Verslag over de doorlichting van De Ast te Poperinge

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Verslag over de doorlichting van De Ast te Poperinge"

Transcriptie

1 Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan BRUSSEL Verslag over de doorlichting van De Ast te Poperinge Hoofdstructuur buso Pedagogisch geheel Instellingsnummer Instelling De Ast directeur Jan SEYS adres Boeschepestraat POPERINGE telefoon fax website/url Bestuur van de instelling VZW V.S.O.P. Sint-Bertinus te POPERINGE adres Bruggestraat POPERINGE Scholengemeenschap SGKSO Hoppeland te POPERINGE adres Bruggestraat POPERINGE CLB Vrij CLB Poperinge te POPERINGE adres Rekhof POPERINGE Dagen van het doorlichtingsbezoeken 24/01/2011,28/01/2011 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 28/01/2011 Datum bespreking verslag met de 03/03/2011 instelling Samenstelling inspectieteam Inspecteur-verslaggever Lou Bontens Teamleden Wim Baude Cathy Moelants Agnes Geerts Deskundige(n) behorend tot de nihil administratie Externe deskundige(n) nihil 1

2 INHOUDSOPGAVE INLEIDING SAMENVATTING FOCUS VAN DE DOORLICHTING Leerprestaties in de focus Procesindicatoren of -variabelen in de focus KENMERKEN VAN DE SCHOOL VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? Opleidingsvorm 3 Algemene en Sociale Vorming Opleidingsvorm 3 Logistiek Assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen BGV Opleidingsvorm 3 Interieurbouwer BGV Opleidingsvorm 3 - Loodgieter - BGV BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT? Personeelsbeheer Professionalisering Materieel beleid Welzijn Curriculum Begeleiding Evaluatie ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL Wat doet de school goed? Wat kan de school verbeteren? Wat moet de school verbeteren? ADVIES REGELING VOOR HET VERVOLG

3 INLEIDING Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling 1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Zij deed dit in het kader van haar opdracht zoals bepaald in het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of de instelling op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of de instelling zelfstandig de tekorten kan remediëren. De onderwijsinspectie maakt gebruik van de mogelijkheid om het toezicht op de erkenningsvoorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid afzonderlijk uit te voeren. Dit impliceert dat het advies in dit verslag betrekking heeft op alle erkenningsvoorwaarden behalve de voorwaarden die het welzijnsbeleid betreffen (hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid). Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output: context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt. De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, de doorlichtingsbezoeken en de verslaggeving. Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie leergebieden en procesindicatoren of procesvariabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens de doorlichtingsbezoeken. Tijdens de doorlichtingsbezoeken verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten. Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag. Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op de volledige instelling of op één of meerdere structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen: een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten. Enkel bij een ongunstig advies adviseert de onderwijsinspectie of de instelling zelfstandig de vastgestelde tekorten kan remediëren. 1 Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11 ). Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13 ). 3

4 Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde viseert het verslag en stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen. De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden. Meer informatie? en 4

5 1. SAMENVATTING Uit de vaststellingen tijdens de doorlichting blijkt dat de school voor de structuuronderdelen Interieurbouwer en Loodgieter voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. De Algemene en Sociale Vorming en de opleiding Logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen krijgen een erkenning beperkt in de tijd omdat de decretale ontwikkelingsdoelen of de opleidingscompetenties niet in voldoende mate aangeboden worden op een effectieve handelingsplanmatige wijze. De vakwerkgroep Algemene en Sociale Vorming hanteert nog onvoldoende doelgericht de ontwikkelingsdoelen van opleidingsvorm drie als uitgangspunt van het onderwijsaanbod. De verplichte handelingsplanning is nog onvoldoende richtinggevend voor de bepaling van de leerinhouden. De functionaliteit van het vormingsaanbod kan verbeteren door structureel werk te maken van de afstemming tussen de Algemene en Sociale Vorming en de Beroepsgerichte Vorming en door nog meer aan te sluiten bij situaties uit het dagelijkse leven. De vakwerkgroep Algemene en Sociale Vorming was in de voorbije jaren erg begaan met de bijsturing van haar vormingsaanbod, maar de effecten van deze bijsturingen waren op het ogenblik van de doorlichting nog niet ten volle waarneembaar. Daarom krijgt dit structuuronderdeel een erkenning beperkt in de tijd. De vastgelegde competenties voor Interieurbouwer en Loodgieter worden op een degelijke wijze nagestreefd voor alle leerlingen. De einddoelstelling van opleidingsvorm drie, tewerkstelling in een gewoon werkmilieu, wordt in voldoende mate gerealiseerd voor deze opleidingen. Dit is niet het geval voor Logistiek assistent. In deze opleiding komen sommige opleidingscompetenties te weinig, te veel of niet op het juiste moment aan bod. De organisatie van de Beroepsgerichte Vorming in de integratiefase van deze opleiding verloopt niet volgens de vigerende regelgeving. In alle doorgelichte opleidingen zijn de stages goed georganiseerd, maar doordat er in het laatste jaar van de kwalificatiefase slechts vier weken stage ingericht worden en niet de maximaal toegelaten zes weken, mist de school de kans om de verworven competenties, kennis- en sleutelvaardigheden van de leerlingen optimaal te toetsen in een reële werkcontext. De praktische kwalificatieproeven gaan op een gepaste manier na of de leerlingen de aangeboden vaardigheden voldoende beheersen. Het schriftelijke of theoretische gedeelte van de kwalificatieproeven krijgt in sommige opleidingen te veel en in andere opleidingen te weinig aandacht. Het kwaliteitsonderzoek van de processen toont aan dat de school een doelgericht, ondersteunend, doeltreffend en ontwikkelingsgericht beleid voert op het vlak van deskundigheidsbevordering van het personeel en op het vlak van de socio-emotionele begeleiding van de leerlingen. Voor de andere onderzochte indicatoren, personeelsevaluatie, leerbegeleiding en evaluatiepraktijk staat de school aan het begin van een ontwikkelingsproces. Het personeel ervaart een grote ondersteuning en betrokkenheid van de huidige directeur. De klasbezoeken en de functioneringsgesprekken dragen hiertoe bij. Het personeel is echter nog niet geëvalueerd volgens de voorgeschreven procedures omdat gepersonaliseerde functiebeschrijvingen pas recent werden opgesteld door de Inrichtende Macht. Het nascholingsbeleid en het daaraan gekoppeld nascholingsplan is van een degelijke kwaliteit. Voorlopig stuurt de directeur dit beleid aan. De nascholingsinhouden ondersteunen het vernieuwde schoolbeleid. 5

6 De school pakt de socio-emotionele begeleiding van de leerlingen goed aan. Ze zorgt zowel voor het voorkomen als voor het verhelpen van probleemsituaties. De leerbegeleiding door middel van handelingsplanning en de evaluatiepraktijk zijn echter voor verbetering vatbaar. Uit de gesprekken met de leraren en uit de neerslag van de handelingsplannen blijkt dat het voor de meeste personeelsleden niet duidelijk is wat de school van hen verwacht op dit vlak. Dit komt doordat duidelijke afspraken ontbreken of niet door iedereen in voldoende mate opgevolgd worden. Het personeel heeft duidelijk nood aan deskundige ondersteuning op dit vlak. De algemene beeldvorming van nieuwe leerlingen start op een degelijke manier, maar wordt niet verder aangevuld en geactualiseerd gedurende de schoolloopbaan. De klassenraad gebruikt nog niet systematisch de observaties en vorderingen als uitgangspunt voor de doelenselectie en voor het opstellen of het bijsturen van de pedagogisch didactische planning. Hierdoor benut het schoolteam nog niet alle kansen voor het realiseren van onderwijs op maat. Voor sommige vormingsonderdelen ontbreekt een relevante doelenselectie per leerlingengroep of per individuele leerling, wat een inbreuk is tegen de vigerende regelgeving. Leerlingen met specifieke stoornissen kunnen rekenen op deskundige begeleiding van paramedici en interne zorgbegeleider. De leraren zijn gericht op differentiëren en remediëren in de klas. Dit gebeurt echter zelden op basis van vooraf geplande en geregistreerde interventies, waardoor het planmatig handelen niet voldoende kan aangetoond worden. Sommige vakwerkgroepen of individuele leraren hebben in de voorbije jaren eigen evaluatieconcepten ontwikkeld. Door het ontbreken van een duidelijke visie en heldere afspraken op schoolniveau zijn de evaluatiedocumenten nog niet voldoende op elkaar afgestemd. De school gebruikt het maximale aantal toegelaten evaluatiedagen, maar toch slaagt ze er niet in elke leerling op regelmatige basis te bespreken. Het beleidsvoerend vermogen van de school zal de volgende jaren moeten toenemen, wil ze verder de kwaliteit van het onderwijsaanbod optimaliseren. Het realiseren van de specificiteit van het buitengewoon onderwijs is een uitdaging voor de hele school. Verdere professionalisering en visieontwikkeling en de implementatie ervan op de werkvloer zijn noodzakelijke voorwaarden voor verdere kwaliteitsverbetering en voor het wegwerken van de vastgestelde tekorten. De controle en opvolging door de schoolleiding zal daarin een belangrijke rol spelen. 2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie leerprestaties en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken. 2.1 Leerprestaties in de focus OPLEIDINGSVORM 3 ASV integraal Interieurbouwer BGV Log. ass. in ziekenh. en zorginst. BGV Loodgieter BGV 6

7 2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus Personeel Personeelsbeheer Evaluatiesysteem Professionalisering Deskundigheidsbevordering Onderwijs Begeleiding Leerbegeleiding Socio-emotionele begeleiding Evaluatie Evaluatiepraktijk 3. KENMERKEN VAN DE SCHOOL aanwezigheid andere scholen in de onmiddellijke omgeving lokalennood gedeeld gebruik van de schoolinfrastructuur grote verwevenheid van middenkader met andere school op dezelfde campus 4. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde leerprestaties volgende vaststellingen op: 4.1 Opleidingsvorm 3 Algemene en Sociale Vorming Voldoet niet Vaststellingen De einddoelstelling integratie in de maatschappij en de decretale ontwikkelingsdoelen worden niet in voldoende mate nagestreefd. Het onderwijsaanbod wordt nog niet voldoende uitgewerkt vertrekkende vanuit de ontwikkelingsdoelen voor opleidingsvorm drie. De school hanteert de decretale ontwikkelingsdoelen als referentiekader, maar is nog niet ver genoeg gevorderd met de concrete implementatie. Bovendien is de verplichte handelingsplanning onvoldoende richtinggevend voor de bepaling van de leerinhouden. Hierdoor voldoet dit structuuronderdeel niet aan de verwachtingen van de overheid. De school reikt op het einde van het observatiejaar aan elke leerling het getuigschrift basisonderwijs uit. Ze beroept zich hiervoor ten onrechte op artikel 6 van de Wet op de leerplicht. Door het ontbreken van de gepaste uitvoeringsbesluiten is deze certificering niet mogelijk in opleidingsvorm 3 (OV3). Ook op inhoudelijke basis kan de school deze certificering niet verantwoorden omdat de leerdoelen van het handelingsplan niet gelijkwaardig zijn met de eindtermen van het lager onderwijs. Het lerarenteam brengt de beginsituatie van nieuwe leerlingen in kaart aan de hand van testen voor taal en rekenen. Deze testen zijn echter niet expliciet gerelateerd aan vooropgestelde doelen, waardoor de diagnostische waarde ervan beperkt is. De resultaten van de toetsen vormen niet de basis voor de selectie van ontwikkelingsdoelen op maat van een individuele leerling of leerlingengroep. Ze 7

8 worden enkel gebruikt om de leerlingen van het observatiejaar te groeperen volgens het vastgestelde taalniveau. De resultaten van de eigen testen worden voor sommige leerlingen goed aangevuld met handelingsgerichte informatie van de vorige school. Leraren maken echter zelden gebruik van deze informatie bij het opstellen van hun groepswerk- of jaarplannen. Dit zijn gemiste kansen voor het organiseren van adaptief onderwijs. De vakwerkgroep Algemene en Sociale Vorming (ASV) hanteert voor de langetermijnplanning een matrix met verdeling van thema s over de leerjaren heen. Hieruit blijkt dat de school de intentie heeft om de leerlingen voor te bereiden op participatie in de maatschappij. Doordat nog niet aan alle thema s ontwikkelingsdoelen zijn gekoppeld en door de summiere concretisering van de thema s in andere planningsdocumenten is de doelgerichte aanpak van de ASV tot nu toe onvoldoende bewaakt. De vakwerkgroep heeft initiatieven genomen om dit knelpunt op korte termijn aan te pakken. De socio-emotionele educatie krijgt vooral in het observatiejaar en in het eerste jaar van de opleidingsfase specifieke aandacht. De lessen zijn hedendaags opgevat en maken deel uit van de multidisciplinaire aanpak van de socio-emotionele begeleiding in de school. De school besteedt voldoende aandacht aan de bewegingsopvoeding zowel binnen als buiten de schooluren. De vakwerkgroep Lichamelijke Opvoeding (LO) hanteert de decretale ontwikkelingsdoelen als referentiekader voor het onderwijsaanbod, maar de planningsdocumenten zijn te algemeen opgesteld. Noch de klassenraad, noch de vakwerkgroep selecteert voor dit vormingsaspect gepaste doelen voor een leerlingengroep of voor individuele leerlingen voor een periode van maximum één schooljaar zoals voorgeschreven in de regelgeving 2. Bijgevolg voldoet de school ook voor dit vormingsonderdeel niet aan de minimale verwachtingen van de overheid. 3 In de dagelijkse klaspraktijk differentiëren de leraren vooral op het vlak van tempo en het geven van instructie. Het uur bijscholing en begeleiding wordt ondermeer ingezet voor individuele remediëring. De functionaliteit van de ASV-lessen kan verhogen door meer afstemming en samenwerking met de Beroepsgerichte Vorming (BGV) en door meer aan te sluiten bij situaties uit het dagelijkse leven. Vooral de functionele taalvaardigheid en functionele rekenvaardigheid zijn nog niet optimaal uitgebouwd. Op dit vlak heeft de school nog te weinig rekening gehouden met sommige opmerkingen uit het opvolgingsverslag van 25 mei De vakwerkgroep nam recent het initiatief om een nieuw concept voor leerlingenevaluatie te ontwerpen. Momenteel staat de evaluatie vooral in het teken van het verzamelen van punten voor het rapport en bevat ze weinig informatie over de mate waarin de vooropgestelde doelen zijn bereikt. Hierdoor kan de evaluatie niet gebruikt worden voor het bijsturen van het leerproces. De vakwerkgroep is zich bewust van dit knelpunt en nam daarom het initiatief om een nieuw evaluatiesysteem uit te werken. Dit initiatief is echter nog in een testfase en is nog niet door alle leraren geïmplementeerd. Het nieuwe concept bevat waardevolle elementen voor de uitbouw van een kwaliteitsvol evaluatiesysteem dat kan bijdragen tot de realisatie van adaptief onderwijs. Het rapport biedt weinig informatie over de verworven kennis en vaardigheden. 2 Zie 2.4 van SO/2002/08 3 Decreet betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs van 18/01/2002 en 2.4 van de omzendbrief SO/2002/08/BuSO 8

9 4.2 Opleidingsvorm 3 Logistiek Assistent in ziekenhuizen en zorginstellingen BGV Voldoet niet Vaststellingen De competenties van het opleidingsprofiel worden nog niet in voldoende mate nagestreefd. De competenties uit het profiel worden niet evenwichtig aangeboden, waardoor aan sommige competenties zeer veel lesuren besteed worden en andere amper aan bod komen. De school heeft tot op heden geen gegevens verzameld over de tewerkstelling. Uit de stageresultaten blijkt dat de meeste leerlingen nog onvoldoende zelfstandigheid hebben bij het uitvoeren van de taken. De beginsituatie van de leerlingen is door de meeste leraren redelijk goed gekend, maar hier wordt geen relevante neerslag van bijgehouden. De eindevaluatie van het voorgaande schooljaar wordt hiervoor tot op heden nog niet gebruikt. Er worden wel evaluatiefiches gebruikt die kunnen doorgegeven worden over de schooljaren heen. Het is echter onduidelijk op welke wijze deze gebruikt worden om het onderwijsaanbod beter af te stemmen op de specifieke beginsituatie van elke leerlingengroep. Bij individuele problemen wordt sporadisch wel een individueel traject uitgewerkt. Dankzij het beperkt aantal leraren gebeurt de informele overdracht vlot. Er is een goede samenwerking tussen de BGV-leraren onderling. De samenwerking met ASV is voor deze opleiding onbestaande. De meeste leraren vertonen veel inzet en betrokkenheid bij de leerlingen, wat positief is. Een duidelijke inhoudelijke aansturing en ondersteuning ontbreken echter, waardoor de kwaliteit tot op heden onvoldoende werd opgevolgd en bijgestuurd. Voor de doelenselectie wordt nog onvoldoende uitgegaan van de einddoelstelling voor BGV, namelijk het voorbereiden op logistiek werk in een ziekenhuis of een zorginstelling. Hierdoor krijgen bepaalde deelcompetenties (volledige maaltijden bereiden, naaien en stikken van kledij, ) zeer veel aandacht in alle leerjaren en komen sommige essentiële competenties opmerkelijk weinig aan bod. Heel wat competenties worden bovendien via theorielessen aangeboden met te weinig aandacht voor de praktische uitvoering. De praktijk van logistiek werk is op school zeer beperkt. Dit komt enerzijds door weinig lesuren hieraan toe te kennen, anderzijds door het gebrek aan infrastructuur en professionele uitrusting. Dit wordt deels gecompenseerd door goed georganiseerde extramurale BGV, maar in de opleidingsfase blijft dit een tekort. De leerstofplanningsdocumenten uitgewerkt op opleidingsniveau zijn een goede aanzet tot horizontale en verticale samenhang. De verdeling van de leerstof vertoont echter overlappingen en hiaten. Het aanleren en inoefenen van sommige basiscompetenties voor een logistiek assistent wordt te laat geprogrammeerd (initiatie pas in de kwalificatiefase), waardoor het detecteren en remediëren van tekorten te laat in de opleiding plaats vindt. Creawerkjes maken valt deels te verantwoorden vanuit de competentie animatieactiviteiten ondersteunen, maar het is niet verantwoord dat dit in elk vak voorkomt, waardoor dit soms 4 of 5 lesuren op één week in beslag neemt. Het werk van een logistiek assistent in een pediatrie of een kinderdagverblijf komt niet of enkel theoretisch aan bod. In de observatiefase volstaat het huidige BGV-aanbod niet om de leerlingen op een realistische manier te laten kennis maken met de opleiding. Door het overaanbod aan linnenzorg krijgen de leerlingen een vertekend beeld. Ook om de capaciteiten van deze leerlingen correct te kunnen inschatten, teneinde een gefundeerd advies te kunnen uitbrengen, volstaan de huidige leerinhouden en werkvormen niet. De school kiest er voor om aan jongens en meisjes in het observatiejaar een ander BGV-aanbod te doen, waardoor er eigenlijk een discriminatie ontstaat op basis van gender. Dit is een inbreuk tegen de regelgeving. 4 9

10 Het lokaal dat momenteel in de school gebruikt wordt voor logistiek werk is eerder klein en onvoldoende uitgerust met professioneel materiaal. Hierdoor worden de leerlingen onvoldoende getraind (van in de opleidingsfase) in het gebruik van specifieke toestellen en contexten. Nochtans beschikt de school nog over twee zeer ruime lokalen, maar deze worden enkel voor linnenzorg gebruikt. In de toekomst plant de school wel om een extra lokaal in gebruik te nemen. Tijdens de uitvoeringsfase wordt indien nodig gedifferentieerd, maar dit is nog te veel gebaseerd op een intuïtief aanvoelen van leraren. Dit wordt onvoldoende planmatig vanuit de klassenraad gestuurd, waardoor de kwaliteit te sterk afhankelijk is van de individuele (ortho-)pedagogische bekwaamheid van elke leraar. Een zeer groot deel van de evaluatie gebeurt op basis van kennisreproductie in toetsen en onvoldoende op basis van de praktische uitvoering van competenties. Per trimester worden op een aparte fiche de competenties van het opleidingsprofiel geëvalueerd, maar dit staat volledig los van de dagelijkse evaluatie en de punten op het rapport. Bovendien blijkt dat bepaalde competenties tot op heden nooit geëvalueerd werden ondanks het feit dat ze wel geselecteerd zijn in de planningsdocumenten. De vakgroep hanteert bij overgangsbeslissingen en bij de toekenning van een getuigschrift geen afgesproken criteria. De toegekende punten op het rapport zijn een verzameling van alle onderliggende evaluaties en geven geen duidelijk beeld over de vorderingen van elke leerling. Ook schriftelijk wordt op het rapport te weinig informatie verschaft over de leervorderingen. Op deze wijze kan de evaluatie niet gebruikt worden om het leerproces bij te sturen. De stageresultaten zijn behoorlijk op het vlak van werkhouding, minder op het vlak van zelfstandigheid. De stages worden organisatorisch goed voorbereid. Ze vinden plaats in instellingen waarin de leerlingen de aangeleerde competenties in voldoende mate kunnen toepassen. De school organiseert slechts vier weken stage in het laatste jaar van de kwalificatiefase. De verantwoording van deze keuze is louter organisatorisch en niet pedagogisch-didactisch. Er werd vastgesteld dat de leerlingen voor bepaalde competenties of vaardigheden onvoldoende voorbereid zijn, of er zelfs voor de eerste keer mee geconfronteerd worden, wat onverantwoord is. De school kan dit in de toekomst vermijden door de kwaliteit van de opleiding al van in de opleidingsfase te verhogen. De kwalificatieproef bestaat uit een schriftelijke opdracht en een praktische proef. De praktische proef is representatief voor de op deze school geboden opleiding, maar het theoretisch gedeelte is onverantwoord uitgebreid en toetst eerder vaardigheden die onder ASV en ICT thuishoren. De BGV van de alternerende beroepsopleiding bestaat deels uit extramurale BGV en deels uit drie uren maaltijdzorg samen met de cursisten van de opleiding Grootkeukenmedewerker. De extramurale BGV wordt georganiseerd in afwisselend een rusthuis, een kleuterklas, een kinderdagverblijf en een medisch pedagogisch instituut. Deze keuze gebeurde op basis van de vaststelling dat deze laatste drie contexten onvoldoende gekend waren door de cursisten. Dit is een verantwoorde keuze. Op de lessenroosters staat echter dat dit onder begeleiding van een leerkracht gebeurt, wat in de werkelijkheid niet klopt. Dit is een inbreuk tegen de regelgeving met betrekking tot extramurale BGV 5. Door het ontbreken van een leerkracht organiseert men hier feitelijk een verdoken stage, zonder evenwel de reglementering ter zake 6 toe 4 Dit is een inbreuk tegen de regelgeving, meer bepaald tegen artikel 6 2, 1 van het Decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid van 10 mei 2008 en tegen I.3 van het Decreet betreffende gelijke ondewijskansen I van 28 juni Omzendbrief: SO/2010/06(buso): Buitengewoon Secundair Onderwijs - Formulieren met het oog op de vaststelling van het gefinancierd of gesubsidieerd personeelskader voor het schooljaar Omzendbrief: SO/2002/11(buso): Leerlingenstages en sociaal-maatschappelijke training in het buitengewoon secundair onderwijs 10

11 te passen. Dit is eveneens een inbreuk. De drie uren maaltijdzorg kan men niet verantwoorden binnen de BGV aangezien voor geen enkele cursist het bereiden van eenvoudige maaltijden tot zijn takenpakket op de werkvloer behoort. 4.3 Opleidingsvorm 3 Interieurbouwer BGV Voldoet Vaststellingen Op het einde van de kwalificatiefase zijn de meeste competenties van het opleidingsprofiel Interieurbouwer voldoende nagestreefd voor de meeste leerlingen. Zij behalen dan ook het getuigschrift beroepsonderwijs Interieurbouwer. Slechts een klein aantal behaalt het getuigschrift van verworven competenties voor het afgerond geheel Machinaal houtbewerker. De leerlingen worden voorbereid op het behalen van het VCA-attest, maar weinigen slagen in het examen. De school verzamelt gegevens over de doorstroming naar de arbeidsmarkt maar beschikt over weinig informatie over de tewerkstelling van de interieurbouwers. De school heeft, vertrekkend van het opleidingsprofiel, de leerdoelen vastgelegd voor zowel de opleidings- als de kwalificatiefase in een progressief opgebouwde leerlijn. Daarbij wordt rekening gehouden met te verwerven beroepsgerichte attitudes. Het inoefenen van technieken wordt opgebouwd rond projecten met steeds stijgende moeilijkheidsgraad en wordt bijkomend theoretisch ondersteund. In de kwalificatiefase wordt via de stage verder gewerkt aan het toepassen van die technieken in een reële werksituatie. Het groepswerkplan is een planning van de projecten per leerjaar en geeft een overzicht van de concretisering van de in deze projecten na te streven competenties. De leraren registreren de vorderingen per leerling in een overzichtelijk document maar gebruiken deze informatie niet om de efficiëntie van het onderwijsleerproces te verhogen noch om tijdig te kunnen inspelen op leerproblemen. Er zijn geen sporen gevonden waarbij de informatie aangewend wordt om gefaseerde maatregelen aan te reiken in de individuele handelingsplannen. De overgangscriteria tussen de opleiding- en kwalificatiefase zijn niet transparant. De evaluatiedocumenten verschillen van leraar tot leraar. Ze vertonen weinig gelijkgerichtheid in opmaak en beoordelingscriteria. Er is een schat aan informatie beschikbaar bij elke leraar afzonderlijk, maar door het ontbreken van een gestructureerde registratie en besluitvorming worden kansen tot efficiënt handelen onbenut gelaten. Bij het rapporteren blijven de opmerkingen beperkt tot aanmoedigingen in positieve zin maar ze zijn zelden remediërend. De kwalificatieproef bestaat uit vier oefeningen die afgewerkt worden in de loop van het schooljaar. In het derde trimester maken alle leerlingen eenzelfde oefening, zij het in verschillende maten en materialen. De samenwerking met ASV-leraren is beperkt tot een klasbezoek. Zij bieden verder weinig ondersteuning bij de kwalificatieproef. De stage heeft tot doel een verdere bekwaming te bereiken in de geleerde technieken. Doordat er in het laatste jaar van de kwalificatiefase slechts vier weken stage ingericht worden (en niet de maximaal toegelaten zes weken) mist de school de kans om de verworven competenties, kennis- en sleutelvaardigheden van de leerlingen optimaal te toetsen in een reële werkcontext. Uit het stageschrift en andere evaluatiedocumenten van de stage blijkt dat de leerlingen voldoende worden opgevolgd. De stagebedrijven geven aan de school feedback over de opleiding waarmee de school het onderwijsleerproces bijstuurt. De infrastructuur is, mede door de verhuis van de ateliers begin dit schooljaar, meer aangepast aan de doelgroep en maakt projectmatig werken mogelijk. Er is nog werk aan de verfraaiing van een paar aansluitende lokalen en kleinere ateliers. De ruimte voor de theoretische ondersteuning is uitgerust met een beamer en een lerarencomputer. De leerlingen kunnen gebruik maken van slechts twee computers waardoor de integratie van ICT beperkt is. 11

12 4.4 Opleidingsvorm 3 - Loodgieter BGV Voldoet Vaststellingen De competenties van het opleidingsprofiel worden gedurende de gehele opleiding voor alle leerlingen in voldoende mate nagestreefd. Dit blijkt uit de consecutieve opbouw van de oefeningen tijdens de BGV, de stagerapporten en de resultaten van de kwalificatieproef. De handelingsplanmatige aanpak is vrij zwak omdat dit vanuit het mesoniveau nog niet in voldoende mate ondersteund wordt. De beginsituatie wordt niet op een duidelijk diagnostische wijze bepaald maar verloopt voornamelijk via mondelinge toelichting. Hierdoor kan de doelenselectie niet in voldoende mate afgestemd worden op de individuele noden van de leerlingen of de leerlingengroep. De verantwoording voor het specifieke aanbod van elke leerling of groep leerlingen is onvoldoende gemotiveerd. Driemaal per jaar worden de leerlingen geëvalueerd en krijgen ze een score volgens het beheersingsniveau dat ze verworven hebben van elke opleidingscompetentie. Op die wijze worden de vorderingen van de leerlingen over de schooljaren heen op een duidelijke wijze in kaart gebracht. Deze informatie wordt jammer genoeg nog niet aangewend om de beginsituatie te actualiseren en de doelensectie daarop af te stemmen. De jaarplannen bevatten duidelijke afspraken over welke competenties in welke fase (leerjaar) aangeboden worden. Groepswerkplannen zijn hierop gebaseerd en bevatten alle oefeningen die binnen een klasgroep aangeboden worden. Deze oefeningen zijn duidelijk gelinkt aan de opleidingscompetenties. Er zijn nog geen overgangscriteria opgesteld voor de overgang tussen de verschillende fases. Leraren spelen voornamelijk intuïtief in op specifieke noden van leerlingen waardoor hun aanpak en methodiek onvoldoende kadert in een globale aanpak van het multidisciplinaire team. Omwille van het klein aantal leerlingen in de opleiding Loodgieter zijn de leerlingen gegroepeerd per fase. Voor sommige lessen is er een uitsplitsing per leerjaar. Tot vorig schooljaar waren er aparte theoretische lessen voor de BGV. Vanaf dit schooljaar heeft de vakgroep de optie genomen om de theoretische kennis geïntegreerd aan te bieden wat een duidelijke meerwaarde betekent voor taalzwakke leerlingen. In de opleidingsfase zit een groot deel lassen in het lesaanbod (6 uren) wat veel is t.o.v. het totale urenpakket binnen deze opleiding (bijna 1/3). Daarnaast krijgen de leerlingen karweien opgelegd die een meerwaarde betekenen voor hun algemene praktische kennis en ontwikkeling. Het minimum aantal uren BGV gericht op de hoofdtechniek wordt gerespecteerd. De uitrusting en infrastructuur zijn bij het begin van dit schooljaar volledig vernieuwd. De huidige werkplaatsen zijn goed opgebouwd met aparte compartimenten voor elke leerling. Het magazijn is zeer overzichtelijk ingericht met eenvoudige benamingen voor alle werkonderdelen. Er wordt zeer veel rekening gehouden met de orde en netheid van de lokalen. Deze zorg kan beschouwd worden als een voorbeeld van goede praktijk. De samenwerking en afstemming tussen ASV en BGV is nog steeds niet aanwezig. De kennis- en sleutelvaardigheden die gebaseerd zijn op de ontwikkelingsdoelen van ASV worden door de leraren BGV zelf aangeboden. Reeds in het opvolgingsverslag van 25 mei 2007 merkte de onderwijsinspectie op dat de samenwerking tussen ASV en BGV nog niet in voldoende mate gerealiseerd werd d.m.v. structurele afspraken en concrete uitwerking in de lessen. Toch is hieraan ondertussen niet gewerkt wat aantoont dat de school onvoldoende aan kwaliteitsbewaking doet. In het vijfde jaar krijgen de leerlingen de mogelijkheid om het VCA-attest te behalen. De resultaten zijn veeleer zwak. 12

13 De stages worden goed voorbereid en opgevolgd door de leraren BGV. Tot vorig jaar ontbrak in het stagedossier een geïndividualiseerde activiteitenlijst conform de regelgeving 7. Vanaf dit schooljaar heeft de vakgroep de intentie om met een gepersonaliseerde activiteitenlijst te werken. Doordat er in het laatste jaar van de kwalificatiefase slechts vier weken stage ingericht worden (en niet de maximaal toegelaten zes weken) mist de school de kans om de verworven competenties, kennis- en sleutelvaardigheden van de leerlingen optimaal te toetsen in een reële werkcontext. De kwalificatieproef toetst de competenties die representatief zijn voor de opleiding. Tot vorig jaar zat daarin nog een groot luik reproductie van theoretische kennis maar voor dit jaar is het de bedoeling om vooral te focussen op de praktische uitvoering. De puntenverdeling is niet transparant voor de leerlingen. Slechts 20% van de punten wordt toegekend aan de feitelijke kwalificatieproef wat in verhouding niet evenwichtig is. Elke oefening wordt geëvalueerd op basis van de verschillende technieken die hierin aan bod komen. De zelfevaluatie van de leerlingen wordt geconfronteerd met de score van de leraren waardoor leerlingen hun zelfinschatting vergroten. Daarnaast worden er per oefening een aantal attitudes gescoord. Al die puntenscores worden herleid tot één puntenscore. Per oefening worden die scores op hun beurt nogmaals herleid naar één puntenscore op het rapport. Door deze wijze van evalueren wordt de verworven rijkdom aan informatie onvoldoende aangewend om enerzijds deze evaluatie aan te wenden voor gerichte remediëring en anderzijds om de rapporten inhoudelijk te stofferen. De school verantwoordt hierdoor niet in voldoende mate de resultaten van de leervorderingen. 5. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT? Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert volgende vaststellingen op: 5.1 Personeelsbeheer Personeelsorganisatie Evaluatiesysteem De school staat voor wat betreft de kwaliteitsbewaking van deze indicator/variabele aan het begin van een ontwikkelingsproces. Vaststellingen De school beschikt over functiebeschrijvingen voor alle organieke ambten. Voor de coördinerende taken opgericht met BPT-uren zijn deze nog niet volledig uitgeschreven. Ook de functiebeschrijving van de directeur ontbreekt nog. De nieuwe directeur heeft met alle personeelsleden een functioneringsgesprek gehouden waar mogelijk voorafgegaan door een klasbezoek. Het gesprek werd door beide partijen goed voorbereid. De personeelsleden geven aan dat zij mede dankzij deze gesprekken een grote betrokkenheid en ondersteuning vanuit de nieuwe directeur ervaren. Ondertussen is er een tweede ronde functioneringsgesprekken opgestart, met als doel daarna evaluatiegesprekken hier op te baseren. Nieuwe personeelsleden 7 SO/2002/11 (BuSO) 1.7. Leerlingenstageovereenkomst en stagereglement 13

14 werden wel van nabij opgevolgd en werden bij een negatieve evaluatie niet terug in dienst genomen. Het lange tijd ontbreken van gepersonaliseerde functiebeschrijvingen, die door de inrichtende macht moesten goedgekeurd worden, heeft er toe geleid dat de school momenteel niet voldoet aan de wetgeving ter zake 8 en nog geen vierjaarlijkse evaluaties heeft uitgevoerd. Inbreuken tegen de regelgeving De organisatie van de personeelsevaluaties zoals bepaald in de omzendbrief PERS/2007/09: Functiebeschrijving en evaluatie. 5.2 Professionalisering Aanvangsbegeleiding Deskundigheidsbevordering De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid - ontwikkeling. Vaststellingen De school beschikt over een nascholingsplan dat voorlopig nog niet gebaseerd is op een algemeen behoefteonderzoek maar vooral geënt is op algemene werkpunten voor de school geformuleerd in het algemeen beleidsplan. De keuze van de thema s kwam er na een SWOT-analyse die duidelijke noden aantoonde zowel voor de specifieke doelgroep als voor infrastructuur. De directeur registreert de aanvragen en volgt de doeltreffendheid op. Leraren die onvoldoende of geen nascholing aanvragen worden daar op aangesproken. Op het elektronisch schoolplatform kunnen de leraren de visie nalezen over het actueel nascholingsbeleid. Naast een duidelijke procedure voor de aanvraag van individuele vorming wordt het thema-aanbod (voorselectie door directie) vermeld. Nascholing in het kader van persoonlijke ontwikkeling en ontplooiing gerelateerd aan de pedagogisch-didactische taak van de leraar wordt besproken tijdens het functioneringsgesprek. De criteria om aanvragen goed te keuren zijn gekend door de leraren. De school vraagt om de inhoud en de bevindingen van de gevolgde nascholing te delen met de collega s op het niveau dat van toepassing is (vakoverleg, interne werkgroep, ). De algemene nascholingsthema s in het nascholingsplan garanderen het verder uitdiepen of implementeren van de vorig jaar opgestarte acties zoals onder andere het implementeren van de gelijke onderwijskansenwerking, de socio-emotionele begeleiding van jongeren, de interne en externe begeleiding van jongeren met autismespectrumstoornissen (ASS) en een project rond speeltijdbegeleiding. Daarnaast wordt gewerkt aan de implementatie van een methode om gestructureerd en planmatig te werken, het invoeren van spelling- en voorleessoftware en het uitwerken van een leerlingenrapport op een digitaal communicatieplatform. Uit 8 Omzendbrief PERS/2007/09: Functiebeschrijving en evaluatie. 14

15 gesprekken met beginnende leerkrachten blijkt dat er een vraag is naar nascholing met betrekking tot het specifieke van buitengewoon onderwijs en het efficiënt werken met het individueel handelingsplan. 5.3 Materieel beleid 5.4 Welzijn 5.5 Curriculum 5.6 Begeleiding Afstemming tussen school en CLB of andere partners Leerbegeleiding De school staat voor wat betreft de kwaliteitsbewaking van deze indicator/variabele aan het begin van een ontwikkelingsproces. Vaststellingen De visie op handelingsplanning is nog niet uitgewerkt op een duidelijke overzichtelijke wijze. Een aantal documenten en visieteksten heeft betrekking op dit thema doch uit de neerslag van de handelingsplannen blijkt dat dit voor de meeste personeelsleden niet duidelijk is. Verschillende procedures worden gehanteerd zonder dat de verbanden ertussen voor de personeelsleden uitgeklaard zijn. De school heeft dan ook onvoldoende zicht op de effectiviteit van de gehanteerde methodieken waardoor de aandacht voor de doelgerichtheid van het handelen veeleer laag is. De beeldvorming wordt duidelijk uitgeschreven voor nieuwe leerlingen doch deze wordt niet verder aangevuld en geactualiseerd gedurende de schoolloopbaan. Leraren evalueren op diverse wijzen met een grote verscheidenheid aan gehanteerde systematiek. De verkregen informatie wordt echter niet aangewend om de beeldvorming rond een leerling te vervolledigen of te actualiseren en de beginsituatie duidelijk vorm te geven. De neerslag van de beeldvorming blijft beperkt tot vage vaststellingen. Door het ontbreken van een duidelijke beginsituatie wordt de doelenselectie slechts zelden gebaseerd op de leerlingenkenmerken van de klasgroep of van de individuele leerling. De meeste leerlingen volgen het groepswerkplan. Voor leerlingen met ASS is er wel een aangepaste individuele doelenselectie. De groepswerkplannen zijn voor Loodgieter en Interieurbouwer degelijk opgesteld en gelinkt aan de opleidingscompetenties. Voor ASV en de opleiding LA zijn de planningsdocumenten op niveau van de groep te summier uitgewerkt en niet gelinkt aan de uitgewerkte leerlijn. De doelenselectie voor Logistiek assistent in ziekenhuizen en zorginstelling (LA) is onvoldoende evenwichtig opgebouwd waardoor de einddoelstelling van de opleiding niet ten volle nagestreefd wordt. Voor ASV worden de ontwikkelingsdoelen onvoldoende als uitgangspunt voor het onderwijsaanbod gehanteerd. Voor de andere doorgelichte opleidingen zijn de opleidingscompetenties uitgewerkt in een duidelijke leerlijn met een consecutieve opbouw. De leerlingenbesprekingen tijdens de klassenraden blijven voornamelijk beperkt tot zeer vage vaststellingen die vooral een appreciatie zijn van de attitudes van de leerlingen. In heel wat handelingsplannen ontbreekt de remediërende aanpak en de 15

16 evaluatie. In de klaspraktijk kon wel worden vastgesteld dat veel leraren ad hoc en intuïtief anticiperen op probleemsituaties of onderwijsbehoeften van individuele leerlingen of van de ganse klasgroep. Een handelingsplanmatige aanpak houdt echter in dat vanuit degelijke observaties en vaststellingen, in samenspraak met het multidisciplinaire team, een gerichte remediëring wordt uitgevoerd die op vooraf bepaalde momenten wordt geëvalueerd en bijgestuurd. Doordat dit ontbreekt kan de school zich onvoldoende verantwoorden voor de handelingsplanmatige aanpak wat een inbreuk is tegen de regelgeving. De organisatie van de klassenraden en de evaluatiedagen (negen leerling-vrije dagen) is niet optimaal waardoor de leerlingenbesprekingen niet efficiënt en voldoende frequent verlopen. Bij het begin van het schooljaar worden de specifieke stoornissen van de leerlingen geïnventariseerd (dyslexie 9, dyspraxie 10, ADHD 11,, ASS 12, ) en worden de paramedici samen met een interne zorgbegeleider ASS ingezet voor een specifieke aanpak en begeleiding. De uren bijscholing-begeleiding worden aangewend om specifieke tekorten van leerlingen te remediëren. Dit wordt gecoördineerd door de cel leerlingbegeleiding. Deze werking verloopt goed doch de neerslag in de handelingsplannen is niet verzekerd. De leden van de klassenraad worden hierover geïnformeerd maar in de processen-verbaal van de klassenraad wordt dit niet opgenomen. De diagnostische waarde van de evaluatie is vrij beperkt. De evaluatie wordt niet aangewend om een nieuwe beginsituatie op te stellen. Hierdoor wordt het cyclisch proces van handelingsplanning onvoldoende uitgevoerd. Aan de hand van de huidige documenten kan de school niet in voldoende mate aantonen dat er onderwijs op maat aangeboden wordt. De effecten van de handelingsplanmatige aanpak van de leerbegeleiding werden tot nu toe niet geëvalueerd. De school is onlangs gestart met een digitaal platform. Op dit ogenblik wordt dit echter nog niet in voldoende mate aangewend om de doeltreffendheid en de kwaliteit van de communicatie, handelingsplanning en de schoolwerking in het algemeen te vergroten. Inbreuken tegen de regelgeving In voldoende mate een degelijk proces van handelingsplanning realiseren zoals bepaald in het decreet 18/01/2002 afd. IV Art Loopbaanbegeleiding Sociale en emotionele begeleiding De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid - ontwikkeling. Vaststellingen De school besteedt terecht veel aandacht aan de sociale en emotionele begeleiding van de leerlingen. Dit wordt zowel op preventief als op curatief vlak goed uitgewerkt 9 Dyslexie: stoornis waarbij men moeite heeft met lezen, schrijven en spellen; woordblindheid. 10 Dyspraxie: Dyspraxie is een stoornis bij het correct verwerken van informatie. 11 ADHD: Attention Deficit Hyperactivity Disorder, of aandachtstekort/hyperactiviteitstoornis. 12 ASS: autismespectrumstoornis, is een term die wordt gebruikt voor de visie dat de autistische stoornis en daaraan verwante aandoeningen een continuüm vormen, waarbij de symptomen als glijdende schaal kunnen worden beschreven. 16

17 vanuit een duidelijke visie. Er zijn duidelijke procedures ontwikkeld die de aanpak en begeleiding ondersteunen. De doeltreffendheid van de aanpak wordt op geregelde basis geëvalueerd en resulteert in het zoeken naar nieuwe methodieken en procedures die mogelijke probleemsituaties kunnen voorkomen (preventief). Zo werd bijvoorbeeld het straf- en beloningssysteem herwerkt en is er een duidelijk spijbel-, pest- en drugpreventieplan ontwikkeld. Daarnaast zijn er onder andere individuele vormingssessies in sociale weerbaarheid voor leerlingen die slachtoffer zijn in bepaalde situaties (curatief). De cel leerlingenbegeleiding ondersteunt de klassenraad bij complexe problemen waarbij een specifieke aanpak en verdere opvolging noodzakelijk is. De cel coördineert eveneens op een overzichtelijke wijze de zorg voor de leerlingen met specifieke stoornissen en/of leerproblemen. Er wordt gedurende de eerste twee jaren een specifiek lessenpakket sociale en emotionele vorming aangeboden à rato van één uur per week. Deze lessen zijn degelijk uitgebouwd vanuit de decretale ontwikkelingsdoelen. De school heeft de bedoeling om deze leerlijn in de hogere jaren door te trekken. Dit kan de effectiviteit van de socio-emotionele leerlijn verder verhogen. De voortdurende zorg om in voldoende mate te kunnen anticiperen (zowel preventief als curatief) op het emotioneel welbevinden van de leerlingen, toont aan dat de cel leerlingenbegeleiding de voorbije jaren veel aandacht heeft besteed aan de verdere ontwikkeling van de sociale en emotionele begeleiding. 5.7 Evaluatie Evaluatiepraktijk De school staat voor wat betreft de kwaliteitsbewaking van deze indicator/variabele aan het begin van een ontwikkelingsproces. Vaststellingen Een concreet uitgeschreven visie op de evaluatie van de leerlingen kan de school niet voorleggen. De beleidsdocumenten van de school bevatten geen heldere criteria voor het evalueren van de leerlingen vanuit het proces van handelingsplanning. Het beleid legt de verantwoordelijkheid voor de afstemming van de evaluatie bij de leraren, maar door het ontbreken van heldere criteria en de nodige sturing is er weinig gelijkgerichtheid en ondersteuning op dit vlak. De evaluatie is gekenmerkt door een grote hoeveelheid en verscheidenheid van systemen, met weinig onderlinge samenhang. Sommige leraren stemmen hun evaluatie af op de nagestreefde competenties, andere hanteren eerder een globaal puntensysteem op basis van werkstukken of toetsen. Hiernaast bestaat er een evaluatiedocument om de opleidingscompetenties trimestrieel te evalueren door middel van een vierpuntenschaal. Deze evaluatie staat echter los van de andere evaluatiesystemen. De doeltreffendheid van dit document is miniem aangezien het niet aangewend wordt om het handelingsplanmatige werken aan te sturen. Er wordt over deze evaluatie niet gerapporteerd aan de ouders. Het wordt evenmin aangewend bij overgangsbeslissingen of bij het toekennen van getuigschriften, dit is een gemiste kans. Er werden vele soms individuele initiatieven genomen om de evaluatie te verbeteren tot een meer diagnostisch instrument. Dit heeft echter voornamelijk geleid tot een onoverzichtelijke hoeveelheid aan scores per leerling, die op het rapport toch nog herleid worden tot een weinig informatief punt met een beperkte en weinig concrete toelichting. 17

18 De school gebruikt het maximum aantal toegelaten evaluatiedagen. De efficiënte invulling hiervan kan in vraag gesteld worden. Enerzijds omwille van het ontbreken van een duidelijke visie op het gebruik van deze dagen, anderzijds omdat men er toch nog niet in blijkt te slagen elke leerling op regelmatige basis te bespreken. 6. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op: Het onderwijskundig beleid van de school wordt bemoeilijkt door de historische verwevenheid met het Vrij Technisch Instituut dat op dezelfde campus is gelegen. De schoolcultuur is nog gedeeltelijk geënt op deze van het gewoon onderwijs, waardoor de specificiteit van het buitengewoon onderwijs niet ten volle tot uiting komt. De school heeft behoefte aan een middenkader dat het personeel kan ondersteunen bij de realisatie van adaptief onderwijs en bij het naleven van de specifieke onderwijsregelgeving. Hiervoor de eigen deskundigheid verhogen is een uitdaging voor het middenkader. Het onderwijskundig leiderschap getuigt van een goede betrokkenheid bij de concrete onderwijspraktijk. Door klasbezoeken, functionerings- en evaluatiegesprekken krijgen de medewerkers ontwikkelingsgerichte feedback. De personeelsleden ervaren veel waardering en stimulans. Het onderwijskundig beleid stuurt met zachte hand de visie van de school bij en stimuleert de reflectie hierover via formele en informele overlegmomenten. Er is een uitgeschreven beleidsplan met concrete prioriteiten voor één schooljaar. Door de weg van de geleidelijkheid te bewandelen werkt de school op een langzaam tempo aan het implementeren van een nieuwe visie waarin vooral het realiseren van de meerwaarde en de specificiteit van het buitengewoon onderwijs centraal staan. Dit veranderingsproces staat nog in een beginfase waardoor de doeltreffendheid nog niet ingeschat kan worden. Sinds enkele jaren vaart de school op het vlak van besluitvorming een andere koers. De school is duidelijk op weg naar een cultuur van participatieve besluitvorming. Het beleid zoekt voor belangrijke veranderingen een draagvlak bij de teamleden en creëert zo een grotere betrokkenheid. De nodige organen en structuren bestaan, maar de doeltreffendheid ervan wordt nog onvoldoende bewaakt. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school al enkele initiatieven genomen. Over enkele deelaspecten van de schoolwerking gebeurde een kwaliteitsvolle zelfevaluatie. Het onderwijskundig beleid ziet het realiseren van de specificiteit van het buitengewoon onderwijs als een belangrijk actiepunt om de eigen kwaliteit te verbeteren. Een concreet plan hiervoor kan de school nog niet voorleggen. Niettegenstaande de laatste jaren reeds goede initiatieven genomen zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, blijkt er nog een sterke weerstand tegen veranderingen te bestaan in het korps. Hierdoor wordt de school geremd om zelfstandig de tekorten te remediëren. Het is aan te bevelen dat de pedagogische begeleidingsdienst de school ondersteunt in het uitbouwen van een kwaliteitsvol schoolbeleid. 7. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL 7.1 Wat doet de school goed? Wat betreft de erkenningsvoorwaarden De dynamiek van de vakwerkgroep ASV. 18