bij de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 170

175 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften beoordeling van aanvragen van bedrijven op vlak van veiligheid. Dit rapport werd op goedgekeurd door de dienst VR van het departement LNE. Het volledig document kan worden geraadpleegd op: doorklikken flankerend beleid RVR De hier geciteerde geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement. Hierbij zijn voornamelijk mogelijkheden aanwezig op vlak van infiltratie en hergebruik. Vrijwaren van het open tracé van de Boterbeek. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie en hergebruik van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel Bij vergunningsaanvragen voor een nieuw bedrijfsgebouw wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten Alle handelingen aan bestaande wegenisinfrastructuur zijn mogelijk binnen het gebied. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 171

176 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor wegeninfrastructuur Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Het is te bedoeling te kunnen oordelen of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor vervoers- of verkeersinfrastructuur en wat er tussentijds mee zal gebeuren Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Hoogspanningsleiding Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden. Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 172

177 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 173

178 4 Gebied Sint-Pietersplas De Spie D Sint-Pietersplas De Spie (deelgebied 16 Brugge, Zuienkerke verordenend plan 1) Het deelplan Sint-Pietersplas De Spie bestaat uit het randstedelijk groengebied Sint-Pietersplas de Parkbegraafplaats het bestaande regionaal bedrijventerrein Blauwe Toren het regionale bedrijventerrein Blankenbergse Steenweg het regionale bedrijventerrein De Spie de herinrichting van de N31 A.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied Sint-Pietersplas De Spie is gelegen in het noorden van het regionaalstedelijk gebied, en sluit aan bij de westelijke zijde van de Brugse Zeehaven. Het gebied wordt begrensd door de Spoorweg Knokke Heist Brugge in het oosten, het gebied ten zuiden van het bedrijventerrein Blauwe Toren en de Sint- Pietersmolenstraat in het zuiden, de percelen langs de Oostendse Steenweg en de N31 in het westen, en tevens de N31 in het noorden. Het oostelijke deel van het plangebied is de zogenaamde Spie, tussen de twee spoorwegen ingesloten. Dit gebied is op vandaag in landbouwgebruik. Het gebied tussen de Blankenbergsesteenweg en de spoorweg is gedifferentieerd. In het midden van het gebied ligt het bedrijventerrein Blauwe Toren, dat is ontwikkeld als bedrijventerrein. Het terrein Blauwe Toren bestaat uit bedrijven, gevarieerd zowel naar grootte als naar activiteiten: zowel ambachtelijke bedrijven als grootschalige verwerkende industrie, kleinhandel, groothandel, Het noordelijk stuk van het bedrijventerrein wordt nu ontwikkeld voor grootschalige kleinhandel. In het noorden heeft het gebied een groen, parkachtig karakter. Het westelijk deel tegen de N31 bestaat uit een crematorium en parkbegraafplaats en bijhorende infrastructuur. Aan de oostelijke zijde bestaat het gebied uit een mozaïek van verschillende biotopen zoals open water, moeras, rietpartijen, aanplantingen, ruigtes, boomgaard en graslanden. Dit gebied heeft belangrijke natuurwaarden. Ten zuiden van de begraafplaats is een klein oud bosje gelegen. Gezien het historische landbouwgebruik in de polders, is het een van de zeldzaamste bostypes van Vlaanderen. Door het bos loopt een wandelpad, dat onder meer wordt gebruikt door bezoekers van de begraafplaats. De recreatiedruk is er laag. Zowel ten westen als ten oosten van het bos liggen soortenrijke natte graslanden. Het gebied ten westen van de Blankenbergsesteenweg is in landbouwgebruik. In dit gebied zijn enkele actieve hoeves gelegen. In het zuidwestelijk deel van het plangebied ligt het recreatiedomein de Sint-Pietersplas met aanpalend omwalde bebouwing. De Sint-Pietersplas wordt gebruikt voor watersport en wordt beheerd door de Vlaamse Vereniging voor Watersport.. De plas is ontstaan door zandwinning. Het gebied wordt daardoor gekenmerkt door een afwisseling van zandige drogere bodems en vochtige tot natte gronden. De vijver is ornithologisch belangrijk als winters rustgebied voor watervogels. De natuurwaarden zijn echter niet optimaal. Ten noorden van de plas bevindt zich een hoogstamboomgaard. Nog meer naar het noorden bevindt zich een aaneengesloten graslandcomplex met kleine landschapselementen. Zowel botanisch als voor weidevogels zijn deze graslandcomplexen van betekenis. Het gebied ten westen van de Blankenbergsedijk is in landbouwgebruik. Langs de Blankenbergsedijk liggen enkele oude hoeves, langs de Blankenbergsesteenweg een cluster van zonevreemde bebouwing. De Blankenbergsedijk doorsnijdt het gebied. Dit is een middeleeuwse dijk met belangrijke landschappelijke waarden. De N31 begrenst het gebied langs westelijke en noordelijke zijde. De weg is reeds heringericht op deze plaats. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 174

179 A.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Het gebied is volgens het gewestplan voor het grootste deel bestemd als agrarisch gebied. Het industriegebied Blauwe Toren is bestemd voor ambachtelijke bedrijven en KMO s. Het noordelijk deel van dit terrein werd binnen het BPA Blauwe Toren noord herbestemd voor volumineuze handel en hypermarkt, met uitsluiting van shopping-centra. Ten zuiden van het industriegebied werd een BPA goedgekeurd, Dulleweggeleed. Dit BPA voorziet enerzijds beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijven langs de Kolvestraat. Voor de rest is het BPA bestemd voor landbouw en worden de bestaande zonevreemde woningen bestendigd. De Sint-Pietersplas is in het gewestplan bestemd voor dagrecreatie. De omwalde bebouwing rond de plas is beschermd als monument. De omgeving van de Sint-Pietersplas is herbestemd binnen het BPA Molenstraat- Noord. De parkbegraafplaats ten noorden van de Blauwe Toren is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Het bebost perceel in het zuiden van dit gebied is aangeduid als habitatrichtlijngebied. Ten noorden van de parkbegraafplaats, is het BPA Zeelaan zuid-west (MB 17 april 1997) van toepassing. Dit ligt binnen het plangebied voor de zone tussen de Zeelaan en de N31. De bestemming binnen dit BPA is grotendeels landbouw. Het bebost perceel binnen het gebied voor openbaar nut is beschermd als habitatrichtlijngebied Polders. Het plangebied maakt voor een beperkt stuk onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur zoals door de Vlaamse Regering beslist op 31 maart 2006 voor de buitengebiedregio Kust-Polders-Westhoek. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 175

180 Type plan Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen BPA Molenstraat-Noord (MB 24/10/2001) BPA Molenstraat-Noord gedeeltelijke wijziging (MB 21/05/2007) BPA Zeelaan zuid-west (MB 24/08/2002) BPA Dulleweggeleed (MB 24/12/1998) Verkavelingsvergunningen Nr. 3175, d.d. 23/04/1982 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Habitatirichtlijngebied Polders Beschermd monument: Ten Walle (16/04/2004) Geen Geen A.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase In het voorstel van afbakening wordt de N31 gezien als de drager voor de ontwikkeling van economische activiteiten op het niveau van het regionaalstedelijk gebied Brugge. Deze functie wordt bestendigd en versterkt. Nieuwe bedrijfsactiviteiten krijgen er enkel een plek als de nood aan een autogerichte locatie vereist is en als de ligging in de stationsomgeving als multi-modaal knooppunt geen meerwaarde zou bieden voor de stedelijke activiteit. Na de ombouw van de N31 zal het bereikbaarheidsprofiel van diverse bestaande zones en potentiegebieden toenemen. Dit maakt dat over het gehele traject de ontsluiting gelijkwaardiger wordt voor het autoverkeer. Door de opwaardering van de N49 tot hoofdweg en de volwaardige aanleg van de AX tussen Blauwe Toren en Westkapelle zal een belangrijk deel van de wegontsluiting van de zeehaven niet meer afhankelijk zijn van de N31. Dit komt de rol van de N31 als stedelijke economische ontwikkelingsas ten goede en biedt mogelijkheden voor bijkomende activiteiten, geënt op de N31. Ten westen van het zeehavengebied worden bijkomende mogelijkheden geboden voor regionale bedrijvigheid. - De zogenaamde Spie, gesitueerd ten zuiden van de N31 tussen de spoorweg naar Zeebrugge en de spoorweg naar Blankenberge biedt mogelijkheden binnen de planperiode. Omdat de vorm van deze ruimte niet optimaal is, moet aandacht worden besteed aan de inrichting en invulling van het terrein. - Wegens het goed functioneren in de bestaande toestand wordt er verweven voorkomen van bedrijvigheid en grootschalige kleinhandel in Blauwe Toren bestendigd. - De nog open ruimte tussen de N31en de Blankenbergsesteenweg wordt in het voorstel van afbakening gereserveerd voor de nodige regionale bedrijventerreinen. Dit gebied kan worden ontsloten via de Blankenbergsesteenweg naar de N31 via het kruispunt N31-N371. Dit gebied geldt omwille van zijn ligging, ontsluiting en de ruimtelijke condities als een belangrijke potentie voor de ontwikkeling van economische activiteiten. Aanvullend op het voorstel van afbakening wordt in de nota van de Burgemeesters voorgesteld het gebied pas te ontwikkelen voor bedrijventerrein in de volgende planperiode, dit omwille van de kwaliteiten als openruimte- en landbouwgebied. In het voorstel van afbakening is voorzien dat de site van de Sint-Pietersplas verder wordt ontwikkeld voor openluchtrecreatie, geënt op de waterrecreatie, waarbij wordt nagegaan of in bijkomende orde groen ter versterking van de recreatie kan worden voorzien. In combinatie met een bufferfunctie ten aanzien van bedrijvigheid op langere termijn, is uitbreiding in noordelijke richting gewenst, waarbij een fietsroute met onderdoorgang van de N31 werd gecreëerd op de Spreeuwenstraat, een zijtak van de Blankenbergse Dijk. Ook in de mogelijkheid voor verblijfsaccommodatie t.b.v. sportkampen of kampeervoorzieningen kan voorzien worden. De N31 wordt heringericht zodat hij de beoogde functies kan opnemen: ontsluiting zeehavengebied van Zeebrugge, ontsluiting voor het kusttoerisme aan de Oostkust, verdeelweg binnen de stedelijke wijken van Brugge en ontsluiting van het regionaal stedelijk gebied. De noodzakelijke herbestemming in functie van de herinrichting van de N31 is opgenomen in het actieprogramma. De doortrekking van de N31 tot aan de toekomstige AX, wordt niet voorzien in het gewestelijk RUP. De nodige herbestemmingen werden voorzien binnen het RUP voor afbakening zeehavengebied Zeebrugge. In het planmer worden de Spie en Blankenbergse Steenweg, naast drie andere locaties (Jan Breydel, Loppem Oostkampse Baan en Chartreuse), onderzocht op de milieueffecten in geval van inplanting van een multifunctioneel stadion. In het tweede voorontwerp is geopteerd voor de locatie Oostkampse Baan - Chartreuse. A.4. Gewenste ruimtelijke structuur Ontwikkeling van de Spie: Volgens het voorstel van afbakening wordt het terrein de Spie ontwikkeld als gemengd regionaal bedrijventerrein. In het zuidelijk deel van het bedrijventerrein wordt in uitvoering van het waterbeheersplan een Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 176

181 bufferbekken voorzien. Bedoeling is dit maximaal te integreren in het bedrijventerrein, zodat een minimaal aan potentiële bedrijfsoppervlakte verloren gaat. Gezien de vorm van het terrein, zijn vooral de zuidelijke percelen het minst geschikt voor regionale bedrijven met een grote oppervlaktebehoefte. Bij de inrichting en invulling van het terrein moet er maximaal aandacht aan worden besteed, zodat bedrijven met een kleinere oppervlakte een plaats krijgen langs de zuidelijke zijde van het terrein. Verschillende ontsluitingsmogelijkheden naar de N31/AX zijn mogelijk. Ook een tijdelijke ontsluiting (in afwachting van de realisatie van de AX) is haalbaar door middel van een parallelweg met de spoorlijn 51A, aansluitend via een te verbeteren Stationsweg op de Zeelaan (N31). In de optimalisatiestudie voor de AX zijn de principes voor de verbinding van de AX met de N31 vastgelegd. De AX heeft drie aansluitingspunten met de onderliggende wegenis. Een van deze aanslutingspunten betreft de N31, de andere aanslutingscomplexen geven aansluiting op de Oostelijke havenrandweg en de N49/Natiënlaan. Deze optie wordt niet vastgelegd in dit ruimtelijk uitvoeringsplan. Voor de aansluiting van de Spie zijn verschillende opties onderzocht. In dit gewestelijk RUP wordt ruimte voorzien voor de typeoplossing met een beperkte ruimteinname. De Spie wordt niet rechstreeks onsloten op de AX maar zal aansluiting maken via het complex aan de Blauwe Toren. Blauwe Toren: Het bedrijventerrein Blauwe Toren is volledig ontwikkeld. Omdat de huidige invulling van het terrein niet in overeenstemming is met de bestemming als gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO s wordt het terrein herbestemd, zodat ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden voor de bestaande activiteiten. Het gebied ten noorden van Blauwe Toren wordt niet mee opgenomen in het bestemmingsplan. Dit gebied is reeds bestemd als zone voor volumineuze handel en hypermarkt, met uitsluiting van shopping-centra binnen het BPA Blauwe Toren Noord (MB 27/04/2005). Ten zuiden van het terrein werd in het BPA Dulleweggeleed (MB 24/12/1998) een Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 177

182 beperkte uitbreiding mogelijk gemaakt van de bestaande bedrijvigheid gelegen ten zuiden van de Kolvestraat. Omdat een herbestemming hier niet vereist is worden deze BPA s niet mee opgenomen binnen het gewestelijk RUP. Agrarisch gebied met nabestemming ten westen van de Blankenbergsesteenweg: In het voorstel van afbakening was het agrarisch gebied ten westen van de Blankenbergsesteenweg aangeduid als te ontwikkelen voor regionale bedrijvigheid. In de nota Burgemeestersoverleg wordt anderzijds aangegeven dat een ontwikkeling binnen de planperiode niet haalbaar is omwille van de kwaliteiten van het openruimtegebied en wordt pas een ontwikkeling voorzien in de volgende planperiode. Rekening houdend met dit voorstel wordt in het GRUP de bestaande bestemming als agrarisch gebied bestendigd, dit met een nabestemming als gemengd regionaal bedrijventerrein voor het gebied tussen de Blankenbergsesteenweg en de Blankenbergsedijk. Deze bestemming gaat in vanaf In de voorschriften wordt de verplichte aanleg van een buffering ingeschreven naar de aanpalende gebieden, behalve langs oostelijke zijde. Er wordt specifieke aandacht gevraagd voor de Blankenbergsedijk als belangrijk landschappelijk element in het gebied. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling voor de Spie en Blankenbergse Steenweg Niet toelaten van sterk verkeersgenererende bedrijfsactiviteiten zoals TDL-activiteiten (Transport, Distributie en Logistiek). Aandacht voor een vlotte en veilige fietsinfrastructuur. Voorzien van voldoende parkeermogelijkheden. Het beperken van de verlichting van weginfrastructuur en gebouwen tot het strikt noodzakelijke, gebruik van neerwaarts gericht, verkeersgeleidend licht, verlichten met betrekkelijk langgolvig licht en een beperkte verlichtingsintensiteit. Uitwerken van een flankerend beleid t.a.v. de landbouwfunctie is nodig. Vanuit milieuoogpunt wordt voorgesteld om de zone ten westen van de Blankenbergse dijk in te vullen als buffergebied ten aanzien van de open ruimte, waarbij de huidige waarden maximaal worden behouden en versterkt en de Blankenbergse dijk als landschapselement wordt versterkt. In functie van vertraagde afvoer, structuurkwaliteit en ecologische waarden moeten de waterlopen binnen het gebied worden opengehouden, met inbegrip van een voldoende ruime oeverzone. Hemelwater dat niet wordt hergebruikt, moet vertraagd worden afgevoerd via een systeem van open waterlopen naar een gemeenschappelijk bufferbekken. Deze maatregel is reeds gedeeltelijk opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Meer specifiek worden volgende zaken voorgesteld: Voor De Spie wordt in overeenstemming met het waterhuishoudingsplan Oudlandpolder Blankenberge de inrichting van het bufferbekken in de zuidelijke tip voorgesteld. Voor Blankenbergsesteenweg West gaat de voorkeur uit naar een bufferbekken in het noorden met vertraagde afvoer naar de Smalle Watergang. Een natuurtechnische inrichting van deze bufferbekkens verdient de voorkeur. Opmaak van een goed onderbouwde gebiedsvisie of inrichtingsstudie die het volledige planelement in beschouwing neemt zodat op gefundeerde wijze beheers- en inrichtingsmaatregelen kunnen uitgevoerd worden. Herinrichting N31: De N31 wordt heringericht in functie van de ontsluiting van de Zeehaven en verzamelfunctie voor het stedelijk gebied. De bestemming wegenis komt waar dit reeds gerealiseerd werd overeen met de bestaande toestand. De ingesloten zones binnen de verkeerswisselaar en de afgesneden bocht in de Expressweg kunnen een kwaliteitsvol omgevingskader bieden bij de kruising Expressweg Blankenbergsesteenweg en dienen gevrijwaard te worden van bebouwing. De afbakening van het gebied voor wegenisinfrastructuur werd afgestemd op de recentste (nog niet definitieve) plannen van AWV (zie hieronder). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 178

183 Recreatie gekoppeld aan de Sint-Pietersplas + camping: Ter hoogte van de Sint-Pietersplas wordt, in overeenstemming met het voorstel van afbakening, de bestaande recreatie bestendigd en verder ontwikkeld. De plas zelf en de omgeving worden bestemd als recreatiegebied met overdruk natuurverweving, dit omdat zowel de vijver zelf als de aangrenzende gronden natuurpotenties hebben. De natuurwaarden zijn er op vandaag echter niet optimaal door de zware recreatiedruk. Met beperkte implicaties voor het recreatief gebruik kan dit worden verbeterd. Door de aanleg van natuurlijke oeverzones bijvoorbeeld kan opwaardering voor natuur worden gerealiseerd. Steile afslagoevers kunnen bijvoorbeeld ruimte bieden voor een kolonie oeverzwaluw. Acties in die zin hoeven geen negatief effect te hebben op het recreatief gebruik van het gebied. De zones waarin bebouwing is gelegen worden niet opgenomen met een overdruk natuurverweving. Langs de Blankenbergsedijk is verblijfsrecreatie voorzien specifiek in functie van de watersportrecreatie, met name een sporthotel met een capaciteit van zo n 100 bedden. In het voorstel van afbakening was de mogelijkheid opengehouden voor ruimte voor verblijfsrecreatie, tbv sportkampen of kampeervoorzieningen. Gezien het verdwijnen van de camping Sint-Michiels in Brugge, is er behoefte aan bijkomende kampeerruimte. De locatie aan de Sint-Pietersplas is hiervoor geschikt, gezien de aansluiting bij de bestaande recreatie, waardoor een dubbel gebruik van bijvoorbeeld parking, zwembad en dergelijke voordelen kunnen opleveren. De ruimte voor een camping wordt voorzien aan de oostelijke zijde van de Blankenbergsedijk. In het Brugse is vooral vraag naar toeristische kampeerplaatsen (plaatsen voor toeristen op doorreis met hun eigen mobiel verblijf) en minder naar andere vormen van kamperen. Het voorzien van ruimte voor kamperen komt overeen met de visie uit het gemeentelijk structuurplan van de stad Brugge. Hierbij aansluitend kan tevens plaats voorzien worden voor bivak-kampen. Omwille van het toekomstige bedrijventerrein ten noorden van het recreatiegebied en het bestaande woongebied ten zuiden wordt ervoor gekozen om bepaalde inrichtingsprincipes van het gebied op te nemen in de toelichtende kolom bij de stedenbouwkundige voorschriften. De camping wordt centraal in het gebied ingepland. Het noordelijk deel van het gebied wordt bebost. Dit bos heeft een recreatieve functie en sluit aan bij het bestaande Ooievaarsbos aan de oostelijke zijde van de Blankenbergsesteenweg. Het zuidelijk deel wordt voorbehouden voor laagdynmaische dagrecreatie en sportvelden. Daarnaast wordt tevens ruimte voorzien voor een kampeerweide. De graslanden ten noorden van de Sint- Pietersplas komen hiervoor in aanmerking. Bedoeling is het gebied enkel toegankelijk te maken als kampeerweide. Infrastructuur die hieraan is gekoppeld moet worden voorzien binnen het gebied voor verblijfsrecreatie, behalve een sanitair blok. Door in het volledige gebied gebruik als kampeerweide toe te laten, wordt een extensief gebruik van het terrein gegarandeerd. Zo kan in het gebied tevens dienst doen als groengebied. Dit wordt ook bewerkstelligd door het gebied aan te duiden met een overdruk als natuuverwevingsgebied. Vanuit de stad is er tevens vraag naar bijkomende ruimte voor openluchtrecreatieve activiteiten, waaronder voetbalvelden. Daarom wordt verder noordwaarts van de plas nog ruimte voorzien voor recreatie, onder de vorm van nabestemming. Deze ruimte kan tevens in gebruik worden voor de aanleg van speelpleintjes, Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 179

184 De voorkeur gaat er naar uit om de meest dynamische functies maximaal te bundelen en dit aansluitend bij de bestaande bebouwing, en bijgevolg zuidelijk in het plangebied. Omdat de ontsluiting van het gebied via de Blankenbergse dijk wordt voorzien, wordt de infrastructuur maximaal langs deze as gebundeld. Ook de parking voor het volledige recreatiegebied dient te worden gebundeld, maximaal langs zuidelijke zijde van het gebied. Parkbegraafplaats: Het gebied voor openbaar nut ten noorden van het bedrijventerrein Blauwe Toren Noord is grotendeels ingenomen door de parkbegraafplaats. Omdat het omwille van de natuurlijke waarden van dit gebied niet wenselijk is om ook andere openbare nutsfuncties toe te laten, en het wel wenselijk is om het gebied ecologisch op te waarderen, wordt een herbestemming doorgevoerd. De recreatiedruk is er op vandaag laag en dient ook zo gehouden te worden. Ten zuiden van de parkbegraafplaats komt een ecologisch waardevol gedeelte voor. Dit gedeelte wordt aangeduid als natuurgebied. Blankenbergsedijk: Door de ontwikkeling van het agrarisch gebied ten oosten van de Blankenbergse Dijk als bedrijventerrein, is het niet mogelijk de landschappelijke context en omgeving van de dijk volledig te behouden. Door de manier van bufferen van het bedrijventerrein naar de dijk maximaal af te stemmen op de ligging langs deze dijk, wordt getracht de negatieve impact van het bedrijventerrein zoveel mogelijk te beperken. De buffering dient rekening te houden met de historische context en het typerende landschapsbeeld. De Blankenbergsedijk wordt tevens ingericht als voetgangers- en fietsverbinding. Over de N31 werd een brug voor langzaam verkeer voorzien. Behoud bestaande zonevreemde woningen: Langs de westelijke zijde van de Blankenbergsesteenweg zijn enkele zonevreemde woningen gelegen binnen agrarisch gebied. Omdat deze woningen aansluiten bij recreatiegebied ten westen ervan, is het wenselijk om ook een duidelijke bestemming en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor deze zonevreemde woningen. Een strikte beperking van de mogelijkheden biedt geen meerwaarde, gezien de aansluiting bij het recreatiegebied. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport De Spie biedt potentie voor Seveso-inrichtingen. De Spie is gunstig gelegen voor Seveso-bedrijvigheid en sluit aan bij het reeds bestemde Zeehavengebied. De aanwezigheid van een vormingsstation en de spievormige oppervlakte van het terrein kunnen als beperkende factor optreden. Het gebied Blauwe Toren is momenteel volledig ontwikkeld. Ten opzichte van toekomstige wijzigingen van bedrijven vormt de, niet in het GRUP opgenomen, zone voor volumineuze handel een door het publiek bezochte zone, die het groepsrisico rond deze bedrijven zal beïnvloeden. De draagkracht ten aanzien van mogelijke Seveso-inrichtingen in de noordelijke percelen van het gebied Blauwe Toren, de percelen die ten opzichte van bewoning het meest gunstig gelegen zijn, wordt door de aanwezigheid van deze de zone voor volumineuze handel quasi tenietgedaan. Ook de meest zuidelijk gelegen percelen van de Spie worden door het potentiële aantal aanwezige bezoekers in de zone voor volumineuze handel ongeschikt voor inrichtingen met externe risico s. Algemeen kunnen Seveso-inrichtingen op de Spie en Blauwe Toren worden toegelaten in zoverre de externe risico s verbonden aan de gevaarlijke (Seveso)stoffen in de inrichting op de betrokken locatie aanvaardbaar zijn, voortgaande op de methodiek van de risicozonering en na evaluatie van het groepsrisico. D.1. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Agrarisch gebied - Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut - Gebied voor ambachtelijke bedrijven en kmo s - Gebied voor dagrecreatie - Bestaande enkelvoudige leiding - Bestaande hoogspanningsleiding Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het BPA Zeelaan Zuid-West (MB 24/05/2002 op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - agrarisch gebied (zone 29) - zone voor bedrijvigheid (zone 3 en 4) Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 180

185 - zone voor openbaar nut (zone 5) Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het BPA Molenstraat Noord (MB ) op: - gebied voor recreatie (zone 3) - zone voor eengezinswoning (zone 4) - zone voor koeren en hovingen met nabestemming recreatie (zone 24) Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft geen bepalingen op van het BPA Dulleweggeleed (MB 24/12/1998) en het BPA Molenstraat-Noord gedeeltelijke wijziging (MB 21/05/2007). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 181

186 Sint-Pietersplas de Spie: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Artikel Gemengd regionaal bedrijventerrein Omwille van het goed functioneren van de bestaande toestand op het terrein Blauwe Toren, wordt het voorkomen van grootschalige kleinhandel op het bedrijventerrein bestendigd en worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor de bestaande bedrijven. Een regionaal bedrijf is een grootschalig bedrijf met belangrijke ruimtelijke impact op de omgeving op vlak van mobiliteit, uitzicht, omvangrijke ruimte-inname en potentieel in te bufferen effecten. Regionaal verwijst niet naar de economische relaties of het verzorgingsgebied van het bedrijf. Op een gemengd regionaal bedrijventerrein kunnen bedrijven gevestigd en uitgebaat worden die om ruimtelijke of milieuredenen niet verweefbaar (meer) zijn met een multifunctionele stedelijke of residentiele omgeving. Met opslag is de opslag van de geproduceerde of verwerkte goederen bedoeld. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook de opslag van grond voor een grondwerker hieronder begrepen zijn. Onder mestverwerking en slibverwerking worden alle verwerking en bewerking van mest of slib begrepen. In de stedenbouwkundige voorschriften is een bepaling opgenomen om windturbines alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie mogelijk te maken Het bedrijventerrein Blauwe Toren is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: - productie, opslag en verwerking van goederen; - productie van energie; - onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; - op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; - verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Het bedrijventerrein De Spie is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: - productie, opslag en verwerking van goederen; - productie van energie; - onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; - op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; - afvalverwerking met inbegrip van recyclage; - verwerking en bewerking van mest en slib; - verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Bestaande activiteiten, met inbegrip van kantoren en kleinhandel, die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen op beide terreinen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid worden binnen het perceel. Nieuwe autonome kantoren en kleinhandelsactiviteiten zijn niet toegelaten. Voor deze bestaande activiteiten wordt vastgelegd dat de uitbreiding beperkt wordt tot het door de activiteit ingenomen perceel. Deze beperking wordt opgelegd om te verhinderen dat het functioneren van het terrein als gemengd regionaal bedrijventerrein in het gedrang wordt gebracht De volgende activiteiten zijn niet toegelaten op het bedrijventerrein Blauwe Toren: agrarische productie; afvalverwerking met inbegrip van recyclage; verwerking en bewerking van mest en slib; De volgende activiteiten zijn niet toegelaten op het bedrijventerrein De Spie: Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 182

187 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften kleinhandel; agrarische productie; autonome kantoren. Zuinig ruimtegebruik is een algemeen principe voor een bedrijventerrein. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt niet alleen rekening gehouden met het zuinig ruimtegebruik maar ook onder meer met: - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. Voorbeelden van gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen zijn een vrachtwagentankstation, een gemeenschappelijk bedrijfsrestaurant, kantoren Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Er wordt een verplichting opgelegd om een buffer te realiseren als overgang tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende bestemmingen. Het stedenbouwkundig voorschrift laat toe dat naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming de buffer gebiedsspecifiek in te vullen. De aanleg van een buffer is verplicht gemaakt op die plaatsen waar de aangrenzende gebied aan de overzijde van de weg of spoorweg niet bestemd is als bedrijventerrein. Dit betekent dat enkel langs noordelijke zijde en langs westelijke zijde van het bedrijventerrein De Spie (ter hoogte van het parkgebied) een buffer moet worden aangelegd. Voor het bedrijventerrein Blauwe Toren is het wenselijk om langs de zijde van de Blankenbergse Steenweg een visuele afscherming te voorzien, voor zover mogelijk rekening houdend met de bestaande toestand Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Deze bepaling, samen gelezen met artikel , houdt beperkingen in die gelden voor nieuwe bedrijfsactiviteiten. Voor bestaande kantoren en kleinhandelsactiviteiten en voor bestaande toonzalen gelden deze beperkingen dus niet Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. In specifieke gevallen kan onder bewakingspersoneel ook de eigenaar, een zaakvoerder of kaderlid worden begrepen, voor zover diens aanwezigheid nuttig of nodig is voor de bewaking en voor de veiligheid van het bedrijf. Bedrijfsverzamelgebouwen: voorbeelden daarvan zijn gebouwen waarin verschillende bedrijven hun kantoren voor administratieve diensten groeperen Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten De minimale perceelsoppervlakte voor het bedrijventerrein de Spie bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone; percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 183

188 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften verzorgen; percelen met bedrijfsverzamelgebouwen; een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen. percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt geen bepaling opgenomen voor de zogenaamde Seveso-bedrijven. Die worden op voorhand dus niet uitgesloten. Voor dit RUP is daartoe een ruimtelijk veiligheidsrapport beschikbaar dat ingezet kan worden bij de beoordeling van aanvragen van bedrijven op vlak van veiligheid. Dit rapport werd op goedgekeurd door de dienst VR van het departement LNE. Het volledig document kan worden geraadpleegd op: doorklikken flankerend beleid RVR Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe bedrijfsgebouwen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: in functie van vertraagde afvier openhouden van de waterlopen binnen het gebied hemelwater dat niet wordt hergebruikt, vertraagd afvoeren via een systeem van open waterlopen naar een gemeenschappelijk bufferbekken. Voor De Spie wordt de inrichting van het bufferbekken in de zuidelijke tip voorgesteld en een natuurtechnische inrichting van dit bufferbekken. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie, vertraagde afvoer van hemelwater en het openhouden van het waterstelsel. Voor De Spie wordt de inrichting van een bufferbekken in de zuidelijke tip voorgesteld Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 184

189 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften geactualiseerd De ontsluiting van het bedrijventerrein Blauwe Toren gebeurt volgens de twee bestaande ontsluitingspunten op de Blankenbergsesteenweg. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van ongeveer een vierde hectare vallen hier ook onder Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Het gaat om een overgangsmaatregel die inhoudt dat bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Op de percelen van het bedrijventerrein De Spie is een recht van voorkoop als bedoeld in artikel van de Codex van toepassing. Voorkooprecht wordt gegeven aan de West-Vlaamse Intercommunale. Dit voorkooprecht geldt voor een duur van 8 jaar. Dit gebied is voorzien voor werken voor de hoofdweg A11 en aanhorigheden. Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: Al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Reservatiegebied voor lijninfrastructuur Het gebied aangeduid in overdruk is bestemd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van wegeninfrastructuur, ondergrondse pijpleidinginfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassen van die wegeninfrastructuur, ondergrondse pijpleidinginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassingen, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidignen, telecommunicatieinfrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerken en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Er is bepaald dat in de in de grondkleur aangeduide bestemming slechts tijdelijke vergunningen kunnen worden afgeleverd totdat de infrastructuur is verwezenlijkt. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de vergunningen die afgeleverd worden tijdelijke vergunningen zijn. Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de onderliggende bestemming toegepast worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 185

190 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Op het ogenblik dat de Vlaamse Regering beslist om de infrastructuur niet te realiseren, vervalt de reservatiezone. Artikel Agrarisch gebied met nabestemming gemengd regionaal bedrijventerrein Tot 31 januari 2012 is het gebied bestemd als agrarisch gebied, gelden de voorschriften van art en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie landbouw. Vanaf 1 januari 2013 geldt de nabestemming als gemengd regionaal bedrijventerrein, gelden de voorschriften van art en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Naast landbouw in de eigenlijke zin van het woord zijn daardoor ook de volgende activiteiten eveneens toegelaten: hoevetoerisme (dat valt onder de noemer verblijfsgelegenheid), verkoop van eigen landbouwproducten, zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een leefbaar bedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het bedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden. Een landbouwbedrijf is een werkelijk bedrijf en geen hobbylandbouw. Onder verblijfsgelegenheid toegelaten binnen deze bestemming wordt die activiteit begrepen die zich afspeelt binnen de bestaande gebouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. Het gaat geenszins om grootschalige toeristische logies. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme slaapruimten en sanitair voor keugdkampen of sanitair voor hoevekamperen. In functie van de realisatie van de nabestemming vanaf 2013 wordt het creëren van bijkomende verblijfsgelegenheden niet toegelaten. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw Agrarisch gebied Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van bijkomende gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegestaan. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 186

191 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Gezien de nabestemming als gemengd regionaal bedrijventerrein is enkel tijdelijke bebossing toegelaten. In functie van de realisatie van de nabestemming vanaf 2013 wordt de inplanting van bijkomende bedrijfsloodsen en woningen niet toegelaten, dit met uitzondering van kleinschalige bebouwing zoals oa schuilhokken voor dieren, die noodzakelijk zijn voor de bestaande landbouwbedrijfsvoering. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebredit tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is. - Functiewijzigingen kunnen toegelaten worden confrom de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid Gemengd regionaal bedrijventerrein (nabestemming) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 187

192 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Een regionaal bedrijf is een grootschalig bedrijf met belangrijke ruimtelijke impact op de omgeving op vlak van mobiliteit, uitzicht, omvangrijke ruimte-inname en potentieel in te bufferen effecten. Regionaal verwijst niet naar de economische relaties of het verzorgingsgebied van het bedrijf. Op een gemengd regionaal bedrijventerrein kunnen bedrijven gevestigd en uitgebaat worden die om ruimtelijke of milieuredenen niet verweefbaar (meer) zijn met een multifunctionele stedelijke of residentiele omgeving. Met opslag is de opslag van de geproduceerde of verwerkte goederen bedoeld. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook de opslag van grond voor een grondwerker hieronder begrepen zijn. Onder mestverwerking en slibverwerking worden alle verwerking en bewerking van mest of slib begrepen. In de stedenbouwkundige voorschriften is een bepaling opgenomen om windturbines alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie mogelijk te maken Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met de volgende hoofdactiviteiten: - productie, opslag en verwerking van goederen; - productie van energie; - onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten; - op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie en groothandel; - afvalverwerking met inbegrip van recyclage; - verwerking en bewerking van mest en slib; - verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Met autonome kantoren wordt bedoeld, bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit. De kantooractiviteit is hier niet ondergeschikt aan andere bedrijfsactiviteiten zoals productie of verwerking van goederen. Voor deze bestaande vergunde activiteiten dient de uitbreiding beperkt te worden binnen het perceel. Deze beperking wordt opgelegd om te verhinderen dat het functioneren van het terrein als gemengd regionaal bedrijventerrein in het gedrang wordt gebracht. Agrarische productie slaat hier niet op de bestaande landbouwbedrijven in het gebied. Conform art kunnen deze behouden blijven tot een vergunning is verleend voor de realisatie van de nabestemming De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: kleinhandel; agrarische productie; autonome kantoren. Bestaande vergunde activiteiten die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid binnen het perceel. Zuinig ruimtegebruik is een algemeen principe voor een bedrijventerrein. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt niet alleen rekening gehouden met het zuinig ruimtegebruik maar ook onder meer met: - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen; - de inpassing in de omgeving Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan: - het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid; - de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein; - het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers. De ontwikkeling van het gebied gebeurd gefaseerd. Eerst wordt het noordelijk deel ontwikkeld, pas nadien het zuidelijk deel. Voorbeelden van gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen zijn een vrachtwagentankstation, een gemeenschappelijk bedrijfsrestaurant, kantoren Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het gemengd regionaal bedrijventerrein, zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 188

193 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Er wordt een verplichting opgelegd om een buffer te realiseren als overgang tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende bestemmingen. Het stedenbouwkundig voorschrift laat toe dat naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming de buffer gebiedsspecifiek in te vullen Tussen de bedrijven en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Deze bepaling geldt niet waar het terrein grenst aan het bedrijventerrein Blauwe Toren waar enkel een buffer in functie van visuele afscherming met een beperkte breedte dient gerealiseerd te worden. Ook langs de zijde van de Blankenbergsedijk wordt geen massieve buffer aangelegd, maar dient de buffering te bestaan uit een visuele afscherming die rekening houdt met de Blankenbergsedijk als lanschappelijk element. Aansluitend bij de bedrijfsgebouwen langs deze zijde wordt een gesloten groenscherm aangelegd. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Daarnaast zijn installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie toegelaten Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. In specifieke gevallen kan onder bewakingspersoneel ook de eigenaar, een zaakvoerder of kaderlid worden begrepen, bijvoorbeeld wanneer diens aanwezigheid nuttig of nodig is voor de bewaking en voor de veiligheid van het bedrijf Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten. Bedrijfsverzamelgebouwen: voorbeelden daarvan zijn gebouwen waarin verschillende bedrijven hun kantoren voor administratieve diensten groeperen De minimale perceelsoppervlakte voor het bedrijventerrein bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone; percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen; percelen met bedrijfsverzamelgebouwen; een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen. percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn. In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen specifieke bepalingen opgenomen voor de zogenaamde Seveso-bedrijven. Die worden op voorhand dus niet uitgesloten. Voor dit RUP is daartoe een ruimtelijk veiligheidsrapport beschikbaar dat ingezet kan worden bij de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 189

194 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften beoordeling van aanvragen van bedrijven op vlak van veiligheid. Dit rapport werd op goedgekeurd door de dienst VR van het departement LNE. Het volledig document kan worden geraadpleegd op: doorklikken flankerend beleid RVR Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe bedrijfsgebouwen wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: in functie van vertraagde afvier openhouden van de waterlopen binnen het gebied hemelwater dat niet wordt hergebruikt, vertraagd afvoeren via een systeem van open waterlopen naar een gemeenschappelijk bufferbekken. Voor de Blankenbergsesteenweg gaat de voorkeur uit naar een bufferbekken in het noorden met vertraagde afvoer naar de Smalle Watergang en een natuurtechnische inrichting van dit bufferbekken. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor infiltratie, vertraagde afvoer van hemelwater door het realiseren van buffercapaciteit en het openhouden van het waterstelsel. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van ongeveer een vierde hectare vallen hier ook onder Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 190

195 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Op de percelen in dit gebied is een recht van voorkoop als bedoeld in artikel van de Codex van toepassing. Voorkooprecht wordt gegeven aan de West-Vlaamse Intercommunale. Dit voorkooprecht geldt voor een duur van 8 jaar. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie recreatie. Art Gebied voor recreatie Het gebied ten westen van de Blankenbergsedijk wordt in hoofdzaak bestemd voor laagdynamische dagrecreatie met uitzondering van de hoevesite en het nabijgelegen sporthotel. Laagdynamisch moet hier verstaan worden als activiteiten die geen grote toeloop van personen veroorzaken. Voorbeelden zijn: een voetbalveld zonder tribunes, speelruimten en voorzieningen voor activiteiten voor jeugdwerking, tennisvelden plas voor waterrecreatie,. Rond de Sint-Pietersplas gaat het om een bevestiging van de bestaande watersportrecreatie op de plas. In het gebied dat niet aangeduid is met een overdruk natuurverweving is onder meer een sporthotel gelegen. Ten noorden van de plas kan het gebied gebruikt worden als tentenweide -dit als onderdeel van de camping aan de overzijde van de Blankenbergsedijk. In deze zone kunnen geen permanente constructies worden gebouwd (zoals stacaravans en vakantiehuisjes) met uitzondering van een sanitair blok en beperkte infrastructuur in functie van het gebruik van het gebied voor golfopslag. Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op de recreatieve functie van het gebied gebeurt bij voorkeur aansluitend bij bestaande bebouwing. Het is de bedoeling de dynamiek in het gebied te beperken. Daarom wordt in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen dat de aanleg van een parkeerzone niet is toegelaten in het gebied langs westelijke zijde van de Blankenbergsedijk. De aanleg van enkele parkeerplaatsen voor personeel en diensten die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het recreatiegebied valt wel onder de bestemming recreatiegebied Het gebied is bestemd voor recreatie (dag- en verblijfsrecreatie). Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten... De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid Functies gekoppeld aan de waterrecreatie dienen functioneel maximaal aan te sluiten bij de Sint-Pietersplas, ten westen van de Blankenbergsedijk. De aanleg van een parking wordt niet toegelaten in het gebied langs westelijke zijde van de Blankenbergsedijk. Voor het gebied ten oosten van de Blankenbergsedijk is volgende inrichting voorzien: - het noordelijk deel wordt bebost. Dit bos heeft een recreatieve functie en sluit aan bij het bestaande Ooievaarsbos aan de oostelijke zijde van de Blankenbergsesteenweg. - het middengebied is bedoeld voor verblijfsrecreatie met de intentie er een camping voor toeristische verblijven met bijhorende infrastructuur in te richten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 191

196 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften - het zuidelijk deel wordt voorbehouden voor laagdynamische dagrecreatie en sportvelden De bebouwing van de historische hoeve langs de Oostendse Steenweg (perceel 425E) dient te worden behouden. Eventuele herstellingen en/of verbouwingen dienen volledig in functie te staan van het behoud of het herstel van het authentieke karakter van deze bebouwing. Er wordt een verplichting opgelegd om een buffer te realiseren als overgang tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende bestemmingen. Het stedenbouwkundig voorschrift laat toe dat naargelang van de aard van de aangrenzende bestemming de buffer gebiedsspecifiek in te vullen. De aanleg van een buffer is vooral van belang waar dit grenst aan woongebied. Aan de zijde van het industriegebied wordt buffering reeds voorzien in de inrichting van het terrein, door de noordelijke zijde voor te behouden voor bebossing Tussen het recreatiegebied en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de recreatieactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. Er wordt naar gestreefd om de infrastructuur van de recreatieve functies maximaal te bundelen. Dit heeft als voordeel dat meervoudig gebruik van bvb parkeerplaatsen mogelijk wordt en het gebied langs één zijde kan ontsloten worden. Omwille van de centrale ligging van de Blankenbergsedijk wordt ervoor geopteerd om het gebied maximaal langs deze zijde te ontsluiten. Bij de inrichting van het gebied en specifiek voor het voorzien van de ontsluiting van de terreinen wordt maximaal aandacht besteed aan een verkeersveilige doorgang van voetgangers en fietsers op de Blankenbergsedijk. Ook de landschappelijke functie van de Blankenbergsedijk is daarbij van belang Het gebied wordt ontsloten via de Blankenbergsedijk, als hoofdontsluiting. Bebouwing en andere infrastructuur (waaronder parkeergelegenheid) van de recreatieve functies van deze en aangrenzende zones wordt gebundeld binnen dit gebied, langs de oostelijke zijde van de Blankenbergsedijk. Bijkomende ontsluitingsmogelijkheden, noodzakelijk voor het goed functioneren van het gebied, zoals onder meer via de Blankenbergsesteenweg, zijn mogelijk voor zover de verkeersveiligheid en de ontsluitende functie van de Blankenbergsesteenweg niet wordt gehypothekeerd. Bij de inrichting en ontsluiting van het terrein wordt maximaal rekening gehouden met de landschappelijke en recreatieve functie voor langzaam verkeer van de Blankenbergsedijk. Onder nieuwe infrastructuur wordt bijvoorbeeld verstaan: de aanleg van een nieuw sportveld, een nieuw gebouw, nieuwe parkeerinfrastructuur, Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe infrastructuur wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 192

197 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Er wordt aan de gemeenten en provincies de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze bestaande activiteiten te regelen. In een dergelijk geval nemen de voorschrfiten van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vermeld in artikel krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikel Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van ongeveer een vierde hectare vallen hier ook onder Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving In natuurverwevingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie recreatie en de functie natuurbehoud. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van de functie landbouw met de aanwezige en gewenste natuurwaarden ruimtelijk ondersteund worden. Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen genomen worden en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de bouw van een beperkt sanitair blok in functie van de kampeerweide en beperkte infrastructuur in functie van het gebruik van het gebied voor golfopslag. Bijkomende infrastructuur is slechts mogelijk voor zover hergebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 193

198 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. De stedenbouwkundige voorschriften bepalen dat oprichten van (nieuwe) gebouwen en gelijkaardige constructies niet is toegelaten. Omdat de Sint-Pietersplas wordt gebruikt voor waterrecreatie zal het voor het functioneren ervan van belang zijn dat geen bomen of struiken worden aangeplant die de wind tegenhouden. Artikel Agrarisch gebied met nabestemming gebied voor recreatie Tot 31 december 2012 is het gebied bestemd als agrarisch gebied, gelden de voorschriften van art en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie landbouw. Vanaf 1 januari 2013 geldt de nabestemming gebied voor recreatie, gelden de voorschriften van art en behoort het gebied tot de bestemmingscategorie recreatie. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw Agrarisch gebied Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Naast landbouw in de eigenlijke zin van het woord zijn de volgende activiteiten eveneens toegelaten: hoevetoerisme (dat valt onder de noemer verblijfsgelegenheid), verkoop van eigen landbouwproducten, zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een leefbaar bedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het bedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden. Een landbouwbedrijf is een werkelijk bedrijf en geen hobbylandbouw Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Het oprichten van bijkomende gebouwen en vergelijkbare constructies is niet toegestaan. Onder verblijfsgelegenheid toegelaten binnen deze bestemming wordt die activiteit begrepen Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 194

199 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften die zich afspeelt binnen de bestaande gebouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. Het gaat geenszins om grootschalige toeristische logies. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme slaapruimten en sanitair voor keugdkampen of sanitair voor hoevekamperen. In functie van de realisatie van de nabestemming vanaf 2013 wordt het creëren van bijkomende verblijfsgelegenheden niet toegelaten. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. In functie van de realisatie van de nabestemming wordt de inplanting van bijkomende nieuwe bedrijfsloodsen en woningen niet toegelaten, dit met uitzondering van kleinschalige bebouwing zoals oa schuilhokken voor dieren, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebredit tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is. - Functiewijzigingen kunnen toegelaten worden confrom de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 195

200 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen genomen worden en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. De landbouwfunctie en de functie natuurbehoud zijn nevengeschikt; die functies worden behouden zonder elkaar onderling te verdringen. In natuurverwevingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie landbouw en de functie natuurbehoud. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van functie landbouw met de aanwezige en gewenste natuurwaarden ruimtelijk ondersteund worden. Gebouwen die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op de als natuur beheerde gebieden zijn toegelaten, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal, ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar en de betrokken oppervlakte als natuur beheerd gebied aanzienlijk is. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 196

201 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Het gebied wordt in hoofdzaak bestemd voor laagdynamische dagrecreatie. Laagdynamisch moet hier verstaan worden als activiteiten die geen grote toeloop van personen veroorzaken. Voorbeelden zijn: een voetbalveld zonder tribunes, speelruimten en voorzieningen voor activiteiten voor jeugdwerking, tennisvelden plas voor waterrecreatie,... In bestaande (agrarische) bebouwing kan bijvoorbeeld gebruikt worden als zorgboerderij of ifv hoevetoerisme. Het zuidelijk deel van het gebied kan gebruikt worden als tentenweide, dit als onderdeel van de camping aan de overzijde van de Blankenbergsedijk. In deze zone kunnen geen permanente constructies worden gebouwd (zoals stacaravans en vakantiehuisjes) met uitzondering van een sanitair blok en beperkte infrastructuur in functie van het gebruik van het gebied voor golfopslag. Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op de recreatieve functie van het gebied gebeurt bij voorkeur aansluitend bij bestaande bebouwing. Het is de bedoeling de dynamiek in het gebied te beperken. Daarom wordt in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen dat de aanleg van een parkeerzone niet is toegelaten in het gebied. De aanleg van enkele parkeerplaatsen voor personeel en diensten die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het recreatiegebied valt wel onder de nabestemming recreatiegebied. Voor deze bestaande vergunde activiteiten dient de uitbreiding beperkt te worden binnen het perceel dat door de acitiviteit is ingenomen. Deze beperking wordt opgelegd om te verhinderen dat het functioneren van het terrein als recreatiegebied in het gedrang wordt gebracht. Omwille van de huidige activiteiten wordt geopteerd om eerst het zuidelijk deel te ontwikkelen en pas nadien het noordelijke deel. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie recreatie Gebied voor recreatie (nabestemming) Het gebied is bestemd voor dagrecreatie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten... De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid De aanleg van een parkeerzone wordt niet toegelaten in het gebied. Bestaande vergunde activiteiten, die niet aan de hierboven geformuleerde bepalingen voldoen kunnen behouden blijven, verbouwd en uitgebreid binnen het perceel. De ontwikkeling van het gebied moet gefaseerd gebeuren. Eerst wordt het zuidelijk deel ontwikkeld, pas nadien het noordelijk deel. Er wordt naar gestreefd om de infrastructuur van de recreatieve functies maximaal te bundelen. Er wordt voor geopteerd om het gebied maximaal langs de Blankenbergsedijk en de Spreeuwenstraat te ontsluiten. Bij de inrichting van het gebied en specifiek voor het voorzien van de ontsluiting van de Het gebied wordt ontsloten via de Blankenbergsedijk en de Spreeuwenstraat, als hoofdontsluiting. Bij de inrichting en ontsluiting van het terrein wordt maximaal rekening gehouden met de landschappelijke en recreatieve functie voor langzaam verkeer van de Blankenbergsedijk. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 197

202 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften terreinen wordt maximaal aandacht besteed aan een verkeersveilige doorgang van voetgangers en fietsers op de Blankenbergsedijk en met de landschappelijke functie van de Blankenbergsedijk. Onder nieuwe infrastructuur wordt bijvoorbeeld verstaan: de aanleg van een nieuw sportveld, een nieuw gebouw, Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe infrastructuur wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van ongeveer een vierde hectare vallen hier ook onder Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 198

203 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen genomen worden en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. - Het oprichten van gebouwen gelijkaardige constructies is niet toegelaten. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de bouw van een beperkt sanitair blok in functie van de kampeerweide en beperkte infrastructuur in functie van het gebruik van het gebied voor golfopslag. Bijkomende infrastructuur is slechts mogelijk voor zover hergebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is. De recreatieve functie en de functie natuurbehoud zijn nevengeschikt; die functies worden behouden zonder elkaar onderling te verdringen. In natuurverwevingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie recreatie en de functie natuurbehoud. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van recreatieve functie met de aanwezige en gewenste natuurwaarden ruimtelijk ondersteund worden. Gebouwen die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op de als natuur beheerde gebieden zijn toegelaten, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal, ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar en de betrokken oppervlakte als natuur beheerd gebied aanzienlijk is. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel Park Park moet hier voornamelijk in de betekenis van het bosdecreet (artikel 4 bis) geïnterpreteerd worden, zijnde groene ruimten waarbij de aanleg, de inrichting en het beheer sociaalrecreatieve en/of esthetische overwegingen overheersen en waar gelijktijdig andere functies kunnen worden vervuld, zoals recreatieve, educatieve, economische, Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 199

204 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften cultuurhistorische, landschappelijke, wetenschappelijke, ecologische, fauna- en florabeschermende en milieubeschermende functies. Zij bestaan naast open gedeelten, waaronder waterpartijen, grasvelden, bloemperken, wandelwegen en andere infrastructuren, uit een afwisseling van bosgedeelten en/of gedeelten begroeid met bomen, heesters en kruidachtige gewassen. De sociale functie verwijst in deze context in hoofdzaak naar de publieke toegankelijkheid van openbare parken en de betekenis die deze gebieden hebben als (randstedelijke) groenvoorziening Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven. Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.. De bestaande parkbegraafplaats ten noorden van Blauwe Toren kan verder uitbreiden in dit gebied. De Blankenbergsedijk is landschapshistorisch van belang. Ter hoogte van de kruising met de N31 geldt tevens het voorschrift voor wegeninfrastructuur. Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het parkgebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - Volgens deze bepalingen is in parkgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - Herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak (bv. Brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (crf. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ). zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.. Het gebied ten noorden van Blauwe Toren Noord kan worden gebruikt als parkbegraafplaats. Verdere uitbouw van deze begraafplaats in mogelijk. Bebouwing en andere infrastructuur in functie van het gebruik en de verdere uitbouw van deze begraafplaats en terreinbenutting in functie van het stedelijk groenonderhoud is toegelaten. Ter hoogte van de kruising met de N31 is dit gebied tevens bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 200

205 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing in het parkgebied is mogelijk, rekening houdend met de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied. Alle instandhoudingswerken, ook structurele aan die gebouwen zijn toegelaten, alsook het verbouwen of herbouwen. Deze werken, handelingen en wijzigingen m.b.t. de functies kunnen slechts toegelaten worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Het moet proportioneel bekeken worden en ook rekening houden met de sectorale wetgeving. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies noch de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving, noch de gewenste ruimtelijke structuur in het gedrang brengt of verstoort. Het naleven van deze voorwaarden moet blijken uit de beslissing van de vergunningverlenende overheid of het advies van de gemachtigde ambtenaar. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren i.f.v. speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen...), terras i.f.v. horeca... Hoogdynamische dagrecreatieve activiteiten (sportvelden, golfterreinen, dierentuinen, omvangrijke speeltuinen...) of toeristische voorzieningen (grootschalige kampeervoorzieningen...) zijn bijvoorbeeld niet toegelaten. In dit gebied is onder meer het dierenasiel in de Krinkelstraat (Het Blauwe Kruis) gelegen In bestaande vergunde gebouwen en constructies kunnen behalve de activiteiten voor het behoud van de bestaande functies en de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook volgende activiteiten toegelaten worden: - nuts- en gemeenschapsvoorzieningen. Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: - Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. - Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel , ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. Er wordt aan de gemeenten en provincies evenwel de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze bestaande activiteiten te regelen. In een dergelijk geval nemen de voorschrfiten van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikels In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 201

206 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie natuur en de andere functies in het gebied. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare andere activiteiten ruimtelijk ondersteund te worden. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied. Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 202

207 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie natuur en reservaat. Artikel Natuurgebied In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten. De bestaande accommodatie in het gebied kan behouden blijven. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 203

208 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is. Conform de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Als kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied kan bijvoorbeeld worden begrepen: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen. - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bosgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor paalkamperen, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften voor natuurgebied worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: - volgens deze bepalingen is in natuurgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak bv. brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ). In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 204

209 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals bijvoorbeeld RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en is in die zin een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied. Artikel (overdruk) Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN). In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 205

210 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Verbinding voor langzaam verkeer Er is een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd tussen Brugge en het openruimte gebied ten noorden van de Zeehaven. Er werd een fietsverbinding gerealiseerd over de N31. Om functionele relaties te leggen werd een verbinding gerealiseerd voor de zachte weggebruiker langs de Blankenbergsedijk en de bestaande wegenis. De pijlen duiden symbolisch aan welke plaatsen een belangrijke functie hebben in functie van langzaam verkeer. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor wegeninfrastructuur Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. De ingesloten zones binnen de verkeerswisselaar en de afgesneden bocht in de Expressweg zijn van belang om een kwaliteitsvol omgevingskader te kunnen bieden en worden best Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 206

211 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften gevrijwaard van bebouwing Binnen het perceel 412c dient de bestaande authentieke bebouwing, alsook de terrein- en groenaanleg qua structuur, karakter en substantie maximaal behouden te blijven. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socio-culturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten:bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socio-culturele voorzieningen, voorzieningen voor jeugdwerking, volkstuintjes,. - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen,, sportvelden, sport- en fitnesscentra, Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 207

212 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Hoogspanningsleiding Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden. Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding niet in het gedrang worden gebracht. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Enkelvoudige leiding Het tracé dat opgenomen wordt voor de enkelvoudige leiding is een symbolische aanduiding. Dat betekent dat de grens van het tracé gevolgd moet worden in de mate dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn die een aanpassing vereisen. Onoverkomelijke obstakels zijn bijvoorbeeld bomen, structuur van de ondergrond, kleine constructies of andere obstakels voor het tracé die bij de opmaak van het RUP niet bekend zijn. Gebouwen vallen normaal gezien niet onder die obstakels omdat die bij de opmaak van het RUP bekend zijn. Aanhorigheden van een leiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn. Voor welke stoffen de leiidng gebruikt zal worden, wordt niet vastgelegd; dit is ruimtelijk niet relevant. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 208

213 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige Artikel Gebied voor spoorinfrastructuur Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan: Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie-onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatieuitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations. Dit gebied is bestemd voor spoorinfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van spoorinfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatiewegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 209

214 Stedelijke groengebieden A Randstedelijke groenpool Ryckevelde/Malebos en Gemene Weidebeek en woongebied Klein Appelmoes (deelgebied 17 Brugge, Damme en Beernem verordenend plan 5b) 5 7 A.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen langs oostelijke zijde van het regionaalstedelijk gebied, tussen de kernen van Sint- Kruis/Assebroek (Brugge) en Sijsele (Damme). Het gebied maakt deel uit van de groene gordel rond Brugge. Langs zuidelijke zijde van de Maalsesteenweg ligt centraal in het plangebied het bos Ryckevelde. Samen met het gebied Schobbejakshoogte ten noordwesten ervan vormt het bosgebied het infiltratiegebied voor kwelzones in de doolhof (ten noorden). Het Ryckeveldebos is een zeer vogelrijk en belangrijk open ruimte gebied met een reeds bestaande stedelijke dynamiek in de vorm van wandel- en fietsrecreatie. Ten noordwesten van dit bosgebied ligt het gebied Schobbejakshoogte, dat bestaat uit een gefixeerde landduin met zand, schrale pioniers- en heidevegetatie en bos op een voedselarm milieu. Dit is een zeldzaam geomorfologisch relict. Rond dit bebost gebied liggen gras- en akkerlanden: langs noordelijke zijde de Doolhof, langs zuidelijke zijde de Loweide, waarbinnen de Meersbeek loopt. De Doolhof bestaat uit een zeer vochtig graslandcomplex met microreliëf, sloten, natte depressies en kwelverschijnselen. Vooral in het noordelijke en westelijke deel zijn hoge natuurwaarden aanwezig, zoals aaneengesloten soortenrijke graslanden, zeggenmoeras, ruigte en dotterbloemgrasland. Het oostelijk deel van de Doolhof is iets hoger gelegen en wordt voornamelijk gebruikt als akker en gedeeltelijk als boomkwekerij. Ten noorden van het graslandcomplex Doolhof situeerde zich een zeldzame veenbodem. Het gebied is op vandaag privédomein, voornamelijk bestaande uit open water. Ten westen daarvan ligt een gedeeltelijk vergraven zone, met zowel ontwikkeling van bos, ruigte als grasland. Ten westen van de doolhof, ligt een relict van zuur loofbos, dat aansluit op de schrale heidevegetatie van de Schobbejakshoogte. Verder bestaat het gebied uit grasland met verspreide kleine landschapselementen. Het gebied ten oosten van de Doolhof en ten noorden van het Ryckeveldebos vormt een drevenlandschap op schrale zandige bodem met voornamelijk graslanden en enkele recent beboste percelen. Het gebied vormt een ecologische missing link tussen de bosgebieden van Male en Ryckevelde, die van belang zijn als leefgebied van tal van fauna-elementen. Het gebied ten westen van dit bosgebied grenst aan de bebouwing van Ver Assebroek. Binnen dit gebied ligt de hoeve Engelendale. Het gebied omvat graslanden met kleine landschapselementen. Ook dit gebied wordt frequent benut door wandelaars. Ten zuiden van Ryckeveldebos bevindt zich de Loweide, waardoor de Meersbeek stroomt. De Loweide en de vallei van de Meersbeek bestaan uit een kleinschalig landschap met vochtige soortenrijke graslanden en kleine landschapselementen. Deze graslandcomplexen vormen een ecologische gradiënt en open ruimte van het Ryckeveldebos naar de meer zuidelijk gelegen vallei van de Bergebeek (buitengebied). Deze gebieden hebben elk hun eigenheid en bestaan voornamelijk uit een mozaïek van cultuurgraslanden met kleine landschapselementen en lokale half-natuurlijke relicten. Ten oosten van het bos ligt het gebied Hekhoek. Dit gebied herinnert tevens aan het voormalige veldgebied door Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 210

215 relicten van dreven met schrale bermvegetaties, zure eikenbosjes en naaldhout. Het gebied wordt gekenmerkt door verspreide en geclusterde bebouwing. Het gebied omvat ten noorden van de Maalsesteenweg het Malebos met langs westelijke zijde daarvan het kasteel van Male- en de omliggende gras- en akkerlanden tussen de bestaande bebouwing van Sint-Kruis en Sijsele. Dit deel komt in het winterhalfjaar regelmatig onder water te staan. Het gebied bevat nog heidereliecten in de bermen en dreven. Ten zuidoosten van het bestaande bos bevindt zich een open ruimte en landbouwgebied. In het westen sluit het gebied nagenoeg aan op de graslanden rond de Gemene Weidebeek, gelegen tussen de bebouwing van Assebroek. Ook dit gebied is een relict van een graslandencomplex met kleine bosjes. Het gebied is reeds in beheer door de stad Brugge als open ruimte en stedelijk groengebied. Het zuidelijk deel sluit aan bij de stedelijke woonomgeving van Assebroek, als onderdeel van de na-oorlogse stedelijke wijken. Ten zuiden van dit plangebied ligt de Astridlaan, die het plangebied verbindt met het centrum van Brugge. Ten noorden van de Maalse Steenweg wordt het gebied begrensd door de bebouwing langs de Maalse Steenweg in het zuiden, de Lodewijk van Malestraat in het westen, de bebouwing van Sijsele en het onbebouwd woonuitbreidingsgebied in het oosten, en de Brieversweg in het noorden. Ten zuiden van de Brieversweg is een deel niet opgenomen in het plangebied, omdat dit reeds een gepaste bestemming kreeg binnen het BPA Maleveld (MB 14/11/2001). Het zuidelijk gebied wordt ook begrensd door de bebouwing langs de Maalsesteenweg in het noorden. Langs oostelijke zijde wordt de grens gevormd door de bebouwing langs de Zwinstraat, het militair domein en wordt de grens van de bestemming parkgebied volgens het gewestplan gevolgd. Langs zuidelijke zijde vormt de weg Ten Torre de grens, en verderop worden de bebouwde percelen (oa langs de Bruggestraat) uit het plangebied gelaten, en vormt de Astridlaan de grens. Langs westelijke zijde begrenst de bebouwing langs de Astridlaan en de Sparrenstraat het gebied en verder naar het noorden de Lorreinendreef, de bebouwing langs de Rijkeveldestraat, de Engelendalelaan en de Zilversparrentstraat. Het gebied van de Gemene Weidebeek en Klein Appelmoes wordt in het zuiden begrensd door de Astridlaan,, in het westen door het woongebied van Assebroek, in het noorden door de bebouwing langs de Vossensteert; Zuiderakker en de Gemeneweideweg-zuid en in het oosten door de bebouwing langs de Gemeneweideweg-Zuid en het woongebied van Assebroek. A.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied ten noorden van de Maalse Steenweg grotendeels bestemd als bosgebied, in het oosten als landschappelijk waardevol agrarisch gebied en in het westen door parkgebied Het gebied ten zuiden van de Maalse Steenweg is deels bestemd als natuurgebied, bosgebied, parkgebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Het gebied Gemene Weidebeek en Klein Appelmoes is grotendeels bestemd als woonuitbreidingsgebied en deels als parkgebied en openbaar nut in het oosten en beperkt als woongebied. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 211

216 Het centraal gebied ten zuiden van de Maalse Steenweg is bestemd binnen het BPA Ryckevelde-Noord (MB 9//11/1992). Het gebied is daarin grotendeels bestemd als agrarisch gebied en deels als groengebied. Voor de bestaande bebouwing zijn voorschriften opgenomen. Het kasteelpark van Male is beschermd als dorpsgezicht het gehucht Male. In het zuidelijk gebied is de Schobbejakshoogte beschermd als GEN en tevens samen met het natuurgebied ten zuiden ervan- is het een deel van het habitatrichtlijngebied Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel. De omgeving van de Hoeve Engelendale is beschermd als dorpsgezicht. Voor de omgeving van de Gemene Weidebeek zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Dit deelgebied is voor het grootste gedeelte gelegen in recentelijk overstroomd gebied (ROG). Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Geen BPA Rijckevelde noord (MB 9/11/1992) BPA Kloosterakkerdreef (MB 21/12/1994) Verkavelingsvergunningen Nr. 1863, d.d. 10/11/1964 Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Nr. 1004, d.d. 8/06/1966 Nr. 3246, d.d. 12/07/1985 Nr. 1125, d.d. 17/08/1989 Nr. 3091, d.d. 23/11/1979 Habitatirichtlijngebied Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel Beschermd dorpsgezicht Het gehucht Male Beschermd dorpsgezicht Domein Engelendale GEN De Schobbejakshoogte Geen A.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Het gebied Ryckevelde/Malebos maakt deel uit van de groene gordel rond Brugge. In het voorstel van afbakening zijn twee uitgangspunten opgenomen voor de groene gordel: de corridors in de groene gordel tussen kernstad en perifere kernen versterken en de bestaande groenkernen versterken tot randstedelijke groengebieden. Concreet wordt voor het plangebied opgenomen dat het deel uitmaakt van het regionaalstedelijk gebied omdat er recreatieve activiteiten op dit niveau kunnen worden ontwikkeld. Volgens het actieprogramma worden de nodige herbestemmingen vastgelegd in het gewestelijk RUP. A.4. Gewenste ruimtelijke structuur Het gebied omvat reeds verschillende natuurkernen die reeds verscheidene beschermingsstatuten genieten en waarvan het in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wenselijk is deze verder te versterken en te beschemren. Het gebied heeft een gunstige ligging ten opzichte van de stadskern en de periferie en bezit Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 212

217 mogelijkheden naar zachte recreatie, met inbegrip van de uitbreiding van het oostelijk stadsrandbos bij Brugge. Het gebied bezit rijke potenties naar natuurontwikkeling. In het noorden van de Maalse steenweg wordt behalve de bebouwde percelen- het bestaande bos- en parkgebied volgens het gewestplan bevestigd. De landschapsecologische potenties van dit gebied zijn hoog. Langs noordoostelijke zijde wordt bosuitbreiding voorzien. Deze zal de ecologische draagkracht van het boscomplex aanzienlijk verhogen, wat een meerwaarde betekent voor het recreatieve medegebruik. Er zou geopteerd kunnen worden voor ecologische bosuitbreiding met lokale spontane vorming van wastine of bosontwikkeling, zodat het typerende schrale veldaspect opnieuw tot uiting zou kunnen komen. Ook langs zuidoostelijke zijde is een ecologische bosuitbreiding aangewezen. Het natuurstreefbeeld kan hier tevens bestaan uit een mozaïek van beboste delen en ruigtes. Gezien de ligging bij de verkavelingen van Syseleveld kunnen faciliteiten worden voorzien voor recreatie (ondermeer speelbos). Het plangebied van het BPA Maleveld wordt niet mee opgenomen in het plangebied. Het gebied is in het BPA grotendeels bestemd als bosgebied, conform de bovenlokale visie. Voor het Ryckeveldebos is de doelstelling een ecologische opwaardering van het bestaande bos met lokale ontwikkeling van heischrale elementen gekoppeld aan een ecologische bosuitbreiding op de actueel minder interessante delen. De naaldhoutbestanden van Ryckevelde bieden grote potenties op heideherstel. Voor het bosgebied wordt bijgevolg een bestendiging en zuidelijke en noordelijke uitbreiding van het bestaande bos voorzien. In het gebied ten noorden van het Ryckeveldebos wordt gestreefd naar herstel van het drevenpatroon, met de ontwikkeling van een mozaïek van bos, mantelzoomvegetaties, ruigtes en schrale graslanden. Op deze wijze kan er een ecologische versterking optreden tussen de beide bosgebieden ten noorden en zuiden van de steenweg. Het bosgebied ten zuiden van het kasteel omvat een gebied dat bestaat uit een afwisseling van bebostee percelen met graslande die rijk zijn aan kleine landschapselementen. De laagst gelegen percelen nabij de Meersbeek zijn het meest waardevol. De graslanden worden hier plaatselijk gekenmerkt door de aanwezigheid van microreliëf, depressies en poelen. Één perceel is op de Biologische Waarderingskaart gekarteerd als soortenrijk permanent cultuurgrasland. De bospercelen bestaan uit zeer waardevolle oude bosjes: alluviaal essen-olmenbos en zuur eikenbos en uit meer recente aanplanten. Het gebied was volledig bebost ten tijde van Ferraris. Het alluviaal essen-olmenbos en het zuur eikenbos zijn restanten hiervan. Verder komen er nog relicten zoals stengelloze sleutelbloem en bosanemoon voor in perceelsranden van de granslanden en onder de bomenrijen. Voor dit gebied zijn er potenties voor het ontwikkelen van vochtige, soortenrijke graslanden in de lagere delen, dus tegen de Meersbeek aan. De reeds aanwezige bostypes kunnen zich uitbreiden. Aanplanten op de hogere delen van het gebied kunnen evolueren naar zuur eikenbos, op de lagere delen zijn er potenties voor alluviaal essen-olmenbos. Het natuurgebied ten westen van het Ryckeveldebos wordt bestendigd. Het natuurgebied wordt langs de kant van de Doolhof uitgebreid, dit omwille van de hoge natuurwaarden in het noordelijk deel. Het doolhoof bestaat uit een zeer vochtig graslandcomplex met microreliëf, sloten, natte depressies en kwelverschijnselen. Net als in de Assebroekse Meersen hebben zij een overstroombaar karakter en vervullen een waterbergingsfunctie. De Maleleie vormt een belangrijke hydrografische actor. Vooral in het noordelijke en westelijke deel zijn hoge natuurwaarden aanwezig, zoals aaneengesloten soortenrijke graslanden, zeggenmoeras, ruigte en elementen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 213

218 van dotterbloemgrasland. In de Doolhof vormt het herstel van vochtige, halfnatuurlijke graslanden de doelstelling zoals gesteld in de ruimtelijke, ecologische en juridische onderbouwing voor de aanduiding van gebieden als grote eenheid natuur. Het herstel van de natuurlijke hydrologie en het stimuleren van de kwelinvloed staan voorop, samen met een gericht terreinbeheer. Het gebied ten noorden van de Doolhof wordt bestemd als parkgebied met overdruk natuuverwevging, met de bedoeling hier stimulerende maatregelen te nemen in functie van natuur in de moerassfeer. Ten westen van het natuurgebied komt opwaardering en herstel van de bestaande graslanden met kleine landschapselementen en bosuitbreiding in aanmerking om de beeldkwaliteit en de ecologische draagkracht van het gebied te verhogen. Het gebeid wordt daarom deels bestemd als agrarisch gebied en bosgebied, beiden met een overdruk natuuverweving. Ook ten zuiden van het natuurgebied wordt een stuk bosgebied bestemd, met de bedoeling de recreatieve draagkracht van de bestaande bossen te ondersteunen en om het infiltratiegebied van de Loweiden en Meerbeekvallei te beschermen. In de Loweiden en de vallei van de Meersbeek in het zuiden van het plangebied wordt het landbouwgebruik bestendigd door een bestemming als agrarisch gebied. Ook de omgeving van de Engelendalehoeve wordt bestemd als agrarisch gebied, dit omwille van de bescherming als dorpsgezicht. Het dorpsgezicht is afgebakend op basis van contouren van het voormalig domein waarbinnen archeologische resten liggen van het klooster en hoeves. Om die archeologica te bewaren blijft dit gebied beste een open onbebouwde omgeving. De historische context is hier immers een open landbouwgebied rondom de hoeve. Omwille van de archeologische waarde is bebossing hier niet wenselijk (boomwortels tasten archeologische resten aan). In functie van behoud en/of herstel van het granslandgebuik en kleine landschapselementen worden de agrarische gebieden maximaal aangeduid met een overdruk natuuverweving. Om nog voldoende mogelijkheden te bieden voor de bestaande landbouwbedrijven wordt de bebouwing van de actieve landbouwzetels (met inbegrip van een realistische uitbreidingsperimeter) daarin niet opgenomen. Omdat de omgeving van Ten Torre, gelegen in het zuidoosten van het plangebied, een bestaand park is, wordt het in functie van het behoud ervan bestemd als parkgebied. Het gebied ten oosten van het bosgebied Ryckevelde wordt de agrarische bestemming bevestigd. Omwille van het versnipperd kakarter is het niet wenselijk het gebied een natuurfunctie te geven of te bebossen. Wel wordt de het behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden gestimuleerd door het aanduiden van de overdruk als natuurverwevingsgebied. Omdat het gebied, ondanks het versnipperd karakter, toch nog een gebruik kan kennen als agrarisch gebied, wordt deze bestemming behouden. Vooral in het zuidelijk deel zijn nog een belangrijk deel van de percelen in landbouwgebruik. In uitvoering van de doelstellingen uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen worden de gebieden die niet aangeduid zijn als VEN gebied, maximaal aangeduid met een overdruk als natuurverweving. Zowel binnen de bosgebieden, parkgebieden als agrarische gebieden is het omwille van de ligging binnen de randstedelijke groenpool wenselijk om het behoud en de verdere ontwikkeling van de natuurwaarden te stimuleren, zei het op vrijwillige basis. Omwille van het recreatieve gebruik van het gebied, wordt de mogelijkheid geboden om parkeergelegenheid te voorzien. Daarnaast worden ook recreatieve functies mogelijk gemaakt in de bestaande bebouwing binnen bosgebied, parkgebied, gemengd openruimtegebied en het agrarisch gebied te noordwesten. Omdat het agrarisch gebied ten oosten geen echt onderdeel uitmaakt van het recreatief gebied en een meer residentieel karakter heeft wordt deze mogelijkheid in dit gebied niet voorzien. Het bestaande tuinbouwbedrijf langs de Margareta van Vlaanderenstraat kan behouden worden en beperkt verder uitbreiden binnen het perceel. Het gebied van de Gemene Weidebeek is niet geschikt voor woonontwikkeling, wat ook al is aangegeven in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de stad Brugge. Het gebied wordt daarom grotendeels herbestemd naar natuurgebied. Ook het gebied voor openbaar nut wordt herbestemd. In het GRS wordt dit voorzien voor de inrichting van een speelbos. Dit is mogelijk volgens de bestemming van het gewestelijk RUP. Het parkgebied volgens het gewestplan wordt mee opgenomen in het natuurgebied. Enkele bebouwde percelen langs westelijke zijde van de Gemeneweideweg-zuid worden mee opgenomen in het parkgebied. Het noordoostelijk deel van het woonuitbreidingsgebied wordt niet herbestemd, omdat dit reeds is opgenomen in het BPA Palbos (MB 8/10/2001). Het woonuitbreidingsgebied Klein Appelmoes wordt herbestemd tot woongebied. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn bepalingen opgenomen om het behoud van een vissuele en functionele verbinding tussen het gebied Gemene Weidebeek en de Engelendalelaan te garanderen. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling voor het gedeelte Randstedelijke groenpool Ryckevelde/Malebos en Gemene Weidebeek. Volgende aandachtspunten moeten in het RUP worden meegenomen: Aandacht voor het verhogen van de verkeersveiligheid, waarbij de fietsoversteek thv de Maalsesteenweg kan beveiligd worden (bvb door een middenberm). Met betrekking tot de inrichting worden bijkomend ten aanzien van de gewenste ruimtelijke structuur volgende voorstellen geformuleerd: Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 214

219 Ten aanzien van het geluidklimaat wordt voorgesteld om het wegverkeerslawaai door middel van aangepaste wegbedekking en/of gronddammen aan te pakken en een actief beleid te voeren inzake het stiltegebied thv zuidelijk deel Ryckevelde. Beperkte bosuitbreiding in het gebied ten oosten van Ryckevelde om bosfragmenten terug ecologisch te verbinden met het Ryckeveldebos. Aandacht voor ontsnipperende maatregelen ter hoogte van de Maalsesteenweg. Ter hoogte Gemene Weidebeek wordt aandacht gevraagd voor het versterken van de lineaire perceelsrandbegroeiing. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling voor het gedeelte woongebied Klein Appelmoes Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratiemogelijkheden optimaal te benutten en vertraagde afvoer naar de Gemene Weidebeek te voorzien. Een landschappelijke inpassing en buffering van de woningen ten opzichte van het aangrenzend natuurgebied Gemene Weidebeek. Beperktere invulling is wenselijk. Voorkomen van verdroging. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. A.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Landschappelijk waardevol agrarisch gebied - Agrarisch gebied - Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut - Woongebied - Woonuitbreidingsgebied - Parkgebied - Natuurgebied - Bosgebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het BPA Kloosterakkerdreef (MB 21/12/1994) op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - zone voor bergplaatsen en autobergsplaatsen - zone voor private weg - landschappeiljk waardevol agrarisch gebied - zone voor bomenrijen en houtkanten - zone voor beplantingen met een landschappelijke afschermings- en inkleidingsfunctie Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het BPA Ryckevelde Noord (MB 9/11/1992) op: - woonzones (zone, 1, 2 en 3) - zone voor openbare weg - bosgebied - gebied voor landbouw en veeteelt - zone voor enkelvoudige of dubbele bomenrijen en houtkanten - zone voor boomgaard - zone voor groene ruimte Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 215

220 Randstedelijke groenpool Ryckevelde/Malebos en Gemene Weidebeek en woongebied Klein Appelmoes: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bos. Artikel Bosgebied Bos moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied wordt mogelijk gemaakt. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied... De aanleg van parkeerplaatsen voor het gebruik van het gebied door wandelaars en fietsers gebeurt bij voorkeur nabij de Maalsesteenweg. In het gebied worden uitsluitend gebouwen mogelijk gemaakt die noodzakelijk zijn voor het beheer van en het toezicht op de bossen, op voorwaarde dat ze niet kunnen worden gebruikt als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal...). Een dergelijke bebouwing kan alleen toegelaten worden in bossen met een aanzienlijke oppervlakte. Conform de bepalingen van artikel en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Als kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied kan bijvoorbeeld worden begrepen: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen. - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bosgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor paalkamperen, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Binnen het gebied kunnen de noodzakelijke parkeerplaatsen worden aangelegd in functie van het recreatief medegebruik. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 216

221 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies. - volgens deze bepalingen is in bosgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak bv. brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ). Bepaalde specifieke functies in functie van het recreatief medegebruik van het gebied worden toegelaten in de bestaande bebouwing. Deze functies moeten naar schaal en dynamiek beperkt worden, zodat ze de functie bos van het gebied niet in het gedrang brengen. Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing in het bosgebied is mogelijk, rekening houdend met de landschappelijke waarde van het gebied. Alle instandhoudingswerken, ook structurele aan die gebouwen zijn toegelaten, alsook het verbouwen of herbouwen. Onder wonen worden zowel één- als meergezinswoningen begrepen. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren i.f.v. speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen...), terras i.f.v. horeca... Hoogdynamische dagrecreatieve activiteiten (sportvelden, golfterreinen, dierentuinen, omvangrijke speeltuinen...) of toeristische voorzieningen (grootschalige kampeervoorzieningen...) zijn bijvoorbeeld niet toegelaten In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: - wonen; - nuts- en gemeenschapsvoorzieningen; - socio-culturele voorzieningen; - toeristisch-recreatieve voorzieningen; - horeca; - kantoor- of dienstenfunctie; Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: - Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande bouwvolume. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. - Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel , ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 217

222 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Er wordt aan de gemeenten en provincies de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze bestaande activiteiten te regelen. In een dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provincieaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikels Voor bestaande landbouwbedrijven worden overgangsmaatregelen voorzien Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten, die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals bijvoorbeeld RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 218

223 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functies bosbouw en natuur. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare bosbouwactiviteiten ruimtelijk ondersteund te worden Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en bosbouw nevengeschikt zijn. Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 219

224 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Overdruk grote eenheid natuur Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en is in die zin een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied. Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN) In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw. Artikel Agrarisch gebied Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Naast landbouw in de eigenlijke zin van het woord zijn de volgende activiteiten eveneens toegelaten: hoevetoerisme (dat valt onder de noemer verblijfsgelegenheid), verkoop van eigen landbouwproducten, zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 220

225 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften integrerend deel uitmaakt van een leefbaar bedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het bedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden. Een landbouwbedrijf is een werkelijk bedrijf en geen hobbylandbouw. Verblijfsgelegenheid moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen: het gaat om verblijfsgelegenheid binnen de bestaande gebouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. Het gaat geenszins om grootschalige toeristische logies. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor keugdkampen of het voorzien van sanitair voor hoevekamperen. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Vergunningsaanvragen voor permanente bebossing moeten met de nodige omzichtigheid beoordeeld worden aangezien met dit ruimtelijk uitvoeringsplan het gebied bestemd wordt voor de landbouw. Dit geldt in mindere mate voor tijdelijke bebossing. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebredit tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is. - Functiewijzigingen kunnen toegelaten worden confrom de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daarnaast wordt toegelaten om ter revalorisatie van het gehele domein rond de Engelendalehoeve de Noordersche hofstede op zijn oorspronkelijke grondvesten en in zijn authentieke vorm en volume opnieuw op te richten. Onder aan de landbouw verwante bedrijven worden verstaan: bedrijven die alleen aan de landbouwers producten toeleveren of van landbouwers afgenomen producten stockeren, sorteren of verpakken in verse toestand, tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van een halve hectare. Bij verwerking is alleen mestbehandeling of mestvergisting toegelaten. Als mestbehandeling en mestvergisting worden in de omzendbrief RO 2006/01 van 19 mei 2006 beschouwd een In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande landbouwbedrijfzetels. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 221

226 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften proces waarbij minstens 60 % van het gewicht van de te verwerken producten bestaat uit stromen direct afkomstig uit land- en tuinbouw en maximaal 40 % uit andere organische en biologische stromen. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn: aardappelhandelaar, graantrieerinstallatie, centrale mestopslag, verkoop van meststoffen, verkoop van veevoeders, koelplaatsen, silo s, drooginstallaties, vlasroterijen, loonwerker, herstelplaats van tractors, landbouwproefbedrijf, tuinbouwproefbedrijf, centrum voor kunstmatige inseminatie voor landbouwdieren, schoolhoeve. De schaal van die bedrijven moet aansluiten bij de schaal van de activiteiten in de omgeving. Bedrijven met een groot hinterland horen niet thuis in het agrarisch gebied maar op een bedrijventerrein. ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers betreft; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals bijvoorbeeld RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 222

227 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen genomen worden en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en landbouw nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied aangeduide gebied gelden ten aanzien van de artikels tot volgende bijkomende bepalingen: - De vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. De landbouwfunctie en de functie natuurbehoud zijn nevengeschikt; die functies worden behouden zonder elkaar onderling te verdringen. In natuurverwevingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie landbouw en de functie natuurbehoud. Dat houdt ruimtelijke Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 223

228 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van functie landbouw met de aanwezige en gewenste natuurwaarden ruimtelijk ondersteund worden. Gebouwen die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op de als natuur beheerde gebieden zijn toegelaten, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal, ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar en de betrokken oppervlakte als natuur beheerd gebied aanzienlijk is. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel 17.3 Park Park moet hier voornamelijk in de betekenis van het bosdecreet (artikel 4 bis) geïnterpreteerd worden, zijnde groene ruimten waarbij de aanleg, de inrichting en het beheer sociaalrecreatieve en/of esthetische overwegingen overheersen en waar gelijktijdig andere functies kunnen worden vervuld, zoals recreatieve, educatieve, economische, cultuurhistorische, landschappelijke, wetenschappelijke, ecologische, fauna- en florabeschermende en milieubeschermende functies. Zij bestaan naast open gedeelten, waaronder waterpartijen, grasvelden, bloemperken, wandelwegen en andere infrastructuren, uit een afwisseling van bosgedeelten en/of gedeelten begroeid met bomen, heesters en kruidachtige gewassen. De sociale functie verwijst in deze context in hoofdzaak naar de publieke toegankelijkheid van openbare parken en de betekenis die deze gebieden hebben als (randstedelijke) groenvoorziening. Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven. Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het parkgebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 224

229 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - Volgens deze bepalingen is in parkgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - Herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak (bv. Brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (crf. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ). Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing in het parkgebied wordt mogelijk gemaakt, rekening houdend met de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied. Alle instandhoudingswerken, ook structurele aan die gebouwen zijn toegelaten, alsook het verbouwen of herbouwen Het behoud van de bestaande landbouwactiviteiten in het gebied blijft gegarandeerd. Bestaande landbouwbedrijfszetels kunnen verbouwen, herbouwen of uitbreiden, voor de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied behouden blijft. Nieuwe landbouwbedrijfszetels zijn niet toegelaten. Onder de niet toegelaten niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven wordt verstaan agrarische bedrijven die hun landbouwproductie (plantaardig/dierlijk) uitsluitend in bedrijfsgebouwen voortbrengen. Deze bedrijven hebben slechts behoefte aan een bouwplaats voor de oprichting van hun bedrijf. Deze werken, handelingen en wijzigingen m.b.t. de functies wonen, nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen, toeristisch-recreatieve voorzieningen, horeca, kantoor- of dienstenfuncties kunnen slechts toegelaten worden op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Het moet proportioneel bekeken worden en ook rekening houden met de sectorale wetgeving. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de voorziene verweving van functies noch de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving, noch de gewenste ruimtelijke structuur in het gedrang brengt of verstoort. Het naleven van deze voorwaarden moet blijken uit de beslissing van de vergunningverlenende overheid of het advies van de gemachtigde ambtenaar. Voor de site Hangerijn biedt dit mogelijkheden voor een project voor nuts- en gemeenschapsvoorzieningen. Onder wonen worden zowel één- als meergezinswoningen begrepen. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren i.f.v. speelbossen en In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: - wonen; - nuts- en gemeenschapsvoorzieningen; - socio-culturele voorzieningen; - toeristisch-recreatieve voorzieningen; - horeca; - kantoor- of dienstenfunctie; Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: - Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. - Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 225

230 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen...), terras i.f.v. horeca... Hoogdynamische dagrecreatieve activiteiten (bijvoorbeeld sportvelden, golfterreinen, dierentuinen, omvangrijke speeltuinen...) of toeristische voorzieningen (bijvoorbeeld grootschalige kampeervoorzieningen...) zijn dus niet toegelaten. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel , ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. Er wordt aan de gemeenten en provincies evenwel de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van die constructies of gebouwen te regelen. In een dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Indien een gemeente of een provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels en Waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied. Voor werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden worden de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 226

231 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied. - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie natuur en de andere functies in het gebied. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare andere activiteiten ruimtelijk ondersteund te worden. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie reservaat en natuur. Artikel Natuurgebied Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 227

232 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasgbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is. Conform de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Als kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied kan bijvoorbeeld worden begrepen: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen. - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bosgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor paalkamperen, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: - volgens deze bepalingen is in natuurgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak bv. brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ) Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 228

233 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing in het natuurgebied is mogelijk, rekening houdend met de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied. Alle instandhoudingswerken, ook structurele aan die gebouwen zijn toegelaten, alsook het verbouwen of herbouwen. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren i.f.v. speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen...), terras i.f.v. horeca... Hoogdynamische dagrecreatieve activiteiten (bijvoorbeeld sportvelden, golfterreinen, dierentuinen, omvangrijke speeltuinen...) of toeristische voorzieningen (bijvoorbeeld grootschalige kampeervoorzieningen...) zijn dus niet toegelaten. In het gebied wordt de functiewijziging naar nuts- en gemeenschapsvoorzieningen toegelaten in functie van het onderbrengen van een school en zorgboederij binnen de bestaande bebouwing In bestaande vergunde gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de bovenvermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: - nuts- en gemeenschapsvoorziening Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: - Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, uit te breiden of te herbouwen. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. - Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel , ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 229

234 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Overdruk grote eenheid natuur Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en is in die zin een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied. Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN) In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 230

235 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Artikel Bouwvrij agrarisch gebied Onder landbouw wordt verstaan landbouw in de ruime zin van het woord namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is uitgesloten in het bouwvrij agrarisch gebied. De volgende constructies geplaatst voor de beroepslandbouw zijn evenwel wel toegelaten en worden niet als gebouwen en gelijkaardige constructies beschouwd: Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven en schuilhokken voor dieren zijn toegelaten met uitzondering van het oprichten van andere gebouwen en gelijkaardige constructies. Schuilhokken voor dieren zijn in verhouding tot de begraasbare oppervlakte. plastictunnels, constructies voor oogstbescherming (bv. roterend luchtmengtoestel of netten tegen hagelschade) en constructies voor kleinschalige energieopwekking die tijdelijk geplaatst worden of gemakkelijk verplaatsbaar zijn (bv. kleinschalig zonnepanelen om bv. een waterpomp te laten werken in een weide of om stroom op te wekken voor schrikdraad) schuilhokken voor het tijdelijk verblijf van grazende dieren, voor zover de omvang ervan in verhouding is tot de begraasbare oppervlakte en de aard en het aantal dieren waarvoor het bestemd is. Schuilhokken zijn eenvoudige en verwijderbare constructies met één zijde (deels) open. Serres en stallen daarentegen behoren tot de niet-toegelaten gebouwen en gelijkaardige constructies. Een stalling is, anders dan een schuilhok, een omsloten en overdekte ruimte, een houten of stenen gebouw dat dient tot verblijf van weidedieren en waarin één of meerdere van die dieren tijdelijk of permanent kunnen verblijven en/of gehuisvest worden. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handeling gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Ten aanzien van de in het gebied aanwezige kleine landschapselementen gelden de algemene beschermingsmaatregelen vanuit het natuurdecreet. In die zin is het wijzigen van kleine landschapselementen afhankelijk van het verkrijgen van een natuurvergunning. Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Vergunningsaanvragen voor permanente bebossing moeten met de nodige omzichtigheid beoordeeld worden aangezien met dit ruimtelijk uitvoeringsplan het gebied bestemd wordt voor de landbouw. Dit geldt in mindere mate voor tijdelijke bebossing. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 231

236 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals bijvoorbeeld RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 232

237 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Artikel Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Er wordt gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Er dient voorzien te worden in landschappelijke inpassing en buffering van de woningen ten opzichte van het aangrenzend natuurgebied Gemene Weidebeek. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 233

238 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om infiltratiemogelijkheden optimaal te benutten en vertraagde afvoer naar de Gemene Weidebeek te voorzien. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Het waterbergend en waterafvoerend vermogen in het gebied moet behouden blijven en dient afgestemd op de vereisten van de bijkomende bebouwing. Dit kan een beperking van de bouwmogelijkheden inhouden in functie van de nood voor waterbergingscapaciteit. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater, infiltratiemogelijkheden en buffering Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage sociaal wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel en van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Meer bepaald worden verstaan onder: 1 sociaal woonaanbod: het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat voldoet aan beide hiernavolgende voorwaarden: In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 234

239 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften a) zij zijn volledig onderhevig aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode; b) zij worden bestemd tot hoofdverblijfplaats, respectievelijk tot oprichting van een woning die tot hoofdverblijfplaats zal worden bestemd; 2 Vlaamse besturen: a) de Vlaamse ministeries, agentschappen en openbare instellingen; b) de Vlaamse provincies, gemeenten en districten; c) de Vlaamse gemeentelijke en provinciale extern verzelfstandigde agentschappen; d) de Vlaamse verenigingen van provincies en gemeenten, vermeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, en de samenwerkingsvormen, vermeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; e) de Vlaamse openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen, vermeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn; f) de polders, vermeld in de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders, en de wateringen, vermeld in de wet van 5 juni 1956 betreffende de wateringen; g) de Vlaamse kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten; 3 Vlaamse semipublieke rechtspersonen: rechtspersonen die niet behoren tot de Vlaamse besturen, doch met één of meer Vlaamse besturen een bijzondere band vertonen, doordat zij voldoen aan beide hiernavolgende voorwaarden: a) hun werkzaamheden worden in hoofdzaak gefinancierd of gesubsidieerd door één of meer Vlaamse besturen; b) hun werking is rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen aan enig toezicht in hoofde van een Vlaams bestuur middels één van de hiernavolgende regimes: 1) een administratief toezicht; 2) een toezicht op de aanwending van de werkingsmiddelen; 3) de aanwijzing, door een Vlaams bestuur, van ten minste de helft van de leden van de directie, van de raad van bestuur, of van de raad van toezicht. Ingevolge het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd via alle gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat de gebiedsspecifieke typebepaling ook in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan worden opgenomen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een sociaal woonaanbod verwezenlijkt wordt dat gelijk is aan: a) hetzij ten minste veertig en ten hoogste vijftig procent voor gronden die in eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen; b) hetzij ten minste twintig en ten hoogste vijfentwintig procent voor gronden die in eigendom zijn van overige natuurlijke of rechtspersonen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 235

240 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook hier geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hactare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Voor alle planniveaus geldt de verplichting om de gebiedsspecifieke typebepaling op te nemen in gemeenten waar het bindend sociaal objectief nog niet is verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DGPB). De gebiedsspecifieke typebepaling doet geen afbreuk aan strengere normen die bij of krachtens het DGPB of de Vlaamse Wooncode worden opgelegd aan Vlaamse besturen, Vlaamse semipublieke rechtspersonen en sociale woonorganisaties. De openbare besturen, vermeld in artikel , 3, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die bij of krachtens de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikel van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Er kan een objectief worden vastgesteld dat lager ligt dan de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b), indien dat gemotiveerd wordt vanuit het bestaande en geplande sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het nieuwe woongebied. Dergelijke afwijking heeft nooit voor gevolg dat een objectief wordt vastgesteld dat lager ligt dan de helft van de minimale objectieven, vermeld in de eerste alinea, a) respectievelijk b). Dit voorschrift is gericht op een differentiatie van woningtypologieën en op het creëren van een aanbod dat beantwoordt aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen. Het legt op om een bepaald percentage bescheiden wonen te creëren. Onder andere vanuit het proportionaliteitsbeginsel worden daarbij projecten vanaf een bepaalde omvang beoogd. Het voorschrift is een vertaling van de principes die zijn opgenomen in artikel van het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid (DGPB). Om die reden moeten de gehanteerde begrippen gelezen worden in de zin die het DGPB daaraan geeft. Onder bescheiden woonaanbod moet worden begrepen: het aanbod aan kavels en woningen, met uitsluiting van het sociaal woonaanbod, dat bestaat uit kavels met een oppervlakte van ten hoogste 500m², woonhuizen met een bouwvolume van ten hoogste 550m³, respectievelijk overige woongelegenheden met een bouwvolume van ten hoogste 240m³. Het ruimtelijke uitvoeringsplan kan deze maximale oppervlakte- en volumenormen verder beperken. Ingevolgd het DGPB kan de gebiedsspecifieke typebepaling worden opgelegd door middel van elk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het DGPB bepaalt dat een welomschreven percentage moet worden opgelegd via gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een bestemmingswijziging naar woongebied doorvoeren, voor zover het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte In dit gebied kan een vergunning voor: 1 verkavelingen van ten minste tien loten bestemd voor woningbouw, of met een grondoppervlakte groter dan een halve hectare, ongeacht het aantal loten; 2 groepswoningbouwprojecten waarbij ten minste tien woongelegenheden ontwikkeld worden; 3 de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen waarbij ten minste vijftig appartementen gecreëerd worden; 4 verkavelingen, groepswoningbouwprojecten en projecten voor de bouw of de herbouw van appartementsgebouwen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in 1, 2 of 3, en waarvoor een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd door een verkavelaar of een bouwheer wiens project aansluit op andere, door dezelfde verkavelaar of bouwheer te ontwikkelen gronden, die samen met de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, een oppervlakte van meer dan een halve hectare beslaan; pas afgeleverd worden indien binnen het verkavelings- of bouwproject een bescheiden woonaanbod wordt verwezenlijkt van 40%, verminderd met het aandeel bepaald in artikel Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 236

241 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. Informatief kan worden gesteld dat dezelfde verplichting (met dezelfde modaliteiten) geldt in hoofde van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor zover er sprake is van een omzetting van woonuitbreidingsgebied of woonreservegebied, of van een zone die geordend wordt door een ruimtelijk uitvoeringsplan en sorteert onder de categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig groen of reservaat en natuur, of geordend wordt door een plan van aanleg en aangewezen is als landelijk gebied overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1972 betrefende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen. Ook voor de provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen geldt de voorwaarde dat het door middel van het plan gecreëerde woongebied een oppervlakte heeft van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen. De openbare besturen, vermeld in artikel 4.2.5, 2, 1 en 2, van het DGPB kunnen steeds hogere normen nastreven dan deze die middels ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg worden opgelegd, ook indien zij daar niet toe zijn verplicht. Artikelen van het DGPB regelen de wijze waarop verkavelings- en bouwprojecten buiten de gevallen als vermeld in deze gebiedsspecifieke typebepaling kunnen of moeten worden onderworpen aan lasten met het oog op de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod. Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die een woongebied creëren met een oppervlakte van ten minste een halve hectare, ongeacht eventuele andere bestemmingswijzigingen, bepalen steeds een percentage bescheiden wonen dat gelijk is aan veertig proecent. Dat procentueel objectief kan ten hoogste worden verminderd tot tien procent, in zoverre dat wordt gemotiveerd vanuit het bestaande en geplande bescheiden en sociaal woonaanbod, de sociale contextfactoren en de ruimtelijke karakteristieken van het geordende woongebied. Het procentueel objectief kan enkel verder worden verlaagd tot nul procent vanaf de bekendmaking van een gemeentelijk bericht waaruit blijkt dat het bindend sociaal objectief verwezenlijkt is. Het bindend sociaal objectief is de gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. (Artikel DBPB). De bekendmaking van het gemeentelijk bericht geschiedt op de wijze, vermeld in artikel 186 van het Gemeentedecreet van 15 juli Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 237

242 B Randstedelijk groengebied Tillegem (deelgebied 18 Brugge verordenend plan 7) B.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van het regionaalstedelijk gebied Brugge en ligt op het grondgebied van de stad Brugge. Het plangebied ligt ten westen van het kasteelpark Tudor en ten zuiden van het kasteelpark Tillegem. In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de autosnelweg Oostende-Brussel (E40), in het westen door de Torhoutse Steenweg en in het noorden en oosten door het aangrenzende parkgebied. Ten noorden van het plangebied ligt het kasteel Valkenbos, met bijhorend parkgebied en verder naar het noorden het bos en kasteel van Tillegem. Ten westen van het plangebied liggen de kastelen Perenboom en Tudor, gelegen in het domein Beisbroek. De bodem van het plangebied bestaat uit zand met gradiënten van droog over vochtig tot nat. Vooral in de dreven situeren zich de relicten van de natuurlijke vegetatie, zoals de struikheidevegetaties. In de grachten komt ijzerrijk kwelwater voor met een behoorlijk rijke watervegetatie. De graslanden zijn van het type cultuurgraslanden met lokale half-natuurlijke en dus vanuit natuuroogpunt interessante vegetaties. B.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied en voor een zeer beperkt deel (in het zuidenoosten van het plangebied) in parkgebied. Het zuidelijke deel van het plangebied is gelegen in waterwinningsgebied. In het noorden en het westen grenst het plangebied aan parkgebied. In het noorden grenst het aan parkgebied en woonpark. Ten zuiden van het plangebied (ten zuiden van de E40) ligt een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. Ten westen van het plangebied ligt het BPA nr. 131 Ter Dennen en ten noorden van het plangebied ligt het BPA St. Andriesdreef. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Ten oosten van het plangebied ligt het GEN-gebied nr. 119 Het Vloethemveld, Sint-Andriesveld, Tillegem. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 238

243 Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen B.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase In het voorstel van afbakening is aangegeven dat onder andere de kasteelparken van Tudor en Tillegem stadsrandbossen zijn, met hoofdfunctie bos en natuur en waar recreatie sterk is uitgebouwd. Gelet op het belang van deze randstedelijke groengebieden voor het stedelijk gebied als onderdeel van de groene gordel en als recreatiegebied wordt het opgenomen in het stedelijk gebied. De E40 is een barrière en wordt als grens vooropgesteld, met uitzondering van het deel ten oosten van de Torhoutsesteenweg waar verder onderzoek uitsluitsel moet geven. B.4. Gewenste ruimtelijke structuur Omwille van de ingeslotenheid van het agrarisch gebied en de interessante vegetaties aanwezig in het gebied, wordt een herbestemming naar natuur en gemengd openruimtegebied doorgevoerd. De ecologische potenties van het gebied zijn hoog. Mogelijkheden zijn de uitbreiding van het areaal zuur loofbos, Atlantische heide op de drogere delen en vochtige heide op de nattere delen tot de lokale ontwikkeling van oligotroof ven. Ook hier is, net als in het gebied Beisbroek, het omliggende gebied rijk aan kastelen e.d. en is de nabijheid van de stad een uitstekende uitvalsbasis voor zachte recreatie. Het gebied aansluitend bij het bosgebied van Tillegem wordt als gemengd openruimtegebied bestemd. Het zuidelijk gebied wordt in aansluiting bij het GEN Voethemveld, Sint-Andriesveld en Tillegem bestemd als natuurgebied. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Globaal gunstig beoordeeld omwille van de uitbreiding van de groene gordel van Brugge Ten aanzien van het geluidklimaat wordt voorgesteld om eventueel maatregelen te nemen tav de geluidshinder van de E40. Er kan onderzocht worden in hoeverre er mogelijkheden zijn om ontsnipperende maatregelen ten aanzien van de N32 (Torhoutse Steenweg) te nemen. Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit de milieubeoordeling. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 239

244 B.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Landschappelijk waardevol agrarisch gebied - Parkgebied - Waterwinningsgebied Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 240

245 Randstedelijk groengebied Tillegem: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie reservaat en natuur. Artikel Natuurgebied In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18. en volgende. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is. Conform de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Als kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied kan bijvoorbeeld worden begrepen: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen. - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bosgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor paalkamperen, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 241

246 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: - volgens deze bepalingen is in natuurgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak bv. brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ). In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals bijvoorbeeld RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 242

247 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Overdruk grote eenheid natuur in ontwikkeling Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling (GENO) in de zin van het decreet Natuurbehoud en in die zin als een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur in ontwikkeling zijn van toepassing in dit gebied. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Het ruimtelijk beleid is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud van de huidige biologische waarde en de ontwikkeling van een hogere biologische waarde. De ruimtelijke ondersteuning houdt randvoorwaarden in voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige ecotopen. Verder houdt de ruimtelijke ondersteuning een gefaseerde omzetting in van het grondgebruik naar een gebruik dat het herstel en de ontwikkeling van de gewenste ecotopen toelaat. Het in overdruk aangeduide gebied is een grote eenheid natuur in ontwikkeling. Totdat de natuurfunctie effectief gerealiseerd is, zijn werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de bestaande activiteiten toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies én voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden en ontwikkeld worden. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel Gemengd openruimtegebied Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als openruimtegebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, landbouw en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 243

248 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. Het openruimtegebied is in principe een bouwvrij gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied die bijvoorbeeld niet gebruikt kunnen worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang zoals bijvoorbeel een schuilplaats, bergplaats voor materiaal... Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor openruimtegebieden met een aanzienlijke oppervlakte die dergelijke bebouwing vereist. Conform de bepalingen van artikel en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebreid tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is. - functiewijzigingen kunnen toegelaten worden conform de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. zijn voor deze functies zijn toegelaten, met uizondering van het oprichten van gebouwen behoudens de overige bepalingen van dit artikel. Tot kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied worden gerekend: - speeltuigen, speelbossen en speelweiden, een (overdekte) picknickplaats, zitbanken, vuilnisbakken, beperkte sanitaire voorziening... - toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen, informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten... - paden voor niet-gemotoriseerd verkeer: wandelen, fietsen, paardrijden... Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. - Kleinschalige infrastructuur voor landbouw of hobbylandbouw (bijvoorbeeld schuilhokken, bergruimten van beperkte omvang, afsluitingen, plastictunnels die tijdelijk geplaatst worden, constructies voor oogstbescherming, (bv. roterend luchtmengtoestel of netten tegen hagelschade, kleinschalige vaste constructies om zonne-energie te capteren (bv. in functie van een waterpomp) ). Anderzijds worden bijvoorbeeld serres Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende werken, handelingen en wijzigingen toegelaten: 1. het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccommodatie; 2. het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op het gebruik van het gebied voor landbouw of hobbylandbouw. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 244

249 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften niet als kleinschalige infrastructuur gezien. Infrastructuur voor hoogdynamische dagrecreatieve of verblijfsrecreatie is uitgesloten (bijvoorbeeld sportvelden, golfterreinen, permanente kampeervoorzieningen...). Er wordt aan de gemeenten en provincies de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van deze activiteiten meer gedetailleerd te regelen. In dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Indien een gemeente of provincie voor delen van dit gebied een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor functies en activiteiten vemeld in artikels en , dan krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikels en Tot aan de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten, die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven, met uitsluiting van het oprichten van gebouwen en vergelijkbare constructies. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikels genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 245

250 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functie natuurbehoud nevengeschikt is aan de overige functies in het gebied. - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 246

251 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie natuur en de andere functies in het gebied. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare andere activiteiten ruimtelijk ondersteund te worden. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 247

252 C Randstedelijk groengebied Kapellestraat/Gruuthuyse (deelgebied 19 Brugge verordenend plan 9) C.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuiden van het regionaalstedelijk gebied Brugge, op het grondgebied van de gemeente Oostkamp. Het gebied grenst aan het bedrijventerrein Siemenslaan en aan de E40 te Oostkamp. Het gebied wordt in het noorden begrensd door de Kapellestraat, in het oosten door het restaurant Cruydenhove, ten zuiden door de E40 en ten westen door een kasteeldreef. Ten noorden en zuiden bevindt zich bebost gebied waarbinnen respectievelijk het Cellenkasteel en kasteel van Erkegem zijn gelegen. Het gebied is vandaag de dag grasland dat in het noordwesten begrensd wordt door een afgesneden en verwilderd deel van de dreef tussen het Gruuthuyse kasteel en Nieuwenhove. Het gebied wordt sporadisch gebruikt als parkeerplaats, maar heeft verder een onduidelijke gebruiksfunctie. De parkeerstroken langs de Kapellestraat worden, ook ter hoogte van het plangebied, gebruikt als carpoolparking. Gezien de ligging vlakbij het op- en afrittencomplex leidt dit soms tot verkeersveiligheidsproblemen. Het projectgebied was op het eind van de 18 de eeuw bebost en maakte deel uit van een grote aaneengesloten bosgordel ten zuiden van Brugge. De kastelen en domeinen die in het gebied voorkwamen, dateren voornamelijk uit de 18 de en 19 de eeuw. De site van Gruuthuyse gaat echter terug op een middeleeuws kasteel (Landschapsatlas, 2000). Op de Ferrariskaart (ca. 1770) zijn de grote dreven vanuit het kasteel Gruuthuyse al duidelijk te zien. Zij doorsnijden het bosgebied voornamelijk in noordelijke en zuidelijke richting. Het deel van de dreef dat nu in het projectgebied gelegen is, is een onderdeel van de grote dreef die het kasteel verbindt met de toegangsweg tot de woonkern van Nieuwenhove. Uit een tijdreeks met historische kaarten 15 blijkt de geleidelijke ontbossing van het gebied. Rond 1850 is al een groot deel van het boscomplex van eind 18 de eeuw ontgonnen. In de omgeving van het projectgebied waren al verscheidene kale plekken in de bosstructuur ontstaan. Met de toename van de ontbossing, werd het drevenstelsel in het gebied mee uitgebreid. Vanaf het begin van de 20 ste eeuw wordt het gebied doorsneden door de aanleg van weginfrastructuur. Belangrijk voor het projectgebied is de aanleg van de autosnelweg E40 en de omvorming van een dreef van het kasteel Gruuthuyse tot de huidige Kapellestraat. Door deze ontwikkelingen werd het deel van de dreef in het plangebied ruimtelijk, visueel en functioneel afgesneden van de rest van de dreef. De verdere versnippering van het complex van de kasteeldomeinen met hun dreven door de aanleg van weginfrastructuur bepaalt vanaf het midden van de 20 ste eeuw sterk het uitzicht van het huidige landschap. C.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied bestemd als natuurgebied. Het restaurant Cruydenhove, gelegen ten oosten van het plangebied, is bestemd binnen het BPA Kapellestraat (MB 23/06/1998). Het BPA is gewijzigd in functie van de uitbreiding van het restaurant en hotel (BPA Kapellestraat uitbreiding MB 7/06/2008). Het gebied ligt tussen bebost gebied, volgens het gewestplan bestemd als natuur en parkgebied. Deze zijn grotendeels gelegen binnen het habitatrichtlijngebied: Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel en delen ervan maken onderdeel uit van het VEN Ferrariskaart (ca. 1770), Vander Maelenkaart (ca. 1850), kaart van Dépot de la Guerre (ca. 1862), kaarten van het Militair Cartografisch Instituut (ca en ca. 1911) en kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut (ca en ca. 1980). Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 248

253 Voor het plangebied zelf zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen BPA Kapellestraat (MB 23/06/1998, gewijzigd met MB 7/06/2008) BPA Simenslaan-Zuid (MB 03/07/2003) Geen Geen Geen Geen Geen In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen worden gave landschappen opgelijst, waar het behoud en de versterking van de structurerende landschapselementen en componenten voorop staat. Het plangebied is gelegen binnen het gave landschap de oude veldgebieden, waarbij de kasteelparken, boscomplexen en dreven als structurerende landschapselementen en componenten beschouwd kunnen worden. Ook in het provinciale beleid, uitgestippeld voor Oostkamp, spelen de dreven en kasteelparken een belangrijke rol. Er wordt gesteld dat het cultuurhistorisch dambordpatroon van bossen en dreven behouden en versterkt moet worden en dat het vanuit landschappelijk oogpunt een randvoorwaarde voor bijkomende ontwikkelingen is. Een strikt open-ruimtebeleid moet de verstedelijking (o.a. uit Brugge) en versnijding van dit cultuurhistorische landschap tegengaan. De kasteelparken en het bosgebied van Oostkamp werden in het bindend gedeelte van het provinciaal structuurplan West-Vlaanderen geselecteerd als gaaf landschap. Verder werd Oostkamp geselecteerd bij de landelijke toeristisch-recreatieve netwerken in de Brugse streek. Met het herstel van de dreef en de inrichting als bosgebied, kan het plangebied ingepast worden in dit toeristisch-recreatief netwerk. Het behoud van de drevenstructuur, die van groot landschappelijk en cultuurhistorisch belang is, werd tevens opgenomen in de visie van het gemeentelijk gewenst beleid. De inrichting van het projectgebied tot groengebied kan het behoud van de dreef stimuleren. De dreef, die weer open gemaakt kan worden, kan op die manier geïntegreerd worden in het gebied. In het richtinggevend gedeelte van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Oostkamp wordt de uitbouw van het toeristisch-recreatief netwerk beschreven, dat geënt kan worden op toeristisch-recreatieve polen zoals de kasteelparken. De drevenstructuur zou hierbij een toeristisch-recreatief medegebruik krijgen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 249

254 C.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase In het voorstel van afbakening is uitbreiding van het bestaande industrieterrein Siemenslaan voorzien, gekoppeld aan de radiale invalsweg en ringweg rond Oostkamp. Daarbij is opgenomen dat de dreefstructuur als structurerend element moet worden behouden. Omwille van de ligging van het gebied, de historisch-landschappelijke waarde, de beperkte omvang en bruikbaarheid als bedrijventerrein, en het feit dat het gebied door de dreef is afgesneden van de rest van het bedrijventerrein Siemenslaan ten westen, is via ruimtelijk en ontwerpmatig onderzoek nagegaan of de voorziene bestemming als bedrijventerrein uit het voorstel van afbakening kan resulteren in een degelijke invulling van het gebied. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit niet het geval is. Vanuit landschappelijk en natuurlijk oogpunt is het wenselijk dat de dreef wordt behouden, wat ook is gesteld in het voorstel van afbakening en overeenstemt met het beschermingsvoorstel (erfgoedwaarde). Dit impliceert echter dat het bedrijventerrein apart zou moeten ontsloten worden via de Kapellestraat, en dus volledig apart van de rest van het bedrijventerrein Siemenslaan zou functioneren. Dit heeft volgende nadelen. (1) Een aparte ontsluiting is niet wenselijk op de Kapellestraat. (2) De beperkte oppervlakte van het terrein heeft tot gevolg dat het bedrijventerrein weinig efficiënt en flexibel kan worden ingericht. Enerzijds zal er waarschijnlijk slechts één bedrijf kunnen worden gevestigd, anderzijds zal relatief veel oppervlakte gaan naar buffering naar zowel de dreef als het kasteel Cruydenhove. Daarom blijkt een invulling als bedrijventerrein niet te verantwoorden en praktisch ook moeilijk realiseerbaar als een verdere uitbreiding van de bestaande bedrijven ten westen van de dreef. Deze uitbreiding houdt verregaande landschappelijke gevolgen in, namelijk de mogelijke verdere doorsnijding van de dreef die het gebied van de huidige bedrijvensite scheidt. Bovendien lijkt er op vandaag geen vraag te bestaan vanuit de er gevestigde bedrijven om uit te breiden. Daarom wordt ervoor geopteerd om de optie uit het voorstel van afbakening bij te stellen. C.4. Gewenste ruimtelijke structuur Bestemming als groengebied met carpoolparking. Vanuit de gewenste ruimtelijke structuur op Vlaams niveau en de ruimtelijke argumenten zoals hierboven aangehaald, is de inrichting van het gebied als een open en onbebouwd gebied de meest wenselijke. Op die manier wordt er invulling gegeven aan de versterking van het gave landschap oude veldgebieden zoals neergeschreven staat in het richtinggevend deel van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Met de groene inrichting van het projectgebied wordt daarnaast gestreefd naar het herstel van de ruimtelijk-landschappelijke link met de omgevende bos- en kasteelgebieden, waardoor ook de voorgestelde bescherming ruimtelijk wordt ondersteund. Bij de inrichting van het gebied moet echter ook rekening gehouden worden met een tweede wenselijke functie voor het gebied. Langs de Kapellestraat liggen heel wat parkeerplaatsen die als carpoolparking worden gebruikt. Een behoud van deze parking is omwille van verkeersveiligheid geen goeie optie. Er wordt voorgesteld om de carpoolparking binnen het plangebied onder te brengen. Bij de inrichting van het gebied moet worden bekeken op welke manier beide functies het best kunnen gecombineerd worden. Dreef De gewenste ontwikkeling van het projectgebied is sterk gelinkt aan de toekomstige functie van de dreef die in het gebied gelegen is. Deze dreef heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde die in een groter ruimtelijk geheel te kaderen is. De ruimtelijk structurerende betekenis van de dreef bestaat vooral uit het visuele aspect. Het is dus gewenst dat de dreef met haar opgaande bomenrijen van op de autowegen (Kapellestraat en E40) visueel waarneembaar is. Dit kan bereikt worden door dreefversterkende maatregelen te nemen zoals de beplantingen dichtst bij de dreef niet te hoog te laten komen. Om het ruimtelijk structurerend effect van de dreef te kaderen in het groter geheel is de groene inrichting van de carpoolparking aangewezen. Door boomaanplanting kan de landschappelijke link van het projectgebied met zijn ruimere omgeving van kasteelparken en drevenlandschap optimaal ingevuld worden. Naast het herstel van de visuele relatie is het herstel van de cultuurhistorische en functionele relatie van de dreef even belangrijk. Hierbij is het open en toegankelijk maken van de dichtgegroeide dreef van cruciaal belang. Wanneer voorzien wordt in het functioneel opnieuw verbinden van de verschillende delen van de dreef, wordt de dreef als verbindingsweg tussen het kasteel Gruuthuyse en de weg naar Nieuwenhove terug hersteld. Het verkeersveilig maken van de oversteek over de Kapellestraat van het projectgebied naar het tegenovergelegen dreefdeel en het aanleggen van een fietsersbrug over de E40, kan de functionele waarde van de dreef als verbindingsweg extra vergroten. Op deze manier kan het projectgebied als bos en met opengestelde dreef opgenomen worden in het fietsennetwerk dat het gebied doorkruist. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Globaal gunstig Voorzien van een fietsroute langsheen de oude dreef, een fietsbrug over de E40 en een beveiligde fietsoversteek ter hoogte van de Kapellestraat. Uitvoeren van bijkomende ontsnipperende maatregelen tav de E40. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 250

255 Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. C.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Natuurgebied Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 251

256 Randstedelijk groengebied Kapellestraat/Gruuthuyse: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bos. Artikel 19. Bosgebied Bos moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied... In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk voor het beheer van en het toezicht op de bossen, op voorwaarde dat ze niet kunnen worden gebruikt als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal...). Een dergelijke bebouwing kan alleen toegelaten worden in bossen met een aanzienlijke oppervlakte. Bij de aanleg van de carpoolparking moet het geheel een kwaliteitsvolle publieke ruimte vormen. Gelet op de bestaande landschapswaarden in het gebied betekent dit dat bij de inrichting onder meer rekening moet worden gehouden met deze landschappelijke waarden van het gebied. Conform de bepalingen van artikel en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Als kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied kan bijvoorbeeld worden begrepen: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen. - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bosgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor paalkamperen, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten. Binnen dit gebied kan een carpoolparking worden voorzien. De inrichting van het gebied moet zodanig zijn dat de oppervlakte voor het parkeren niet meer inneemt dan 30% van het gebied en dat het geheel een kwaliteitsvolle publieke ruimte vormt. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 252

257 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: - volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebreid tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is. - functiewijzigingen kunnen toegelaten worden conform de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals bijvoorbeeld RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in bovenstaande artikelen genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 253

258 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functies bosbouw en natuur. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare bosbouwactiviteiten ruimtelijk ondersteund te worden Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en bosbouw nevengeschikt zijn. Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dit houdt o.a. in dat er maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 254

259 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 255

260 D Wachtbekken Kerkebeek (deelgebied 20 Brugge verordenend plan 7) D.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het gebied tussen de N31 en de wijk Stokveld (Sint-Michiels) en het noordelijk gedeelte van de Chartreuse wordt aangeduid als actief overstromingsgebied (wachtbekken) voor de Kerkebeek. D.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Het plangebied bestaat uit twee delen. Het grootste deel is gelegen ten oosten van de N31, tussen de N31, de Jagerstraat, de Rijselstraat en de Chartreuseweg. Dit gebied is ongeveer 27 ha groot. Een tweede, kleiner deel is gelegen ten westen van de N31, tussen de N31, de Kerkebeek en de koning Albertlaan. Dit gebied is ongeveer 7 ha groot. Beide gebieden zijn in het kader van het bekkenbeheersplan Brugse Polder geschikt bevonden voor de realisatie van een wachtbekken voor de Kerkebeek omwille van hun lage ligging langs de Kerkebeek. Het bekkenbeheersplan Brugse Polder werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 30 januari Het westelijk deel bestaat grotendeels uit een loofbos. Het oostelijk deel bestaat grotendeels uit laaggelegen weiland. De aanduiding van de gebieden is afgestemd op de hoogteligging en stemt ongeveer overeen met de hoogtelijn van 5 meter. De bebouwing langs de Rijselstraat (woningen en de vergunde delen van een bedrijf) en de verspreide bebouwing in het gebied (Novotel en een hoevegebouw) die op iets hoger gelegen percelen gelegen zijn worden uit het project (en het plan) gelaten. Binnen het project wordt een bedijking voorzien op de terreinen van het Novotel. Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in natuurgebied, parkgebied en dienstverleningsgebied (Novotel). In het BPA Chartreuseweg Oost heeft het betrokken plangebied de bestemming groengebied. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 256

261 Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkaverlingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Brugge BPA Chartreuseweg Oost Geen Geen Relictzone R30032 (Kasteelparken en bosgebieden Sint-Andries Varsenare). Geen beschermingen Geen Geen D.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase De inplanting van actief overstromingsgebied of wachtbekken ter hoogte van de kerkebeek is niet aan bod gekomen in het voorafgaande planningsproces. Bij de opmaak van het planmer is voor het deelgebied Chartreuse gebleken dat onder meer in de omgeving van de Kerkebeek nood is aan bijkomende waterbergingscapaciteit en dat door het voorziene project de nood daaraan nog significant toeneemt. De inrichting van een overstromingsgebied is daarom in het planmer opgenomen als milderende maatregel voor het project ter hoogte van Chartreuse. Bij de dimensionering van het GOG Kerkebeek is evenwel geen rekening gehouden met de projecten Chartreuse of Oostkampse Baan zodat deze maatregel in elk geval geen oplossing biedt voor de waterbergingscapaciteit die voor deze gebieden noodzakelijk is. Bovendien watert de omgeving van de Oostkampse Baan niet rechtsreeks af naar de Kerkebeek maar naar de Lijsterbeek. Het GOG Kerkebeek is wel noodzakelijk voor de ruime omgeving van Chartreuse en Sint-Michiels en wordt daarom meegenomen in dit GRUP. Door de opname van dit deelgebied wordt uitvoering gegeven aan de beslissing van de Vlaamse Regering van De goedkeuring van het bekkenbeheersplan houdt in dat binnen de 2 jaar en 10 dagen na publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad de uitnodiging voor de plenaire vergadering over de op te maken GRUP s verstuurd moeten zijn. Het bekken van de Brugse Polders is opgedeeld in acht deelbekkens. Voor ieder deelbekken wordt een deelbekkenbeheerplan opgemaakt. Deze plannen verfijnen het bekkenbeheerplan en worden er als deelplan aan toegevoegd. In de West-Vlaamse deelbekkens werden eerst waterschappen opgericht en van daaruit werden met alle partners de deelbekkenbeheerplannen opgesteld. Hierdoor kregen de deelbekkenbeheerplannen Oudlandpolder Blankenberge, Zwinstreek, Damse Polder Sint Trudoledeken, Kerkebeek en Rivierbeek pas later vorm en konden zij niet samen met het bekkenbeheerplan van het bekken van de Brugse Polders het openbaar onderzoek (november 2006 mei 2007) doorlopen. De integratie die het openbaar onderzoek doorliep van 15 augustus 2009 tot en met 15 oktober 2009 heeft geen inhoudelijke gevolgen voor de opties voor het wachtbekken Kerkebeek in het GRUP. In het bekkenbeheerplan Brugse Polder is voor de inrichting van een wachtbekken ter hoogte van de Kerkebeek volgende motivatie opgenomen. In periodes van hoge neerslag geven hoge peilen op de Kerkebeek vaak aanleiding tot wateroverlast op verschillende plaatsen te Sint-Michiels Brugge. De Kerkebeek op het grondgebied van Brugge (Sint-Michiels) en Zedelgem (Loppem) heeft een zeer slechte structuur. De oevers en de bodem van de waterloop zijn nagenoeg volledig versterkt met beton. Het project heeft tot doel: Wateroverlast langs de Kerkebeek op het grondgebied van de stad Brugge te voorkomen. De oppervlaktewaterkwantiteitsmodellering van de Kerkebeek die in 2003 werd voltooid toont aan dat wateroverlast mogelijks kan bestreden worden door de aanleg van een wachtbekken te Sint-Michiels. De laagliggende weiden tussen de Chartreuseweg, de Albert I-laan en de Expressweg te Sint-Michiels lenen zich uitstekend tot de aanleg van een gecontroleerd overstromingsgebied. De ecologische inrichting van het gecontroleerd overstromingsgebied en het verhogen van de ecologische kwaliteit van de Kerkebeek door herinrichting van de oevers. Het oeverinrichtingsproject strekt zich uit vanaf de Sint-Michielslaan te Brugge (Sint-Michiels) tot aan de samenvloeiing met de Rollewegbeek te Zedelgem (Loppem) over een lengte van ongeveer 3700m. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 257

262 Het gebied waar het project gerealiseerd zal worden komt thans reeds onder water en betreft in feite zowel een van nature overstroombaar gebied (NOG) als een recent overstroomd gebied (ROG). De voorziene ingrepen zijn er op gericht om het volume water dat bij overstromingen geborgen kan worden te optimaliseren. Het gebied komt thans reeds gedeeltelijk onder water bij hoge waterstanden op de Kerkebeek door terugvloei van uit de loop van de Oude Kerkebeek die stroomafwaarts gravitair nog steeds in contact staat met de nieuwe Kerkebeek (aangelegd rond periode 1960). De loop van de Oude Kerkebeek zal met een uitstroomconstructie worden afgesloten van de nieuwe Kerkebeek zodat bij hoge waterstanden water niet meer kan instromen langs deze weg. De komgronden langsheen de Oude Kerkebeek zullen slecht aangesproken worden en gevuld worden door een overloop aangelegd op het dijklichaam langsheen de Nieuwe Kerkebeek. Voorts voorziet het project lokaal de afgraving van enkele relatieve hoogtes binnen het gebied. Dit teneinde het bergend vermogen te verhogen. D.4. Gewenste ruimtelijke structuur Het natuurlijk overstromingsgebied van de Kerkebeek stroomafwaarts de Koning Albertlaan te Sint-Michiels Brugge wordt geoptimaliseerd door middel van dijkaanleg en installatie van een terugslagklep op de uitlaat van de Oude Kerkebeek. Daar waar mogelijk worden overhoogtes afgegraven. De bestaande dijken worden aangepast en voorzien van een overloop. De gronden zullen in principe minder overstromen dan dat het onder natuurlijke omstandigheden het geval is. Enkel bij echte noodzaak zal het gebied aangesproken worden om te bufferen. Daardoor zullen de gronden beter beschikbaar zijn voor de landbouw (weide) met uitzondering van die delen van het gebied die afgegraven zullen worden. Het inrichten van een overstromingsgebied heeft de bedoeling er voor te zorgen dat er op andere plaatsen geen wateroverlast meer optreedt. De dynamiek van de waterhuishouding zal zich wijzigen. Waar het gebied nu regelmatig gedeeltelijk blank komt te staan onder invloed van hoogwaters op de vernieuwde Kerkebeek, zullen overstromingen in de toekomst normaliter minder voorkomen, doch bij voorkomen, op hun maximaal peil optreden. De gradatie van overstromingen zal verminderen. Het zal meer een situatie worden van alles of niets. Het afgraven van de teelaarde op sommige plaatsen zal lokaal een invloed hebben op de waterhuishouding, de bodemvruchtbaarheid en op de flora. De hoogte (waterpeil) van het gestokkeerde water tijdens een overstromingsperiode, het tijdstip van overstroming, de frequentie en de duur (inundatieduur) hebben een effect op de waterhuishouding (vernatting, verdroging, verzuring, vermesting, verzilting, ) en dus een mogelijke invloed op fauna en flora. Ook de oppervlaktewaterkwaliteit en de waterbodemkwaliteit vormen belangrijke aandachtspunten voor fauna en flora. Ook het zo natuurlijk mogelijk inrichten (en nadien een natuurgericht beheer) waarbij de grenzen van het overstromingsgebied de natuurlijke situatie zo veel mogelijk volgt, vormt een belangrijk aandachtspunt. Het gebied ligt in relictzone R30032 (Kasteelparken en bosgebieden Sint-Andries Varsenare). Het gaat niet om een ankerplaats. Luchtfotografische verkenningen in de omgeving van het gebied tonen verkleuringen die wijzen op de aanwezigheid van archeologische sporen en structuren. Binnen een deel van het gebied komt op zekere plaatsen nog een traditioneel wateringspatroon voor van laantjes. De oude loop van de Kerkebeek kent op sommige plaatsen nog beekbegeleidende knotbomen. Het project voorziet plaatselijk het afgraven van de toplaag. Hierbij dient gelet te worden dat het archeologisch patrimonium, indien aanwezig en waardevol bevonden, niet teloor gaat. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 258

263 Bij de aanleg van de dijken kan een verschil in hoogte ontstaan met de bestaande toestand en is er een mogelijk effect op de landschapswaarde. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling. Het deelgebied Kerkebeek wordt in het planmer genoemd als noodzakelijke milderende maatregel onder meer voor het regionaal bedrijventerrein Chartreuse. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er zijn geen bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. D.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Natuurgebied - Parkgebied - Dienstverleningsgebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het volgende voorschrift van het BPA Chartreuseweg-Oost (MB 26/01/1996) op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - natuurgebied waar beperkte agrarische gebruiksvormen zijn toegelaten Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 259

264 Wachtbekken Kerkebeek: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie reservaat en natuur. Artikel 20. Natuurgebied In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied. In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (bijvoorbeeld een schuilplaats, bergplaats voor materiaal ). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is. Conform de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik vergunbaar voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Als kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het natuurgebied kan bijvoorbeeld worden begrepen: - voorzieningen gerelateerd aan het onthaal van bezoekers zoals informatieborden, wegwijzers, fietsenstallingen, parkeervoorzieningen, picknicktafels, zitbanken, vuilnisbakken, inrichtingen voor speelbossen en speelweiden zoals klim- en speeltuigen. - voorzieningen gerelateerd aan het al dan niet toegankelijk maken van het bosgebied voor recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes afsluitingen, knuppelpaden, vogelkijkhutten, voorzieningen voor paalkamperen, Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen electriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepaling van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies: Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en bos. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 260

265 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften - volgens deze bepalingen is in natuurgebied enkel het bestendigen van de bestaande vergunde woningen en constructies en het verbouwen binnen het bestaande volume toegelaten. Uitbreiden is niet toegelaten. - herbouw binnen het vergund of vergund geacht volume, met een maximum van 1000 m³ voor woningen, is enkel toegelaten na vernietiging of beschadiging door een vreemde oorzaak bv. brand, ) die de eigenaar niet kan worden toegerekend (cfr. Codex Ruimtelijke Ordening artikel en ). In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen is bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding, Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in artikel 20.1 genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 261

266 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Overdruk grote eenheid natuur Dit gebied wordt beschouwd als een Grote Eenheid Natuur (GEN) in de zin van het decreet Natuurbehoud en is in die zin een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied. Het in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN). In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. De bouwvrije strook langs de Koning Albert I-Laan is zinvol in het kader van een veilige oplossing voor de nabije relatie tussen de ontsluiting van het gebied Chartreuse, de Koning Albert I-Laan en de afrit van de E40. Daarvoor is een grotere breedte nodig dan de weg op vandaag vertoont. Het bouwvrij houden van die gronden zal ervoor zorgen dat indien nodig zonder problemen een rond punt kan aangelegd worden. De verschillende infrastructuren die het gebied omranden vormen een functionele barrière (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 8m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren en voor de ontsluiting van het gebied voor stedelijke activiteiten. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 262

267 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften voor voetgangers en fietsers. Alle nodige handelingen, werken en constructies die een veilige oplossing bieden voor het wegwerken van deze barrière zijn toegelaten. en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen, ) toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 263

268

269 Lijninfrastructuur 7 In het RSV wordt de N31 geselecteerd als primaire weg type I. Om deze functie te kunnen opnemen en om een degelijke verbinding tussen het hoofdwegennet en de haven van Zeebrugge te voorzien, wordt de herinrichting van de N31 vooropgesteld en de verbinding van de N31 met de AX. Voor de verbinding N31/AX werden de noodzakelijke bestemmingswijzigingen doorgevoerd binnen een ander planningsproces, met name in het RUP afbakening zeehaven Zeebrugge. Voor het zuidelijk deel worden de nodige bestemmingswijzgingen doorgevoerd in dit gewestelijk RUP voor de afbakening van het stedelijk gebied. Om de doelstellingen te verwezenlijken is het noodzakelijk dat de bestaande kruisingen ongelijkvloers worden uitgevoerd en het lokale en het doorgaande verkeer zoveel als mogelijk van elkaar gescheiden worden. De herinrichting conform het streefbeeld voorziet in de bouw van een tunnel vanaf het kruispunt met de Legeweg tot voorbij de Koningin Astridlaan. Verder wordt ter hoogte van de kruispunten volgende ingrepen voorzien: - Bevrijdingslaan: verkeerswisselaar - Koning Albert I-laan: N31 als tunnel, rotonde op maaiveldniveau - Witte Molenstraat: enkel rechtsafslaande bewegingen van op en naar de parallelwegen, voorzien van een voetgangers- en fietstunnel. - Zandstraat en Tillegemstraat: voetgangers- en fietsersoversteek - Chartreuseweg: beperkt eenrichtingsverkeer vanuit Brugge over brug over de N31 - herinrichting van het kruispunt N31/Legeweg - Parallel aan de N31 zorgen ventwegen op maaiveldniveau voor de afwikkeling van het lokale verkeer. Om deze ingrepen te kunnen realiseren zijn bestemmingswijzigingen nodig ter hoogte van de Chartreuseweg en de Bevrijdingslaan. E N31 Bevrijdingslaan (deelgebied 15 Brugge verordenend plan 4) Omdat het gebied Bevrijdingslaan ruimtelijk aansluit bij het plangebied van het bedrijventerrein Waggelwater, wordt dit als één plangebied beschouwd. Voor de inhoudelijke elementen wordt dan ook verwezen naar deelgebied 16 Waggelwater lus bevrijdingslaan (verordenend plan 4). F N31 Chartreuseweg (deelgebied 21 Sint-Michiels (Brugge) verordenend plan 7) F.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het westen van het regionaalstedelijk gebied op het grondgebied van Sint-Michiels (Brugge). Het plangebied omvat de gronden noodzakelijk voor de herinrichting van de N31. Het gebied binnen de nieuwe rooilijn van de N31 is opgenomen. F.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in agrarisch gebied. Deze gewestplanbestemming werd gewijzigd door de goedkeuring van het BPA Chartreuseweg-Oost (MB 26/01/1996). Daarbij werd het plangebied herbestemd tot landschappelijk waardevol agrarisch gebied. In het noorden en westen wordt het plangebied begrensd door natuurgebied. In het zuiden en oosten grenst het plangebied aan landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het goedgekeurde BPA. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Ten noorden en ten westen van het plangebied ligt recentelijk overstroomd gebied. Ten zuidwesten van het plangebied ligt het GEN nr. 119 Het Vloethemveld, Sint-Andriesveld, Tillegem. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 265

270 Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkavelingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Geen Geen Chartreuseweg-Oost (MB 26/01/1996) Geen Geen Geen Geen F.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Binnen het voorstel van afbakening is de herinrichting van de N31 voorzien. De N31 wordt zo heringericht dat hij de beoogde functies kan opnemen: ontsluiting zeehavengebied van Zeebrugge, ontsluiting voor het kusttoerisme aan de Oostkust, verdeelweg binnen de stedelijke wijken van Brugge en ontsluiting van het regionaal stedelijk gebied. In het actieprogramma is opgenomen dat de nodige bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd in het gewestelijk RUP. F.4. Gewenste ruimtelijke structuur Rekening houdend met de doelstellingen en de voorstellen van het project-mer voor de N31 werd beslist de kruising van de N31 met de Chartreuseweg ongelijkvloers in te richten. Met het oog op een minimale ruimteinname en gebaseerd op de huidige intensiteiten op de wegen wordt voorzien om tussen beide wegen enkel uitwisseling van verkeer mogelijk te maken tussen de N31 zijde E40 en de Chartreuseweg zijde Brugge. De bestemming van dit complex wordt voorzien in het gewestelijk RUP. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling De aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling zijn, voor zover nodig geformuleerd in samenhang met de deelgebieden waaraan zij verbonden zijn. Er wordt dan ook verwezen naar de betrokken deelgebieden. Voor het knooppunt Bevrijdingslaan wordt verwezen naar deelgebied 16 Waggelwater. Voor het knooppunten Chartreuseweg wordt verwezen naar het deelgebied Chartreuse. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. F.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Natuurgebied - Agrarisch gebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het volgende voorschrift van het BPA Heidelbergstraat West (MB 1/12/1993) op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - zone voor waterloop - natuurgebied waar beperkte agrarische gebruiksvormen zijn toegelaten Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 266

271 N31 Chartreuseweg vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel 21. Gebied voor wegeninfrastructuur Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor nietgemotoriseerd verkeer toegelaten. Het is te bedoeling te kunnen oordelen of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor vervoers- of verkeersinfrastructuur en wat er tussentijds mee zal gebeuren Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 267

272 Recreatiegebieden 8 G Golfterrein Damme (deelgebied 22 Damme verordenend plan 6) G.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het oosten van het regionaalstedelijk gebied Brugge, ten noordoosten van de kern van Sijsele. Dit deelgebied geeft ook uitvoering aan het op 20 juni 2003 door de Vlaamse regering goedgekeurde Golfmemorandum. In het Golfmemorandum wordt een prioriteitenstelling voor type III terreinen gehanteerd waarin een eerste fase de herbestemming van een aantal zonevreemde golfterreinen omvat. Damme Golf en Country Club is een type III-golfterrein dat deels gelegen is in een bestemming die golf niet uitsluit. Een type III-golfterrein is een terrein van 18-holes en meer. De Golf en Country club van Damme is een golfterrein dat bestaat uit een terrein van 18 holes en een oefenterrein van 9 holes. Het golfterrein werd in 1987 aangelegd op het vroegere domein Stockmanshoeve, een landbouwmuseum met visvijvers. Het huidige terrein heeft een oppervlakte van 66 ha. De bebouwing op het terrein bestaat uit een clubhuis (burelen, shop, restaurant), een secretariaat, een conciërgewoning, studio s en een caddyhuis (met vestiaires en indoor practice). Deze gebouwen komen min of meer gegroepeerd voor, in het midden van het terrein, ter hoogte van de Doornstraat. Verder zijn er nog een berging, bebouwing bij de practice, een loods en schuilhuisjes. Er zijn twee parkeerterreinen voorzien bij de golfclub met een totale capaciteit van ongeveer 120 wagens. De club heeft 1020 leden (2003). Op jaarbasis bezoeken spelers de club. De ontsluiting van het golfterrein vanuit Brugge, op minder dan 10 kilometer, gebeurt via de N9 via de kern van Sijsele. Het golfterrein is anderzijds toegankelijk vanaf de expresweg N49 Antwerpen-Knokke via lokale wegen. De omgeving van Damme Golf en Country Club behoort tot de geografische eenheid van zandig Vlaanderen. Het terrein situeert zich in het groot aaneengesloten gebied van het buitengebied Krekengebied, waarin de polders belangrijk zijn voor de grondgebonden landbouw. Het golfterrein wordt omgeven door een landbouwlandschap. Dit landschap was vroeger meer gesloten door de aanwezigheid van perceelsrandbegroeiing, vaak onder de vorm van (knot)bomen, en wordt gekenmerkt door de grote aanwezigheid van kleine landschapselementen als verspreide natuurlijke graslanden, stapsteenbosjes, sloten, waterplassen en bermen. Op vandaag zijn er nog slechts restanten van de perceelsrandbegroeiing terug te vinden met rond de Kaleshoek-Noordermeers diverse grachtoevers met relicten van de in Vlaanderen zeldzame Stengelloze sleutelbloem. In de ruime omgeving van het plangebied zijn ook reeds archeologische vindplaatsen gekend. Er zijn aanwijzingen dat het project gesitueerd is in een archeologisch waardevol gebied. Op het terrein werden de voormalige ontginningsputten omgevormd tot waterplassen waar zich een spontane natuurontwikkeling heeft voorgedaan. De plassen op het golfterrein zijn omzoomd met riet en zijn belangrijk voor Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 268

273 watervogels. De omgeving van Noordermeers en de Jagersbeek, ten noordoosten van het terrein, wordt gekenmerkt door graslanden met waardevolle plantensoorten. Een deel van de Jagersbeek loopt doorheen het terrein. Het golfterrein kan beschouwd worden als een eiland binnen de afbakening van het regionaalstedelijk gebied. Het plangebied bestaat uit twee delen. Het deel ten noorden van de Doornstraat bestaat uit een golfterrein met 18 holes en ruimte voor de uitbreiding van een terrein van 9 holes in het oostelijke deel van het plangebied. Het noordelijke deel wordt begrensd door de Doornstraat in het zuiden en door perceelsgrenzen. Het zuidelijke deel bestaat uit het bestaande 9-holes oefenterrein. G.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in zone voor dagrecreatie, landschappelijk waardevol agrarisch gebied en een klein deel in zone voor verblijfsrecreatie. Ongeveer één derde van het plangebied ligt in zone voor dagrecreatie. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Binnen de begrenzing van het plangebied liggen geen goedgekeurde verkavelingen.er zijn geen BPA s in of grenzend aan het plangebied gelegen. In het voorstel van afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur voor het Veldgebied Brugge-Meetjesland (deelruimte noordelijk zandig Meetjesland) wordt de Golf en Country Club Damme opgenomen als een Golfterrein met landschappelijke waarde. Het golfterrein wordt beschouwd als een recreatief knooppunt voor het stedelijk gebied Brugge, waarbij het voorzien van voetgangers- en fietsverbindingen wenselijk is. Het is belangrijk dat het gebied landschappelijk en ecologisch wordt ingepast in de omgeving. Ook de ecologische functie van het gebied zelf dient te worden versterkt. Het plangebied maakt voor een beeprkt stuk onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur zoals door de Vlaamse Regering beslist op 20 juli 2006 voor de buitengebiedregio Veldgebied Brugge Meetjesland. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 269

274 Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkaverlingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen G.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase In de afbakeningsnota wordt het golfterrein aangeduid als een bovenlokale voorziening in Sijsele. In het kader van de gewenste verdere ontwikkeling van de golfactiviteiten in de Golfclub in Sijsele-Damme is het nodig om te voorzien in bijkomende ruimte aansluitend bij het bestaande terrein, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan het recreatief medegebruik van het golfterrein. Het golfterrein in Sijsele vormt een eiland binnen het regionaal stedelijk gebied. G.4. Gewenste ruimtelijke structuur In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden kwalitatieve ontwikkelingsperspectieven voor golfterreinen geformuleerd (p ): Vanwege de grote oppervlakte die golfterreinen beslaan, behoren zij tot de hoogdynamische toeristischrecreatieve infrastructuren die een uitspraak op Vlaams niveau behoeven. In het kader van de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen zullen bestaande golfterreinen worden geëvalueerd ten opzichte van de structuurbepalende functies en activiteiten van het buitengebied. Door hun lokalisatie en inplanting moeten golfterreinen een ruimtelijke meerwaarde creëren en moeten ze zoveel mogelijk worden opengesteld voor bepaalde vormen van recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat het medegebruik de hoogdynamische functie (golf) niet aantast, bijvoorbeeld door het beperken van de laagdynamische functies tot ingerichte fiets- en wandelpaden. Het bestaande terrein zal in noordoostelijke richting worden uitgebreid met een bijkomend golfterrein van 9 holes. Deze uitbreiding heeft een oppervlakte van ongeveer 30ha. De bestaande bebouwing blijft behouden. De huidige infrastructuur en parkeergelegenheid zijn voldoende om de bijkomende bezoekers op te vangen. Er wordt ruimte geboden om het bestaande gebouwencomplex uit te breiden met een hotelfunctie. Het gaat om een relatief kleinschalige hotelfunctie van maximaal 30 kamers. Hiertoe wordt een zone aangeduid langs de Doornstraat, aansluitend bij het bestaande gebouwencomplex en de daarbij aansluitende woningen langs de Doornstraat. De inplanting van één of meerdere gebouwen in de aangeduide zone voor bebouwing is vrij. De wijze van bebouwing wordt niet vastgelegd. Het kan gaan om één hotelgebouw of om meerdere gebouwen, al dan niet gegroepeerd. In elk geval moet de bebouwing geïntegreerd worden in het geheel van het terrein met specifieke aandacht voor de landschappelijke integratie. Kleinschalige bebouwing lijkt daartoe aangewezen. Het golfmemorandum stelt dat bestaande golfterreinen waar mogelijk dienen te evolueren naar multifunctionele terreinen. De kernactiviteit is steeds de golfsport. Bij het inrichten van dergelijke terreinen moet veel aandacht besteed worden aan veiligheid, groeninkleding, beleefbaarheidswaarde, functionele scheiding, Een belangrijke randvoorwaarde voor de multifunctionele invulling zal de complementariteit zijn van andere niet-lawaaierige buitensporten ten aanzien van de golfsport. Om in te spelen op het multifunctionele karakter van het terrein wordt een langzaamverkeersverbinding voorzien tussen de Brieversweg en de Doornstraat. Deze verbinding takt aan op het gemeentelijk fietsroutenetwerk en vormt een meerwaarde in het fietsnetwerk van het Brugse Ommeland. Daarnaast is het belangrijk dat binnen het golfterrein plekken worden voorzien die voor iedereen toegankelijk zijn en waar mogelijkheden worden geboden voor recreatieve activiteiten. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 270

275 Omdat delen van het golfterrein ecologisch waardevol zijn en omdat het gebied gelegen is in een landbouwgebied met vele kleine landschapselementen en enkele zeldzame planten- en dierensoorten, krijgt het volledige golfterrein (met uitzondering van de bebouwde delen) de overdruk natuurverweving. Hierdoor zijn nieuwe inrichtingswerken voor golfinfrastructuur slechts mogelijk wanneer er geen aantasting is van de natuurwaarden van het gebied. Met de aanduiding van het golfterrein als natuurverweving wordt tegemoet gekomen aan de beleidsdoelstelling om ha recreatiegebied de overdruk natuurverweving te geven. Bij de inrichting van het golfterrein zullen landschapsherstellende maatregelen worden voorzien. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt vergt het behoud van de perceelsrandbegroeiingen de nodige aandacht. Een uitgangspunt is dan ook het maximale behoud van de bestaande houtkanten, (knot)bomenrijen en grachten en beken. Vooral langs de buitenrand van het terrein zijn lineaire, semi-transparante structuren wenselijk. Ook andere kleine landschapselementen zoals hagen, grachten en poelen zijn van belang. Er zijn aanwijzingen dat het golfterrein gelegen is in een archeologisch waardevol gebied. Omdat de leemten in de kennis voor dit gebied groot zijn wordt voorafgaand aan de uitbreiding terreininventarisatie voorzien. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat archeologische sites bedreigd zijn, zal nagegaan worden of de terreininrichting aangepast kan worden zodat deze sites in situ behouden kunnen worden. Als dit niet mogelijk blijkt, is het alternatief een preventieve archeologische opgraving om de archeologische structuren te documenteren en ex situ te bewaren. Ook tijdens de uitvoering van de werken zullen maatregelen worden genomen om het aanwezige archeologische erfgoed te vrijwaren. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Behouden van het open tracé van de Jagersbeek, waarbij een aangepast oeverbeheer (voldoende brede, geleidelijke oevers, geen gebruik van biociden of meststoffen) wordt toegepast. Behouden, versterken en integreren van kleine landschapselementen als groenelementen in het gebied. Aandacht voor de archeologische waarde in het gebied. Stimuleren van recreatief medegebruik (bvb. Recreatieve routes, educatieve panelen, Bij het verdere beheer van het gebied moet rekening gehouden worden met volgende aanbevelingen, aandachtspunten en opmerkingen: Uitwerken van een vorm van good practice, bedachtzaam omgegaan wordt met producten, met aandacht voor bodem- en grondwaterkwaliteit. De principes van duurzaam watergebruik. Waterkwaliteit van de open waterpartijen (invoegen van een bufferzone waar niet wordt gesproeid). Bij aanplantingen gebruik te maken van gevarieerd, streekeigen, standplaatsgeschikt en bij voorkeur autochtoon plantgoed en het gebruik van biociden en meststoffen maximaal te vermijden. Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. G.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Gebied voor dagrecreatie - Gebied voor verblijfsrecreatie - Landschappelijk waardevol agrarisch gebied - Bestaande leidingstraat Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 271

276 Golfterrein Damme: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie recreatie. Artikel Gebied voor golfterrein Het gebied wordt bestemd als gebied voor golfterreinen, waarbij: - alle werken, handelingen, functiewijzigingen, inrichtingen en voorzieningen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of de exploitatie van het gebied als golfterrein mogelijk worden gemaakt. Hierbij hoort bijvoorbeeld ook infrastructuur voor niet-gemotoriseerde caddywagentjes; - andere sporten toegelaten zijn voor zover ze de exploitatie van het golfterrein niet in het gedrang brengen: over het algemeen zullen bijvoorbeeld gemotoriseerde sporten dus niet worden toegelaten; - het overwegend onbebouwd karakter van het gebied behouden blijft. Alleen de noodzakelijke technische installaties, zoals verlichting aan driving range, schuilhuisjes, sanitaire voorziening van beperkte omvang zijn toegelaten in het gebied. Bebouwing in relatie tot de golfsport en ermee verenigbare sporten (clubhuizen, cafetaria s, kleedkamers, parkeerterreinen of parkeerplaatsen) is alleen toegelaten in het gebied met verticale arcering in overdruk; - de niet-bebouwde of niet-verharde oppervlakten worden ingericht als groene ruimte of als natuur. De aangeduide golfzone omvat het bestaande 18-holes golfterrein en het oefenterrein ten zuiden van de Doornstraat. Ten noorden van de Doornstraat wordt ook ruimte geboden voor verdere uitbreiding met 9-holes. Op het ogenblik van de uitbreiding zal de nodige aandacht besteed worden om het terrein een meer functioneel karakter te geven. Concreet houdt dit onder meer in dat een langzaam verkeersverbinding voorzien wordt tussen de Brieversweg en de Doornstraat en dat gelijktijdig met de uitbreiding zones voorzien worden voor sport- en spel zoals bijvoorbeeld picknickplaatsen of petanquebanen. Omwille van de landschappelijke waarde van het beoogde terrein en de omgeving worden specifiek eisen gesteld aan het behoud en de versterking ervan Het gebied is bestemd voor aanleg en exploitatie van golfterreinen. Gebruik van het gebied voor andere sporten en laagdynamisch recreatief medegebruik is toegelaten voor zover dat de exploitatie van het golfterrein niet in het gedrang brengt. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van golfterreinen en andere ermee verenigbare sporten zijn toegelaten, onverminderd de bepalingen over de zone in overdruk voor specifieke gebouwen en constructies. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: - het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuureducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; - het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid. De aanleg van bijkomende faciliteiten voor golf gaat gepaard met de realisatie van een langzaamverkeersverbinding tussen de Brieversweg en de Doornstraat en de realisatie van vrij toegankelijke natuureducatieve poelen met rustplaats. Bij de inrichting van het terrein worden landschapsherstellende maatregelen voorzien. De bestaande houtkanten, (knot)bomenrijen, grachten en beken worden maximaal behouden en waar wenselijk aangevuld met bijkomende lineaire, semi-transparante structuren. Voorafgaand aan de uitbreiding van het golfterrein zal een verkennende archeologische terreininventarisatie uitgevoerd worden. (aanduiding in overdruk) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 272

277 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied. Dat houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: - een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; - de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; - het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van het risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; - het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; - de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en recreatie nevengeschikt zijn. In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Behoudens de mogelijkheden voor bestaande woningen, gebouwen of constructies bepaald in bovenstaande artikels is het oprichten van gebouwen gelijkaardige constructies niet toegelaten. In natuurverwevingsgebieden is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functie recreatie en de functie natuurbehoud. Dat houdt ruimtelijke voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk moeten de ontwikkelingsmogelijkheden van de functie recreatie met de aanwezige en gewenste natuurwaarden ruimtelijk ondersteund worden. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 273

278 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met de aanduiding in overdruk wordt aangegeven waar gebouwen, verhardingen en verharde parkeerplaatsen toegelaten zijn. Constructies, omheiningen, reclamepanelen bijvoorbeeld vallen niet onder toepassing van deze typebepaling en kunnen worden toegelaten. De aanduiding omvat het bestaande gebouwencomplex van de voormalige Stockmanshoeve en een zone langs de Doornstraat die kan ingericht worden voor een hotelfunctie. Het gebouwencomplex van de Stockmanshoeve kan verbouwd en aangepast worden in functie van de noden voor de exploitatie van het golfterrein. In de zone langs de Doornstraat kan een hotelfunctie worden gerealiseerd. Het gaat om een relatief kleinschalige hotelfunctie van maximaal 30 kamers. De inplanting van één of meerdere gebouwen voor de hotelfunctie is vrij. De wijze van bebouwing wordt niet vastgelegd. Het kan gaan om één hotelgebouw of om meerdere gebouwen, al dan niet gegroepeerd. In elk geval moet de bebouwing geïntegreerd worden in het geheel van het terrein met specifieke aandacht voor de landschappelijke integratie. Kleinschalige bebouwing lijkt daartoe aangewezen. grondkleur. Artikel Gebouwen en verharde parkeerplaatsen Gebouwen, verhardingen en verharde parkeerplaatsen voor de exploitatie van het golfterrein, met inbegrip van aan het golfterrein gerelateerd verblijfsaccommodatie, die een vloeroppervlakte hebben groter dan 25 m², zijn alleen toegelaten in de zones, aangeduid in overdruk. De ruimtelijke, landschapsecologische en milieuhygiënische impact van die gebouwen en constructies op de omgeving wordt geminimaliseerd. De inplanting van één of meerdere al dan niet gegroepeerde nieuwe gebouwen voor verblijfsaccomodatie in de zone langs de Doornstraat dient geïntegreerd te worden in het geheel van het terrein met specifieke aandacht voor de landschappelijke integratie. De verblijfsaccommodatie is beperkt tot maximaal 30 kamers. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Leidingstraat Een leidingstraat wordt symbolisch aangegeven wat betekent dat de grenzen van de leidingstraat niet vastliggen. Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 274

279 Stedelijke voorzieningen 9 H Militair domein Zedelgem (deelgebied 23 Zedelgem verordenend plan 10) H.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van het regionaalstedelijk gebied, ten westen van de kern van Zedelgem, langs de Diksmuidse Heirweg. Het gebied ligt op korte afstand van de kern van Zedelgem. Het gebied omvat de voormalige militaire kazerne kapitein Stevens, een oude school voor onderofficieren en een oefenplein. In functie van de nood aan oefenruimte worden twee percelen ten westen van de kazerne ook opgenomen in het deelgebied. H.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen binnen militair gebied en agrarisch gebied. Het gebied wordt rondom begrensd door agrarisch gebied. Het huidig gebruik stemt overeen met deze bestemming. Het militair gebied is bebouwd met de kazerne kapitein Stevens. Het naastliggende agrarisch gebied is in landbouwgebruik. Voor het plangebied zijn er geen vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, beschermde monumenten of dorps- en stadsgezichten van toepassing. Er zijn ook geen gebieden aangeduid die vallen binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk. Ten westen van het gebied ligt het habitatirichtlijngebied Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel en het beschermd landschap Vloethemveld. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 275

280 Het plangebied maakt voor een beperkt stuk onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur zoals door de Vlaamse Regering beslist op 20 juli 2006 voor de buitengebiedregio Veldgebied Brugge Meetjesland. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkaverlingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen H.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Volgens het voorstel van afbakening maakte de kern van Zedelgem geen onderdeel uit van het regionaalstedelijk gebied. De kern werd, samen met het militair domein, opgenomen op basis van de nota Burgemeestersoverleg. Tijdens de voorbereidende fase zijn geen voorstellen naar bestemmingswijzigingen gedaan. Het voorstel voor de locatie en de inrichting van de site is gebaseerd op onderzoek dat uitgevoerd werd door de provincie en de provinciale hulpdiensten. Omwille van de opportuniteit van de vrijkomende kazerne, waarvoor geen ander geschikt gebruik werd gevonden, is geopteerd voor de locatie in Zedelgem. Verschillende andere mogelijke locaties werden onderzocht, onder meer op (bestaande) bedrijventerreinen en de kazerne in Sijsele. H.4. Gewenste ruimtelijke structuur Er werd een locatie gezocht om de provinciale brandweerschool en ook de provinciale politieschool in onder te brengen. Omdat de bebouwing van de school voor onderofficieren leeg stond en niet rechtstreeks paalt aan de kern, is deze locatie voor weinig functies geschikt. Het onderbrengen van de brandweerschoool en de politieschool is hier een opportuniteit. Op vandaag wordt de locatie reeds gebruikt voor deze functies. De bestaande bebouwing wordt deels hergebruikt. Een ander deel van de gebouwen wordt afgebroken in functie van het creeëren van voldoende ruimte voor brandoefeningen. In functie van de aanleg van een oefenterrein onder meer voor brandoefeneningen wordt ook ruimte voorzien ten westen van het bestaande complex. Bijkomende aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling Volgende aandachtspunten moeten in het RUP worden meegenomen: Realisatie van de voorziene groenzone als visuele afscherming ten aanzien van de open ruimte onder de vorm van een begroeide berm met gemengd inheems, standplaatsgeschikt en bij voorkeur autochtoon plantgoed, Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 276

281 waarbij de aanplanting minstens moet gebeuren in het groeiseizoen voorafgaand aan het gebruik van de site en een variatie van streekeigen groen met een voldoende schermfunctie moet worden gebruikt (ook schermfunctie in de winter). Grenzend aan de groenzone dient de bestaande lineaire perceelsrandbegroeiing behouden te blijven. Voorzien van voldoende ruimte (bijkomend ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om opvang en hergebruik, infiltratie en vertraagde afvoer via open grachten naar de Engelstraatbeek te verzekeren. Vermijden van verdrogingseffecten tav Vloethemveld. Behoud van de aanwezige nestplaatsen voor de Huiszwaluw. Oefeningen met hoge geluidsproductie afstemmen met broedseizoen. Bijkomende aandachtspunten vanuit de veiligheidsrapportage Er worden geen bijkomende aandachtspunten geformuleerd vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport. H.5. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - Agrarisch gebied - Militair domein Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 277

282 Militair domein Zedelgem: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel 23. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Het gebied is bedoeld voor het onderbrengen van de provinciale brandweer- en politieschool. Er worden oefenruimtes voor brandweer, hulpdiensten en politie voorzien. De bestaande gebouwen worden deels herbruikt, deels afgebroken. De bestemming is niet gekoppeld aan het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Het gebied moet omwille van de visuele, landschappelijke en geluidsafscherming worden omgeven met een groene buffer Tussen het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en de aangrenzende zones wordt een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming en landschappelijke inpassing. Aan de noordelijke zijde dient een afscherming te worden voorzien, rekening houdend met de bestaande toestand en het omliggende landschap. De bufferzone wordt voor ten minste 50 % beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de activiteiten in het gebied ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten met inbegrip van de aanleg van brandwegen in waterdoorlatende verharding indien dit om redenen van brandveiligheid wordt opgelegd of van waterbeheersingswerken. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. De hier geciteerde milderende maatregelen voor waterbeheersing opgenomen in het planmer worden opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Rekening houdend met de beoordeling van de milieueffecten is aandacht nodig voor: voorzien van voldoende ruimte (bijkomende ten aanzien van maatregelen op perceelsniveau, cfr. bestaande regelgeving) voor water op niveau van het planelement om opvang en hergebruik, infiltratie en vertraagde afvoer via open grachten naar de Engelstraatbeek te verzekeren In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor opvang en hergebruik, infiltratie, vertraagde afvoer van hemelwater door het openhouden van het water- en grachtenstelsel. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 278

283 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 279

284 I Gebied voor stedelijke activiteiten Oostkampse Baan - Chartreuse (deelgebied 26 Zedelgem, Brugge, Oostkamp verordenend plan 9) Op vraag van de Vlaamse Regering hebben RESOC en PMV, in samenspraak met de betrokken actoren, eind 2009, overleg georganiseerd over de inplanting van een nieuw multifunctioneel stadion op de site Chartreuse in Brugge. RESOC en PMV hebben nagegaan hoe de randgemeenten Oostkamp en Zedelgem kunnen betrokken worden, welke actoren kunnen instaan voor een rechtszekere realisatie en over de engagementen en financiële inbreng van de actoren en hoe die op elkaar afgestemd kunnen worden om te komen tot een concreet en realistisch project. RESOC heeft op de vraag van de regering gerapporteerd over het overleg, de engagementen en formele schriftelijke standpunten, een indicatief inplantingsvoorstel en de resultaten van de toepassing van een financieel model van PMV. RESOC & PMV zijn van oordeel dat de site Chartreuse toelaat om een multifunctioneel stadion met een bijkomend programma van kantoren en winkels in te planten en dat de financiering sluitend kan gemaakt worden. RESOC & PMV stellen voor om, ten behoeve van de realisatie van het project (zowel voor als na de ingebruikname), een permanente overlegstructuur tot stand te brengen tussen het stadsbestuur Brugge, het gemeentebestuur Oostkamp, het gemeentebestuur Zedelgem, Club Brugge, Cercle Brugge, de eventuele exploitatievennootschap en RESOC Brugge. De rapportage van RESOC & PMV vormt samen met de resultaten van de planmer de basis voor de optie om de site Chartreuse aan te duiden als locatie voor een multifunctioneel stadion, een ondersteunend programma van winkels en kantoren en een voetbaloefencentrum met tien oefenvelden. Door te kiezen voor een inplanting op de site Chartreuse kan de ruimtelijke impact op de groene gordel beperkt blijven. Het gebied ten noorden van het stadion krijgt een parkachtige invulling in overeenstemming met de bepalingen opgenomen in het tweede voorontwerp GRUP dat aan de plenaire vergadering werd voorgelegd op 2 juni Om te voorkomen dat onaanvaardbare hinder ontstaat rondom de nieuwe ontwikkelingen worden strikte maatregelen genomen om de impact op de omgeving te beperken. Het toegelaten programma wordt beperkt in omvang en naar functies, de ontsluiting van het gebied wordt vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften en de bepalingen in verband met waterbeheersing, behoud van de vleermuizenkolonies, lawaai- en lichthinder worden verder aangescherpt. Op die manier wordt vermeden dat het huidige residentiële karakter van Loppem en de open ruimtekwaliteiten van de ruime omgeving Chartreuse verloren gaan. A.1. Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Het gebied Oostkampse Baan Chartreuse bestaat uit twee afzonderlijke delen die in hun ruimtelijke samenhang worden benaderd binnen de zuidelijke Groene Gordel van Brugge. Het gedeelte Chartreuse stemt overeen met het gebied dat was opgenomen in het reeds vroeger door de Vlaamse Regering definitief goedgekeurde gewestelijk RUP Chartreuse. Dit gebied is gelegen is gelegen in het zuiden van het regionaalstedelijk gebied, tussen N31, Heidelbergstraat, E40 en de koning Albertlaan. Dit gebied heeft een oppervlakte van 80 ha. Daarnaast wordt ten behoeve van een voetbaloefencentrum ook het gebied tussen Oostkampse Baan, N31 en E40 opgenomen in het deelplan. Dit gebied heeft een oppervlakte van 14ha. Beide gebieden zijn hoofdzakelijk in agrarisch gebruik. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 280

285 Chartreuse, begrensd door Chartreuseweg, N31, de spoorweg, Steenbrugsestraat en de E40 kent een duidelijke ruimtelijke scheiding in een deel ten zuiden en een deel ten noorden van de E40. Het gebied ten zuiden van de E40, begrensd door de Autobaan, de Reigerslaan, Vijvers, perceelsgrenzen rond de Lac Loppem, het op- en afrittencomplex van de E40 en de Koning Albert-I Laan, draagt potenties in zich voor een kwalitatieve stedelijke woonomgeving. Door het zuidelijk deel mee op te nemen in het ruimtelijk uitvoeringsplan, kunnen ondermeer de te verbeteren ruimtelijke relaties met de directe omgeving worden geregeld. Daarom omvat het plangebied zowel de relevante delen ten noorden als ten zuiden van de E40. De E40 zorgt voor een duidelijke ruimtelijke grens tussen een noordelijke deel van het plangebied en een zuidelijk deel. Structurerende elementen in het plangebied ten zuiden van de E40 zijn de Autobaan en de waterplas Lac Loppem, die aansluit op het meer westelijk gelegen openruimte gebied met boscomplexen. Ten noorden van de E40 vormen kleinere boscomplexen én de omwalling en dreefstructuur van het Groot Magdalenagoed structurerende elementen binnen het plangebied. Aangezien de E40 en de N31 een aantal meter boven het maaiveld gelegen zijn, vormen deze infrastructuren zowel een visuele als functionele barrière. Daarnaast vormen ook de spoorlijn, de Heidelbergstraat en de Koning Albert-I-laan (en het zuidelijke verlengde ervan: de Autobaan) functionele barrières. Deze infrastructuurelementen hebben tot gevolg dat de relaties tussen de verschillende delen van het plangebied beperkt zijn. De onderlinge relaties zijn hoofdzakelijk afgestemd op het autoverkeer. Voor de zachte weggebruiker is geen veilige en aangename route voorzien tussen de kern van Loppem ten zuiden van de E40 en de kern van Brugge ten noorden van de E40. Het plangebied wordt globaal door infrastructuurelementen van verschillende niveaus begrensd en doorsneden: de E40, de Koning Albert I-laan, de spoorweg Brugge-Kortrijk, de N31 en de Chartreuseweg. Ten oosten sluit het aan op een openruimtegebied benut als landbouwgebied, ten zuiden op de kern van Loppem en ten noordwesten op een woonpark en het Provinciaal Domein Tillegem-bos. Het gebied is gelegen in de Groene Gordel rond de kern van Brugge, tussen de kern van Brugge en die van Loppem in. Het is gelegen in een landschappelijk continuüm van enerzijds in het oosten kleinschalige en eerder gesloten gras- en hooilandgebieden en anderzijds in het westen gelegen boscomplexen. Samen vormt dit landschappelijk een nog vrij gaaf en goed aaneengesloten open gebied aan de zuidelijke rand van Brugge. Het plangebied wordt doorsneden door de E40 en kan bereikt worden via het op- en afrittencomplex van de E40. Ten noorden van de E40 bestaat het uit een versnipperd open ruimte gebied, met zowel open als beboste stukken land waarbinnen verspreide bebouwing gelegen is. De bebouwing bestaat uit het Provinciaal dienstverleningscentrum Ons Erf vzw, gebouwen van de diensten bevoegd voor wegenbeleid en -beheer, enkele verspreide woningen en landbouwzetels en ter hoogte van de kruising van de spoorweg en de autosnelweg een concentratie van woningen. Eén van de hoeves, het Groot Magdalenagoed, heeft een cultuurhistorische waarde. Het wordt omgeven door een omwalling en wordt ontsloten via een dreef naar de Heidelbergstraat. Ten zuiden van de E40 bestaat het gebied voornamelijk uit een waterplas. Rond de Lac Loppem was tot voor kort een kampeerterrein met stacaravans gelegen met er rond alleenstaande woningen. De camping is sedert midden vorig jaar gesloten. Er is nog wel sportinfrastructuur aanwezig (duik- en zwemclub). De open ruimte waar Chartreuse, Oostkampse Baan en Wulgenbroeken deel van uitmaken behoort tot de Brugse veldzone die op Vlaams niveau belangrijk is voor vleermuizen. Het bosgebied Brugge-Zuid met Beisbroek en Tillegem is een belangrijk leefgebied, in het bijzonder de ijskelder in het domein Beisbroek en de kerk van Loppem. Dit bosrijk gebied is het leefgebied van diverse vleermuizensoorten zoals de baardvleermuis, watervleermuis, franjestaart, gewone grootoor, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, ingekorven vleermuis en grijze grootoor. De ingekorven vleermuis, een soort van bijlage II van de habitatrichtlijn, komt voor in de omgeving van de kerk van Loppem en het nabijgelegen kasteelpark. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 281

286 De ruime omgeving van het gebied kent een waterproblematiek. In deelgebied 20, wachtbekken Kerkebeek, wordt toelichting gegeven bij de maatregelen die voor deze problematiek werden ontwikkeld in het kader van het bekkenbeheerplan Brugse Polder. Het gebied zelf is voor een beperkt deel overstromingsgevoelig, ter hoogte van het op- en afrittencomplex in Loppem. A.2. Bestaande feitelijke en juridische toestand Volgens het gewestplan is Chartreuse gelegen in agrarisch gebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nutsvoorzieningen. Oostkampse Baan is gelegen in agrarisch gebied. Het plangebied is niet gelegen in een vogel- of habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen beschermde landschappen van toepassing.. Binnen het gebied ligt een beschermd dorpsgezicht, monument en een deel VEN-gebied. Ten westen van het gebied ligt het habitatirichtlijngebied Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel en het beschermd landschap Vloetemveld. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de gebieden waarvoor de bestaande gewestplannen werden herbevestigd in functie van de agrarische structuur. De situeringen van de plannen wordt weergegeven op volgende kaarten: Kaart 0.1. Situering deelgebieden Kaart 0.2. Overzicht deelplannen De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen De bestaande juridische toestand wordt weergegeven in onderstaande tabel en op de volgende kaarten: Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: betrokken verkavelingen en BPA-contouren Kaart 4: Bestaande juridische toestand: andere plannen Type plan Gewestplan Gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen (GRUP regionaal bedrijventerrein Chartreuse goedgekeurd door de Vlaamse Regering 30/03/2006 werd vernietigd op 9 juni 2009). Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Terrein voor openluchtrecreatieve verblijven Lac Loppem Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 282

287 Type plan Algemene of bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Verkaverlingsvergunningen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde dorpsgezichten, Beschermde landschappen, Beschermde monumenten, Beschermde stadsgezichten Natuurreservaten, Bosreservaten, Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) cfr. decreet Natuurbehoud Beschermingszones grondwater Zedelgem (MB 5/7/2002): gelegen in zone voor toeristische kampeerplaatsen, zone voor groen scherm en parkzone. BPA nr138 Heidelbergstraat-West; dorpskom-c Loppem Geen Geen Beschermd monument : Hoeve Groot Magdalenagoed + dreef (MB 15/10/2004) Gebieden ten oosten en ten westen van de Expressweg N31 (MB 20/04/05) Beschermd archeologisch monument Chartreuse VEN Het Vloethemveld, Sint-Andriesveld, Tillegem Ja A.3. Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase De inplanting van een voetbalstadion is niet aan bod gekomen in de het voorafgaande afbakeningsproces. Voor de site Chartreuse werd door de Vlaamse Regering in 2004 beslist een afzonderlijk gewestelijk RUP op te maken in functie van een bedrijventerrein. Dit GRUP werd definitief vastgesteld op 30 maart Op 9 juni 2009 werd het GRUP Chartreuse vernietigd door de Raad van State. De Raad beschouwde deze afzonderlijke bestemmingswijziging als een ongeoorloofde voorafname aan het GRUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge. In functie van de vernieuwing van het stadion van Club Brugge werd in samenwerking met U-place een kennisgevingsnota voor een projectmer uitgewerkt voor een stadion met een flankerend programma van een grootschalig winkelcentrum ( m²) op de locatie Oostkampse Baan. Dit projectmer heeft nadien geen verdere uitwerking gekregen omdat dergelijk project diende ingepast te worden in het gewestelijk RUP voor de afbakening van het stedelijk gebied Brugge. Club Brugge heeft in januari 2007 haar plannen voor een nieuw multifunctioneel voetbalstadion met een capaciteit van toeschouwers, gecombineerd met een shoppingcentrum voorgesteld aan de Vlaamse Regering. Op basis van een locatieonderzoek werd voorgesteld om het nieuwe stadion en winkelcentrum in te planten aan de Oostkampse Baan in Loppem. In het eerste voorontwerp dat op 24 mei 2007 werd voorgelegd aan de plenaire vergadering was de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied zo ingetekend dat de locatie aan de Oostkampse Baan binnen het stedelijk gebied was opgenomen. Een herbestemming van deze locatie was niet in het eerste voorontwerp opgenomen. In het planmer voor het regionaalstedelijk gebied Brugge werden naast de locatie Loppem Oostkampse Baan ook de locaties Jan Breydel, Chartreuse, Blankenbergse Steenweg en De Spie onderzocht. Na overleg in de Vlaamse Regering op 30 oktober 2009 hebben RESOC en PMV, in samenspraak met de betrokken actoren, overleg georganiseerd over de inplanting van een nieuw multifunctioneel stadion op de site Chartreuse in Brugge. RESOC en PMV hebben nagegaan hoe de randgemeenten Oostkamp en Zedelgem kunnen betrokken worden, welke actoren kunnen instaan voor een rechtszekere realisatie en over de engagementen en financiële inbreng van de actoren en hoe die op elkaar afgestemd kunnen worden om te komen tot een concreet en realistisch project. RESOC heeft op de vraag van de regering op 20 november gerapporteerd over het overleg, de engagementen en formele schriftelijke standpunten, een indicatief inplantingsvoorstel en de resultaten van de toepassing van een financieel model van PMV. RESOC & PMV waren van oordeel dat de site Chartreuse toelaat om een multifunctioneel stadion met een bijkomend programma van kantoren en winkels in te planten en dat de financiering sluitend kan gemaakt worden. RESOC & PMV stellen voor om, ten behoeve van de realisatie van het project (zowel voor als na de ingebruikname), een permanente overlegstructuur tot stand te brengen tussen het stadsbestuur Brugge, het gemeentebestuur Oostkamp, het gemeentebestuur Zedelgem, Club Brugge, Cercle Brugge, de eventuele exploitatievennootschap en RESOC Brugge. RESOC & PMV waren van oordeel dat de site Chartreuse toelaat om een multifunctioneel stadion met een bijkomend programma van kantoren en winkels in te planten. Het gaat om een gezamenlijk stadion waarin zowel Cercle als Club Brugge zouden spelen. Een mogelijke inplanting van gebouwen werd geschetst in een indicatief inplantingsvoorstel dat architecturaal en stedenbouwkundig nog verder uitgewerkt moest worden. Concreet werd er in het voorstel uitgegaan van een ontwikkeling van m² winkels en een ontwikkeling van twee fasen van telkens m² kantoren (totaal m²). De ontwikkeling van deze kantoren werd voorzien naar gelang de marktvraag. RESOC & PMV stelden voor het project en de inrichting van de site verder te onderzoeken onder begeleiding van een stedenbouwkundige commissie met beleidsmensen en experten. De gemeenten Brugge, Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 283

288 Oostkamp en Zedelgem moeten in elk geval in de stedenbouwkundige begeleidingscommissie vertegenwoordigd zijn. RESOC & PMV waren van oordeel dat de financiering sluitend kan gemaakt worden. Het financieel model waarop deze inschatting is gebaseerd gaat onder meer uit van: De ontwikkeling van een multifunctioneel stadion voor toeschouwers. Daarin zijn ondersteunende horeca, fanshop, bezoekerscentrum, clubhuis en kantoren voor de beide betrokken clubs (Cercle en Club Brugge) voorzien. De realisatie van 10 oefenvelden en een jeugdvoetbalcentrum in het gebied tussen de E40 en de Oostkampse Baan. De ontwikkeling van winkels buiten het stadion met een oppervlakte van m². De gefaseerde ontwikkeling van kantoren met een oppervlakte van m². Er wordt voorzien in een eerste fase van m². De ontwikkeling van de tweede fase van m² wordt niet op korte termijn voorzien. De realisatie van ontsluitingswegen en 7000 parkeerplaatsen. Er wordt voorgesteld om 6000 parkeerplaatsen te voorzien op het maaiveld. In antwoord op de randvoorwaarden die de Vlaamse Regering voor het parkeren heeft gesteld wordt voorgesteld om het parkeren op het maaiveld uitsluitend te voorzien onder de op te richten gebouwen (stadion, kantoren, winkelgebouw). Inplanting van voorzieningen voor groene energie zoals zonnepanelen en windmolens. De herontwikkeling van de site Jan Breydel voor wonen. RESOC & PMV stelden voor om, ten behoeve van de realisatie van het project (zowel voor als na de ingebruikname), een permanente overlegstructuur tot stand te brengen tussen het stadsbestuur Brugge, het gemeentebestuur Oostkamp, het gemeentebestuur Zedelgem, Club Brugge, Cercle Brugge, de eventuele exploitatievennootschap en RESOC Brugge. De inplanting van een voetbalstadion op de locatie Chartreuse sluit aan bij de visie op het regionaalstedelijk gebied. Het gebied is namelijk gekoppeld aan de belangrijkste infrastructuur van regionaalstedelijk niveau (N31) en heeft bovendien potenties om goed ontsloten te worden met het openbaar vervoer. De N31 is in het voorstel van afbakening opgenomen als dé belangrijkste drager voor ontwikkelingen op regionaalstedelijk niveau. Na de ombouw van de N31 zal het bereikbaarheidsprofiel van diverse bestaande zones en potentiegebieden toenemen. Dit komt de rol van de N31 als stedelijke economische ontwikkelingsas ten goede en biedt mogelijkheden voor bijkomende activiteiten geënt op de N31. Van de potentiële locaties langs de N31 heeft de locatie Chartreuse het voordeel dat het een zichtlocatie is ten opzichte van de E40 waardoor het regionaalstedelijk gebied een duidelijke plek en identiteit krijgt langs de hoofdweg E40, als een visitekaartje. De keuze voor een locatie langs de N31 is in overeenstemming met de concepten opgenomen in de afbakeningsstudie van het regionaalstedelijk gebied Brugge. Bij de opmaak van het GRUP Chartreuse gebeurde een verdere verfijning van de visie op het deelgebied Chartreuse met bijzondere aandacht voor de archeologische en ecologische waarden van het noordelijk deel van Chartreuse. In de deelnota wonen werden ter hoogte van de Lac Loppem de potentie gezien voor stedelijk wonen. In het kader van de zogenaamde Bid voor de organisatie van het wereldkampioenschap voetbal in 2018 werd een projectvoorstel ingediend. Onderstaande figuur geeft een concreter beeld van de invulling die in de bid werd opgenomen maar is geen voorafname op de effectieve invulling. Voorstel Stadion Brugge ingediend in functie van de kandidaatstelling voor de organisatie van het WK The Bid. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 284

289 Uit het openbaar onderzoek is duidelijk naar voor gekomen dat moet voorkomen worden dat onaanvaardbare hinder ontstaat rondom de nieuwe ontwikkelingen worden. Daarvoor zijn bijkomende en strikte maatregelen nodig. Het toegelaten programma wordt beperkt in omvang en naar functies, de ontsluiting van het gebied wordt vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften en de bepalingen in verband met waterbeheersing, behoud van de vleermuizenkolonies, lawaai- en lichthinder worden verder aangescherpt. Op die manier wordt vermeden dat het huidige residentiële karakter van Loppem en de open ruimtekwaliteiten van de ruime omgeving Chartreuse verloren gaan. Het programma en de impact wordt onder meer op de volgende manier beperkt: Maximaal m² kantoren (i.p.v m²). Geen bedrijven toegelaten. Handel wordt gespecificeerd tot kleinhandel (groothandel niet toegelaten). Beperking bouwhoogte stadion tot 45 meter Halteplaats op de spoorlijn in de vorm van een gebouw in functie van efficiënt ruimtegebruik. Beperking van evenementen tot toeschouwers Groot Magdalenagoed krijgt bestemming gemeenschapsvoorzieningen (i.p.v. stededelijke activiteiten). Het werd aangekocht door Ons Erf voor hypotherapie. Daarnaast werden in de stedenbouwkundige voorschriften nog aanpassingen doorgevoerd waardoor de impact van het project beperkt blijft. Het gaat om het inschrijven van een concrete ontsluiting, aanscherpen van de maatregelen op het vlak van waterbeheersing, behoud vleermuizenkolonie en een verplichting om geluidsschermen te plaatsen langs de E40. A.4. Gewenste ruimtelijke structuur De ligging aan een op- en afrittencomplex van de E40, aan een primaire en secundaire weg en bovendien de aanwezigheid van een spoorlijn maken dat het gebied uiterst goed ontsloten is met de wagen en potentieel goed te ontsluiten is met (hoogwaardig) openbaar vervoer. Anderzijds heeft het gebied een belangrijke groene corridorfunctie (de Groene Gordel rond Brugge). Deze functie brengt immers gevolgen met zich mee voor de inrichting ervan. De globale inrichting en de inplanting van gebouwen moet zodanig zijn dat de corridorfunctie nog steeds kan bestaan, dat het groene karakter en de erfgoedwaarden niet in het gedrang komen. Gezien de ontsluiting wordt gekozen voor een hoogwaardige invulling. Om van de corridorfunctie zo veel mogelijk te behouden wordt gekozen voor een beperkte invulling en het concentreren van de bebouwing aan de kant van de E40. Ook de treinstopplaats op de spoorlijn Brugge-Kortrijk kan gerealiseerd worden in de vorm van een gebouw zodat er optimaal gebruik gemaakt wordt van de beschikbare ruimte. Daardoor wordt de Groene Gordel smaller, maar wordt versnippering zoveel mogelijk vermeden. Bovendien kan de bebouwing zo gegroepeerd worden dat de meeste natuurelementen en belangrijke verbindingen voor verschillende natuurelementen, alsook de archeologische relicten zich buiten de bebouwingszone bevinden. Daarnaast is ook de waterplas Lac van Loppem een belangrijk element in het gebied. Er moet met de aanwezigheid van het water rekening gehouden worden, maar tegelijkertijd kan die aanwezigheid ook door de omgeving als meerwaarde benut worden. Zo dient het zicht naar het groen en het water vanuit de omgeving opengehouden te worden, maar kan aan de oever ook attractieve groepswoningbouw gerealiseerd worden en kan de oever een recreatieve functie krijgen in nabestemming van de voormalige camping. Inplanting gemengd project bedrijven, winkelcentrum, voetbaloefencentrum en multifunctioneel voetbalstadion met behoud van groene gordel Er wordt gevolg gegeven aan de vraag voor een nieuw multifunctioneel stadion in de regio Brugge door de inplanting van een multifunctioneel voetbalstadion voor netto toeschouwers, kantoren en winkels in een project van hoge architecturale kwaliteit, dat een landmark vormt op de locatie Chartreuse. De commerciële ruimte zoals ondersteunende horeca, fanshop, bezoekerscentrum, clubhuis, kantoren en dergelijke voor de beide betrokken clubs, zoals voorzien in het financieel plan van PMV, wordt geïntegreerd in het stadiongebouw. Het betreffen voorzieningen die deel uitmaken van de voetbalactiviteit en niet afzonderlijk worden geëxploiteerd. Op de site Chartreuse kunnen eveneens gebouwen voor een jeugdvoetbalcentrum met de bijbehorende parkeervoorzieningen worden opgericht. Het programma van kantoren en winkels buiten het stadion wordt bepaald op maximaal m² kantoren en m² winkels, of een combinatie van kantoren en winkels met maximaal eenzelfde mobiliteitsimpact. De kleinhandelsfunctie zal niet concurrentieel zijn met de binnenstad omdat het gaat om grootschalige winkels die niet in de binnenstad kunnen ingepast worden en die een regionaal verzorgende rol opnemen. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 285

290 In de bedrijfsgebouwen zijn eveneens ondersteunende nevenactiviteiten én gemeenschappelijke en complementaire activiteiten toegelaten. Onder ondersteunende nevenactiviteiten én gemeenschappelijke en complementaire activiteiten wordt bijvoorbeeld verstaan: cafetaria, restaurant, kinderopvang, huisvesting voor bewakingspersoneel,... De realisatie van het project dient te gebeuren conform de milderende maatregelen geformuleerd in het planmer. Deze maatregelen zijn opgenomen in de toelichtingsnota en hebben betrekking op mobiliteit (rechtstreekse ontsluiting via hoofdwegennet en niet via lokale wegen en woonkernen, realisatie oostelijke en westelijke ontsluitingsweg, modal split, versterking OV, realisatie treinhalte noodzakelijk,..), geluid, lucht, oppervlaktewater en mens, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en waterbeheersing. Deze maatregelen zijn ook doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften. Project is beeldbepalend De inplanting van grootschalige bedrijfsgebouwen en een voetbalstadion in een gemengd project op de locatie Chartreuse is door de voorziene hoogte (45 meter) en omvang beeldbepalend voor de toegang naar Brugge. Om deze beeldbepalende rol op een kwaliteitsvolle manier op te nemen moeten de gebouwen architecturaal vorm gegeven worden als een baken of landmark met hoge beeldkwaliteit. Het is dus zeker niet de bedoeling ze te verstoppen of landschappelijk te integreren in zijn directe omgeving. De omgevingsaanleg moet wel het groene karakter van de omgeving garanderen. De ontwikkeling van deze locatie geeft een kans een nieuwe landmark, een zichtlocatie te creëren voor het regionaalstedelijk gebied Brugge. In functie van het creëren van een duidelijke identiteit en in kader van zorgvuldig ruimtegebruik is het wenselijk daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van hoogbouw. Zowel voor het stadiongebouw als voor de overige gebouwen en voor de stopplaats op de spoorlijn worden specifieke kwaliteitseisen gesteld om de bakenfunctie te garanderen. Inplanting voetbaloefencentrum ten zuiden van de Oostkampse Baan Het gebied tussen E40 en Oostkampse Baan wordt ingericht voor 10 voetbaloefenvelden voor de jeugd en ter ondersteuning van het wedstrijdstadion. Het gebied wordt bestemd voor dagrecreatie. Bebouwing in dit gebied wordt zo veel als mogelijk beperkt om het open ruimte karakter maximaal te behouden. Om jeugdwedstrijden te kunnen organiseren is het noodzakelijk om toch een minimale infrastructuur toe te laten. Dit wordt beperkt tot kleedkamers, tribunes voor 4 velden en 20 parkeerplaatsen per veld. De bebouwde oppervlakte wordt beperkt tot 2500 m² en gegroepeerd op één plaats, bij voorkeur aansluitend bij de E40. De bouwhoogte mag niet boven het talud van de E40 uitkomen. De inrichting van het gebied gebeurt zodanig dat de ruimtelijke impact zo beperkt mogelijk is. Dit gebeurt onder meer door een maximale inkleding met groenelementen, een landschapsconcept, een aangepast lichtplan en maatregelen voor waterbeheersing. De milieueffecten op het vlak van licht, geluid, landschap, water, fauna en flora worden zo veel mogelijk beperkt en gebeurt zodanig dat de het voortbestaan van de beschermde vleermuizenkolonies niet in het gedrang komt. Het gebied wordt door deze vleermuizen doorkruist op weg van de kerk en het kasteelpark van Loppem naar foerageergebieden zoals de Wulgenbroeken. Er mag dus vanuit gegaan worden dat een niet verlichte corridor doorheen dit gebied of aan de rand ervan noodzakelijk zal zijn. Indien de inplanting nabij de E40 het voortbestaan van de beschermde vleermuizenkolonies in het gedrang zou brengen, kan de inplanting gebeuren, bijvoorbeeld langs de Steenbruggsestraat of Oostkampsebaan. In onderstaande figuur is, ter illustratie, een mogelijke invulling van dit gebied weergegeven. Dit beeld vormt geen voorafname op de reële invulling die ontworpen zal worden. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 286

291 Parkgebied ten noorden Het noordelijk deel van Chartreuse is voornamelijk waardevol als open ruimtegebied. Het bevat naast waardevolle bos- en graslandpercelen ook historische bebouwing en archeologisch waardevol materiaal. Handelingen die deze waardevolle elementen kunnen aantasten zijn niet toegelaten. Het gebied kan evolueren naar een stedelijke groenpool met open en meer beboste delen en met openbaar toegankelijke delen. Het park richt zich in gebruik naar de bewoners van het regionaalstedelijk gebied en naar de werknemers en gebruikers van de stadionsite en het voetbaloefencentrum. Bij bijkomende bebossing of andere ingrepen in de bodem dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologisch waardevol materiaal in de grond zodat verdere aantasting van het bodemarchief een halt toegeroepen wordt. Bebossing wordt enkel toegelaten in zones met de laagste archeologische potentie. Om dergelijke zones af te lijnen dringt zich een vlakdekkend evaluerend onderzoek door middel van proefsleuven op. Door een mechanische prospectie moet duidelijk worden welke middelen het preventief onderzoek zal vereisen. Project benutten om de relaties met de aanliggende gebieden te verbeteren: Het gebied wordt doorkruist en omgeven door infrastructuur die barrières vormt voor de zachte weggebruiker. De ontwikkeling van het gebied mag niet los gezien worden van het verbeteren van de noord-zuid relatie voor de zachte weggebruiker binnen het regionaalstedelijk gebied. De VLM heeft daartoe een fietsrouteplan uitgewerkt waaruit de noodzaak blijkt om verbindingen kwaliteitsvol in te richten en een nieuwe oost-west gerichte verbindingen te realiseren doorheen het Chartreusegebied. Dit kan een onderdoorgang onder de N31 inhouden. Dit wordt opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften. Op de Noord-zuid-relatie blijken geen nieuwe verbindingen of onderdoorgangen onder de E40 nodig te zijn. Dit is ook niet aangewezen omdat dit het risico op parkeerproblemen in Loppem kan verhogen en bijkomende controles zou vereisen. Ruimtelijke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit wordt voor de ontwikkeling van het volledige plangebied als belangrijk doel gesteld. Mede door het vooropgestelde programma, randvoorwaarden (dichtheid in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik, ) en kwaliteitseisen is het aangewezen om naast het ruimtelijk uitvoeringsplan ook stappen te zetten voor ontwerpmatig onderzoek. De visie, doelstellingen en voorschriften, verwerkt in het ruimtelijk uitvoeringsplan, gelden als randvoorwaarden voor dergelijk onderzoek dat moet leiden tot verder uitgewerkte randvoorwaarden voor de inrichting van het gebied. Door het samenspel van een ruimtelijk uitvoeringsplan en een driedimensionaal ruimtelijk onderzoek, kan een voldoende flexibel kader geboden worden voor een kwalitatieve ontwikkeling van het gebied. Omwille van de ligging op een strategische ruimte in de groene gordel en nabij de zuidelijke toegang tot Brugge is het garanderen van de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling een belangrijke doelstelling. Voor de Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 287

292 kwaliteitsbewaking in dit gebied is het aangewezen gebruik te maken van ontwerpmatig onderzoek en eventueel een internationale wedstrijd of gelijkwaardige formules. Ontsluiting en parkeren Voor een kwaliteitsvolle ontsluiting van de verschillende activiteiten is er nood aan een globale mobiliteitsvisie die wordt uitgewerkt in nauw overleg met de betrokken overheidspartners en actoren. Die visie omvat onder meer de voorgestelde te nemen maatregelen op het vlak van ontsluiting, parkeren en gemeenschappelijk vervoer en de geraamde kosten van deze maatregelen. Onderstaand concreet ontsluitingsvoorstel werd doorgerekend door het Vlaams Verkeerscentrum. Uit het onderzoek blijkt dat de ontsluiting mogelijk is op de hoofdwegen (dus zonder afwenteling op de lokale wegen) en zonder congestie te veroorzaken op het hoofdwegennet. Om dit te realiseren wordt voorzien in van elkaar gescheiden delen van de parkings die enkel via een bepaald traject toegankelijk zijn. Bovendien worden de toegangsbewijzen gekoppeld aan de vervoerswijze zodat een sturing van de verkeersstromen mogelijk wordt en sluikverkeer verhinderd kan worden. Door het ticketsysteem wordt het immers onmogelijk gemaakt om te parkeren, bijvoorbeeld in de kern van Loppem en nadien met de fiets of te voet toegang te krijgen tot een zitplaats in het stadion. De ontsluiting gebeurt als volgt: Ontsluiting 1 is een rechtreekse inrit voor autoverkeer vanaf de E40, tussen de verkeerswisselaar E40/E403 en de verkeerswisselaar Loppem in de rijrichting naar Oostende. Deze inrit maakt deel uit van de bestaande wisselaar en wordt niet beschouwd als een nieuwe op- en afrit en komt dus niet in conflict met de doelstelling in het RSV om het aantal op- en afritten op de hoofdwegen te beperken. Ontsluiting 2 is een in- en uitrit van en naar de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de Autobaan (Loppem) en van E40 afrit Loppem rijrichting naar Gent. Ontsluiting 3 is een in- en uitrit vanaf de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de E 403 in beide rijrichtingen, Chartreuseweg en vanuit de richting Brugge (Boeveriepoort) en omgeving. Mogelijkheid om de Koning Albert I-laan te verbreden tot 3 rijstroken. Geen toegang voor auto s via ontsluitingen Steenbrugsestraat, Heidelbergstraat of Oostkampse Baan. Wel ontsluiting voor collectief busvervoer, veiligheids-, hulp- en bewakingsdiensten, catering, administratie/exploitatie en onderhoud stadion via de Steenbruggestraat. Toegangsbewijzen worden gekoppeld aan de vervoerskeuze zodat verkeersgeleiding mogelijk wordt naar specifieke parkings en sluipverkeer en wildparkeren kan worden vermeden. De fietsverbindingen onder de E40 ter hoogte van Loppem worden geschrapt. Ze zijn niet nodig om fietsroutes te realiseren en zouden aanleiding kunnen geven tot wildparkeren in Loppem. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 288

293 Het is wenselijk een stopplaats of station voor openbaar vervoer (trein en bus) te realiseren in functie van het project en voor de woonkernen Loppem en Oostkamp. De locatie is symbolisch op het plan aangeduid en moet gesitueerd worden onder of in de nabijheid van de E40.). Aandacht voor veiligheid (verlichting, ) en leefbaarheid (voldoende hoog en breed) van de onderdoorgang voor voetgangers en fietsers is van groot belang. Mogelijk kan de stopplaats in de vorm van een gebouw kan worden gerealiseerd. Dat zou ruimte kunnen sparen op de site. Binnen het project wordt ruimte voorzien voor parkeren in een integrale mobiliteitsvisie waar ook ontsluiting via het openbaar en gemeenschappelijk vervoer toe behoort. Parkeren wordt gegroepeerd. Er wordt geopteerd voor een modal-shift gericht op een verhoogd aandeel openbaar en gemeenschappelijk vervoer in een globale mobiliteitsaanpak. Het aantal parkeerplaatsen voor auto s (excl. parking voor bussen en fietsers) wordt daartoe bepaald op parkeerplaatsen. Gelijkvloerse parkeerplaatsen voor auto s kunnen enkel toegelaten worden geïntegreerd met de op te richten gebouwen (stadion, winkels, kantoren,..). Daarnaast is ook ruimte nodig voor bus- en fietsparkings. De oppervlakte die daarvoor nodig is wordt niet beperkt en wordt bepaald uitgaande van een globale mobiliteitsvisie. Aandacht voor waterbeheersing Gezien de bijkomende oppervlakte aan verharding zijn maatregelen in functie van infiltratie, berging en vertraagde afvoer zijn los hiervan noodzakelijk. Er moet gegarandeerd worden dat de realisatie van het project geen wateroverlast kan veroorzaken voor de omgeving. Deze problematiek dient opgelost te worden alvorens de werken voor de ontwikkeling van het gebied worden gestart. Het project kan in twee zones opgedeeld worden. 1. Afwatering richting de Kerkebeek 2. Afwatering richting de Lijsterbeek Het hoogste punt op het terrein situeert zich ter hoogte van de spoorlijn Kortrijk-Brugge. Het parkeerterrein in de zone tussen spoorlijn en Steenbrugse Straat is de scheiding tussen beide afwateringsrichtingen. Algemeen wordt het principe gehanteerd om het hemelwater zoveel mogelijk op de projectzone te behouden te en vertraagd met beperkt debiet te lozen in de waterlopen. De Kerkebeek stroomt niet door het projectgebied zelf. De beek komt van onder de E40 ter hoogte van de oostelijke afrit Loppem en gaat via een duiker onder de Albert I-laan en de Tillegemwijk richting Sint-Michiels. Lozingspunt van het projectgebied dient zich ter hoogte van deze afrit (in de oksel) te bevinden. Volgens de watertoetskaart bevindt het projectgebied zich niet in een overstromingsgevoelig gebied met uitzondering van de eerste 60-75m parallel met de Albert I-laan (ongeveer 1ha), dat mogelijk overstromingsgevoelig is. Op basis van onderzoek en overleg met de VMM werden volgende voorwaarden en maatregelen geformuleerd: - max. 40 l/s/ha verharde oppervlakte lozingsdebiet en min. 200 m3 buffervolume/ha verharde oppervlakte. Voor overstromingsgevoelige waterlopen bedraagt dit 20 l/s/ha en 250 m3/ha. De laatste eis is hier van toepassing - Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. (GSV). Verder moet voldaan worden aan art van Vlarem II met betrekking tot de afvoer van hemelwater, doelstelling 6 a) opgenomen in art. 5 van het decreet integraal waterbeleid en het concept 'vasthouden-bergen-afvoeren' dat opgenomen is in de waterbeleidsnota en de bekkenbeheerplannen. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. - Alle Recent overstroomde gebieden of mogelijks overstroombare gebieden volgens de watertoets die eventueel zouden opgehoogd worden of niet meer zouden overstromen moeten gecompenseerd worden. - Bovenstaande voorwaarden benadrukken dat een oplossing via maximale recuperatie en vervolgens infiltratie van hemelwater noodzakelijk is. Hiervoor is het wenselijk een 'waterstudie' uit te voeren, waarbij de infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterstanden exact kunnen bepaald worden. - Uit de bodemkaart kan afgeleid worden dat de terreinen tegen de spoorlijn het meest in aanmerking komen om infiltratie van hemelwater toe te passen. De bodem bestaat daar hoofdzakelijk uit droge zandgronden. Naarmate naar de Albert I-laan opgeschoven wordt evolueert de bodem meer naar matig vochtig lemig zand. Vooral in deze zone is het uitvoeren van waterdoorlatendheidproeven en bepaling van de grondwaterstand van belang. - Voor de dakoppervlaktes is het wenselijk volgende voorzieningen toe te passen: o Aanleggen van groendaken o Indien dit toegepast wordt dienen volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor deze oppervlaktes geen extra infiltratie- en/of buffervoorziening aangelegd te worden o Recuperatie Voor de sanitaire voorzieningen in stadion, winkelcomplex en kantoren Voor irrigatie van groenvoorzieningen en voetbalvelden - Het is aanbevolen om bij elk bouwproject een wateraudit uit te voeren om reeds in ontwerpfase de behoeften inzake watergebruik vast te stellen en dit te integreren in het bouwdossier. - Overschotten dienen geleid te worden naar de infiltratie- en/of buffervoorzieningen voor de verhardingen - Voor de verhardingen van wegen en parkings kunnen volgende voorzieningen toegepast worden Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 289

294 o Infiltratievoorzieningen Wadi's, al dan niet met een onderliggende drainageleiding Infiltratieleidingen Infiltratiemassieven (bijvoorbeeld drainerende kunststofkratten) Waterdoorlatende verhardingen o Buffervoorzieningen. Waar infiltratie niet mogelijk is. Normaliter in de zone tegen de Albert I- laan: Grachten Bekkens, Bij voorkeur aangelegd met een natuurlijk talud met zachte helling Functioneel kunnen deze gecombineerd worden met een permanent watervolume dienstig als secundaire bluswatervoorraad voor de site, alsook gebruikt worden voor de compensatie van de overstromingsgevoelige gebieden tegen de Albert I-laan. - Als algemeen principe is het, gezien de terreinhelling en bodemtoestand, aan te raden om een dusdanig stelsel voor afvoer van hemelwater te concipiëren waarbij het water zoveel mogelijk ter plaatse gehouden wordt en de overschotten in trappen, met de opgelegde debietsbegrenzing, kunnen afstromen in de richting van de Kerkebeek. - Voor wegen en parkings moet rekening worden gehouden met het risico op verontreiniging van het hemelwater. Het afstromende water wordt gekenmerkt door licht verhoogde concentraties aan zware metalen, oliën en organische microverontreinigingen. - Als compenserende collectieve maatregel is het aanbevolen om in buffervoorzieningen begroeiing te voorzien met helofyten. De helofyten nemen eventuele verontreinigingen op. - Daarnaast kunnen volgende maatregelen toegepast worden om de schadelijke effecten te beperken: o Waar infiltratie in de bodem mogelijk is: Wadi's Infiltratieleidingen Doorlatende bestratingen KWS-afscheiders (bij hoog verontreinigingsrisico - busparkings) o Waar infiltratie in de bodem niet mogelijk is: Bodempassages. KWS-afscheiders De Lijsterbeek doorkruist het projectgebied van zuid naar noord. De beek komt van onder de E40 ter hoogte van de kruising met de E403 en verlaat de zone via een duiker onder de Oostkampse Baan. Volgens de watertoetskaart bevindt het projectgebied zich niet in een overstromingsgevoelig gebied met uitzondering van de zone ten oosten van de Lijsterbeek, die als mogelijk overstromingsgevoelig ingekleurd is. Op basis van onderzoek en overleg met de Provinciale Technische Dienst Waterlopen werden volgende voorwaarden en maatregelen geformuleerd: - max. 5 l/s/ha verharde oppervlakte lozingsdebiet en min. 200 m3 buffervolume/ha verharde oppervlakte. - Maximaal behoud van de overstromingszone van de Lijsterbeek met onderhoudsstrook van 5m langs weerszijden van de oever - Verleggen van de beek is toegelaten mits behoud in open profiel. - Oefenvelden waar de bodem onvoldoende infiltrerende capaciteit heeft, kunnen niet beschouwd worden als 100% onverharde oppervlakte, gezien deze om technische redenen gedraineerd zijn. - Maximale infiltratie van hemelwater uit te werken in het kader van een 'waterstudie', waarbij de infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterstanden exact kunnen bepaald worden. - Uit de bodemkaart kan afgeleid worden dat de parkeerterreinen tussen de spoorlijn en de Steenbrugse Straat het meest in aanmerking komen om infiltratie van hemelwater toe te passen. De bodem bestaat daar hoofdzakelijk uit droge zandgronden. Naarmate naar de E403 opgeschoven wordt evolueert de bodem van matig vochtig lemig zand over matig vochtig lichte zandleem naar natte zandleem. - Voor de beperkte dakoppervlaktes binnen deze zone is het wenselijk volgende voorzieningen toe te passen: o Aanleggen van groendaken. Indien dit toegepast wordt dienen volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor deze oppervlaktes geen extra infiltratie- en/of buffervoorziening aangelegd te worden o Recuperatie Voor de sanitaire voorzieningen Voor irrigatie van groenvoorzieningen en voetbalvelden. Overschotten dienen geleid te worden naar de infiltratie- en/of buffervoorzieningen voor de verhardingen - Voor de verhardingen van bedieningswegen en parkings kunnen volgende voorzieningen toegepast worden: o Infiltratievoorzieningen Wadi's, al dan niet met een onderliggende drainageleiding Infiltratieleidingen Infiltratiemassieven (bijvoorbeeld drainerende kunststofkratten) Waterdoorlatende verhardingen o Buffervoorzieningen waar infiltratie niet mogelijk is. Grachten, bijvoorbeeld tussen de voetbalvelden en langs de perimeter van de zone. Bij voorkeur aangelegd met een natuurlijk talud. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 290

295 - De voetbalvelden zelf kunnen beschouwd worden als semi-verharde oppervlaktes waarbij het lozingswater van de draineerleidingen kan infiltreren in de bodem of naar het grachtenstelsel afgevoerd worden. - De Lijsterbeek kan heraangelegd worden in een meanderende loop met natuurlijke oevers met zachte helling.de zone ten oosten van de huidige Lijsterbeek dient geprofileerd en/of afgegraven te worden om een natuurlijke overstromingszone te creëren/optimaliseren. - De voetbalvelden die aanleunen tegen de Lijsterbeek kunnen op een zodanig peil aangelegd worden dat deze bij extreme waterstanden van de beek dienstig zijn als overstromingszone voor de Lijsterbeek. - Als algemeen principe is het, gezien de terreinhelling en bodemtoestand, aan te raden om een dusdanig stelsel voor afvoer van hemelwater te ontwerpen waarbij het water zoveel mogelijk ter plaatse gehouden wordt en de overschotten in trappen, met de opgelegde debietsbegrenzing, kunnen afstromen in de richting van de Lijsterbeek. Maatregelen voor het voortbestaan van beschermde vleermuizenkolonies Om het voortbestaan van de beschermde vleermuizenkolonies te garanderen worden algemene en specifieke maatregelen genomen. Het gaat om maatregelen voor het behoud van vliegroutes en foerageergebieden. Omdat deze maatregelen ook betrekking hebben op gebieden buiten het GRUP zullen het Agentschap voor Natuur- en Bos en het Instituut voor Natuur- en bosonderzoek, in samenspraak met de betrokken gemeenten, binnen het RESOC-overleg en binnen een termijn van een jaar een plan van aanpak met concrete maatregelen uitwerken om het voortbestaan van de beschermde vleermuizenkolonies in de omgeving van de kerk van Loppem te garanderen. De algemene maatregelen bestaan uit: - Voorzien en instand houden van een ruimtelijk gevararieerde bosstructuur - Garanderen en verbeteren van de verbinding (connectiviteit) van het bosgebied Brugge-Zuid met omliggende groengebieden met bomenrijen, lijnvormige elementen. Belangrijk is het aanpakken van de barrièrewerking van de E40. - Vermijden van de invloed van kunstlicht door tunnels s nachts niet te verlichten en door aangepaste verlichting. - Behouden van gebouwen die dienst doen als winterverblijven - Behoud van de jachtgebieden: bosgebied Brugge-zuid, Wulgenbroeken, kasteeldomeinen ten noordwesten van Oostkamp, Loppem-centrum, Merkenveld, domein Zevenkerke en Lac Loppem - Garanderen van de bereikbaarheid van de jachtgebieden De specifieke maatregelen voor de ingekorven vleermuis die in Loppem voorkomt bestaan uit het behoud van het halfopen agrarisch landschap en het behoud van de verbindingselementen (vliegroutes) en vermijden van verstoring door lichteffecten. In het plan van aanpak kan er maatregelen verder geconcretiseerd worden op het vlak van: - Ontsnipperingsmaatregelen om het effect van onder meer de E40 te verminderen. - Nieuwe verbindingselementen creëren door aanleg van bomenrijen, houtkanten en verwijderen van hinderlijke lichtbronnen. - Voorkomen van schadelijke lichteffecten door toepassing van moderne, slimme verlichtingssystemen, parkeerplaatsen beperkt en rationeel verlichten, lage verlichting. - Vleermuisvriendelijke inrichting zone voor oefenvelden met structurerende groenelementen in functie van de verbindingsfunctie. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 291

296 Aandachtspunten vanuit de milieubeoordeling 16 Algemene milieueffecten De milieueffecten wanneer het stadion niet in gebruik zijn zeer sterk gerelateerd met de locatie. De effecten voor een locatie gelegen in de open ruimte, zoals Chartreuse zijn op dit vlak aanzienlijk. De effecten ten gevolge van het gebruik van het stadion zijn voor een groot gedeelte intrinsiek aan het stadion en bijgevolg - in zekere zin - onafhankelijk van de locatie. Al naargelang de locatie varieert wel de aanwezigheid van verstoringsgevoelige receptoren (mens, fauna), wat maakt dat de locatie een (zeer belangrijke) rol speelt. Ook het aanbod aan openbaar vervoer zal hierbij een belangrijke rol spelen wat in belangrijke mate locatie afhankelijk is. Om de hinder te beperken is in ieder geval de realisatie van een gesloten voetbalstadion noodzakelijk. Dit is een voetbalstadion dat grosso modo enkel ter hoogte van de grasmat open is. Op het ogenblik dat het voetbalstadion in gebruik is treedt belangrijke verstoring (geluid, licht) op. Deze verstoring treedt niet alleen op tijdens de match / evenement, maar ook en vaak zelfs sterker ervoor en erna. Het betreft immers sterk verkeersgenererende activiteiten. Dit grote aandeel verkeer zal niet alleen een belangrijke impact hebben op de verkeersafwikkeling op dat ogenblik, maar ook op het geluids- en luchtklimaat. De effecten door het gebruik van het voetbalstadion situeren zich bijgevolg enerzijds op het vlak van mobiliteit (doorstroming, verkeersleefbaarheid, verkeersveiligheid) en anderzijds op het vlak van verstoring van / hinder voor zowel de mens (omwonenden ter hoogte van het voetbalstadion en de ontsluitingswegen) als de fauna (verstoringsgevoelige soorten zoals bijvoorbeeld avifauna en vleermuizen). Deze milieueffecten treden slechts met een vrij lage frequentie op gerelateerd met de frequent van gebruik van het stadion. Dit heeft tot gevolg dat de significantie van deze effecten afhankelijk van de frequentie van gebruik wijzigt. Vanuit het principe van duurzaam ruimtegebruik / duurzaamheid dat een frequent gebruik van de infrastructuur wenselijk is. Frequent gebruik is evenwel enkel verantwoord vanuit milieuoogpunt als de milieu-impact van het gebruik dus de verstoring / hinder / - aanvaardbaar is. De frequentie van gebruik vormt een mogelijke milderende maatregel. Er is nood aan een sterke ontsluiting via het openbaar vervoer / collectief vervoer. Locaties nabij de spoorweg dan ook vanuit dit oogpunt de voorkeur. Dit is voor de locatie Chartreuse het geval. Specifieke milieueffecten en milderende maatregelen De onderzochte milieueffecten betreffen de milieueffecten van een voetbalstadion op zich, en ook de cumulatieve effecten in relatie tot de overige voorziene ontwikkelingen in het kader van het eerste voorontwerp RUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge. De milieu-impact situeert zich op het vlak van aansnijding van de groene gordel, verkeersgenererend karakter, geluid- en lichtverstoring en overstromingsproblematiek. De wegontsluiting zal indien er enkel gebruik gemaakt wordt van bestaande wegenis en geen milderende maatregelen worden genomen voor een belangrijk deel via de woonkernen van Loppem en/of Oostkamp verlopen, wat zeer nefast is voor de verkeersleefbaarheid, geluidsen luchthinder en de globale woonkwaliteit langsheen deze ontsluitingswegen tijdens de piekbelasting. Dit kan verholpen worden door de aanleg van nieuwe wegenis die rechtstreeks aantakt op het hoger wegennet en bijkomende rijstroken langsheen de E40 en de N31. Ook aanpassing van het aansluitingscomplex Loppem is noodzakelijk. Realisatie van een voetbalstadion en bijhorend programma ter hoogte van de Oostkampse baan in combinatie met bedrijvigheid ter hoogte van de Chartreuse betekent een versterking van de impact op het watersysteem (cumulatief effect) en resulteert bijgevolg in aanzienlijke effecten op dit vlak. De combinatie met oefenvelden is vanuit milieuoogpunt beter haalbaar. De inplanting van een voetbalstadion vergt vanuit milieuoogpunt een zo sterk mogelijke aansluiting op de bestaande verstoringsbronnen meer concreet de verkeerswisselaar E40 / E403 en een zeer sterke beperking van de verstoring. Ontwerpend onderzoek gekoppeld aan een diepgaand onderzoek ten aanzien van het huidige voorkomen van en de mogelijke impact op de vleermuizen is noodzakelijk om uit te wijzen of de bovenstaande randvoorwaarden voldoende zullen kunnen ingevuld worden zodat er geen betekenisvolle aantasting van de beschermde vleermuizensoort ontstaat. Ook compensatie van het verlies aan fourageergebied kan onderzocht worden. De locatie is gelegen in een omgeving met een belangrijke overstromingsproblematiek. Deze problematiek dient opgelost te worden alvorens een voetbalstadion te realiseren. Concreet wordt voorgesteld om hemelwater dat niet wordt hergebruikt via een systeem van open grachten vertraagd af te voeren naar een bufferbekken ter hoogte van de Kerkebeek. Daarnaast zijn maatregelen inzake infiltratie, buffering en vertraagde afvoer ter hoogte van de De milieubeoordeling ging uit van een invulling van het zuidelijk gedeelte van Chartreuse als gemengd regionaal bedrijventerrein conform het GRUP Chartreuse (BVR ) en de inplating van een multifunctioneel voetbalstadion ten noorden van de Oostkampse Baan. De inplanting van kleinhandel is eveneens onderzocht in het kader van de milieubeoordeling. In de toelichtingsnota wordt nu op basis van de rapportage van Resoc geopteerd voor de inplanting van een multifunctioneel stadion met kantoren en winkels op Chartreuse, de inplanting van een voetbaloefencentrum tussen de Oostkampse Baan en de E40 en het behoud van het noordelijk deel van Chartreuse als randstedelijk groengebied. In dit voorstel zijn de geformuleerde milderende maatregelen verwerkt. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 292

297 site noodzakelijk. De inrichting van een voetbalstadion betekent gezien de ligging in een van nature overstromingsgevoelig gebied - hoe dan ook een aantasting van de draagkracht van het watersysteem. Bij de capaciteitsberekening van het GOG Kerkebeek is nog geen rekening gehouden met de inplanting van een voetbalstadion. Bovendien watert de locatie deels af via de Lijstebeek naar de Kerkebeek. Milderende maatregelen mobiliteit Effecten Beoordeling Milderende maatregel Beoordeling Intensiteit/afwikkeling Autoverkeer o o Bestaande ontsluitingswegen Bestaande spoorwegovergang --- Nieuwe oostelijke en westelijke ontsluitingsweg wijziging modal split (sterke toename gebruik OV) Wijzigen op- en afrittencomplex te Loppem (E40) -- Ongelijkvloerse spoorwegovergang - openbaar vervoer --- Extra busbaan + station in omgeving 0/- Parkeerdruk Verschuiving parkeervraag naar omgeving Verkeersleefbaarheid Kernen van Loppem en Oostkamp (nieuwe oostelijke en westelijke ontsluitingsweg) --- Goed functioneren van voldoende randparkings en dubbelgebruik parking indien flankerend programma (bvb. winkelcentrum) Sterke toename gebruik OV + station in de omgeving --- Verbod voor stadionverkeer door kern Oostkamp en Loppem wijziging modal split (sterke toename gebruik OV) + station te Loppem - 0 -/-- Milderende maatregelen geluid De voorgestelde locatie voor het stadion bevindt zich op minder dan 400 m van de woningen langsheen de Steenbrugsestraat. Vanuit de discipline geluid gaat de voorkeur uit naar een locatie verder weg van de woningen langsheen de Steenbrugsestraat. De beste locatie in dit gebied is dan zo dicht als mogelijk tegen de verkeerswisselaar zodat het wegverkeerslawaai tengevolge de E40 en de wisselaar zelf overheersend blijven. De directe effecten vanuit het stadion zijn te verwaarlozen indien de inplanting zo dicht als mogelijk tegen de verkeerswisselaar wordt voorzien. Milderende maatregelen lucht Het effect van ontsluitingen via de kernen van Loppem en Oostkamp wordt voor de luchtkwaliteit als zeer negatief bestempeld (---). Bij de ontsluiting Steenbrugsesteenweg Heidelbergstraat N31 verloopt een gedeelte van het verkeer mogelijk langs de Rijselstraat en passeert hierbij een woonwijk. Als niet of slechts beperkt door de Rijselstraat kan gereden worden, geniet deze ontsluiting in principe de voorkeur. Milderende maatregelen oppervlaktewater De locatie ligt in het stroomgebied van de Kerkebeek, in het deelstrooomgebied van de Lijsterbeek. Stroomafwaarts ligt het effectief overstromingsgebied ter hoogte van de Wulgenbroeken, stroomopwaarts komt mogelijk overstromingsgevoelig gebied voor. Gezien de bijkomende oppervlakte die wordt verhard en de overstromingsgevoeligheid stroomop- en afwaarts, wordt het effect als significant tot zeer significant beoordeeld (- -/---). Door het realiseren van een voetbalstadion (bijkomende verharding en versnelde afvoer) mag geen bijkomende belasting op het watersysteem gelegd worden en bijgevolg moeten hergebruik, infiltratie en vertraagde afvoer gemaximaliseerd worden. Hierbij moet eveneens rekening gehouden worden met een grote hoeveelheid snel afstromend hemelwater van de E40. Er wordt voorgesteld om afstromend hemelwater dat niet wordt hergebruikt via open grachten naar een bufferbekken te leiden. Verder moeten afspraken gemaakt worden met de waterbeheerder betreffende toegelaten lozingsdebieten. De Lijsterbeek die doorheen het gebied stroomt, moet maximaal open blijven in functie van de doorstroom- en afvoercapaciteit. Mits in acht neming van deze maatregelen zowel de voorgestelde maatregelen ter hoogte van de site als het oplossen van de huidige Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 293

298 problematiek in de ruimere omgeving - wordt het effect op de waterkwantiteit als matig negatief (-) beoordeeld. De realisatie van dergelijke belastende activiteiten in een overstromingsgebied betekent immers zelfs mits deze milderende maatregelen een aantasting van de draagkracht van het watersysteem en dus een negatief effect. Rekening houdend met de hoge belasting van de Kerkebeek wordt bijkomende verharding als gevolg van de ontwikkeling van de resterende oppervlakte eveneens als significant tot zeer significant negatief beoordeeld. Hierbij wordt gesteld dat de oppervlakte aan bijkomende verharding maximaal beperkt moet worden. Deze overstromingsproblematiek dient opgelost te worden alvorens een voetbalstadion te realiseren op deze site. Daarnaast zijn maatregelen inzake infiltratie, buffering en vertraagde afvoer ter hoogte van de site noodzakelijk. Deze locaties scoren zelfs mits deze milderende maatregelen iets slechter dan de overige locaties, gezien de realisatie van dergelijke activiteiten in een van nature overstromingsgevoelig gebied hoe dan ook een aantasting van de draagkracht van het watersysteem betekent. Milderende maatregelen fauna en flora Binnen deze zoeklocatie is een gevarieerd landbouwlandschap aanwezig met een klein populierenbos met zeer waardevolle grote zeggenondergroei, waardevolle verruigde graslanden, permanent grasland (hpr), populierenbos en bomenrijen, en relicten van waardevolle halfnatuurlijke graslanden. In totaal gaat het over ongeveer 2,5 à 3 ha. In het gebied zijn migratiecorridors en is met zeer hoge waarschijnlijkheid een foerageergebied van vleermuizen aanwezig (onder meer Ingekorven vleermuis). Wat deze locatie betreft, is versnippering van de groene gordel ten zuiden van Brugge een belangrijk effect. Het versnipperen van deze relatief intacte gordel zou een erg negatieve impact betekenen. Als milderende maatregel kan dan ook vooropgesteld worden, om enkel het meest zuidelijk deel van deze zoeklocatie, tegen de E40, te ontwikkelen. De rest van deze zoekzone kan dan bestendigd worden als bos-, park- of natuurgebied en ingericht worden als groene corridor aansluitend op de groene corridor van het Chartreuse-gebied. Ook in het noorden, langs de Wulgenbroeken en kasteel Schoonhove zou dan optimaal een dergelijke groene zone vastgelegd worden. Het beheer en de inrichting van deze groene zones dient in een integraal concept uitgewerkt te worden. Tenslotte is voor dit gebied een potentieel verdrogende werking van belang (zie discipline water). Voor de locaties Chartreuse en Oostkampse Baan zijn de cumulatieve effecten van bijzonder belang en ook het inbouwen van voldoende garanties voor enerzijds het behoud en opwaarderen van de groene gordel en anderzijds het beschermen van de populatie Ingekorven vleermuis. Milderende maatregelen landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie De milderende maatregelen bestaan uit een goede landschappelijke inpassing van het voetbalstadion in de omgeving. Dit kan onder meer door het beperken van de bouwhoogte van het stadion (indien dit, gelet op het programma van eisen haalbaar is), het beperken van het aandeel verharde oppervlakte, het voorzien van een landschappelijke buffer die de auditieve en visuele hinder beperkt en een maximaal behoud van de kleine landschapselementen. Ook een goede architecturale vormgeving is van belang. Definitief Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00118_00002 Bijlage III: Toelichtingsnota (tekst) Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 294

299 Milderende maatregelen discipline mens Wijziging ruimtegebruik Referentiesituatie Effectenbespreking en milderende maatregelen Beoordeling Het is een landbouwgebied met een hoge waardering 10-tal woningen dienen plaats te maken voor het voetbalstadion en de commerciële voorzieningen. -- (landbouwtyperingskaart). Het gebied wordt Verlies aan 31 ha waardevolle landbouwgronden met een gemiddelde perceelsgrootte. In het doorsneden door Oostkampse baan. Het zuidelijk gebied zijn één of meerdere landbouwbedrijven (actief?) gelegen dewelke ingenomen worden. deel is ongeveer 15 ha en bestaat akkers en De extra commerciële voorzieningen kunnen leiden tot extra tewerkstelling. Belangrijke aandacht -- weilanden. In dit gebied situeren zich geen woningen. dient echter ook uit te gaan naar de mogelijke jobsubstitutie. De behoefte aan commerciële ruimte In het noordelijk deel situeren zich een 6-tal woningen is onduidelijk (zie hoger). en is er 16 ha landbouwareaal. Het voorliggende concept houdt onvoldoende rekening met de principes van duurzaam en zuinig +/++ Ten zuiden van het gebied ligt de dorpskern van ruimtegebruik door de ruime gelijkvloerse parking, de aanleg van extra wegen en het ruimtelijk Loppem, ten oosten de dorpskern van Oostkamp scheiden van voetbal en commerciële functie (apart gebouw). Het gezamenlijk gebruik parking telkens gescheiden door een autoweg in ophoging vormt op dit vlak wel een positief element. Optimalisatie is mogelijk door bvb verdere uitbreiding ++ (beperkte ophoging in het zuiden). meerlaagse parking. De benodigde parkeergelegenheid kan ook beperkt worden door een modal -- shift richting openbaar vervoer (zie discipline mobiliteit). Ruimtelijke kwaliteit Het verkeer op de aanwezige weginfrastructuur (E403 en E40) zorgt voor continu omgevingslawaai. Het gebied kent heel wat landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten (zie respectievelijke disciplines). Ruimtelijke structuur en samenhang Het gebied maakt deel uit van de groene gordel rond Brugge. De verschillende infrastructuren (wegen en spoorweg) isoleren en versnijden de groene gordel Ontsluiting (openbaar vervoer) Er is een bushalte ter hoogte van de kruising van de spoorlijn met de Heidelbergstraat. (2 bussen per uur) Het voorliggende plan heeft een hoge architectonisch kwaliteit, grote uitstraling. Het geheel vormt een landmark, een poort tot Brugge (= intrinsieke kwaliteit). De omgevingskwaliteit en de leefbaarheid van de kernen van Loppem en Oostkamp komt onder druk doordat de verkeersafwikkeling tijdens voetbalmatchen (en voor de ontsluiting van het commercieel programma) deels langs deze kernen zal verlopen. Hier dienen harde randvoorwaarden geformuleerd te worden opdat de kernen leefbaar zouden blijven zowel op het vlak van verkeersleefbaarheid als op het vlak geluidshinder en lichthinder tijdens voetbalmatchen. Hiervoor dienen bij eventuele vergunningsverlening strikte geluids- en lichtnormen opgenomen die de milieukwaliteitsnormen niet overschrijden. Uitbreiding in en aansnijden van openruimte (groene gordel). Niet aansluitend bij de stedelijke agglomeratie van Brugge. De locatie vormt een geïsoleerde entiteit ten zuiden van Brugge waarvan het zuidelijke deel aansluit op de infrastructuurbundel en de barrièrewerking van de E40 versterkt. In het plan is een optimalisering en verder uitbouw van het OV-netwerk opgenomen met onder andere een treinhalte-chartreuse. Halte voorzien op 400 à 500 meter. +/ Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 295

300 Bijkomende aandachtspunten vanuit het ruimtelijk veiligheidsrapport 17 Door de aanwezigheid van gebieden met woonfunctie in de onmiddellijke omgeving en als gevolg van de mogelijkheid dat een voetbalstadion en een commercieel complex worden ontwikkeld naast het GRB, kunnen enkel Sevesoinrichtingen met nagenoeg geen risico s voor zware ongevallen worden toegelaten. Er wordt uitdrukkelijk gestreefd naar meerlagige bebouwing, waardoor dit bedrijventerrein in principe niet geschikt is voor inrichtingen met risico s voor ongevallen die overdruk kunnen veroorzaken. Op basis van de evaluatie in het RVR wordt geopteerd om geen Seveso-bedrijven toe te laten. Gezien de beoogde ontwikkeling vormt dit in de praktijk geen bijkomende beperking van de ontwikkelings- of vestigingsmogelijkheden voor bedrijven op dit terrein. De inplanting van een voetbalstadion en een shoppingcenter zal impact hebben op de mogelijkheden van ontwikkelingen binnen het geplande bedrijventerrein Chartreuse. De aanwezigheid van een gebied met woonfunctie tussen het stadion en het bedrijventerrein maakt dat de risicozonering/veiligheidszonering ongewijzigd blijft met het stadion. Uiteraard betekent dit wel dat met de aanwezigheid van veel publiek moet rekening gehouden worden voor bedrijven op het bedrijventerrein Chartreuse en in die zin zal het voetbalstadion een beperkende factor vormen. I.1. Op te heffen voorschriften, verordenende bepalingen en verkavelingen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft volgende voorschriften van het gewestplan Brugge-Oostkust 3 (KB 07/04/1977) en latere wijzigingen op: - woongebied - gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO s - gebied voor dag- en verblijfsrecreatie - parkgebied - gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen - woonpark - agrarisch gebied - natuurgebied - waterwinningsgebied Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het volgende voorschrift van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan terrein voor openluchtrecreatieve verblijven Lax Loppem op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - zone voor toeristische kampeerplaatsen Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan heft het volgende voorschrift van het BPA Koning Albert I-laan Zuid-West op, voor het gedeelte gelegen binnen de contour van dit deelplan: - zone met waterbergende functie De beoordeling in het ruimtelijk veiligheidsrapport ging uit van een invulling van het zuidelijk gedeelte van Chartreuse als gemengd regionaal bedrijventerrein conform het GRUP Chartreuse (BVR ) en de inplating van een multifunctioneel voetbalstadion ten noorden van de Oostkampse Baan. De inplanting van kleinhandel is eveneens onderzocht in het kader van de milieubeoordeling. In de toelichtingsnota wordt nu, conform de mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering van 3 april 2009, uitgegaan van een samenhangende bestemming voor het gebied Chartreuse Oostkampse Baan. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 296

301 Gemengd project Chartreuse multifunctioneel voetbalstadion Brugge: vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften SA Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie bedrijvigheid. Artikel Gebied voor stedelijke activiteiten Chartreuse Toegelaten activiteiten Binnen het projectgebied Oostkampse Baan Chartreuse wordt voor het zuidelijk gedeelte van Chartreuse geopteerd voor de inplanting van een multifunctioneel voetbalstadion en maximaal m² kantoren en m² winkels. Er wordt mogelijk gemaakt dat de toegelaten functies stadion, kantoren, winkels kunnen op de site verweven worden. Er wordt een stadion toegelaten dat beantwoordt aan de FIFA- en UEFA normen voor internationale wedstrijden. Het gaat om netto toeschouwers en ruimte voor media en verslaggeving en extra VIP-toeschouwers. De toegelaten vloeroppervlakte winkels kan met maximaal twintig procent of 3000 m² verhoogd worden tot maximaal m² voor zover de maximaal toegelaten oppervlakte van m² kantoren evenredig wordt verlaagd met twintig procent of met m² tot maximaal m². Indien er gebruik gemaakt wordt van de marge van twintig procent om het programma aan winkels te verhogen mag de mobiliteitsimpact van het gezamenlijke programma kantoren en winkels in geen geval groter zijn dan de gezamenlijke impact van m² winkels en m² kantoren, zoniet moet de vloeroppervlakte winkels verlaagd worden. Met multifunctioneel voetbalstadion wordt bedoeld een voetbalstadion dat voor voetbalwedstrijden en evenementen kan gebruikt worden. Het kan bijvoorbeeld gaan om voetbalfandagen of niet voetbalgerelateerde evenementen. De niet voetbalgerelateerde evenementen worden beperkt tot maximaal bezoekers. Vermits in het stadion twee ploegen zullen spelen zijn de mogelijkheden voor evenementen in de praktijk beperkt. Er wordt uitgegaan van maximaal ongeveer een tiental evenementen per jaar. In het multifunctioneel voetbalstadion zijn ondersteunende activiteiten, eigen aan de exploitatie, toegelaten. Onder ondersteunende activiteiten wordt bijvoorbeeld verstaan: winkels, horeca, kantoren, congres en vergaderfaciliteiten, bioscoop, hotel, In de bedrijfsgebouwen zijn eveneens ondersteunende nevenactiviteiten én gemeenschappelijke en complementaire activiteiten toegelaten. Onder ondersteunende nevenactiviteiten én gemeenschappelijke en complementaire wordt bijvoorbeeld verstaan: cafetaria, restaurant, kinderopvang, huisvesting voor bewakingspersoneel,.... Met kleinhandel wordt de rechtstreekse verkoop aan particulieren bedoeld. Groothandel, dit is verkoop aan bedrijven, is hier niet toegelaten. Kleinhandel van regionaal belang is het type Het gebied is bestemd voor kleinhandel, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene en verharde ruimten, socio-culturele inrichtingen, grootschalige recreatieve voorzieningen en de aanleg en exploitatie van een gesloten multifunctioneel voetbalstadion met een maximale bezoekerscapaciteit van netto toeschouwers. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van de toegelaten activiteiten zijn toegelaten. Tegelijk met de realisatie worden geluidswerende maatregelen genomen binnen het gebied voor stedelijke activiteiten en worden geluidsschermen geplaatst langs de E40. In deze zone zijn de bij een multifunctioneel stadion behorende ondersteunende activiteiten toegelaten voor zover ze geïntegreerd worden in het stadiongebouw. Er kunnen maximaal parkeerplaatsen voor auto s (excl. parking voor bussen en fietsers) met de bijbehorende ontsluitingswegen worden gerealiseerd. Het organiseren van evenementen in het stadion is toegelaten. Het bezoekersaantal van nietvoetbalgerelateerde evenementen mag de niet overschrijden. In deze zone is het optrekken van gebouwen voor een jeugdvoetbaloefencentrum toegelaten. Kantoren zijn toegelaten voor zover de vloeroppervlakte van m² niet wordt overschreden en in functie van volgende activiteiten van regionaal belang: Onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, Dienstverlening, Kantooractiviteiten. Kleinhandelsactiviteiten van regionaal belang zijn toegelaten voor zover de netto vloeroppervlakte van m² niet wordt overschreden. Een grotere vloeroppervlakte voor kantoren, respectievelijk kleinhandel kan worden toegelaten indien de vloeroppervlakte voor kleinhandel, respectievelijk kantoren evenredig wordt verminderd, zodanig dat de gezamenlijke mobiliteitsimpact niet groter wordt dan die van m² kantoren en m² winkels. De marge voor toename van winkels of kantoren bedraagt maximaal 20 procent. Gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van de toegelaten activiteiten zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 297

302 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften kleinhandel dat omwille van zijn grootschaligheid niet kan worden ingepast in een binnenstedelijke omgeving en niet gericht is op een lokaal verzorgingsgebied. Typevoorbeeld van een lokaal verzorgende kleinhandel is een lokale buurtwinkel of kruidenier. In dit gebied is de aanleg van maximaal 7000 parkeerplaatsen met ontsluitingswegen toegelaten. Om de gewenste omgevingskwaliteit te bereiken moet vermeden worden dat een belangrijk deel van het gebied wordt ingevuld als een parkeervlakte. Het parkeren zal gestapeld worden. Daarom wordt het gelijkvloers parkeren enkel toegelaten onder de op te richten gebouwen. Ondergronds parkeren is financieel niet haalbaar. Half ondergronds mogelijks wel. Ook het halfondergronds parkeren wordt enkel toegelaten onder te op te richten gebouwen. Vermits aansluitend bij de site de inplanting van een jeugdvoetbaloefencentrum (oefenvelden) is voorzien en vermits de gebruiksintensiteit van dit gebied beperkt moet blijven, wordt in het gebied voor stedelijke activiteiten gebouwen voor dit oefencentrum toegelaten zoals bijvoorbeeld een sporthal of een jeugdspelershome of verblijfsmogelijkheden voor stages en dergelijke. De realisatie van het project dient te gebeuren conform de milderende maatregelen geformuleerd in het planmer en zoals ze vertaald werden in de stedenbouwkundige voorschriften. Deze maatregelen zijn opgenomen in de toelichtingsnota en hebben betrekking op mobiliteit (rechtstreekse ontsluiting via hoofdwegennet en niet via lokale wegen en woonkernen, realisatie oostelijke en westelijke ontsluitingsweg, modal split, versterking OV, realisatie treinhalte noodzakelijk,..), geluid, lucht, oppervlaktewater en mens, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en waterbeheersing. De milderende maatregel zijn vertaald in de stedenbouwkundige voorschriften. Bij de realisatie van het project moeten maatregelen genomen worden om lawaaihinder te voorkomen. In de stedenbouwkundige voorschriften voor de zone voor stedelijke activiteiten en voor de zone voor infrastructuur wordt mogelijk gemaakt om, voor zover nodig na het plaatsen van geluidsschermen en de bronmaatregelen in het stadion, bijkomende geluidswerende maatregelen te nemen. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200m² vloeroppervlakte geïntegreerd in de gebouwen zijn toegelaten. Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Volgende activiteiten zijn niet toegelaten: Productie en verwerking van goederen, Bezoekersintensieve kantooractiviteiten, Groothandel, Agrarische productie, Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage, fysieke distributie, Afvalverwerking met inbegrip van recyclage, Mestverwerking, slibverwerking, Verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft. Om het hoogwaardig karakter van het gebied te garanderen zijn in de stedenbouwkundige voorschriften onder meer productieactiviteiten en Seveso-activiteiten niet toegelaten. Om de afstemming met de stationsomgeving te garanderen zijn bezoekersintensieve kantooractiviteiten niet toegelaten (bijvoorbeeld geen kantoren met loketfuncties). Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 298

303 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Kwaliteitseisen / landmark Het geheel moet een architecturale hoogwaardige uitwerking (baken of landmark) krijgen. Door de ligging van het terrein wordt een kans geboden voor het creëren van een landmark van de 21 e eeuw voor West-Vlaanderen. Op deze kans moet ingespeeld worden. Zo wordt immers zowel voor het regionaal stedelijk gebied als voor de bedrijven een visitekaartje gecreëerd. De E40 ligt tot 6 meter in ophoging. Door de bebouwing te voorzien langs de snelweg blijft deze hoogbouw bovendien voldoende ver verwijderd van het Groot Magdalenagoed. Er wordt naar gestreefd om de site Oostkampse Baan Chartreuse als één geheel te benaderen en als een onderdeel van de zuidelijke groene gordel. Het doel moet bestaan uit het verkrijgen van een duidelijke identiteit van het geheel met een karakteristieke bakenfunctie aan de E40 en de Groene Gordel rond Brugge. Het is van belang te stellen dat het principe van één identiteit voor de plek niet inhoudt dat er geen verscheidenheid kan bestaan binnen het volledige terrein, integendeel. In functie van de zichtbaarheid van het terrein vanaf de E40 kan het zinvol zijn de bestaande hogere groenelementen langs de E40 weg te nemen, of in ieder geval te werken met zichtcorridors. Het is evenwel niet de bedoeling dat het groene parkachtige karakter van het gebied zou verdwijnen. Het is dus aangewezen ook te zoeken naar mogelijkheden om het gebied bijkomend te begroenen De ontwikkeling van het hele gebied moet als geheel een architecturaal hoogwaardige uitwerking krijgen en als resultaat hebben dat het gebied als geheel geldt als een landmark in zijn stedelijke omgeving. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de architecturale kwaliteit zowel van het stadiongebouw als van de kantoor- en winkelgebouwen en aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de site als geheel. De niet bebouwde of verharde delen worden ingericht als groene ruimte. Het multifunctioneel stadion wordt gerealiseerd in de vorm van een gesloten stadion. Dit is een constructie die ofwel volledig gesloten is, ofwel enkel open kan zijn ter hoogte van het speelveld. Het stadion mag een hoogte hebben van maximaal 45m boven maaiveldniveau. Gelijkvloerse en halfondergrondse parkeerplaatsen voor auto s kunnen enkel toegelaten worden, geïntegreerd met de op te richten gebouwen. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit - een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied - de afwerking van de gebouwen en de architecturale bakenfunctie langs de E40 en N31 - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden in relatie tot de parkeervoorzieningen in het gebied en in relatie tot de parkeermogelijkheden in de nabijheid van het gebied. Om redenen van lawaai- en lichthinder wordt opgelegd dat het stadion gerealiseerd wordt als een gesloten stadion. Dat is een stadion dat enkel open is ter hoogte van het speelveld. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - De relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; Bij vergunningsaanvragen voor nieuwe bedrijfsgebouwen of voor de ontwikkeling van een deel van het gebied met een oppervlakte van minstens 2 ha wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De mobiliteitsvisie en inrichtingsstudie maken deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande mobiliteitsstudie en Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 299

304 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe mobiliteits- en inrichtingsstudie bevatten. De stedenbouwkundige voorschriften leggen de locatie en de principes van de ontsluiting vast. In de mobiliteitsstudie zullen de ontwerpmatige en organisatorische aspecten van de ontsluiting verder uitgewerkt: - Ontwerp en dimensionering van de inrit vanaf de E40, de nieuwe rijstrook en organisatie van de tidal flow evenals de in- en uitritten van, op en langs de N397 en van in- en uitritten vanaf de Steenbrugsestraat - Een concreet en praktisch voorstel voor de controle ter hoogte van de in- en uitritten - de organisatie en de uitvoeringsmodaliteiten voor de signalisatie van de wegenis en parkings binnen het deelgebied evenals de werking en het gebruik van de parkings, dit voor alle functies en deelfuncties toegelaten binnen het deelgebied inclusief de functie randparking (bv parking bezoekers voetbalstadion, idem winkels, parking gebruikers kantoren, parking autocars, parking hulpdiensten,.) en de afstemming van het gebruik van die parkings tussen de diverse actoren; - de uitwerking van concrete en uitvoeringsklare scenarios voor de bereikbaarheid van het stadion in acht genomen de diverse vervoersmodi, met name voor de organisatie van een voetbalmatch met gemiddeld toeschouwers, een voetbalmatch met gemiddeld toeschouwers en een voetbalmatch met toeschouwers; in de uitwerking van die scenarios moet duidelijk zijn voor elke vervoersmodus volgens welke typeoplossingen een bezoeker vanaf thuis in het deelgebied geraakt en terug; de scenarios moeten ook rekening houden met de vraag van bezoekers voor een entreebewijs in de dagen voor een voetbalmatch of desgevallend op de dag zelf. - de organisatie en de uitvoeringsmodaliteiten voor de gebruikers die toekomen met het openbaar vervoer, vanaf de stopplaats tot en met de locaties van de diverse functies en voor de gebruikers die toekomen met de fiets en te voet inclusief de locatie en uitrusting van de fietsstallingen De ontwikkeling van het gebied gebeurt op basis van een globale mobiliteitsstudie. Deze studie omvat een globale mobiliteitsvisie met onder meer de voorgestelde te nemen maatregelen op het vlak van ontsluiting, parkeren en gemeenschappelijk vervoer en de geraamde kosten van deze maatregelen. De mobiliteitsvisie gaat uit van een modal-shift gericht op een verhoogd aandeel openbaar en gemeenschappelijk vervoer en maximaal parkeerplaatsen voor auto s (excl. parking voor bussen en fietsers). Gelijkvloerse parkeerplaatsen voor auto s kunnen enkel toegelaten worden geïntegreerd met de op te richten gebouwen (stadion, winkels, kantoren,..). Daarnaast wordt in de globale mobiliteitsvisie ook rekening gehouden met de ruimte nodig voor bus- en fietsparkings. De mobiliteitsstudie geeft aan op welke wijze de exploitatie van stadion, winkels en kantoren op het vlak van parkeren op elkaar worden afgestemd om te komen tot een aanvaardbare mobiliteitsimpact. Binnen een globale mobiliteitsvisie worden hiervoor de concrete modaliteiten bepaald. De mobiliteitsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De activiteiten in het gebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft. De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor kleine invullingen zal de beoordeling logischerwijze beknopt blijven. Voor grote projecten zal de beoordeling veel uitgebreider moeten gebeuren. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus in functie van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling toe te laten. Mobiliteitsstudies zijn onderworpen aan de bepalingen van het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 300

305 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Door de bebouwing te concentreren langs de E40 en de Koning Albert I-laan blijft zoveel mogelijk open ruimte in de Groene Gordel rond Brugge behouden en wordt voldoende afstand bewaard van het Groot Magdalenagoed, de dreef en de bestaande woningen. Groot Magdalenagoed is een beschermd monument zodat er afstandsregels voor nieuwe bebouwing gelden (30 meter). De dreef vormt geen grens maar wel een ruimtelijk lineair element binnen een open ruimte, waarin enerzijds kleine boscomplexen geïntegreerd zijn en anderzijds gegroepeerde bebouwing voorkomt. Bepalingen in verband met waterbeheersing Het gebied watert af naar de Kerkebeek en is voor een beperkt deel (1 ha, aansluitend bij de Koning Albert I-laan) mogelijks overstromingsgevoelig. In de omgeving van de site liggen overstromingsgevoelige gebieden. Voor de huidige overstromingsgevoeligheid in de omgeving wordt een wachtbekken ingericht ter hoogte van het kruispunt Koning Albert I-laan met de N31. Dit bekken voorziet niet in maatregelen voor dit gebied. Voor de stadionsite worden bijkomende maatregelen opgelegd in het gebied voor stedelijke activiteiten, dus op eigen terrein. Deze overstromingsproblematiek dient dus opgelost te worden alvorens de werken voor de ontwikkeling van het gebied worden gestart zodat het project geen negatieve impact heeft op de waterproblematiek in de omgeving. Als algemeen principe wordt, gezien de terreinhelling en bodemtoestand, uitgegaan van een stelsel voor afvoer van hemelwater waarbij het water zoveel mogelijk ter plaatse gehouden wordt en de overschotten in trappen, kunnen afstromen in de richting van de Kerkebeek. De infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterstanden kunnen exact bepaald worden in een waterstudie. Op basis van de huidige inzichten kan daarbij alvast uitgegaan worden van volgende elementen. Voor de dakoppervlaktes binnen deze zone is het wenselijk groendaken en recuperatie toe te passen voor sanitair en irrigatie. De behoefte aan water kan worden bepaald in een wateraudit. Overschotten dienen geleid te worden naar de infiltratieen/of buffervoorzieningen voor de verhardingen. Voor de verhardingen van bedieningswegen en parkings dienen infiltratievoorzieningen toegepast te worden en buffervoorzieningen waar infiltratie niet mogelijk is. Functioneel kunnen deze gecombineerd worden met een permanent watervolume dienstig als secundaire bluswatervoorraad voor de site, alsook gebruikt worden voor de compensatie van de mogelijks overstromingsgevoelige gebieden tegen de Albert I-laan In het gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets en voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming kunnen slechts opgestart worden nadat de nodige waterbeheersingswerken gerealiseerd zijn. Deze werken gaan uit van volgende voorwaarden: - Recuperatie van hemelwater voor de verharde oppervlaktes. Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. - Voor aspect infiltratie minstens voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten - Per ha verharde oppervlakte wordt minimaal 250 m³ buffervolume voorzien. - Het lozingsdebiet bedraagt maximaal 20 liter/s/ha verharde oppervlakte. - Realiseren van een bufferbekken binnen de zone voor stedelijke activiteiten om aan de voorwaarden van buffering en lozingsdebiet te voldoen. - Alle recent overstroomde gebieden of mogelijks overstroombare gebieden volgens de watertoets die eventueel zouden opgehoogd worden of niet meer zouden overstromen moeten gecompenseerd worden binnen het gebied voor stedelijke activiteiten. Werken in functie van waterbeheersing zijn toegelaten. Door de bouwmogelijkheden wordt meer oppervlakte verhard. Om wateroverlast te voorkomen, is aandacht voor het waterbergend vermogen noodzakelijk. Deze noodzaak vormt een opportuniteit in functie van een kwalitatieve inrichting en groenaanleg van het terrein (zie hierboven). Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 301

306 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. Er wordt opgelegd dat voorafgaand aan de realisatie van het project maatregelen moeten worden uitgevoerd waarmee het voortbestaan van de bestaande beschermde vleermuizenkolonies wordt gegarandeerd. Indien dit, conform de toepasselijke regelgeving en procedures, onmogelijk blijkt wordt het gebied gerealiseerd als groengebied en krijgt het de bestemming gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd De realisatie van de toegelaten activiteiten kunnen slechts opgestart worden nadat de maatregelen en inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd die noodzakelijk zijn voor het behoud van de beschermde vleermuizenkolonies die zich in de kerk van Loppem nabij het kasteelpark van Mote en het kasteeldomein van Loppem bevinden. De uitgevoerde maatregelen en inrichtingswerkzaamheden moeten het voortbestaan van de daar voorkomende kolonies verzekeren. De uit te voeren maatregelen en werkzaamheden worden geïntegreerd in een samenhangend inrichtingsvoorstel voor het project en de omgeving en maken aldus deel uit van aanvragen voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor de ontwikkeling van het stadionproject. Wanneer blijkt dat het voortbestaan van de vleermuizenkolonies niet kan worden gegarandeerd, dan wordt het gebied, vanaf dat ogenblik bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde conform artikel De maatregelen en inrichtingswerkzaamheden in functie van het voortbestaan van de vleermuizenkolonies zijn toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bepalingen m.b.t. toelaatbare functiewijzigingen van bestaande bebouwing Onder wonen worden zowel één- als meergezinswoningen begrepen. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren i.f.v. speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen...), terras i.f.v. horeca... Hoogdynamische dagrecreatieve activiteiten zijn enkel toegelaten als ondersteuning en in samenhang met het multifunctionele voetbastadion. Het gaat bijvoorbeeld om golfterreinen, dierentuinen, omvangrijke speeltuinen...) of toeristische voorzieningen (bijvoorbeeld grootschalige kampeervoorzieningen...) In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: - wonen; - horeca; - diensten; - nuts- en gemeenschapsvoorzieningen; - socioculturele voorzieningen; - kantoren; - recreatievoorzieningen. Alle instandhoudingswerken, ook structurele, zijn aan die gebouwen toegelaten. Daarnaast zijn toegelaten: - Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande bouwvolume. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 302

307 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften installatie voor het behandelen van afvalwater. - Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. Langs de E40 wordt een bouw- en gebruiksvrije strook van 30 meter aangeduid in functie van het vrijwaren van de mogelijkheden voor de hoofdwegen (cf. RSV). Dergelijke strook kan ingezet worden voor leidingen en wegenis en in dit geval ook voor de ontsluitingswegen voor het stadionproject. Een bouw- en gebruiksvrije strook met een beperktere breedte (8 meter) wordt aangeduid langs de Koning Albert I-laan. Langs de spoorlijn Brugge-Kortrijk wordt geen overdruk aangebracht omdat daar de mogelijkheid voor bebouwing wordt gegeven. De verschillende infrastructuren die het gebied omranden vormen een functionele barrière voor voetgangers en fietsers. Alle nodige handelingen, werken en constructies die een veilige oplossing bieden voor het wegwerken van deze barrière worden mogelijk gemaakt. Onder handelingen in functie van de ruimtelijke inpassing wordt ook verstaan het verwijderen van bomen of struikgewas zodat het terrein de nodige zichtbaarheid krijgt van op de E40. Tevens is in deze zone het bouwen van alle nodige constructeis in functie van de realisatie van een treinhalte of station mogelijk gemaakt. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de E40 en de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 30m breed langs de E40 en minimum 8m langs de Koning Albert I-laan. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen, ) toegelaten. De bestaande boomstructuren kunnen behouden blijven. Ter hoogte van de als woongebied bestemde zone zijn ook bijkomend bos en kleine landschapselementen toegelaten. De ontsluitingsmogelijkheden van het gebied worden op het grafisch plan weergegeven met een pijlaanduiding. Enkel in het wegvak waar een pijl is aangegeven kan een ontsluitingsweg (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Ontsluiting voor autoverkeer Ter hoogte van het wegsegment waar een symbolische aanduidingen is aangebracht is de realisatie van een ontsluitingsweg toegelaten. De inritten en/of uitritten geven toegang tot en Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 303

308 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften gerealiseerd worden. De ontsluitingen worden technisch verder uitgewerkt op ontwerpniveau. Er wordt uitgegaan van een ontwerp van de ontsluitingen dat een ontruiming van de parking na voetbalwedstrijden kan gebeuren in een tijdsbestek van ongeveer twee uur. De ontsluiting moet voldoende capaciteit hebben om geen congestie te veroorzaken op het hoofdwegennet. Het moet bovendien zo worden ontworpen en beheerd dat parkeer- en verkeersoverlast wordt vermeden. Daarom wordt ook het gelijktijdig gebruik van dezelfde parkeerplaatsen voor voetbalwedstrijden enerzijds en kantoor- en winkelactiviteiten niet toegestaan. In de praktijk zal dit betekenen dat tijdens voetbalwedstrijden de winkels binnen dit deelgebied, maar gelegen buiten het stadion gesloten zijn vanaf 2 u voor de start van een voetbalwedstrijd uitgezonderd voor bezoekers met een toegangsbewijs en personen die hen vergezellen. vanuit van elkaar gescheiden parkeerterreinen zodat op de verschillende parkeerterreinen selectief toegang kan gegeven worden aan verkeer vanuit een bepaalde richting. Het geheel van toegangen, toegangswegen, interne en externe ontsluitingen en kruispunten en parkeerplaatsen moet voldoende capaciteit hebben om geen congestie te veroorzaken op het hoofdwegennet. De wegenis moet bovendien zo worden ontworpen en beheerd dat parkeer- en verkeersoverlast in de omgeving wordt vermeden. Een gelijktijdig gebruik van dezelfde parkeerplaatsen voor voetbalwedstrijden enerzijds en kantoor- en winkelactiviteiten anderzijds is niet toegestaan. Tijdens voetbalwedstrijden zijn de winkels binnen dit deelgebied maar gelegen buiten het stadion gesloten vanaf 2 u voor de start van een voetbalwedstrijd uitgezonderd voor bezoekers met een toegangsbewijs en personen die hen vergezellen. De inritten en uitritten geven toegang tot en vanuit van elkaar gescheiden parkeerterreinen voor verkeer uit een bepaalde richting. Dit laat toe een systeem op te zetten van verkeersgeleiding dat congestie, parkeer- en verkeersoverlast vermijdt. Dit systeem wordt bij voorkeur aangestuurd via het toegangsbewijs voor een wedstrijd of evenement. Bij voorkeur wordt ook gewerkt met genummerde, voorbehouden parkeerplaatsen. Een toegangsbewijs voor een voetbalwedstrijd of voor een evenement waarop bijvoorbeeld meer dan personen worden toegelaten, zal worden gekoppeld aan de keuze van een vervoersmodus. Via het toegangsbewijs kan bewaakt worden dat niet meer dan 7000 auto s zich zullen aanbieden voor de beschikbare parkeerplaatsen. Bovendien kan op die manier sluipverkeer worden vermeden. Autoverkeer dat zich aandient vanuit Oostkamp (Oostkampse Baan) krijgt geen toegang tot het parkeerterrein via de Autobaan/Heidelbergstraat. Autoverkeer vanuit Brugge dat zich aandient vanuit de Chartreuseweg wordt op de N31 geleid naar de Koning Albert I-laan en naar inrit 3. Autoverkeer vanuit Hertsberge, Ruddervoorde dat zich aandient via de kern van Loppem naar inrit 2 De uitgangspunten die voor het ontwerp van de ontsluiting zullen worden gehanteerd zijn: *toegang naar het gebied voor stedelijke activiteiten Chartreuse voor het verkeer van personenauto s via de Koning Albert I-laan (= de N397) en de E40 volgens onderstaande principes: -het verkeer afkomstig van de E403 rijdt door naar de N31 (Expressweg) en via het rondpunt N31/N397 naar de N397 -het verkeer op de E40 vanuit het binnenland vanuit de richtingen Gent en Brussel rijdt de site binnen via een nieuwe inrit rechtstreeks vanaf de E40 ongeveer ter hoogte van de verkeerswisselaar Loppem -het verkeer op de E40 vanuit de richtingen Jabbeke en Oostende afkomstig van de west- en middenkust en omgeving rijdt af op de verkeerswisselaar Loppem via het rondpunt van de Autobaan en de N397 -het verkeer afkomstig van de oostkust en de nieuw aan te leggen A11 komende van de regio s Meetjesland, Antwerpen en Nederland rijdt via de N31 en het rondpunt N31/N397 naar de N397 *dezelfde principes worden toegepast bij het wegrijden; Er kan worden voorzien in een rechtstreekse inrit van het terrein voor autoverkeer vanaf de E40 naar het gebied voor stedelijke activiteiten. Deze inrit (ontsluiting 1) wordt voorzien tussen de verkeerswisselaar E40/E403 en de verkeerswisselaar Loppem in de rijrichting naar Oostende. Deze inrit kan enkel worden voorzien vanaf de E40 voor verkeer vanuit de rijrichting naar Oostende. Deze inrit wordt niet toegankelijk gemaakt voor verkeer op de afslagstrook van de N31 naar de E40 in de richting van Oostende. Een rechtstreekse uitrit vanaf het terrein naar de E40 niet toegelaten. Er kan voorzien worden in twee gescheiden ontsluitingen vanaf de Koning Albert I-laan. Ontsluiting 2 is een in- en uitrit van en naar de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de Autobaan (Loppem) en van E40 afrit Loppem rijrichting naar Gent. Ontsluiting 3 is een in- en uitrit vanaf de Koning Albert I-laan, voor autoverkeer komende van de E 403 in beide rijrichtingen, Chartreuseweg en vanuit de richting Brugge (Boeveriepoort) en omgeving. Ontsluiting 2 en 3 kunnen gebruikt worden als uitrit om het terrein te verlaten naar de Koning Albert I-laan. Het gebied voor stedelijke activiteiten mag niet toegankelijk gemaakt worden voor autoverkeer via ontsluitingen langs de Steenbrugsestraat, Heidelbergstraat of Oostkampse Baan, Er kan wel worden voorzien in een ontsluiting die bestaat uit een inrit en uitri voor collectief busvervoer, veiligheids-, hulp- en bewakingsdiensten, catering, administratie/exploitatie en onderhoud stadion vanaf de Steenbruggestraat. Deze ontsluiting kan worden ingericht als inrit en uitrit. Voor de autocars die als collectief vervoer bezoekers aanvoeren, wordt de aanvoerweg bepaald via de verkeerswisselaar E40/E403 naar de N31, Chartreuseweg, Heidelbergstraat en een inrit tot dit deelgebied ter hoogte van de Steenbrugsestraat. Deze ontsluiting kan zodanig worden ingericht dat er in scheiding is van autocars voor respectievelijk de bezoekende ploeg en de thuissupporters. Ter hoogte van de inritten 2 en 3 bevinden zich ook de uitritten 2 en 3. Deze kunnen gebruikt worden via het systeem van de tidal flow (voor een voetbalwedstrijd of evenement te gebruiken als inrit, erna als uitrit). De personenwagens die binnen rijden via inritten 1, 2 en 3 rijden weg via de uitritten 2 en 3. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 304

309 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften *de in- en uitrit voor deelgebied 24.2 (jeugd- en oefencomplex) gebeurt via de Steenbrugse straat *de Oostkampse Baan, Heidelbergstraat en Steenbrugse straat (kant naar Brugge tot aan de site en tot voor de brug van de E40) worden, in relatie tot het gebruik van de zone 24.1, enkel gebruikt voor voertuigen van hulp- en veiligheidsdiensten en voor het collectief vervoer van toeschouwers van en naar het stadion; dit vervoer rijdt af naar de N31 en via de Chartreuseweg naar de Heidelbergstraat en Steenbrugse straat; De inrit voor de supportersbussen wordt ontdubbeld om de suppertersbussen van de beide team strikt van elkaar te kunnen scheiden. deze straten evenals de dorpskern van Loppem en de Oostkampse baan worden tijdens voetbalmatchen/evenementen niet afgesloten en blijven steeds bereikbaar voor alle verkeer. *site-gerelateerd parkeren niet toelaten in de aanpalende dorpskernen van Loppem en Oostkamp; daartoe kunnen tijdens bv voetbalmatchen of andere evenementen parkeerbeperkingen worden ingevoerd (bv blauwe zone max 1/2u) waarbij bewoners en hun bezoekers bewonerskaarten kunnen verkrijgen *een toegangsbewijs voor een voetbalmatch of evenement wordt gekoppeld aan een vervoersmodus waarbij de wijze van toegang tot de site op voorhand wordt bepaald bij de aanschaf van het bewijs en er deel van uitmaakt; de praktische uitwerking daarvan, incl. bij de verkoop van tickets in de dagen voor de wedstrijd, gebeurt in de mobiliteitsstudie vermeld onder 1.5.; *er worden bij een uitgangspunt van een vol stadion voor toeschouwers- maximaal personenwagens op de site toegelaten voor maximaal toeschouwers waarvan voertuigen met gemiddeld 3 personen en voertuigen met gemiddeld 2 personen; de andere toeschouwers maken gebruik van collectief vervoer geraamd op gemiddeld 200 bussen voor personen; personen komen met de fiets of te voet en toeschouwers via het openbaar vervoer (autobussen, sneltram en/of sneltrein); het gebruik van carpoolparkings en randparkings zal maximaal gestimuleerd en gerealiseerd worden; *tijdens voetbalwedstrijden zijn de winkels buiten het stadion gesloten vanaf 2 u voor de start van een voetbalwedstrijd teneinde de beschikbare parkeercapaciteit maximaal te kunnen gebruiken. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Fietsers- en voetgangersverbinding Er kan zowel een oost-west als noord-zuid georiënteerde fietsverbinding worden gerealiseerd. De verbindingen moeten ervoor zorgen dat via fietsers- en voetgangersverbindingen de kern van Loppem en Oostkamp op een kwalitatieve, veilige en aangename manier in verbinding staat met de Groene Gordel rond Brugge en de kern van Brugge en dat niet via de drukke Om functionele relaties te leggen tussen Brugge, Oostkamp en Loppem worden verschillende verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch de noodzakelijke verbindingen aan. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 305

310 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften autowegen. Bovendien wordt ook gestreefd naar een aangename en verkeersveilige ontsluiting van het projectgebied. De verbindingen moeten belangrijke infrastructuren kruisen. Dit gebeurt op een voldoende veilige en aangename manier. E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. Deze verbindingen kunnen verder geïntegreerd worden in een regionaal fietsroutenetwerk die open ruimtes en bebouwde ruimtes en hun verschillende activiteiten met elkaar in verbinding stelt via een veilig en kwalitatief netwerk. Ter hoogte van de N31 kunnen naast een onderdoorgang voor de zachte weggebruiker ook ecotunnels gerealiseerd worden indien dat de barrièrewerking van de autoweg in de Groene Gordel rond Brugge voor dieren gedeeltelijk zou wegwerken. Er wordt mogelijk gemaakt dat de bestaande landbouwzetel kan worden behouden zolang het deel van het gebied waar deze gelegen is, niet wordt ontwikkeld De activiteiten van de regiepost van de diensten bevoegd voor wegenbeleid en beheer kunnen tijdelijk op het terrein worden behouden. De gebouwen die daarvoor op het ogenblik van de vaststelling van het plan op het terrein aanwezig zijn, kunnen worden behouden en verbouwd binnen het bestaand volume. Uitbreiden is niet toegelaten. Bij vervanging van de gebouwen moet voldaan worden aan de bepalingen onder tot en worden de activiteiten geïntegreerd in gebouwen die andere toegelaten activiteiten huisvesten. De bestaande landbouwzetel kan worden behouden zolang dit deel van het gebied waar deze gelegen is, niet wordt ontwikkeld. Verbouwing en uitbreiding ervan zijn niet toegelaten. Het gebied tussen E40 en Oostkampse Baan wordt bestemd als recreatiegebied voor de realisatie van 10 voetbaloefenvelden in functie van het wedstrijdstadion en voor jeugdvoetbal. De zone wordt zo ingericht dat de ruimtelijke impact op de omgeving zo beperkt mogelijk blijft. Gebouwen zoals kleedkamers en tribunes kunnen ingeplant worden om te kunnen voldoen aan de vereisten van de voetbalbond voor het spelen van voetbalwedstrijden (jeugdelftallen) Kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen worden gegroepeerd aansluitend bij het talud van de E40. In de tribunes kan een beperkte horecafunctie worden geïntegreerd. Het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot maximaal 20 per speelveld. De parkeerplaatsen zijn enkel toegankelijk voor voor personenwagens. Bussen of autocars parkeren op de stadionsite. De parkeerplaatsen worden gegroepeerd aangelegd, tegenaan het talud van de E40. De ontsluiting gebeurt via de Steenbruggestraat met een weg die maximaal aansluit bij het talud van de E40. De inrichting van het gebied gebeurt zodanig dat de ruimtelijke impact zo beperkt mogelijk is. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie recreatie. Art Gebied voor dagrecreatie Het gebied is bestemd voor dagrecreatie, voor de aanleg van voetbalvelden en een jeugdvoetbalcentrum en ter ondersteuning van het wedstrijdstadion op de site Chartreuse. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg of exploitatie van de toegelaten activiteiten zijn toegelaten Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten. In functie van het gebruik van één of meerdere velden voor wedstrijden wordt de bouw van kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen toegelaten. Kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen worden gegroepeerd op het terrein en aangelegd aansluitend bij het talud van de E40. Tribunes kunnen voorzien worden bij maximaal vier velden. De bebouwbare oppervlakte bedraagt maximaal 2500 m². Het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot maximaal 20 per speelveld. In de tribunes kan een beperkte horecafunctie worden geïntegreerd. Constructies mogen niet boven het niveau van het maaiveld van de E40 uitkomen. Er kan worden voorzien in een ontsluiting vanaf de Steenbruggestraat, die maximaal aansluit bij het talud van de E40. Vanaf de Oostkampse Baan zijn toegangen voor voetgangers en fietsers mogelijk. Een toegang voor autoverkeer vanaf de Oostkampse Baan naar de parkeerplaats is niet toegestaan. Constructies mogen niet boven het niveau van de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 306

311 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebeurt onder meer door een maximale inkleding met groenelementen, een landschapsconcept, een lichtplan en maatregelen voor waterbeheersing. De milieueffecten op het vlak van licht, geluid, landschap, water, fauna en flora worden zo veel mogelijk beperkt. Om de impact op de in de omgeving aanwezige vleermuizenpopulatie te beperken wordt opgelegd dat zowel buiten- als binnenverlichting zodanig georganiseerd moeten worden dat de impact zo beperkt mogelijk blijft en in elk geval beperkt wordt tot de site zelf. Er moet dus gebruik gemaakt worden van neerwaarts gerichte of aangepaste armaturen of een aangepaste opstelling van de lichtpunten of andere ingrepen om de impact te beperken tot de site zelf. Verlichting wordt ook in de tijd beperkt tot het minimum noodzakelijke. De verschillende terreinen moeten individueel verlicht kunnen worden zodat de verlichting enkel wordt aangeschakeld voor terreinen die effectief in gebruik zijn. De architecturale kwaliteitseisen die gelden op de site Chartreuse gelden ook voor de inrichting van het recreatiegebied. Er wordt gezorgd voor een stedenbouwkundige en architecturale éénheid tussen beide gebieden. Het is van belang te stellen dat het principe van één identiteit voor de plek niet inhoudt dat er geen verscheidenheid kan bestaan binnen het volledige terrein, integendeel. Zo zal het recreatiegebied vooral een open ruimte karakter moeten hebben. maaiveld van de E40 uitkomen. Verlichting wordt zo opgevat dat de impact op de omgeving buiten de site tot een minimum beperkt wordt en in tijd beperkt kan worden. De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten: 1 de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden; 2 het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid 3 het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op de recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m². Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - De relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - De invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; - De invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - De relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; Het gebied watert af naar de Lijsterbeek en is deels mogelijks overstromingsgevoelig (ten oosten van de Lijsterbeek). De stedenbouwkundige voorschriften bepalen dat deze overstromingsproblematiek dient opgelost te worden alvorens de werken voor de ontwikkeling van het gebied worden gestart. Als algemeen principe wordt, gezien de terreinhelling en bodemtoestand, uitgegaan van een stelsel voor afvoer van hemelwater waarbij het water zoveel mogelijk ter plaatse gehouden wordt en de overschotten in trappen, kunnen afstromen in de richting van de Lijsterbeek. De infiltratiecapaciteit van de bodem en de grondwaterstanden kunnen in de uitvoeringsfase exact bepaald worden in een waterstudie op basis van een concreet ontwerpvoorstel. Voor de beperkte dakoppervlaktes binnen deze zone is het wenselijk groendaken en recuperatie toe te passen voor sanitair en irrigatie. Overschotten dienen geleid te worden naar de infiltratieen/of buffervoorzieningen voor de verhardingen Voor de verhardingen van bedieningswegen en parkings dienen infiltratievoorzieningen toegepast te worden en buffervoorzieningen waar infiltratie niet mogelijk is. De draineerleidingen van de voetbalvelden dienen te infiltreren in de bodem of naar het grachtenstelsel afgevoerd te worden. De Lijsterbeek kan heraangelegd worden in een meanderende loop met natuurlijke oevers met zachte helling. De zone ten oosten van de huidige Lijsterbeek dient geprofileerd en/of De realisatie van projecten en de bijbehorende werken kunnen slechts opgestart worden nadat de nodige waterbeheersingswerken gerealiseerd zijn. Deze werken gaan uit van volgende voorwaarden: - De Lijsterbeek moet in open profiel behouden blijven De Lijsterbeek kan heraangelegd worden in een meanderende loop met natuurlijke oevers met zachte helling. De zone ten oosten van de huidige Lijsterbeek dient geprofileerd en/of afgegraven te worden om een natuurlijke overstromingszone te creëren/optimaliseren. - Per ha verharde oppervlakte wordt minimaal 200 m³ buffervolume voorzien. Oefenvelden worden beschouwd als onverharde oppervlakte in functie van de effectieve infiltrerende capaciteit. Het lozingsdebiet bedraagt maximaal 5 liter/s/ha verharde oppervlakte. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 307

312 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften afgegraven te worden om een natuurlijke overstromingszone te creëren/optimaliseren. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd De inrichting van het gebied gebeurt met het oog op het beperken van de ruimtelijke impact op de omgeving en het natuurlijk milieu, met name op het vlak van ruimte-inname, visuele impact, landschappelijke impact, lichtimpact en impact op de waterbeheersing. Er wordt opgelegd dat voorafgaand aan de realisatie van het project maatregelen moeten worden uitgevoerd waarmee het voortbestaan van de bestaande beschermde vleermuizenkolonies wordt gegagandeerd. Indien dit onmogelijk blijkt wordt het gebied gerealiseerd als groengebied en krijgt het de bestemming gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd De realisatie van de toegelaten activiteiten kunnen slechts opgestart worden nadat de maatregelen en inrichtingswerkzaamheden zijn uitgevoerd die noodzakelijk zijn voor het behoud van de beschermde vleermuizenkolonies die zich in de kerk van Loppem nabij het kasteelpark van Mote en het kasteeldomein van Loppem bevinden. De uitgevoerde maatregelen en inrichtingswerkzaamheden moeten het voortbestaan van de daar voorkomende kolonies verzekeren. De uit te voeren maatregelen en werkzaamheden worden geïntegreerd in een samenhangend inrichtingsvoorstel voor het project en de omgeving en maken aldus deel uit van aanvragen voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor de ontwikkeling van het stadionproject. De gegroepeerde inplanting van kleedkamers, tribunes en parkeerplaatsen en de ontsluiting kan gebeuren langs de Steenbruggsestraat of Oostkampsebaan indien dit bijdraagt aan het voortbestaan van de beschermde vleermuizenkolonies. Wanneer blijkt dat het voortbestaan van de vleermuizenkolonies niet kan worden gegarandeerd, dan wordt het gebied, vanaf dat ogenblik bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde conform artikel De maatregelen en inrichtingswerkzaamheden in functie van het voortbestaan van de vleermuizenkolonies zijn toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden Bij vergunningsaanvragen voor de realisatie van de bestemming wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 308

313 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Langs de E40 wordt een bouw- en gebruiksvrije strook van 30 meter aangeduid in functie van het vrijwaren van de mogelijkheden voor de hoofdwegen (cf. RSV). Dergelijke strook kan ingezet worden voor leidingen en wegenis en in dit geval ook voor de ontsluitingswegen voor het stadionproject. Een bouw- en gebruiksvrije strook met een beperktere breedte (8 meter) wordt aangeduid langs de Koning Albert I-laan. Langs de spoorlijn Brugge-Kortrijk wordt geen overdruk aangebracht omdat daar de mogelijkheid voor bebouwing moet gegeven worden. De verschillende infrastructuren die het gebied omranden vormen een functionele barrière voor voetgangers en fietsers. Alle nodige handelingen, werken en constructies die een veilige oplossing bieden voor het wegwerken van deze barrière zijn toegelaten. Onder handelingen in functie van de ruimtelijke inpassing wordt ook verstaan het verwijderen van bomen of struikgewas zodat het terrein de nodige zichtbaarheid krijgt van op de E40. Tevens is in deze zone het bouwen van alle nodige constructies in functie van de realisatie van een treinhalte of station toegelaten. Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de E40. Deze strook is minimum 30m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen, ) toegelaten. De bestaande boomstructuren kunnen behouden blijven. Ter hoogte van de als woongebied bestemde zone zijn ook bijkomend bos en kleine landschapselementen toegelaten. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen Ons Erf en Groot Magdalenagoed Omgeving Ons Erf Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut. De stedenbouwkundige voorschriften houden in dat diensten en voorzieningen met loketfunctie (vb. zwembad, postkantoor, ) of publiekstrekkende voorzieningen (activiteiten die in het stadscentrum horen) zijn niet toegelaten. Het er op vandaag gelegen provinciaal dienstverleningscentrum voor personen met een handicap Ons Erf vzw voldoen aan de bepalingen Het gebied is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Activiteiten met loketfunctie en algemene publiekstrekkende voorzieningen zijn niet toegelaten. Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 309

314 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik worden verordenende elementen opgenomen De gebouwen zijn meerlagig indien de activiteit dit toelaat. Bestaande gebouwen die hieraan niet voldoen kunnen behouden blijven. Parkeren wordt gegroepeerd. De aanleg van niet-bebouwde en niet-verharde ruimtes moet zodanig gebeuren dat het geheel een parkkarakter verkrijgt. Afsluitingen worden verwerkt in groenelementen. Maximum 5 bouwlagen worden toegelaten. Er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht op minder dan 30 meter van het Groot Magdalenagoed. Om een kwalitatief ruimtelijk geheel te bekomen worden een aantal verordenende elementen opgenomen. Er moet rekening gehouden worden met een kwalitatieve aanleg over het gehele gebied, met de nabijheid van het Groot Magdalenagoed, de kleinschalige aanpalende bossen en het parkgebied Chartreuse. Gezien de ecologische betekenis van de bosjes en het parkgebied Chartreuse moeten ecologische verbindingsassen tussen beide gebieden indien mogelijk gevrijwaard worden. Dit betekent ondermeer dat tussen beide gebieden met ecologisch belang best geen doorlopende gesloten wand in het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen geplaatst wordt en dat de verharding beperkt wordt. Eveneens moet het mogelijk zijn een oost-westelijke fietsverbinding te realiseren tussen de Koning Albert I-laan en de Heidelbergstraat. Deze is op het bestemmingsplan symbolisch aangeduid als overdruk op het gebied voor stedelijk activiteiten. Ook in het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut is dit mogelijk. De bestemming laat dergelijke functie toe. Een belangrijk element is het parkkarakter van de directe omgeving. Omdat de zone voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen er landschappelijk mee in zou opgenomen worden, worden afsluitingen rond de zone dan ook zoveel mogelijk verwerkt in groenelementen. Werken in functie van waterbeheersing zijn mogelijk. Door de bouwmogelijkheden wordt meer oppervlakte verhard. Om wateroverlast te voorkomen, is aandacht voor het waterbergend vermogen noodzakelijk. Deze noodzaak vormt een opportuniteit in functie van een kwalitatieve inrichting en groenaanleg van het terrein (zie hierboven). Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Bij de aanleg van het terrein wordt het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden en het overstromingsrisico beperkt. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 310

315 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Groot Magdalenagoed De bestaande configuratie van gebouwen en natuurlijke elementen geven een kwalitatief ruimtelijk geheel en lenen zich tot het opnemen van voor de omliggende zones ondersteunende activiteiten. Het Groot Magdalenagoed wordt functioneel geïntegreerd in de werking van de instelling Ons Erf. Er is voorzien in de omvorming naar centrum voor hypotherapie. De bestaande configuratie van gebouwen en natuurlijke elementen geven een kwalitatief ruimtelijk geheel en lenen zich tot het opnemen van functies die aansluiten bij de instelling. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur De bestaande configuratie van gebouwen en natuurlijke elementen van het gebied aangeduid in overdruk, geven een kwalitatief ruimtelijk geheel aan met een zeker historisch karkater. Het uitgangspunt is het versterken van het karakter van het geheel. Het Magdalenagoed is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten. Dit betekent dat bij de inrichting en gebruik van deze zone vanuit de bescherming randvoorwaarden gelden voor het behoud van de bestaande kwaliteit van het geheel. Het kan bijvoorbeeld gaan om: - De kwalitatieve integratie van nieuwe bebouwing in de configuratie van de bestaande bebouwing zodat een ruimtelijk geheel gevormd wordt. - Het beperken van de omvang en schaal van de activiteiten om de kwaliteit van het geheel niet in het gedrang te brengen. Bijvoorbeeld door de verharding en de totale te bebouwen oppervlakte te beperken. De bestaande ruimtelijke kwaliteit van het Groot Magdalenagoed gevormd door bebouwing, grachten en groenelementen, moet versterkt worden. De verharding van het gebied moet minimaal gehouden worden en de bestaande bebouwde oppervlakte kan maximaal met 25% toenemen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 8m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren en voor de ontsluiting van het gebied voor stedelijke activiteiten. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen, ) toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 311

316 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel Gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde De invulling van het noordelijk gedeelte van het Chartreusegebied staat in relatie met de locatiekeuze voor een nieuw multifunctioneel voetbalstadion. Het noordelijk gedeelte van Chartreuse wordt maximaal behouden als open ruimte met behoud van de archeologische en landschappelijke waarden in het gebied. Het gebied wordt daarom bestemd als gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde. Bepalingen m.b.t. het gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De in artikel tot genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven. Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie. Het noordelijk gedeelte van Chartreuse bevat archeologisch waardevol materiaal. Handelingen die deze waardevolle elementen kunnen aantasten zijn niet toegelaten. Het is de bedoeling het gebied meer en meer te laten evolueren tot een stedelijke groengebied met open en meer beboste delen en met openbaar toegankelijk delen. Het park richt zich in gebruik zowel naar de werknemers van het projectgebied als de bewoners van het regionaalstedelijk gebied. Het is dan ook aangewezen de ontwikkeling van het projectgebied te koppelen aan de ontwikkeling van het gebied als openbaar toegankelijk parkgebied. Bij bijkomende bebossing dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologisch waardevol materiaal in de grond zodat verdere aantasting van het bodemarchief een halt toegeroepen wordt: bebossing is toegelaten in zones met de laagste archeologische potentie. Om dergelijke zones af te lijnen dringt zich een vlakdekkend evaluerend onderzoek door middel van proefsleuven op. Door een mechanische prospectie moet duidelijk worden welke middelen het preventief onderzoek zal vereisen. Bepalingen m.b.t. toelaatbare functiewijzigingen van bestaande bebouwing Behoud en hergebruik van de bestaande bebouwing in het gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarde wordt mogelijk gemaakt, rekening houdend met de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied. Alle instandhoudingswerken, ook structurele aan die gebouwen zijn toegelaten, alsook het verbouwen of herbouwen in binnen de bestaande volumes. Uitbreiding van het bestaand bouwvolume kan met maximaal In bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen kunnen behalve de activiteiten voor de realisatie van de in de overige artikels vermelde functies, ook de volgende activiteiten toegelaten worden: - wonen; - nuts- en gemeenschapsvoorzieningen; Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 312

317 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften 20%. Bijkomende bebouwing wordt in de stedenbouwkundige voorschriften niet toegelaten. Onder wonen worden zowel één- als meergezinswoningen begrepen. Onder nuts- en gemeenschapsvoorzieningen worden bv. zorgvoorzieningen of educatieve voorzieningen begrepen. Onder toeristisch-recreatieve voorzieningen worden zowel dag- als verblijfsrecreatieve voorzieningen begrepen. Kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor deze activiteiten zijn bijvoorbeeld: beperkt aantal parkeergelegenheden, speeltuigen, infrastructuren i.f.v. speelbossen en speelweiden, kleinschalige kampeervoorzieningen (sanitair...) bv. in functie van jeugdverblijfstoerisme of hoeve- of kasteelkamperen, kleinschalige onthaalinfrastructuren (infoborden, schuilplaatsen...), terras i.f.v. horeca... - socio-culturele voorzieningen; - toeristisch-recreatieve voorzieningen; - horeca; - kantoor- of dienstenfunctie; Ten behoeve van deze functies is het toegelaten: - Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen te verbouwen, herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande bouwvolume. Indien de gebouwen niet aangesloten zijn op een riolering, wordt de vergunningsaanvraag afhankelijk gemaakt van de aanleg van een installatie voor het behandelen van afvalwater. - Het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die nodig of nuttig is voor het goed functioneren van de toegelaten activiteiten Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze activiteiten. Daarbij wordt, onverminderd de bepalingen van artikel , ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. Bepalingen m.b.t. de landbouwactiviteiten Het behoud van de bestaande landbouwactiviteiten in het gebied blijft gegarandeerd. Bestaande landbouwbedrijfszetels kunnen verbouwen, herbouwen of uitbreiden, voor de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied behouden blijft. Nieuwe landbouwbedrijfszetels zijn niet toegelaten. Onder de niet toegelaten niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven wordt verstaan agrarische bedrijven die hun landbouwproductie (plantaardig/dierlijk) uitsluitend in bedrijfsgebouwen voortbrengen. Deze bedrijven hebben slechts behoefte aan een bouwplaats voor de oprichting van hun bedrijf In voorkomend geval is landbouw een nevengeschikte functie. Werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en functiewijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag enkel de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, evenals verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaken. Nieuwe landbouwbedrijfszetels, gebouwen voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven, glastuinbouw, toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en landbouwverwante activiteiten zijn niet toegelaten. Bepalingen m.b.t. het waterbeheer In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie. Werken die de algemene bestemming niet in gedrang brengen, zijn werken van een eerder Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor: - het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien, - het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie, - het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 313

318 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften beperkte omvang die een invloed hebben die in de totaliteit van het te beschouwen gebied niet significant is. Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud ) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Bijvoorbeeld zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI s vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen. Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als voor bebouwing bestemd beschouwd moeten worden. Voor de overige functies in rivier- en beekvalleien wordt bewaakt dat de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem wordt gerespecteerd. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid. van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden, - het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. De in artikel tot genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Gebied met overdruk natuurverweving Het gebied wordt beschouwd als een natuurverwevingsgebied in de zin van het decreet Natuurbehoud en maakt in die zin deel uit van het Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON). Verweving houdt in dat een duurzame instandhouding van de aanwezige natuurwaarden gegarandeerd wordt en dat elke functie behouden kan worden zonder andere functies te verdringen of door andere functies verdrongen te worden. Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende natuurverwevingsgebieden zijn van toepassing in dit gebied Het in overdruk aangeduide gebied is een natuurverwevingsgebied waarbij de functies natuurbehoud en de overige functies in het gebied nevengeschikt zijn. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 314

319 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Dat houdt o.a. in dat naast de maatregelen in het decreet natuurbehoud vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4, hoofdstuk V, en hoofdstuk VI, er ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen kunnen worden genomen en dit ter bevordering van: een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet; de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van het risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. De functie recreatie en de functie natuur zijn nevengeschikt; die functies worden behouden zonder elkaar onderling te verdringen. In het natuurverwevingsgebied is het beleid gericht op de ruimtelijke ondersteuning van de verweving tussen de functies recreatie en natuur. dat houdt ruimtelijk voorwaarden in voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige en gewenste natuurwaarden. Tegelijk dienen de ontwikkelingsmogelijkheden van de hiermee verzoenbare recreatieactiviteiten ruimtelijk ondersteund te worden. In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen In het als natuurverwevingsgebied in overdruk aangeduide gebied gelden de volgende bijkomende bepalingen: - De voor functie recreatie vermelde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de natuurwaarden van het gebied in stand gehouden worden. - Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten. (aanduiding in overdruk) Het bosgebruik van de bestaande bossen wordt gegarandeerd door ze aan te duiden met een specifieke overdruk. Om de ruimtelijke samenhang van het parkgebied te benadrukken wordt het gebied aangeduid met een overdruk bos en niet bestemd als bosgebied. Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied aangeduid in overdruk moet bebost blijven of worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 315

320 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften De dreef is een bestaand lijnvormig structurerend element dat duidelijk aanwezig is in het landschap en dat de toegang tot het Groot Magdalenagoed duidt. Om de structuur beter tot zijn recht te laten komen en de toerit duidelijk aan te geven vanop de Heidelbergstraat, zou het een meerwaarde vormen als de dreefstructuur door kon getrokken worden tot aan de Heidelbergstraat. Indien dit niet mogelijk blijkt (door de bestaande woningen) moet bijvoorbeeld een ombuiging van het structurerend element de functionele verbinding leggen tot de Heidelbergstraat of moet een evenwaardige oplossing worden gevonden. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur De bestaande ruimtelijke kwaliteit van de dreefstructuur moet minstens behouden en zo mogelijk versterkt worden. De verharding van het gebied moet minimaal gehouden worden en de bestaande bebouwde oppervlakte kan maximaal met 25% toenemen. (aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het gebied vormt een bouwvrije strook langs de Koning Albert I-laan. Deze strook is minimum 8m breed. In dit gebied zijn alle handelingen, werken en constructies toegestaan die noodzakelijk zijn bij de aanleg, het herstel en het functioneren van de betreffende lijninfrastructuur of de bundeling van lijninfrastructuren en voor de ontsluiting van het gebied voor stedelijke activiteiten. Eveneens zijn alle handelingen, werken en constructies in functie van de ruimtelijke inpassing en in functie van het aanleggen en het herstel van voetgangers- en fietsverbindingen toegelaten. Daarnaast zijn ook geluidswerende elementen (zoals geluidsschermen, geluidsbermen, ) toegelaten. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Fietsers- en voetgangersverbinding Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 316

321 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Er kan zowel een oost-west als noord-zuid georiënteerde fietsverbinding worden gerealiseerd. De verbindingen moeten ervoor zorgen dat via fietsers- en voetgangersverbindingen de kern van Loppem en Oostkamp op een kwalitatieve, veilige en aangename manier in verbinding staat met de Groene Gordel rond Brugge en de kern van Brugge en dat niet via de drukke autowegen. Bovendien moet ook het volledige Chartreusegebied en het projectgebied Oostkampse Baan Chartreuse op eenzelfde kwaliteitsvolle manier verbonden worden voor zijn omgeving. De verbindingen moeten belangrijke infrastructuren kruisen. Dit moet op een voldoende veilige en aangename manier gebeuren. Om functionele relaties te leggen tussen Brugge, Oostkamp en Loppem worden verschillende verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch de noodzakelijke verbindingen aan. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie landbouw. Artikel Agrarisch gebied Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Naast landbouw in de eigenlijke zin van het woord zijn de volgende activiteiten eveneens toegelaten: hoevetoerisme (dat valt onder de noemer verblijfsgelegenheid), verkoop van eigen landbouwproducten, zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een leefbaar bedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het bedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden. Een landbouwbedrijf is een werkelijk bedrijf en geen hobbylandbouw. Verblijfsgelegenheid moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen: het gaat om verblijfsgelegenheid binnen de bestaande gebouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. Het gaat geenszins om grootschalige toeristische logies. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor keugdkampen of het voorzien van sanitair voor hoevekamperen. Conform de bepalingen van artikels en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn handelingen gericht op het sociale-culturele of recreatieve medegebruik of handelingen gericht op de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden vergunbaar in het agrarisch gebied voor zover ze door hun beperkte impact de verwezenlijking van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen. Handelingen van algemeen belang zijn toelaatbaar op basis van artikel van de Vlaamse Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten. Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 317

322 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Codex Ruimtelijke Ordening. Daaronder vallen bijvoorbeeld de aanleg van fiets- en wandelpaden, de herinrichting of aanpassing van lokale wegen, de aanleg van lokale nutsleidingen (elektriciteit, aardgas, drinkwater, telecommunicatie, afvalwater, ), In de stedenbouwkundige voorschriften worden geen bepalingen opgenomen m.b.t. zonevreemde woningen en andere constructies, niet zijnde woningbouw. Voor deze woningen en constructies gelden de bepalingen van de artikels tot van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening inzake de basisrechten voor zonevreemde constructies en zonevreemde functiewijzigingen: - volgens deze bepalingen is het toegelaten bestaande, niet verkrotte woningen en constructies niet zijnde woningbouw te verbouwen of te herbouwen. Bestaande woningen kunnen worden uitgebredit tot 1000 m³ en het aantal woongelegenheden blijft beperkt tot het bestaande aantal. Bij herbouw blijft het volume van de herbouwde woning beperkt tot 1000 m³, ook als het bestaande volume groter is. - Functiewijzigingen kunnen toegelaten worden confrom de bepalingen van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijek Ordening. Onder aan de landbouw verwante bedrijven worden verstaan: bedrijven die alleen aan de landbouwers producten toeleveren of van landbouwers afgenomen producten stockeren, sorteren of verpakken in verse toestand, tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van een halve hectare. Bij verwerking is alleen mestbehandeling of mestvergisting toegelaten. Als mestbehandeling en mestvergisting worden in de omzendbrief RO 2006/01 van 19 mei 2006 beschouwd een proces waarbij minstens 60 % van het gewicht van de te verwerken producten bestaat uit stromen direct afkomstig uit land- en tuinbouw en maximaal 40 % uit andere organische en biologische stromen. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn: aardappelhandelaar, graantrieerinstallatie, centrale mestopslag, verkoop van meststoffen, verkoop van veevoeders, koelplaatsen, silo s, drooginstallaties, vlasroterijen, loonwerker, herstelplaats van tractors, landbouwproefbedrijf, tuinbouwproefbedrijf, centrum voor kunstmatige inseminatie voor landbouwdieren, schoolhoeve. De schaal van die bedrijven moet aansluiten bij de schaal van de activiteiten in de omgeving. Bedrijven met een groot hinterland horen niet thuis in het agrarisch gebied maar op een bedrijventerrein. In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande landbouwbedrijfzetels. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: - de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; - de invloed op de omgeving wat het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers betreft; - de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen. Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Vergunningsaanvragen voor permanente bebossing moeten met de nodige omzichtigheid beoordeeld worden aangezien met dit ruimtelijk uitvoeringsplan het gebied bestemd wordt voor de landbouw. Dit geldt in mindere mate voor tijdelijke bebossing. Onder wonen wordt voor de functiewijzigingen, residentieel wonen bedoeld. Een gebouwencomplex is het geheel van gebouwen van een boerderij. Aan het wonen complementaire toeristisch-recreatieve voorzieningen valt onder de noemer plattelandstoerisme en momenteel gaat dit om maximum acht verblijfseenheden voor maximum 32 personen. Toeristisch-recreatief verblijf is een tijdelijk verblijf Het wijzigen van de functie van de bestaande agrarische bebouwing kan toegelaten worden, voor zover de nieuwe functie betrekking heeft op: - wonen, met een maximum van één eengezinswoning per gebouwencomplex; - kantoor- of dienstenfunctie die aan het landbouwbedrijf of wonen complementair is, tot een maximum van 100 m², en waarbij de landbouw- of woonfunctie een grotere oppervlakte beslaat dan de complementaire functie; - aan het wonen complementaire toeristisch-recreatieve verblijven tot een maximum van acht verblijfseenheden, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café; - aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten en Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 318

323 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften landbouwverwante activiteiten; - de opslag van allerhande materialen of materieel; - een paardenhouderij, manege, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, dierenkliniek, tuinaanlegbedrijf, jeugdlogies, kinderboerderij of instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de landbouw verwante activiteiten uitoefenen; De functiewijzigingen andere dan wonen, kunnen alleen toegelaten worden als aan de volgende voorwaarden is voldaan: - het gaat om hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen die voldoen aan de elementaire eisen van stabiliteit; - het nieuwe gebruik brengt de landbouwkundige bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven in de omgeving niet in het gedrang; - de bestaande erfgoedwaarde van de bebouwing blijft ongeschonden of wordt verhoogd; - Een gebouw of gebouwencomplex is bouwfysisch geschikt voor een nieuwe functie als het aan gebouw of gebouwencomplex uit financieel of bouwtechnisch oogpunt geen ingrijpende werken uitgevoerd hoeven te worden voor de nieuwe functie. Daarmee wordt bedoeld dat de functie gerealiseerd kan worden als de bestaande structuur van het gebouw grotendeels wordt benut en gevaloriseerd, waarbij het gebouw aangepast kan worden aan hedendaagse comfort-, energie- of milieueisen. In dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn voorschriften opgenomen voor de zogenaamde zonevreemde gebouwen en constructies. Aan de gemeente en provincie wordt evenwel de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van die constructies of gebouwen te regelen. In een dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Indien een gemeente of een provincie voor delen van dit gebied een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder de artikels tot Waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied. Voor werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden is bepaald dat de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd worden bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen; zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 319

324 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften geactualiseerd. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie wonen. Artikel Woongebied De woongebieden zijn multifunctionele gebieden waar verweving van functies het uitgangspunt is. De woongebieden zijn naast het wonen ook bestemd voor openbare ruimtes (groene en verharde) en voor aan het wonen verwante voorzieningen. Het gaat om handel, horeca, bedrijven, openbare en private nutsvoorzieningen, kantoren en diensten, en socioculturele inrichtingen en recreatieve voorzieningen. - Wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, tuinhuisjes, garages, hobbylandbouw Openbare verharde ruimten: straten, pleinen, parken - Openbare groene ruimten: parken, speelpleinen, graspartijen, bermen, groenvoorziening - Handel (in principe komt elke vorm van handelsactiviteit in aanmerking) : winkels, grootschalige kleinhandel, groothandel... - Horeca (hotel, restaurant, café) - Bedrijven, kantoren en diensten. - Openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen: scholen, ziekenhuizen, rusten verzorgingsinstellingen, gemeentehuis, elektriciteitscabines, tramhaltes en busstations, parkeerplaatsen, installaties voor waterzuivering... - Socioculturele voorzieningen: cultureel centrum, gemeenschapscentrum, voorzieningen voor jeugdwerking, eredienstgebouw, bibliotheek, volkstuintjes, - Recreatieve voorzieningen: speelpleinen, zwembad, sportvelden, sport- en fitnesscentra... De omgeving van de lac in Loppem biedt uitzonderlijke mogelijkheden voor ruimtelijke kwaliteit (waterplas met parklandschap errond), onder meer omwille van de goede bereikbaarheid binnen het regionaalstedelijk gebied. Het gebied is geschikt voor activiteiten aanvullend aan het wonen. Deze activiteiten aanvullend aan het wonen worden gekoppeld aan het niveau van het functioneren van de Autobaan. Het functioneren van dergelijke activiteiten kan niet gekoppeld zijn aan de E40 omdat de activiteiten van dergelijk hoog niveau de draagkracht van de plek zouden overschrijden. Een congrescentrum dat functioneert op het niveau van de E40 is bijvoorbeeld ruimtelijk niet haalbaar. Een restaurant en/of hotel met vergadermogelijkheden zouden dat bijvoorbeeld wel kunnen zijn. Ook de bestaande manège overschrijdt de draagkracht van de plek niet. Om enerzijds voldoende groen en openbaar toegankelijk domein te kunnen voorzien en om voldoende kwalitatieve visuele linken te kunnen leggen en om anderzijds een voldoende hoge dichtheid te realiseren wordt geopteerd voor een typologie van gegroepeerde gestapelde bebouwing Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen. Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Het woongebied in Loppem aansluitend bij de Lac wordt gerealiseerd als een project van groepswoningbouw. Bijkomende alleenstaande ééngezinswoningen zijn er niet toegelaten. Elk groepswoningbouwproject moet een dichtheid gerealiseerd worden van minimum 30 woningen per hectare. Bestaande alleenstaande eengezinswoningen kunnen behouden, verbouwd, uitgebreid of herbouwd worden. De ontwikkeling van het woongebied in Loppem aansluitend bij de Lac gebeurt zodanig dat het aanpalende parkgebied toegankelijk wordt voor de zachte weggebruiker vanaf de Autobaan en vanaf het omliggende woongebied (Vijvers/Reigerslaan). Er moet een zichtrelatie bestaan tussen de Autobaan en de waterplas in het aanpalende parkgebied. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 320

325 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Om een meerwaarde te creëren moet het gebied rond de waterplas niet alleen een visuele aantrekkingskracht op de omgeving uitoefenen maar ook naar gebruik toe moeten linken gelegd worden met de omgeving. Daarom wordt erop toegezien dat het gebied rond de waterplas onder andere toegankelijk is vanaf de Autobaan via het stedelijk woongebied. Door de groenaanleg binnen de zone ruimtelijk gezien te laten doorlopen in het aanpalende parkgebied wordt naast de gebruiksfunctie van het groen ook bijzondere aandacht besteed aan de belevingswaarde ervan. Op die manier draagt het groen bij tot het opbouwen van herkenbaarheid en identiteit van het gebied. Algemeen wordt in een stedelijke omgeving gestreefd naar 25 wooneenheden per ha. Dit moet bekeken worden in grotere gehelen. Voor het project in Loppem, ter hoogte van de Lac wordt een hogere dichtheid van ten minste 30 woongelegenheden per ha vooropgesteld. Van belang in het kader van ruimtelijke kwaliteit is het leggen van visuele relaties vanuit de Autobaan naar het waterplas via het stedelijk woongebied en intern in het gebied zelf naar de waterplas toe. Op deze manier wordt het parkgebied rond de waterplas niet afgesloten maar oefent het een aantrekkingskracht uit op de omgeving. In het kader van een kwalitatieve ontwikkeling worden gebiedspecifieke bepalingen toegevoegd. De aanwezigheid van een waterplas biedt mogelijkheden voor het inzetten van bebouwing in het stedelijk woongebied die een interactie aangaat met de plas (gedeeltelijk op land, gedeeltelijk in het water ), wat een specifieke kwaliteit biedt. Bebouwing volledig in het water wordt niet toegelaten omdat dit de waterplas als geheel teveel zou aantasten. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen verwante activiteiten zijn evenwaardig of nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een beperkte schaal zal de beoordeling logischerwijze beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvolume en het uiterlijk, van het project of gebouw. De beoordeling gebeurt door de vergunningverlener. Het aanvraagdossier moet dus afhankelijk van de beoogde ingreep de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. (symbolische aanduiding in overdruk ) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur De bebouwing kan de oevers van de plas overschrijden. Bebouwing volledig in het water wordt niet toegelaten Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: de relatie met de in de omgeving aanwezige functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen; de bestaande of gewenste woondichtheid. de inpassing in de omgeving. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 321

326 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Bij de realisatie van het gebied moet ten minste gezorgd worden voor de nodige ruimte voor vertraagde afvoer van hemelwater en infiltratiemogelijkheden Bij vergunningsaanvragen voor een project dat bepalend is voor de globale ontwikkeling van het gebied of vanaf 1ha en/of 25 woongelegenheden, wordt een inrichtingsstudie gevoegd. De inrichtingsstudie is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in het gebied en/of tot de mogelijke ontwikkeling van de rest van het gebied. De inrichtingsstudie maakt deel uit van het dossier betreffende de aanvraag van stedenbouwkundige vergunning en wordt als zodanig meegestuurd aan de adviesverlenende instanties overeenkomstig de toepasselijke procedure voor de behandeling van de aanvragen. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten. Overgangsmaatregel voor landbouw met bedrijfsgebouw in het gebied. Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw. Het gaat om een overgangsmaatregel, bestaande bedrijven kunnen overgenomen worden door een andere rechtspersoon zonder het statuut bestaand te verliezen op voorwaarde dat de activiteit dezelfde of gelijkaardig blijft Tot een vergunning verleend is voor de realisatie van de bestemming zijn per perceel de handelingen, voorzieningen en inrichtingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van de bestaande landbouwbedrijven en voor de bestaande bedrijven met aan de landbouw toeleverende, verwerkende en dienstverlenende activiteiten. Er kan zowel een oost-west als noord-zuid georiënteerde fietsverbinding worden gerealiseerd. De verbindingen moeten ervoor zorgen dat via fietsers- en voetgangersverbindingen de kern van Loppem en Oostkamp op een kwalitatieve, veilige en aangename manier in verbinding (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch aan wat met wat moet verbonden worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 322

327 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften staat met de Groene Gordel rond Brugge en de kern van Brugge en dat niet via de drukke autowegen. Bovendien moet ook het volledige Chartreusegebied op eenzelfde kwaliteitsvolle manier verbonden worden voor zijn omgeving. De verbindingen moeten belangrijke infrastructuren kruisen. Dit moet op een voldoende veilige en aangename manier gebeuren. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overig groen. Artikel Parkgebied met natuurverweving: Lac Loppem Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven. De stedenbouwkundige voorschriften houden in dat rond de Lac van Loppem de beperkte infrastructuur in functie van de daar reeds aanwezige sportverenigingen de Brugse Ijsberenclub en Barracuda Duikclub behouden kan blijven als een onderdeel van het park. Het is wenselijk het gebied rond de Lac van Loppem niet alleen toegankelijk te maken vanaf de Autobaan, maar ook vanuit de aanpalende woonwijk en de zijde langs het Tillegembos Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw en landschapszorg nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Daarnaast is het behoud van de bestaande recreatie- en sportinfrastructuur toegelaten. De vernieuwing van deze infrastructuur is mogelijk voor zover dit geen bijkomende ruimteinname inhoudt en voor zover dit de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied niet vermindert en de sociale functie niet beperkt. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven en de sociale functie niet geschaad wordt. De waterplas, Lac Loppem, moet behouden blijven. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur De aanwezigheid van een waterplas biedt mogelijkheden voor het inzetten van bebouwing in het stedelijk woongebied die een interactie aangaat met de waterplas (gedeeltelijk op land, gedeeltelijk in het water ), wat een specifieke kwaliteit biedt. Bebouwing volledig in het water De bebouwing kan de oevers van de waterplas overschrijden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 323

328 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften wordt in de stedenbouwkundige voorschriften uitgesloten (de bebouwing kan de oevers wel overschrijden) omdat dit de waterplas als geheel teveel zou aantasten. Er kan zowel een oost-west als noord-zuid georiënteerde fietsverbinding worden gerealiseerd. De verbindingen moeten ervoor zorgen dat via fietsers- en voetgangersverbindingen de kern van Loppem en Oostkamp op een kwalitatieve, veilige en aangename manier in verbinding staat met de Groene Gordel rond Brugge en de kern van Brugge en dat niet via de drukke autowegen. Bovendien moet ook het volledige Chartreusegebied en het projectgebied Oostkampse Baan Chartreuse op eenzelfde kwaliteitsvolle manier verbonden worden voor zijn omgeving. De verbindingen moeten belangrijke infrastructuren kruisen. Dit moet op een voldoende veilige en aangename manier gebeuren. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch aan wat met wat moet verbonden worden. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. Landbouwactiviteiten kunnen verspreid en versnipperd in het gebied voorkomen en in dat geval behouden blijven. Dat gebied onderscheidt zich van een agrarisch gebied met overdruk natuurverweving doordat het aandeel van de agrarische activiteiten in verhouding tot de totale omvang van het parkgebied vrij beperkt is en van betrekkelijk minder grote betekenis is dan natuur, bos of park. Uitbreiden van de agrarische activiteiten ten koste van natuur, bos of park is niet toegelaten. In dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn voorschriften opgenomen voor de zogenaamde zonevreemde gebouwen en constructies. Aan de gemeente en provincie wordt evenwel de mogelijkheid gelaten om specifiek voor het eigen grondgebied op te treden en in een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan het statuut van die constructies of gebouwen te regelen. In een dergelijk geval nemen de voorschriften van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan de plaats in van de voorschriften zoals ze in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn opgenomen Binnen het gebied is landbouw een ondergeschikte functie. Werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de bestaande landbouwactiviteiten zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies Indien een gemeente of een provincie voor delen van dit gebied een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt met voorschriften voor gebouwen en constructies waarvan de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat plan na goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften opgenomen onder artikel Waterbeheersing is een ondergeschikte functie in dit gebied. Voor werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden is bepaald dat de stroomgebiedbeheersplannen en de bekkenbeheersplannen als afwegingselement gehanteerd worden bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen; zijn werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 324

329 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor wegenis Het gebied bevat delen van de E40, de Koning Albert I-laan, lokale wegenis en ruimte voor de aanleg van een op- en afritcomplex voor de N31. De zone biedt bovendien plaats voor een bestaande P+R-parking en gebouwen van de dienst bevoegd voor wegenbeleid en -beheer. Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt verstaan: al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen. Ter hoogte van de E40 wordt onder aanhorigheden eveneens verstaan: de inplanting van bebouwing van het Agentschap Infrastructuur (in functie van strooidiensten), ter vervanging van de bebouwing in het gebied Chartreuse, indien deze niet in het gebied voor wegeninfrastructuur ter hoogte van de kruising met de Blankenbergsesteenweg worden ondergebracht. Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met technieken van natuurtechnische milieubouw wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 325

330 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften Het is te bedoeling te kunnen oordelen of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor vervoers- of verkeersinfrastructuur en wat er tussentijds mee zal gebeuren Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. Er kan zowel een oost-west als noord-zuid georiënteerde fietsverbinding worden gerealiseerd. De verbindingen moeten ervoor zorgen dat via fietsers- en voetgangersverbindingen de kern van Loppem en Oostkamp op een kwalitatieve, veilige en aangename manier in verbinding staat met de Groene Gordel rond Brugge en de kern van Brugge en dat niet via de drukke autowegen. Bovendien moet ook het volledige Chartreusegebied op eenzelfde kwaliteitsvolle manier verbonden worden voor zijn omgeving. De verbindingen moeten belangrijke infrastructuren kruisen. Dit moet op een voldoende veilige en aangename manier gebeuren. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen worden op verschillende plaatsen verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch aan wat met wat moet verbonden worden. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie overige. Artikel Gebied voor spoorweg De bestaande hoofdinfrastructuur, de bestaande spoorweg, die het gebied doorsnijdt, wordt behouden. Op de plaats waar de hoofdspoorweg het gebied voor wegenis kruist, zijn tegelijkertijd de stedenbouwkundige voorschriften van het gebied voor bestaande hoofdspoorweg en van het gebied voor wegenis van toepassing. Het stedenbouwkundig voorschrift laat een aanleg van de spoorlijn toe hetzij in ophoging of brug, hetzij in ondertunneling. Bijvoorbeeld ter hoogte van de Heidelbergstraat is er vandaag een gelijkvloerse kruising die op termijn dient weggewerkt te worden Dit gebied is bestemd voor spoorwegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of het aanpassen van spoorwegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. De aanleg in ophoging of in ondertunneling is toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 326

331 Ruimtelijke opties Stedenbouwkundige voorschriften (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur Het is wenselijk een stopplaats of station voor openbaar vervoer (trein en bus) te realiseren in functie van het stadionproject en voor de woonkernen Loppem en Oostkamp. De locatie is symbolisch op het plan aangeduid en moet gesitueerd worden onder of in de nabijheid van de E40.). Aandacht voor veiligheid (verlichting, ) en leefbaarheid (voldoende hoog en breed) van de onderdoorgang voor voetgangers en fietsers is van groot belang. In functie van een optimale benutting van het terrein is het bijvoorbeeld mogelijk dat de halteplaats gerealiseerd wordt in de vorm van een gebouw en over de sporen heen wordt gebouwd. Het gebied dat met een stersymbool is aangeduid en de onmiddellijke omgeving ervan is bestemd voor een treinhalte of station voor openbaar en gemeenschappelijk vervoer. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van een station of halte voor openbaar vervoer en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. Er kan zowel een oost-west als noord-zuid georiënteerde fietsverbinding worden gerealiseerd. De verbindingen moeten ervoor zorgen dat via fietsers- en voetgangersverbindingen de kern van Loppem en Oostkamp op een kwalitatieve, veilige en aangename manier in verbinding staat met de Groene Gordel rond Brugge en de kern van Brugge en dat niet via de drukke autowegen. Bovendien moet ook het volledige Chartreusegebied op eenzelfde kwaliteitsvolle manier verbonden worden voor zijn omgeving. De verbindingen moeten belangrijke infrastructuren kruisen. Dit moet op een voldoende veilige en aangename manier gebeuren. (symbolische aanduiding in overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel Fietsers- en voetgangersverbinding Om functionele relaties te leggen tussen Brugge, Oostkamp en Loppem worden verschillende verbindingen gerealiseerd voor de zachte weggebruiker. De pijlen duiden symbolisch de noodzakelijke verbindingen aan. Er moeten voldoende brede en hoge functionele relaties voorzien worden ter hoogte van de E40, de (voorziene plaats voor een) halte of stopplaats aan de spoorweg en de N31. Ter hoogte van de N31 kunnen ecotunnels voorzien worden. Alle nodige werken voor de aanleg van deze verbindingen zijn toegelaten. Afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge 327