Verkenning van het thema

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Verkenning van het thema"

Transcriptie

1 Thema 7 Ik wil koning worden Oriëntatie op thema 7 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het verwerken van enkele oriënterende opdrachten bij het komende thema. 3 De kinderen kunnen met een kleurencode aangeven of ze van een antwoord zeker zijn of niet. Activiteit 1 Leiding geven en leiding krijgen Doelen 1 De kinderen kennen en/of herkennen enkele situaties waarin mensen leiding geven of krijgen. 2 De kinderen kunnen situaties waarin mensen leiding geven of krijgen beschrijven en schematiseren in een piramidale voorstelling. 3 De kinderen weten dat zowel mannen als vrouwen leiding geven en dat dit op verschillende manieren (o.m. formeel en informeel) kan gebeuren. 4 De kinderen weten dat leiderschap op verschillende manieren kan worden ervaren, onder meer als macht die wordt ondergaan of als gezag dat wordt aanvaard. De kinderen kunnen dit illustreren. 5 De kinderen weten dat leiding geven en krijgen, het maken van afspraken veronderstelt en kunnen dit illustreren. 6 De kinderen weten dat het niet naleven van afspraken soms kan leiden tot een sanctie en kunnen dit illustreren. 7 De kinderen kunnen in de eigen groep een klasverantwoordelijke aanstellen en bepalen daarbij zelf de wijze van verkiezing en de invulling van de taak. 8 De kinderen kunnen en durven een eigen mening over leiding geven en/of krijgen formuleren en naar voren brengen. 9 De kinderen kunnen samen met een partner een afgelijnde taak afwerken.

2 Activiteit 2 Conflict of vrede? Doelen 1 De kinderen weten wat een conflict is en kunnen dit illustreren. Activiteit 3 2 De kinderen weten dat een conflict geweldloos of gewelddadig kan worden opgelost en kunnen dit illustreren. 3 De kinderen kunnen concrete situaties herkennen als al dan niet conflictueus. 4 De kinderen kunnen in groep een beperkt simulatiespel uitwerken en opvoeren. 5 De kinderen kunnen in een vragenreeks bepalen hoe zij zich gedragen en voelen in een conflictsituatie. 6 De kinderen kunnen voor zichzelf aangeven over welke elementen in hun gedrag zij tevreden of minder tevreden zijn. 7 De kinderen kunnen en durven verwoorden of zij met uitspraken over de oplossingen van een conflict akkoord kunnen gaan. 8 De kinderen kunnen zich inbeelden en verwoorden hoe de ander zich bij een conflict voelt. 9 De kinderen kunnen in groep een beperkte taak afwerken. Staande beelden, straffe verhalen Doelen 1 De kinderen kennen een standbeeld uit de buurt en kennen het verhaal achter het beeld. 2 De kinderen weten dat standbeelden historische littekens zijn die - historische figuren en/of gebeurtenissen herdenken; - zelden een correct historisch beeld geven maar eerder een kunstzinnige interpretatie zijn, beïnvloed door de tijdgeest waarin het beeld is opgericht; - meestal met een bepaalde bedoeling worden opgericht. 3 De kinderen kunnen de bedoeling(en) van en hun bedenkingen bij standbeelden op hun niveau verwoorden. 4 De kinderen kunnen historische elementen situeren in de 14de of in de 19de eeuw. 5 De kinderen kunnen jaartallen of andere historische gegevens situeren op een eeuwenband. 6 De kinderen kunnen en durven hun eigen mening verwoorden en naar voren brengen.

3 Activiteit 4 Ons koningshuis Doelen 1 De kinderen kennen de zes Belgische vorsten in de correcte, chronologische volgorde en de datum van de nationale feestdag (21 juli). Activiteit 5 2 De kinderen herkennen de zes Belgische vorsten op een duidelijke, karakteristieke foto en kunnen ze ook benoemen (identificeren). 3 De kinderen kunnen in een tekst enkele belangrijke gegevens over het leven en de regeerperiode van de zes Belgische vorsten markeren. 4 De kinderen kunnen de regeerperiode van de Belgische vorsten aanduiden op een eeuwenband. 5 De kinderen kunnen samenwerken in groep en daarbij onderling informatie uitwisselen. 6 De kinderen kunnen aan de hand van een stappenplan een constructie maken. 7 De kinderen kunnen daarbij de passende materialen, hechtmiddelen en gereedschap correct en veilig gebruiken. 8 De kinderen kunnen hun waardering uitspreken voor het creatieve werk van anderen. Baas in het verkeer Doelen 1 De kinderen kennen: - de algemene voorrangsregel van voorrang van rechts; - de voorrangsborden; - de code van de verkeerslichten; - de bevelen van de agent. 2 De kinderen kennen de volgorde van de voorrangsregels, voorgesteld in de voorrangstrap. 3 De kinderen kunnen de voorrangsregels toepassen in concrete verkeerssituaties. 4 De kinderen kunnen de voorrangsregels illustreren met verkeerssituaties in hun buurt. 5 De kinderen kunnen samen met een partner een afgelijnde opdracht binnen een bepaalde tijd afwerken.

4 Activiteit 6 Syntheseactiviteit thema 7 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast. Thema 8 Proeven van proefjes Oriëntatie op thema 8 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen een eenvoudige proef volgens een stappenplan uitvoeren. 3 De kinderen tonen zich bereid om al dan niet met hulp: - thuis zelf een of twee proefjes uit te voeren; - het verloop en het resultaat van een proefje te observeren en te noteren; - een mogelijke verklaring voor een proefje te zoeken en te beschrijven. 4 De kinderen kunnen vooraf een keuze maken uit een afgelijnd aanbod van proefjes. 5 De kinderen tonen zich bereid om voor bepaalde proefjes materiaal te verzamelen. 6 De kinderen kunnen in onderling overleg groepen vormen om een proefje voor te bereiden en uit te voeren.

5 Activiteit 1 De dag van de proeven Doelen 1 De kinderen weten, na proefondervindelijk vaststellen, dat: - planten naast warmte en water ook licht nodig hebben om te groeien; - sommige stoffen door opwarming uitzetten; - de lucht druk uitoefent; - warme lucht lichter is dan koude lucht en dus stijgt. Ze begrijpen dat op hun niveau. 2 De kinderen kunnen, uit een gegeven aanbod, de meest plausibele hypothese kiezen als antwoord op een proefondervindelijke vraag. 3 De kinderen kunnen beschrijven wat ze waarnemen bij een proef. 4 De kinderen kunnen met gegeven foto s en zinnen de correcte verklaring in elkaar puzzelen. 5 De kinderen kunnen, uit een gegeven aanbod, andere toepassingen van een in een proef vastgesteld principe, aanduiden. 6 De kinderen kunnen een eenvoudig proefje volgens een gegeven stappenplan voorbereiden en uitvoeren. 7 De kinderen kunnen in groep samenwerken. 8 De kinderen kunnen veilig omgaan met materialen, gereedschap en warmtebronnen. 9 De kinderen kunnen zich verwonderen over de eenvoudige complexiteit van natuurkundige wetten of principes.

6 Activiteit 2 De dag van de geleerden Doelen 1 De kinderen weten, na proefondervindelijk vaststellen, dat: - de verschillende planten- en diersoorten het resultaat zijn van een voortdurende ontwikkeling; - een voorwerp blijft drijven omdat het meer water verplaatst dan zijn eigen gewicht; - een voorwerp in beweging zetten (of laten stoppen) meer kracht vraagt dan het te laten rijden, lopen, varen... - er in de lucht bacteriën of microben zitten, die voor de natuur en de mens zowel nuttig als schadelijk zijn. 2 De kinderen kunnen op basis van een beperkte keuze een mogelijke hypothese kiezen en verwoorden. 3 De kinderen kunnen beschrijven wat ze waarnemen bij een proef. 4 De kinderen kunnen uit een gegeven aanbod de passende verklaring voor een proef kiezen. 5 De kinderen kunnen in een gegeven aanbod andere toepassingen van een in de proef vastgesteld principe aanduiden. 6 De kinderen kunnen samen met hun leerkracht een eenvoudig proefje voorbereiden en uitvoeren volgens een gegeven stappenplan. 7 De kinderen kunnen een gegeven periode situeren op een eeuwenband. 8 De kinderen kunnen woorden opzoeken in een woordenboek. 9 De kinderen kunnen in beperkte tekstgehelen de belangrijke woorden markeren of ze samenvatten in een gegeven blanco schema. 10 De kinderen kunnen samenwerken in groep en daarbij de leiding nemen of de leiding van klasgenoten aanvaarden. 11 De kinderen kunnen zich verwonderen over de eenvoudige complexiteit van natuurkundige wetten of principes.

7 Activiteit 3 Syntheseactiviteit thema 8 Doelen Deel 1 1 De kinderen weten, na proefondervindelijk vaststellen, dat: - planten water en andere stoffen opzuigen langs verticale kanalen in de stengel; - een rauw ei niet blijft tollen omdat de vloeibare dooier en het vloeibare eiwit de beweging afremt; - lucht druk uitoefent; - alles even snel valt, maar de luchtweerstand voorwerpen afremt. 2 De kinderen kunnen op basis van een beperkte keuze een mogelijke hypothese kiezen en verwoorden. 3 De kinderen kunnen beschrijven wat ze waarnemen bij een proef. 4 De kinderen kunnen uit een gegeven aanbod de passende verklaring van een proef kiezen. 5 De kinderen kunnen in een gegeven aanbod andere toepassingen van een in de proef vastgesteld principe aanduiden. 6 De kinderen kunnen samen met hun leerkracht een eenvoudig proefje uitvoeren volgens een gegeven stappenplan. Deel 2 7 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 8 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 9 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 10 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

8 Thema 9 In vuur en vlam Oriëntatie op thema 9 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kennen 5 weerselementen (temperatuur, neerslag, bewolking, windrichting, windsterkte) en kunnen die met eigen woorden omschrijven. 3 De kinderen kunnen, al dan niet met de hulp van een volwassene, enkele gegevens in verband met het thema verzamelen in een enquête en enkele eenvoudige opdrachten uitvoeren. 4 De kinderen kunnen de 5 weerselementen observeren, beschrijven en voorstellen met gegeven eenheden, termen en symbolen. 5 De kinderen kunnen afspreken wie de dagelijkse observatie van het weer uitvoert. 6 De kinderen kunnen voor zichzelf aangeven in welke mate ze het weer van een bepaalde dag aangenaam vonden.

9 Activiteit 1 Met een toorts in de hand Doelen 1 De kinderen kennen de begrippen: natuurlijk, kunstmatig, vuurboor, vuurslag, toorts of fakkel, olie-, gas- of petroleumlamp, stoommachine, kolenkachel, elektriciteit, gloeilamp, spaarlamp, centrale verwarming, aardgas en stookolie en kunnen ze op hun niveau verklaren. 2 De kinderen weten dat de overconsumptie van energie leidt tot milieuverontreiniging. 3 De kinderen kennen minstens één energiebesparende tip en zijn bereid die toe te passen. 4 De kinderen kunnen met voorbeelden uit de evolutie van de verwarming en de verlichting onder meer aantonen dat: - de mens steeds nieuwe materialen en systemen zoekt om leven en werk te verbeteren; - producten worden gemaakt volgens bepaalde technische procedures; - vanaf het einde van de 18de eeuw de technische evolutie erg versnelde. 5 De kinderen kunnen schema s met als indeling - heel lang geleden, vroeger, nu - Wat is het?, Hoe werkt het?, Wat maakt het mogelijk? - natuurlijk,kunstmatig aanvullen met voorbeelden uit een gegeven tekst. 6 De kinderen kunnen een deel van een tekst zelfstandig verwerken. 7 De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht samen met een partner binnen een bepaalde tijd afwerken. 8 De kinderen durven in een groep naar voren treden. 9 De kinderen tonen ver- en bewondering voor menselijke vindingrijkheid op het vlak van techniek.

10 Activiteit 2 Warm vanbinnen Doelen 1 De kinderen weten dat de mens een lichaamstemperatuur van 37 C heeft en door verschillende regelsystemen deze lichaamswarmte constant houdt. 2 De kinderen kennen de begrippen lichaamswarmte, warm- en koudbloedig en kunnen die op hun niveau verklaren. 3 De kinderen weten dat je de begrippen koude en warmte in verband kan brengen met gevoelens en kleuren en kunnen dat op hun niveau verklaren. 4 De kinderen kunnen de regelsystemen in verband met de lichaamstemperatuur illustreren in een schema van oorzaak en gevolg. 5 De kinderen kunnen enkele eigenschappen en kenmerken van warmen koudbloedige wezens rangschikken in een schema. 6 De kinderen kunnen eigen ervaringen in verband brengen met de begrippen koude en warmte. 7 De kinderen kunnen in een gegeven opdracht kiezen tussen koude en warme kleuren en kunnen deze keuze verantwoorden. 8 De kinderen kunnen zelfstandig een afgelijnde taak binnen een bepaalde tijd afwerken. 9 De kinderen kunnen genieten van hun eigen creatieve kleurengebruik en van dat van kunstenaars.

11 Activiteit 3 Brand! Doelen 1 De kinderen weten dat ze bij brand: - het nummer 100 moeten bellen; - het gebouw moeten verlaten zoals afgesproken; - nog het meeste zuurstof vinden laag bij de grond. 2 De kinderen weten wat de eerste hulp is bij: - een brandwonde; - een persoon van wie de kleren in brand staan. 3 De kinderen kennen de diensten met prioritaire voertuigen (politie, ambulance, brandweer) en weten dat zij voorrang hebben op alle weggebruikers wanneer zij én hun sirene én hun blauwe zwaailichten gebruiken. 4 De kinderen kunnen aan de hand van voorbeelden uit de beschrijving van het beroep van brandweerman aantonen dat: - er gevaarlijke beroepen bestaan; - er taken/beroepen zijn waarbij samenwerking onmisbaar is; - we onderling van elkaar afhankelijk zijn; - sommige beroepen voorlopig nog vooral door mannen of door vrouwen worden uitgeoefend; - je in sommige beroepen vreemde werktijden hebt; - beroepen veranderen door de maatschappelijke evolutie. 5 De kinderen kunnen hun gedrag ten opzichte van prioritaire voertuigen omschrijven. 6 De kinderen kunnen enkele capaciteiten van een brandweerman omschrijven. 7 De kinderen kunnen woorden opzoeken in een woordenboek. 8 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot binnen een bepaalde tijd een afgelijnde opdracht afwerken. 9 De kinderen tonen respect voor het beroep van brandweerman en voor vrijwilligerswerk.

12 Activiteit 4 Ons weer vergeleken en besproken Doelen 1 De kinderen kennen 5 weerselementen (temperatuur, neerslag, bewolking, windrichting en -sterkte) en kunnen die met eigen woorden beschrijven. 2 De kinderen weten dat het weer onder meer afhangt van de periode in het jaar en van de locatie en kunnen dit op hun niveau verklaren. 3 De kinderen kunnen met behulp van de leerkracht eigen observaties van het weer samenvatten. 4 De kinderen kunnen met behulp van de leerkracht deze gegevens vergelijken met: - de gegevens van dezelfde maand van een weerstation dichtbij je eigen woonplaats; - de gegevens van dezelfde maand van een weerstation ver weg van je eigen woonplaats; - de gegevens van de maand juli van een weerstation dichtbij je eigen woonplaats. 5 De kinderen kunnen bij de verschillende observaties hun eigen mening geven over het weer en de verschillende weerselementen. 6 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen hoe ze het observeren van het weer vonden. Activiteit 5 Syntheseactiviteit thema 9 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

13 3de cursorische periode Activiteit 1 Ons land verder verkend Doelen 1 De kinderen kennen de geografische begrippen Vlaanderen en Wallonië en kunnen die op hun niveau beschrijven en op een kaart situeren. 2 De kinderen kennen de vijf Vlaamse en de vijf Waalse provincies en provinciehoofdplaatsen en kunnen die op een kaart situeren. 3 De kinderen kunnen een versneden kaart van België opnieuw samenstellen en de legende aanvullen. 4 De kinderen kunnen met behulp van de windrichtingen een plaats situeren. 5 De kinderen kunnen met behulp van een matrix plaatsen situeren. 6 De kinderen kunnen door een correcte interpretatie van een eenvoudige legende, opdrachten bij themakaarten oplossen. 7 De kinderen kunnen typische landschappen situeren in Vlaanderen of in Wallonië. 8 De kinderen kunnen kiezen of ze een taak zelfstandig of samen met een partner afwerken.

14 Activiteit 2 Dieren en planten bekijken en vergelijken Doelen 1 De kinderen kennen de begrippen zaad- en sporenplant en kunnen die op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kunnen de identiteitskaart van 2 dieren en 2 planten met aangereikte gegevens aanvullen. 3 De kinderen kunnen dieren en planten op basis van een of meerdere kenmerken in vissen, vogels en zoogdieren en in zaad- en sporenplanten indelen. 4 De kinderen kunnen vanuit gegeven informatie een schema over de indeling van het plantenrijk aanvullen met de begrippen zaad- of sporenplant, bloemplant, niet-bloeier, varen, wier, mos en paddestoel. 5 De kinderen kunnen vanuit gegeven informatie enkele kenmerken van de plantensoorten uit doel 4 aangeven. 6 De kinderen kunnen planten in zaad- en sporenplanten indelen. 7 De kinderen kunnen in een informatieve tekst de belangrijkste woorden selecteren. 8 De kinderen kunnen een woordenboek raadplegen. 9 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde taak binnen een bepaalde tijd afwerken. 10 De kinderen kunnen genieten van en bewondering hebben voor de wonderlijke verscheidenheid in de natuur.

15 Activiteit 3 Sterk en stevig, maar ook licht Doelen 1 De kinderen weten dat constructies uit een bepaalde stof worden gemaakt en kunnen daar voorbeelden van geven. 2 De kinderen ervaren door zelf een vlieger te bouwen dat een constructie door de keuze van de materialen en verbindingen tegelijk sterk en licht kan zijn en kunnen dit verwoorden. 3 De kinderen kunnen dit inzicht toepassen op andere gekende constructies of voorwerpen. 4 De kinderen kunnen door een stappenplan nauwgezet uit te voeren een papieren vlieger bouwen. 5 De kinderen kunnen daarbij zorgvuldig, zuinig en veilig werken. 6 De kinderen kunnen in groep een knutselopdracht efficiënt afwerken. 7 De kinderen kunnen hun bewondering verwoorden voor het technisch vernuft van de mens. Activiteit 4 Van toen en nu. Hoe het veranderde Doelen 1 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van ontwikkelingen en veranderingen die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan. 2 De kinderen kunnen eenvoudige verbanden leggen tussen verschillende veranderingen die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan. 3 De kinderen kunnen historische gegevens in een schema met oorzaak en gevolg plaatsen. 4 De kinderen kunnen historische gegevens die bij elkaar horen met elkaar verbinden. 5 De kinderen kunnen eenvoudige historische gegevens chronologisch rangschikken. 6 De kinderen kunnen klassikale en individuele informatie passend gebruiken.

16 Activiteit 5 Ik, mijn gezondheid en mijn vrienden Doelen 1 De kinderen kunnen aangeven wat hun mening is over en wat ze zelf doen i.v.m. gezondheid en omgang met vrienden. 2 De kinderen kunnen bij verschillende aspecten i.v.m. gezondheid en omgang met vrienden concrete voorbeelden geven uit hun eigen leefwereld. 3 De kinderen kunnen hun eigen gedrag i.v.m. gezondheid en omgang met vrienden beoordelen en aangeven waar en hoe ze dit kunnen verbeteren of aanpassen. 4 De kinderen kunnen samen met een partner een opdracht afwerken. Activiteit 6 Syntheseactiviteit 3de cursorische periode Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

17 Thema 10 Van producent tot consument Oriëntatie op thema 10 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het verwerken van enkele oriënterende opdrachten over het komende thema. 3 De kinderen kunnen uitspraken i.v.m. het komende thema beoordelen als waar of onwaar. 4 De kinderen kunnen van etiketten van verschillende producten informatie aflezen en daaruit enkele conclusies trekken. 5 De kinderen kunnen in een vraag formuleren wat zij graag behandeld zien bij de uitwerking van het thema. Activiteit 1 Zelf aan de slag Doelen 1 De kinderen kunnen aan de hand van een recept en met de nodige ingrediënten en passende materialen een brood bakken en chocopasta en aardbeienjam maken. 2 De kinderen kunnen in groep afspraken maken en de taken verdelen en kunnen zich daaraan houden. 3 De kinderen kunnen een ontbijttafel dekken om met de hele klas aan te zitten. 4 De kinderen kunnen genieten van een gezamenlijk ontbijt en van de producten die ze zelf bereidden. 5 De kinderen kunnen het groepswerk beoordelen. 6 De kinderen kunnen en durven hun eigen mening kenbaar maken en passend reageren op de mening van anderen. 7 De kinderen kunnen hun eigen bereidingen kritisch beoordelen.

18 Activiteit 2 Hoe een product bij ons komt Doelen 1 De kinderen weten dat je als consument niet in staat bent bepaalde producten zelf te maken of te produceren en kunnen dat met voorbeelden illustreren. 2 De kinderen kunnen aan de hand van gegeven informatie een schema van producent tot consument opstellen. 3 De kinderen kunnen in groep van verschillende producten een schema van producent tot consument aanvullen. 4 De kinderen kunnen in groep afspraken maken en samenwerken. 5 De kinderen kunnen hun oplossingen van bepaalde opdrachten verantwoorden en argumenteren. Activiteit 3 Consumptie vroeger en nu Doelen 1 De kinderen kunnen een aantal historische gegevens op een eeuwenband situeren. 2 De kinderen kunnen informatie over The Golden Sixties in de vorm van foto s, bij de passende rubrieken plaatsen. 3 De kinderen zien in dat de toename van het aantal producten en het groter worden van de afstand tussen producent en consument, in de hand gewerkt wordt door de vooruitgang van de techniek en de transportmogelijkheden. Ze kunnen dit met voorbeelden illustreren. 4 De kinderen kunnen bij historische gegevens enkele conclusies formuleren. 5 De kinderen kunnen samen met een partner een taak afwerken.

19 Activiteit 4 Producten komen van overal en gaan overal naartoe Doelen 1 De kinderen kunnen, door onvolledige schema s aan te vullen, besluiten dat zowel producent als consument van heel wat andere mensen afhankelijk zijn. 2 De kinderen kunnen, door onvolledige schema s aan te vullen, besluiten dat de producent van de toevoer van grondstoffen afhankelijk is. 3 De kinderen kunnen, door onvolledige schema s aan te vullen, besluiten dat zowel producent als consument van het transport van goederen afhankelijk zijn. 4 De kinderen kunnen in eenvoudige productielijnen de componenten grondstoffen, productie, vervoer, distributie en consument omschrijven of benoemen. 5 De kinderen kunnen besluiten dat de prijs van een product afhankelijk is van verschillende componenten, zoals de productiekosten, de vervoerskosten, de winstmarge... 6 De kinderen kunnen bij een fictief productieproces de route voor de aanvoer van de grondstoffen en de distributie van de producten uitstippelen. 7 De kinderen kunnen een aantal routes op een kaart van België uitstippelen en daaruit besluiten dat de ligging van een bedrijf heel bepalend kan zijn. 8 De kinderen hebben respect voor het beroep of de activiteit van de mensen die in de vele productieprocessen werken.

20 Activiteit 5 Syntheseactiviteit thema 10 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen met een vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde een doelstelling/leerinhoud uit het voorbije thema is. 4 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast. Thema 11 Het leven is mooi Oriëntatie op thema 11 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het verwerken van enkele oriënterende opdrachten over het komende thema. 3 De kinderen kunnen bij een titel of slagzin passende illustraties opzoeken, selecteren en hun keuze motiveren. 4 De kinderen beseffen dat hun leven hoofdzakelijk mooi is en dat andere mensen rondom hen het niet zo goed hebben. 5 De kinderen zijn gemotiveerd om actief deel te nemen aan de uitwerking van dit thema.

21 Activiteit 1 Dank voor zoveel Doelen 1 De kinderen kunnen met voorbeelden hun afhankelijkheid van anderen illustreren en kunnen zich daarbij dankbaar opstellen. 2 De kinderen kunnen vanuit eigen ervaringen met voorbeelden aantonen dat hun leefwereld stelselmatig uitbreidt en dat meer en meer mensen invloed hebben op hun ontwikkeling. 3 De kinderen kunnen aantonen dat zij tot verschillende groepen behoren en dat samenwerking en dankbaarheid noodzakelijk zijn. 4 De kinderen kunnen enkele functies omschrijven die ze in de maatschappij hebben of vervullen en kunnen daarbij hun afhankelijkheid van anderen omschrijven. 5 De kinderen zien in dat de samenleving zorgt dat aan allerlei behoeften en diensten wordt voldaan. 6 De kinderen kunnen respect en waardering opbrengen voor de hulp van anderen. 7 De kinderen kunnen foto s en korte tekstjes die bij elkaar horen naast elkaar kleven. 8 De kinderen kunnen onvolledige tekstballonnen i.v.m. dankbaarheid aanvullen. 9 De kinderen ervaren dat hun eigen levensverhaal mee bepaald wordt door het levensverhaal van andere mensen in hun omgeving.

22 Activiteit 2 Soms heb je hulp nodig Doelen 1 De kinderen kunnen voorbeelden geven van situaties, waarin mensen door omstandigheden beperkt worden in hun mogelijkheden. 2 De kinderen kunnen een aantal organisaties opnoemen die plaatselijk (op gemeentelijk vlak) mensen helpen om hun levensomstandigheden te verbeteren. 3 De kinderen kunnen in een schema bij beschrijvingen van situaties de passende hulpverlening en het juiste logo aanvullen. 4 De kinderen kunnen situaties, waarin leeftijdsgenoten niet kunnen rekenen op de noodzakelijke zorg van ouders, herkennen en vaststellen dat de hulpverlening daar heel complex is. 5 De kinderen kunnen een onderscheid maken tussen materiële hulpverlening en affectieve hulpverlening. 6 De kinderen hebben respect voor de beroepsbezigheden van een opvoeder. 7 De kinderen kunnen een vergelijking maken tussen de dagindeling in een begeleidingstehuis en hun eigen dagindeling en kunnen daaruit enkele conclusies trekken. 8 De kinderen hebben een positief beeld van hun eigen leven en zijn dankbaar voor de mogelijkheden waarover zij beschikken.

23 Activiteit 3 Prachtige natuur en wonderbare techniek Doelen 1 De kinderen kunnen foto s over de natuur verzamelen en ze ordenen volgens de criteria zonder ingrepen van de mens en met ingrepen van de mens. 2 De kinderen kunnen omschrijven hoe de mens ingrijpt in de natuur en hoe de natuur het leven van de mens beïnvloedt. 3 De kinderen kunnen voorbeelden geven van technische uitvindingen die het leven van de mens aangenamer en gemakkelijker maken. 4 De kinderen kunnen bewondering en respect opbrengen voor de schoonheid van de natuur en voor de technische evolutie. 5 De kinderen kunnen een opgegeven onvolledig schema over de mens en de natuur aanvullen met passende foto s en begrippen. 6 De kinderen kunnen in een tekst i.v.m. de jaren vijftig gegevens selecteren en die met hun eigen situatie vergelijken. 7 De kinderen kunnen een tentoonstelling opbouwen over natuur en techniek. 8 De kinderen kunnen met een partner een opdracht uitvoeren en afwerken. Activiteit 4 Mooi houden en mooi maken Doelen 1 De kinderen kunnen zich, op grond van informatie uit de voorgaande activiteiten, engageren om daadwerkelijk mensen te helpen die het nodig hebben. 2 De kinderen kunnen zinvolle criteria hanteren bij hun keuze uit het aanbod van hulpacties. 3 De kinderen kunnen aan een deskundige volwassene hun vragen met betrekking tot het onderwerp, formuleren. 4 De kinderen kunnen zelf de doelstellingen van hun engagement omschrijven. 5 De kinderen hebben na de realisatie van hun engagement nog meer het besef dat mensen hulp nodig hebben en/of dat de natuur moet beschermd worden.

24 Uitgewerkte lessuggestie: De kringloopwinkel Doelen 1 De kinderen kunnen de doelstellingen van de kringloopwinkel met eigen woorden omschrijven. Activiteit 5 2 De kinderen kunnen geïnteresseerd luisteren naar de uitleg van een deskundige en durven daarbij zelf geformuleerde vragen stellen. 3 De kinderen kunnen hun familie- en kennissenkring motiveren om aan de actie deel te nemen om zo hun geleverde bijdrage te verhogen. 4 De kinderen hebben respect voor de bijdrage van de vele medewerkers en vrijwilligers. 5 De kinderen zijn fier en gelukkig na het realiseren van de hulpactie. 6 De kinderen hebben in hun verdere leven oog voor mensen in nood en zijn gemotiveerd om daar, indien mogelijk, iets aan te doen. Syntheseactiviteit thema 11 Doelen 1 De kinderen kunnen enkele begrippen, inzichten en vaardigheden, aangebracht en geoefend in het voorbije thema, gebruiken, herhalen en/of toepassen in gewijzigde of andere contexten. 2 De kinderen kunnen daarbij in een gegeven lijst van mogelijkheden aanduiden wat zij in die opdrachten hebben geleerd. 3 De kinderen kunnen in een opgegeven info en in opgegeven werkbladen enkele belangrijke woorden selecteren die ze willen onthouden. 4 De kinderen kunnen van twee opgegeven vaardigheden het nummer van de info en het werkblad, waar ze deze vaardigheden hebben geoefend, noteren. 5 De kinderen kunnen met de vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde de kennis en de vaardigheden zijn. 6 De kinderen kunnen hun geselecteerde kennis en de opgegeven vaardigheden vergelijken met deze in het boekje Voor altijd. 7 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dat op een specifieke fiche vast.

25 Thema 12 Eén kopen vijf gratis Oriëntatie op thema 12 Verkenning van het thema Doelen 1 De kinderen kunnen individueel een reeks vragen beantwoorden over hoe ze met geld omgaan. 2 De kinderen zien in hoe je zinvol met zakgeld omgaat en kunnen dat verwoorden. 3 De kinderen zien in en verklaren dat een aankoop verrichten zelden een impulsief gebeuren is en voorbereiding vraagt, zoals informatie verzamelen, vergelijken en sparen en kunnen dat verklaren. 4 De kinderen kunnen de verschillende producten uit de info benoemen. 5 De kinderen kunnen, individueel, in partnerwerk of in groep, een waarde toekennen aan de afgebeelde producten. 6 De kinderen kunnen het verschil berekenen tussen de geschatte en de werkelijke waarde en dit uitdrukken in een verschil. 7 De kinderen kunnen de producten onderbrengen onder behoefte of verlangen. 8 De kinderen kunnen verwoorden dat bepaalde producten voor sommigen een verlangen zijn en voor anderen een behoefte en kunnen dit met voorbeelden illustreren. 9 De kinderen kunnen met een partner een opdracht correct uitvoeren.

26 Activiteit 1 Consument, pas op je tellen! Doelen 1 De kinderen kunnen aantonen dat een product uit verschillende ingrediënten bestaat en kunnen dit met voorbeelden illustreren. 2 De kinderen zien in dat bepaalde productinformatie zo belangrijk is dat ze wettelijk verplicht is. 3 De kinderen kunnen illustreren met voorbeelden uit hun leefwereld dat hun koopgedrag beïnvloed wordt door de reclame en de media. 4 De kinderen kunnen van informatie op een verpakking zeggen of het gaat om informatie of om reclame. 5 De kinderen kunnen gebruikte verpakkingen correct sorteren voor recyclage. 6 De kinderen kunnen verpakkingen beoordelen volgens een aantal criteria. Is de verpakking attractief, informatief, milieuvriendelijk, handig om te openen en is er een duidelijke gebruiksaanwijzing of bereidingswijze? 7 De kinderen kunnen in partner- en groepswerk een opdracht correct uitvoeren. 8 De kinderen kunnen verwoorden op welke manier de activiteit hun gedrag zal of kan beïnvloeden.

27 Activiteit 2 De grootste, de beste, de lekkerste... ooit Doelen 1 De kinderen kunnen historische elementen op een eeuwenband situeren. Activiteit 3 2 De kinderen weten dat reclame een vaste plaats en functie in onze maatschappij heeft verworven en kunnen dit met een voorbeeld illustreren. 3 De kinderen kunnen aan de hand van aangepast bronnenmateriaal aspecten van het leven van mensen in een andere tijd, reconstrueren en overeenkomsten en verschillen met hun eigen leven aangeven. 4 De kinderen weten dat hun gedrag beïnvloed wordt door reclame en kunnen dit met voorbeelden illustreren. 5 De kinderen tonen interesse voor het verleden, het heden en de toekomst, hier en elders. 6 De kinderen kunnen eigenschappen van bepaalde vormen van reclame aan illustraties toewijzen. 7 De kinderen kunnen met een partner een taak plannen en correct uitvoeren. De feesttafel Doelen 1 De kinderen kunnen aan de hand van een recept en een ingrediëntenlijst een boodschappenlijst en een materiaallijst opstellen. 2 De kinderen kunnen samenwerken in groep en daarbij regels en een taakverdeling afspreken. 3 De kinderen kunnen een budget zinvol gebruiken. 4 De kinderen kunnen tijdens het aankopen rekening houden met de diverse informatie die op de producten wordt vermeld (prijs, inhoud, gewicht, houdbaarheid...). 5 De kinderen kunnen, onder begeleiding van volwassenen, een recept uitvoeren. 6 De kinderen kunnen het leiderschap van een ander kind of van een volwassene aanvaarden. 7 De kinderen kunnen de nodige veiligheidsmaatregelen respecteren tijdens het gebruik van messen, oven en fornuis. 8 De kinderen kunnen genieten van en respect tonen voor het werk van klasgenoten.

28 Activiteit 4 Syntheseactiviteit thema 12 Doelen 1 De kinderen kunnen in een opgegeven info en in opgegeven werkbladen enkele belangrijke woorden selecteren die ze willen onthouden. 4de cursorische periode Activiteit 1 2 De kinderen kunnen van twee opgegeven vaardigheden het nummer van de info en het werkblad, waar ze deze vaardigheden hebben geoefend, noteren. 3 De kinderen kunnen met de vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde de kennis en de vaardigheden zijn. 4 De kinderen kunnen hun geselecteerde kennis en de opgegeven vaardigheden vergelijken met deze in het boekje Voor altijd. 5 De kinderen kunnen reflecteren over hun eigen gedrag in enkele opgegeven situaties. Even over onze grenzen Doelen 1 De kinderen kennen de Belgische provincies en hoofdplaatsen. 2 De kinderen weten wat E-wegen zijn. 3 De kinderen kunnen met behulp van een kaart van ons land geografische gegevens (rivieren, steden, provincies) situeren en/of opzoeken. 4 De kinderen kunnen met behulp van de kaart van West-Europa onze buurlanden aanduiden en situeren. 5 De kinderen kunnen op een toeristische kaart van ons land enkele E-wegen aanduiden en situeren. 6 De kinderen kunnen op een toeristische kaart van ons land toeristische plaatsen terugvinden en situeren. 7 De kinderen kunnen eenvoudige legendes lezen, begrijpen en toepassen. 8 De kinderen kunnen kiezen of ze alleen of samen met een partner een opdracht uitvoeren.

29 Activiteit 2 Welkom in onze buurt Doelen 1 De kinderen kennen de begrippen biotoop, loofbos, naaldbos en gemengd bos en kunnen ze op hun niveau verklaren. 2 De kinderen kennen enkele biotopen. 3 De kinderen kennen enkele dieren en planten. 4 De kinderen kunnen gegeven dieren en planten plaatsen in gegeven biotopen. 5 De kinderen kunnen aangeven welke dieren en planten zij kennen of niet kennen. 6 De kinderen kunnen kiezen of ze een opdracht alleen of samen met een partner uitvoeren. 7 De kinderen kunnen genieten van en bewondering hebben voor de verscheidenheid van de natuur. Activiteit 3 Je huis in, je huis uit Doelen 1 De kinderen kennen een aantal distributiesystemen (water, elektriciteit en communicatie) en kunnen die op hun niveau beschrijven. 2 De kinderen zien het nut in van deze collectieve voorzieningen en kunnen dit met hun eigen woorden beschrijven in een vergelijking tussen vroeger en nu. 3 De kinderen weten dat deze distributiesystemen soms verschillen van plaats tot plaats en kunnen dit illustreren vanuit vaststellingen in de eigen omgeving. 4 De kinderen kunnen thuis zelf vaststellen dat de gemeenschap zorgt voor water-, energie- en communicatievoorzieningen. 5 De kinderen kunnen informatie ordenen door een schema met gegeven woorden aan te vullen. 6 De kinderen kunnen samen met een partner een afgelijnde taak afwerken.

30 Activiteit 4 Elke tijd zijn verhaal Doelen 1 De kinderen kunnen de belangrijkste gegevens uit een tekst halen. 2 De kinderen kunnen afbeeldingen met de passende eeuw verbinden. 3 De kinderen kunnen vertellen waarom zij al dan niet in een bepaalde tijd zouden willen leven. 4 De kinderen kunnen hun oplossing van een opdracht verantwoorden. 5 De kinderen kunnen bij een afbeelding van een historische situatie een verhaal schrijven. Activiteit 5 Ik, mijn omgeving en het verkeer Doelen 1 De kinderen kunnen hun eigen mening en houding i.v.m. hun omgeving aangeven. 2 De kinderen kunnen bij verschillende aspecten i.v.m. hun omgeving en het verkeer concrete voorbeelden geven uit hun eigen leefwereld. 3 De kinderen kunnen i.v.m. hun omgeving en het verkeer hun eigen gedrag beoordelen en aangeven waar en hoe ze dit kunnen aanpassen of verbeteren. 4 De kinderen kunnen aangeven hoe ze hun fiets onderhouden. 5 De kinderen kunnen op een afgebeelde fiets aanduiden wat er ontbreekt wat betreft de wettelijke verplichtingen i.v.m. zichtbaarheid. 6 De kinderen kunnen enkele verkeersborden met hun juiste betekenis verbinden. 7 De kinderen kunnen samen met een partner een taak afwerken.

31 Activiteit 6 Syntheseactiviteit 4de cursorische periode Doelen 1 De kinderen kunnen in een opgegeven info en in opgegeven werkbladen enkele belangrijke woorden selecteren die ze willen onthouden. 2 De kinderen kunnen uit een opgegeven info en uit opgegeven werkbladen een schema overnemen dat ze belangrijk vinden. 3 De kinderen kunnen van twee opgegeven vaardigheden het nummer van de info en het werkblad, waar ze deze vaardigheden hebben geoefend, noteren. 4 De kinderen kunnen met de vastgelegde kleurencode aanduiden van welke orde de kennis en de vaardigheden zijn. 5 De kinderen kunnen hun geselecteerde kennis en de opgegeven vaardigheden vergelijken met deze in het boekje Voor altijd. 6 De kinderen kunnen reflecteren over hun eigen gedrag in enkele opgegeven situaties.