VOORWOORD... 4 INLEIDING Aanleiding Schadevergoeding Probleemstelling Opbouw HOOFDSTUK 1. Schadevergoeding...
|
|
- Karel de Croon
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 MARINA LUIJKX DE ONEVENREDIGE BELASTING VAN HET STRAFGEDING Een onderzoek naar de invulling van het vernieuwde criterium van art. 361 lid 3 Sv Juni 2012
2 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... 4 INLEIDING... 5 Aanleiding... 5 Schadevergoeding... 5 Probleemstelling... 6 Opbouw... 7 HOOFDSTUK 1. Schadevergoeding Mogelijkheden van schadevergoeding bij strafrechtelijke veroordeling Civiele onrechtmatige daad en het strafbare feit De vereisten van onrechtmatige daad Het strafbare feit Voeging benadeelde partij in het strafproces De geschiedenis Wijze van voeging Ontvankelijkheid Gegrondheid van de vordering Splitsing HOOFDSTUK 2. De onevenredige belasting van het strafgeding Theorie Praktijk Motivering Jurisprudentieonderzoek Gevolgen HOOFDSTUK 3. Leidraad voor de onevenredige belasting van het strafgeding Houvast De onevenredige belasting van het strafgeding 2
3 3.2 Aanknopingspunten Kort geding Onderzoeksrapport doorlooptijden Handreiking Implementatie wet versterking positie slachtoffer Leidraad Stap 1: de ingewikkeldheid van de vordering Stap 2: aanhouding van de strafzaak in het kader van de gevoegde vordering Stap 3: de complexiteit van de strafzaak CONCLUSIE LITERATUURLIJST JURISPRUDENTIELIJST De onevenredige belasting van het strafgeding 3
4 VOORWOORD Voor u ligt het resultaat van een periode hard werken waarmee ik aan het einde ben gekomen van mijn Master privaatrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Het doel was om deze scriptie voor eind juni af te ronden; een doel dat op het eerste gezicht onrealistisch leek. Dankzij hard werken en de juiste begeleiding is deze scriptie echter toch ruim voor de eindstreep af gekomen. Daarvoor ben ik enkele mensen in het bijzonder mijn dank verschuldigd. Allereerst wil ik dhr. dr. H.W. Wiersma bedanken voor de prettige en uiterst snelle begeleiding. Dankzij zijn waardevolle feedback heb ik deze scriptie tot een goed einde kunnen brengen. De feedback heb ik altijd als nuttig en de omgang als plezierig ervaren. Verbazingwekkend was de snelheid waarmee mijn conceptstukken werden nagekeken. Dat deze scriptie binnen een korte tijdsperiode kon worden geschreven, is dan ook voornamelijk aan dhr. Wiersma te danken. Daarnaast wil ik de mensen in mijn naaste omgeving bedanken. In het bijzonder Jacco, voor de oppeppers die ik af en toe flink nodig had. Marina Luijkx Utrecht, juni 2012 De onevenredige belasting van het strafgeding 4
5 INLEIDING Aanleiding Kortgeleden werd Nederland opgeschrikt door de laffe overval op juwelier Lapidee in Den Haag waarbij Ruud Stratmann werd vermoord. Twee overvallers bezochten de winkel en schoten de Haagse juwelier zonder pardon neer. Helaas is dit niet de enige juwelier die is geteisterd door een overval. De laatste jaren worden juweliers veelvuldig het slachtoffer van overvallers die juwelen buit proberen te maken. De gevolgen hiervan kunnen aanzienlijk zijn. Men wordt niet alleen financieel getroffen doordat juwelen zijn gestolen, een overval kan ook psychologische, emotionele, sociale en lichamelijke gevolgen met zich meebrengen. Zo kan een worsteling met de overvaller leiden tot een gebroken neus, gebroken tanden en beschadigde kleren. Bovendien moeten de gevolgen die worden ondervonden door het trauma dat is opgelopen, niet worden onderschat. Een schadevergoeding voor de geleden schade lijkt dan ook op zijn minst op zijn plaats te zijn. Schadevergoeding Binnen het aansprakelijkheidsrecht worden twee gezichtspunten gehanteerd ten aanzien van de vraag of schade vergoed moet worden. 1 Het gezichtspunt ieder draagt zijn eigen schade leidt ertoe dat de nadelige en ongunstige gevolgen van gebeurtenissen door de persoon zelf worden gedragen. Tegenstelling hiervan is het gezichtspunt dat men een ander geen schade mag berokkenen. Gebeurt dit wel dan dient men deze schade te vergoeden. Of in een concreet geval aansprakelijkheid moet worden aangenomen, hangt af van het gewicht dat aan de twee gezichtspunten wordt toegekend. 2 Wanneer een onrechtmatige daad is gepleegd, prevaleert het gezichtspunt dat men een ander geen schade mag berokkenen. 3 Het slachtoffer heeft in dat geval recht op een schadevergoeding en kan een civiele procedure instellen om de dader te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Een slachtoffer van een strafbaar feit heeft daarnaast ook de mogelijkheid om de schade te verhalen via een strafrechtelijke procedure. 4 Dit is mogelijk door zich als benadeelde in het strafproces te voegen met de 1 A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel IV*. De verbintenis uit de wet, Deventer: Kluwer 2011, p Hartkamp & Sieburgh 2011 (6-IV*), p Hartkamp & Sieburgh 2011 (6-IV*), p J.C.A.M. Claassens & M.A. Wabeke, Schadevergoeding voor slachtoffers in het strafproces, Zutphen: Studiecentrum Rechtspleging 2005, p. 9. De onevenredige belasting van het strafgeding 5
6 civiele vordering tot schadevergoeding zoals voorzien in art. 51f Sv. Beide wegen behoren te leiden tot een oordeel die op dezelfde wijze tot stand is gekomen. 5 De vraag lijkt zich aan te dienen hoeveel ruimte de strafrechter heeft om een oordeel te geven over de vordering tot schadevergoeding. Met ingang van 1 januari 2011 geldt een nieuw criterium ten aanzien van de mogelijkheid om schade via het strafproces te verhalen: behandeling van de gevoegde vordering mag geen onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zie art. 361 lid 3 Sv. 6 De wetgever heeft bij de invoering van het nieuwe criterium echter niet aangegeven hoe de strafrechter hier mee om dient te gaan. Men kan zich dan ook afvragen hoe dit criterium geïnterpreteerd moet worden volgens de theorie. Nu inmiddels anderhalf jaar is verstreken sinds de invoering van het nieuwe criterium, kan aan de hand van de jurisprudentie ook bekeken worden hoe de strafrechter dit vernieuwde criterium heeft ingevuld. Ofwel: wanneer is er naar de inschatting van de strafrechter sprake van een onevenredige belasting van het strafgeding? Vervolgens kan men zich afvragen of de wijze waarop de strafrechter invulling heeft gegeven aan het criterium wenselijk is en zo niet, op welke wijze wel invulling moet worden gegeven aan dit criterium. Probleemstelling In dit onderzoek wordt naar een antwoord gezocht op bovenstaande vragen. In de kern gaat deze scriptie om de volgende vraag: Op welke wijze dient de strafrechter bij toepassing van art. 51f Sv een inschatting te maken van de onevenredige belasting van het strafgeding? Deze probleemstelling is opgedeeld in een zevental onderzoeksvragen. Deze onderzoeksvragen maken het mogelijk een antwoord te formuleren op de probleemstelling: 1. Op welke manier kan men de schade die is geleden bij een strafbaar feit, vergoed krijgen? 2. Welke vereisten gelden er ten aanzien van het toekennen van schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad? 3. Welke vereisten gelden er ten aanzien van het toekennen van schadevergoeding indien de benadeelde zich in het strafproces heeft gevoegd? 5 W.H.M. Reehuis, Schadevergoeding in het strafrecht, Deventer: Kluwer 1992, p Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, 1. De onevenredige belasting van het strafgeding 6
7 4. Op welke wijze dient vanuit theoretisch oogpunt invulling te worden gegeven aan het vernieuwde criterium van art. 361 lid 3 Sv? 5. Op welke wijze komt de strafrechter tot de inschatting dat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding? 6. Kan de wijze waarop de strafrechter invulling heeft gegeven aan het criterium van art. 361 lid 3 Sv wenselijk worden geacht? 7. Op welke wijze kan een juiste invulling van het criterium van art. 361 lid 3 Sv worden bewerkstelligd? Opbouw Deze scriptie start in hoofdstuk 1 met een uiteenzetting van de verschillende mogelijkheden om schadevergoeding te verkrijgen, waarna de eisen die gelden voor de onrechtmatige daad en de voeging van benadeelde in het strafproces, uitgebreider uiteen zullen worden gezet. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens nader ingegaan op het vernieuwde criterium dat geldt voor de voeging: de onevenredige belasting van het strafgeding. Allereerst zal aandacht worden besteed aan de theoretische invulling van dit vernieuwde criterium, waarna aan de hand van een jurisprudentieonderzoek wordt bekeken op welke wijze de rechter in de praktijk omgaat met de onevenredige belasting van het strafgeding. Daarbij komt de vraag aan de orde of deze wijze wenselijk kan worden geacht. In hoofdstuk 3 zal getracht worden om voor de strafrechter een bruikbare leidraad te ontwikkelen bij de beoordeling of sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Het onderzoek wordt afgesloten met de conclusie waarin een antwoord wordt gegeven op de probleemstelling. De onevenredige belasting van het strafgeding 7
8 HOOFDSTUK 1. Schadevergoeding In dit hoofdstuk volgt een bespreking van de mogelijkheden die een slachtoffer heeft om de door een strafbaar feit geleden schade vergoed te krijgen. De onrechtmatige daad en de voeging van de benadeelde partij in het strafproces zullen daarbij in het bijzonder worden besproken. In dat kader zal met name aandacht worden besteed aan de vereisten die gelden om een schadevergoeding langs deze wegen te verkrijgen. 1.1 Mogelijkheden van schadevergoeding bij strafrechtelijke veroordeling Indien door een verdachte een strafbaar feit is gepleegd, blijft het slachtoffer vaak achter met schadeposten. 7 Deze schade kan het slachtoffer op verschillende manieren vergoed krijgen. 8 De eerste manier om de verdachte te verplichten tot een schadevergoeding is door een schadevergoeding te vorderen in een civiele procedure. Een vordering gebaseerd op grond van een onrechtmatige daad zoals omschreven in art. 6:162 BW, verplicht de dader de toegebrachte schade van het slachtoffer te vergoeden. Niet alleen via een civiele procedure kan een schadevergoeding bewerkstelligd worden, ook via het strafrecht kan een schadevergoeding worden verkregen. 9 Zo biedt art. 51f Sv het slachtoffer de mogelijkheid om zich als benadeelde te voegen in het strafproces. De benadeelde kan zijn civiele vordering tot schadevergoeding, gebaseerd op de onrechtmatige daad, in dat geval aan de strafrechter voorleggen waarna de strafrechter uitspraak doet over deze vordering. Daarnaast kan het slachtoffer zijn schade vergoed krijgen doordat de rechter de schadevergoedingsmaatregel van art. 36f Sr aan de verdachte oplegt. Bij oplegging van deze maatregel dient de verdachte een som geld te betalen aan de staat, de staat keert dit bedrag vervolgens uit aan het slachtoffer. De schadevergoedingsmaatregel kan niet door het slachtoffer worden gevorderd maar wordt gevorderd door de officier van justitie of wordt ambtshalve door de strafrechter opgelegd. 10 Ten slotte kan bij een voorwaardelijke veroordeling van een verdachte de bijzondere voorwaarde worden gesteld dat de verdachte een schadevergoeding aan het slachtoffer uitkeert. De wetgever heeft deze mogelijkheid neergelegd in art. 14c lid 2 sub 1 en 5 Sr. Wanneer het slachtoffer de schade die is ontstaan door het strafbare feit niet langs voorgaande wegen vergoed krijgt, bestaat er voor het slachtoffer in enkele gevallen de mogelijkheid om 7 S. van Wingerden, M. Moerings & J. van Wilsem, De praktijk van schadevergoeding voor slachtoffers van misdrijven, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007, p. V. 8 Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Claassens & Wabeke 2005, p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p. 16 De onevenredige belasting van het strafgeding 8
9 een uitkering te krijgen op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. 11 Het Schadefonds Geweldsmisdrijven fungeert als vangnet doordat aan de slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven toch financieel tegemoet wordt gekomen als zij hun schade niet kunnen verhalen. 12 In het kader van deze scriptie wordt meer in het bijzonder ingegaan op de onrechtmatige daad en de voeging van een benadeelde in het strafproces. Een verdere bespreking van de schadevergoedingsmaatregel, van de toekenning van schadevergoeding in de vorm van een bijzondere voorwaarde en van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven blijft dus achterwege. De reden dat deze scriptie wordt beperkt tot de onrechtmatige daad en de voeging, heeft te maken met het karakter van de schadevergoedingsprocedure die langs deze wegen wordt gevolgd. De vordering is zowel bij de onrechtmatige daad in het civiele proces als bij de voeging als benadeelde in het strafproces gebaseerd op de onrechtmatige daad. De grondslag is dus hetzelfde, terwijl de schadevergoeding bij verschillende rechters kan worden gevorderd. Dit betekent dat voor beide vorderingen dezelfde materiële vereisten gelden. 1.2 Civiele onrechtmatige daad en het strafbare feit In de inleiding kwam al naar voren dat men op grond van een onrechtmatige daad de plicht heeft om de daardoor veroorzaakte schade van een ander te vergoeden. Art. 6:162 lid 1 BW bepaalt dan ook: Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Indien men schade lijdt door een onrechtmatige daad van een ander, kan een schadevergoeding worden gevorderd bij de civiele rechter De vereisten van onrechtmatige daad Voordat schadevergoeding kan worden gevorderd, dient aan vijf vereisten te zijn voldaan. 13 Zo dient er allereerst sprake te zijn van een onrechtmatige gedraging met inbegrip van een nalaten en dient deze aan de dader toerekenbaar te zijn. Als derde element dient er schade te zijn. Tussen de schade en de onrechtmatige gedraging dient vervolgens een causaal verband te 11 Laatstelijk gewijzigd bij wet van 6 juni 2011, Stb. 2011, A. Pleket, Schadefonds Geweldsmisdrijven Jaarverslag 2011, Rijswijk: QuantesArtoos 2012, p Hartkamp & Sieburgh 2011 (6-IV*), p. 35. De onevenredige belasting van het strafgeding 9
10 bestaan, het vierde criterium van de onrechtmatige daad. Ten slotte dient er sprake te zijn van relativiteit. Wanneer aan deze vereisten is voldaan, is de dader aansprakelijk voor de schade die door de gedraging is geleden. Deze vereisten zijn af te leiden uit art. 6:162 lid 1 BW en zijn in afdeling en nader uitgewerkt. Zo blijkt uit art. 6:162 lid 2 BW dat een gedraging kan worden aangemerkt als onrechtmatige daad indien de gedraging inbreuk maakt op een anders subjectief recht, er sprake is van een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of indien is gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Is er echter sprake van een rechtvaardigingsgrond, dan vervalt de onrechtmatigheid van de gedraging en kan er geen sprake zijn van een onrechtmatige daad. Vervolgens bepaalt lid 3 van het artikel wanneer de gedraging aan de dader kan worden toegerekend. Dit kan op basis van schuld, de dader valt dan te verwijten dat een ander door zijn gedraging schade heeft geleden. 14 Een onrechtmatige daad kan echter ook op grond van risico worden toegerekend, namelijk wanneer de gedraging krachtens de wet of krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de dader behoort te komen, aldus lid 3. Art. 6:163 BW heeft betrekking op de relativiteitseis en bepaalt dat er geen verplichting tot schadevergoeding bestaat wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming van de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. De vraag wat onder schade moet worden verstaan vindt zijn antwoord in afdeling Uit art. 6:95 BW blijkt dat vermogensschade en ander nadeel voor vergoeding in aanmerking komen. Wat vervolgens onder beide schadeposten kan worden verstaan wordt uitgewerkt in art. 6:96 BW respectievelijk 6:106 BW. Vermogensschade wordt ook wel materiële schade genoemd en omvat het geleden verlies en de gederfde winst. Daarnaast zijn in art. 6:96 lid 2 BW enige categorieën van kosten opgesomd die ook voor vergoeding onder deze schadepost in aanmerking komen. Ander nadeel, ook wel immateriële schade genoemd, komt voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van een situatie zoals in art. 6:106 lid 1 BW is omschreven, namelijk wanneer de dader het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen of wanneer het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon in aangetast. De geleden schade zal echter slechts vergoed worden indien zij het gevolg is van de onrechtmatige daad. Bij de bepaling of er sprake is van causaal verband staan twee vereisten centraal. 15 Allereerst dient men te bekijken of de gedraging een condicio sine 14 Hartkamp & Sieburgh 2011 (6-IV*), p A.S. Hartkamp & C.H. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel II. De verbintenis in het algemeen, tweede gedeelte, Deventer: Kluwer 2009, p. 39. De onevenredige belasting van het strafgeding 10
11 qua non is voor de schade. 16 Dit betekent dat de schade niet zou zijn ontstaan wanneer de gedraging niet had plaatsgevonden. Ten tweede moet men zich afvragen of de schade vanwege zijn verband met de gedraging in redelijkheid aan de gedraging kan worden toegerekend. 17 Deze tweede maatstaf komt tot uitdrukking in art. 6:98 BW. Leiden beide vereisten tot een bevestigend antwoord, dan zal er sprake zijn van een causaal verband tussen de geleden schade en de onrechtmatige daad Het strafbare feit Wanneer een slachtoffer schade heeft geleden door een strafbaar feit, zal er sprake moeten zijn van een onrechtmatige daad wil men in aanmerking komen voor een schadevergoeding op grond van art. 6:162 BW. Daarbij zal noch de onrechtmatigheid van de gedraging noch de toerekenbaarheid voor problemen zorgen. Als er een strafbaar feit is gepleegd, is er immers altijd in strijd met een wettelijk voorschrift gehandeld. De onrechtmatigheid van de gedraging is bij de veroordeling voor een strafbaar feit dus gegeven. Dit geldt ook voor de toerekenbaarheid. Bij een veroordeling is er sprake van schuld aan het strafbare feit en daarmee is ook de onrechtmatige gedraging toe te rekenen aan de dader. De elementen schade, causaal verband en relativiteit dienen in iedere zaak nog aan de orde te worden gesteld. De relativiteitseis levert ten aanzien van slachtoffers vaak geen problemen op. Strafbepalingen beschermen over het algemeen de belangen van slachtoffers, zodat aan dit criterium doorgaans zal zijn voldaan. 18 Ten aanzien van andere personen dan slachtoffers kan de relativiteitseis nogal eens voor problemen zorgen. Het doodslagartikel bijvoorbeeld ziet op de bescherming van het leven. Wanneer een ander in verband met bebloede muren en vloeren in zijn woning schadevergoeding vordert, zal de relativiteitseis een struikelblok zijn. Het doodslagartikel ziet immers niet op de bescherming van het eigendom van een derde. 19 Toch is het wrang dat de eigenaar van de woning zijn schade niet vergoed krijgt. Door middel van de correctie-langemeijer kan de dader in een civiele procedure alsnog worden veroordeeld tot een schadevergoeding. Deze correctie houdt in dat de onrechtmatige gedraging wordt gebaseerd op strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt in plaats van strijd met een wettelijke plicht. 20 Ook nu geldt de relativiteitseis maar in 16 Hartkamp & Sieburgh 2009 (6-II), p Hartkamp & Sieburgh 2009 (6-II), p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p HR 20 oktober 1992, NJ 1993, Hartkamp & Sieburgh 2011 (6-IV*), p De onevenredige belasting van het strafgeding 11
12 deze casus zal de eigenaar van de woning wel worden beschermd door de strekking van de geschonden betamelijkheidsregels Voeging benadeelde partij in het strafproces Naast de vordering tot schadevergoeding bij de civiele rechter heeft het slachtoffer van een strafbaar feit volgens art. 51f Sv ook de mogelijkheid om de vordering bij de strafrechter in te dienen. Met zijn vordering tot schadevergoeding dient het slachtoffer zich dan te voegen in het strafproces. Deze vordering is, net als de vordering in het civiele proces, gebaseerd op de onrechtmatige daad van art. 6:162 BW. Doordat de vordering aan de strafrechter kan worden voorgelegd, hoeft het slachtoffer geen aparte civiele procedure te starten. Op deze manier wordt voorkomen dat dezelfde partijen in twee verschillende procedures worden betrokken om de rechtsgevolgen van hetzelfde feitencomplex vast te stellen. 22 Dit betekent voor het slachtoffer een relatief eenvoudige en goedkope manier om een vordering tot schadevergoeding in te stellen De geschiedenis De mogelijkheid tot voeging bestaat al sinds de invoering van het Wetboek van Strafvordering in Sinds de invoering van de Wet Terwee op 1 april 1995 is de mogelijkheid om te voegen verruimd. 25 Zo is de mogelijkheid om te voegen niet meer verbonden aan een maximumbedrag, kan het slachtoffer zich ook al vóór de terechtzitting voegen en kan de vordering worden gesplitst. Hierdoor is het voor het slachtoffer makkelijker geworden om zich te voegen in het strafproces. Met ingang van 1 januari 2011 is de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in werking getreden. 26 Sindsdien is een aparte afdeling (IIIA) in het Wetboek van Strafvordering aan het slachtoffer gewijd. Deze wetswijziging, gebaseerd op het onderzoeksproject Strafvordering , maakt voorts de voeging van, nog toe te lichten, ad informandum feiten mogelijk en herformuleert het criterium van art. 361 lid 3 Sv. Aan de 21 Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3, p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, A.L.J. van Strien, De positie van het slachtoffer in het strafproces, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Groningen: De onevenredige belasting van het strafgeding 12
13 hand van de huidige geldende wetsartikelen zal een bespreking volgen van de regels omtrent de voeging in het strafproces De benadeelde partij Slechts benadeelde partijen kunnen zich in het strafproces voegen. Dat roept de vraag op wie als benadeelde partij kan worden aangemerkt. Art. 51f lid 1 Sv definieert wie zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces: Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Als benadeelde partij kan dus worden aangemerkt degene die rechtstreeks schade lijdt. Men lijdt rechtstreeks schade indien men is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. 28 Er moet dus min of meer aan het relativiteitsvereiste zoals dat is neergelegd in art. 6:163 BW zijn voldaan. Dit vereiste werd hiervoor in paragraaf 1.2 al kort besproken. Hieruit bleek dat strafbepalingen over het algemeen de belangen van slachtoffers beschermen. 29 Slachtoffers kunnen dan ook worden aangemerkt als benadeelde partij zodat zij zich in het strafproces kunnen voegen. Strafbepalingen hebben over het algemeen echter niet tot doel om de belangen van rechtsopvolgers of derde belanghebbenden te beschermen, zoals nabestaanden en verzekeraars. 30 Zij zullen dan ook geen rechtstreekse schade lijden en kunnen zich daarom niet als benadeelde partij voegen in het strafproces. En naar gangbare opvatting geldt de in paragraaf toegelichte correctie-langemeijer hier niet. 31 Een uitzondering geldt ten aanzien van de curator wanneer hij namens de gezamenlijke schuldeisers optreedt en deze schuldeisers rechtstreeks schade hebben geleden. 32 De curator neemt in een dergelijk geval de bijzondere positie in om als vertegenwoordiger van de gezamenlijke schuldeisers voor hun belangen in rechte op te komen. 33 Aldus kan de curator zich in deze hoedanigheid voegen in het strafproces. Is degene die rechtstreekse schade heeft geleden overleden, dan biedt art. 51f lid 2 Sv de mogelijkheid voor nabestaanden zoals bedoeld in art. 6:108 lid 1 en 2 BW, om zich te voegen in het strafproces. 28 Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p. 9 en H.M. van Maurik, Titel IIIA. Het slachtoffer in: C.P.M. Cleiren & M.J.M. Verpalen, Tekst & Commentaar Strafvordering, Deventer: Kluwer 2011, p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Van Maurik 2011, p Van Maurik 2011, p De onevenredige belasting van het strafgeding 13
14 1.3.3 Wijze van voeging De benadeelde partij kan zich volgens art. 51g Sv op twee momenten voegen: tijdens het onderzoek ter terechtzitting (lid 3) of tijdens het voorbereidend onderzoek (lid 1). Voeging tijdens het voorbereidend onderzoek geschiedt middels een voegingsformulier dat het slachtoffer ontvangt van de officier van justitie. 34 Op dit formulier vult de benadeelde partij zijn naam- en adresgegevens in, de schadeposten en de hoogte van de schade. 35 De benadeelde partij dient de schade overigens wel te onderbouwen, bijvoorbeeld door middel van bonnetjes en rekeningen. Wanneer het formulier aan de officier van justitie is geretourneerd, verplicht art. 51f lid 5 Sv de officier ertoe de benadeelde partij zo spoedig mogelijk schriftelijk mede te delen wanneer de verdachte wordt vervolgd. De officier moet volgens art. 51g lid 2 Sv tevens aan de verdachte mede- delen dat de benadeelde partij zich heeft gevoegd. Daarnaast is het mogelijk om te voegen ter terechtzitting door voor aanvang van het requisitoir mondeling of schriftelijk opgave te doen van de inhoud van de vordering en de gronden waarop zij berust, aldus art. 51g lid 3 Sv. Bij het onderbouwen van de vordering tot schadevergoeding kunnen processtukken relevant zijn. Art. 51b lid 1 Sv bepaalt daarom dat het slachtoffer recht heeft op inzage in of een afschrift van de processtukken die voor hem van belang zijn. De officier van justitie kan kennisneming van deze stukken weigeren op grond van verschillende gronden zoals genoemd in art. 51b lid 3 Sv Ontvankelijkheid Nadat de benadeelde partij zich heeft gevoegd, zal de vordering tot schadevergoeding op de zitting behandeld worden. Voordat de strafrechter echter toekomt aan een beoordeling van de gegrondheid van de vordering, dient eerst getoetst te worden of de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering. Deze volgorde van toetsing is neergelegd in art. 361 lid 1 Sv. Voor de ontvankelijkheid van de benadeelde partij dient aan een drietal voorwaarden te zijn voldaan. Art. 361 lid 2 Sv omvat de eerste twee voorwaarden, namelijk dat de verdachte veroordeeld moet worden en dat er sprake moet zijn van rechtstreekse schade die is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. In art. 361 lid 3 Sv is de derde voorwaarde omschreven: de behandeling van de vordering van de benadeelde partij mag naar het oordeel van de rechtbank geen onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Indien aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, dient de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk 34 Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Van Maurik 2011, p De onevenredige belasting van het strafgeding 14
15 te verklaren. 36 De rechter zal in dat geval niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. Volgens art. 335 Sv dient de rechter de niet-ontvankelijkheid gelijktijdig met de einduitspraak in de strafzaak uit te spreken. Is echter op voorhand al duidelijk dat niet aan de voorwaarden van niet-ontvankelijkheid wordt voldaan, dan kan de rechter al eerder uitspraak doen over de niet-ontvankelijkheid. Art. 333 Sv bepaalt dan dat de benadeelde partij kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard. Veroordeling Volgens art. 361 lid 2 sub a Sv is de benadeelde partij alleen ontvankelijk als aan de verdachte een straf of maatregel is opgelegd, of wanneer art. 9a Sr is toegepast. De verdachte moet dus strafbaar zijn verklaard. Indien door de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond een ontslag van alle rechtsvervolging volgt zonder dat daarbij een maatregel wordt opgelegd, kan de vordering dus niet worden toegewezen. Rechtstreekse schade Voorts dient voor ontvankelijkheid aan de benadeelde partij rechtstreeks schade te zijn toegebracht door het bewezen verklaarde feit, aldus art. 361 lid 2 sub b Sv. Het criterium van rechtstreekse schade was reeds aan de orde in paragraaf bij de vraag wie zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Dit wekt de indruk dat wanneer iemand voegingsgerechtigd is, er automatisch aan het vereiste van art. 361 lid 2 sub b Sv is voldaan. Niets lijkt echter minder waar, aangezien in het kader van art. 361 lid 2 sub b Sv namelijk nog is vereist dat deze rechtstreekse schade is toegebracht door het feit dat bewezen is verklaard. 37 De strafbare gedraging waardoor schade is geleden, moet dus allereerst op de tenlastelegging worden omschreven en dient vervolgens als strafbaar feit bewezen te worden. 38 Wordt de verdachte vrijgesproken terwijl de benadeelde partij wel rechtstreekse schade heeft geleden, dan is toch niet aan het vereiste van art. 361 lid 2 sub b Sv voldaan. Hier dient zich een wisselwerking ten opzichte van het eerste vereiste aan, aangezien in deze situatie ook niet aan art. 361 lid 2 sub a Sv wordt voldaan. Sinds de wijziging van het Wetboek van strafvordering per 1 januari 2011 is daaraan toegevoegd dat de benadeelde partij ook ontvankelijk kan worden geacht ter zake van rechtstreekse schade welke is geleden door een ad informandum 36 Programma Strafsector, Aanbeveling civiele vordering en schadevergoedingsmaatregel m.b.t. de Wet Terwee en de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer, Raad voor de Rechtspraak 2011, p Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3, p. 17. De onevenredige belasting van het strafgeding 15
16 gevoegd strafbaar feit mits deze in de dagvaarding is vermeld. Ad informandum strafbare feiten zijn feiten die het openbaar ministerie naast het ten laste gelegde feit ter kennis van de rechtbank brengt met het verzoek om daarmee bij de sanctionering rekening te houden. 39 Indien de verdachte erkend heeft deze feiten te hebben begaan, zal de benadeelde partij alsnog ontvankelijk zijn in zijn vordering. Onevenredige belasting van het strafgeding Het vereiste dat behandeling van de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding mag opleveren, zoals is omschreven in art. 361 lid 3 Sv, is met de wijziging van het Wetboek van Strafvordering sinds 1 januari 2011 in de plaats getreden van het eenvoudscriterium. Art. 361 lid 3 Sv bepaalde voorheen dat een niet-ontvankelijkverklaring zou volgen indien de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in het strafgeding. In eerste instantie was een wijziging van het eenvoudscriterium niet in het wetsvoorstel voorzien. Tweede Kamerleden Wolfsen en Teeven dienden naar aanleiding daarvan een amendement in, waarin zij verwezen naar het onderzoeksproject Strafvordering In dit onderzoeksproject was namelijk naar voren gekomen dat strafrechters te snel en ongemotiveerd tot een niet-ontvankelijkverklaring kwamen. Vorderingen die juridisch noch feitelijk ingewikkeld leken, werden nochtans niet-ontvankelijk verklaard. 41 De inhoudelijke beoordeling van een gevoegde vordering bleef daardoor te vaak achterwege. 42 Invoering van het nieuwe criterium moest ertoe leiden dat de strafrechter meer moeite zou doen om de vordering inhoudelijk te beoordelen. 43 Indien sprake is van een geringe complicatie hoeft dit namelijk niet direct te leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Voor een aantal gevallen werd aangegeven dat zij in het vervolg niet meer tot een nietontvankelijkverklaring mochten leiden, zoals de betwisting van een vordering of het ontbreken van een voldoende onderbouwing met bewijsmiddelen. 44 Hoe dit criterium in de overige gevallen moet worden gehanteerd, is echter niet uit het amendement gebleken. 45 In 39 G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p Kamerstukken II 2007/08, , nr J.C.A.M. Claassens, Het wetsvoorstel : versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, in: Verkeersrecht /8, p Claassens 2008, p Programma Strafsector 2011, p Kamerstukken II 2007/08, , nr Claassens 2008, p De onevenredige belasting van het strafgeding 16
17 hoofdstuk 2 zal daarom aandacht worden besteed aan de vraag hoe invulling moet worden gegeven aan dit vernieuwde criterium Gegrondheid van de vordering Heeft de strafrechter de benadeelde partij ontvankelijk geoordeeld in haar vordering tot schadevergoeding, dan komt de vraag aan de orde of de vordering gegrond is. De benadeelde partij heeft de mogelijkheid om ter zitting bewijsstukken aan te dragen ter staving van de geleden schade, zoals wordt bepaald in art. 334 lid 1 Sv. Ook mag de benadeelde partij ten aanzien van haar vordering vragen stellen aan getuigen en deskundigen volgens lid 2 van art. 334 Sv. De benadeelde partij heeft echter niet zelf de mogelijkheid om getuigen of deskundigen voor te brengen, aldus art. 334 lid 1. Art. 334 lid 3 Sv bepaalt ten slotte dat de benadeelde partij haar vordering kan toelichten nadat de officier van justitie zijn requisitoir heeft gevoerd. Voor toewijzing van de vordering tot schadevergoeding is nodig dat aan de vereisten van aansprakelijkheid voor onrechtmatige daad, welke reeds in paragraaf zijn behandeld, is voldaan. De benadeelde partij voegt zich immers met een vordering tot schadevergoeding welke gebaseerd is op de onrechtmatige daad van art. 6:162 BW. De vordering is daarmee civielrechtelijk van aard. Zodoende wordt de vordering van de benadeelde partij beheerst door de regels van het materiële burgerlijke recht. 46 Het is dus de taak van de strafrechter om binnen het strafproces civiele bewijswaarderingsoordelen te geven. Bij een toetsing van de vereisten van de onrechtmatige daad gaat de rechter inhoudelijk in op de vordering. Indien aan de vereisten van onrechtmatige daad is voldaan, zal de vordering (geheel of gedeeltelijk) worden toegewezen. Ontbreekt echter het causaal verband of wordt de gestelde schade onvoldoende aannemelijk gemaakt, dan zal de vordering worden afgewezen. De uitspraak over de vordering dient volgens art. 335 Sv gelijktijdig met de einduitspraak in de strafzaak plaats te vinden Splitsing Met invoering van de Wet Terwee is het mogelijk geworden om de vordering van de benadeelde partij te splitsen. Deze mogelijkheid is inmiddels vervat in art. 51f lid 3 Sv. De benadeelde partij heeft in dat geval de mogelijkheid om slechts een deel van de vordering te 46 Van Wingerden, Moerings & Van Wilsem 2007, p. 60. De onevenredige belasting van het strafgeding 17
18 voegen. 47 Ook de rechter kan de vordering splitsen. De rechter zal dan een deel van de vordering inhoudelijk beoordelen en daarmee komen tot een toewijzing of een afwijzing, het andere deel zal hij niet-ontvankelijk verklaren. 48 Splitsing zal voornamelijk voorkomen in zaken waarin de vordering voor een bepaald deel een onevenredige belasting van het strafgeding zal meebrengen, terwijl voor een ander deel van de vordering wel inhoudelijk kan worden beslist. 49 De vordering zal in dat geval gedeeltelijk niet-ontvankelijk worden verklaard, maar ook gedeeltelijk worden toegewezen. 47 Programma Strafsector 2011, p Programma Strafsector 2011, p Programma Strafsector 2011, p. 13. De onevenredige belasting van het strafgeding 18
19 HOOFDSTUK 2. De onevenredige belasting van het strafgeding In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de vraag hoe invulling moet worden gegeven aan het vernieuwde criterium van art. 361 lid 3 Sv. Allereerst zal dit vanuit een theoretisch oogpunt worden bekeken, waarna vervolgens aan de hand van een jurisprudentieonderzoek wordt bekeken hoe de strafrechter in de praktijk oordeelt over de onevenredige belasting van het strafgeding. Ten slotte zal besproken worden of de invoering van het nieuwe criterium ertoe heeft bijgedragen dat meer zaken inhoudelijk worden behandeld. 2.1 Theorie Uit hoofdstuk 1 is gebleken dat per 1 januari 2011 een nieuw criterium geldt voor de ontvankelijkheid van vorderingen tot schadevergoeding in het strafproces. Art. 361 lid 3 Sv bepaalt nu dat de benadeelde partij ontvankelijk kan worden verklaard indien de vordering geen onevenredige belasting van het strafgeding is. Uit voorgaand hoofdstuk bleek ook dat uit het amendement van Wolfsen en Teeven niet kan worden afgeleid wat onder een onevenredige belasting van het strafgeding moet worden verstaan. De kamerleden Wolfsen en Teeven vermelden slechts een aantal gevallen welke voortaan geen reden meer mogen zijn om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, maar een duidelijke invulling van dit criterium blijft achterwege. 50 Dit werpt de vraag op hoe dit abstracte criterium vanuit theoretisch oogpunt moet worden geduid. Bij invulling van dit abstracte criterium aan de hand van de theorie is van belang om allereerst het kader te schetsen waarbinnen de vordering dient te worden bezien. In de Memorie van Toelichting bij de Wet Terwee schreef de Minister dat de vordering waarmee de benadeelde zich in het strafproces voegt, accessoir dient te zijn: De civiele vordering is ondergeschikt aan de strafvordering, zodat de behandeling ervan niet ten koste mag gaan van een zorgvuldige behandeling van de strafzaak, aldus de minister. 51 Deze ondergeschiktheid komt ook naar voren in het onevenredigheidscriterium, doordat wordt bepaald dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij de behandeling van de strafzaak niet 50 Kamerstukken II 2007/08, , nr. 16 en Claassens 2008, p Kamerstukken II 1989/90, , nr. 3, p. 9. De onevenredige belasting van het strafgeding 19
20 mag overschaduwen. Het accessoire karakter van de vordering geeft daarmee de buitengrenzen aan waarbinnen de vordering kan worden meegenomen in het strafproces. 52 Nu duidelijk is dat de vordering tot schadevergoeding ondergeschikt moet zijn aan de strafzaak, kan men zich afvragen wanneer sprake is van ondergeschiktheid. De kamerleden Wolfsen en Teeven vermelden in de toelichting bij het amendement enkele omstandigheden die niet mogen leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering: het enkele feit dat een vordering wordt betwist, het feit dat de vordering niet onmiddellijk met voldoende bewijsmiddelen wordt onderbouwd, de omstandigheid dat een enkele getuige of deskundige moet worden gehoord of de omstandigheid dat het gevorderde bedrag hoger is dan gemiddeld. 53 Blijkens de toelichting op het amendement zullen dit geen omstandigheden zijn die kunnen leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarmee worden deze omstandigheden dan ook aangemerkt als ondergeschikt aan de strafvordering. Een kritische blik op de toelichting op het amendement leert echter dat dit niet bij alle strafzaken het geval zal zijn. Candido stelt in zijn artikel in Trema terecht dat met de ondergeschiktheid van de vordering moet worden bedoeld dat de strafrechter dient te waarborgen dat de behandeling van de vordering tot schadevergoeding niet ten koste gaat van de grondbeginselen van de strafprocedure. 54 De grens waarbinnen de civiele vordering behandeld kan worden, ligt dus daar waar de grondbeginselen van de strafprocedure in het gedrang komen. 55 Een van deze grondbeginselen is de voortvarende afdoening van de strafzaak, welk beginsel kan worden afgeleid uit art. 6 EVRM. Het niet onmiddellijk onderbouwen van de vordering met voldoende bewijsmiddelen of het feit dat een getuige of deskundige moet worden gehoord, kan ertoe leiden dat de strafzaak moet worden aangehouden. Uit de toelichting op het amendement zou men kunnen afleiden dat de strafrechter hiertoe verplicht is; een nietontvankelijkverklaring dient in dergelijke gevallen immers niet gebaseerd te mogen worden op deze redenen. Men zou hier echter in de knel kunnen komen met het grondbeginsel dat de strafzaak voortvarend moet worden afgedaan. Stel bijvoorbeeld dat een verdachte bij de politierechter moet voorkomen voor een eenvoudige diefstal waarvoor hij reeds in voorlopige hechtenis zit. De politierechter doet meestal direct na de zitting uitspraak. In dit geval dient de politierechter de zaak echter aan te houden in verband met een niet onmiddellijk onderbouwde vordering van de benadeelde partij. De vraag is of dit wel in overeenstemming is met de 52 J. Candido, De vordering benadeelde partij in het strafproces en de onevenredige belasting van het strafgeding, in: Trema 2011, 10, p Kamerstukken II 2007/08, , nr Candido 2011, p Candido 2011, p De onevenredige belasting van het strafgeding 20
21 grondbeginselen van de strafprocedure. De verdachte heeft immers recht op een voortvarende behandeling van zijn strafzaak en heeft er belang bij om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verkrijgen. Dit weegt des te zwaarder wanneer de verdachte in voorlopige hechtenis zit. Dat door de strafrechter wordt geoordeeld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding met zich meebrengt, zou hier dus meer voor de hand liggen. Overigens zou deze omstandigheid in een andere zaak tot een volledig andere uitkomst kunnen leiden. Stel bijvoorbeeld dat de verdachte terecht staat voor moord en de vordering van de nabestaanden niet onmiddellijk voldoende is onderbouwd. Een aanhouding in een dergelijk proces hoeft niet tot vertraging te leiden, bijvoorbeeld omdat de zaak op basis van andere gronden ook moet worden aangehouden. Indien de strafrechter zich strikt zou moeten houden aan de toelichting op het amendement, zou dit afbreuk kunnen doen aan de grondbeginselen van de strafprocedure. De ontvankelijkheid van een vordering dient daarom niet afhankelijk te zijn van de soort omstandigheden zoals de toelichting op het amendement doet voorkomen, maar dient voor ieder concreet geval in het licht van alle omstandigheden beoordeeld te worden. Deze taak is aan de rechter opgedragen. 2.2 Praktijk Omdat de uitleg van het vernieuwde criterium door de indieners van het amendement is overgelaten aan de rechtspraktijk, werd de rechters geen houvast geboden hoe met dit vernieuwde criterium om te gaan. Op welke wijze zij invulling hebben gegeven aan het vernieuwde criterium van art. 361 lid 3 Sv, dient aan de hand van een jurisprudentieonderzoek te worden bezien. Met name is van belang om te onderzoeken op basis van welke factoren de strafrechter tot een niet-ontvankelijkheid komt wegens een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarbij is het interessant om te bezien of de rechters hebben vastgehouden aan de toelichting op het amendement of dat zij vanuit theoretisch oogpunt hebben gehandeld Motivering Bij de uitvoering van dit onderzoek lijkt zich een struikelbok aan te dienen. De strafrechter heeft namelijk geen motiveringsplicht ten aanzien van het oordeel omtrent de nietontvankelijkheid. Dit bepaalde de Hoge Raad in zijn uitspraak van 17 juni 1997: HR 17 juni 1997, LJN ZD0758, r.o. 4.2 en 4.3. De onevenredige belasting van het strafgeding 21
22 4.2. ( ) Indien de rechter ondanks een verzoek van de verdachte om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze niet van eenvoudige aard is die vordering toch ontvankelijk oordeelt, is hij noch op grond van art. 361 Sv noch op grond van enige andere bepaling gehouden dat oordeel nader te motiveren. ( ) 4.3. Door de vordering van de benadeelde partij (ten dele) toe te wijzen heeft het Hof als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat die vordering van eenvoudige aard is. Dat oordeel is feitelijk en kan in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid worden getoetst ( ). Hetzelfde geldt indien de rechter oordeelt dat de vordering niet eenvoudig genoeg is. 57 Deze jurisprudentie stamt uit de tijd van het eenvoudscriterium, maar is theoretisch gezien ook van toepassing op het onevenredigheidscriterium. Een jurisprudentieonderzoek naar de vraag op welke wijze de rechter invulling heeft gegeven aan het nieuwe onevenredigheidscriterium, lijkt dan ook niet mogelijk. In de aanbevelingen die in het kader van het Programma Strafsector zijn opgesteld voor de strafsectoren van de rechtbanken en gerechtshoven, wordt er echter op gewezen dat het gelet op de strekking van de nieuwe wet om de positie van het slachtoffer te versterken en meer in het bijzonder om te bevorderen dat de rechter zoveel als mogelijk inhoudelijk beslist op de vordering van de benadeelde partij, wenselijk is dat de rechter uitlegt waarom hij onder het vernieuwde criterium voor ontvankelijkheid van oordeel is dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. 58 Een onderzoek naar de invulling van het vernieuwde criterium lijkt in de praktijk dus wel degelijk mogelijk Jurisprudentieonderzoek Uit het navolgende jurisprudentieonderzoek over de periode 1 januari 2011 tot en met 21 mei 2012 zal blijken op welke wijze de strafrechter is omgegaan met het vernieuwde criterium. In het kader van dit vernieuwde criterium zijn in de rechtspraak van het afgelopen jaar honderden uitspraken tot stand gekomen. Enkele van deze uitspraken zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht. Aan de hand van deze uitspraken zal een beeld worden geschetst van de koers die de strafrechter volgt bij de beoordeling van de onevenredigheid van het strafgeding. In een uitspraak van 20 april 2012 kwam de rechtbank Amsterdam tot de nietontvankelijkheid van benadeelde partijen omdat sprake was van een onevenredige belasting 57 Aldus A-G Machielse in nr. 27 van zijn conclusie voor HR 18 april 2006, LJN AU Programma Strafsector 2011, p. 8. De onevenredige belasting van het strafgeding 22
23 van het strafgeding. 59 De benadeelde partijen zijn het slachtoffer van seksueel misbruik en stelden dat zij door het strafbare feit immateriële schade hebben geleden. Volgens de rechtbank was echter onvoldoende duidelijk hoeveel schade was geleden als gevolg van het seksueel misbruik aangezien de vorderingen niet onderbouwd waren met recente rapportages van deskundigen over de psychische gemoedstoestand van de benadeelde partijen en het verband tussen die toestand en het seksueel misbruik. Een nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren zodat de rechter de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaarde. Op 21 maart 2012 kwam de Rechtbank Alkmaar tot een soortgelijk oordeel. 60 Ook hier werd de immateriële schade en het causale verband met het strafbare feit niet onderbouwd met voldoende bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld door middel van de verklaring van een arts. Een nader (psychologisch of psychiatrisch) onderzoek zou nodig zijn om tot een goed gemotiveerd oordeel te komen, aldus de rechter. Door de aanwezigheid van complicerende factoren zou een dergelijk onderzoek echter leiden tot de onevenredige belasting van het strafgeding. Hoewel de toelichting op het amendement van Wolfsen en Teeven stelt dat het niet onmiddellijk onderbouwen van een vordering niet dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde, gaat de strafrechter hier in voornoemde uitspraken aan voorbij. De strafrechter lijkt in deze uitspraken tot het oordeel te komen dat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding wegens de gecompliceerdheid van de nadere onderzoeken en de tijd die hiermee gemoeid is. Een psychisch onderzoek zal niet met gemak binnen enkele dagen verricht zijn. Het opstellen van een psychische rapportage vergt dan ook enige tijd waardoor een strafzaak langdurige vertraging kan oplopen. Niet alleen een vordering met immateriële schade kan gecompliceerd zijn, ook vorderingen waarbij materiële schade wordt gevorderd, kunnen ingewikkeld zijn. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de rechtbank Amsterdam op 19 april In deze zaak was de benadeelde partij het slachtoffer van een oplichter. Het slachtoffer had, op advies van de verdachte, haar levensverzekering vol gestort. Dit bedrag is echter ten goede gekomen aan de verdachte. Teneinde de geleden schade vergoed te krijgen, heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Benadeelde werd echter ten aanzien van een deel van de schade niet-ontvankelijk verklaard aangezien dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding met zich mee zou brengen. Onduidelijk was namelijk of de benadeelde het 59 Rechtbank Amsterdam 20 april 2012, LJN BW Rechtbank Alkmaar 21 maart 2012, LJN BV Rechtbank Amsterdam 19 april 2012, LJN BW3724. De onevenredige belasting van het strafgeding 23
24 bedrag ook daadwerkelijk gestort had omdat het betalingsbewijs in het ongerede was geraakt. Een nader onderzoek zou een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen, aldus de rechter. Nader onderzoek in deze zaak zou betekenen dat een onderzoek bij de bank moet worden ingesteld aangezien op deze manier zowel de afschrijvingen van de benadeelde partij als de bijschrijvingen van de verdachte kunnen worden gecontroleerd. Met een dergelijk onderzoek is vanzelfsprekend enige tijd gemoeid waardoor de vordering als gecompliceerd kan worden aangemerkt. Duidelijk lijkt mij dat het in bovengenoemde zaken gaat over vorderingen waarbij het verkrijgen van duidelijkheid vrij ingewikkeld is. Wordt aan de benadeelde partij de mogelijkheid gegeven om zijn vordering nader met bewijsmiddelen te onderbouwen, dan brengt dit een vertraging van het strafproces met zich mee. De tijd die hier vanwege de gecompliceerdheid mee gemoeid is, lijkt voor de strafrechter een reden te zijn om te oordelen dat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. De strafrechter legt daarmee de instructies uit de toelichting op het amendement naast zich neer aangezien deze toelichting juist aangeeft dat een nadere onderbouwing niet tot de niet-ontvankelijkheid dient te leiden. De strafrechter lijkt echter niet alleen bij vorderingen waarbij het verkrijgen van duidelijkheid vrij ingewikkeld is, tot het oordeel te komen dat er sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Ook bij vorderingen waarbij in korte tijd op eenvoudige wijze volstrekte duidelijkheid kan worden verkregen, oordeelde de strafrechter veelvuldig dat de aanhouding van een strafzaak tot een onevenredige belasting van het strafgeding zou leiden. Zo werd in een zedenzaak die diende bij de rechtbank Rotterdam door twee slachtoffers apart een schadevergoeding gevorderd voor de gemaakte reiskosten voor twee bezoeken aan de advocaat, twee bezoeken aan de rechtbank en voor een studioverhoor. 62 De strafrechter achtte het zonder nadere uitleg niet aannemelijk dat voor ieder van hen apart reiskosten zijn gemaakt en oordeelde dat het nader uitzoeken een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Niet onwaarschijnlijk is dat de slachtoffers de reiskosten hebben gedeeld en daardoor een gelijk bedrag aan schade hebben geleden. Het is echter ook mogelijk dat slechts één slachtoffer de kosten voor de reis op zich heeft genomen zodat het andere slachtoffer hiervoor geen schade heeft geleden. Door middel van een simpel telefoontje naar beide slachtoffers had een nadere uitleg verkregen kunnen worden. Op deze manier had de rechter op een eenvoudige wijze duidelijkheid kunnen verkrijgen omtrent de vordering. De 62 Rechtbank Rotterdam 29 september 2011, LJN BT6271. De onevenredige belasting van het strafgeding 24
Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking
Nadere informatieDe positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde
3. Schadevergoeding (voegen) 3.2. De benadeelde Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Nadere informatieVergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag
RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek
Nadere informatieVoegen in het strafproces
Voegen in het strafproces Voegen in het strafproces april 2011 U bent slachtoffer geworden van een misdrijf of overtreding en u heeft daarbij schade geleden. Eén van de mogelijkheden om uw schade vergoed
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 257 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade
Nadere informatieRapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190
Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in
Nadere informatieAanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces (wet Terwee)
Aanbevelingen behandeling civiele schadevordering in het strafproces (wet Terwee) Verantwoording... 1 Geen voegingsformulier... 1... 2 Afwijzen of niet ontvankelijk verklaren... 2... 2 Civiele vordering
Nadere informatieECLI:NL:HR:2010:BO2558
ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558
Nadere informatieAanbevelingen civiele vordering en schadevergoedingsmaatregel m.b.t. de Wet Terwee en de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer
Aanbevelingen civiele vordering en schadevergoedingsmaatregel m.b.t. de Wet Terwee en de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer Oktober 2011 Deze uitgave is gemaakt in samenwerking met
Nadere informatieHET VERNIEUWDE ONTVANKELIJKHEIDSCRITERIUM IN DE VOEGINGSPROCEDURE
HET VERNIEUWDE ONTVANKELIJKHEIDSCRITERIUM IN DE VOEGINGSPROCEDURE Een onderzoek naar de toepassing van het ontvankelijkheidscriterium door strafrechters en de wijze van onderbouwing van de vordering tot
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 44630 31 december 2015 Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 december 2015, kenmerk 708251, tot vaststelling
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage
Nadere informatieECLI:NL:RBASS:2007:BB8355
ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieDe positie van het slachtoffer in het strafproces
De positie van het slachtoffer in het strafproces Een onderzoek naar het vorderen van schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces en de wijze van onderbouwing van de vordering. Demi Treuren
Nadere informatieRapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068
Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2007:208
ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieGebrek aan eenheid bij de beslissingen van rechters op vorderingen van de benadeelde partij
62 Pagina Sdu Uitgevers Gebrek aan eenheid bij de beslissingen van rechters op vorderingen van de benadeelde partij Een slachtoffer dat schade heeft geleden door een delict kan zich in het strafproces
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatiearrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,
Nadere informatieVervolging. Getuigenverhoor rechter-commissaris
Als u in de strafzaak door een advocaat wordt bijgestaan, is het van belang dat u de advocaat op de hoogte houdt van de voortgang in het onderzoek. Na aangifte zal het politieonderzoek waarschijnlijk nog
Nadere informatieECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieJURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop
JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256
Nadere informatieRapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232
Rapport Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het arrondissementsparket te Rotterdam bij brief van 3 november 2004 heeft geweigerd om haar financieel tegemoet
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.
ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010
Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal
Nadere informatieECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHDHA:2016:935
ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 1 Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Nadere informatieHet wetsvoorstel is op 18 december 2007 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Justitie Betreffende wetsvoorstel: 30143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering,
Nadere informatieIn cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483
ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op
Nadere informatieSlachtofferhulp. concept wetsvoorstel betreffende hétieggen van conservatoir beslag door de staat voor slachtoffers van misdrijven.
~,tl~ 3 / Nootailfafiltoor 7: ~.,1 e d 1ff 0 Postbus 14208 3508 SH Utrecht Pallas Athertedreef 27 3561 PE Utrecht 03023401 16 F 030 231 76 55 info@s~achtofferhuip.fli w www.s}achtofferhulp.ni / Ministerie
Nadere informatieECLI:NL:RBOVE:2017:2237
ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer
Nadere informatieRapport. Datum: 16 maart 1998 Rapportnummer: 1998/060
Rapport Datum: 16 maart 1998 Rapportnummer: 1998/060 2 Klacht Op 3 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te Zeewolde met een klacht over een gedraging van het arrondissementsparket
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 915 Goedkeuring van het op 7 juli 2017 te Tallinn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake internationale
Nadere informatieDagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?
Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans
Nadere informatieDe concrete voorstellen in dit pamflet dragen in de optiek van de VVD bij aan het verwezenlijken van deze doelstellingen.
Slachtoffer zijn van een misdrijf is ingrijpend. Het draagt bij aan de verwerking van dit leed als slachtoffers het gevoel hebben dat zij de aandacht krijgen die zij verdienen. Dat zij zo goed mogelijk
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011
ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Nadere informatieNo.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012
... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieScriptie (R ). Open Universiteit Nederland. Scriptiebegeleidster: mr. A.J.H. de Bruijn. Examinator: mr. dr. W.H.B. Dreissen.
De vordering benadeelde partij na inwerkingtreding van de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces. Meer mogelijkheden voor de rechter? Scriptie (R.80.3.1.3). Open Universiteit
Nadere informatieU hebt een schadevergoeding toegewezen gekregen
Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.3.7 U hebt een schadevergoeding toegewezen gekregen bronnen www.cjib.nl, januari 2011 Openbaar Ministerie, brochure: Hoe krijg ik mijn schade vergoed? januari 2011
Nadere informatieUitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK
ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieHet hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2016:1472
ECLI:NL:PHR:2016:1472 Instantie Datum conclusie 22-11-2016 Parket bij de Hoge Raad Datum publicatie 07-02-2017 Zaaknummer 15/01570 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556
ECLI:NL:RBBRE:2008:BC2556 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 23-01-2008 Datum publicatie 23-01-2008 Zaaknummer 4817-02, 4379-03 en 1144-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieRapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.
Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt
Nadere informatieGERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken
parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
Nadere informatieBrief aan de minister van Rechtsbescherming Drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG
Advies over de wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van de taakuitoefening tot de openbare lichamen Bonaire,
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatie6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding
6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op
Nadere informatieDatum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.
1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2017:3565
ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel
Nadere informatieECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2016:10337
ECLI:NL:RBROT:2016:10337 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-11-2016 Datum publicatie 29-05-2017 Zaaknummer 10/996568-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieRapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226
Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/226 2 Feiten Verzoekers hebben bij de politie aangifte gedaan jegens
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-03-2010 Datum publicatie 15-03-2010 Zaaknummer 24-001010-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieAdvies Conceptwetsvoorstel implementatie EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers van strafbare feiten
contactpersoon De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 7 oktober 2014 Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46116548
Nadere informatieECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377
ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:2016:10161
ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:GHAMS:2014:3775
ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieUitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-375 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 oktober 2016 Ingediend door : Consument
Nadere informatieRapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258
Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie
Nadere informatieDe positie van het slachtoffer in het strafproces
De positie van het slachtoffer in het strafproces Daniëlle van Gastel Anr: s823558 Scriptie in de strafrechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Master Nederlands recht, accent strafrecht Begeleiders:
Nadere informatieParketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak
vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende
Nadere informatieKale kikker of toch kale kip?
Kale kikker of toch kale kip? Martine Wouters Het slachtoffer is de afgelopen jaren steeds centraler komen te staan in de Nederlandse straf(proces)wetgeving. 1 Vanaf 1 januari 2014 is het mogelijk om conservatoir
Nadere informatieDe Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige
POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie
Nadere informatieIn het Wetsvoorstel worden de volgende wijzigingen voorgesteld:
De minister voor Rechtsbescherming drs. S. Dekker Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 14 december 2017 doorkiesnummer 088-361 33 17 e-mail wetgeving.rvdr@rechtspraak.nl uw kenmerk - bijlage(n) 1 onderwerp
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2014:1284
ECLI:NL:RBDHA:2014:1284 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 04-02-2014 Datum publicatie 04-02-2014 Zaaknummer 09/715710-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieVoorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid
Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Mr. Bert Kabel (1) Inleiding In het hedendaagse verkeer komt het regelmatig voor dat verkeersdeelnemers elkaar geen voorrang verlenen. Gelukkig
Nadere informatieEmbargo tot 18 okt. 2012, 12.30 uur
Embargo tot 18 okt. 2012, 12.30 uur Toespraak van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen mr. Corinne Dettmeijer-Vermeulen Ter gelegenheid van de aanbieding van het rapport
Nadere informatieAanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao
Aanwijzing Slachtofferzorg Parket Curaçao Samenvatting Deze aanwijzing stelt regels betreffende de bejegening van slachtoffers van misdrijven, zoals zeden, geweld- en verkeersmisdrijven. Daarbij worden
Nadere informatieGEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT
GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT E.I. Bouma 1 Inleiding In de praktijk komt het regelmatig voor dat de werkgever de kantonrechter verzoekt
Nadere informatiet twaalfuurtje van deze week 9 april 2014
t twaalfuurtje van deze week 9 april 2014 Makelaar adviseert te hoge vraagprijs; wel beroepsfout, geen schadeplichtigheid Op 26 maart 2014 heeft de rechtbank Den Haag een interessant vonnis gewezen met
Nadere informatieRapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361
Rapport Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Dordrecht zijn verzoek om een voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk
Nadere informatieECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer
ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht
Nadere informatieRecht en bijstand bij juridische procedures
Recht en bijstand bij juridische procedures In deze folder leest u meer 0900-0101 (lokaal tarief) over de juridische bijstand door Slachtofferhulp Nederland en de rechten van slachtoffers. Een wirwar van
Nadere informatieGrondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17
Nadere informatieECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht
Nadere informatieRapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014
Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten
Nadere informatieHof van Cassatie van België
29 APRIL 2015 P.15.0002.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0002.F 1. J.-J. P., 2. N. P., Mrs. Emmanuel Carlier, advocaat bij de balie te Waals-Brabant, Pauline Knaepen en Pierre Joassart,
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep
Nadere informatieNEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting
Nadere informatieECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833
ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062
Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april 2012 Rapportnummer: 2012/062 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde politieambtenaar van het
Nadere informatieWet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012
Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.6.32 Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012 bronnen Nieuwsbericht Schadefonds geweldsmisdrijven 6.6.2011; www.schadefonds.nl Wet van 6 juni 2011
Nadere informatie1 of 10 08-08-12 11:47
LJN: BG3449, Hoge Raad, 01207/07 E Datum uitspraak: Datum publicatie: Rechtsgebied: 23-12-2008 23-12-2008 Straf Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Rechtstreekse schade. O.g.v. art. 361.2.b Sv
Nadere informatieECLI:NL:RBASS:2011:BR5599
ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 23-08-2011 Datum publicatie 23-08-2011 Zaaknummer 19.810178-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste
Nadere informatieAangenomen en overgenomen amendementen
Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Datum 20 december 2011 Betreffende wetsvoorstel: 32045 Wijziging
Nadere informatieDe civiele vordering in het strafproces
Joris Ruyters, Universiteit van Tilburg, Faculteit Rechtswetenschappen. De civiele vordering in het strafproces Afstudeerscriptie De civiele vordering in het strafproces Afstudeerscriptie Auteur Universiteit
Nadere informatieDit artikel uit Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade is gepubliceerd door Boom Juridische uitgevers en is bestemd voor anonieme bezoeker
Jurisprudentie De zaak Robert M. in cassatie. De ouders van de slachtoffers als benadeelde partij in het strafproces: hun verplaatste schade en proceskosten HR 16 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2668,
Nadere informatieUitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie
Nadere informatieRapport. Datum: 7 september 2001 Rapportnummer: 2001/271
Rapport Datum: 7 september 2001 Rapportnummer: 2001/271 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de (hoofd-)officier van justitie van het arrondissementsparket te Zwolle zijn verzoek om een gesprek naar aanleiding
Nadere informatieSTRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1
STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een
Nadere informatieVerzoek tot Schadevergoeding Bestemd voor strafdossier
Verzoek tot Schadevergoeding Bestemd voor strafdossier Heeft u schade door een strafbaar feit en wilt u schadevergoeding? Dan kunt u met dit formulier schadevergoeding verzoeken (art. 51g lid 1 Sv). Verzoek
Nadere informatieNieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates
Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2019-1 Nummer 1, 2019 INHOUDSOPGAVE 1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt Raad van Discipline Amsterdam, ECLI:NL:TADRAMS:2019:28 05-02-2019 Dekenbezwaar. Verweerster
Nadere informatie