Monitoring van vogels in de leefgebieden open akkerland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Monitoring van vogels in de leefgebieden open akkerland"

Transcriptie

1 Monitoring van vogels in de leefgebieden open akkerland Meetplan ten behoeve van de beleidsmonitoring in het kader van de stelselherziening ANLb Wolf Teunissen, Popko Wiersma Chris van Turnhout, Leo Soldaat, Maja Roodbergen, Oike Vlaanderen & Rob Vogel Sovon-rapport 2015/55 Rapport Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief 2015

2

3 Monitoring van vogels in het leefgebied open akkerland Meetplan ten behoeve van de beleidsmonitoring in het kader van de stelselherziening ANLb Wolf Teunissen 1, Popko Wiersma 2, Chris van Turnhout 1, Leo Soldaat 3, Maja Roodbergen 1, Oike Vlaanderen 2 & Rob Vogel 1 1 Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief 3 Centraal Bureau voor de Statistiek Sovon-rapport 2015/55 Rapport Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief 2015 Dit rapport is samengesteld in opdracht van BIJ12

4 Colofon Sovon Vogelonderzoek Nederland 2015/Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief Dit rapport is samengesteld in opdracht vanbij12 Wijze van citeren: Teunissen W., Wiersma P., van Turnhout C., Soldaat L. Roodbergen M., Vlaanderen O. & Vogel R Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb. Sovon-rapport 2015/55. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Rapport Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief, Scheemda. Illustratie omslag: Vincent de Boer & St. Werkgroep Grauwe Kiekendief Opmaak: John van Betteray ISSN-nummer: Sovon Vogelonderzoek Nederland Toernooiveld ED Nijmegen info@sovon.nl website: Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Sovon en/of opdrachtgever.

5 Inhoud Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb Management-samenvatting 3 Samenvatting 5 1. Inleiding Opdrachtformulering Achtergronden Veranderingen in het beleid Begrenzing leefgebied in het open akkerland Verantwoording Informatiebehoefte Beleidsvragen Definities Van beleidsvragen naar meetdoelen Sturende meetdoelen Secundaire meetdoelen Additionele (provinciale) vragen: extra inspanning nodig Uitgangspunten en randvoorwaarden Monitoringstrategie Broedvogels Geschikte methoden Beoordeling van methoden op geschiktheid Geschikte methoden per doelsoort Soorten die (te) zeldzaam zijn of (te) geconcentreerd voorkomen Inrichtingssoorten Niet-broedvogels geschikte methoden Beoordeling van methoden op geschiktheid Samenvatting methoden Meetnetontwerp Meetfrequentie Steekproefgrootte en stratificatie Power van de huidige BMP-tellingen Power van de MAS-tellingen Power van de PTT-tellingen (winter) Opstellen meetprogramma Beschikbare telgegevens uit lopende telprogramma s Mogelijke uitwisseling met beheermonitoring Kan beheermonitoring bijdragen aan beleidsmonitoring? Kan beleidsmonitoring bijdragen aan beheermonitoring? Wat is nodig voor uitwisseling? Effectiviteit van beheer Wat is nog extra nodig, en waar? Organisatie en kosten Organisatie en uitvoering NEM+scenario met vrijwilligers Scenario met professionals Gegevensverwerking en beheer 45 1

6 Sovon-rapport 2015/ Kostenraming Eenmalige kosten Jaarlijkse kosten Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Literatuur 53 Bijlagen 55 Bijlage 1. Leefgebiedbegrenzingen open akkerland per provincie 55 Bijlage 2. Gebruikte strata voor poweranalyse 61 2

7 Management-samenvatting Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb Voor provinciale beleidsmonitoring in het kader van het subsidiestelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) is het van belang om te weten (1) hoe broedende en overwinterende (doel) soorten zich ontwikkelen voor wat betreft aantallen en verspreiding, (2) of deze ontwikkeling verschilt binnen en buiten als leefgebied aangewezen gebied, en (3) of gebieden met en zonder beheermaatregelen verschillen in ontwikkeling laten zien. Sturende meetdoelen bepalen de vereisten voor de monitoring. We onderscheiden vier sturende meetdoelen, die variëren in de schaal waarop aantalstrends worden gemeten: landelijk of provinciaal, binnen en buiten het leefgebied, of binnen het beschikt gebied. Secundaire meetdoelen verschaffen meer informatie op een kleinere schaal, en vereisen vaak een extra meetinspanning. De monitoring dient voort te borduren op bestaande NEM-meetnetten. Voor het leefgebied open akkerland gaat dit om broedvogelmonitoring (BMP) en punttellingen (MAS). BMP is arbeidsintensiever dan MAS, terwijl MAS-data een grotere foutenmarge hebben, waardoor meer meetpunten nodig zijn. We concluderen dat BMP en MAS beide voldoen als monitoringmethode van algemene en minder algemene vogels in open akkerland, dat schaarse en moeilijk waarneembare soorten beter met BMP kunnen worden gevolgd, en dat MAS een beter beeld van de verspreiding oplevert. Voor zeldzame (bijv. Blauwe Kiekendief) of moeilijk waarneembare soorten (bijv. Patrijs) is soortspecifieke monitoring nodig. Voor een aantal van deze soorten lopen al goede monitoringprogramma s, bijvoorbeeld voor Grauwe Kiekendief en Huiszwaluw. Voor niet-broedvogels worden jaarlijkse integrale gebiedstellingen (Meetnet Watervogels) en punttransect-tellingen (PTT) uitgevoerd. Het uitvoeren van punttellingen in de winter vergt een grote uitbreiding van de huidige NEM-monitoring. Voor broedvogels zijn voor het vaststellen van een aantalsverandering van 5% per jaar, minimaal 60 BMP-meetpunten of 300 MAS-meetpunten per relevant gebied (bijv. leefgebied) nodig. Voor punttransect-tellingen van wintervogels zijn naar schatting 196 routes per gebied nodig. Nagegaan is of beheermonitoring kan bijdragen aan beleidsmonitoring en omgekeerd. De beheermonitoring draagt slechts beperkt bij aan de beleidsmonitoring. In het leefgebied open akkers vinden tijdens het broedseizoen nauwelijks beheeractiviteiten plaats. Beleidsmonitoring kan mogelijk bijdragen aan beheermonitoring als het gaat om het vaststellen van de effectiviteit van maatregelen. In dat geval dienen omgevingsfactoren waaronder het gevoerde beheer binnen de meetpunten te worden gekoppeld aan de aantallen aanwezige vogels binnen de verschillende typen beheer. Voor de sturende meetdoelen die zich richten op de landelijk ontwikkeling zijn al voldoende BMP- of MAS-meetpunten beschikbaar. Voor de meetdoelen die uitspraken mogelijk moeten maken op provinciaal niveau zijn in bijna alle provincies extra BMP- of MAS-meetpunten nodig. Voor een berekening van de jaarlijkse kosten wordt uitgegaan van handhaving van de huidige monitoringsinspanning en het behalen van alle sturende én secundaire meetdoelen. Onder deze condities zijn de jaarlijkse kosten voor uitvoering door vrijwilligers onder professionele begeleiding het laagst met BMP-monitoring. Voor uitvoering door professionals en voor een mix van professionals en vrijwilligers is MAS-monitoring goedkoper. Afhankelijk van de inzet van vrijwilligers en de gebruikte monitoringmethode bedragen de totale kosten van het monitoringnetwerk tot per jaar. Eenmalige kosten (bijv. opleiding vrijwilligers) worden geschat op /jaar, gedurende twee jaar. Voor PTT is jaarlijks naar schatting nodig. Het definitieve meetnetontwerp kan worden gemaakt wanneer de ligging van de beschikkingen definitief is. 3

8 Sovon-rapport 2015/55 Blauwe Kiekendief vrouw met nest in wintertarwe. Foto: Rein Hofman 4

9 Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb Samenvatting Inleiding De biodiversiteit in het agrarisch gebied is sterk afgenomen, en daarom voert de overheid beleid om natuurwaarden van boerenland te herstellen. Vanaf 2016 is dit vorm gegeven in het subsidiestelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Dit rapport beschrijft een voorstel voor de provinciale beleidsmonitoring van vogels in een van de vier gedefinieerde leefgebieden, namelijk open akkerland. De monitoring moet de basis vormen voor de beoordeling of het ANLb bijdraagt aan de gunstige staat van instandhouding van de doelsoorten in open akkerland. Het rapport valt uiteen in definiëring van meetdoelen, beschrijving van beschikbare methoden, ontwerp van een meetnet voor nationaal gebruik en per provincie, en organisatie en kostenschatting van het meetnet. Informatiebehoefte Voor provinciaal beleid zijn de volgende vragen van belang: 1) Hoe ontwikkelen de relevante (doel)soorten zich voor wat betreft aantallen en verspreiding binnen het leefgebied open akkerland? 2) Hoe is deze ontwikkeling in de verschillende gebieden binnen het open akkerland? 3) Is er verschil in deze ontwikkeling binnen en buiten het leefgebied open akkerland? In aanvulling hierop hebben provincies aangegeven dat de effectiviteit van het gevoerde beleid geëvalueerd moet kunnen worden door de ontwikkeling van soorten binnen gebieden waar daadwerkelijk beheer plaatsvindt te vergelijken met de rest van het agrarisch gebied, dat wil zeggen het deel van het leefgebied waar geen maatregelen worden uitgevoerd plus het witte gebied. De meetdoelen komen voort uit de informatiebehoefte van de provincies. Voor vogels beperkt deze zich tot een aantal doelsoorten waarop het agrarisch natuurbeheer zich dient te richten. Doelsoorten zijn soorten van de Vogel- of Habitatrichtlijn voor zover tevens Rode Lijst-soort of voor zover deze in een ongunstige staat van instandhouding verkeren, vooropgesteld dat natuurbeheermaatregelen in agrarisch cultuurland effectief kunnen bijdragen aan herstel. Sommige provincies hebben extra doelsoorten aangewezen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen broedvogels (26) en niet-broedvogels (9; doortrekkers en overwinteraars). We maken onderscheid tussen sturende en secundaire meetdoelen, waarbij de sturende meetdoelen de vereisten bepalen voor het monitoringmeetnet. De secundaire meetdoelen zijn op het niveau van de provincie geformuleerd, en stellen dus op dat niveau hogere eisen aan de te verzamelen gegevens. De volgende sturende meetdoelen worden onderscheiden: Meetdoel M1: Vaststellen van de landelijke ontwikkeling in aantal van de doelsoorten per type leefgebied, Meetdoel M2: Vaststellen van de landelijke ontwikkeling in aantal van de doelsoorten binnen en buiten het beschikt gebied per type leefgebied, Meetdoel M3: Vaststellen van de landelijke ontwikkeling in aantal van de doelsoorten in het agrarisch gebied buiten het leefgebied; het zogenaamde witte gebied, Meetdoel M4: Vaststellen van de provinciale ontwikkeling in aantal van de doelsoorten in beschikt gebied in de vier leefgebieden samen en het overige agrarisch gebied. De monitoring dient informatie te verschaffen over aantalstrends en veranderingen in verspreiding. Voor de verschillende leefgebieden gelden de sturende meetdoelen op landelijk niveau, terwijl secundaire meetdoelen ontwikkelingen in aantal en verspreiding op provinciaal niveau omvatten. Deze zijn als volgt geformuleerd: Secundair meetdoel (S1): vaststellen van de provinciale ontwikkeling in aantal en verspreiding in beschikt gebied, per type leefgebied Secundair meetdoel (S2): vaststellen van de provinciale ontwikkeling in aantal en verspreiding in leefgebieden, per type leefgebied Secundair meetdoel (S3): vaststellen van de provinciale ontwikkeling in aantal en verspreiding in wit gebied. De bestaande NEM-monitoring biedt een basis voor het monitoringontwerp. Landelijke vogelmeetnetten zijn nu vooral ingericht om te voldoen aan internationale monitoringverplichtingen zoals de Vogelrichtlijn. Veel van deze meetnetten hebben in meer of mindere mate relevantie voor een meetnet in open akkerland, en kunnen in potentie bijdragen aan ANLb-beleidsmonitoring. Dit biedt tevens de mogelijkheid om ontwikkelingen in een historisch perspectief te plaatsen. 5

10 Sovon-rapport 2015/55 Monitoringstrategie Benadrukt wordt dat monitoring een instrument is om een vinger aan de pols te houden. Voor het vaststellen van oorzakelijke verbanden met veranderingen in aantal of verspreiding is aanvullend onderzoek nodig. Voor het monitoren van broedvogels in open akkers komen twee methoden in aanmerking: broedvogelmonitoring op plot-niveau (BMP) en punttellingen volgens het Meetnet Agrarische Soorten (MAS). Beide methoden maken gebruik van steekproeven, waarbij met het BMP-proefvlakken worden doorkruist, terwijl bij MAS vanaf een vast punt de aanwezige vogels worden geteld. Gevolg hiervan is dat BMP een arbeidsintensievere methode is dan MAS. BMP is geschikter voor soorten in besloten terrein en MAS richt zich vooral op soorten van open gebieden. BMP geeft vollediger aantalsschattingen van soorten met lage trefkansen dan MAS. Omgerekend naar de kosten per meetpunt indien geteld door professionals is het tellen van een BMP-meetpunt (150 ha) ongeveer acht maal duurder dan een MAS-meetpunt. Bij coördinatie van vrijwilligers-inzet ligt die verhouding anders (zie organisatie en kosten). Daarentegen is de statistische power van BMP ongeveer vijf keer groter, doordat tellingen minder variatie vertonen, waardoor bij tellingen met BMP vijf keer minder meetpunten nodig zijn (zie ook meetnetontwerp). De conclusie is dat BMP en MAS beide voldoen als monitoringmethode van algemene en minder algemene vogels in open akkerland. Schaarse soorten hebben een grotere waarneemkans in BMP, vooral wanneer hun trefkans laag is. Voor zeldzame soorten (bijvoorbeeld Blauwe Kiekendief) of soorten met een kleine trefkans (bijvoorbeeld Patrijs) voldoet geen van beide methodes en moet worden overgegaan op soortspecifieke monitoring. MAS is geschikt voor het monitoren van minimaal tien en BMP voor 14 broedvogelsoorten. Soortspecifieke monitoring, uitbreiding van het reguliere BMP-protocol, of kolonievogeltellingen zijn nodig voor de resterend tien doelsoorten. Voor aan aantal van deze soorten geldt dat er reeds goede monitoringprogramma s lopen (Grauwe Kiekendief, Kerkuil, Steenuil, Kwartelkoning, Kraanvogel, Huiszwaluw, Roek). Het lijkt niet realistisch om een monitoringnetwerk met voldoende zeggingskracht voor alle doelsoorten op te zetten. Daarom wordt er gekozen voor een aantal inrichtingssoorten (Gele Kwikstaart, Kievit, Patrijs, Ringmus, Torenvalk, Veldleeuwerik) waarvoor het meetnet minimaal betrouwbare uitspraken moet kunnen doen, en die in het bijzonder als beleidsrelevant worden beschouwd. Voor niet-broedvogels worden integrale gebiedstellingen (Meetnet Watervogels, incl. ganzen- en zwanentelling) en punt-transect-tellingen (PTT) uitgevoerd. Kleine en Wilde Zwaan en Rotgans worden reeds landsdekkend geteld. Blauwe Kiekendief, Geelgors, Keep, Groenling en Veldleeuwerik kunnen in principe met PTT en/of een uitbreiding van MAS in de winter worden geteld. Het uitvoeren van punttellingen in de winter vergt een grote uitbreiding van de huidige NEM-monitoringnetwerk. Meetnetontwerp De telfrequentie heeft een sterkere invloed op de gevoeligheid van de trendberekeningen dan het aantal telpunten. Analyses wijzen erop dat het beste elk jaar kan worden geteld. Het uitgangspunt van het monitoringnetwerk is dat na zes jaar monitoren een verandering van 5% of 10% per jaar moet kunnen worden aangetoond. Voor een selectie van zeven soorten laat een poweranalyse zien dat voor het vaststellen van een 5%-verandering minimaal 60 BMP-punten per stratum (onderscheiden habitats of beleidsrelevante gebieden) nodig zijn 30 punten in het geval van een 10%-verandering. Dit aantal varieert per soort en is in feite een minimumschatting van wat nodig is. Omdat er een beperkt aantal jaren met MAS-tellingen beschikbaar is, kan geen vergelijkbare poweranalyse worden uitgevoerd. Voorlopige resultaten wijzen erop dat voor MAS ca. vijf keer meer meetpunten nodig zijn dan BMP-meetpunten om met dezelfde betrouwbaarheid trends te kunnen berekenen. Het wordt aanbevolen om betreffende poweranalyse na een aantal jaren opnieuw uit te voeren wanneer er van het MAS meer jaren data beschikbaar zijn. Voor punt-transect-tellingen (PTT) geldt dat er, gebaseerd op een voorlopige analyse, per stratum naar schatting 196 (5%-verandering) en 72 (10%) routes (bestaande uit 20 punten) moeten worden geteld. Nagegaan is of beheermonitoring kan bijdragen aan beleidsmonitoring, en vice versa. In open akkerland bestaat beheermonitoring uit het uitvoeren van quick scans, en omdat die geen exacte aantallen opleveren hebben ze slechts beperkte waarde voor beleidsmonitoring. Andersom kan beleidsmonitoring wel bijdragen aan beheermonitoring als het gaat om het vaststellen van de effectiviteit van maatregelen. In dat geval dienen omgevingsfactoren waaronder het gevoerde beheer binnen de meetpunten te worden gekoppeld aan de aantallen aanwezige vogels binnen de verschillende soorten beheer. Aan de beheermaatregelen in open akkerland vinden gedurende het broedseizoen, behoudens lokale onkruid- 6

11 Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb bestrijding, geen werkzaamheden plaats. Daarom lijkt realtime toepassing voor een bijdrage van beleidsmonitoring aan beheermonitoring niet relevant. Opstellen meetprogramma Om te bepalen hoeveel extra telpunten er moeten komen bovenop het bestaande NEM-meetnet, moet de begrenzing van akkergebied, leefgebieden en beschikt gebied beschikbaar zijn. Omdat de ligging van beschikt gebied nog niet bekend is, gaan we uit van 25% beschikt gebied per leefgebied. Voor de sturende meetdoelen die zich richten op de landelijk ontwikkeling zijn voldoende telpunten beschikbaar in het huidige NEM-meetnet. Voor het sturende meetdoel M4 (beschikt gebied versus rest agrarisch gebied, per provincie) zijn in bijna alle provincies extra meetpunten nodig (bereik BMPplots of MAS-punten, per provincie). Om te voldoen aan de secundaire meetdoelen zijn in alle provincies extra telpunten nodig (5-99 BMP-plots, MAS-punten). Wanneer voldaan moet worden aan sturende én secundaire meetdoelen zouden er per provincie extra MAS punten nodig zijn of 5-99 BMP-plots. Organisatie en kosten Voor het bepalen van de kosten die gemoeid zijn met het tellen van extra meetpunten worden twee scenario s onderzocht: NEM+, waarbij monitoring gebeurt door vrijwilligers onder professionele begeleiding, en Professional, waarbij monitoring gebeurt door professionals. Voor NEM+ geldt dat in het geval van BMP naar schatting 1200 nieuwe monitoringvrijwilligers, of 510 voor het tellen van MAS-punten geworven moeten worden. Het lijkt niet realistisch dat op een middellange termijn in alle provincies voldoende vrijwilligers zouden kunnen worden gemobiliseerd. Een combinatie van BMP en MAS is overigens denkbaar, mits de methodes statistisch aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Die statistische koppeling is momenteel nog niet mogelijk, maar over enkele jaren wel te maken. Nieuwe vrijwilligers moeten worden opgeleid en cursusmateriaal is al ontwikkeld voor zowel BMP als MAS. Coördinatie bestaat uit het werven en begeleiden van vrijwilligers, selecteren van telgebieden, combinaties zoeken met andere monitoringprojecten, begeleiden van data-invoer, helpdesk, data- en kwaliteitscontrole, terugkoppeling aan vrijwilligers. Er is geen omvangrijke investering nodig in de datainfrastructuur omdat die gebruik kunnen maken van reeds bestaande webportalen en databases. BMP kan mobiel worden ingevoerd; MAS, Kolonievogels en PTT worden vooralsnog online ingevoerd, maar ontwikkeling van mobiele invoer is op korte termijn haalbaar. Onder eenmalige kosten vallen het geven van cursussen en het aanpassen van de handleiding voor BMPbroedvogelmonitoring. Een cursus kost, afhankelijk van het aantal deelnemers, ca. 200/vrijwilliger voor BMP, en ca. 160/vrijwilliger voor MAS. De kosten kunnen worden verlaagd door het aanbieden van cursusmateriaal via internet. Totale kosten (excl. ontwikkelkosten) worden geschat op /jaar, gedurende twee jaar. Aanpassen van de handleiding is begroot op De jaarlijkse kosten zijn gebaseerd op handhaving van de huidige NEM-telinspanning en op het behalen van alle sturende én secundaire meetdoelen en zijn derhalve maximumschattingen. In aanvulling op de eerdergenoemde twee scenario s is een derde scenario toegevoegd: een mix van 75% NEM+ en 25% Professionals. Indien ook wordt uitgegaan van reeds bestaande BMP-plots, dan is scenario NEM+ goedkoper uit te voeren met BMP, en de scenario s Professional en Mix goedkoper met MAS. Het verschil is klein voor het Mix -scenario. Voor niet-broedvogels geldt dat voor uitvoering van PTT jaarlijks naar schatting nodig zal zijn. Voor zeldzame broedvogels dienen onder andere afspraken te worden gemaakt met bronhouders van nestdata. De kosten die in NEM-verband aan de orde zijn, worden geschat op ca per jaar (betreft kolonievogels, zeldzame broedvogels, nestkaartdata, zwanentellingen). Afhankelijk van de inzet van vrijwilligers lopen de totale kosten van het monitoringnetwerk uiteen van tot per jaar bij uitvoering met BMP en van tot per jaar bij uitvoering door MAS. Het definitieve meetnetontwerp kan pas worden gemaakt wanneer de ligging van de beschikkingen definitief is, naar verwachting eind Geadviseerd wordt om afspraken met NEM te maken betreffende monitoring van kolonievogels, zeldzame broedvogels, en Kleine en Wilde Zwaan en Rotgans, coördinatie van BMP, MAS en PTT, en onafhankelijke kwaliteitsborging. 7

12 Sovon-rapport 2015/55 Gele Kwikstaart zingend bij wintertarwe. Foto: St. Werkgroep Grauwe Kiekendief 8

13 Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb 1. Inleiding Het voorliggende rapport bevat een voorstel voor monitoring van een selectie van vogelsoorten (doelsoorten) die voorkomen in het leefgebied open akkerland. Bij de doelsoorten gaat het niet alleen om broedvogels (26 soorten) maar ook om negen overwinterende vogelsoorten, waarbij drie soorten als doelsoort gelden voor beide perioden. Het leefgebied is aangewezen in het kader van het nieuwe stelsel agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb). Het monitoringsvoorstel is gericht aan de provincies die informatie over de ontwikkeling van doelsoorten nodig hebben voor de evaluatie van de effectiviteit en efficiëntie van ANLb. Deze beleidsmonitoring is gericht op de vraag in hoeverre agrarisch na- tuurbeheer bijdraagt aan de gunstige staat van instandhouding van soorten van de vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. BIJ12, de werkorganisatie van de provincies, stelt ter ondersteuning daarvan een monitorings- en evaluatiesystematiek op. b. het aantal vereiste/benodigde meetpunten c. het (eventuele) aantal extra meetpunten om tot het benodigde aantal te komen 5. In de vijfde stap (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de beoogde organisatie teneinde, op basis van de conclusies uit hoofdstuk 5, de (potentiële) kosten van de monitoring te kunnen bepalen. 6. In hoofdstuk 7 zijn de belangrijkste beslispunten nogmaals benoemd en zijn aanbevelingen gegeven voor het vervolgproces. De werkvolgorde wordt in onderstaand schema nog eens verbeeld. H2: Welke beleidsdoelen moeten worden vertaald in meetdoelen? H2: Welke strata (ruimtelijke eenheden) worden onderscheiden? In dit rapport worden de volgende stappen doorlopen om tot het monitoringadvies te komen: 1. In de eerste stap (hoofdstuk 2) wordt de informatiebehoefte vertaald in 4 sturende meetdoelen en in 3 secundaire meetdoelen. Sturende meetdoelen zijn meetdoelen die noodzakelijk zijn om de beleidsvragen zoals geformuleerd door de provincies minimaal te kunnen beantwoorden. Secundaire meetdoelen leveren voor de evaluatie van het beleid waardevolle aanvullende informatie. 2. In de tweede stap (hoofdstuk 3) worden de beschikbare methoden voor monitoring van broedvogels en wintervogels in beeld gebracht. Vervolgens worden de methoden tegen elkaar afgewogen, op geschiktheid beoordeeld en tenslotte wordt een gemotiveerde keuze gemaakt voor de beste methoden voor monitoring van doelsoorten in het leefgebied open akkerland. 3. In de derde stap (hoofdstuk 4) wordt op basis van de meetdoelen en daaruit voortvloeiende randvoorwaarden het geraamte van het meetnet gepresenteerd. Bij deze stap wordt voor monitoring van broedvogels en wintervogels aangegeven met welke frequentie gemeten moet worden, over welke eenheden ( strata ) uitspraken gedaan moeten worden en wat de gewenste steekproefgrootte per stratum is. Dit wordt gedaan voor twee ambitieniveaus (statistisch kunnen detecteren van 5%- of 10%-aantalsveranderingen per jaar). 4. In de vierde stap (hoofdstuk 5) wordt een eerste ontwerp gepresenteerd. Dit wordt gedaan door per provincie in te gaan op: a. het aantal beschikbare meetpunten H3: Welke methoden zijn geschikt voor monitoring van doelsoorten? H3: Wat zijn de voor-en nadelen van de methoden? H4: Wat zijn de statistische randvoorwaarden? H5: Hoeveel meetpunten zijn er per stratum en per provincie nodig? 1.1. Opdrachtformulering BIJ12 heeft Sovon Vogelonderzoek Nederland (hierna Sovon) en Werkgroep Grauwe Kiekendief (WGK), met ondersteuning door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), verzocht een meetnet te ontwerpen waarmee de ontwikkeling van vogelsoorten in het leefgebied open akkerland kan worden gevolgd, voor zover het agrarisch natuurbeheer daar gericht is op deze soorten. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen broedvogels en niet-broedvogels. Bij het meetnetontwerp moet worden uitgegaan van de volgende randvoorwaarden of aandachtspunten: 1. Beleidsvragen: de volgende beleidsvragen dienen als vertrekpunt te worden genomen: a. Hoe is de ontwikkeling in aantal en verspreiding van de relevante soorten in het leefgebied open akkerland in de verschillende provincies? b. Hoe is de ontwikkeling in aantal en verspreiding van relevante soorten in de verschillen de kern gebieden in het leefgebied open akkerland? 9

14 Sovon-rapport 2015/55 c. Is er verschil in de ontwikkeling in aantal en ver spreiding van de relevante soorten tussen het leefgebied open akkerland en daarbuiten, dus in gebieden zonder agrarisch natuurbeheer? 2. Bestaande meetnetten: maak zoveel mogelijk gebruik van bestaande meetnetten waaronder meetnetten in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) teneinde te voorkomen dat er dubbel werk wordt verricht en om historische gegevensreeksen optimaal te benutten. Hiermee kan ook een besparing in de kosten worden bereikt. 3. Synergie tussen beleidsmonitoring en beheermonitoring: tevens dient te worden onderzocht in hoeverre een combinatie van beleids- en beheermonitoring mogelijk is. 4. Kosten: raam de benodigde kosten om het meetnet te kunnen uitvoeren. a. Daarbij moet indien relevant onderscheid worden gemaakt tussen de kosten die zijn gemoeid met de verschillende te beantwoorden beleidsvragen en inspanningen die informatie opleveren over trends in aantallen en trends in verspreiding. b. Voorts moet duidelijk zijn welke informatievragen als (deels) via de bestaande meetnetten zijn opgenomen. c. Indien aan de orde dient onderscheid te worden gemaakt tussen de kosten bij uitvoering door vrijwilligers en bij uitvoering door professionals. 5. Wijze van meten en opslag: besteed aandacht aan a. het type meetpunten; b. de te gebruiken meetprotocollen; c. de hoeveelheid meetpunten die minimaal nodig is en de ligging daarvan d. de bijdrage van bestaande monitoringinspanningen in het kader van het NEM e. de opslag in de NDFF 1.2. Achtergronden Veranderingen in het beleid Natuurwaarden van het agrarisch gebied zijn gedurende de vorige en deze eeuw dramatisch afgenomen. In pogingen om biodiversiteit in dit gebied te vergroten voert de Nederlandse overheid al sinds 1981 beleid voor uitvoering van agrarisch natuurbeheer, door boeren te betalen voor natuurmaatregelen in het agrarisch gebied. Vanaf 2016 komt er jaarlijks ca. 60 miljoen euro beschikbaar voor deelnemende boeren (Melman 2015). Sinds de invoering van dit beleid is er voortdurend discussie geweest over de effectiviteit van deze vorm van beheer voor natuurwaarden. De studie van Kleijn et al. (2001) bracht veel commotie teweeg, omdat het voor het eerst goed onderbouwd liet zien dat agrarisch natuurbeheer niet had geleid tot een verbetering van de biodiversiteit in boerenland. De discussie leidde er onder andere toe dat op grotere schaal werd onderzocht in hoeverre agrarisch natuurbeheer en reservaatbeheer de aantalsontwikkeling van weidevogels beïnvloedde. Hieruit kwam naar voren dat de aantallen in reservaten stabiel waren, maar dat die afnamen in beheergebieden en in regulier agrarisch gebruikte gebieden (Van Egmond & De Koeijer 2006). De invoering van een beheerovereenkomst bleek ook niet te leiden tot een positieve trendbreuk (Kleijn & Van Zuijlen 2003, Breeuwer et al. 2009). Van meer recente datum is een rapport van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI 2013), waaruit bleek dat in veel gevallen geen wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat agrarisch natuurbeheer leidt tot een verbetering van natuurwaarden in het agrarisch gebied. Dit neemt niet weg dat er geen mogelijkheden tot verbetering zouden zijn: in een aantal gevallen zijn positieve effecten te zien, zoals hogere dichtheden van vogels bij faunaranden en het positieve effect van beheermaatregelen in akkergebieden op Grauwe Kiekendieven (Kleijn 2012). Er zijn diverse oorzaken aan te wijzen waarom het agrarisch natuurbeheer tot op heden niet (voldoende) heeft gewerkt. Zo zijn faunaranden in akkergebieden ruimtelijk vaak niet efficiënt neergelegd: wanneer randen minder dicht opeen zouden liggen kan tot 46% meer broedhabitat voor Veldleeuweriken worden bediend (Kuiper et al. 2013). Ook in graslandgebieden is gebleken dat overeenkomsten lang niet altijd op de juiste plek liggen, waardoor ze onbereikbaar zijn voor de vogels waarop de maatregel zich richt (Melman et al. 2008). De getroffen maatregelen dragen ook hier onvoldoende bij aan de instandhouding van soorten (RLI 2013). De conclusie was snel getrokken: het agrarisch natuurbeheer moest effectiever worden gemaakt via een stelselherziening. En dit moet leiden tot een minder diffuse inzet van maatregelen door concentratie in kansrijke gebieden (de zogenaamde kerngebiedenbenadering, Teunissen et al. 2012). In sommige provincies is dit beleid al doorgevoerd, zoals in Groningen (Provincie Groningen 2008, Koks 2008, van Scharenburg et al. 2010). In Groningen is onlangs het beleid getoetst aan de hand van data (Wiersma et al. 2014). Teneinde de afname van de agro-biodiversiteit te keren hebben Rijk en provincies zich in het Natuurpact van 2013 vastgelegd op een herziening van het agrarisch natuurbeheer in gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland zijn gelegen. De nieuwe aanpak via het ANLb (2016) moet dat bewerkstel- 10

15 Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb ligen (kamerbrief stand van zaken ANLb, 30 juni 2014). Het beheer moet zich gaan richten op (doel) soorten waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft, en het beheer moet worden geconcentreerd in kansrijke (kern)gebieden. Een andere belangrijke verandering is dat binnen het agrarisch gebied een viertal leefgebieden worden onderscheiden: open grasland, open akkerland, droge dooradering en natte dooradering. Deze gebieden zijn begrensd op basis van het voorkomen van de doelsoorten in een bepaalde minimale dichtheid (Hammers et al. 2014). De organisatie en uitvoering van het beheer binnen de leefgebieden wordt vanuit een bottom up -benadering vormgegeven, wat betekent dat de agrarische ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting en de uitvoering van het beheer binnen een leefgebied. Zij doen dit via gebiedsplannen, onder coördinatie van een collectief. De vraag in hoeverre deze verandering in beleid zal leiden tot het gewenste effect op de vogelsoorten in boerenland waarop het beheer zich richt vormt het uitgangspunt van deze rapportage. Door middel van monitoring willen provincies achterhalen in hoeverre het beleid effectief en efficiënt is. De kernvraag daarbij is of het beleid bijdraagt aan de staat van instandhouding van de doelsoorten in de verschillende leefgebieden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze beleidsmonitoring ligt primair bij de provincies. Daarnaast is er ook informatie nodig om de uitvoering van concrete beheermaatregelen te kunnen evalueren. De hiervoor benodigde beheermonitoring wordt ontwikkeld door SCAN. Deze monitoring is dus meer gericht op het evalueren van de afzonderlijke maatregelen en moet informatie opleveren over hoe maatregelen nog verder verbeterd kunnen worden ( lerend beheren ). Beheermonitoring moet ook belangrijke informatie aanleveren voor het flexibel en last-minute beheer. Figuur 1. Ligging van de leefgebieden open akkerland (bron: BIJ12, februari 2015). 11

16 Sovon-rapport 2015/55 Tabel 1. Het aandeel leefgebied open akkerland per provincie afgezet tegen de totale oppervlakte per provincie en de totale oppervlakte agrarisch gebied per provincie. provincie Hele provincie Agrarisch cultuurland Leefgebied open akkerland Opp (ha) Opp (ha) Opp (ha) aandeel/ provincie aandeel/ agrarisch cultuurland Drenthe ,0% 19,3% Flevoland ,0% 48,7% Fryslân Gelderland Groningen ,7% 26,1% Limburg ,8% 33,1% Noord-Brabant ,3% 24,9% Noord-Holland ,2% 40,3% Overijssel ,0% 1,2% Utrecht ,6% 6,5% Zeeland ,1% 51,2% Zuid-Holland ,9% 37,0% Totaal ,9% 20,5% Begrenzing leefgebied in het open akkerland In figuur 1 is de ligging van het begrensde leefgebied open akkerland aangegeven, zoals die door de opdrachtgever aan ons is verstrekt bij de start van het project. Dit is de voorlopige begrenzing (stand van zaken februari 2015). In tabel 1 is de oppervlakte als open akkerland begrens leefgebied per provincie weergegeven. Twee provincies hebben geen open akkerland begrensd: Fryslân en Gelderland, en twee provincies nauwelijks: Overijssel en Utrecht. In vergelijking met de leefgebieden droge dooradering en natte dooradering is de oppervlakte van open akkerland relatief gering. Zuid-Holland heeft het grootste aangewezen leefgebied (figuur 2) Verantwoording De dagelijkse begeleiding van dit project vanuit BIJ12 lag in handen van André de Bonte en Linde Gommerts. Het bepalen van de meetfrequentie en de benodigde steekproefgrootte is uitgevoerd door het CBS. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden met SCAN (Astrid Manhoudt en Paul Terwan) teneinde mogelijkheden voor synergie te verkennen tussen beleids- en beheermonitoring. Voor afstemming met het NEM is overleg gevoerd met Ruud Bink, themaleider NEM bij WOT Natuur & Milieu. Figuur 2. Het percentage van het agrarisch gebied in een provincie dat in totaal is aangewezen als leefgebied voor alle leefgebieden gezamenlijk. Overlap tussen leefgebieden komt in bijna elke provincie voor, waardoor het percentage meer dan 100% kan bedragen. 12

17 Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb Voor dit project werd tevens een begeleidingsgroep ingesteld, bestaande uit de volgende vertegenwoordigers: Vertegenwoordiger Boena van Noorden Frank Bos Utrecht Frank Visbeen Jaap van der Linden Jacco Maisan Jan van t Hoff Karin Uilhoorn Kees Mostert Marion Pross Piet Bremer Provincie Limburg Noord-Holland Noord-Brabant Flevoland Groningen Drenthe Zuid-Holland Zeeland Overijssel Torenvalkman veenkoloniën. Foto: St. Werkgroep Grauwe Kiekendief 13

18 Sovon-rapport 2015/55 Velduil broedend in faunarand. Foto: St. Werkgroep Grauwe Kiekendief 14

19 2. Informatiebehoefte Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb Bij de opzet van een meetnet wordt vaak uitgegaan van de zogenaamde MDIAR-keten van het Europees Milieuagentschap (zie figuur 3, links). Het monitoringdeel wordt dan verder uitgewerkt in de monitoringcyclus (zie figuur 3, rechts). In het Nederlandse monitoringlandschap is het gebruikelijk het ontwerp van een meetnet te baseren op een concrete uitwerking van meetdoelen, die een vertaling zijn van de informatiebehoefte. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met (wettelijke) informatiebehoeften en meetdoelen vanuit andere beleidskaders, zoals de periodieke rapportage van de staat van instandhouding van soorten van de Europese Vogelrichtlijn. Voor elk leefgebied is een aantal vogelsoorten benoemd waarop het agrarisch natuurbeheer zich dient te richten: de doelsoorten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen soorten waarvoor het beleid van belang is in het broedseizoen (broedvogels) of daarbuiten als doortrekker of overwinteraar (niet-broedvogels). Bij de selectie van de doelsoorten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd (Hammers et al. 2014): 1. De soort komt in Nederland voor en: a. de staat van instandhouding is zeer ongunstig of b. de staat van instandhouding is matig ongunstig of c. de staat van instandhouding is gunstig, maar de soort staat op de Rode Lijst als gevoelig, kwetsbaar, bedreigd of ernstig bedreigd of d. de staat van instandhouding is onbekend 2. Het ANLb wordt als een effectief instrument gezien voor de verbetering van de instandhouding van de soort. Voor meer informatie kan worden verwezen naar de soortenfiches op het Portaal Natuur en Landschap FichesANLb2016november2014defm.pdf. De lijst met soorten waarvoor ANLb moet leiden tot een verbetering van de instandhouding in het leefgebied open akkerland is weergegeven in tabel 2. Een aantal soorten is van belang als broedvogel en als wintervogel Beleidsvragen De beleidsvragen zijn bij de start van dit project door de provincies via BIJ12 als volgt geformuleerd: 1. Hoe is de ontwikkeling in aantal en verspreiding van de doelsoorten in de leefgebieden in de verschillende provincies? 2. Hoe is de ontwikkeling in aantal en verspreiding van de doelsoorten in de verschillende beschikte gebieden in de leefgebieden? 3. Is er verschil in de ontwikkeling in aantal en verspreiding van de doelsoorten tussen de verschillende leefgebieden en daarbuiten, dus in gebieden zonder agrarisch natuurbeheer? Tevens hebben provincies aangegeven dat de effectiviteit van het gevoerde beheer via het ANLb geëvalueerd moet kunnen worden (beleidsvraag 4). Onderdeel van het beleid is de begrenzing van leefgebieden binnen agrarisch gebied. Alleen in die gebieden kunnen collectieven beheerovereenkomsten afsluiten. Om de effectiviteit van het beheer te kunnen vaststellen is het dus nodig om niet alleen Rapportage Provincies Beoordeling Informatieoverdracht Informatiebehoefte Informatie Gegevensbeheer Monitoringstrategie Data Meetnetontwerp Monitoring Validatie Gegevensinwinning Figuur 3. Voor de opzet van monitoringprogramma s wordt vaak gebruik gemaakt van de MDIAR-benadering van Europees Milieuagentschap (links). Voor de uitwerking van de monitoring wordt vervolgens de monitoringcyclus gehanteerd. De blauw gemarkeerde velden in de monitoringcyclus worden in deze studie nader uitgewerkt. De overige aspecten worden benoemd of summier uitgewerkt. 15

20 Sovon-rapport 2015/55 Tabel 2. Soorten die als broedvogel en/of overwinteraar (niet-broedvogel) zijn benoemd door de provincies als doelsoort in het leefgebied open akkerland. Dit betreft soorten waarvoor Nederland een internationale verplichting heeft en waarvan verwacht wordt dat ANLb een bijdrage kan leveren aan de gunstige staat van instandhouding van die soort, en additionele soorten die zijn toegevoegd omdat ze in meerdere provincies als extra doelsoort zijn benoemd (grijs gearceerd). Vogelsoort Broedvogel Wintervogel Blauwe Kiekendief x Boerenzwaluw x Geelgors x Gele Kwikstaart x Graspieper x Grauwe Gors x x Grauwe Kiekendief x Groenling x Grutto x Houtduif x Huiszwaluw x Keep x Kerkuil x Kievit x Kleine Zwaan x Kneu x Kraanvogel x Kwartel x Kwartelkoning x Patrijs x Ransuil x Ringmus x Roek x Rotgans x Scholekster x Steenuil x Torenvalk x Tureluur x Veldleeuwerik x x Velduil x Wilde Zwaan x Wulp x Totaal 24 9 binnen het totale leefgebied de ontwikkelingen te volgen, maar ook in de gebieden daarbinnen waar daadwerkelijk beheer wordt uitgevoerd, en dit te vergelijken met gebieden waarin geen beheermaatregelen zijn getroffen. Alleen dan wordt het mogelijk een verantwoorde beoordeling van de effecten op vogelpopulaties te maken. We benadrukken dat wanneer kennis nodig is over de status van soorten, monitoring slechts een stap is in het onderzoeken van onderliggende oorzaken. Alleen dankzij toegepast wetenschappelijk onderzoek in Nederland weten we nu meer over de status van soorten zoals Patrijs, Veldleeuwerik, Grauwe Kiekendief en Grutto in relatie tot beheer. Het belang van een gangbaar monitoringmeetnet zit in het vastleggen van de algemene patronen en het constateren van positieve of negatieve ontwikkelingen. Om vervolgens oorzakelijke verbanden te onderzoeken, of te achterhalen welke mechanismen tot veranderingen hebben geleid is diepgaander onderzoek vereist Definities Een aantal veel voorkomende begrippen zijn door ons nader gedefinieerd omdat ze voor meerdere interpretaties vatbaar kunnen zijn. De uitleg van de begrippen leefgebied, beschikt gebied en kerngebied is ontleend aan Begrippen SVNL 2016 : Leefgebied: In het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd. Het gaat hierbij specifiek om soorten en/of soortgroepen waarvoor Nederland internationale verplichtingen heeft. Beschikt gebied: Gebied waarvoor een subsidiebeschikking in het kader van de SVNL en/of SKNL is afgegeven. Dit gebied ligt binnen de begrenzing van het natuurbeheerplan van de provincie. Kerngebied: Een kerngebied is binnen een leefgebied, het gebied met de hoogste kans op een stabiele populatie van (een groep van) soorten. Wit gebied: het deel van het agrarisch gebied dat door provincies niet is begrensd als leefgebied. Stratum: eenheid waarover uitspraken gedaan moeten worden (zie ook figuur 4 met uitleg). Er vindt voor zover bekend geen specifieke sturing vanuit provincies plaats om beheermaatregelen te concentreren in de kerngebieden, behalve in Groningen en Flevoland. De kerngebieden zijn door de meeste provincies niet als zodanig in de natuurbeheerplannen aangegeven. Het daadwerkelijke beheer binnen het leefgebied vindt dus plaats in het beschikt gebied. Natuurlijk blijft het mogelijk dat beschikt gebied overeenkomt met kerngebied, overeenkomstig de uitwerking van het beleid van meer doen in minder gebieden. Om duidelijkheid te hebben over de verschillende gebieds- en stratumaanduidingen in dit document, wordt in figuur 4 een omschrijving gegeven van de termen zoals die in dit rapport worden gehanteerd. 16

21 Monitoring van vogels in open akkerland in het kader van de stelselherziening ANLb Figuur 4. Schematische weergave van de relatie tussen stratum-aanduidingen, de eenheden waarover uitspraken over trends gedaan moeten worden. Leefgebied is dat deel van het agrarisch gebied waarbinnen beheerpakketten kunnen worden afgesloten en dat is toebedeeld aan een van de vier typen: open akkerland, open grasland, droge dooradering en natte dooradering. Beschikt gebied is dat deel van het leefgebied waar daadwerkelijk agrarisch natuurbeheer met een subsidiebeschikking wordt uitgevoerd. Wit gebied is dat deel van het agrarisch gebied dat door provincies niet is begrensd als leefgebied. In een provincie kan wit gebied ontbreken wanneer het totale agrarisch gebied is toebedeeld aan een leefgebied. Wit gebied kan worden opgedeeld in de biotopen die overeenkomen met de verschillende leefgebieden. De stippen stellen de meetpunten voor van het meetnet. Stippen langs de grenzen van beschikt en overig leefgebied stellen gepaarde meetpunten voor, die in werkelijkheid niet langs de randen zullen liggen. De stippellijn stelt een kerngebied waarbinnen de kans op een stabiele populatie als het grootst wordt ingeschat Van beleidsvragen naar meetdoelen Het is belangrijk om nogmaals te benadrukken dat het hier gaat om het ontwerp van een meetnet dat het gevoerde beleid evalueert. Hierbij is allereerst de vraag wat de ontwikkelingen zijn in de gebieden waarin het beleid wordt toegepast en vervolgens hoe die ontwikkelingen zich verhouden tot gebieden waarin dat beleid niet wordt toegepast; de effectiviteitsvraag. Beleidsmonitoring houdt zich dus bezig met de vraag of gebieden met beheermaatregelen vanuit het ANLb een andere ontwikkeling laten zien dan gebieden waarin die maatregelen niet worden genomen. In hoeverre de afzonderlijke beheermaatregelen of combinaties daarvan effectief zijn is onderwerp van de beheermonitoring. Zoals in 2.2 al is aangegeven bieden de oorspronkelijk geformuleerde beleidsvragen nog mogelijkheden voor meerdere interpretaties. Hierdoor is een meetnetontwerp nog niet goed te maken. De beleidsvragen moeten daarvoor worden vertaald in meetdoelen; wat moet er worden gemeten om de vragen te kunnen beantwoorden? Dit wordt mogelijk nu een aantal begrippen die in de beleidsvragen worden gehanteerd nader zijn gedefinieerd. Bij het opstellen van de meetdoelen kunnen we twee niveaus onderscheiden: 1) sturende meetdoelen en 2) secundaire meetdoelen. Sturende meetdoelen zijn de meetdoelen die noodzakelijk zijn om de beleidsvragen zoals geformuleerd door de provincies minimaal te kunnen beantwoorden. Secundaire meetdoelen zijn niet bepalend voor de inrichting van het meetnet, maar leveren wel voor de evaluatie van het beleid waardevolle aanvullende informatie. Hiervoor kunnen extra meetpunten nodig zijn, indien hier rekening mee wordt gehouden bij de inrichting van het meetnet. Bij de formulering van de meetdoelen is het belangrijk dat een realistische inschatting wordt gemaakt 17

22 Sovon-rapport 2015/55 van de haalbaarheid om de beleidsvragen te vertalen naar meetdoelen. De beleidsvraag die de hoogste eisen stelt aan de beschikbare data is vraag 2; voor elk beschikt gebied binnen een bepaald leefgebied wil men de ontwikkeling in aantal en verspreiding volgen. Op voorhand kan al worden aangegeven dat dit niet realistisch is, gezien de grote meetinspanning die dit vergt. Mogelijk geldt dat ook al voor de ontwikkelingen per leefgebied per provincie. Meetdoelen die aan deze beleidsvragen zijn gekoppeld zullen daarom als secundair worden beschouwd Sturende meetdoelen De beleidsvragen die als haalbaar worden beschouwd kunnen nu worden vertaald in een aantal meetdoelen, waarbij rekening wordt gehouden met de nadere definities van de verschillende begrippen. Dit leidt tot de volgende sturende meetdoelen (zie ook figuur 4): Meetdoel M1: Vaststellen van de landelijke ontwikkeling in aantal van de doelsoorten per type leefgebied (nodig voor beleidsvraag 3 zoals genoemd in 2.1) Meetdoel M2: Vaststellen van de landelijke ontwikkeling in aantal van de doelsoorten binnen en buiten het beschikt gebied per type leefgebied (nodig voor de aanvullende vraag - beleidsvraag 4, zie naar effectiviteit van het beleid) Meetdoel M3: Vaststellen van de landelijke ontwikkeling in aantal van de doelsoorten in het agrarisch gebied buiten het leefgebied; het zogenaamde witte gebied (nodig voor beleidsvraag 3, zie 2.1.) Meetdoel M4: Vaststellen van de provinciale ontwikkeling in aantal van de doelsoorten in beschikt gebied in de vier leefgebieden samen en het overige agrarisch gebied. Merk op dat bij de eerste drie meetdoelen gesproken wordt over meetdoelen op het niveau van Nederland en nog niet op provinciaal niveau, zoals in de eerste beleidsvraag is verwoord. Afgezien van M4 worden meetdoelen op provinciaal niveau besproken onder secundaire meetdoelen ( 2.3.2). Deze meetdoelen zijn er dus op gericht de vraag te beantwoorden of het beleid leidt tot de gewenste verbetering van natuurwaarden in de begrensde leefgebieden binnen het agrarisch gebied van Nederland. Hierin voorziet vooral M1. Door de beleidsmonitoring mede op basis van de twee andere meetdoelen vorm te geven wordt het ook mogelijk de belangrijkste achterliggende vraag te beantwoorden: Is het gevoerde beleid effectief? Met andere woorden, is het agrarisch natuurbeheer in deze vorm en omvang effectief? Om deze vraag te beantwoorden, voldoet het niet om alleen de ontwikkeling in beheerde gebieden (beschikt gebied) te monitoren. Er moet een vergelijking worden gemaakt tussen gebieden waarin wel en geen beheermaatregelen in het kader van ANLb worden toegepast. Vanuit de provincies is aangegeven dat dit het belangrijkste meetdoel (M2) is. Dit biedt ook de beste mogelijkheid voor een zuivere vergelijking tussen gebieden met en zonder beheermaatregelen en daarmee de effectiviteit van het landelijke beleid. Ten slotte wordt in M4 ingegaan op de verschillen tussen al het beschikt gebied (ongeacht het type leefgebied) en het overige agrarisch gebied. Het vaststellen van een verschil in trends voor M2 kan door afzonderlijke trends voor de typen beschikt gebied en gebieden zonder beheermaatregelen (zowel binnen als buiten het leefgebied) te bepalen en die statistisch te vergelijken. Een statistisch efficiëntere manier om dit meetdoel te bereiken is door een paarsgewijze vergelijking te maken tussen gebieden met en zonder beheermaatregelen. Een paar van meetpunten bestaat uit een meetpunt in beschikt gebied en een meetpunt in gebied zonder beheermaatregelen, waar de twee gebieden, afgezien van de aanwezigheid van beheermaatregelen, landschappelijk vrijwel identiek zijn (zie figuur 4). In de praktijk is dit lastig te implementeren omdat het selecteren van de meetpunten hierdoor complexer zal worden. Het vaststellen van een verschil in trend zal dus gebeuren door de afzonderlijke trends voor de verschillende typen met elkaar te vergelijken. Met de gekozen opzet kan ook een trend in aan- of afwezigheid in de meetpunten worden bepaald, wat dus een beeld van de verandering in de verspreiding weergeeft. Dit geeft echter slechts een globale indicatie voor de trend in verspreiding, omdat goed verspreidingsonderzoek waarschijnlijk vraagt om een veel grotere ruimtelijke dekking, waarvoor in het ANLb kader voldoende financiële middelen ontbreken. Omdat de trend in aantallen een gevoeligere maat is dan de trend in verspreiding, geven wij prioriteit aan het in beeld brengen van trends in aantallen. Overigens zal nog moeten blijken of de sturende meetdoelen wel voor alle soorten haalbaar zijn. Voor een aantal moeilijke soorten ontbreekt het mogelijk aan geschikte efficiënte veldmethoden of vormt de benodigde tijdsinspanning een probleem (in beide gevallen aan de orde voor een nachtactieve soort als de Ransuil). Dit onderwerp komt nog aan de orde in het volgende hoofdstuk bij de soortselectie Secundaire meetdoelen Afhankelijk van de soort kunnen met het meetnet meer resultaten verkregen worden dan bij de stu- 18

Monitoringsplan Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland 2015-2016 Beleidsmonitoring Akker- en weidevogels in het agrarisch gebied.

Monitoringsplan Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland 2015-2016 Beleidsmonitoring Akker- en weidevogels in het agrarisch gebied. Monitoringsplan Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland 2015-2016 Beleidsmonitoring Akker- en weidevogels in het agrarisch gebied. Foto: Wilma Maljaars Datum: 16 maart 2015 Versienummer: Definitief

Nadere informatie

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014 Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014 Inleiding In deze leeswijzer vindt u een uitgebreidere uitleg over de het gebruik en interpretatie

Nadere informatie

MONITORING AGRARISCH NATUURBEHEER

MONITORING AGRARISCH NATUURBEHEER MONITORING AGRARISCH NATUURBEHEER ASTRID MANHOUDT SCAN / BOERENNATUUR.NL ONDERWERPEN PRESENTATIE Huidige stand van zaken ANLb vanaf 2016 Beleid- en beheermonitoring Beheermonitoring Vervolgstappen voor

Nadere informatie

Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer AGRARISCHE AGRARISCHE AGRARISCHE LIMBURGS AANDEEL in NATUURTYPEN en LANDSCHAPSELEMENTTYPEN DEELGEBIEDEN CLUSTERS VAN BEHEERACTIVITEITEN volgens catalogus

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015 Rob L. Vogel Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels tot en met 2015 In opdracht van Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Sovon-rapport 2015/66

Nadere informatie

De landelijke vogelmeetnetten in natuurbeheer en -beleid. Chris van Turnhout

De landelijke vogelmeetnetten in natuurbeheer en -beleid. Chris van Turnhout De landelijke vogelmeetnetten in natuurbeheer en -beleid Chris van Turnhout Onze missie: volgen populatie-veranderingen van alle wilde vogels in Nederland Monitoring gebaat bij continuïteit op de lange

Nadere informatie

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

ffi SrnTEN '?,iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten Lid Gedeputeerde Staten SrnTEN Mr. J.F. (Han) Weber Contact 070 441 61 96 jf.weber@pzh.nl '?",iffhorrand Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Aan Provinciale

Nadere informatie

2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga

2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga 2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga 7 april 2017 Marjon Schultinga & Sanne Heijting Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoering INHOUD

Nadere informatie

Analyse meetnet-gegevens Noord-Holland

Analyse meetnet-gegevens Noord-Holland van Turnhout C. & Zoetebier D. Analyse meetnet-gegevens Noord-Holland Analyse meetnet-gegevens Noord-Holland In opdracht van: Chris van Turnhout & Dirk Zoetebier Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl

Nadere informatie

Gebiedskenmerken van goede gebieden in open akkerland en droge dooradering

Gebiedskenmerken van goede gebieden in open akkerland en droge dooradering Gebiedskenmerken van goede gebieden in open akkerland en droge dooradering Wolf Teunissen, Christian Kampichler, Jeroen Scheper, Ernst Oosterveld, Henk Sierdsema, Ralph Buij, Dick Melman & David Kleijn

Nadere informatie

Het Meetnet Agrarisch Soorten van start in de Provincies Drenthe, Flevoland en Groningen.

Het Meetnet Agrarisch Soorten van start in de Provincies Drenthe, Flevoland en Groningen. Het Meetnet Agrarisch Soorten van start in de Provincies Drenthe, Flevoland en Groningen. Beste mensen, Het MAS+ toegelicht en een oproep tot deelname! De Lente begint - al knipperend - te ontwaken. Het

Nadere informatie

Monitoringsplan ANLb Zeeland Beleidsmonitoring van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland

Monitoringsplan ANLb Zeeland Beleidsmonitoring van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland Monitoringsplan ANLb Zeeland 2017-2021 Beleidsmonitoring van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland Monitoringsplan ANLb Zeeland 2017-2021 Beleidsmonitoring van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer

Nadere informatie

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie

Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie Vrijwilligers voor flora en fauna inventarisaties: een gouden combinatie 19 juni 2017 Theo Verstrael Sovon Vogelonderzoek Nederland Inhoud Vrijwilligers & natuurmonitoring Achtergronden & motivaties Wat

Nadere informatie

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Beheerevaluatie 2018 weidevogels Beheerevaluatie 2018 weidevogels Auteur Opdrachtgever Status Stichting Landschapsbeheer Gelderland VALA Definitieve versie Datum 06-11-2018 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 3 3 Beltrumse

Nadere informatie

Welkom. Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder

Welkom. Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder Welkom Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder Agenda Doel en opzet van de voorlichting Nieuw stelsel voor agrarisch natuurbeheer Wie is Collectief Midden Groningen en wat doet we? Natuurbeheerplan

Nadere informatie

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer De breedte van het speelveld Betaald beheer (SNL): 179.000 ha, 64 mln. (excl. ganzen) 13.500 bedrijven = 27% van grondgebonden

Nadere informatie

Alle soorten tellen Mee!

Alle soorten tellen Mee! Alle soorten tellen Mee! Reflectie op lezing Astrid Manhoudt Monitoring Agrarisch Natuurbeheer 3 e Flora en Faunacongres Nijmegen, 25 januari 2016 Ronald Zollinger Tellen alle soorten wel mee? Discussie

Nadere informatie

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk? Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk? Conclusie Er zijn veel ontwikkelingen in het natuurbeleid sinds 2010 Er zijn aanpassingen doorgevoerd of noodzakelijk Natuurbeleid in

Nadere informatie

Het tellen van broedvogels ten behoeve van beheermonitoring van akkervogels

Het tellen van broedvogels ten behoeve van beheermonitoring van akkervogels Factsheet Het tellen van broedvogels ten behoeve van beheermonitoring van akkervogels Foto: Harvey van Diek Foto: Peter Eekelder Het akkerland in N.O-Nederland wordt in relatieve zin steeds belangrijker

Nadere informatie

Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University

Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University Veranderingen in de dichtheid van vogelsoorten van het boerenland in Eemland en Gelderse Vallei tussen

Nadere informatie

Meerjarenvisie In het kort

Meerjarenvisie In het kort In het kort Colofon Samenstelling: Sovon Vogelonderzoek Nederland Eindredactie: Fred Hustings Lay-out: John van Betteray Foto s: Loes van den Bremer, Harvey van Diek. Peter Eekelder, Menno Hornman, Kees

Nadere informatie

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM PROVINCIE FLEVOLAND Mededeling Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer Doel van deze mededeling: In opinieronde 3 van 15 mei 2013 heeft de portefeuillehouder u een overzicht toegezegd van de resultaten

Nadere informatie

WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam

WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam Programma 20.00 uur Opening door Johan van Nieuwenhuyzen, bestuurslid 20.10 uur Toelichting op ANV Hollands Noorden door Ellen

Nadere informatie

De nieuwe Vogelatlas voor Nederland. Hoe staan de vogels in Drenthe er voor? Door Bert Dijkstra

De nieuwe Vogelatlas voor Nederland. Hoe staan de vogels in Drenthe er voor? Door Bert Dijkstra De nieuwe Vogelatlas voor Nederland. Hoe staan de vogels in Drenthe er voor? Door Bert Dijkstra Atlasproject 2013-2015 aanleiding en ambities Opkomende wintervogel Hoe gaat het met? Veranderingen in de

Nadere informatie

Naar een integratie van monitoringmethoden voor weidevogels

Naar een integratie van monitoringmethoden voor weidevogels Wolf Teunissen et al. Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Naar een integratie van monitoringmethoden voor weidevogels Wolf Teunissen, Ruud Foppen, Chris van Turnhout & Rob Vogel

Nadere informatie

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214 Er is goed nieuws en er is slecht nieuws WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD 214: ER IS GOED NIEUWS EN ER IS SLECHT NIEUWS Sinds 211 telt DNatuur voor ANV Lopikerwaard hoeveel Grutto

Nadere informatie

Terugkijken op De wondere wereld van de weidevogels!

Terugkijken op De wondere wereld van de weidevogels! Programma: 09.30 uur Inloop 10.00 uur Opening door Arjan Vriend, directeur Stichting Landschapsbeheer Gelderland 10.10 uur Resultaten en ontwikkelingen in de vrijwillige boerenlandvogelbescherming in Gelderland

Nadere informatie

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen. Was-Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2019 (versie 17 jan18) Was Wordt tabel tekstuele wijzigingen Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2019 Pagina Natuurbeheerplan 2018 Ontwerp Natuurbeheerplan 2019

Nadere informatie

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn Landbouwgebied Productie van voedsel en grondstoffen Natuur op boerenland Intensivering van landbouw Agrarisch natuurbeheer

Nadere informatie

Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer

Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer Programma van Eisen kwaliteitshandboek Natuurbeheer In dit Programma van Eisen geeft de subsidiegever (in dit geval de provincie) aan, aan welke eisen een beheerder moet voldoen om voor certificering in

Nadere informatie

Lerend beheer met Beheer-op-Maat (BoM)

Lerend beheer met Beheer-op-Maat (BoM) Lerend beheer met Beheer-op-Maat (BoM) afleidingsmanoeuvre of brug beheer-wetenschap-beleid? 8 maart 2018; Dick Melman 1 1 mmv Tim Visser 1 Weidevogels: icoon van Nederlandse natuur Yellow wagtail redshank

Nadere informatie

Botentelling rondom IJburg in 2015/16

Botentelling rondom IJburg in 2015/16 Olaf Klaassen Botentelling rondom IJburg in 2015/16 Botentelling rondom IJburg in 2015/16 In opdracht van: Olaf Klaassen Sovon-rapport 2016/22 Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl

Nadere informatie

Onderstaand de belangrijkste onderlinge relaties en geformuleerde uitgangspunten bij verdere uitwerking:

Onderstaand de belangrijkste onderlinge relaties en geformuleerde uitgangspunten bij verdere uitwerking: Notitie Samenhang instrumenten in het ANLb2016 Uitgangspunten bij de uitwerking van de POP3+ fiche, de subsidieverordening, het format Natuurbeheerplan, de Index Natuur en Landschap, de Catalogus Groen

Nadere informatie

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland Chris van Turnhout (Sovon) Ronald van Harxen, Pascal Stroeken en Theo Boudewijn (STONE) foto: Pete Whieldon Inleiding - Effectieve

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels Monitoring in het kader van een tijdelijke compensatievoorziening

Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels Monitoring in het kader van een tijdelijke compensatievoorziening Rob L. Vogel Ontwikkelingen in de betekenis van het gebied Aersoltweerde voor vogels In opdracht van Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Sovon-rapport 2015/19 Postbus 6521 6503

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

Monitoring van Steenuilen in : een succes! Monitoring van Steenuilen in 2003-2008: een succes! Monitoring van Steenuilen in 2003-2008: een succes! Arjan Boele Het zou ideaal zijn jaarlijks alle Steenuil-territoria in ons land in kaart te brengen,

Nadere informatie

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies Het CBS inventariseert jaarlijks de feitelijk

Nadere informatie

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen Tim Termaat Libellenstudiedag Vlaanderen 15 februari 2014 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Hoe gaat

Nadere informatie

WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS

WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS INLEIDING Als onderdeel van de interne kwaliteitsborging voert het collectief een ecologische toets uit op het beheerplan dat in voorbereiding op de gebiedsaanvraag

Nadere informatie

Botentelling rondom IJburg in 2016/17

Botentelling rondom IJburg in 2016/17 Slaterus R. Botentelling rondom IJburg in 2016/17 Botentelling rondom IJburg in 2016/17 In opdracht van: Roy Slaterus Sovon-rapport 2017/63 Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl

Nadere informatie

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond

Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond Provincies, natuurlijk doen! Aanvulling BBL-oud-grond Aanvullend advies aan het Interprovinciaal Overleg over de verdelingsvraagstukken samenhangend met de BBL-oud-grond Juni 2013 Inhoud 1 Inleiding 2

Nadere informatie

Motivatie waarnemers. Waarom tellen waarnemers? Waarneme. Aantallen waarnemers. Nederland is land met hoogste dichtheid aan waarnemers

Motivatie waarnemers. Waarom tellen waarnemers? Waarneme. Aantallen waarnemers. Nederland is land met hoogste dichtheid aan waarnemers 99 99 99 99 99 995 996 997 998 999 5 6 7 8 9 5 Citizen science in het boerenland en lichtpuntjes Citizen Science (burgerwetenschap) Onderzoek uitgevoerd door burgers, vaak in samenwerking met of onder

Nadere informatie

Algemene Ledenvergadering

Algemene Ledenvergadering ELAN Agrarische Natuurverenigingen Zuidoost-Friesland Algemene Ledenvergadering Collectief ELAN Nijeholtpade, 28-06-2017 Opgericht in 2010 Vijf inliggende Agrarische natuurverenigingen (ANV s): Gagelvenne

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 576 Natuurbeleid Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen Sovon-rapport 2013/47 Vogels in Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter

Nadere informatie

De kern ligt bij plasdras

De kern ligt bij plasdras 7-3-2014 Inleiding presentatie Weidevogelbeheer Vereniging Noardlike Fryske Wâlden Weidevogelaantallen 2009-2012 Plasdras voor meer weidevogels Netwerken voor vitale populaties De kern ligt bij plasdras

Nadere informatie

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

2013 wordt het jaar van de Patrijs. 2013 wordt het jaar van de Patrijs. 1 Waarom? De soort kwam vroeger in grote aantallen voor in NL; er werd zelfs op gejaagd (en in sommige landen nog steeds) Bijna iedereen heeft de vogel wel eens gezien

Nadere informatie

Buijtenland van Rhoon

Buijtenland van Rhoon Buijtenland van Rhoon Evaluatie winterseizoen 2018/2019 Het eerste winterseizoen na de oprichting van de gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon is achter de rug. Dit document bespreekt de wintervogeltellingen

Nadere informatie

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op https://www.sovon.nl/nl/content/vogelinfo

Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op https://www.sovon.nl/nl/content/vogelinfo Vogels in Nederland: toelichting op de vogelgegevens per soort, per provincie en per gebied op https://www.sovon.nl/nl/content/vogelinfo 1. Algemeen Sovon organiseert samen met haar partners en met behulp

Nadere informatie

9.1 Meerkoet (Fulica atra)

9.1 Meerkoet (Fulica atra) 9.1 Meerkoet (Fulica atra) 1. Status Tot 1 maart 2017 was onder voorwaarden ontheffing verleend voor het doden van meerkoeten met het hagelgeweer op percelen waar schade dreigt of voorkomt, ter voorkoming

Nadere informatie

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012 Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012 Oktober 2013 Samenvatting Provinciebreed wordt er in 2012 met 91% van de medewerkers een planningsgesprek gevoerd, met 81% een voortgangsgesprek en met

Nadere informatie

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2018-2019 Overzicht beheerpakketten Binnen het leefgebied Open AKKER zijn er in het werkgebied van Collectief Midden Overijssel enkele

Nadere informatie

Meerjarenvisie 2010-2013. Samenvatting. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Meerjarenvisie

Meerjarenvisie 2010-2013. Samenvatting. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Meerjarenvisie Meerjarenvisie 2010-2013 Samenvatting SOVON Vogelonderzoek Nederland Meerjarenvisie Meerjarenvisie 2010-2013 Colofon Samenstelling: SOVON Vogelonderzoek Nederland Eindredactie: Fred Hustings Lay-out: Peter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 576 Natuurbeleid Nr. 97 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Indexen en trends van een aantal weidevogelsoorten uit het Weidevogelmeetnet. Periode

Indexen en trends van een aantal weidevogelsoorten uit het Weidevogelmeetnet. Periode Indexen en trends van een aantal weidevogelsoorten uit het Weidevogelmeetnet. Periode 1990-2004 a SOVON Vogelonderzoek Nederland b Centraal Bureau voor de Statistiek Wolf Teunissen a & Leo Soldaat b Inleiding

Nadere informatie

HANDLEIDING ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS

HANDLEIDING ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS HANDLEIDING ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS INLEIDING Als onderdeel van de interne kwaliteitsborging voert het collectief een ecologische toets uit op het beheerplan dat in voorbereiding op de gebiedsaanvraag

Nadere informatie

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze Samenvatting Intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat populaties van boerenlandvogels sterk zijn afgenomen sinds de jaren 60. Ooit veelvoorkomende soorten als patrijs (Perdix perdix) veldleeuwerik

Nadere informatie

Vogels van weide/boerenland en plas-dras

Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogels van weide/boerenland en plas-dras Vogelherkenningscursus 2017 Bert Geelmuijden Waarnemen en kennis Kun je iets waarnemen dat je niet kent? (5 e symfonie van Beethoven als ezelsbrug voor zang van

Nadere informatie

Was word tabel Natuurbeheerplan 2017 ontwerp Natuurbeheerplan tekstdeel

Was word tabel Natuurbeheerplan 2017 ontwerp Natuurbeheerplan tekstdeel Was word tabel Natuurbeheerplan 2017 ontwerp Natuurbeheerplan 2018 tekstdeel Algemeen: Overal waar 2017 stond is dit aangepast naar 2018 Natuurnetwerk Nederland is afgekort tot NNN. Specifiek per pagina:

Nadere informatie

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019 BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019 Overzicht beheerpakketten Binnen het leefgebied Open AKKER zijn er in het werkgebied van Collectief Midden Overijssel enkele

Nadere informatie

PROTOCOL BEHEERMONITORING WEIDEVOGELS

PROTOCOL BEHEERMONITORING WEIDEVOGELS STICHTING COLLECTIEF AGRARISCH NATUURBEHEER PROTOCOL BEHEERMONITORING WEIDEVOGELS VERSIE 25 MAART 2015 DIT PROTOCOL IS MEDE EEN PRODUCT VAN: Het protocol in kort bestek Een professionele monitoring is

Nadere informatie

Meerjarenvisie 2014-2017. In het kort

Meerjarenvisie 2014-2017. In het kort In het kort Colofon Samenstelling: Sovon Vogelonderzoek Nederland Eindredactie: Fred Hustings Lay-out: Peter Eekelder Foto s: Theo Baas, Koos Dansen. Peter Eekelder, Frans Martens, Gerben Mensink & Johan

Nadere informatie

Gaat het goed komen met het AGRARISCH NATUURBEHEER?

Gaat het goed komen met het AGRARISCH NATUURBEHEER? 20 LANDWERK #5 / 2015 Gaat het goed komen met het AGRARISCH NATUURBEHEER? Rondje langs de velden stemt nog niet op alle fronten direct gerust Door Rob Janmaat Over enkele maanden treedt het nieuwe stelsel

Nadere informatie

Methodieken in monitoring het landschap

Methodieken in monitoring het landschap Methodieken in monitoring het landschap Onderzoek in opdracht van provincies en Rijk 25 januari 2016, Anne Schmidt Aanleiding en vraagstelling Samenhangend monitoringsysteem voor alle ecologische aspecten

Nadere informatie

Basiscursus aan de slag weidevogelbescherming

Basiscursus aan de slag weidevogelbescherming Agrarisch Basiscursus Natuurbeheer weidevogelbescherming vanaf 2016 Het collectief Noordwest-Overijssel Basiscursus aan de slag weidevogelbescherming Per 2016 gaat het samenwerkingsverband van 4 agrarische

Nadere informatie

Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Het provinciaal weidevogelmeetnet in 2007 Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Het provinciaal weidevogelmeetnet in 7 Uit het Jaarboek Weidevogels 7 Al 21 jaar meetnetwerk Het weidevogelmeetnet Noord-Holland is één van de oudste in ons land. Vanaf 1987 zijn in 51 proefvlakken elk

Nadere informatie

Basiskwaliteit. meten? kwaliteit? benchmarken? relatieve trends en absolute referenten? Robert Kwak / 25 jan 2016

Basiskwaliteit. meten? kwaliteit? benchmarken? relatieve trends en absolute referenten? Robert Kwak / 25 jan 2016 Basiskwaliteit relatieve trends en absolute referenten? meten? kwaliteit? benchmarken? Robert Kwak / 25 jan 2016 meten trends Trends broedvogels 200 180 160 140 populatie-index 120 100 80 60 40 20 0 agrarisch

Nadere informatie

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen 2011-2015 Frank Majoor & Berend Voslamber Sinds 2011 worden op verschillende plekken in Nederland in opdracht van het Faunafonds Nijlganzen

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF FEBRUARI 2014 NR. 2

NIEUWSBRIEF FEBRUARI 2014 NR. 2 Vanaf 1 januari 2016 gaat Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb2016) van start. Vanuit een collectieve aanpak van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer willen overheid, koepels en collectieven

Nadere informatie

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Sovon-rapport 2013/74 Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank

Nadere informatie

Libellen van de Habitatrichtlijn,

Libellen van de Habitatrichtlijn, Indicator 19 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Er staan negen soorten Nederlandse

Nadere informatie

Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer

Nieuw stelsel agrarisch natuurbeheer Alterra Wageningen UR Alterra Wageningen UR is hét kennisinstituut voor de groene leefomgeving en Postbus 47 bundelt een grote hoeveelheid expertise op het gebied van de groene ruimte en het 6700 AA Wageningen

Nadere informatie

Bijlage bij Statenbrief: Onderwerp: Ontwerp-Natuurbeheerplan Aanleiding (inleiding) / bestaand beleid c.q. kader

Bijlage bij Statenbrief: Onderwerp: Ontwerp-Natuurbeheerplan Aanleiding (inleiding) / bestaand beleid c.q. kader Bijlage bij Statenbrief: 02016545 Onderwerp: Ontwerp-Natuurbeheerplan 2016 1 Aanleiding (inleiding) / bestaand beleid c.q. kader Het ontwerp-natuurbeheerplan 2016 is het kader voor toekenning van subsidies

Nadere informatie

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Inleiding Praktisch overal in Nederland komen beschermde soorten flora en fauna voor. Bekende voorbeelden zijn de aanwezigheid van rugstreeppadden op

Nadere informatie

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013 Analyse Megastallen en 2005, 2010 en 2013 Edo Gies, m.m.v. Han Naeff en Jaap van Os Alterra Wageningen UR 12 februari 2015 Inleiding Milieudefensie wil inzicht in de ontwikkelingen van het aantal megastallen

Nadere informatie

Vlinders van de Habitatrichtlijn,

Vlinders van de Habitatrichtlijn, Indicator 20 september 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Van de vijf Habitatrichtlijnsoorten

Nadere informatie

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels) Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels) Bronvermelding Deze voorlopige verspreidingskaarten zijn gebaseerd op de huidige atlastellingen (vanaf 1-3-2013), aangevuld met informatie uit

Nadere informatie

Een kijkje in de SNL-keuken

Een kijkje in de SNL-keuken Een kijkje in de SNL-keuken Unit Natuurinformatie en Natuurbeheer BIJ12 Herman Cohen Stuart en Karin Cox 1 Twitter met ons mee! #Hogeschool_VHL #BIJ12 #SNL #ANLb2016 Over BIJ12 3 Even een testje! Voordat

Nadere informatie

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP 1 NATURA 2000 IN NIEUWKOOP Gebiedsanalyse Aanvulling en wijziging van gegevens in verband met de publicatie van het Ontwerpbesluit INCAconsult 16 september 2008 2 Aanvulling en wijziging van gegevens in

Nadere informatie

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H. BIBLIOTHEEK IJS~tl Mi: :l,.;(:,loehs...... W E R K D O C U M E N T INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR 1980 door H. van Elburg 198127 Abw

Nadere informatie

Workshop Eenden in de wei. Frank Majoor

Workshop Eenden in de wei. Frank Majoor Workshop Eenden in de wei Frank Majoor Inhoud workshop Eenden als weidevogels BTS versus BMP Waar moet je op letten in het veld bij het tellen van eenden? kievit grutto tureluur wulp watersnip kemphaan

Nadere informatie

Nieuwsbrief nr. 1 September 2015 Collectief Agrarisch Natuurbeheer West-Brabant

Nieuwsbrief nr. 1 September 2015 Collectief Agrarisch Natuurbeheer West-Brabant Voorwoord Nieuwsbrief nr. 1 September 2015 Collectief Agrarisch Natuurbeheer West-Brabant Beste lezer, Na eerdere informatie in bijeenkomsten, brieven en e-mails ontvangt u hierbij de eerste nieuwsbrief

Nadere informatie

ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016

ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016 FLEVOLAND R U I M T E VOOR OPLOSSINGEN ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016 ANTWOORDNOTA ONTWERP NATUURBEHEERPLAN FLEVOLAND 2016 Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 16 december

Nadere informatie

1. Patrijzenproject WBE West-Twente

1. Patrijzenproject WBE West-Twente 1. Patrijzenproject WBE West-Twente 1.1. Aanleiding Sinds de jaren zeventig is de patrijzenstand landelijk met ruim 95% afgenomen. Binnen het werkgebied van WBE West-Twente zal dat niet veel anders zijn.

Nadere informatie

Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009

Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009 Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009 CONCEPT juli Opdrachtgevers: ANV De Amstel Landschap Noord-Holland Uitvoering: NatuurBeleven bv René Reekers Ton Rewijk Mark Kuiper e.a. Van der Goes en Groot

Nadere informatie

Vogels van het boerenland

Vogels van het boerenland Indicator 6 maart 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Door veranderingen in de landbouw

Nadere informatie

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007 Inleiding In 2005 verschenen alarmerende berichten over een snelle teruggang van weidevogels

Nadere informatie

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris)

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris) 9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris) 1. Status Tot 1 maart 2017 gold voor delen van de provincie een ontheffing voor het doden van spreeuwen met het hagelgeweer op percelen waar schade dreigde of voorkwam. Afschot

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Gelet op de artikelen 10a en 15 van de Natuurbeschermingswet 1998; BESLUIT:

Nadere informatie

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede De gemeente Haarlemmermeer Broedvogelonderzoek De Liede Opdrachtgever: Uitvoering: Samenstelling: Veldwerk: Status Gemeente Haarlemmermeer Adviesbureau E.C.O. Logisch ing.

Nadere informatie

Beste Randy, Bedankt voor de medewerking. Met vriendelijke groet, Danny Eijsackers.

Beste Randy, Bedankt voor de medewerking. Met vriendelijke groet, Danny Eijsackers. Van: Danny Eijsackers [mailto:d.eijsackers@milieufederatie.nl] Verzonden: woensdag 10 mei 2017 14:58 Aan: Statengriffie Onderwerp: Bijeenkomst boerenlandvogels Beste Randy, Hierbij stuur ik je 2 documenten

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Het agrarisch natuur-en landschapsbeheer vanaf 2016

Het agrarisch natuur-en landschapsbeheer vanaf 2016 Het agrarisch natuur-en landschapsbeheer vanaf 2016 Voorstellen Jos van Maanen (Agrarisch) makelaar/taxateur Van Maanen Vastgoed Adviseur onteigening / pacht Buro Loevesteijn Tot 2008 melkveehouder Voorzitter

Nadere informatie

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept a Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Colofon Deze samenvatting is een uitgave van de

Nadere informatie

Punttellingen versus territoriumkarteringen

Punttellingen versus territoriumkarteringen Punttellingen versus territoriumkarteringen Maja Roodbergen, Wolf Teunissen, Christian Kamplichler & Chris van Turnhout Sovon-rapport 2014/09 Punttellingen versus territoriumkarteringen M. Roodbergen

Nadere informatie

6.1 Houtduif (Columba palumbus)

6.1 Houtduif (Columba palumbus) 6.1 Houtduif (Columba palumbus) 1. Status De houtduif is een wildsoort waarop door de jacht populatiebeheer plaatsvindt. De jacht is toegestaan van 15 oktober t/m 31 januari. Daarnaast is de houtduif landelijk

Nadere informatie

Bijlage 11b; Controle-/ Schouwprotocol ELAN Agrarische Natuurverenigingen Open Grasland

Bijlage 11b; Controle-/ Schouwprotocol ELAN Agrarische Natuurverenigingen Open Grasland Bijlage 11b; Controle-/ Schouwprotocol ELAN Agrarische Natuurverenigingen Open Grasland Open Grasland Door het uitvoeren van het agrarisch natuurbeheer door collectieven bestaan er korte lijnen tussen

Nadere informatie

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Bescherming Weidevogels Zuid-Holland 2018 Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Dit jaarverslag is tot stand gekomen in samenwerking met 17 actieve weidevogelgroepen

Nadere informatie

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels) Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels) Bronvermelding Deze voorlopige verspreidingskaarten zijn gebaseerd op de huidige atlastellingen (vanaf 1-3-2013), aangevuld met informatie uit

Nadere informatie