DEEL C - VERANTWOORDING

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DEEL C - VERANTWOORDING"

Transcriptie

1 DEEL C - VERANTWOORDING

2

3 4. RUIMTELIJK ORDENINGSBELEID 4.1 Rijksbeleid In de Nota Ruimte 15 wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode geldt als doorkijk naar de lange termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. De Randstad Holland is het grootste nationaal stedelijk netwerk in Nederland. Het stedelijk netwerk valt samen met belangrijke onderdelen van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en speelt daarmee een grote rol in de realisering van de doelen van de Nota Ruimte. De Noordvleugel, de Zuidvleugel en de regio Utrecht (provincie 15 De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Hoofdstuk 4 99

4 Utrecht en Gooi en Vechtstreek) vormen, samen met het Groene Hart, de Randstad Holland. Doelstelling van het rijk is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad Holland als geheel te versterken. Versterking van de economie, vergroting van de kracht en dynamiek van de steden en ontwikkeling van de bijzondere kwaliteiten en de vitaliteit van het Groene Hart, dragen daaraan bij. Borging van de veiligheid tegen hoogwater is van essentieel belang. Het rijk wil ruimte scheppen om de grote ruimtevraag voor onder meer wonen en werken zodanig te accommoderen dat dit aan deze doelen optimaal bijdraagt. Deze nota bevat de ruimtelijke bijdrage van het rijk, in beleidsmatige zin, om de kansen en knelpunten te kunnen benutten, respectievelijk deze op te heffen. Verstedelijking in de Zuidvleugel In de Zuidvleugel kan met herstructuring, revitalisering en transformatie van bestaande verouderde stedelijke gebieden een belangrijk deel van de ruimtevraag naar wonen en werken in de periode worden opgelost. De Zuidvleugel staat voor een aanzienlijke herstructurerings en revitaliseringopgave van bedrijventerreinen. Daarnaast is er sprake van een grote ruimtebehoefte voor bedrijvigheid in het algemeen. De decentrale overheden in Zuidvleugel streven ernaar om in de periode tot woningen toe te voegen aan het bestaand bebouwd gebied van de verschillende steden in de regio. 100 Deel C - Verantwoording

5 Driehoek Rotterdam Zoetermeer Gouda (RZG) / Zuidplaspolder De mogelijkheid van verstedelijking in de Zuidplaspolder wordt binnen het grote geheel van opgaven in de driehoek Rotterdam Zoetermeer Gouda nader uitgewerkt door de provincie Zuid Holland. Uit onderzoek van het rijk blijkt dat de locatie qua woningbouwkosten en opbrengsten niet zo n gunstige verhouding heeft. Deze verhouding van kosten en baten komt gunstiger te liggen als in de planvorming de betrokken partijen erin slagen om de woningbouw te concentreren op locaties met een goede grondslag, mede in relatie tot de wateropgave in deze diep gelegen polders. Hieraan in bij de uitwerking rekening gehouden. Zo zal een deel van de woningbouwopgave langs linten en lanen gerealiseerd worden en is een scan gedaan naar de grondslag waarop keuzes voor woningbouwlocaties mede zijn bepaald. Het gebied is relatief goed te ontsluiten. In het gebied liggen qua woningbouw vooral kansen om tegemoet te komen aan de vraag naar groene woonmilieus. Belangrijk is ook dat de Zuidplaspolder voldoende mogelijkheden behoudt voor de ontwikkeling van bedrijven en van het landbouwontwikkelingsgebied voor de glastuinbouw. De grens van het Groene Hart wordt aangepast om bij de Zuidplaspolder in de provincie Zuid Holland verstedelijking mogelijk te maken. Specifieke voorwaarden die het rijk stelt aan de integrale ontwikkeling van de Zuidplaspolder zijn: evenwicht tussen woningbouw en bedrijvigheid, optimale afstemming van de verstedelijking op de water-, bodem- en groenopgave van het gebied en behoud van voldoende mogelijkheden voor ontwikkeling van het landbouwontwikkelingsgebied voor de glastuinbouw. Landbouwontwikkelingsgebieden glastuinbouw In het ruimtelijk beleid is bijzondere aandacht voor de herstructurering van bestaande verouderde glastuinbouwgebieden. Om deze herstructurering mogelijk te maken is onder meer verplaatsing van bedrijven nodig vanuit de bestaande gebieden. Hiertoe heeft het rijk tien landbouwontwikkelingsgebieden (LOG s) aangewezen: Zuidplaspolder, Berlikum, Emmen, Grootslag, Californië/Siberië (L), Luttelgeest, Bergerden, IJsselmuiden, Moerdijkse Hoek en Terneuzen. Deze gebieden staan indicatief op PKB-kaart 1 (zie hieronder). Hoofdstuk 4 101

6 In deze gebieden is ruimte voor nieuwvestiging en uitbreiding. Van provincies en gemeenten wordt verwacht dat zij de tien gebieden opnemen in hun ruimtelijke plannen. Mocht er een specifieke regionale behoefte zijn aan ruimte voor de glastuinbouw, die redelijkerwijs niet kan worden geaccommodeerd in één van deze tien gebieden, dan kunnen provincies, bij voorkeur in onderling overleg, aanvullend ook andere gebieden voor dit doel aanwijzen. De ontwikkeling van dergelijke regionale glastuinbouwgebieden moet tevens worden gekoppeld aan een regionale herstructureringsopgave. Bundeling van verspreid liggend glas kan onderdeel van deze opgave vormen. In het Streekplan en het ISP zijn deze landbouwontwikkelingsgebieden opgenomen. Uitvoeringsacties nationale ruimtelijke hoofdstructuur - Bedrijventerreinen Het rijk streeft naar een duurzame economische groei door onder andere herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Het rijk richt zich met voorrang op de grote en complexe bedrijventerreinen, de zogenaamde topprojecten. In het kader van de nota Ruimte gaat het vooral om de Hoeksche Waard, de Tweede Maasvlakte, Zuidplaspolder en de Moerdijkse Hoek (welke tevens een pilot voor gebiedsgerichte PPS wordt). De gemeenten hebben het voortouw bij de herstructurering en ontwikkeling van bedrijventerreinen, het rijk stimuleert. 102 Deel C - Verantwoording

7 4.2 Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland Oost, tweede partiële herziening Zuidplas 16 Met deze tweede partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost van 2003 geeft het provinciebestuur van Zuid-Holland haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied Zuidplas. De herziening is in overleg met de bestuurlijke en maatschappelijke partners ontwikkeld. Dit heeft vooral plaatsgevonden in het planvormingsproces van het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) dat tegelijk met dit streekplan is opgesteld. Raamwerk en bodem Uitgangspunt voor het ontwerpproces voor de Zuidplas is het verschil in bodemgesteldheid en het raamwerk van linten, lanen en tochten van het oorspronkelijke ontginningspatroon. Vanuit de bodemopbouw zijn drie deelgebieden onderscheiden: het noordelijk kleigebied, het middengebied met een overgangsbodem van (katte)klei en veen, doorsneden door kreekruggen en het zuidelijke veengebied met een bodem bestaande uit restveen. Het raamwerk van lanen, linten en tochten vormt reeds van oudsher de ruimtelijke structuur en identiteit waarbinnen de ruimtelijke opgaven voor het plangebied een plaats moeten vinden. Deze haaks op elkaar staande elementen op zich vormen de beelddragers van de Zuidplaspolder. Door deze elementen worden de locaties omsloten die voor de nieuwe functies ontwikkeld moeten worden (ook wel omschreven als velden). De linten, lanen en tochten vormen een raamwerk waarbinnen vele opties open blijven voor toekomstig gebruik, terwijl (voorlopige) voortzetting van bestaand grondgebruik mogelijk blijft. In het onderstaande volgt een korte beschrijving van de hier genoemde elementen. Infrastructuur Ten behoeve van het onderbrengen van de nieuwe functies in de Zuidplas is verbetering van het regionale wegennet noodzakelijk. Dit betekent onder andere de aanleg van nieuwe verbindingen zoals: - N219 / De reeds in het streekplan 2003 voorziene aanleg van de omleiding Zevenhuizen (N219) en de nieuwe aansluiting van die weg op de A12. - N456 / Verplaatsing van de aansluiting N456 op A20. Op dit regionale wegennet worden het bestaande gebiedsontsluitende net en de te ontwikkelen gebiedsontsluitende wegenstructuur van lanen aangesloten (Beijerincklaan en Zuidelijke Dwarsweg). Ook de nieuwe parallelle wegen van de linten zijn voor de ontsluiting van de velden van belang. Met dit netwerk zijn alle velden binnen de rasterstructuur van het plangebied te ontsluiten op het moment dat dat nodig is. 16 Streekplan Zuid-Holland Oost, tweede partiële herziening Zuidplas. Provinciale staten van Zuid- Holland, 24 mei Hoofdstuk 4 103

8 De ontsluiting door openbaar vervoer is een belangrijke drager van de verstedelijkingsmogelijkheden. Een ontwikkeling van woningbouwlocaties in het Centraal Middengebied in grotere dichtheden is pas mogelijk nadat een hoogwaardig openbaarvervoer-(hov)-systeem tot stand is gekomen. Verstedelijking Een uitgangspunt van de ISV voor de transformatie van de Zuidplas is dat er in de Zuidvleugel tussen de (sub)centra Zoetermeer, Gouda en Rotterdam-Alexander geen behoefte is aan een nieuwe regionale kern. Zeker in de periode tot 2020 worden ontwikkelingen georiënteerd op de bestaande kernen. De nieuwe locaties voor wonen en werken zijn gerelateerd aan de ontwikkeling van het regionale- en gebiedsontsluitende wegennet die ertoe dienen om het plangebied als onderdeel van de netwerkstad te realiseren. De nieuw te ontwikkelen woonmilieus dragen bij aan de vitaliteit van de Zuidvleugel. Zij moeten daarom een duidelijk eigen gezicht krijgen in aanvulling op bestaande woonmilieus. Vooral het kreekruggebied leent zich voor bijzondere woonmilieus zoals zeer waterrijk wonen in een landschap, veel individuele vrijheid enzovoort. Daarnaast moeten er woonmilieus gerealiseerd worden die doorstroming van bevolking uit de Zuidvleugel op gang brengen, zodat intensivering van het stedelijk gebied in de grote steden mogelijk wordt gemaakt. Dit gebeurt onder andere in dorpsuitbreidingen. In het plangebied Zuidplas Noord gaat het om de locaties ten oosten en ten zuiden van Moerkapelle. De Zuidplaspolder wordt niet alleen een belangrijk woongebied maar ook een belangrijk werkgebied. Door zijn centrale ligging in de Randstad is het gebied een aantrekkelijke vestigingplaats voor adviesdiensten, groothandel en distributie die de Randstad als afzetgebied hebben. Deze kwaliteiten moeten optimaal benut worden om de economische structuur op zowel regionaal als op Zuidvleugel- en Randstadniveau te versterken. Om al deze potenties te benutten wordt in de Zuidplaspolder ruimte geboden. Voor bedrijvigheid deels om de grote tekorten aan ruimte in Rijnmond op te vangen; gedeeltelijk ook voor autonome groei van (regionale) bedrijven in de Zuidplaspolder in de transporten distributiesector. In het plangebied Zuidplas noord is een aan de noordzijde van de A12 een bedrijventerrein geprojecteerd voor de opvang van deze bedrijven. De Zuidplaspolder is ook gunstig gelegen voor de glastuinbouwsector. Voor glastuinbouw gaat het om verdere uitbouw van de sector in het geheel van het Zuid- Hollandse glastuinbouwcomplex; deels voor reconstructie van het glascomplex in het Westland, deels voor autonome groei en opvang van uit de polder te hervestigen bedrijven. In Zuidplas Noord is een opgave gelegd voor de ontwikkeling van 280 ha glastuinbouw. Deels gaat het hierbij om nieuwvestiging (200 ha) en deels om verplaatsingen binnen de Zuidplas (80 ha). 104 Deel C - Verantwoording

9 In overeenstemming met het beleid voor de rest van het streekplangebied van het streekplan Zuid-Holland Oost wordt het te verstedelijken gebied begrensd door een bebouwingscontour. In deze herziening worden de contouren getrokken om de op de verbeelding aangegeven functies stads- en dorpsgebied en glastuinbouwbedrijvenlandschap. De functie glastuinbouw is in de herziening, gezien de gewenste sterke verwevenheid met bedrijvigheid in dit gebied, extra binnen de contour geplaatst. Voor de gemeenten geeft dit op bestemmingsplanniveau meer schuifruimte mits een en ander uiteraard voldoet aan de eisen ten aanzien van duurzaamheid. Zo biedt dit bestemmingsplan bijvoorbeeld binnen de bestemming glastuinbouwbedrijvenlandschap tevens de ruimte voor uit de kernen te plaatsen lokale bedrijven. In het bestemmingsplan is het robuuste groenblauwe raamwerk zodanig bestemd dat deze de rode en grijze functies scheidt en zo een planologische bijdrage levert aan het beperken van het ruimtebeslag door verstedelijking. Het provinciale ruimtelijk beleid, zoals hierboven op hoofdlijnen beschreven, is in het bestemmingsplan neergelegd in zeven structurerende elementen. 1. Ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied Zuidplas dienen plaats te vinden binnen de door de linten, lanen en tochten bepaalde structuur zoals weergegeven op de verbeelding. 2. In het groenblauwe raamwerk wordt prioriteit gegeven aan het handhaven en versterken van gebiedsspecifieke functies en van natuur- en landschapswaarden, met waar mogelijk ontwikkeling van recreatief medegebruik. Cultuurhistorisch waardevolle elementen als verkavelings- en ontginningspatronen worden bovendien zoveel mogelijk beschermd. 3. Binnen natuurgebieden zijn met uitzondering van het saneren van gebiedsvreemde en/of ongewenste functies slechts in uitzonderingsgevallen ingrepen mogelijk; namelijk ingrepen in het kader van de ontwikkeling van natuurwaarden. 4. De bereikbaarheid van het plangebied wordt verbeterd door efficiënte benutting van de infrastructuur, beheersing van verkeersstromen en aanleg van nieuwe verbindingen. Tevens dient er een hoogwaardig regionaal openbaarvervoernetwerk tot stand te worden gebracht. De ruimtelijke mogelijkheden om de bestaande nationale infrastructuur te verbeteren (waaronder verbreding) worden opengehouden. 5. De samenhang tussen infrastructuur en het stedelijk netwerk van de Zuidvleugel is uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid en vermaaks- en recreatiecentra dienen binnen de bebouwingscontouren primair te worden gesitueerd op de daarvoor geëigende vestigingslocaties die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. Transporten/of transportgenererende bedrijven dienen binnen de bebouwingscontouren primair gesitueerd te worden op vestigingslocaties langs belangrijke transportaders. Hoofdstuk 4 105

10 6. Verstedelijking (waaronder glastuinbouw) vindt in principe plaats binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingscontouren uitgaande van intensief ruimtegebruik en duurzaamheid. Het accommoderen van nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren is niet toegestaan. 7. Bij de ontwikkeling van het plangebied Zuidplas moet verstedelijking (wonen, werken en glastuinbouw) in financiële zin bijdragen aan de realisering van water- en groenprojecten en infrastructuur. Kernpunten Groen Voor het plangebied Zuidplas Noord zijn de volgende kernpunten van belang: 1. Het realiseren van de op de streekplankaart opgenomen groene verbindingen van minimaal meter breed, waaronder de groene verbinding Bentwoud- Krimpenerwaard gekoppeld aan de Vierde Tocht bij voorkeur in te richten als waterrijke verbinding. Waar mogelijk worden groene verbindingen ook ingericht voor recreatief medegebruik. 2. Het realiseren van groenzones bij Waddinxveen, alsmede tussen Zevenhuizen en het Ringvaartdorp. Deze recreatieve groenzones dienen aan te sluiten op de recreatieve fietsverbindingen. 3. Het realiseren van een recreatieve verbinding tussen de groenzones bij Waddinxveen, die waar mogelijk ook wordt ingericht voor het realiseren van lokale ecologische verbindingen. Kernpunten water Voor het plangebied Zuidplas Noord zijn de volgende kernpunten van belang: 1. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met de gevolgen van overstromingen bij dijkdoorbraak van de Hollandsche IJssel en de boezems (Gouwe, Ringvaart). 2. Realiseren van waterberging. 3. Bij functiewijziging naar wonen, werken of glas, dient voldoende waterbergingsoppervlak gerealiseerd te worden in de deelgebieden: voor het kleigebied is dit 5-10%, voor het middengebied 10%. 4. De aanleghoogte van bouwwerken in gebieden met een nieuwe functie als wonen, werken of glastuinbouw dienen in overleg met het waterschap door de gemeenten in de regels van het bestemmingsplan te worden opgenomen. Kernpunten verkeer en vervoer Voor het plangebied Zuidplas Noord zijn de volgende kernpunten van belang: 1. Reservering van ruimte voor verdubbeling van de spoorlijn Den Haag-Gouda. 2. Aanleg capaciteitsvergroting op A12 overeenkomstig de projecten A12 vernieuwd op weg. 3. Introductie Stedenbaan op de spoorlijnen Den Haag Gouda en Rotterdam Gouda, inclusief opening van een optionele nieuwe halte bij Zevenhuizen- Moerkapelle. 106 Deel C - Verantwoording

11 4. Aanleg van de omleidingsweg N219 Zevenhuizen A12, inclusief nieuwe aansluiting op de A12 volgens het op de verbeelding aangegeven tracé. 5. Reservering van ruimte voor de geprojecteerde regionale wegverbindingen: N219, omlegging N456, Zuidelijke Randweg, N456-West (of Veilingroute) en Westelijke Randweg bij Waddinxveen tussen de Bredeweg en Onderweg. Kernpunten wonen Voor het plangebied Zuidplas Noord zijn de volgende kernpunten van belang: 1. Uitgangspunten voor het bouwen zijn zuinig ruimtegebruik, duurzaamheid en concentratie rond halten van openbaar vervoer. 2. Voor de bebouwing in de linten geldt voor woningbouw de randvoorwaarde dat de kavels in de op de verbeelding aangegeven linten tot 30 % van de kaveloppervlakte bebouwd kunnen worden. De bebouwing dient bij te dragen aan de kwaliteitsontwikkeling van de linten. 3. Het bestemmingsplan gaat uit van de woonmilieus, de programmering en fasering zoals aangegeven in het streekplan en het ISP. Over afwijkingen dient regionale overeenstemming (de vijf Zuidplasgemeenten) te zijn na consultatie van de stadsregio Rotterdam en afstemming met de Zuidvleugel. Kernpunten werken Voor het plangebied Zuidplas Noord zijn de volgende kernpunten van belang: 1. In de linten en lanen wordt verspreid in ruimte en tijd (tijdens en na de planperiode) ontwikkeld voor de vestiging in het groen voor onderzoeksbedrijven en instellingen. Kernpunt glastuinbouw 1. Binnen het glastuinbouwbedrijvenlandschap in het plangebied Zuidplas Noord (gemeenten Zevenhuizen-Moerkapelle en Wadinxveen) dient in de planperiode tot 2020 het grootste deel van de opgave van 280 hectare vestigingsruimte voor duurzame glastuinbouw ontwikkeld te worden. Kernpunt windenergie 1. Het reserveren van ruimte voor het opstellen van een lijnopstelling van windturbines; een studielocatie langs de A12. Rekening dient gehouden te worden met invloedsgebieden van deze windturbines. Ruimte voor nieuwe voorzieningen Zuidplas tot Vroegtijdige ruimtereservering voor voorzieningen is een noodzakelijke voorwaarde voor een levendige wijk. Dit rapport is een resultaat van deze zienswijze van de gemeenteraden in de Zuidplas. Te vaak zijn voorzieningen een sluitpost, waar bewoners later onder lijden. Deze nota dient als basis voor de te ontwerpen bestemmingsplannen en financiering van de uitbreidingen in de Zuidplas, in nauwe samen- 17 Ruimte voor nieuwe voorzieningen Zuidplas tot 2020, Hoofdrapport. Provincie Zuid-Holland, juli Hoofdstuk 4 107

12 hang met de Woonvisie. Publieke voorzieningen zijn enerzijds met de benodigde ruimtereservering een belangrijke post in de grondexploitatie. Publieke voorzieningen vragen anderzijds een stevige vastgoedexploitatie. Het rapport heeft in essentie het ruimtebeslag weer voor de verschillende voorzieningen nabij de verschillende kernen in het Zuidplasgebied en legt daarmee een basis onder de verdere invulling van die voorzieningen. In hoofdstuk 6 is nader ingegaan op de doorwerking van deze nota in het plangebied. 4.3 Regionaal beleid Interregionale Structuurvisie (ISV) 18 Nadat het kabinet het voornemen heeft uitgesproken om het bestaande restrictieve beleid voor de Zuidplaspolder te wijzigen door de grens van het Groene Hart aan te passen, wordt verstedelijking van dit gebied in principe ook planologisch mogelijk gemaakt. De Interregionale Structuurvisie is de langetermijnvisie en geeft antwoord op de vraag in welke mate en onder welke voorwaarden de driehoek Rotterdam Zoetermeer Gouda (RZG) in het algemeen en de Zuidplaspolder in het bijzonder van kleur kunnen verschieten. De ISV bevat: 1. een programma in verschillende bandbreedtes en tijdshorizonnen ( ); 2. een ruimtelijke hoofdstructuur die aangeeft hoe het gebied van de Zuidplaspolder wordt aangesloten op zijn omgeving; 3. de financiële consequenties op hoofdlijnen met betrekking tot de hoofdverkeersinfrastructuur en de basis-waterstructuur; 4. de projecten die randvoorwaardelijk zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Aan de orde is een verstedelijkingsopgave binnen de driehoek van de Zuidvleugel die ook zijn effect zal hebben op het omliggende, met name stedelijk gebied van de gehele Zuidvleugel. In principe zal een belangrijk deel van de verstedelijkingsopgave (50%) van de Zuidvleugel in bestaand stedelijk gebied moeten worden gerealiseerd. Daarmee is de opgave in de driehoek, ook wat betreft woonmilieudifferentiatie en mogelijkheden tot verdichting, complementair aan en programmatisch verbonden met het stedelijk gebied van de Zuidvleugel. De versterking van grootschalige recreatieve functies, het tegengaan van verrommeling in het gebied en het benutten van de mogelijkheden van een efficiënter en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik zijn ook onderdeel van de opgave. Het gebied moet ontwikkeld worden tot een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam deel van de (Zuidvleugel van de) Randstad en tevens een natuurlijke grens met het Groene Hart vormen. De uitdaging is om op een zorgvuldige manier om te gaan met de ontwikkeling van het gebied, zodat ook daadwerkelijk een kwalitatief waardevol gebied kan ontstaan. 18 Interregionale Structuurvisie (ISV). Stuurgroep driehoek RZG Zuidplas, 22 september Deel C - Verantwoording

13 De tijdshorizon van het project driehoek RZG Zuidplaspolder is de periode , maar een aantal ingrepen heeft een veel langer effect. Aan de orde is een geleidelijk, gestuurd lange termijn ontwikkelingsproces, waarbij op het juiste moment de kansen moeten worden gegrepen die zich in aard en omvang van het ruimtegebruik voordoen. Voor de uitwerking van de opgave RZG geldt een aantal uitgangspunten: - werken met bandbreedtes voor het programma; - aansluiten bij de lagenbenadering van de Nota Ruimte; - voorinvesteringen in landschappelijke en infrastructurele kwaliteiten (structuur); - flexibele langetermijnaanpak; - ontwikkelingsplanologie. De opgaven voor groen en water, infrastructuur, woningbouw, bedrijventerreinen en glastuinbouw zijn voor de driehoek RZG beschreven in het Opgavendocument. Samengevat gaat het om: tot woningen; tot 350 hectare bedrijventerrein; hectare netto extra glas. binnen het kader van: - een afronding van de uitgebreide Zuidvleugel ten opzichte van het Groene Hart (Bentwoud en Rottewig, met een groenopgave van ruim hectare); - een aansluiting op de infrastructuurnetwerken van de Zuidvleugel; - een programmatische aansluiting op de behoeften van de Zuidvleugel. Hoofdstuk 4 109

14 Belangrijk uitgangspunt voor de transformatieopgave is dat de Zuidvleugel niet kiest voor een nieuwe op zichzelf staande stad met eigen regionale voorzieningen. Tussen de (sub)centra Zoetermeer, Gouda en Rotterdam Alexander bestaat dan ook geen behoefte aan een nieuwe regionale kern, maar aan stedelijk gebied dat voor zijn voorzieningen vooralsnog aangewezen is op zijn omgeving. Bij de voorgenomen veranderingen in de Zuidplaspolder gelden belangrijke uitgangspunten die een vertaling hebben gekregen in dit bestemmingsplan: Voldoende ruimte voor waterberging. Het gebied moet de waterberging in het eigen plangebied opvangen. Bij langdurige regenbuien of andere calamiteiten moet er voldoende ruimte voor tijdelijke opvang van overtollig water zijn. Ook bij de verandering van agrarisch naar stedelijk gebied worden eisen gesteld aan de uitbreiding van het areaal aan oppervlaktewater. Investeren in lanen, linten en tochten. De structuur van de rechthoekige verkaveling van de polder blijft gehandhaafd en verder uitgebreid. Dit vergt forse investeringen in groene en blauwe onderdelen van de polder. Zo ontstaat een patroon van lanen, linten en tochten. Goede wegenstructuur, openbaar vervoer en fietsverbindingen. Naast de geplande uitbreiding van de capaciteit van de A12 is een parallelle wegenstructuur nodig. Zo kan doorgaand verkeer van het lokale verkeer worden gescheiden. Langs de A12 wordt ook gedacht aan een parallelle verbinding. Deze wordt planologisch niet onmogelijk gemaakt. Het openbaar vervoer in het gebied wordt verzorgd via deels vrijgelegen busbanen van Alphen a/d Rijn naar Rotterdam Alexander en van Zoetermeer naar Gouda. Op de bestaande spoorlijnen zullen nieuwe halteplaatsen nodig zijn. Er wordt gestudeerd op een halte aan de lijn Gouda-Den Haag bij Zevenhuizen-Moerkapelle. De aanleg van vrijliggende fietspaden zorgt voor de interne ontsluiting van het gebied en maakt bovendien het omliggende Groene Hart (Rottewig, Bentwoud en Krimpenerwaard) vanuit de woongebieden van de Zuidplas goed bereikbaar. Gevarieerd aanbod van woonmilieus. Er is behoefte aan een gevarieerd aanbod van woningen in verschillende dichtheden. Deze woningen moeten bovendien vanuit alle richtingen goed bereikbaar zijn. In het plangebied zijn bij Moerkapelle een tweetal locaties bestemd: Moerkapelle Zuid en Moerkapelle Oost, waarbij is uitgegaan van gemiddeld 25 woningen per hectare. In totaal is er op de locaties samen ruimte voor circa 800 woningen. Ruimte voor verandering in de Zuidplaspolder De plannen voor de driehoek en de Zuidplaspolder vragen om veel ruimte. Het kleigebied leent zich het best voor alle vormen van verstedelijking (bedrijven, glastuinbouw, woningen). Het restveengebied biedt mogelijkheden voor ontwikkeling van natte natuurgebieden en ruimte voor waterberging. Het overgangsgebied tussen 110 Deel C - Verantwoording

15 klei, katteklei en veen leent zich met een vast waterpeil voor een hoogwaardig en waterrijk milieu, waarin diverse bebouwde woonmilieus kunnen worden gemaakt. Transformatie-oppervlakte (hectaren) Nieuw woonwerkgebied dorps 550 Nieuw woonwerkgebied stedelijk 353 Dun wonen 500 Nieuw bedrijventerrein (bruto) 439 Nieuw glastuinbouwgebied (bruto) 400 Totaal Het programma voor het plangebied Zuidplas Noord betreft de invulling van het landbouwontwikkelingsgebied, uitbreiding van woningbouw bij Moerkapelle en de versterking van de landschapsstructuur in de vorm van lanen, linten en tochten en past als zondanig binnen de verstedelijkingsopgave van de Zuidplaspolder. Daarnaast zijn reserveringen opgenomen voor de aanpassingen aan de infrastructuur en het maken van aaneengesloten groene verbindingen. Intergemeentelijke Structuurplan voor de Zuidplaspolder (ISP) 19 In januari 2006 is het Intergemeentelijke Structuurplan (ISP) voor de Zuidplaspolder vastgesteld. Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gemeenschappelijk plan van de vijf betrokken grondgebiedgemeenten (Zevenhuizen- Moerkapelle, Moordrecht, Waddinxveen, Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda), in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het plangebied ISP bestaat globaal uit de Zuidplaspolder, de bovenlanden langs de Hollandsche IJssel, de Eendragtspolder, de Tweemanspolder, Polder de Wilde Veenen en een zone ten westen van Waddinxveen. Ruimtelijk kader De visiekaart uit de ISV vormt het ruimtelijk kader voor het ISP. Belangrijk structurerend element op deze kaart is het stelsel van linten, lanen en tochten. Door deze structuur als uitgangspunt te nemen wordt een verbinding gelegd tussen de historische ontginningsstructuur van de polder en de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast zorgt de structuur voor een heldere indeling van het gebied. Deze ruimtelijke en functionele structuur is de basis voor de stedenbouwkundige uitwerkingen op hoofdlijnen en voor onderhavig bestemmingsplan. 19 Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas. Het Intergemeentelijk Structuurplan is vastgesteld door: de gemeenteraad van Zevenhuizen-Moerkapelle op 31 januari 2006, de gemeenteraad van Nieuwerkerk aan den IJssel op 7 februari 2006, de gemeenteraad van Moordrecht op 7 februari 2006, de gemeenteraad van Gouda op 6 februari 2006, de gemeenteraad van Waddinxveen op 1 februari Hoofdstuk 4 111

16 Kwaliteit in de Zuidplas Uitvoering van de deelprogramma s in de komende jaren zal gebeuren onder verantwoordelijkheid van de verschillende gemeenten. Daarnaast hebben alle betrokken partijen voor 1 januari 2008 ingestemd met de deelname aan de Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplaspolder (ROZ). Eén van haar taken is de borging van de ruimtelijke kwaliteit in de deelprogramma s. Het ISP is een plan op hoofdlijnen. Al bij de vaststelling van het ISP hebben de Staten en de Raden geconstateerd dat een aanvullend product nodig is, waarin de gemeenschappelijke ambities met betrekking tot kwaliteit toetsbaar geformuleerd zijn. Het Handboek Kwaliteit Zuidplas voorziet in een dergelijk instrument. Kwaliteit is hier breed opgevat. Het Handboek bevat zowel ruimtelijke als milieutechnische ambities en randvoorwaarden voor de verdere planvorming. Over duurzaamheid in de Zuidplasontwikkeling zijn in de afgelopen jaren al allerlei afspraken gemaakt. De opgave is hier vooral het verzamelen en operationaliseren van wat al is afgesproken. Voor ruimtelijke kwaliteit ligt dit anders. In 2006 is door de projectorganisatie Driehoek RZG Zuidplas een boekje uitgebracht Ontwerpen aan de Zuidplaspolder Hierin worden opgaven benoemd die eerst verkend zouden moeten worden voor afspraken gemaakt worden. Hiertoe is in het voorjaar van 2007 het Atelier Zuidplas geïnstalleerd. Op basis van de verkenningen in het Atelier is voorgesteld om in de verdere planvorming een Hoofdplanstructuur te ontwerpen. Dit is een stelsel van hoofdelementen een raamwerk of casco dat bepalend is voor de identiteit van de Zuidplaspolder als geheel, maar dat nog uiteenlopende invullingen mogelijk maakt in de uitwerking van de verschillende deelgebieden. Aanvullend op de Hoofdplanstructuur is het niet nodig om voor de uitwerking van de deelprogramma s allerlei gedetailleerde afspraken te maken. Volstaan kan worden met afspraken op hoofdlijnen over de inrichting van de openbare ruimte en over de aanpak van het verdere planproces. Omdat het opstellen van het handboek parallel liep met de voorbereiding van bestemmingsplannen voor verschillende deelprogramma s zijn diverse oplossingsmogelijkheden al in een vroeg stadium geconfronteerd met de op realisatie gerichte planvorming van het programma. In die deelgebieden waarvoor op de korte termijn geen ontwikkelingen voorzien worden is nu in dit handboek alleen het strikt noodzakelijke vastgelegd. Wanneer daartoe aanleiding bestaat zullen nadere afspraken gemaakt worden over belangrijke ruimtelijke elementen in die deelgebieden. Te denken valt onder andere aan de ruimtelijke inpassing van de HOV lijn en de omgeving van haltes van openbaar vervoer. Duurzaamheid In de Intergemeentelijke Structuurvisie (ISV 2004), het Intergemeentelijk Structuurplan (ISP 2006), de Streekplanherziening Zuidplas en de bijbehorende Strategische Milieubeoordeling (SMB 2006) is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt geweest. De zogenaamde lagenbenadering is gehanteerd bij het toewijzen van de functies aan de verschillende deelgebieden en bij de locatiekeuze van wonen en werken is rekening gehouden met de bestaande en te verwachte milieukwaliteit. De 112 Deel C - Verantwoording

17 in het ISP gestelde ambities zijn vervolgens in de afgelopen jaren verder uitgewerkt in afspraken over organisatie en operationalisering. Deze afspraken zijn vastgelegd in verschillende convenanten en intentieverklaringen tussen de bij de ontwikkeling van de Zuidplaspolder betrokken partijen. Naast deze afspraken is door het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland de "Regionale Handreiking Milieukwaliteiten" opgesteld (ISMH, 2007). Dit is een belangrijk handvat om de milieu-inzet nader te definiëren. In de Handreiking zijn per gebiedstype kwaliteitsprofielen voor de verschillende milieuaspecten geformuleerd. Aanvullend hierop heeft de Milieudienst Midden-Holland voor de deelgebieden Zuidplas Noord en Zuidplas West Milieuvisies opgesteld. In deze Milieuvisies zijn de ambities voor geluid, luchtkwaliteit, energie, externe veiligheid, water, groen, mobiliteit en licht verder uitgewerkt. De haalbaarheid van de ambities is nader onderzocht en de ambities zijn vervolgens vertaald in concrete maatregelen en opgenomen in de verschillende bestemmingsplannen. In het Handboek worden de ambities en afspraken zoals geformuleerd in bovengenoemde documenten kort samengevat. Daarbij wordt onder duurzaamheid verstaan; 1. het garanderen van gezondheid en veiligheid, 2. het waarborgen van natuur, landschap en biodiversiteit, 3. het stimuleren van een innovatieve en ruimte-efficiënte economische ontwikkeling, 4. het verminderen van en anticiperen op klimaatverandering. 4.4 Conclusie De juridisch-planologische vertaling van de gedachte ruimtelijke en functionele structuur voor het deelgebied Zuidplas Noord is gebaseerd op de verschillende bovenlokale beleidskaders. De doorwerking van de belangrijkste beleidskeuzen op operationeel niveau is in het bestemmingsplan Zuidplas Noord in voldoende mate verankerd. Hoofdstuk 4 113

18 114 Deel C - Verantwoording

19 5. WONEN 5.1 Kader Kwantitatief kader In het streekplan Zuid-Holland Oost, tweede partiële herziening, en het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas is de Zuidplas aangewezen als locatie voor de bouw van tot woningen in de jaren Om de vraag te kunnen beantwoorden wat en hoeveel er op welke locatie binnen de Zuidplasgemeenten gebouwd moet worden, is besloten een subregionale woonvisie op te stellen. Deze woonvisie 20 heeft betrekking op de periode In de periode tot 2020 hebben de vijf Zuidplasgemeenten, exclusief de Zuidplaspolder ontwikkelingen, een productie gepland van woningen (realistische productie is woningen). Voor de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle gaat het hierbij om in totaal 510 woningen welke grotendeels in de periode tot 2010 worden gerealiseerd. Na 2010 heeft de gemeente geen woningbouwlocaties meer beschikbaar binnen haar bebouwingscontour afgezien van initiatieven vanuit herstructurering van bedrijventerreinen of revitalisering van centrumlocaties, waarvoor op dit moment de ruimtelijke en/of financiële haalbaarheid ontbreekt. Voor het voorzien in de woningbehoefte is de gemeente daarmee aangewezen op de locaties in de Zuidplaspolder. De Zuidplasgemeenten moeten bouwen om te voorzien in de eigen behoefte, maar ook in de woningbehoefte van de Stadsregio Rotterdam. De woningbehoefte voor de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle is volgens de provincie in totaal 480 woningen. Hierbij kan vanwege planuitval een correctie worden toegepast waardoor een realistische productie van 350 woningen over blijft. De woningbehoefte voor de Stadsregio Rotterdam doet zich voor in enkele specifieke woonmilieus, namelijk dorps en landelijk wonen. Kwalitatief kader Om te zorgen dat de woonmilieus in de nieuw te ontwikkelen locaties in de Zuidplaspolder aanvullend zijn op de bestaande en te realiseren woonmilieus elders in de Zuidplas-gemeenten of de Stadsregio Rotterdam, wordt de woningbouw op de nieuwe locaties vooral gerealiseerd in een dorps of landelijk woonmilieu met een sterk accent op het landelijk woonmilieu 20 Woonvisie Zuidplas, Projectbureau Zuidplas/Gerrichhauzen en Partners Advies, management en training bij veranderingsprocessen in stedelijke gebieden, Dordrecht, 24 mei 2007 (Projectnummer: ). Hoofdstuk 5 115

20 wordt het realisatietempo van de dorpsuitbreidingen afgestemd op de schaal van de bestaande kern om te waarborgen dat de nieuwe bewoners onderdeel gaan vormen van de bestaande gemeenschap, waarbij om redenen als versterking van het voorzieningenniveau gekozen kan worden voor een tijdelijke ophoging van de productie Is de keuze voor de woonmilieus leidend voor de plancapaciteit en zijn voorzieningen en infrastructuur een afgeleide hiervan. Enkele aspecten welke een rol moeten spelen bij de verdere invulling: Particulier opdrachtgeverschap Toekomstbestendig bouwen (duurzaam, gezond, sociaal veilig, levensloopbestendig, flexibel, meervoudig ruimtegebruik en GPR-gebouw) Met name in dorpse en stedelijke milieus ontwikkeling volgens Pact van Savelberg Streefpercentage van 30% sociaal voor de productie ten behoeve van de Zuidplas-gemeenten en voor de productie ten behoeve van de ventielfunctie. Aandacht voor starters 5.2 Doorwerking plangebied Zuidplas Noord In het plangebied Zuidplas Noord bestaat de woningbouwopgave uit twee componenten: Dorpsuitbreidingen bij Moerkapelle; Wonen in lanen en linten. Dorpsuitbreidingen bij Moerkapelle In Moerkapelle is een forse uitbreiding (circa 800 woningen) bij de bestaande kern voorzien. De uitbreiding is geprojecteerd aan de oost- en zuidzijde van de huidige kern. De samenhang tussen de uitbreidingslocaties en het bestaande dorp is hier sterk genoeg om de uitbreidingen te enten op de bestaande dorpsstructuur. Dat geldt niet alleen in ruimtelijke zin, ook voor centrumvoorzieningen zoals winkels worden de nieuwe dorpelingen verwezen naar het bestaande, waar mogelijk te versterken, aanbod. Op deze manier wordt bovendien bevorderd, dat de bewoners uitdrukkelijk kiezen voor het wonen in het betreffende dorp en deel willen uitmaken van de dorpsgemeenschap. Behoud en versterking van de lokale samenleving vereist een geleidelijke groei en dus een spreiding van de woningbouwproductie over de gehele periode van 10 jaar. Daardoor kan in kleine clusters gebouwd worden en is het risico van ongepaste massaliteit en gelijkvormigheid uitgesloten. Om redenen als versterking van het voorzieningenniveau is een verhoging van de productie in de eerste jaren wenselijk. 116 Deel C - Verantwoording

21 De architectuur van de woningen en de inrichting van de straten is traditioneel, aansluitend op de bouwtradities die in het dorp herkenbaar zijn. Het woningbouwprogramma biedt een grote variatie in prijsklassen, waarbij 30% sociale woningbouw uitgangspunt is. Het aandeel gestapelde woningen is beperkt (maximaal 10%). Er is een permanent aanbod van woningen voor starters. De buurten en de woningen zijn zoveel mogelijk levensloopbestendig. Er zijn kleinschalige woonzorgvoorzieningen voor ouderen en anderen. Nultredewoningen kunnen hier ook in de vorm van patiowoningen. Er is aandacht voor welzijnsvoorzieningen en woonzorgzones. De uitbreiding van het dorp is er deels op gericht om de eigen woningbehoefte op te vangen en mensen met een binding met het dorp de gelegenheid te bieden terug te keren. Nieuwkomers kiezen bewust voor het wonen in een dorp. In een dorp wonen mensen met een uiteenlopende sociale achtergrond, die veel waarde hechten aan de lokale gemeenschap. Waarden en normen worden gedeeld. Er is een levendig verenigingsleven. Men kent elkaar. Een dergelijke samenleving verdraagt geen grote instroom van nieuwkomers. Uitbreiding van het dorp vindt geleidelijk plaats, zodat er continue een woningaanbod is voor de eigen behoefte en de bestaande structuur de instroom kan verwerken. De dorpsuitbreidingen wordt op een vanzelfsprekende manier geënt op de bestaande kern. Door de woningen in kleine clusters (20 tot 50 woningen) of individuele kavels te realiseren en te zorgen voor een mix van bebouwingstypen en prijsklassen wordt voorkomen dat eenvormigheid de karakteristieke organische dorpsstructuren gaat ontkrachten. De vormgeving van de huizen en de inrichting van de openbare ruimte refereert aan het dorp. Dat maakt een vrij strakke regie op de beeldkwaliteit noodzakelijk. Aan de randen is ruimte om in lage dichtheden te bouwen. Een deel van de behoefte aan landelijke woonmilieus wordt hier gerealiseerd. In beperkte mate kunnen voor bijzondere doelgroepen (ouderen, starters) appartementen gerealiseerd worden. De ontwikkelingsstrategie voor de dorpsuitbreidingen in Moerkapelle is: Geleidelijke ontwikkeling via kleine clusters of individuele kavels Strakke regie op bouwen en inrichten om dorps karakter te bewaken en eenvormigheid te voorkomen Aan de randen bouwen in lage dichtheden (landelijk wonen) Lanen en linten Bij het in cultuur brengen van de Zuidplaspolder zijn lange smalle wegen aangelegd, waarlangs verspreide bebouwing is ontstaan. De Lanen en Linten onderscheiden zich van andere woonmilieus door een grote variëteit aan woonvormen en functies. In Hoofdstuk 5 117

22 de bestaande linten wordt het agrarisch gebruik van de kavels geleidelijk verdrongen door woningbouw eventueel in combinatie met kleinschalige bedrijvigheid. Langs de nieuwe Lanen en Linten worden kleine en grote kavels uitgegeven, die ruimte bieden voor zeer verschillende vormen van woningbouw. Variatie in woonvormen en de mogelijkheid om wonen, werken en ontspannen te combineren vormen de kwaliteiten van het wonen in Lanen en Linten. De verdichting van bestaande linten vereist waarschijnlijk geen actieve ontwikkelende partij. Door de spelregels voor de verdichting goed vast te leggen in het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan, ontstaan voldoende mogelijkheden om de ontwikkeling met publiekrechtelijke middelen te sturen. De nieuwe Lanen en Linten worden aangelegd en per kavel uitgegeven. Hier is verwerving van gronden, bouw- en woonrijpmaken en verkoop van kavels noodzakelijk om tot de gewenste invulling te komen. De ontwikkeling van nieuwe Lanen en Linten verschilt daarmee van de verdichting van bestaande Lanen en Linten. Nieuwe Lanen en Linten worden vooraf aangelegd. Voor de bestaande Lanen en Linten wordt volstaan met de toepassing van publiekrechtelijke middelen om het verdichtingsproces in goede banen te leiden. 118 Deel C - Verantwoording

23 6. WERKEN 6.1 Kader Opgave voor glastuinbouwbedrijfslandschap In het plangebied Zuidplas Noord is veel glastuinbouw aanwezig. In de Streekplanherziening Zuidplas is opgenomen dat het areaal bestaande en nog in te richten glastuinbouwconcentratiegebieden uit het streekplan Oost van 2003 fors uitgebreid gaat worden. Dit is nodig voor de versterking en ontwikkeling van de zogenaamde Glas-as. In het ISP Zuidplas is als uitgangspunt opgenomen dat er netto 280 ha glastuinbouw zal worden gerealiseerd in het noorden van de Zuidplas: 200 ha nieuwe glastuinbouw en 80 ha herplaatsing vanuit elders in de Zuidplas. Aangegeven is dat het voor het plangebied Zuidplas gaat het om 200 hectare netto nieuwvestigingsruimte, zoals ook opgenomen in het Opgavedocument van de ISV. Daarnaast is er nog een verwachte vraag van 80 hectare netto glas voor hervestiging van glastuinbouwbedrijven van elders uit de polder, die moeten wijken voor nieuwe functies zoals woonbebouwing en bedrijvigheid in Nieuwerkerk aan den IJssel in het transformatiegebied glastuinbouw en de groen- en waterontwikkeling in de Eendragtspolder. Deze vraag kan voor een deel worden ondergebracht in nog niet als zodanig in gebruik genomen streekplanareaal en de eerder genoemde 200 hectare, op nieuwvestigingsruimte. Het bestaande en het geplande areaal glastuinbouwconcentratiegebied uit het streekplan Oost 2003 en de bovengenoemde nieuwvestigingsruimte zijn op de verbeelding aangegeven als glastuinbouwbedrijvenlandschap. Als het ondanks zuinig ruimtegebruik en clustering niet lukt om de hele behoefte binnen het op de verbeelding aangegeven areaal en binnen het geplande areaal in de gemeente Waddinxveen onder te brengen, dan zal (na 2020) ook de locatie Waddinxveen noordwest voor glastuinbouw moeten worden ingezet. 21 Meervoudig ruimtegebruik Voor het gehele areaal glastuinbouwbedrijfslandschap geldt dat meervoudig grondgebruik wordt gestimuleerd. Glastuinbouw is op bedrijfsterreinen toegestaan mits er sprake is van meervoudig grondgebruik en dit geldt omgekeerd ook voor het toestaan van bedrijvigheid in glastuinbouwgebieden. Glastuinbouw wordt hier dan gestapeld met activiteiten die zich normaal op bedrijfsterreinen vestigen (zoals transport en distributie). Het streven is om 20% netto glas dubbel ruimtegebruik te combineren met andere functies, waaronder ook water. Voorwaarde is dat een en ander bedrijfseconomisch verantwoord is te realiseren. 21 Gemeente Waddinxveen februari Hoofdstuk 6 119

24 Voor het te ontwikkelen glastuinbouwbedrijvenlandschap geldt dat dit duurzaam en hoogwaardig ingericht dient te worden, dit geldt ten aanzien van de nieuwe glastuinbouw, maar ook voor de bedrijven die zich binnen het glastuinbouwbedrijvenlanschap vestigen. Energieconvenant Zuidplas-Noord In het kader van de plannen voor Zuidplas-Noord (glastuinbouw in combinatie met woningbouw en bedrijventerrein) is door de betrokken partijen (Provincie, gemeenten, Tuinders Vereniging Zuidplaspolder en OCAP CO 2 VOF) een energieconvenant ondertekend ( Convenant Duurzame Exploitatie Energiepotentieel Zuidplaspolder Noord d.d. 8 november 2007). Hiermee openen de partijen de weg richting een systeem voor optimale duurzame exploitatie van het energiepotentieel. Te denken valt aan het produceren van warmte (warmtekrachtkoppeling glastuinbouw, aardwarmte, industrie) en elektriciteit (warmtekrachtkoppeling en windturbines) en het uitwisselen hiervan tussen de gebruikers (bedrijven, woningen, elektriciteitsnet). Na ondertekening van het Convenant zijn de partijen aan de slag gegaan met het uitwerken van de afspraken: onderzoek ten behoeve van energieweb (masterplan Koude Warmte Opslag, studie geothermie), quick scan windenergie, haalbaarheidstudie CO 2 leiding, etc. 6.2 Onderzoek Tabel: kenmerken cluster Cluster Fasering Gelijktijdige ontwikkeling van clusters (64ha) Ambitie Hoger ambitieniveau dan Besluit Glastuinbouw Kastype Dele van areaal gesloten kassen. Deze geslotenheid kan bereikt worden door ieder bedrijf deels open, deels gesloten uit te voeren of een deel van de bedrijven te sluiten en andere als open kas uit te voeren. Energie Robuuste collectieve KWO s: warmteneutraal Sterke reductie CO 2 voor warmteopwekking Toepassing biogas in WKK, inkoop van CO 2 uit OCAP Water Gietwater op clusterniveau. Mogelijk 100% hemelwater Licht Nagenoeg volledig afschermen (100%) Afval Kringlopen op clusterniveau gesloten (rioolslib-biogasproductie-elektriciteit) Organisatie Extra organisatie nodig om collectieve systemen van de grond te tillen 120 Deel C - Verantwoording

25 Tabel: kenmerken Cluster+ Cluster+ Fasering Gelijktijdige ontwikkeling van clusters (64ha) Ambitie Hoger ambitieniveau dan Besluit Glastuinbouw Kastype Gehele kasareaal gesloten Energie Warmteneutraal kasareaal Ook woningen kunnen van Lage Temperatuur Verwarming worden voorzien Gelijktijdige ontwikkeling kassen en woningen Gebruik reststromen tuinders en woningen (decentrale zuivering en opwekking van biogas) Windenergie Licht Volledig afschermen (nagenoeg 100%) is mogelijk Afval Kringlopen op clusterniveau gesloten (rioolslib-biogasproductie-elektriciteit) Water Collectief opvang- en bergingssystemen (recirculatie verkleint bergingscapaciteit) Gietwater is 100% hemelwater en condenswater Organisatie Veel extra organisatie nodig Glastuinbouw In het Streekplan en ISP Zuidplas zijn de locaties voor het nieuwe glas binnen het glastuinbouwbedrijvenlandschap vastgelegd. Deze locaties zijn één op één overgenomen in het bestemmingsplan. Van de 280 ha is in de afgelopen jaren al circa 65 ha gerealiseerd. Van de resterende hectares is circa 95 ha voorzien op grondgebied van Zevenhuizen-Moerkapelle en circa 115 ha op grondgebied van Waddinxveen. De realisatie op het grondgebied van Zevenhuizen-Moerkapelle wordt mogelijk gemaakt door middel van uit te werken bestemmingen. De te realiseren hectares zijn in te passen in de hiertoe aangewezen gebieden, mits wordt voldaan aan het efficiënt benutten van de ruimte door hoge bruto-netto verhouding en 20% dubbel ruimtegebruik! Het rapport Glas plus stad is drie keer winnen 22 laat zien dat er in de Zuidplaspolder grote kansen liggen voor win-win-situaties waneer door een slimme aanpak van de energie- en waterkringlopen rond de glastuinbouw de Zuidplaspolder duurzamer en winstgevend gemaakt kan worden voor bewoners, bedrijven en de glastuinbouw. Voor het realiseren van een duurzaam glastuinbouwbedrijvenlandschap zijn de milieutechnische aspecten als energie, gietwater, belichting, kringlopen en ruimtegebruik van groot belang. De volgende kernuitgangspunten zijn hierbij geformuleerd: energie en CO 2 -emissie reduceren; gietwater uit hemelwater: het gietwater wordt voor 100% uit regenwater en 22 Glas plus stad is drie keer winnen, Slimme aanpak van de energie- en waterkringlopen rond de glastuinbouw maakt de Zuidplaspolder duurzamer en is winstgevend voor bewoners, bedrijven en de glastuinbouw, Stichting Glastuinbouw Zuidplaspolder/Bureau Mentink, Haarlem/Pijnacker, december Hoofdstuk 6 121

26 condenswater gewonnen en opslagmethoden mogen voor gietwater geen verontreiniging van oppervlakte- of grondwater en geen aantasting van de bodem veroorzaken; lichthinder voorkomen. In de Zuidplaspolder dient (nagenoeg) 100% lichtafscherming tussen zonsondergang en -opgang te worden gerealiseerd; ruimte met kwaliteit. De provincie en de Zuidplasgemeenten hebben in het ISP gesteld een kwalitatief hoogwaardig glastuinbouwbedrijvenlandschap te realiseren. Daarbij moet het ruimtegebruik optimaal zijn, en de beeldkwaliteit hoog. Verder heeft de provincie de ambitie om 20% van het areaal als dubbel grondgebruik ( kas op bedrijf ) te realiseren. De kansen voor de ontwikkeling van een glastuinbouwlandschap in de Zuidplaspolder zijn concreter gemaakt in het rapport Bouwstenen Glastuinbouwbedrijvenlandschap Zuidplaspolder. 23 In dit rapport is het programma van eisen voor het Glastuinbouwbedrijvenlandschap opgesteld. Onderzocht is welke blokken binnen de kaders van de gridstuctuur van de polder geschikt zijn voor de ontwikkeling van glas. Deze verkenning is geformuleerd binnen de in het ISP aangewezen ruimte voor glastuinbouw en het aangegeven patroon van linten lanen en tochten van de Zuidplaspolder. De notitie Bouwstenen Glastuinbouwbedrijvenlandschap Zuidplaspolder is een belangrijke bouwsteen geweest voor het MER en de doorvertaling naar de verschillende ontwikkelingsvelden voor glastuinbouw zoals bestemd in dit bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is de voorbeeldlocatie Knibbelweg Oost specifiek aangewezen voor het toepassen van dubbel ruimtegebruik van bedrijven met daarboven kassen. Voor dit gebied geldt dat uit wordt gegaan van minimaal 20% van het oppervlak glas gecombineerd met bedrijven (zoals transport en distributie). In de overige glasgebieden (inclusief het bestaande glas) wordt efficiënt en dubbel ruimtegebruik zoveel mogelijk gestimuleerd. Dit kan onder andere door middel van: Het oppervlak groen (3%) en water (7%) kan (grotendeels) in de lintzones + tochten + groenzones rondom de glasgebieden te realiseren. Dubbel ruimtegebruik, o.a. door productieruimten en opslag in/onder de kas, gietwaterberging onder de kas. Erf en woonbebouwing in de linten opvangen. Oppervlakte-reductie door gebruik te maken van collectieve voorzieningen. Bedrijventerreinprogrammering Programmering en zonering Binnen het glastuinbouwbedrijvenlandschap Knibbelweg Oost wordt, naast de mogelijkheden van bedrijvigheid middels dubbel ruimtegebruik met glas, de mogelijk- 23 Bouwstenen Glastuinbouwbedrijvenlandschap Zuidplaspolder, Xplorelab Provincie Zuid-Holland/Nieuwe Gracht, Den Haag, augustus Deel C - Verantwoording

27 heid geboden voor de aanleg van circa 20 ha bedrijfsterrein. Deze 20 ha maakt geen onderdeel uit van de totale regionale bedrijventerreinmarkt ontwikkeling in de Zuidplas, maar is specifiek bedoeld voor het verplaatsen van bedrijven uit de kern van Zevenhuizen en Moerkapelle. De realisatie van de bedrijvenlocatie dient integraal met de ontwikkeling van de glastuinbouw te worden opgepakt, om de beschikbare ruimte optimaal te kunnen benutten en zaken als de energiebehoefte en aanbod op elkaar af te kunnen stemmen. Daarnaast vraagt de ligging nabij bebouwingslinten en geprojecteerde woningen (Zevenhuizen Zuid, wonen langs de Knibbelweg) om zorgvuldige benadering qua ruimtelijk-stedenbouwkundige maar zeker ook qua functieprofiel en milieuzonering (zie onderstaande afbeelding). Afbeelding: milieuzonering bedrijven Knibbelweg Oost Tabel I: Afstanden per categorie. categorie kleur Groen Oranje Rood Roze Bruin Donkerpaars Afstand woningen(meters) De afstanden zijn bepaald aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Hoofdstuk 6 123

28 6.3 Conclusie Glastuinbouw Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de planologische verankering van de mogelijkheid tot ontwikkeling van een glastuinbouwconcentratiegebied in de Zuidplas Noord. In het plan is dubbel ruimtegebruik mogelijk gemaakt en de inrichtingsprincipes voor glastuinbouw zoals in het ISP en het Handboek Kwaliteit vermeld zijn vertaald in concrete bouw-, inrichtings- en gebruiksregels. Tevens zijn de de duurzaamheidsambities vertaald naar concrete eisen en maatregelen. Type kassen Ruimtegebruik Water Energie Licht Bestaand gebied Nieuw clusters (GTBL-U1) Nieuw overig (GTBL-U2 en GTBL-U3) Deels open, deels (semi)- Deels open, deels (semi)- Deels open, deels (semi)- gesloten gesloten gesloten Bij vernieuwing optimaliseren Optimale bruto-netto verhou- Optimale bruto-netto verhou- bruto-netto ding door dubbel ruimtegeding door dubbel ruimtege- verhouding, door middel bruik en opp. water in linten, bruik en oppervlak water in van dubbel ruimte- groenzones, etc linten, groenzones etc gebruik Bij vernieuwing gietwaterberging onder de kas Bij vernieuwing: - zoveel mogelijk aansluiten op energieweb. - minimaal 10% duurzame energiebronnen - Externe CO 2 inkoop en/of eigen productie door rookgasreiniging Conform besluit glastuinbouw Bij vernieuwing: nagenoeg 100% afscherming - Gesloten waterkringloop - gietwaterberging onder de kas - oppervlakte water bij voorkeur in lintzones, groen / natuurzones en (te verbreden) watergangen - EPL 8-20% duurzame energiebronnen, waaronder benutten geothermie, KWO, onderlinge warmte uitwisseling24 - KWO conform masterplan - Externe CO 2 inkoop Nagenoeg 100% afscherming Zoveel mogelijk streven naar toepassen LED-verlichting Bij voorkeur gesloten waterkringloop, anders aansluiten op riool; gietwaterberging onder de kas; oppervlakte water bij voorkeur in lintzones, groen / natuurzones en (te verbreden) watergangen - EPL 7 - Zoveel mogelijk aansluiten op energieweb - minimaal 10% duurzame energiebronnen - KWO conform masterplan - Indien mogelijk externe CO 2 inkoop, eventueel eigen productie door rookgasreiniging Nagenoeg 100% afscherming Zoveel mogelijk streven naar toepassen LED-verlichting Afval Fasering en organisatie Reguliere afvalverwerking, in toekomst mogelijk aansluiten op biovergassingsinstallatie nvt Kringloop van afval op cluster niveau, mogelijk gekoppeld aan biovergassingsinstallatie Gelijktijdige ontwikkeling binnen 1 cluster (integraal uitwerkingsplan) Reguliere afvalverwerking, in toekomst mogelijk aansluiten op biovergassingsinstallatie 1 integraal uitwerkingsplan 24 Hiervoor wordt verwezen naar de achterliggende studies: Waterketen Glastuinbouw Zuidplaspolder, Haalbaarheidsstudie Waterketensluiting d.d. 17 november 2008; Geothermie provincie Zuid-Holland: Potentieelstudie en 10 haalbaarheidsanalyses Optimalisatie (concept d.d. 17 januari 2009); Masterplan energieopslag Zuidplaspolder Noord - concept fase 1 en 2, augustus Deel C - Verantwoording

29 7. VOORZIENINGEN 7.1 Huidige voorzieningenstructuur Huidige voorzieningenstructuur De voorzieningenstructuur in de Zuidplas is in opdracht van de provincie Zuid- Holland (2005) onderzocht. Voorzieningen vallen uiteen in lokale en regionale voorzieningen. Lokale voorzieningen bestaan uit dagelijkse en niet-dagelijkse voorzieningen. Dagelijkse voorzieningen zijn de meeste eerstelijns zorgvoorzieningen, primair onderwijs, supermarkten en winkels voor dagelijkse boodschappen. Nietdagelijkse voorzieningen bestaan uit sportvoorzieningen zoals sporthallen, tennisbanen en zwembaden, en sociaal-culturele voorzieningen als bibliotheek en muziekscholen. Regionale voorzieningen zijn onder meer: ziekenhuizen, voortgezet onderwijs, bioscopen, theaters, meubelboulevards, en sportvoorzieningen als een klimhal en golf baan. Uit het onderzoek komt naar voren dat (boven)regionale voorzieningen in voldoende mate direct buiten de Zuidplas aanwezig zijn. De aandacht gaat daarom met name uit naar voorzieningen op het gemeentelijke (lokaal) of bovengemeentelijke (bovenlokaal) niveau. Detailhandel De detailhandel in de Zuidplas is vrij geconcentreerd in de kernen aanwezig. Uit het onderzoek blijkt daarnaast, zowel voor dagelijkse als niet-dagelijkse boodschappen, een groot koopstroomlek naar de omliggende grote steden met een groot aanbod aan voorzieningen. Aan dagelijkse detailhandel blijkt een tekort, terwijl de nietdagelijkse detailhandel een te eenzijdig karakter heeft. Het winkelbestand in de Zuidplas kent mede door het koopstroomlek een neergaande trend, zowel kwalitatief als kwantitatief. Onderwijs In het onderwijs is momenteel voldoende aanbod voor de inwoners van de Zuidplas. Het aanbod aan basisscholen is voldoende. Voor voortgezet onderwijs kan men terecht op verschillende scholen binnen of net buiten de Zuidplas. Verenigingsleven Het verenigingsleven in de Zuidplas is bijzonder actief en kent een belangrijke rol van de kerk. Het verenigingsleven draagt mede de culturele identiteit. In Zevenhuizen is er in de vorm van het dorpshuis Swanla, een geschikte accommodaties op lokaal niveau voor culturele verenigingen, bibliotheken en voor jongerenopvang Hoofdstuk 7 125

30 aanwezig. Moerkapelle heeft een regionale functie voor confessionele voorzieningen. De capaciteit aan sportvoorzieningen komt gemiddeld redelijk overeen met de norm, maar kent per gemeente grote verschillen. In het algemeen kent het gebied kleine, verspreide accommodaties voor sport. Een aantal verenigingen wordt gedwongen trainingen te verzorgen in accommodaties buiten de Zuidplas, omdat de capaciteit van de accommodatie binnen de Zuidplas onvoldoende is. Enkele sportvoorzieningen zijn op termijn alleen op bovenlokaal niveau te handhaven, ook bij groei van het inwonertal. Zorg Wat betreft zorg lijkt er in de huidige situatie geen gebrek aan eerstelijns zorgvoorzieningen te bestaan. Ook is de huidige capaciteit van verzorgingshuizen en ziekenhuizen in principe voldoende. Trends: autonome ontwikkeling voorzieningen in de Zuidplas Voorzieningen zijn meer en meer vraag- en projectgestuurd. Onder invloed van marktwerking vindt verbreding (meer producten) en verdieping (hogere kwaliteitseisen) plaats. Dit gaat mede gepaard met een proces van schaalvergroting. Schaalvergroting leidt tot concentratie: slechts op enkele, regionale plaatsen is een compleet voorzieningenaanbod aanwezig. Op lokaal niveau wordt het gebrek aan voorzieningen aangevuld door thuisbezorging, uitgiftepunten of filialen (te denken valt hierbij aan wijkzorg-voorzieningen en bibliotheken): deconcentratie. Tevens gaan verschillende typen voorzieningen steeds vaker samenwonen omdat er geen draagvlak meer is voor afzonderlijke voorzieningen (functievervlechting). Dit bestaat niet alleen binnen sectoren (bijvoorbeeld sportzaal), maar ook tussen sectoren onderling, zoals de Brede School, multifunctionele wijkcentra met zorg- en sociaal-culturele voorzieningen. Schaalvergroting en functievervlechting leiden tot langere reistijden en de noodzaak tot een beter openbaar vervoer. Het verenigingsleven staat in toenemende mate onder druk. Kenmerkend voor de huidige situatie is dat het verenigingsleven in de dorpen nog relatief sterk is, maar de consument onderneemt meer activiteiten die niet georganiseerd zijn. Een voorbeeld is het toenemende belang van individuele sporten zoals hardlopen en fitness. Ook in het (sociaalculturele) verenigingsleven is te zien dat de consument 'verindividualiseert'. Tevens speelt de vergrijzing een belangrijke rol in de toekomst van voorzieningen. De ouder wordende bevolking heeft meer behoefte aan zorgvoorzieningen en minder aan bijvoorbeeld onderwijs. De voorzieningen voor ouderen dienen niet op zichzelf gepland te worden. Contact met andere generaties is van belang voor de leefbaarheid. 126 Deel C - Verantwoording

31 Uitgangspunten voor gebiedsontwikkeling Voorzieningen zullen een rol spelen bij de toekomstige identiteit van het gebied. Uitgangspunten die hierbij gehanteerd worden zijn: Een zo compleet mogelijk pakket van dagelijkse voorzieningen in elke kern is van belang voor de leef baarheid. Functievervlechting is daarbij noodzakelijk; Voor niet-dagelijkse voorzieningen is bovenlokale afstemming van vraag en aanbod nodig; (Boven)regionale voorzieningen zijn in voldoende mate direct buiten de Zuidplaspolder aanwezig;- Vergrijzing speelt een belangrijke rol in de toekomst van voorzieningen. 7.2 Onderzoek Vroegtijdige ruimtereservering voor voorzieningen is een noodzakelijke voorwaarde voor een levendige wijk. Het rapport Ruimte voor nieuwe voorzieningen Zuidplas tot is een resultaat van deze zienswijze van de gemeenteraden in de Zuidplas. Te vaak zijn voorzieningen een sluitpost, waar bewoners later onder lijden. Deze nota dient als basis voor de te ontwerpen bestemmingsplannen en financiering van de uitbreidingen in de Zuidplas, in nauwe samenhang met de Woonvisie. Per dorpskern en type voorzieningen is gekeken of het aanbod van de diverse typen voorzieningen toereikend is. Dit is van belang om vervolgens in te kunnen schatten in hoeverre extra ruimte voor voorzieningen gereserveerd dient te worden. Gemeenten hebben de gegevens over huidige vraag en aanbod en de goedgekeurde plannen voor verbetering aangeleverd. Voorzieningen in dorpskern, incl. bestaande plannen Zorg Onderwijs Sport Sociaal/ Detailhandel cultureel Locatie Moerkapelle toereikend toereikend toereikend toereikend toereikend / onder druk Uitgaande van bovenstaande situatie is middels normberekeningen gekeken naar hoeveel en waar extra vierkante meters gereserveerd kunnen worden voor diverse typen voorzieningen. Totaal komt men uit op m² voor woningen. 25 Ruimte voor nieuwe voorzieningen Zuidplas tot 2020, DHV/Provincie Zuid-Holland, 26 juli 2007 Hoofdstuk 7 127

32 7.3 Doorwerking naar plangebied Zuidplas Noord De met onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakte flinke dorpsuitbreiding van Moerkapelle draagt in belangrijke mate bij aan de instandhouding van de detailhandel in de dorpskern. Vele winkels zouden zonder deze uitbreiding moeten sluiten, gezien zowel het koopstroomlek als de toenemende schaalvergroting. Nog onduidelijk is in hoeverre de extra bewoners van de lanen, linten en tochten de detailhandel in deze dorpskern gaan benutten. De afstanden die zij afleggen naar voorzieningen zullen groter zijn dan gemiddeld, gezien de verwachte bovengemiddelde koopkracht van de nieuwe bewoners. In Moerkapelle is een kleine zorgvoorziening gewenst van ongeveer 500 m². Het is de vraag of de dorpsuitbreiding een nieuwe basisschool rechtvaardigt. Aangeraden is om m² extra voor onderwijs te reserveren op een nader te bepalen locatie. Dit is opgenomen in de uit te werken bestemming voor de woongebieden nabij Moerkapelle. Extra binnensportvoorzieningen lijken niet nodig, evenmin als extra vierkante meters voor sociaalculturele voorzieningen. De behoefte aan extra sportvelden is berekend op basis van de voorziene toename aan inwoners. Uitkomst is dat minimaal een extra sportveld benodigd is. In de uit te werken bestemming voor de woongebieden is de uitbreidingsbehoefte van buitensportvoorzieningen meegenomen. 128 Deel C - Verantwoording

33 8. TOERISME EN RECREATIE 8.1 Kader Het steeds dichter wordende stedelijke netwerk in de Zuidvleugel heeft behoefte aan een robuuste en gedifferentieerde groenstructuur, zowel voor de landschappelijke kwaliteit als voor de recreatieve- en natuurfuncties in en voor de regio. Daarnaast zijn de groenblauwe kwaliteiten onontbeerlijk voor de leefbaarheid en het vestigingsklimaat voor wonen en werken in de Zuidvleugel. In de omgeving van de Zuidplaspolder liggen omvangrijke regionale groengebieden, zoals de Rottewig en het Hitland in het westen, de polder Bloemendaal en de Reeuwijkse Plassen in het oosten en de Krimpenerwaard in het zuiden. Bovendien is in het noorden, ten westen van Waddinxveen het Bentwoud in aanleg. Deze grote groengebieden zijn aantrekkelijke cultuurhistorische landschappen, die in de komende jaren meer geschikt gemaakt worden voor intensieve en extensieve recreatie. 8.2 Doorwerking naar plangebied Zuidplas Noord In het bestemmingsplan zijn de volgende planonderdelen geregeld: Recreatief netwerk. Als onderdeel van een regionaal recreatie netwerk op Zuidvleugelniveau zal binnen de Zuidplaspolder een kwalitatief hoogwaardig recreatief netwerk voor verschillende doelgroepen gerealiseerd worden met goede aansluitingen op regionale routes en ongelijkvloerse passages met de hoofdinfrastructuur. De Ringvaartzone van de Zuidplaspolder en enkele bestaande, cultuurhistorisch waardevolle, polderwegen (de lanen en linten) maken deel uit van het netwerk. De aanleg van dit netwerk is in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Ringvaartzone. De Ringvaartzone is een landschappelijk element van 80 tot 150 meter breed en 34 kilometer lang rond de Zuidplaspolder. De Ringvaartzone is een belangrijk samenbindend element in de polder, maar verbindt ook het interne recreatieve netwerk van de polder met de groengebieden in de omgeving. De Ringvaartzone heeft een directe groen- en waterbestemming gekregen. Op verschillende punten moeten investeringen gedaan worden in de infrastructuur. In hoofdstuk 2 is beschreven voor welke locaties dit geldt. Groen en recreatie in het stelsel van linten, lanen en tochten. Van belang is de mogelijkheid voor recreatief medegebruik en de aanleg van fiets- en wandelpaden in de Kreekrugzone en de Groenblauwe Zoom. Ook bestaande losse recreatieve elementen in deze zones, zoals de camping bij Moerkapelle, krijgen een positieve bestemming. Hoofdstuk 8 129

34 Recreatieve brandpunten. Daar waar de doorgaande fietsroutes de Ringvaartzone bereiken of de hoofdinfrastructuur kruisen zijn recreatieve brandpunten ontworpen. Ontwikkeling van deze brandpunten ligt buiten de planbegrenzing van dit bestemmingsplangebied. Nabij het plangebied liggen de brandpunten: Sivoli op de kleikade en De Kleikade coupure. 130 Deel C - Verantwoording

35 9. MOBILITEIT 9.1 Algemeen De Zuidplaspolder wordt doorsneden door allerlei vormen van infrastructuur op verschillende schaalniveaus. Op nationaal niveau zijn dit de rijkswegen A12 en A20, de spoorlijnen Gouda - Den Haag en Gouda - Rotterdam, de Gouwe en Hollandse IJssel. Op regionaal niveau zijn dit m.n. de N219, de RijnGouweLijn (lightrail) en de Ringvaart van de Zuidplaspolder. Deze infrastructuur wordt op verschillende plaatsen aangepast om het huidige verkeersaanbod op te vangen. In het Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder 26 worden de ruimtelijke randvoorwaarden voor de vormgeving en inpassing van alle mogelijke regionale wegen en raillijnen beschreven. Ook zijn randvoorwaarden beschreven met betrekking tot de nationale infrastructuur, voor zover hieraan wijzigingen aangebracht worden die gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van de Zuidplaspolder. Overigens geldt dat de hoofdinfrastructuur (rijkswegen, spoorwegen, waterwegen) in principe qua ligging niet aangepast wordt. De randvoorwaarden hebben dus hier vooral betrekking op betere inpassing en vormgeving van nieuwe kunstwerken in de hoofdinfrastructuur. De hoofdopgave is om een duurzaam, veilig en ruimtelijk aantrekkelijk netwerk van infrastructuur aan te leggen dat afgestemd is op de te realiseren verstedelijking in de Zuidplaspolder. Dit infrastructurele netwerk maakt deel uit van het herkenbare grid van lanen, linten en tochten dat in de polder aangelegd moet worden. Vanuit de milieuambities voor een duurzame Zuidplaspolder is het van belang dat de polder zodanig wordt ingericht dat een zo min mogelijke verkeersbehoefte wordt gecreëerd, waarbij het autogebruik wordt afgeremd ten gunste van openbaar vervoer en fiets. In de hoofdplanstructuur wordt er naar gestreefd de concurrentiekracht van het openbaar vervoer, en de positie van de fiets in het woon-werkverkeer te versterken. De oorspronkelijke ambitie voor de infrastructuur van de Zuidplaspolder, 'dooraderen waar het kan, bundelen waar het moet', is verwerkt in de hoofdplanstructuur. Onderstaand is het kader van de belangrijkste infrastructurele ingrepen beschreven. 9.2 Verkeer Wegverkeer Voor een goed functioneren is een sterke samenhang in de verkeersnetwerken nodig. In de praktijk bestaat tussen de verschillende schaalniveaus een sterke wissel- 26 Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder, Ruimtelijke milieutechnische ambities en randvoorwaarden (concept), Driehoek RZG Zuidplas, 12 maart Hoofdstuk 9 131

36 werking: een betere doorstroming op het hoofdwegennetwerk (HWN) betekent dat grotere verkeersstromen het onderliggend wegennet (OWN) kunnen bereiken. Omgekeerd kunnen strategische ingrepen in het OWN bijdragen aan het functioneren van het HWN. Vertrekpunt voor een bereikbare Zuidplas is een goed functionerend HWN. De capaciteit van de A12 en A20 zullen verbeterd worden. Voor het plangebied Zuidplas Noord is de realisatie van de nieuwe A12-aansluiting Zevenhuizen Moerkapelle (voor 2010) en de realisatie van extra spitsstroken op de A12 tussen Gouweknoop en Zoetermeer (in het kader van Eerste Tranche Spoedwet, voor 2010) relevant. Ter versterking van het functioneren van de kernen in en rond de Zuidplas is gekozen voor een concept van randwegen, de ringenstructuur. De volgende onderdelen van de hoofdstructuur functioneren tevens als randweg voor de kernen in en nabij het plangebied Zuidplas Noord: - N219, als randweg Zevenhuizen: de 2 x 1 omlegging is al gepland voor Hierna zal afhankelijk van de ontwikkelsnelheid van de Zuidplas, de weg in beide richtingen met 2 rijstroken worden uitgevoerd. Ter voorkoming van sluipverkeer door de kern zijn maatregelen nodig op de bestaande N219 in de kern Zevenhuizen en de Noordelijke Dwarsweg. Parallelweg A12 (N456-west), als regionale route Waddinxveen-Bleiswijk en Zoetermeer: onder meer om het vrachtverkeer uit de omgeving Moerkapelle naar de Veiling vast te houden op het OWN wordt een bijdrage geleverd aan de verkeersafwikkeling op de A12. De aansluiting van deze parallelweg op de A12, dan wel de N209, is onderwerp van nadere studie. In dit verband zal aangesloten worden bij de geplande verbetering van de aansluiting Bleiswijk op de A12.- N456-noord: De N456-west wordt ten oosten van de A12-aansluiting Zevenhuizen in noordoostelijke richting doorgetrokken tot aan de Onderweg in Waddinxveen. Het deel ten noorden van de Onderweg is optioneel en wordt, in afwachting van de resultaten uit de N207 corridorstudie, in een volgende streekplanherziening bepaald. Hiertoe zijn afspraken gemaakt in het kader van het RGL-convenant. Er vindt een onderzoek plaats naar vier aspecten die samenhangen met de Westelijke Randweg Waddinxveen: verkeersbewegingen, ontsluiting Bentwoud, ontsluiting Zuidplas en regionaal karakter. De Colleges van GS van Zuid-Holland en B&W van Waddinxveen hebben afgesproken dat de wegverbinding bij de reparatie van de CBB Bentwoud wordt betrokken. Daartoe zal deze verbinding dan ook in het MER worden meegenomen. Onder een adequate uitvoering wordt mede begrepen het doortrekken van de N456-west tot aan de Hoogeveense Weg als onderdeel van de Noord-Zuid Route. Zuidelijke randweg Waddinxveen (omgelegde N456): deze weg ligt parallel aan en op ruime afstand van de ontsluitingsweg van de Triangel. Hierop wordt verkeer opgevangen vanaf de N456 West richting Waddinxveen-Zuid en de A12 en A Deel C - Verantwoording

37 De hoofdontsluiting is gericht op het verwerken van het omvangrijke autoverkeer. Hierdoor krijgt het OWN ruimte voor een meer ontspannen inrichting van de openbare ruimte. Zo wordt dus zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid van de Zuidplas gediend en tegelijkertijd de barrièrewerking van bestaande verkeersstromen door de kernen teruggebracht. Voor de inpassing van alle bestaande en nieuwe wegen is een aantal algemene uitgangspunten van toepassing: De nieuwe infrastructuur wordt zoveel mogelijk gecombineerd met de bestaande en uit te bouwen structuur van de Zuidplaspolder, gevormd door het grid van linten, lanen en tochten. De gebruikers van de nationale en regionale wegen moeten het doorgaande karakter van de infrastructuur herkennen (lange lijnen). Het basisontwerp van alle wegen is rustig en doelmatig (passend bij het polderlandschap). De (nieuwe) regionale wegen worden zoveel mogelijk op een vergelijkbare wijze vormgegeven, namelijk als ruime lanen. Wegverlichting, middenbermen, beplanting, bermsloten en kunstwerken zoals duikers en bruggen zullen op elkaar afgestemd moeten zijn om een sterk beeld te bereiken. Elk wegtraject kent één hoofdprofiel waarbij slingeringen in het alignement en andere uitzonderingen (afslagvak, verbredingen) zoveel mogelijk worden vermeden. Het dwarsprofiel moet voldoende ruimte bieden om wel noodzakelijke afwijkingen op te kunnen vangen (bijvoorbeeld door het aanbrengen van brede middenbermen). Als entree tot de diverse woon- en werkgebieden hebben de regionale wegen een grote representatieve waarde. Waar nieuwe woon- en werkgebieden ontwikkeld worden, komen de gebouwen daarom met de (representatieve) voorzijden naar de hoofdinfrastructuur te staan. Vanaf de hoofdinfrastructuur mogen geen achtertuinen, opslagplaatsen en grote parkeerterreinen zichtbaar zijn. Om te voorkomen dat er nieuwe grote barrières in de polder ontstaan wordt uitgegaan van zogenaamd parallelschakelen in plaats van het zoveel mogelijk bundelen van autoverkeer. Er komen dus verschillende verschillende mogelijkheden om de polder te doorkruisen. De groene, dorpse of stedelijke omgeving waarin de hoofdinfrastructuur ligt moet door de weggebruikers goed beleefd kunnen worden. Om deze reden moet de aanleg van geluidswerende voorzieningen zoveel mogelijk beperkt worden. Dat betekent dat als algemene stelregel wordt gehanteerd dat de afstand tussen weg en (woon)bebouwing zodanig groot moet worden, dat de gevelbelasting binnen de daartoe gestelde eisen valt. Indien dit niet haalbaar is, dan gaat de voorkeur uit naar: - maatregelen aan de bron (bijv. stil asfalt); - maatregelen in het overdrachtsgebied met als eerste voorkeur geluidswallen en pas daarna geluidsschermen. Ook het invoegen van andere functies (zoals bebouwing met geluidswerende voorzieningen) moet hierbij overwogen worden; Hoofdstuk 9 133

38 - maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld extra isolatie aanbrengen). De wijkontsluitingswegen moeten zoveel mogelijk een (herkenbaar) onderdeel worden van de omgeving. De inrichting moet aansluiten bij het karakter van het deelgebied en de gewenste snelheid van het verkeer. Verschillende verkeerssoorten worden zoveel mogelijk gemengd. Aparte fietspaden en trottoirs moeten alleen aangelegd worden als hiervoor een duidelijke noodzaak is (verkeersveiligheid). Hierdoor ontstaan wegen met een compacte doorsnede die zo weinig mogelijk barrièrewerking hebben in de woon- en werkgebieden. Voor de wijze waarop kruisingen van infrastructuur worden vormgegeven is uitgegaan van de volgende indeling: - Landelijke infrastructuur wordt altijd ongelijkvloers gekruist door infrastructuur van lagere orde; - Regionale wegen sluiten met rotondes aan op andere regionale wegen en lokale wegen; - Regionale wegen kunnen ongelijkvloers gekruist worden door wegen van lagere orde; dan gaan de regionale wegen in principe bovenlangs. - Lokale wegen sluiten onderling met gelijkvloerse kruisingen en t-splitsingen op elkaar aan. Kruisingen van wegen met water worden, indien de weg over het water wordt geleid, zoveel mogelijk als brug uitgevoerd (en niet als duiker). Bruggen zorgen voor een opener beeld, en benadrukken sterker dat watergangen doorgaande elementen zijn. Ook erftoegangen die over sloten heen lopen zullen als kleine, smalle brug uitgevoerd worden. De te realiseren infrastructuur moet sociaal veilig zijn. Openbaar vervoer In aanvang zijn de bestaande busvoorzieningen in de kernen een goede basis. Fietsroutenetwerk Met de aanleg van een nieuwe regionale structuur voor het autoverkeer, worden de oude polder assen ontlast van doorgaand verkeer en kunnen deze worden gebruikt door fietsverkeer. Ook de parallelwegen langs de A12 zijn belangrijk voor het woonwerkfietsverkeer. Bij uitbreiding van de snelwegen dienen de parallelwegen ten behoeve van de fietser gewaarborgd te blijven. 134 Deel C - Verantwoording

39 Beoordeling van de alternatieven uit het MER Regionale Infrastructuur Parallelstructuur A12: N456 West - Veilingroute In het MER Regionale infrastructuur zijn zowel de Korte als de volledige Veilingroute (N456 West) onderzocht. Variant: Korte Veilingroute Met een nieuw aan te leggen korte Veilingroute van aansluiting Zevenhuizen/Waddinxveen naar de Swanlaweg wordt het bestaande en nieuw te ontwikkelen kassengebied direct ten noorden en zuiden van de A12 ontsloten. De Korte Veilingroute leidt vrachtverkeer vanuit het kassengebied direct naar het hoofdwegennet: A12 of via de Moordrechtboog naar de A20. De capaciteit van de A12 zal door het Rijk worden vergroot. Tussen Zoetermeer en Zevenhuizen/ Waddinxveen blijkt de A12 na capaciteitsuitbreiding nog restcapaciteit te hebben. Echter, met de korte Veilingroute wordt geen alternatief voor het verkeer op de Moerkapelse Zijde/ Voorlaan gerealiseerd. Variant: Volledige Veilingroute Bij de volledige Veilingroute wordt de korte Veilingroute doorgetrokken naar de N209 bij aansluiting Bleiswijk. De volledige Veilingroute beoogt regionaal verkeer in oostwestrichting aan weerszijden van de Rotte en vrachtverkeer vanuit de kassengebieden een alternatief te bieden, zodat dit verkeer de A12 niet hoeft te gebruiken. Zo worden de verkeersstromen op de A12 minder verstoord door in- en uitvoegend vrachtverkeer. Behalve de A12 ontlast de volledige Veilingroute ook de Moerkapelse Zijde en de Voorlaan. Aan de andere kant van de A12 ontstaat door Zevenhuizen een snelle route via de Veilingoute richting Zoetermeer en Den Haag. De aansluiting van de N456 op de N209 is complex en behoeft nog nadere studie. Hoofdstuk 9 135

40 Parallelstructuur A12: Moordrechtboog De Moordrechtboog vormt de verbinding tussen de rijkswegen A20 en A12. Hiermee wordt de robuustheid van het hoofdwegennet vergroot. De Moordrechtboog houdt een groenzone van 200 meter tussen de RijnGouweLijn en de Moordrechtboog vrij zodat dit gebied een groene verbinding kan vormen tussen het Bentwoud en het Moordrechtseveld richting Krimpenerwaard. De lokale infrastructuur kruist de N456 bovenlangs. Voor deze oplossing is gekozen om te voorkomen dat de N456 op en neer blijft gaan, of over de gehele lengte verhoogd aangelegd moet worden. De verhoogde ligging van de lokale weg wordt doorgezet met een viaduct over de groenzone en de RijnGouweLijn. Ter hoogte van deze kruising sluit de Moordrechtboog aan op het onderliggend wegennet. De kruisingen met fietspaden, de onderliggende wegenstructuur en watergangen worden ongelijkvloers aangelegd. De Moordrechtboog is voorzien als een weg met twee rijstroken in beide richtingen waar 80 km/u gereden mag worden. Variant: Moordrechtboog met aansluiting Gouda Op het punt waar de Moordrechtboog en de parallelstructuur A12 elkaar kruisen wordt in deze variant een halve aansluiting op de A12 aangelegd. Ook de parallelstructuur A12 vanuit Gouda sluit hierop aan. Op deze manier verlaat verkeer met bestemming Gouda en verkeer met bestemming Zuidplaspolder niet op hetzelfde punt ter hoogte van de aansluiting van de N219 de A12, zoals bij de onderstaande variant. Voordeel hiervan is dat er hierdoor geen grote en complexe aansluiting nodig is. Zo behoudt Gouda ook een eigen afslag vanaf de A12. Gevolg van deze variant is wel dat er kort na elkaar twee op- en afritten voor de A12 zullen zijn. Dit kan de doorstroming verstoren, hoewel op grond van de capaciteitsuitbreiding van de A12 ter plaatse geringe effecten worden verwacht. Uitgegaan wordt van een halve aansluiting. Dit houdt in dat niet alle richtingen mogelijk zijn; alleen verkeer vanuit het westen kan van de A12 af en vanuit de Zuidplas kan men alleen de A12 op richting het westen. 136 Deel C - Verantwoording

41 Variant: Gecombineerde aansluiting Gouda/ Zevenhuizen/ Waddinxveen Bij deze variant wordt geen halve aansluiting gerealiseerd. De Moordrechtboog sluit aan op de Zuidelijke Randweg en op parallelstructuur A12, welke vanuit Gouda wordt doorgetrokken naar de aansluiting Zevenhuizen-Waddinxveen. Zo ontstaat een gecombineerde aansluiting Gouda/ Zevenhuizen/Waddinxveen ter hoogte van de N219. Om het extra verkeer te kunnen verwerken zal de aansluiting wel aangepast moeten worden, zo zijn dubbele op- en afritten nodig. Tegen het positieve effect van een gecombineerde aansluiting voor de A12 staat wel een complex en druk knooppunt midden in de Zuidplas. Hier treedt het risico op terugslageffect op A12 bij gebrekkige doorstroming op. Een consequentie van dit ontwerp is dat Gouda vanaf de A12 alleen te bereiken is via een relatief lange parallelweg waar een lagere maximumsnelheid geldt dan op de snelweg. Gouda komt hierdoor (in ieder geval gevoelsmatig) verder van de snelweg af te liggen. Bovendien is er door het ontbreken van een halve aansluiting op de A12, zoals bij de andere variant, bij een calamiteit op de parallelstructuur geen extra optie de A12 te bereiken. Het fietspad langs de A12 komt in het gedrang en zal verplaatst moeten worden indien er een lange parallelstructuur wordt aangelegd. Aansluiting Waddinxveen De nieuw aan te leggen Westelijke Randweg en Zuidelijke Randweg van Waddinxveen krijgen een functie voor het regionale verkeer. Een korte Westelijke Randweg tot aan de (Verlegde) Hoofdstuk 9 137

42 Dreef, zoals voorgesteld in de Startnotitie, blijkt tot veel doorgaand verkeer over de Chopinlaan in Waddinxveen te leiden. Om verkeer vanuit het noorden van Waddinxveen (Boskoop en verder) om Waddinxveen heen te leiden is een verlenging van de Westelijke Randweg vanaf de Verlegde Dreef tot aan de Beethovenlaan nodig. De Westelijke Randweg Waddinxveen wijkt uit om het nieuwe sportveldencomplex heen. De randweg wordt van relatief veel aansluitingen op het lokale wegennet voorzien. Het vrachtverkeer, afkomstig uit het kassengebied kan zo snel naar het hoofdwegennet geleid worden. Een complexe ontwerpopgave is de kruising met de ringvaart en de Onderweg, mede vanwege het hoogteverschil. Dit punt zal in een volgende ontwerpronde verder uitgewerkt moeten worden. Alternatieven Door op verschillende manieren varianten van deelprojecten te combineren zijn vijf alternatieven voor de aanpassing van de totale regionale infrastructuur samengesteld. Deze set is ontwikkeld op basis van de inzichten die de eerste verkennende berekeningen opgeleverd hebben. De basis voor de set alternatieven is Alternatief 1. Dit is het alternatief dat in de eerste verkennende berekeningen het best bleek te functioneren. In Alternatief 2, 3 en 4 wordt één van de drie onderdelen waarvoor varianten zijn ontwikkeld gecombineerd met de basis van Alternatief 1. Hiermee wordt recht gedaan aan de wensen om de effecten van bepaalde maatregelen in beeld te brengen. Alternatief 5 is het alternatief waarbij de parallelstructuur A12 uitgevoerd wordt zonder extra aansluiting op het hoofdwegennet en tussen de N209 en aansluiting Gouda. Tabel 7-1 Alternatieven MER Zuidplas Regionale infrastructuur Deelproject: Alternatief N219 N456 Moordrechtboog Aansl. Waddinxveen Veilingroute 1 Huidig tracé Aansluiting Gouda geen varianten Korte Veilingroute 2 Huidig tracé Gecombineerde aansluiting geen varianten Korte Veilingroute 3 Verlegd Aansluiting Gouda geen varianten Korte Veilingroute tracé 4 Huidig tracé Aansluiting Gouda geen varianten Lange Veilingroute 5 Huidig tracé Gecombineerde aansluiting geen varianten Lange Veilingroute Alternatief 4 is het alternatief dat het meest lijkt op de structuur die in het ISP is voorgesteld en bij de structuur uit het Handboek Kwaliteit Zuidplaspolder. 138 Deel C - Verantwoording

43 Hoofdstuk 9 139

44 9.3 Doorwerking naar plangebied Zuidplas Noord In het bestemmingsplan zijn binnen de verschillende (uit te werken) bestemmingen reserveringen opgenomen voor de aanleg van infrastructuur. In de ontwerpen is rekening gehouden met de hoofdinrichtingsprincipes voor infrastructuur. Ontsluiting Glastuinbouwbedrijvenlandschap De aanleg van de N456 west - Rottelaan (Veilingweg) is noodzakelijk voor een goede ontsluiting van de nieuwe glastuinbouwgebieden. Op dit moment is er financiële garantie voor de volledige N456 tot aan de N209. Dit tracé is onderdeel van de MIRT afspraken tussen provincie en rijk en zijn opgenomen in de afspraken welke in de Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas (ROZ) zijn gemaakt. In het bestemmingsplan wordt de oostelijk deel van de N456-Rottelaan (Bredeweg- Noordeinde) als uitwerkingsverplichting genomen. Binnen deze bestemming wordt een aansluiting op de Julianaweg mogelijk gemaakt. Het westelijk deel van de Rottelaan valt buiten onderhavig bestemmingsplan. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is het op termijn mogelijk de aansluiting N219/A12 direct aan te sluiten op de Rottelaan. De hoofdontsluiting van het gebied Knibbelweg Oost is georiënteerd op de nieuwe N219 (Omlegging Zevenhuizen) en resulteert in een bijna rechtstreekse ontsluiting vanaf de nieuwe A12-aansluiting. Wanneer het gebied ook een ontsluiting op de Noordelijke Dwarsweg heeft, bestaat de kans dat verkeer zonder herkomst of bestemming in Knibbelweg-oost de ontsluiting gebruikt om Zevenhuizen in of uit te rijden. Deze aansluiting wordt in het bestemmingsplan met een uitwerkingsverplichting opgenomen. Omdat het gebied alleen op de N219 wordt ontsloten, dient de 'nooduitgang' via de Noordelijke Dwarsweg zodanig vorm te worden gegeven dat deze kan worden gebruikt bij calamiteiten op de hoofdontsluiting. Om te voorkomen dat de bestaande Knibbelweg als doorgaande route tussen de N219 en de Noordelijke Dwarsweg wordt gebruikt, dient deze afgesloten te worden voor doorgaand autoverkeer. Het gebied driehoek spoor/swanla, ten noorden van de kern Zevenhuizen, wordt alleen ontsloten via de Swanlaweg en de Rottelaan. De mogelijkheden voor de ontwikkeling van dit gebied zijn daarmee onlosmakelijk gekoppeld aan het realiseren van de N456-Rottelaan om een goede ontsluiting vanaf de A12 te kunnen bewerkstelligen. De routes door Zevenhuizen (Burg. Klinkhamerweg) en Moerkapelle (Noordeinde of Julianaweg) zijn geen optie. Om te voorkomen dat verkeer dan via Swanla-Noord en de Knibbelweg van en naar de Noordelijke Dwarsweg rijdt, zal er een knip moeten worden gerealiseerd voor het autoverkeer. 140 Deel C - Verantwoording

45 Vooralsnog wordt voorgesteld de knip te leggen aan het eind van de huidige Knibbelweg. De huidige ontsluiting van de aanliggende percelen verandert dan niet. In kader van de planontwikkelingen voor de Zuidplaspolder is een bedrijfsstratenstructuur opgenomen om een goede ontsluiting van de glastuinbouwbedrijven te realiseren waarbij de bestaande wegenstructuur zo min mogelijk wordt belast met extra vrachtverkeer van en naar de glastuinbouwbedrijven en de veiling in Bleiswijk. In dat kader is in het gebied ten noorden van de A12 een bedrijfsstraat geprojecteerd in het verlengde van de van Hasseltweg, tussen de Bredeweg en de Julianaweg. Naast de functie voor de afwikkeling van glastuinbouwverkeer van en naar de hoofdwegenstructuur, dienen de bedrijfsstraten ook om de glastuinbouwpercelen te ontsluiten die niet grenzen aan een openbare weg. Om de nieuwe glastuinbouwpercelen in het gebied ten noorden van de A12 tussen de Ringvaart en de Bredeweg goed te kunnen ontsluiten is een interne ontsluitingsstructuur noodzakelijk. De bedrijfsstraat in het verlengde van de van Hasseltweg kan worden beschouwd als een onderdeel van deze interne structuur en ontsluit de nieuwe glastuinbouwpercelen vanaf Julianaweg en Bredeweg. Ontsluiting Moerkapelle De ontsluitingswegen in Moerkapelle zijn qua inrichting en vormgeving niet op alle plaatsen voldoende doelmatig afgestemd op de hoeveelheid en samenstelling van het verkeer. Vooral tijdens filevorming en stremmingen op het hoofdwegennet. Op de Moerkapelse Zijde, het Noordeinde en de Bredeweg wordt het autoverkeer gemend met fietsverkeer op de rijbaan afgewikkeld. Alleen langs het gedeelte van de Bredeweg buiten de bebouwde en de Voorlaan (in het verlengde van de Moerkapelse Zijde) liggen vrijliggende fietspaden. In het kader van de ontwikkelingen in de Zuidplaspolder wordt parallel langs de A12 de Rottelaan aangelegd tussen de nieuwe aansluiting van de N219 op de A12 (aansluiting Waddinxveen bij de Bredeweg) en de N209 (bij aansluiting Bleiswijk). De Rottelaan wordt in delen ontwikkeld, een deel tussen de nieuwe A12-aansluiting en de Swanlaweg/Julianaweg om vervolgens deze Hoofdstuk 9 141

46 door te trekken tot aan de N209. Daarnaast wordt het Noordeinde verkeersluw, mede om een veilige fietsroute langs de Ringvaart te kunnen realiseren. De ontsluitende verkeersfunctie tussen Moerkapelle en Zevenhuizen wordt overgenomen door de nieuwe Julianaweg. Door het opheffen van de bestaande A12-aansluiting bij het Noordeinde komt er extra druk op de Moerkapelse Zijde. Verkeer dat nu nog via het Noordeinde in en uit de richting Zoetermeer en Den Haag rijdt, heeft dan de keuze tussen de route over Bredeweg of over de Moerkapelse Zijde (en N209). Pas als de Rottelaan tot aan de N209 is gerealiseerd, kan het verkeer via de Julianaweg en Rottelaan gaan rijden. Ontsluiting Moerkapelle Oost en Zuid In het kader van de ontwikkeling van de Zuidplaspolder wordt de kern Moerkapelle uitgebreid met circa 800 woningen. Deze dorpsuitbreiding vindt op twee locaties plaats. Aan de oostzijde van Moerkapelle worden circa 600 woningen gerealiseerd (Moerkapelle-Oost, ten noorden van de Oranjestraat) en ten zuiden van de kern (Moerkapelle-Zuid, tussen Ringvaart en Bredeweg) worden circa 200 woningen gerealiseerd. In het kader van de dorpsuitbreiding wordt voorgesteld het sportcomplex (voetbal en tennis), dat nu ten oosten van de kern ligt, te verplaatsen (en uit te breiden) naar een nieuwe locatie in Moerkapelle-Zuid. De bestaande kern van Moerkapelle wordt ontsloten via de Bredeweg, het Noordeinde en de Moerkapelse Zijde. Het Noordeinde wordt verkeersluw om een veilige fietsroute tussen de kernen Moerkapelle en Zevenhuizen te kunnen realiseren, die tevens een onderdeel vormt van de recreatieve fietsroute langs de Ringvaart. De ontsluitende verkeersfunctie tussen Moerkapelle en Zevenhuizen wordt overgenomen door de nieuwe Julianaweg. Deze weg ligt parallel aan het Noordeinde, net ten oosten van de Ringvaart, en loopt door of langs de dorpsuitbreiding Moerkapelle- Zuid. De ontsluiting van de woningbouw en sportvelden in Moerkapelle-Zuid kan nagenoeg rechtstreeks plaatsvinden via de Julianaweg en de Bredeweg. Voor de ontsluiting van de dorpsuitbreiding moet echter een verbinding gerealiseerd worden naar de Bredeweg. Voor de ontsluiting van Moerkapelle- Oost zijn in een eerder stadium twee varianten ontwikkeld (variant 1 via een nieuwe weg ten zuidoosten van het bedrijventerrein en variant 2 via de Zuidplasstraat). 142 Deel C - Verantwoording

47 Bij variant 1 werd ook gedacht aan een combinatie met een nieuwe verbinding langs de noordrand van de kern (tussen de Herenweg en de Middelweg). Deze ontsluitingen hebben een directe relatie met de wijze waarop Moerkapelle- Zuid via de Julianaweg wordt ontsloten op de Bredeweg (via een aansluiting in het verlengde van de Zuidplasstraat of via een nieuw tracé ten zuiden van Moerkapelle- Zuid). Vanuit integrale verkeersafweging is gekozen voor variant 2, ontsluiting via de Zuidplasstraat. De bestaande weg in het bedrijventerrein wordt in noordelijke richting doorgetrokken (tussen Dorpshuis en sportvelden) tot aan de Jonkheer van de Welstraat. De belangrijkste verkeerskundige overwegingen die daarbij een rol spelen zijn als volgt: Een ontsluiting via een nieuwe weg ten zuidoosten van het bedrijventerrein (variant 1) resulteert in een goede externe bereikbaarheid voor autoverkeer vanaf Bredeweg en Julianaweg. Een groot deel van de bewoners van de dorpsuitbreiding moet echter eerst in oostelijke richting rijden om via de nieuwe ontsluitingsweg naar de Bredeweg en/of Julianaweg te rijden. Een ontsluiting via de Zuidplasstraat (variant 2) resulteert ook in een goede externe bereikbaarheid voor autoverkeer vanaf Bredeweg en Julianaweg. Alleen kunnen nu alle bewoners vanuit Moerkapelle-Oost via een directe verbinding van en naar de Bredeweg en/of Julianaweg rijden. In variant 2 worden ook de sporthal en het dorpshuis goed bereikbaar voor autoverkeer van buiten de kern. Dit hoeft niet meer via Dorpstraat en Raadhuisstraat te rijden. In variant 1 ligt de nieuwe weg op grotere afstand van de bestaande kern dan in variant 2. Dit leidt in variant 1 tot meer gebruik van woonstraten in bestaande woonwijk om de centrumvoorzieningen vanuit Moerkapelle-Oost te kunnen bereiken. Ook zal een deel van het verkeer via de Julianastraat en de Zuidplasstraat gaan rijden om het centrum te kunnen bereiken. In variant 2 zal meer verkeer via Zuidplasstraat en Bredeweg van en naar de centrumvoorzieningen rijden, zeker als het parkeerterrein aan het Kerkplein rechtstreeks wordt ontsloten via de Moerkapelse Zijde. Voor de ontsluiting van Moerkapelle-Zuid gaat de voorkeur uit naar ontsluiting via een nieuw tracé ten zuiden van Moerkapelle-Zuid, langs de nieuwe sportvelden. De belangrijkste verkeerskundige overwegingen die daarbij een rol spelen zijn als volgt: Door de ontsluiting ten zuiden van de dorpsuitbreiding en sportvelden te projecteren, wordt voorkomen dat deze een barrière vormt voor de bereikbaarheid van de woonwijk en de sportvelden voor fietsverkeer vanuit de bestaande kern. Ook wordt voorkomen dat de dorpsuitbreiding wordt doorsneden door een gebiedsontsluitingsweg. Bij een ontsluiting in het verlengde van de Zuidplasstraat ontstaat een viertaks kruising waarvoor een rotonde de meest geëigende oplossing is. Dit legt een grote claim op het ruimtebeslag bij deze aansluiting. Bij een ontsluiting ten zuiden Hoofdstuk 9 143

48 langs de sportvelden, kan de aansluiting van de Zuidplasstraat op de Bredeweg ook in de vorm van een T-aansluiting worden gerealiseerd. Door de ontsluiting ten zuiden van de dorpsuitbreiding en sportvelden te projecteren, wordt het vrachtverkeer van en naar het bedrijventerrein meer gestimuleerd om via Ambachtstraat, Julianaweg en (lange) Rottelaan te rijden. Er rijdt dan minder vrachtverkeer over Zuidplasstraat en Bredeweg. Nadeel van de oplossing is wel dat de Bredeweg tussen Ambachtstraat en Zuidplasstraat meer verkeersaanbod krijgt te verwerken (van verkeer van en naar de kern Moerkapelle). Voor de fietsroute vanuit de bestaande kern van Moerkapelle van en naar de nieuwe locatie van de sportvelden is het noodzakelijk dat er een fietsbrug over de Ringvaart wordt gerealiseerd om de sportvelden vanaf het Noordeinde te kunnen bereiken.voor de fietsroute vanuit Moerkapelle-Oost wordt gekozen voor de route over de Julianastraat. Deze is op korte termijn (direct na verplaatsen van de sportvelden) en met eenvoudige aanpassingen te realiseren. Als de bestemmingen (en gebruik) van de bebouwing langs de noordzijde van de Zuidplasstraat wijzigt, van grootschalige bedrijvigheid naar een combinatie van wonen en kleinschalige bedrijven, is de route over de Zuidplasstraat te verwezenlijken. 144 Deel C - Verantwoording

49 10. BODEM Van het plangebied Zuidplas Noord is met behulp van de Regionale Bodematlas informatie verzameld over diverse onderwerpen. Voor het bestemmingsplan zijn relevant: grondsoort, bodemdaling, verzilting, archeologie, aardkundige waarden, ondergronds bouwen en koude-warmte opslag. Met het onderzoek 27 is alleen in kaart gebracht welke informatie binnen de grenzen van de deelgebieden bij de Milieudienst bekend zijn. Veel van de informatie is afgeleid van de Bodemvisie van de provincie Zuid-Holland en waar mogelijk aangevuld met informatie van de gemeente of waterschap. Wellicht zijn er overige bronnen met aanvullende informatie Wettelijk kader Op grond van artikel 9 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (1985) dient een bodemonderzoek te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bepaalde (bestemming) wijziging. In de praktijk wordt begonnen met een BIS-toets (Bodem Informatie Systeem) die eventueel uitgebreid kan worden met achtereenvolgens een vooronderzoek conform de NVN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 dan wel een daarvan afgeleid grofmaziger onderzoek dat is toegesneden op het stadium van planvorming. Het uit te voeren bodemonderzoek kan ook worden gebruikt of is noodzakelijk ten behoeve van andere (wettelijke) kaders, namelijk: - woningwet: Op basis van artikel 8 van de Woningwet dient te worden voorkomen dat er wordt gebouwd op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van gebruikers. Dit kan worden voorkomen met het uitvoeren van bodemonderzoek. De Milieudienst heeft voor de regio Midden-Holland de Nota Bodemkwaliteit bij bouwen, april 2003, opgesteld, waarmee rekening gehouden dient te worden; - wet milieubeheer: nulsituatie voor te realiseren bedrijfsbestemmingen; - grondtransactie: aan- en verkoop van terreinen. De gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bodembeheersplan. Dit betekend dat grondverzet conform de regels van de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet in principe mogelijk is. Het bodembeleid onderscheidt drie soorten grond en bodem met ieder hun eigen beleid en wet- en regelgeving: 27 Gebaseerd op: Milieukundig Referentiekader, Zuidplas Noord, gemeenten Zevenhuizen-Moerkapelle en Waddinxveen, Milieudienst Midden-Holland, Gouda, oktober Hoofdstuk

50 - sterk verontreinigde grond (boven interventiewaarden); - licht verontreinigde grond (boven streefwaarden/achtergrondwaarden); - schone bodems (beneden streefwaarden/achtergrondwaarden). Voor alle typen grond spelen de Wet Bodembescherming12, het Besluit Bodemkwaliteit en de Vrijstellingsregeling grondverzet13 een rol. Het Besluit Bodemkwaliteit hanteert voor het toepassen van grond en bagger een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. Tevens biedt dit recente besluit meer mogelijkheden voor grondverzet. Hiervoor dient een Bodembeheernota opgesteld te worden die door Burgemeester en Wethouders moet worden vastgesteld. Indien gesaneerd dient te worden, bestaan er specifieke regels voor het bepalen van de terugsaneerwaarde en de milieuhygiënische kwaliteit van een aan te brengen leeflaag, de zogenaamde bodemgebruikswaarden of BGW s. BGW s zijn een product van het functiegericht saneerbeleid Van Trechter naar Zeef. De Circulaire Bodemsanering 2006 is de uitwerking van de Wet bodembescherming en beschrijft de beoordeling van het risico voor mens, ecosysteem en verspreiding en daarmee samenhangend het saneringscriterium. Aan de hand van de bepaling van het risico wordt ook de spoedeisendheid14 van de sanering vastgesteld. Als een sanering spoedeisend is, moet er binnen vier jaar gesaneerd worden. Als er gezondheidsrisico s zijn moet er binnen een jaar gesaneerd worden. Het bevoegd gezag kan ook tijdelijke beheersmaatregelen opleggen Bodem De bodem in het plangebied bestaat voornamelijk uit zeeklei. Het centrale en noordwestelijke deel bestaat uit lichte klei of zavel en meer naar het zuidoosten toe betreft het zwaardere klei. In het westen en het zuiden bevindt zich katteklei. Katteklei is een klei dat bij blootstelling aan de lucht zeker in combinatie met kalkarme grond- een zeer lage zuurgraad kan opleveren. Hierdoor ontstaat een dergelijk zure grond, waar vegetatie grote hinder van ondervindt. De Zuidplas bestaat momenteel hoofdzakelijk uit agrarisch gebied met deels lintbebouwing. Voor een agrarisch gebied zijn hier relatief veel bedrijven (ook nietagrarisch) aanwezig. Grootschalige bodemverontreiniging door deze bedrijven wordt echter niet verwacht. De bodemopbouw bepaalt de draagkracht van de bodem. In het ISP wordt op basis van de fysieke gesteldheid van de bodem een driedeling in het gebied gemaakt: het kleigebied in het noorden, een middengebied en het restveengebied in het zuiden. In het gebied zijn een aantal stroken bekend met relatief goede draagkracht. Het grootste deel van het gebied wordt echter gekenmerkt door een slechte draagkracht. 146 Deel C - Verantwoording

51 Chemische bodemkwaliteit Binnen het plangebied bevindt zich een aantal locaties die bij toekomstige ontwikkelingen extra aandacht op het gebied van bodem behoeft. Op een aantal locaties dient op basis van de voormalige bedrijfsactiviteiten, demping van sloten, de (voormalige) aanwezigheid van tanks en/of de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken een vervolgon-derzoek uitgevoerd te worden. Het grootste deel van het plangebied is relatief schoon, zodat grond van onverdachte locatie vrij kan worden hergebruikt in de regio Midden Holland. Binnen het plangebied wordt drie verschillende bodemkwaliteitszones onderscheiden: goed bodemkwaliteit (vrij grondverzet), licht verontreinigd (geen vrij grondverzet) en matig verontreinigd (altijd keuren voor hergebruik). De gebieden met lintbebouwing zijn naar verwachting licht verontreinigd. Op de hieronder opgenomen afbeelding zijn de globaal verwachte bodemkwaliteit en de hergebruikmogelijkheden weergegeven. Bodemkaart Hoofdstuk

52 Bodemkwaliteitskaart 148 Deel C - Verantwoording

53 Fysische bodemkwaliteit De bodem in het plangebied bestaat voornamelijk uit zeeklei en twee kleine gebieden bestaan uit katteklei. Door de aanwezigheid van klei is het plangebied geen speciaal aandachtsgebied voor bodemdaling. Onder draagkracht wordt verstaan de gevoeligheid voor zetting door bovenbelasting of het onttrekken van grondwater in veen/klei gebied. Omdat de grond uit klei bestaat is de draagkracht in het plangebied grotendeels niet optimaal ng 7-4). Binnen het plangebied liggen op enkele plaatsen stroomruggen in de ondergrond waardoor de draagkracht aldaar beter is. Op de afbeelding zijn deze in groen afgebeeld. Door rekening te houden met de ligging hiervan kunnen kosten worden bespaard bij herinrichting en in het beheer van de nieuwe inrichting van het gebied. Grondsoorten Bodemdaling Bodemdaling is de daling van het maaiveldniveau als gevolg van oxidatie van veen en inklinking van klei en veen (ontwatering) en bovenbelasting. Doordat bij de vervening van de Zuidplaspolder het meeste veen is ontgraven en de bodem nu voornamelijk uit klei bestaat, is het plangebied geen speciaal aandachtsgebied voor bodemdaling. Op basis van berekeningen is de bodemdaling minder dan 4 mm per jaar. De werkelijke bodemdaling kan hiervan afwijken indien het peil wordt verhoogd (minder bodemdaling) Hoofdstuk

54 Ondergrond draagkracht. Verzilting De gehele Zuidplaspolder is door de lage ligging gevoelig voor kwel van brak en zout grondwater. Dit kan leiden tot negatieve effecten, zoals schade aan gewassen en ecologische kwaliteit van de bodem en een slechte waterkwaliteit door geohydrologsiche processen als gevolg van kwel. Door de aanwezigheid van ijzerhouden- 150 Deel C - Verantwoording

55 de lagen kan het water bruin kleuren, wat de kwaliteit van de leefomgeving niet ten goede komt. Oplossingen om verzilting tegen te gaan zijn: Streven naar peilverhoging. Het hiermee verloren gaan van waterbergend vermogen van watergangen kan worden ondervangen door deze te verbreden in combinatie met natuurvriendelijke oevers. In dit bestemmingsplan is een bepaling opgenomen over peilverhoging. In glastuinbouwgebieden opvang regenwater combineren met noodopvang/waterberging (dus grotere bassins). Hiermee wordt ook voorkomen dat grondwater moet worden gewonnen. Het vergroten of nieuw graven van oppervlaktewater is kritiek, want: - door toename kweldruk meer verzilting - door aanwezigheid ijzerhoudende lagen slechte waterkwaliteit Grondwateronttrekkingen ten behoeve van gietwater bij glastuinbouw ontmoedigen. Zuinig zijn met wegenzout. Zorgen voor (meer) infiltratie van regenwater in de bodem. Hoofdstuk

56 10.2 Archeologie Kaders Europees Het Verdrag van Malta, of van Valletta, regelt de omgang met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland ondertekende dit verdrag van de Raad voor Europa in Aanleiding voor dit verdrag was dat het Europese archeologische erfgoed in toenemende mate bedreigd werd. Niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Nationaal In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische monumenten boven en onder water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ook geeft de Monumentenwet 1988 regels met betrekking tot het wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen van een beschermd monument. Sinds september 2007 is de Wet op de Archeologische MonumentenZorg van kracht (WAMZ). De nieuwe wet biedt diverse instrumenten om archeologisch onderzoek in ruimtelijke ordeningsprocessen te integreren. Gemeenten (en deelgemeenten) zijn nu verplicht om bij vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische overblijfselen. Ook is de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan, dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van archeologisch onderzoek. Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de Monumentenwet 1988 ook gewijzigd. In de Nota Belvedere wordt het cultuurhistorische beleid van het rijk neergezet in relatie tot de ruimtelijke inrichting. Het doel van het beleid is om de rol van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke inrichting van Nederland te versterken. Voor de uitvoering van het Belvedere-beleid was een overzicht nodig van de meest waardevolle gebieden en steden in Nederland. Er is daarom een kaart van de zogenaamde Belvedere-gebieden gemaakt en een lijst van cultuurhistorisch belangrijke steden. De Zuidplas is geen Belvedere-gebied. Provinciaal Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie (2008). De inzet van het provinciale archeologische beleid is dat archeologie is ingebed in het ruimtelijke ordeningsbeleid en een integraal 152 Deel C - Verantwoording

57 onderdeel is van het cultuurbeleid. Daarbij dient de samenleving te profiteren van het archeologisch erfgoed, onder meer door het herkenbaar en toegankelijk te maken en het toe te passen als inspiratiebron. Hiertoe heeft de provincie Zuid-Holland in 2005 onderzoek laten doen naar de culturele identiteit van de Zuidplaspolder. Het resultaat Zoektocht naar Culturele Identiteit, een inspiratie voor de toekomst van de Zuidplaspolder geeft het antwoord op de vraag Wat maakt de Zuidplaspolder de Zuidplaspolder? De opzet van het onderzoek heeft er toe geleid dat de huidige bewoners zijn verbonden aan het planproces en elementen uit de identiteit zijn opgenomen in het Intergemeentelijk Structuurplan. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) is het cultureel erfgoed van de provincie in kaart gebracht. Cultureel erfgoed wordt hierin opgevat als het geheel van overblijfselen uit het verleden in de bodem (archeologie), de ongebouwde omgeving (landschap) en de gebouwde omgeving (nederzettingen). De CHS brengt van deze drie thema s de kenmerken (wat is het?) en waarden (wat is het belang ervan?) in beeld. De waardering kent een driedeling: zeer hoge waarde, hoge waarde of redelijke hoge waarde. De waarde wordt bepaald door een beoordeling op gaafheid, samenhang (tussen de samenstellende onderdelen van een structuur) en zeldzaamheid binnen de provincie. Afbeelding: Indicatieve archeologische verwachtingskaart (Bron: Provincie Zuid-Holland) Hoofdstuk

58 Voor gebieden met (mogelijke) verwachtingswaarden geldt de wettelijke eis dat archeologisch bodemonderzoek vereist is alvorens vergunning voor de voorgenomen activiteit verleend wordt. De eerste stap bestaat uit een bureau-onderzoek, mogelijk gecombineerd met een inventariserend veldonderzoek door grondboringen. Het bevoegd gezag beslist of de volgende stap van archeologisch onderzoek nodig is. Daar het hier gaat om een gemeentegrens overstijgend project is in dit geval de provincie het bevoegd gezag Plangebied Zuidplas Noord Historische beschrijving plangebied Het plangebied behoort tot het Centrale Droogmakerijen Landschap, dat is ontstaan uit verveningen. De droogmakerijen zijn ontstaan na grootschalige veenwinning in de 16e en 17e eeuw waarna plassen zijn ontstaan die na 1765 werden drooggemalen. Het proces van inpolderen werd vanuit tweeledig oogpunt ingezet. Enerzijds om nieuwe landbouwgronden te creëren om de voedselbehoevende bevolking te voorzien, anderzijds om het bestaande land te beschermen dat doordat de grote meren steeds verder afkalfde. Zodoende was in 1850 een nieuw land ontstaan dat kon worden gebruikt voor het verbouwen van gewassen. Kenmerken voor dit type polderlandschap is de uiterst functionele inrichting. De laag gelegen polders worden omringd door hoger gelegen boezemwateren: bestaande watergangen of aangelegde ringvaarten. Het water uit de polder wordt de boezem in gemalen om vervolgens afgevoerd te worden naar zee. In het plangebied wordt het boezemwater gevormd door een kunstmatig aangelegde ringvaart om de Zuidplaspolder. In de laaggelegen polders ligt vanouds de productieruimte, waarbinnen de akkerbouw haar plaats kreeg. Het verkavelingpatroon is rationeel en opgebouwd volgens het principe van het raster. Vanuit landschappelijk oogpunt zijn de tochten binnen dit verkavelingpatroon het meest kenmerkend: lange rechte verzamelsloten, met daarlangs eventueel wegen. Zij vormen zowel functioneel als landschappelijk het skelet van de verkavelingstructuur: de tochten zijn relatief breed en ze vormen lange rechte lijnen over vrijwel de gehele lengte van de polders. De ringvaart ligt ten opzichte van de omgeving hoger in het landschap. Langs de ringvaart ligt een zone van bovenland eveneens verhoogd in het landschap. Dit restveen is bij de vervening van de Zuidplaspolder niet ontgonnen en achtergebleven als reliëf in het landschap. De ringvaart met het restveen herinnert nog aan de periode dat de Zuidplas is ontstaan door turfwinning voor brandstof. Het resultaat van deze functionele inrichting is een van oorsprong helder opgebouwd landschap met grote hoogteverschillen en lange zichtlijnen. Het is een uiterst 154 Deel C - Verantwoording

59 kunstmatig en dynamisch landschap, dat voortdurend door de mens is aangepast, afhankelijk van de aanwezige maatschappelijke en economische behoeftes. Archeologie De trefkans van archeologische waarden hangt samen met de geologische en de bodemkundige terreinsituatie. De oeverwallen langs rivieren en geulen waren bij uitstek verblijf- en vestigingsplaatsen en migratieroutes voor de oude bewoners van Nederland. De archeologische verwachtingswaarde is daarmee sterk gebonden aan het oeverwallenpatroon in de afzettingen van Gorkum. Tevens hebben nietverveende restveenzones archeologische potentie. Van het plangebied Zuidplas Noord is met behulp van de Regionale Bodematlas en de Cultuurhistorische hoofdstructuur informatie verzameld van archeologie en aardkundige waarden. In het zuidelijk deel van het plangebied is een middelhoge trefkans op archeologische vondsten in de bodem. Er is hier een oude stroomrug in de ondergrond aanwezig, waarop mogelijk bewoning heeft plaatsgevonden. In het grootste deel van het plangebied is de trefkans op archeologische waarden zeer laag. In de zandbanen in de ondergrond van de Zuidplaspolder is de trefkans redelijk tot groot. Kaart - Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, Zuidplas Noord Hoofdstuk

60 Landschap De druk vanuit de stad en de landbouw is goed te zien aan de vele recente ontwikkeling in het landschap. De oorspronkelijke opzet van de polders is alleen nog te herkennen aan de verkaveling en de hoger gelegen dijken aan de randen. De openheid en helderheid van het landschap is achteruitgegaan door stedelijke uitbreidingen, kassencomplexen en de bedrijvigheid rondom voornamelijk de A12. Aan de oostkant van de Zuidplaspolder ligt een wirwar aan infrastructuur: snelwegen, provinciale wegen en spoorlijnen versnipperen het landschap. De vele infradijken in het gebied doorsnijden het landschap en vormen een fysieke en ruimtelijke barrière. De heldere opbouw van het droogmakerijenlandschap is enigszins vertroebeld: de grote open ruimtes in de polders zijn doorsneden. Op de afbeelding is te zien dat de het casco van lanen linten en tochten wordt gewaardeerd als historisch landschappelijke lijnen van een redelijk hoge waarde. De ringvaart in het westen van het plangebied is aangewezen als historisch-landschappelijke lijn van hoge waarde, en het noordelijke deel van de ringvaart zelfs van zeer hoge waarde. Nederzettingen De nederzettingen liggen aan de randen van de polders, langs oude ontginningsassen van waaruit vroeger de vervening begon. Toen de veenplassen droog werden gelegd, hebben de dorpen een eigen waterregime gekregen om inklinking en daarmee het verdwijnen van het fundament onder de bebouwing te voorkomen. De lintvormige kernen van de inmiddels uitgebreide dorpen liggen daardoor hoger dan hun omgeving. In de Zuidplaspolder liggen de kernen Nieuwerkerk aan den IJssel, Moordrecht, Waddinxveen, Moerkapelle en Zevenhuizen. Voor alle dorpen geldt dat ze slechts gedeeltelijk binnen de Ringvaart liggen. Er bevinden zich monumenten in het plangebied. Het betreft twee boerderijen op de Bredeweg 65 (boerderij Hasselthoeve ) en 82 (boerderij) en een arbeiderswoning op de Julianaweg Effecten van planontwikkelingen Voor de beoordeling van de effecten van de planontwikkelingen op landschap en cultuurhistorie is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. Het cultureel erfgoed van de provincie is hierin onderverdeeld in overblijfselen uit het verleden in de bodem (archeologie), de ongebouwde omgeving (landschap) en de gebouwde omgeving (nederzettingen). 156 Deel C - Verantwoording

61 Aspect Cultuurhistorie Criterium Archeologie - Aantasting bekende archeologische waarden - Aantasting gebieden met archeologische verwachtingswaarden Landschap - Aantasting waardevolle elementen - Aantasting openheid van het landschap * - Leesbaarheid van het landschap ** Nederzettingen - Aantasting historisch waardevolle bebouwing * Onder openheid wordt verstaan: weids uitzicht zonder zichtbelemmerende bebouwing ** Onder leesbaarheid wordt verstaan: de mate waarin de karakteristieke structuur van de polder (het rationale verkavelingsgrid) zichtbaar en beleefbaar is. Archeologie In het plangebied bevinden zich geen terreinen va hoge of zeer hoge archeologische waarde. De zandbanen in het plangebied zijn gebieden waarvan de archeologische verwachtingswaarde redelijk tot groot zijn. Op een deel van deze gebieden zal glastuinbouw gerealiseerd worden. Ook het bedrijventerrein A12 noord is gesitueerd op een gebied met een redelijk hoge verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt daarom dat bij het voorbereiden van verstorende plannen verkennend archeologische onderzoek uitgevoerd moet worden. In ruimtelijke plannen dient vervolgens aandacht te worden besteed aan de conclusies en de eventuele ruimtelijke consequenties van het verkennend onderzoek. Landschap De woningen worden aangrenzend aan het dorp Moerkapelle en aan de bestaande lintbebouwing gebouwd. Daarom is er slechts een klein negatief effect op de openheid van het landschap. De bebouwing in lanen en linten versterkt echter de historische structuur en dus de leesbaarheid van het landschap. De glastuinbouw krijgt een plaats op meerdere locaties in het gebied, ingepast in de lanen en lintenstructuur. De ringvaart zal door de woningbouw niet worden aangetast. De bedrijfspanden en de glastuinbbouw hebben een veel grootschaliger volume dan de woningen. Deze zullen met name de openheid van het landschap aantasten. De ringvaart is een cultuurhistorische element en omsluit de gehele polder met uitzondering van het noorden. In het noorden bevindt zich de kleikade, die tevens een waterscheiding is en dus ook een cultuurhistorische waarde heeft. De ringvaart wordt doorsneden door de N456 (veilingroute). De weg is echter vlak langs de A12 gesitueerd en zal daarom de ringvaart als historisch waardeol element maar zeer gering aantasten. Hoofdstuk

62 Groen en water vinden hun plaats in de lanen, linten en tochten. Ze versterken daarmee de bestaande structuur van het landschap. De leesbaarheid van het landschap wordt verbeterd en groen en water heeft daarom een positief effect. De effectenvan infrastructuur op het landschap ontstaan met name door de (toekomstige) parallelweg N456 (Veilingeweg) en de A12 en de realisatie van groen en water op eigen kavel. Dit zorgt echter niet voor aantasting van waardevolle elementen. Omdat de toekomstige weg parallel aan de A12 wordt gerealiseerd is ook het effect op de openheid van het landschap gering. Nederzettingen Binnen het plangebied bevinden zich geen nederzettingen die van hoge waarde. De monumenten in het gebied zullen door de ontwikkelingen niet aangetast worden. De veilingweg kruist de Julianaweg op afstand van de Julianaweg 4 en heeft dus geen invloed op het de het monument daar Conclusie onderzoeken In het zuidelijk deel van het plangebied is een middelhoge trefkans op archeologische vondsten in de bodem. Er is hier een oude stroomrug in de ondergrond aanwezig, waarop mogelijk bewoning heeft plaatsgevonden. Indien verstorende plannen worden uitgewerkt dient hier archeologisch onderzoek plaats te vinden. Voor gebieden met verhoogde verwachtingswaarde is een dubbelbestemming Waarde archeologie opgenomen, waarin het archeologische belang tot uitdrukking komt. Een dubbelbestemming is wenselijk, omdat de gronden waarin zich (mogelijk) archeologische vindplaatsen bevinden, ook voor andere doeleinden (moeten kunnen) worden gebruikt. In geval van bouwactiviteiten dient met het archeologische belang rekening te worden gehouden. Om deze belangenafweging te kunnen afdwingen, is in het bestemmingsplan bepaald dat voor de betrokken bouwactiviteiten alleen bouwvergunning kan worden verleend, nadat daarvoor vrijstelling (met belangenafweging) is verleend en een positief advies is verkregen van de archeologisch deskundige. In de dubbelbestemming wordt tevens bepaald dat voor ingrepen (werken of werkzaamheden) die een bedreiging voor (eventueel) aanwezig archeologisch erfgoed kunnen vormen, een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders is vereist. 158 Deel C - Verantwoording

63 10.3 Aardkundige waarden Dit zijn verschijnselen en processen die Nederland hebben gevormd en die nog in het landschap te herkennen zijn. In de ruimtelijke planvorming kunnen aardkundige waarden actief worden betrokken, waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en versterking van de identiteit van een gebied. De ringvaart, gelegen in het westen van het plangebied, ligt ten opzichte van de omgeving hoger in het landschap. Langs de ringvaart ligt een zone van restveen eveneens verhoogd in het landschap. Dit restveen is bij de vervening van de Zuidplaspolder niet ontgonnen en achtergebleven als reliëf in het landschap. De ringvaart met het restveen herinnert dus nog aan de periode dat de Zuidplas is ontstaan door turfwinning voor brandstof Ondergronds bouwen Door de toenemende ruimtedruk in het westen van Nederland is het steeds rendabeler om de ruimte meervoudig te gebruiken, onder andere door ook onder het maaiveld te bouwen. Parkeergarages zijn hiervoor zeer geschikt, maar ook ondergrondse gietwateropslag voor glastuinbouw. Door de zettingsgevoeligheid is het ondergronds bouwen echter niet overal even eenvoudig te verwezenlijken. In onderstaande afbeelding is aangegeven waar ondergronds bouwen tot respectievelijk 6 meter en 10 meter beneden maaiveld eenvoudig of complex is. Dit hangt samen Hoofdstuk

64 met samenstelling en de aanwezigheid van veen- en kleilagen en de stijghoogte van het grondwater (in verband met openbarsten van de bouwput). In de figuur is te zien dat het zuidelijk deel het meest geschikt is voor ondergronds bouwen. Ondergronds bouwen tot 10 meter is complexer. Afbeelding: Geschiktheid van de bodem voor ondergronds bouwen 6 m-mv en 10 m-mv 10.5 Koude-warmte opslag Gebruik maken van energie in de bodem raakt door de toenemende belangstelling voor klimaatsverandering en energiebesparing steeds meer in zwang. Door in de winter relatief warm grondwater (circa 14 C ) te gebruiken voor de verwarming van gebouwen en in de zomer dit water te gebruiken voor het koelen van gebouwen, kan veel energie worden bespaard. De mogelijkheden hangen af van de dikte van watervoerende lagen, maar ook de aanwezigheid van zout of brak grondwater. Ingrepen in de diepere waterhuishouding kan ongewenste verzilting tot gevolg hebben. Daarom heeft de provincie Zuid-Holland in verziltingsgevoelige gebieden restricties gesteld aan koude-warmte opslag (KWO). In onderstaande figuur is aangeven in welke gebieden een KWO-installatie rendabel is. Omdat het plangebied ligt in een gebied waar zoet, brak en zout grondwater dicht bij elkaar voorkomen, is het niet overal mogelijk een KWO-installatie in werking te hebben. In het centrale 160 Deel C - Verantwoording

65 deel is er in het 1 e watervoerende pakket voor woningen een hoog potentieel. Voor grotere gebouwen (kantoren, glastuinbouw) zal men moeten uitwijken naar het 2 e watervoerende pakket. Afbeelding: Geschiktheid van de bodem voor koude-warmte opslag in het 1 e en 2 e watervoerende pakket Hoofdstuk

66 162 Deel C - Verantwoording

67 11. WATER In dit hoofdstuk wordt voor water beschreven wat het wettelijk kader is en welke effecten op het watersysteem verwacht kunnen worden als gevolg van de geplande inrichting. De gegevens zijn afkomstig uit diverse bronnen waaronder Hotspot Zuidplaspolder, tussenrapportage november 2007, bestemmingsplanadvies Zuidplaspolder, Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard, Waterkansenkaart Zuidplaspolder en gevoerde overleggen met het Hoogheemraadschap. Klimaatverandering speelt een belangrijke rol binnen het thema water. Er is gekeken in hoeverre ingespeeld wordt op de gevolgen van klimaatverandering op het watersysteem. Bij de beoordeling van de verschillende aspecten binnen het thema water is rekening gehouden met de gevolgen van klimaatverandering en de toekomstbestendigheid van het watersysteem Beleid en regelgeving Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen (verbinding infiltratie en kwelgebieden). De betekenis voor stedelijk waterbeheer is nog onduidelijk. De KRW zal waarschijnlijk leiden tot het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Waterbeleid 21e eeuw Waterbeleid voor de 21e eeuw is bestuurlijk vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Hierin zijn de volgende principes afgesproken: - vasthouden van water en tijdelijk bergen en dan pas afvoeren; - ruimte voor water; - benutten van de kansen voor meervoudig ruimtegebruik. Ook zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) afspraken gemaakt over normen ten aanzien van wateroverlast. Deze geven aan hoe vaak wateroverlast mag optreden. Deze frequentie is afhankelijk van het grondgebruik. Hoofdstuk

68 grondgebruik normering wateroverlast percentage van het gebied dat (tijdspanne) mag onderlopen grasland Eens in de 10 jaar 5 % akkerbouw Eens in de 25 jaar 1 % hoogwaardige landbouw (glastuinbouw) Eens in de 50 jaar 1 % bebouwd gebied Eens in de 100 jaar - Tabel - NBW-normering regionale wateroverlast In februari 2001 is de watertoets verplicht gesteld voor ruimtelijke plannen. Het doel van de watertoets is nadelige effecten op de waterhuishouding (alle wateraspecten) zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij moet rekening gehouden worden met het advies van de waterbeheerder. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is in een vroegtijdig stadium betrokken. Het bestemmingsplanadvies dat door het Hoogheemraadschap is opgesteld vormt de basis voor het in te richten watersysteem. Door het voeren van overleg, het informeren en betrekken van de waterbeheerder in de planvorming wordt op de juiste wijze invulling gegeven aan het watertoetsproces. Vierde Nota Waterhuishouding De hoofddoelstelling van de Vierde Nota Waterhuishouding is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Het document is in 1998 vastgesteld en beslaat de periode In de nota wordt het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltreren in de bodem bevorderd. Als ambitie wordt gestreefd naar 60 % afkoppelen op nieuwbouwlocaties en in bestaande bebouwing 20 %. Daarnaast zal er ruimtelijke reservering van gebieden voor waterberging plaats moeten vinden om wateroverlast te voorkomen. Mogelijkheden voor de fysieke structuur van waternatuursystemen liggen in de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het vergroten van trek- en paaimogelijkheden van vis, een natuurlijker peilbeheer en het stimuleren van de groei van waterplanten. Provinciaal waterhuishoudingsplan Het provinciaal waterhuishoudingsplan van de Provincie Zuid-Holland is opgenomen in het Beleidsplan Milieu en Water. Een van de thema's is water en milieu in het landelijk gebied. De provincie wil het waterbergend vermogen in het landelijk gebied vergroten. Ter bevordering van de afstemming tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening zullen waterkansenkaarten opgesteld worden. Verder zal de provincie duurzame land- en tuinbouw bevorderen. 164 Deel C - Verantwoording

69 Beleid waterbeheerder Watersysteem Het algemene beleid van het Hoogheemraadschap is dat in de Zuidplaspolder geen peilverlaging meer wordt toegestaan. Daarbij wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk peil om de kwel terug te dringen en de bodemstabiliteit te bevorderen. Voor het toekomstig watersysteem streeft het Hoogheemraadschap twee belangrijke doelen na. De eerste is om peilgebieden samen te voegen. Daarmee kan de veerkracht van het watersysteem worden vergroot en ontstaan betere ecologische uitwisselingsmogelijkheden in de polder. De tweede is het introduceren van een andere vorm van peilbeheer, waarbij het huidige stelsel van zomer- en winterpeilen in de gehele Zuidplaspolder wordt vervangen door een meer natuurlijke vrije fluctuatie van het peil binnen een bepaalde bandbreedte. In het winterhalfjaar zal het peil in het algemeen tegen het hoogste peil van de bandbreedte aanzitten en in het zomerhalfjaar uitzakken naar het laagste peil. In geval van neerslag zal pas water worden afgevoerd als het hoogste peil van de bandbreedte wordt overschreden. Bij droogte zal alleen water worden ingelaten om het laagste peil van de bandbreedte te handhaven. Het laagste peil van de bandbreedte kan pas worden vastgesteld in het stadium van het peilbesluit. Bepalend daarvoor is meestal het voorkómen van (zettings)schade aan reeds in het gebied aanwezige bebouwing en infrastructuur. Het moment waarop het toekomstige peil en peilregime kunnen worden ingesteld, hangt mede af van de lengte van de periode waarin oude en nieuwe functies nog binnen één peilvak naast elkaar voorkomen. In het deelgebied Noord ligt een aantal kleinere peilgebieden met eenzelfde peilregime, die voor een groot deel in gebruik zijn als glastuinbouwgebied. De infrastructuur in dit gebied maakt het zonder meer samenvoegen van deze peilgebieden tot een kostbare aangelegenheid. Het Hoogheemraadschap zal peilgebieden daarom alleen samenvoegen wanneer zich kansen voordoen om dit met beperkte kosten te kunnen uitvoeren. Voor het deelgebied Noord stelt het Hoogheemraadschap een hoogste (bandbreedte)peil voor van NAP 6,40 m, wat gelijk is aan het huidige zomerpeil. Waterkeringen Langs de waterkeringen moet een bebouwingsvrije zone worden aangehouden in verband met de stabiliteit van de kering en om ruimte te behouden voor mogelijke toekomstige versterking. Afvalwater glastuinbouw Het drainagewater van nieuw aan te leggen glastuinbouw zal standaard op de riolering afgevoerd moeten worden. Hoofdstuk

70 Huidige Situatie Watersysteem De Zuidplaspolder is in de huidige situatie verdeeld in ongeveer 25 peilgebieden, verspreid over twee bemalingseenheden. Het grote aantal peilvakken is toe schrijven aan het feit dat gebieden met een verschillende grondslag sinds de drooglegging met een verschillende snelheid inklinken. Aanzienlijke inklinking maakt frequente peilaanpassingen noodzakelijk. Daarnaast heeft elke stedelijke uitbreiding een eigen peilgebied. Een aantal kleinere peilvakken heeft een vast peil, terwijl in de overige vakken een tegennatuurlijk peilbeheer wordt gevoerd. De zomerpeilen zijn in deze laatste vakken hoger dan de winterpeilen (zie afbeelding). Peilvakken wateren via natuurlijk verval of door kleine gemalen af op de hoofdwatergangen. Het polderwater wordt door het gemaal Zuidplas én het gemaal Abraham Kroes in de ringvaart gepompt (zie afbeelding). Alleen Gemaal Abraham Kroes voert vanuit de ringvaart polderwater af naar de Hollandsche IJssel en heeft een maximale capaciteit van 450 m3/minuut ( m3/dag). Naast deze twee poldergemalen worden 17 onderliggende gemaaltjes centraal bediend. Huidige hoofdstructuur waterafvoer (Basiskaart 5 waterkansenkaart) 166 Deel C - Verantwoording

71 Huidige peilgebieden (Bestemmingsplanadvies HHSK) Bij Nieuwerkerk aan den IJssel bevindt zich Afvalwaterzuivering Kortenoord. Deze zuivert dagelijks het afvalwater afkomstig van woningen, bedrijven en kassen uit de Zuidplaspolder. Per dag wordt gemiddeld 17 miljoen liter effluent op de Hollandsche IJssel geloosd. De huidige reservecapaciteit zal door de mogelijke ontwikkelingen in de Zuidplaspolder niet toereikend zijn om de grote hoeveelheid extra afvalwater te zuiveren. In het gebied bevinden zich 72 riooloverstorten. Hoofdstuk

72 Afbeelding 7-7 Riooloverstorten (Waterbeheerplan) AWZI (Waterbeheerplan) 168 Deel C - Verantwoording

73 Grondwater Door de relatief lage ligging ten opzichte van omringende polders, alsmede het goed doorlatende Pleistocene zandpakket en de relatief goed doorlatende venige deklaag, is in de gehele Zuidplaspolder sprake van kwel. In grote delen van de Zuidplaspolder is de opwaartse kwelstroom meer dan 0,5 mm per dag. In de gehele polder is sprake van verhoogde chlorideconcentraties, een aanwijzing voor brakke kwel. Als gevolg van het verschil in stijghoogten (verschil tussen diepe en ondiepe grondwaterstanden) kunnen waterbodems omhoog worden gedrukt. Het opbarsten van veenbodems, als gevolg van deze opwaartse kweldruk, vormt met name in het zuidelijk deel van de Zuidplaspolder een risico voor de stabiliteit van de bodem. Opbarsting komt ook plaatselijk aan het maaiveld voor (Waterkansenkaart Zuidplaspolder Kwelflux (Basiskaart 17 waterkansenkaart) Hoofdstuk

74 Opbarsten en instabiliteit waterbodems (Basiskaart 23 waterkansenkaart) Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor totaal fosfaat en totaal stikstof is slecht. De waarde voor beide parameters is tot meer dan vijf keer het MTR. In de gehele polder is sprake van licht verhoogde chlorideconcentraties. 170 Deel C - Verantwoording

75 Chlorideconcentratie (Basiskaart 13 waterkansenkaart) Totaalstikstof (Basiskaart 14 waterkansenkaart) Hoofdstuk

76 Totaalfosfaat (Basiskaart 15 waterkansenkaart) Risico voor wateroverlast Het Hoogheemraadschap voert dusdanige maatregelen uit dat voldaan wordt aan de normen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water die gelden voor de effecten van extreme neerslag. Dat houdt in dat voor grasland en een overschrijdingsnorm geldt van eens in de 10 jaar en voor bebouwd gebied van eens in de 100 jaar. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen stelt het Hoogheemraadschap eisen aan compenserende waterberging, waarmee het gewenste beschermingsniveau van het NBW blijft gehandhaafd. Er blijft dus altijd een risico bestaan dat bepaalde delen land bij extreme neerslag onder water komen te staan. Bij het ontwerp van wegen kan hier desgewenst rekening mee worden gehouden, door het wegdek op voldoende hoogte aan te leggen. Overstromingsrisico bij dijkdoorbraak De Zuidplaspolder ligt binnen dijkring 14. Deze dijkring heeft het hoogste normeringsniveau voor het overstromingsrisico s door dijkdoorbraken, met een herhalingstijd van optreden van jaar. Wanneer de primaire waterkering van de Hollandsche IJssel doorbreekt, kunnen delen van de Zuidplas Noord binnen 24 uur onder water komen te staan met dieptes tot 1 meter en op een enkele plek hoger. Vijf dagen (120 uur) na de doorbraak in het noordelijk deel van de Zuidplaspolder de overstromingsdiepte kleiner dan 0,1 meter. In het gebied ten zuiden van de A20 komt het water tot twee meter boven maaiveld. 172 Deel C - Verantwoording

77 Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat een doorbraak van de Gouwe of Ringvaart tot een vergelijkbare inundatiepatroon zal leiden, maar de inundatie verloopt langzamer en daardoor wordt het maximale peil ook minder snel bereikt. De gevolgen kunnen dus per geval minder ernstig zijn. De herhalingstijd voor een dergelijke gebeurtenis is 1000 jaar zowel voor de Gouwe als voor de Ringvaart. De kans dat dit gebeurd is dus groter, maar de gevolgen zijn waarschijnlijk kleiner dan bij een doorbraak van de Hollandsche IJssel. Overstroomd gebied in uren na dijkdoorbraak (Basiskaart 21 waterkansenkaart) Hoofdstuk

78 Overstromingsdiepten na 120 uur (Basiskaart 22 waterkansenkaart) Waterbeheerrisico s (Aspectkaart 5) 174 Deel C - Verantwoording

79 Ontwikkelingen in het plangebied De autonome ontwikkeling 2020 is de situatie die in 2020 zou optreden als zowel het infra-voornemen als de ruimtelijke ontwikkelingen uit het ISP (1e fase) niet zouden worden uitgevoerd. Watersysteem Ruimtelijke ontwikkelingen doorlopen de Watertoetsprocedure, waarbij binnen het plan gezocht moet worden naar compensatie van verhard oppervlak door her realiseren van voldoende waterberging in de vorm van bijvoorbeeld open water. Eventuele gevolgen voor het watersysteem van de Zuidplaspolder als gevolg van autonome ontwikkeling van woningen en bedrijventerreinen worden dus altijd gecompenseerd. Hierdoor zullen dus geen veranderingen in het watersysteem optreden. Waterkwaliteit Hoewel pas in 2009 een formeel besluit wordt genomen over de uitvoering van het huidige maatregelenpakket voor de Kaderrichtlijn water, wordt een aantal van deze maatregelen door het Hoogheemraadschap gezien als autonome ontwikkeling. Het is zeer waarschijnlijk dat een aantal maatregelen in ieder geval uitgevoerd gaat worden. Het maatregelpakket bevat: - De aanleg van natuurvriendelijke oevers bij watergangen die aangewezen zijn als waterlichaam. Dit heeft tot doel de biologische en fysisch-chemische waterkwaliteit te verbeteren. - Maatregelen die de vismigratie bevorderen door het passeerbaar maken van gemaal Abraham kroes, onderliggende gemalen en stuwtjes. Aanvullend worden in het kader van het opstellen van Waterplannen en het waterkwaliteitsspoor maatregelen genomen om de emissie van vervuilende stoffen door riooloverstorten naar het oppervlakte water te verminderen. Het afkoppelen van regenwater en het aanleggen van verbeterd gescheiden rioolstelsel zijn hiervan voorbeelden. Grondwater Per 4 juli 2013 wil de provincie Zuid-Holland het terugpompen van verontreinigd restwater uit de glastuinbouw brijn in de grond tegengaan. Het lozen van brijn op het oppervlaktewater of als bedrijfsafvalwater op het riool is volgens het glastuinbouwbesluit niet toegestaan. Grondwater zal dus na 2013 niet meer door de glastuinbouw worden gebruikt. Glastuinbouwbedrijven moeten met innovatieve oplossingen schade als gevolg van watertekort voorkomen. Voorbeelden hiervan kunnen zijn: aanleg van bassins met opvang van regenwater, hergebruik van huishoudelijk afvalwater, hergebruik van drainwater of het betrekken van regenwater uit afgekoppelde woonwijken. Hoofdstuk

80 Wateroverlast De verbreding van de derde en vierde tocht en het verbinden van twee peilvakken ten noorden en zuiden van de A12 hebben tot doel de wateroverlast bij hevige regenval te verminderen. De projecten zijn in 2010 gereed. Het samenvoegen van de twee peilvakken heeft met name in deelgebied noord een vermindering van het risico op wateroverlast tot gevolg Effecten van planontwikkeling Aspecten Criteria Veiligheid - Schadeverwachting - Hoogte van vloerpeilen Wateroverlast oppervlaktewater - Schadeverwachting - Hoogte van vloerpeilen - Afwenteling waterbezwaar - % oppervlaktewater - Inspelen op klimaatverandering Grondwater - Verdroging, waterschade of verzakkingen - Invloed van bemalingen - Effecten op kwel - Invloed KWO-systemen Waterkwaliteit - Nutriënten - Brakke kwel, opbarsten waterbodems - Inlaat van oppervlaktewater Veiligheid De kans op een dijkdoorbraak is in de toekomst even groot als nu. Uit effectenstudies van Delft Hydraulics is gebleken dat de kans op overstroming van de Zuidplaspolder ook als gevolg van klimaat verandering niet toeneemt. Dit omdat met het sluiten van de stormvloedkering in de Hollandsche IJssel de waterstand in de IJssel bij een stijgende zeespiegel of hogere rivierwaterstand wordt gefixeerd. De waterveiligheid wordt echter ook bedreigd door een dijkdoorbraak meer stroomopwaarts in de Lek. Inundatie van de Zuidplaspolder zal in dit geval pas na 14 dagen optreden, waardoor er veel tijd is om maatregelen te nemen. Met het bouwen in de Zuidplaspolder neemt zonder aanvullende maatregelen wel de schadeverwachting als gevolg van een overstroming toe. De schade is immers groter bij overstroming van bebouwd gebied in vergelijking met overstroming van landbouwgronden. De waterveiligheid kan echter worden gegarandeerd door te anticiperen op de gevolgen van het bezwijken van een waterkering. Anticiperen gebeurt op twee manieren. Door het voorschrijven van minimale vloerpeilen voor 176 Deel C - Verantwoording

81 toekomstige woningen en door gebruik te maken van bestaande barrières, zoals snelwegen en spoorlijnen. Door de vloerpeilen van het leefgedeelte in de woningen niet lager aan te leggen dan 5 meter onder NAP (Nieuw Amsterdams Peil) wordt veiligheid gecreëerd voor bewoners. Dit levert geen onderscheidend vermogen voor de twee alternatieven. Beide alternatieven scoren hierop positief (+). Wateroverlast oppervlaktewater Momenteel voldoet het watersysteem van de Zuidplas Noord met een zekere marge aan de eisen vanuit het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water). Deze marge wil het Hoogheemraadschap ook in de toekomst aanhouden. Door het Hoogheemraadschap worden randcondities voorgeschreven voor de te realiseren waterberging in het aan te leggen woningstedelijk gebied en glastuinbouwbedrijvenlandschap, waarbij rekening is gehouden met klimaatscenario s. Bij glastuinbouw is er van uitgegaan dat een deel van de neerslag die op de kassen valt structureel in bassins geborgen wordt. Mocht dit door ontwikkelingen in de glastuinbouw veranderen, dan zal ook het percentage worden bijgesteld. De hoogte van vloerpeilen wordt gebaseerd op de consequenties van een overstroming bij dijkdoorbraak. Door de vloerpeilen van het leefgedeelte in de woningen aan te leggen op minimaal NAP 5 m wordt veiligheid gecreëerd voor bewoners. Het criterium vloerpeilen scoort daarom neutraal. De benodigde waterberging voor glastuinbouw wordt gerealiseerd binnen de glastuinbouwkavels en of de lint- en groenzones. Doordat ruimschoots wordt voldaan aan de NBW normen voor wateroverlast is in het stedelijk gebied geen sprake van afwenteling van waterbezwaar. Grondwater Door de toename van het verharde oppervlak vermindert de aanvulling van het freatische grondwater. De kwelstroming vanuit het eerste watervoerend pakket kan hierdoor toenemen. In de praktijk zullen de freatische grondwaterstanden en kwel vooral beïnvloed worden door de oppervlaktewaterpeilen. Een toename van kwel wordt als niet wenselijk gezien wegens de hoge chloride gehalten (brak grondwater). Door stijghoogteverschillen tussen freatisch grondwater en stijghoogten van het eerste watervoerend pakket bestaat in sommige gebieden van de Zuidplaspolder een risico voor opbarsten van de veenbodems. Het algemene beleid van het Hoogheemraadschap is dat in de Zuidplaspolder geen peilverlagingen meer worden toegestaan. Daarbij wordt gestreefd naar een zo hoog Hoofdstuk

82 mogelijk peil om (brakke) kwel terug te dringen en de bodemstabiliteit te bevorderen (tegengaan opbarsten). In de toekomst zal het waterpeil binnen een vastgestelde bandbreedte fluctueren. Pas als de gebruiksfuncties veranderen kunnen ook de peilen worden aangepast. Tot die tijd zullen de huidige peilen gehandhaafd blijven. Grondwaterstanden zijn afhankelijk van de polderpeilen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er als gevolg van de toekomstige inrichting en geplande peilverhogingen geen grondwaterstandverlagingen zullen optreden en dus ook geen verdroging of verzakkingen. Afhankelijk van de mate waarin het peil gaat fluctueren binnen de toegestane bandbreedte, zal gemiddeld over het jaar de kwelflux afnemen. Dit heeft gelet op het relatief hoge chloride gehalte in het kwelwater een gunstig effect op de waterkwaliteit. Tijdens het bouwrijp maken en de daadwerkelijke bouw zal op verschillende plaatsen het grondwater kunstmatig verlaagd moeten worden doormiddel van een bemaling. Deze tijdelijke grondwaterstandsverlagingen kunnen effect hebben op zetting van bestaande bebouwing en inklinking van veenbodems. In het kader van de Grondwaterwet dient per bemaling aangegeven en onderbouwd te worden wat de invloed van de grondwaterstandsverlaging is op de omgeving. Een bemalingsvergunning wordt alleen verleend, als voldoende passende maatregelen getroffen worden om effecten als gevolg van tijdelijke grondwaterstandsverlagingen tegen te gaan. Koude Warmte Opslag (KWO) in de bodem kan leiden tot aantasting van de bodem. Ook bestaat het gevaar dat verschillende initiatieven voor energieopslag elkaar en/of huidige gebruikers gaan beconcurreren. Zonder regie leidt dit tot een ongeordende ondergrond, met als mogelijke ongewenste gevolgen dat belemmering van duurzame initiatieven of negatieve interactie tussen gebruikers plaatsvindt. Om er voor te zorgen dat de ondergrond optimaal wordt benut voor de toepassing van energieopslag wordt in opdracht van de provincie Zuid-Holland een Masterplan energieopslag ontwikkeld. In dit masterplan moet duidelijk worden welk beslag er mogelijk in de toekomst vanuit energieopslag op de ondergrond worden gelegd en of deze beslaglegging elkaar, of andere ondergrondse functies gaan beïnvloeden. Dit leidt tot een ordeningsplan van de ondergrond waarbij kansen voor combinatie van functies worden benut en negatieve interactie tussen verschillende gebruikers wordt geminimaliseerd. Het Masterplan energieopslag zal getoetst worden aan het juridisch kader van de provincie. Ook wordt nagegaan hoe het Masterplan als onderlegger kan fungeren voor de juridische verankering en vergunningverlening voor het gebruik van de ondergrond voor energieopslag. Koude warmte opslag is namelijk in het kader van de grondwaterwet vergunningplichtig omdat onttrekking en infiltratie van grondwater plaatsvindt. Afhankelijk van het type systeem kan het Bevoegd Gezag (de provincie) een m.e.r. verplicht stellen. Zodra per vergunning- 178 Deel C - Verantwoording

83 houder meer dan (1,5 of) 3,0 miljoen m³ per jaar grondwater ontrokken wordt geldt sowieso een m.e.r. (beoordelings)plicht. Bij negatieve effecten op de bodem, het grondwater of andere gebruikers zal afgezien worden van vergunningverlening. Verondersteld kan dan ook worden dat wanneer toepassing van KWO wordt toegestaan dit geen negatieve effecten zal hebben. Algemeen kan gesteld worden dat de geplande inrichting van de Zuidplaspolder Noord géén negatieve effecten heeft op de grondwaterstanden. Waterkwaliteit In de huidige situatie heeft het projectgebied een agrarische functie. Hierbij wordt de bodem en het grondwater belast met nutriënten en/of meststoffen. Door uitspoeling komen deze nutriënten in het oppervlaktewater terecht. Hierdoor zijn er in de huidige situatie hoge nutriëntconcentraties. Door de realisatie van woningen en verhard oppervlak wordt de bodem minder belast met meststoffen, waardoor de uitspoeling van meststoffen in de loop der tijd zal afnemen. Dit heeft een positief effect op de waterkwaliteit. Het is nog niet bekend hoe in de toekomstige woongebieden wordt omgegaan met de afvoer van hemelwater. Algemeen geldende landelijke normen gaan uit van gescheiden afvoer van hemelwater en huishoudelijk afvalwater. Hemelwater van schone oppervlakken (daken en verkeersluwe wegen) kunnen rechtstreeks afvoeren op oppervlaktewater. Hemelwater van (licht) vervuilde oppervlakken zoals parkeerterreinen en drukke wegen zullen via een voorzuivering geloosd worden op oppervlaktewater. Door de afvoer van relatief schoon hemelwater van de verharde oppervlakken treedt er verdunning op van het oppervlaktewater, waardoor de waterkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie kan verbeteren. Afhankelijk van de mate waarin het peil gaat fluctueren binnen de toegestane bandbreedte, zal gemiddeld over het jaar de kwelflux afnemen. Dit heeft gelet op het relatief hoge chloride gehalte in het kwelwater een gunstig effect op de waterkwaliteit. Bij verhoging van de peilen zal ook het totaal volume oppervlaktewater toenemen. Dit leidt eveneens tot verdunning van concentraties. Het inlaten van gebiedsvreemd water kan noodzakelijk zijn in extreem droge perioden. Dit kan een negatief maar ook positief effect op de waterkwaliteit. De watergangen worden aangelegd of aangepast met natuurvriendelijke oevers. Dit zijn flauw oplopende oevers die begroeid zijn met riet en waterplanten. Riet heeft van nature een zuiverend effect, waardoor de waterkwaliteit kan verbeteren. Hoofdstuk

84 180 Deel C - Verantwoording

85 12. ECOLOGIE 12.1 Natuur - beleid en regelgeving Natuur: gebiedsbescherming Natura 2000 Natura 2000 is het Europese netwerk van waardevolle natuurgebieden, dat er op gericht is de aanwezige natuurwaarden te behouden en te versterken. Speciale beschermingszones, die door de minister zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied vormen samen de Natura 2000-gebieden. Voor deze gebieden zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor soorten en habitattypen. Ruimtelijke ontwikkelingen of vormen van gebruik die een negatief effect hebben op deze doelstellingen zijn niet zondermeer toegestaan. De bescherming van deze gebieden is in Nederland geregeld via de Natuurbeschermingswet Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee de biodiversiteit te waarborgen en een zo groot mogelijk aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Het Rijk en de provincies hebben in overleg met gemeenten en maatschappelijke organisaties bepaald wat wel en wat niet is toegestaan binnen de EHS. De afspraken zijn vastgelegd in de Spelregels EHS'. In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Dit houdt in dat voor de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS schadelijke ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten bovendien worden gecompenseerd. De Ecologische Hoofdstructuur is op provinciaal niveau uitgewerkt tot de provinciale Ecologische Hoofdstructuur van Zuid-Holland. Voor ontwikkelingen die negatief effect hebben op de doelen voor de provinciale EHS hanteert de provincie de Compensatierichtlijn Natuur en Bos. Momenteel herziet de Provincie haar compensatiebeleid en implementeert hierin de Spelregels EHS. Ontwikkelingen die een negatief effect hebben op de doelen voor de provinciale EHS mogen niet plaatsvinden, tenzij compensatie of aanpassingen in het plan per saldo positieve gevolgen hebben voor de provinciale EHS-doelen. Hoofdstuk

86 Overige provinciaal beschermde gebieden De Compensatierichtlijn Natuur en Bos geldt voor gebieden die vallen binnen de provinciale EHS, maar ook voor biotopen van Rode Lijst-soorten, zoals weidevogelgebieden waarin kritische weidevogels broeden en gebieden die van belang zijn als rust- en foerageergebied voor wintergasten. Natuur: soortenbescherming Met de Flora- en faunawet worden dieren en planten beschermd. De bepalingen ten aanzien van de soortenbescherming uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn overgenomen in de Flora- en faunawet. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. De Flora- en faunawet gaat uit van het nee, tenzij -beginsel. Dit betekent dat genoemde handelingen ten aanzien van planten en dieren niet mogelijk zijn, behalve onder strikte voorwaarden. Het beschermingsregime is afhankelijk van de status van de soort. Sinds februari 2005 bestaat vrijstelling voor een lijst van algemene, beschermde soorten ( tabel 1 in onderstaande tabel). Hiervoor hoeft bij ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing aangevraagd te worden. Bij negatieve effecten op strikt beschermde soorten ( tabel 3 ) is het verplicht voor overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing, vergezeld van een uitgebreide toets van de Flora- en faunawet aan te vragen bij Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Voor effecten op soorten van tabel 2 (onder andere alle vogelsoorten en hun vaste verblijfplaatsen) moet worden gewerkt volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Zolang deze niet aanwezig is, is voor overtreding van de verbodsbepalingen een toets bij de ontheffingsaanvraag nodig. 182 Deel C - Verantwoording

87 Categorie soorten Tabel 1: Algemene beschermde soorten Tabel 2: Overige beschermde soorten Tabel 3: Strikt beschermde soorten Vogels Toetsingscriteria voor het verlenen van ontheffingen Algehele vrijstelling van toepassing bij bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik of van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Vrijstelling met gedragscode of ontheffing met toets De activiteit mag er niet voor zorgen dat er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van (de betreffende populatie van) de soort; De activiteit moet een redelijk doel dienen. Ontheffing met uitgebreide toets Er is geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit voorhanden; De activiteit mag er niet voor zorgen dat er afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; Er moet sprake zijn van een in of bij de wet genoemd belang: dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten; de bescherming van flora en fauna en de openbare veiligheid Broedende vogels en hun nesten mogen nimmer verstoord worden, hun nesten nimmer vernietigd. De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels alleen tot de plaatsen waar gebroed of waarvan jaarrond gebruik gemaakt wordt (nesten, holen, e.d.), inclusief de functionele omgeving (kwantiteit, kwaliteit, bereikbaar, e.d.) om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop twee uitzonderingen: nesten van bosuil, steenuil, kerkuil, groene specht, zwarte specht en grote bonte specht zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd onder artikel 11. De lijst is limitatief, nesten van bijvoorbeeld gierzwaluwen vallen alleen tijdens de broedperiode onder het beschermingsregime van artikel 11. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een nestkast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding van artikel 11 zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft; nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten en waar ransuilen in kunnen broeden zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of andere grote nesten waarin eerder gebroed is. Ook hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep. Toetsingscriteria voor het verlenen van ontheffingen van beschermde soorten Hoofdstuk

88 Huidige situatie - natuur Natuur: beschermde gebieden Natura 2000 In de Zuidplas of haar directe omgeving zijn geen gebieden aangewezen als Natura2000-gebied. De dichtstbijzijnde gebieden, beide op 8 kilometer afstand van het plangebied, zijn de Natura 2000-gebieden De Wilck en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. De Wilck is een veenweidegebied van 116 hectare bestaat uit vochtige en natte graslanden. Het gebied is van betekenis als foerageergebied en vooral rustplaats voor kleine zwaan, die van hieruit ook in de omgeving van het gebied foerageert. Daarnaast is het gebied van enige betekenis als rust- en foerageergebied voor de smient. Het gebied ligt acht kilometer ten noorden van Moerkapelle. Acht kilometer ten oosten van het plangebied, grenzend aan en gedeeltelijk liggend in de Reeuwijkse Plassen ligt het Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. Dit 711 hectare grote gebied kenmerkt zich door natte graslanden en open water. Het herbergt momenteel het laatste belangrijke restant in West- Nederland van de hier ooit wijd verspreid voorkomende hooilanden met wilde kievitsbloem. Daarnaast is het gebied van belang als foerageer- en rustgebied voor watervogels, met name kleine zwaan en smient en is daarnaast van enige betekenis voor krakeend en slobeend. De plassen dienen met name voor de kleine zwaan als slaapplaats. Natura 2000-gebieden De Wilck en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein (bron: Deel C - Verantwoording

89 Ecologische Hoofdstructuur De EHS is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. De provincie Zuid-Holland heeft delen van de Zuidplas aangewezen bij de provinciale uitwerking van de EHS. Gezien de bijzondere natuurwaarden en unieke hydrologische situatie is het huidige Waterparelgebied in de Zuidplaspolder de natuurkern van het gebied. De Waterparel vormt na realisatie van de geplande ecologische verbindingen en natuurontwikkelingsgebieden een schakel in de groenblauwe verbinding tussen de duinen bij Wassenaar, Bentwoud, Krimpenerwaard en de Biesbosch. In de huidige situatie is slechts een klein deel van de geplande verbindingen gerealiseerd en is er nog geen natuurontwikkelingsgebied ingericht. Ecologische verbindingen De afbeelding laat het volgende netwerk van ecologische verbindingen in de Zuidplas zien: 1. een min of meer robuuste verbinding van het Bentwoud met de Krimpenerwaard via de Rottewig, groenzone Zevenhuizen, Vierde Tocht, Waterparel en Restveengebied; 2. een minder robuuste verbinding tussen Bentwoud en de Krimperwaard via de Noordelijke Dwarstocht, Groene Zone Triangel en Ecozone Westergouwe; 3. een verbinding van Bentwoud met de Krimpenerwaard via de Rottewig, de Groene Zoom en Hitland; 4. dwarsverbindingen tussen deze verbindingen tussen Bentwoud en Plantagekwadrant (via Noordelijke Dwarstocht) en tussen t Weegje en de Waterparel. Deze ecologische verbindingen bevinden zich binnen het plangebied of er net buiten. De ecologische verbindingen zijn gericht op zowel water-, moeras- als landorganismen. Als ecologische verbinding zijn in de Zuidplas daarom vooral brede watergangen met brede oeverzones belangrijk. Het veenweidegebied in het zuidoostelijk deel van de Zuidplaspolder, globaal gelegen tussen de Middelweg, de spoorlijn en de Ringvaart, voldoet aan de provinciale criteria van belangrijk weidevogelgebied (situatie 2000). Ook elders binnen de Zuidplas komen veel weidevogels (waaronder Rode Lijst-soorten) voor, alleen niet in die dichtheden dat de norm voor belangrijke weidevogelgebieden wordt behaald. Binnen de Zuidplas zijn echter geen gebieden aangewezen als weidevogelreservaat. Er is door de Provincie evenmin een ganzenfoerageergebied in de Zuidplas aangewezen. Hoofdstuk

90 Afbeelding - EHS (bestaand en gepland natuurgebied en groene verbindingen) binnen het Groenblauw raamwerk. Bron: Streekplan Zuid-Holland Oost (2e partiele herziening Zuidplas) 186 Deel C - Verantwoording

91 Autonome ontwikkeling Natuur: beschermde gebieden Natura 2000 Voor de Natura 2000-gebieden De Wilck en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein worden in de periode 2009 tot 2015 beheerplannen opgesteld. In deze plannen wordt de haalbaarheid van de instandhoudingsdoelstellingen voor soorten en habitats getoetst en een maatregelpakket samengesteld om de doelstellingen te behalen. Door het uitvoeren van maatregelen zal de kwaliteit en/of omvang van het leefgebied voor aangewezen soorten en habitattypen binnen de Natura gebieden toenemen. Er is echter geen wettelijke termijn gesteld waarbinnen de maatregelen uitgevoerd moeten worden of de doelen behaald moeten zijn. Ecologische Hoofdstructuur In 2013 moet de provinciale EHS gerealiseerd zijn. Voor de Zuidplas betekent dit aankoop en inrichten van gronden ten behoeve van de nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De doelen voor de EHS in de Zuidplas zijn mede gebaseerd op de hoge grondwaterstanden en de aanwezigheid van kwel. De realisatie van de EHS beoogt een toename van het oppervlak van overwegend natte natuurdoeltypen, zoals zoetwatergemeenschap (verlandingsgemeenschap), rietland, ruigte, nat schraal grasland, moeras en op de hogere delen bloemrijk grasland. Het gebied wordt na realisatie waardevoller voor diverse planten en diersoorten, zoals riet en moerasvogels, watergebonden vleermuizen, ringslang, vissen en amfibieën. Omdat de belangrijke weidevogelgebieden in de Zuidplas niet als zodanig in het streekplan zijn opgenomen, zijn subsidiemogelijkheden in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Zuid-Holland (PSAN) van Programma Beheer (PB) niet van toepassing op deze gebieden. De Provincie anticipeert op de toekomstige ontwikkeling in de hele Zuidplas, waarbij het belangrijke weidevogelgebied mogelijk wordt aangetast. Er geldt voor de ontwikkeling van deze gebieden het Compensatiebeginsel Natuur en Bos. Natuur: beschermde soorten De gegevens over de huidige aanwezigheid van beschermde/waardevolle soorten in het plangebied zijn op dit moment zeer summier en niet actueel. Het onderstaande is gebaseerd op een ecologische inventarisatie die is uitgevoerd in het kader van het Strategisch Groenproject Zoetermeer-Zuidplas (waarin ondermeer de aanleg van het Bentwoud is voorzien) (IWACO, 2000). Daarnaast zijn gegevens van waarneming.nl gebruikt. Opgemerkt wordt dat een actualisatie is opgestart, maar dat de resultaten nog niet beschikbaar zijn. Na afronding van het onderzoek zullen de nieuwe, actuele gege- Hoofdstuk

92 vens over het voorkomen van soorten en biotopen (habitats) binnen het plangebied opgenomen worden. Onderstaand wordt het voorkomen van soorten binnen de Zuidplaspolder beschreven waaraan over het algemeen (bijvoorbeeld door de Provincie) een hoge natuurwaarde wordt toegekend. Amfibieën en reptielen De hoogste aantallen en de meeste soorten komen voor in de veenweidegebieden van de Zuidplaspolder. Historische waarnemingen betreffen algemene soorten als bastaardkikker en bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Van de rugstreeppad zijn waarnemingen bekend. De favoriete biotoop van de rugstreeppad (kaal zand en ondiep water) komt voor op locaties waar gebouwd wordt of grondverzet plaatsvindt, maar de dieren komen ook in lagere dichtheden voor in ondiepe begroeide sloten in veenweidegebieden en in kassencomplexen. Het is aannemelijk dat er in de Zuidplaspolder plekken zijn waar de rugstreeppad voorkomt. In de omgeving van de Rotte en in het plangebied van Westergouwe zijn ringslangen waargenomen. In het zuidoostelijk deel van de Zuidplaspolder is geschikt biotoop voor de ringslang aanwezig. Nabij het Gouwe aquaduct, t Weegje, en t Laagste Veen zijn in 2007 ringslangen waargenomen (waarneming.nl). De realisatie van de EHS-doelen zal de geschiktheid van het veenweidegebied als biotoop voor de ringslang vergroten. Vissen Het grootste deel van het oppervlaktewater in de Zuidplaspolder is voedselrijk en troebel. De brasem is hier de dominante algemene soort. Daarnaast komen algemene vissoorten als karper, blankvoorn en tiendoornige stekelbaars voor en in mindere mate zeelt en paling. Het water in het Waterparelgebied is helder en voedselarm. Beschermde soorten als kleine modderkruiper en bittervoorn komen hier voor. Hoewel weinig historische gegevens van vissen bekend zijn, is het aannemelijk dat de kleine modderkruiper en bittervoorn ook in andere poldersloten van het veenweidegebied voorkomen. Zoogdieren In het gebied komen algemene grondgebonden zoogdiersoorten voor als haas, mol en een drietal spitsmuissoorten. Het gebied kan van betekenis zijn als foerageergebied, vliegroute of verblijfplaats voor vleermuizen. De meervleermuis is waargenomen langs de Rotte en de Gouwe. Nabij Gouda in de Oostpolder in Schieland, komt een zeer grote kolonie van de meervleermuis voor. Verder komen algemene soorten als gewone dwergvleermuis, watervleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis verspreid over het hele Zuidplaspoldergebied voor. Bij Moerkapelle en Zevenhuizen zijn van de eerste soort in het verleden kraamkolonies aangetroffen. Het zuidelijke deel van de Zuidplas heeft de grootste waarde voor marterachtigen als hermelijn, 188 Deel C - Verantwoording

93 bunzing en wezel. De laatste twee soorten maken gebruik van de oevers van de Ringvaart als migratieroute. Van de zeldzame Noordse woelmuis en waterspitsmuis zijn geen recente waarnemingen, vangsten of vondsten bekend. Vogels Het veenweidegebied is van betekenis als leefgebied voor weidevogels en rust- en foerageergebied voor overwinterende eenden, ganzen en zwanen. Het veenweidegebied in het zuidoostelijk deel van de Zuidplaspolder, globaal gelegen tussen de Middelweg, de spoorlijn en de Ringvaart van de Zuidplaspolder voldeed (situatie 2000) aan de door de provincie Zuid-Holland gehanteerde criteria voor belangrijke weidevogelgebieden (> 15 broedparen/100 ha grutto en/of > 35 broedparen/100 ha biotoop kritisch(er) soorten weidevogels i.c. alle soorten minus scholekster en kievit). Verder komen in het hele gebied algemene soorten van cultuurlandschap en erf- en struweelvogels voor, waaronder Rode Lijst-soorten zoals de boerenzwaluw. In het plangebied van Westergouwe broeden diverse exotische ganzensoorten, maar ook jaarlijks moerasvogels als de bruine kiekendief en blauwborst. Het gebied ten zuiden van de A12 is in de wintermaanden belangrijk foerageergebied voor grote aantallen smienten (waarneming.nl). In 2007 zijn maximaal 31 kleine zwanen waargenomen nabij de vijfde tocht ten zuiden van de A12. Het gebied lijkt geen regionale functie als foerageer- of rustgebied te vervullen voor de soort. (waarneming.nl) Flora Door het intensieve agrarisch gebruik van het overgrote deel van de Zuidplaspolder beperken de botanische waarden zich vooral tot watergangen en oevers. Het deelgebied Waterparel is als gevolg van de aanwezigheid van kwel en zure katteklei het meest waardevol. In het Waterparelgebied komen soorten van voedselarme, zure natte habitats voor zoals pilvaren, knolrus, vlottende bies (Rode Lijst), kleinste egelskop (Rode Lijst) en stijve moerasweegbree (Rode Lijst). Het water in het Waterparelgebied is helder en wordt gekenmerkt door een vegetatie met gewoon kransblad, drijvend fonteinkruid en brede waterpest (Rode Lijst). Verder komen soorten als naaldwaterbies en knolrus voor. De oevers en watervegetaties in de rest van de Zuidplaspolder hebben weinig natuurwaarde. Plaatselijk komen gele plomp en zwanenbloem voor, pleksgewijs kwelindicerende soorten zoals watervorkje, dotterbloem en brede waterpest. Samenvatting Op basis van beschikbare gegevens zijn de volgende door de Natuurbeschermingswet beschermde soorten te verwachten in het plangebied waarvan de locatiegegevens nog niet zijn geverifieerd in het veld: - Tabel 1: - verschillende soorten algemene amfibieën (in vrijwel het hele plangebied); Hoofdstuk

94 - verschillende soorten algemene, grondgebonden zoogdieren (in het hele plangebied); - verschillende soorten algemene oeverplanten (locaties slechts deels bekend). - Tabel 2: kleine modderkruiper (waarschijnlijk vooral in het Waterparelgebied maar ongetwijfeld ook in andere poldersloten van het veenweidegebied). - Tabel 3: - ringslang (waarschijnlijk in de omgeving van de Rotte en het zuidoostelijk deel van de Zuidplaspolder. Ook in Westergouwe, t Weegje, bij het Gouwe aquaduct en t Laagste Veen); - bittervoorn (waarschijnlijk vooral in het Waterparelgebied en in bredere en diepere heldere (kwel)sloten en tochten, maar mogelijk ook in andere watergangen); - rugstreeppad (op locaties waar gebouwd wordt of grondverzet plaatsvindt, in glastuinbouwgebied en mogelijk in lage dichtheden verspreid in het veenweidegebied); - verschillende soorten gebouwbewonende vleermuizen (waarschijnlijk in vrijwel het hele plangebied, maar met name langs de Rotte, de Gouwe, de bebouwing, de brede tochten en in de Oostpolder in Schieland), waaronder de meervleermuis. - verschillende erf- en struweelvogels (in vrijwel het hele Zuidplaspolder gebied); - verschillende broedvogelsoorten van het cultuurlandschap (in hele Zuidplaspoldergebied); - verschillende weidevogels (veenweidegebied, vooral in ZO-deel); - verschillende watervogels (vooral ten zuiden van de A12); - verschillende moeras- of rietvogels (in verruigde percelen, langs tochten); - verschillende wintergasten (veenweidegebied, vooral ten zuiden van de A12). Waterkwaliteit Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) voert een aantal maatregelen uit om de waterkwaliteit in de Zuidplas te verbeteren en de kans op wateroverlast te verkleinen. De volgende maatregelen mogen beschouwd worden als autonome ontwikkeling: - de aanleg van natuurvriendelijke oevers bij watergangen die aangewezen zijn als waterlichaam; - het verbreden van de Derde en Vierde Tocht en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers; - het aansluiten van alle huidige glastuinbouwbedrijven op de riolering. Het voedselrijke drainwater wordt dan niet meer op het oppervlaktewater geloosd, maar wordt afgevoerd naar de zuivering; - maatregelen die de vismigratie bevorderen door het passeerbaar maken van gemaal Abraham Kroes, onderliggende gemalen en stuwtjes. 190 Deel C - Verantwoording

95 Alle genoemde maatregelen hebben doorgaans een positief effect op de waterkwaliteit en de structuur van oevervegetatie en zullen de migratie van soorten door het water of langs de oevers verbeteren. Waterplanten en oeverplanten, vissen en amfibieën zullen hier het meest van profiteren, maar ook insecten, zoals libelles, vlinders en sprinkhanen en zoogdieren zoals waterspitsmuis en meervleermuis. De aanwezigheid van structuurrijke oevervegetatie vergroot de kansen voor kleine zoogdieren, insecten en een aantal vogelsoorten. Door grote ruimtelijke ingrepen, zoals het verbreden van de Derde en Vierde Tocht, kunnen leefgebied voor dieren of groeiplaatsen van beschermde planten (al of niet tijdelijk) verdwijnen. Door realisatie van woonwijken en bedrijventerreinen kunnen leefgebieden van diersoorten of groeiplaatsen van (beschermde of Rode Lijst-) plantensoorten verdwijnen. De autonome groei van de mobiliteit en verstedelijking zal een grotere druk leggen op de Zuidplas. Voor soorten die gebonden zijn aan een open landschap en voldoende rust (met name weidevogels) zal de Zuidplas minder van betekenis worden als broed- en foerageergebied. De kwaliteit van het gebied, dat geschikt is voor weidevogels, staat onder druk door het intensieve agrarisch gebruik. Ondanks de initiatieven voor vrijwillig weidevogelbeheer nemen de populaties van grutto, tureluur en zomertaling (alle op Rode Lijst) jaarlijks in omvang af. Toenemende verstoring door geluid en licht van infrastructuur, bedrijven en woningen maken de weidegronden voor weidevogels en de waterlopen voor meervleermuizen steeds minder geschikt. Ingrijpende maatregelen zijn nodig om geschikte weidevogelgronden en vlieg- en jachtroutes van meervleermuizen te behouden Effecten planontwikkelingen op natuur Effecten op natuurbeschermingsgebieden Natura 2000 Binnen de Zuidplas zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. De dichtstbijzijnde gebieden zijn De Wilck en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. Deze veenweidegebieden liggen op ca. 8 km afstand van het plangebied en zijn van belang als foerageer- en rustgebied voor met name kleine zwaan en smient. Directe effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden als gevolg van vernietiging, verstoring, verdroging en versnippering zijn vanwege de grote afstand niet te verwachten. Er wordt daarom hiervoor niet verwacht dat vervolgstappen zoals een passende beoordeling of verslechteringstoets dienen te worden uitgevoerd. De Zuidplas bevat waardevolle weidevogelgebieden en lijkt daarmee geschikt als foerageergebied voor verschillende weide-, maar ook watervogels. Zo zijn waarnemingen binnen de Zuidplas bekend van de smient en kleine zwaan. Indien deze vo- Hoofdstuk

96 gels hun verblijfplaats hebben in genoemde Natura 2000-gebieden, maar foerageren in het plangebied, dan zou er sprake kunnen zijn van externe werking. Hier zou het dan met name gaan om vernietiging en verstoring van foerageergebieden door realisatie van woningbouw, bedrijventerreinen, glastuinbouw, gemengde kavels en infrastructuur. Hiermee zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van genoemde Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten. Het is mogelijk dat vervolgstappen zoals een passende beoordeling of verstorings- of verslechteringstoets als gevolg van een nieuwe inrichting dienen te worden uitgevoerd. De kans hierop is echter niet zo groot, omdat geschikt foerageergebied voor smient en kleine zwaan vooral buiten het plangebied (dichter bij de Speciale Beschermingszones van de Natura2000-gebieden) wordt verwacht. Zoals hierboven aangegeven wordt in het MER Zuidplas Noord geconstateerd dat significante gevolgen niet zijn uit te sluiten voor Natura 2000-gebieden en dat mogelijk een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet nodig is. Inmiddels is duidelijk dat deze passende beoordeling niet nodig is, hetgeen in nadere aanvulling op de MER Zuidplas Noord is onderbouwd. 28 Het betreft aanvullende informatie over de aanwezigheid van de Kleine zwaan en Smient in de Zuidplaspolder (afkomstig van SOVON). Opgemerkt dient daarbij te owrden dat de gegevens gelden voor de periode van 2000 tot heden en dat overige telgebieden binnen deelgebied Noord wel zijn geïnventariseerd, maar dat er geen waarnemingen van smienten of kleine zwanen zijn gedaan in de periode 2000 tot heden. Uit de gegevens van SOVON valt op te maken dat (in de directe omgeving van) deelgebied Noord de volgende waarnemingen zijn gedaan: Telgebied 8041 (zuidoost hoek van deelgebied Noord en buiten deelgebied Noord): 150 smienten waargenomen in het jaar 2000 Telgebied 8046 (zuidwest hoek van deelgebied Noord en buiten deelgebied Noord): 76 kleine zwanen waargenomen in het jaar Dit is overigens de enige waarneming van de Kleine zwaan binnen de hele Zuidplaspolder in de periode 2000 tot heden. Verder is bepaald dat de Natura 2000-gebieden de volgende populatieomvang smienten en kleine zwanen kennen: De Wilck: 2100 smienten en 10 kleine zwanen Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein: 7500 smienten en 40 kleine zwanen (bron: Gezien bovenstaande kan gesteld worden dat sinds 2000 deelgebied Noord niet in gebruik is door de Smient. Afgezien van het jaar 2006 is deelgebied Noord (en de 28 Volgt uit Aanvulling MER ZUidplas Noord mei 2009 DHV registratienummer WN-ZH Deel C - Verantwoording

97 hele Zuidplaspolder) in de periode 2000 tot heden nog nooit in gebruik geweest door de Kleine zwaan. Die ene keer in 2006 dat de Kleine Zwaan wel is waargenomen, zal dat naar verwachting vooral ook buiten deelgebied Noord zijn geweest. Dit omdat telgebied 8046 voor het grootste gedeelte buiten deelgebied Noord ligt. Deelgebied Noord functioneert daarom naar verwachting niet als biotoop (foerageergebied) voor de smienten en kleine zwanen van De Wilck en Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. Daarom is er naar verwachting geen kans op een negatief effect van de voorgenomen ontwikkelingen in deelgebied Noord op de instandhoudingdoelstellingen van de betreffende nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Daarmee is een passende beoordeling of een verslechterings- en verstoringstoets niet nodig, waardoor ook gesteld kan worden dat er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is. Ecologische Hoofdstructuur Glastuinbouw De glastuinbouw vindt grotendeels plaats langs de te realiseren ecologische verbindingszones. De glastuinbouw veroorzaakt geen vernietiging of versnippering van de kerngebieden of verbindingszones. Door de aanleg van glastuinbouw zal lichtuitstraling en menselijke activiteit toenemen, waardoor een toename van verstoring (licht en geluid) in beide alternatieven te verwachten is. Vooral vleermuizen zouden beperkt kunnen worden in hun migratie- en jachtmogelijkheden door de verandering in lichtintensiteit ter plaatse van mogelijke vliegroutes langs de ecologische verbindingszones. Afhankelijk van de inrichting van het gebied zijn er verschillende effecten te verwachten. De eisen ten aanzien van de inrichting houden rekening met een milieuvriendelijke inrichting ten aanzien van fasering, kastype, energie, licht, afval, water, ambitie en organisatie. De belangrijkste eis binnen deze ontwikkeling is het volledig afschermen van licht, waardoor lichtverstoring kan worden verminderd. Woningbouw De uitbreiding van Moerkapelle veroorzaakt geen fysieke aantasting op de kerngebieden of verbindingszones. Het meest nabij gelegen kerngebied bevindt zich op een afstand van 4,5 km. De kortste afstand tussen de verbindingszone 3 en woningbouw is 2,4 km. Door de grote afstand is naar verwachting geen sprake van enige toename van verstoringen (licht en geluid) op natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Hierdoor is ook geen effect te verwachten op de migratiemogelijkheden van de verschillende diersoorten. De extra (mogelijk te realiseren) woningen die in de lanen en linten gepland zijn, hebben negatieve effecten op de ecologische verbindingszones. Deze verbindingen worden minder robuust en raken mogelijk verstoord en versnipperd. Dit kan, naast Hoofdstuk

98 vleermuizen, vooral grondgebonden zoogdieren (waaronder mogelijk de waterspitsmuis), amfibieën (waaronder de rugstreeppad), en mogelijk vissen en de ringslang beperken in hun migratiemogelijkheden. Gemengde kavels De gemengde kavel van Knibbelweg Oost ligt nabij ecologische verbindingszones (nr. 1 en 3). De glastuinbouw veroorzaakt geen vernietiging of versnippering van deze verbindingszones. Met deze inrichting zullen wel lichtuitstraling en menselijk activiteiten toenemen, waardoor een toename van verstoring (licht en geluid en beweging) te verwachten is. Infrastructuur De effectbeoordeling van de infrastructuur op de natuur is in de MER Zuidplas Regionale Infrastructuur behandeld. In dit MER is beoordeeld of de voorgenomen aanpassing van de regionale infrastructuur van invloed is op de haalbaarheid van de ambities die in het ISP voor natuur geformuleerd zijn. Daarbij is met name gekeken naar de te verwachten barrièrewerking van voorgenomen ontwikkeling in de geplande natuurgebieden en op migratiemogelijkheden van voorkomende beschermde soorten in het algemeen. Voor bepaling van de migratiemogelijkheden is gebruik gemaakt van de ecologische verbindingszones, zoals die zijn aangegeven in het ISP. Betreffende ecologische verbindingszones liggen geheel binnen de EHS. Daarom zijn genoemde effecten op de EHS vertaald naar migratiemogelijkheden van voorkomende beschermde soorten binnen de Zuidplaspolder. In het MER Zuidplas Regionale Infrastructuur - Deelrapport Natuur en Recreatie wordt het volgende gezegd over de invloed van de regionale infrastructuur in Zuidplas Noord: De Korte Veilingroute ligt langs de ecologische verbinding van Bentwoud met de Krimpenerwaard via de Rottewig, de Groene Zoom en Hitland. Naar verwachting zullen vogels en vleermuizen evenveel beperkt kunnen worden in hun vlieg- en foerageermogelijkheden door de verandering in geluid en lichtintensiteit ter plaatse. Water en groen Rondom de glastuinbouwgebieden worden, onder andere in de lintzones water en groen gerealiseerd. Deze groene en blauwe elementen in de groen- en lintzones kunnen als extra leefgebied door soorten gaan fungeren. Waar al ecologische verbindingszones bestaan of ingepland zijn, zal deze groenblauwe ontwikkeling de migratiemogelijkheden voor vleermuizen en grondgebonden zoogdieren (waaronder mogelijk de waterspitsmuis), amfibieën (waaronder de rugstreeppad) en mogelijk ook vissen en de ringslang verbeteren. 194 Deel C - Verantwoording

99 Gehele plangebied De totaalsom van de plannen voor glastuinbouw, woningbouw en de gemengde kavel leveren samen extra (cumulatieve) verstoring op van delen van verbindingszones van de EHS in het gehele plangebied. In de directe omgeving van het beoordeelde plangebied Noord zijn drie kerngebieden van de EHS aanwezig: Restveen en Groene Waterparel (2 km afstand van het noordelijke plangebied), Krimpenerwaard (5 km afstand van het plangebied) en het groene gebied ten oosten van Waddinxveen (op circa 3,5 km afstand van het plangebied). Vanwege de relatief grote afstanden en de bestaande bebouwde gebieden, is naar verwachting nauwelijks of geen sprake van externe werking (licht- en geluidsverstoring) richting nabijgelegen bestaand EHS-natuurgebieden. Naast gebruik als (tijdelijk) verblijf- en foerageerplaats moeten genoemde verbindingszones 1, 2 en 3 vooral als migratieroutes voor vleermuizen, vogels, zoogdieren en amfibieën fungeren. De mogelijke licht- en geluidverstoringen ter plaatse van de verbindingszones kan de effectieve migratie van deze dieren beperken. De mate van de verstoring is rechtevenredig aan de beperkingen van de migratiemogelijkheden. Dit geldt voor alle ontwikkelingen (glastuinbouw, woningbouw en de gemengde kavel). Effecten op beschermde/waardevolle soorten (planten en dieren) De beschikbare ecologische gegevens geven slechts een gering inzicht in het actuele voorkomen van beschermde (Flora- en faunawet) of anderszins waardevolle (Rode Lijst) soorten in het plangebied. Glastuinbouw Het glastuinbouwgebied is binnen agrarisch areaal gepland (verbeelding streekplan Zuid-Holland Oost). Daarmee worden vooral weidegebied en watergangen aangetast. Naast verschillende tabel 1-soorten heeft dit vooral negatieve effecten voor vogels (aantasting broed- of foerageergebied en rustgebied), grondgebonden zoogdieren, oevergebonden planten, amfibieën (aantasting voortplantingsplaatsen en verder leefgebied) en vissen (tijdelijke aantasting leefgebied). Ook zal de concrete uitvoer van de plannen onopzettelijk doden van individuen van beschermde soorten tot gevolg hebben. Daarnaast kan na de ingebruikname van de nieuwe functies verstoring optreden ten gevolge van menselijk activiteiten (optische-, licht en geluidverstoring). Naast verschillende tabel 1-soorten levert dit naar verwachting vooral negatieve effecten op voor vogels (verstoring van broedhabitats), vleermuizen (aantasting vlieg- of jachtroutes) en amfibieën (onopzettelijk doden). Een positief effect op natuur is het volledig afschermen van licht. Het afschermen van licht is een belangrijke factor ten gunste van de habitatkwaliteit van verschillende soorten, zoals vleermuizen en vogels. Woningbouw De woningbouw in Moerkapelle is in deels agrarisch gebied gepland. De plant- en diersoorten die mogelijk aanwezig zijn in het toekomstige glastuinbouwgebied zijn Hoofdstuk

100 ook in dit woningbouwgebied te verwachten. Te verwachten is dat met de realisatie van de woningbouw storende effecten op de soorten zal veroorzaken, zoals toename van optische-, geluid- en lichtverstoring. De lichtverstoring zal in de woningbouw mogelijk lager zijn dan wat in de huidige glastuinbouw te verwachten is. De extra woningen die in de lanen en linten gepland zijn, leveren meer risico op van doding/verwonding en verstoring van soorten. Water en groen Rondom het glastuinbouwgebieden wordt in en direct achter de lintzones water en groen gerealiseerd. De ontwikkeling van groen en blauw in de lintzones kunnen als (delen van) leefgebied door soorten gebruiken worden. Waar al ecologische verbindingszones bestaan of gepland zijn, kan deze groen-blauwe ontwikkeling de effectiviteit van de verbindingen voor sommige specifieke soortgroepen versterken. Eindconclusie Beschermde gebieden De voornemens binnen het plangebied zijn niet direct van invloed op de in de omgeving van de Zuidplas aanwezige Natura 2000-gebieden. De effecten van de aanleg van de glastuinbouw, woningbouw, gemengde kavel, infrastructuur, groen en water (vernietiging en verstoring van mogelijke foerageergebieden van smienten en kleine zwanen binnen het plangebied) hebben geen negatieve invloed op de kwaliteit en/of omvang van het leefgebied voor aangewezen soorten (watervogels) van de Natura 2000-gebieden. Het in eerste aanleg veronderstelde negatieve effect is niet aanwwezig, vanwege de grote afstand tussen plangebied en Natura2000-gebieden en het grote aanbod van goede foerageergebieden in de nabije omgeving van deze gebieden. Ook zal de autonome groei van de mobiliteit en de voorgenomen verstedelijking in de Zuidplas een hogere druk leggen op de Zuidplas. Voor soorten die gebonden zijn aan een open landschap en voldoende rust (met name weidevogels en mogelijk de meervleermuis) zal de Zuidplas minder van betekenis worden als broed- en/of foerageergebied. Door het gebrek aan informatie over de watervogels van de Natura 2000-gebieden en gebrek aan inzicht in de ligging van foerageergebieden, is het verschil in effect tussen de alternatieven niet te beoordelen. In het plangebied is kwel aanwezig en is de grondwaterstand hoog en in de autonome ontwikkeling neemt dit eerder toe dan af. Ten opzichte van de huidige situatie zal het oppervlak van overwegend natte natuurdoeltypen, zoals zoetwatergemeenschap (verlandingsgemeenschap), rietland, ruigte, nat schraalgrasland, moeras en op de hogere delen bloemrijk grasland toenemen. Ook lijkt de EHS in de autonome ontwikkeling niet of nauwelijks meer onderbroken of verstoord. Het gebied is dan waardevoller voor diverse planten en diersoorten, zoals vleermuizen, riet- en moerasvogels, amfibieën en vissen. 196 Deel C - Verantwoording

101 De effecten van de ontwikkelingen op de EHS kunnen zijn: optische-, licht- en geluidverstoring. Ten opzichte van de relatief onverstoorde EHS van de autonome ontwikkeling betekent dit een negatieve effect. De mate waarin de alternatieven negatief van invloed zijn, verschilt enigszins. Beschermde soorten Alle uitgevoerde maatregelen van het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard (HHSK) als autonome ontwikkeling hebben doorgaans een positief effect op de waterkwaliteit, de structuur van oevervegetatie en zullen de migratie van soorten door het water of langs de oevers verbeteren. Vissen, amfibieën, waterplanten en oeverplanten zullen hier het meest van profiteren. De aanwezigheid van structuurrijke oevervegetatie vergroot de kansen voor kleine zoogdieren, insecten en een aantal vogelsoorten. Door grote ruimtelijke ingrepen, zoals de realisatie van glastuinbouw, woonwijken en bedrijventerreinen kan leefgebied van soorten of standplaatsen van beschermde soorten (al of niet tijdelijk) verdwijnen. Deze groei van de mobiliteit en verstedelijking zal een hogere druk leggen op de Zuidplas. Voor soorten die gebonden zijn aan een open landschap en voldoende rust (met name de weidevogels) zal de Zuidplas minder van betekenis zijn als broed-, rust- en foerageergebied. De effecten van de realisatie van glastuinbouw, woonwijken en bedrijventerreinen zijn vooral: - ruimtebeslag met verkleining van het areaal aan leefgebied tot gevolg - verstoring door beweging, licht en geluid, (kinderen en huisdieren) - verkeersslachtoffers en toenemende predatie vanuit de woonwijken door katten (en honden) De mate waarin de ontwikkelingen negatief van invloed zijn, is vooral afhankelijk van de dichtheid van woningbouw, de lichtuitstraling en nieuwe infrastructuur waarin geschikte biotopen aanwezig kunnen zijn (wat nog onbekend is). Naast verschillende tabel 1-soorten, heeft dit vooral negatieve effecten op vleermuizen, vogels, vissen en mogelijk ook de rugstreeppad. Voor alle soorten die daadwerkelijk aangetast worden door de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied, moet ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet aangevraagd worden. De verwachting is dat de ontheffing zal worden verleend, maar dat mitigerende en/of compenserende maatregelen zullen moeten worden uitgevoerd. Verder geldt dat buiten het broedseizoen moet worden gewerkt en dat rekening moet worden gehouden met de Zorgplicht. Hoofdstuk

102 Mitigerende maatregelen De realisatie van de nieuwe inrichting van het plangebied heeft een aantal negatieve effecten tot gevolg. In het algemeen zijn dit: - ruimtebeslag met aantasting van biotopen en daarmee verkleining van het areaal aan leefgebied van soorten tot gevolg, waardoor genoemde soorten mogelijk uit het gebied verdwijnen (plaatselijk uitsterven); - onopzettelijk doden/verwonden/verstoren van soorten tijdens de uitvoering; - tijdens de uitvoer en na ingebruikname: toename van het aantal verkeersslachtoffers; - optische-, licht- en geluidverstoring met aantasting van biotopen en daarmee verkleining van het areaal aan leefgebied tot gevolg (m.n. weidevogels en vleermuizen). Daarnaast kan hierdoor ook de functionaliteit (migratiemogelijkheden) van de EHS verminderd worden; - predatie door huisdieren, verstoring door kinderen. Voor het opheffen van bovenstaande negatieve effecten zijn enkele preventieve en mitigerende maatregelen denkbaar. Door tijdig onderzoek te doen naar de aanwezigheid van biotopen kan hiermee rekening worden gehouden bij de keuze van de ontwikkelingen. Schade aan plant- of diersoorten kan soms gedeeltelijk worden voorkomen door daar vooraf of tijdens de werkzaamheden rekening mee te houden, o.a. door de werkzaamheden te faseren en door de leefgebieden van de betrokken soorten zoveel mogelijk te ontzien of te voorkomen dat ze aanwezig zijn. Individuele dieren die dreigen te worden gedood, kunnen worden gevangen en elders worden uitgezet. Ook kan met rasters worden voorkomen dat ze op de werklocatie terecht komen. Verder dient men niet tijdens het broedseizoen van vogels (begin maart eind juli) en eventueel het voortplantingsseizoen van overige aanwezige soorten (zoogdieren, amfibieën, vissen) te werken. Verkeersslachtoffers kunnen worden voorkomen door langs wegen geleidende rasters of wanden te plaatsen, die naar effectieve faunapassage leiden. Geluid- en lichtverstoring kan worden voorkomen door overdag te werken en lichten geluidswallen te plaatsen ter plekke van infrastructuur. Om te voorkomen dat vogels zich tegen de eventuele glazen geluidswallen doodvliegen kan gedacht worden aan het opplakken van UV-folie, silhouetten of folie met streping. Naast wallen kan ook gebruik gemaakt worden van minder verstorende lamparmaturen. Opgemerkt wordt vanuit de algemene zorgplicht (artikel 2 Flora en faunawet) dat ook tijdens de werkzaamheden continu zal moeten worden gelet op (potentiële) verblijfplaatsen van al dan niet beschermde planten en dieren. Dit geldt zowel voor bekende soorten als pionierssoorten die zich onverwacht vestigen. In het ISP is gesteld dat de Zuidplaspolder een schakel is van de robuuste structuur op Zuidvleugelniveau met een belangrijke ecologisch en recreatieve functie. De groenstructuur van de Zuidplaspolder bestaat uit het restveengebied, de waterparel 198 Deel C - Verantwoording

103 en groene verbindingen en geledingen met ieder verschillende natuurdoeltypen. Om een goede verbinding met het Bentwoud te maken worden ook in het plangebied Zuidplas Noord de lanen en linten ingericht met bomen. Inrichtingseisen Omdat er geen nadere ambities zijn geformuleerd voor de ecologische verbindingszones, wordt bij de inrichting rekening gehouden met de eisen vanuit het provinciaal beleid ten aanzien van de ecologische verbindingszones. De doorgaande verbinding zal als een kralensnoer zijn, waarbij het snoer de doorgaande verbinding vormt en de kralen de sleutelgebieden en stapstenen zijn. Daarbij worden de volgende eisen gehanteerd: Moerascorridor van ca. 30 meter breed, direct grenzend aan open water met watervegetatie. Stapstenen van ca. 1 ha op max. 1 kilometer afstand. Grotere sleutelgebieden om de 2 kilometer. Maximale onderbreking in de verbinding ca. 30 meter. De ecologische verbindingszones krijgen vooral de vorm van moeras, direct grenzend aan open water met watervegetatie. Daarnaast kan beperkt kruidenrijk grasland, ruigte en struweel en bos voorkomen. Voor de waterspitsmuis en diverse libellen is een direct aan het water grenzende kruidenrijke en structuurrijke moeraszone essentieel. Voor alle soorten geldt dat een structuurrijke, overwegend vochtige vegetatie aanwezig moet zijn. Verder sluiten de inrichtingseisen van de ecologische verbindingszones aan bij de groene Waterparel. De groene Waterparel vormt een kerngebied in de ecologische verbinding tussen de Rottemeren en de Krimpenerwaard. De na te streven natuurdoelen zijn gerelateerd aan de gewenste functie als natuurkerngebied en zijn verder afgestemd op de aanwezige natuurwaarden en potenties. Dit betreft met name de specifieke aquatische waarden. Een voor Zuid-Holland unieke natuurkwaliteit valt in het gebied te bereiken door de abiotische omstandigheden te benutten en de daarmee samenhangende natuurwaarden te ontwikkelen. Dit uitgangspunt leidt tot overwegend natte natuurdoeltypen, zoals zoetwatergemeenschap, nat schraalgrasland, moeras en op de hogere delen bloemrijk grasland. Aanvullend is het natuurdoeltype rietland en ruigte gewenst om een meer gedifferentieerd gebied te krijgen. Nabij de A20 is enige verdichting nodig om de migratie van diersoorten beter mogelijk te maken. Gestreefd wordt om de landschappelijke openheid te behouden en bij de aanleg van het natuurgebied rekening te houden met in het gebied aanwezige kreekruggen. In het bestemmingsplan zijn bovenstaande eisen als randvoorwaarde opgenomen voor de ontwikkeling van deelgebied Noord, en worden daarin verder uitgewerkt. Hoofdstuk

104 Samenvatting Er zijn geen nadere ambities geformuleerd voor deze ecologische verbindingen, noch zijn doelsoorten bepaald. Daarom is voor het bepalen van het effect van de ontwikkeling van de Zuidplas op het functioneren van de verbindingszones uitgegaan van de ISP-ambities. Daarbij is met name gekeken naar de te verwachten barrièrewerking van voorgenomen ontwikkeling in de geplande natuurgebieden en op migratiemogelijkheden van voorkomende beschermde soorten in het algemeen. Door Zuidplas Noord loopt de verbinding van Bentwoud met de Krimpenerwaard via de Rottewig, de Groene Zoom en Hitland. Ook loopt er een robuuste verbinding van Bentwoud naar de Krimpenerwaard via de Rottewig, groenzone Zevenhuizen, Vierde Tocht, Waterparel en Restveengebied. De aanleg van de Korte Veilingroute en de Westelijke Randweg heeft barrièrevorming en lichtverstoring tot gevolg. Door de aanleg van glastuinbouw en gemengde kavels neemt verstoring (licht en geluid) toe. De extra woningen die in de lanen en linten gepland zijn maken de ecologische verbindingszones minder robuust en zorgen voor mogelijk voor verstoring en versnippering. Daartegenover staat dat de geplande groene en blauwe elementen in Zuidplas Noord als extra leefgebied voor soorten kunnen gaan fungeren. Om de negatieve effecten te beperken zijn verschillende mitigerende maatregelen mogelijk. Omdat er geen nadere ambities zijn geformuleerd voor de ecologische verbindingszones, wordt bij de inrichting rekening gehouden met de eisen vanuit het provinciaal beleid ten aanzien van de ecologische verbindingszones. In het bestemmingsplan zijn deze eisen als randvoorwaarde opgenomen voor de ontwikkeling van deelgebied Noord, en worden daarin verder uitgewerkt. 200 Deel C - Verantwoording

105 13. MILIEU 13.1 Milieuambities De gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle stelt hoge kwaliteiteisen aan de nieuwe ontwikkelingen in de Zuidplaspolder. Om deze eisen vorm te geven heeft de Milieudienst Midden-Holland voor Zuidplas Noord (gemeente Waddinxveen en Zevenhuizen-Moerkapelle) een Milieuvisie opgesteld. In de Milieuvisie Zuidplas Noord wordt beschreven hoe de Zuidplas Noord met een hoge milieu- en leefkwaliteit gerealiseerd kan worden. Hierbij zijn de ambities, die in verschillende documenten over de Zuidplaspolder zijn geformuleerd, bij elkaar gebracht en concreet gemaakt. De Zuidplas Noord is aan de hand van de Regionale handreiking Milieukwaliteiten opgedeeld in 7 verschillende gebiedstypen. Het gaat hierbij om: glastuinbouw, glastuinbouw in combinatie met werken 2 (andere bedrijven), landelijk gebied, bedrijven (werken 2), industrie (werken 1), wonen en wonen in lanen en linten. Vervolgens is per gebiedstype, telkens voor 8 milieuaspecten, het ambitieniveau weergegeven. Afbeelding: gebiedstypenkaart milieuambities Zuidplas Noord Hoofdstuk

106 GEBIEDSTYPE Glastuinbouw Werken Werken 2 Wonen Wonen in Infrastruc- THEMA 1 lanen en linten tuur Geluid MH MH MH MH Hoog MH Luchtkwaliteit MH MH MH MH MH MH Energie/ D heid Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog n.v.t. Externe Veiligheid MH MH MH MH MH MH Water Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog n.v.t. Groen Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog n.v.t. Mobiliteit MH MH MH MH MH MH Licht Hoog Hoog Hoog Hoog Hoog n.v.t. Tabel: Milieuambities Zuidplas Noord: hoog ambitieniveau (Hoog) en niveau Midden-Holland (MH) Gezien de bestaande en verwachte milieukwaliteit in de Zuidplas Noord en de milieuambities uit diverse verschenen beleidsdocumenten over de Zuidplaspolder, ligt de ambitie in algemene zin boven het absolute wettelijke minimum. Voor de harde milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en mobiliteit is tenminste het behoud van de huidige milieukwaliteit uitgangspunt. Zodoende ligt de ambitie hiervoor op het niveau Midden-Holland. De diverse plannen bieden goede mogelijkheden om dit ambitieniveau te realiseren. Voor Geluid in Wonen in lanen en linten is het ambitieniveau hoog, vanwege het rustige karakter en dus het lage geluidniveau dat dit gebiedstype behoort te kenmerken. Voor de zachtere milieuaspecten energie/duurzaamheid, water, groen en licht is het ambitieniveau hoog. Dit vanwege de hoge ambities ten aanzien van deze aspecten in de reeds bestaande beleidsdocumenten voor de Zuidplaspolder en de zeer goede mogelijkheden om deze ook daadwerkelijk te realiseren. De uitwerking van het algemene ambitieniveau per gebiedstype en per thema, in concrete meetbare doelstellingen en de actiepunten om deze te realiseren, is vertaald in dit bestemmingsplan. De uitwerking heeft plaatsgevonden op basis van hetgeen realistisch uitvoerbaar blijkt te zijn binnen de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. Uitsluitend haalbare ambities zijn opgenomen in het bestemmingsplan en dienen nagestreefd te worden. In het bestemmingsplan zijn nu in de planregels een aantal milieukwaliteiten opgenomen, waaraan voldaan moet worden bij de realisering van bepaalde gebiedsontwikkelingen. De betreffende milieukwaliteitseisen zijn met name opgenomen in de uit te werken bestemmingen (voorwaarden bij uitwerking / inrichtingsaspecten en bouwregels). 202 Deel C - Verantwoording

107 13.2 Duurzaamheid Inleiding In de Intergemeentelijke Structuurvisie (ISV 2004), het Intergemeentelijk Structuurplan (ISP 2006), de Streekplanherziening Zuidplas en de bijbehorende Strategische Milieubeoordeling (SMB 2006) is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt geweest. De zogenaamde lagenbenadering is gehanteerd bij het toewijzen van de functies aan de verschillende deelgebieden en bij de locatiekeuze van wonen en werken is rekening gehouden met de bestaande en te verwachte milieukwaliteit. De in het ISP gestelde ambities zijn vervolgens in de afgelopen jaren verder uitgewerkt in afspraken over organisatie en operationalisering. Deze afspraken zijn vastgelegd in verschillende convenanten en intentieverklaringen tussen de bij de ontwikkeling van de Zuidplaspolder betrokken partijen. Naast deze afspraken is door het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland de "Regionale Handreiking Milieukwaliteiten" opgesteld (ISMH, 2007). Dit is een belangrijk handvat om de milieu-inzet nader te definiëren. In de Handreiking zijn per gebiedstype kwaliteitsprofielen voor de verschillende milieuaspecten geformuleerd. Aanvullend hierop heeft de Milieudienst Midden-Holland voor de deelgebieden Zuidplas Noord en Zuidplas West Milieuvisies opgesteld. In deze Milieuvisies zijn de ambities voor geluid, luchtkwaliteit, energie, externe veiligheid, water, groen, mobiliteit en licht verder uitgewerkt. De haalbaarheid van de ambities is nog in studie en bovendien sterk afhankelijk van de precieze invulling van de deelgebieden. Uiteindelijk zullen de ambities worden vertaald in concrete maatregelen en worden opgenomen in de verschillende bestemmingsplannen. In het Handboek Kwaliteit Zuidplas worden de ambities en afspraken zoals geformuleerd in bovengenoemde documenten kort samengevat. In dit hoofdstuk worden de effecten op duurzaamheid van de aspecten glastuinbouw, woningbouw en bedrijventerreinen nader beschreven. De nadruk ligt daarbij op het aspect glastuinbouw, omdat dit het grootste deel van het voornemen beslaat en hiervoor nadrukkelijk ambities ten aanzien van duurzaamheid zijn geformuleerd. Alvorens over te gaan tot de effectbeschrijving worden eerst de kaders vanuit nationale en provinciale wetgeving en beleid geschetst. Vervolgens wordt aan de hand van de huidige situatie en de autonome ontwikkeling het toetsingskader voor de effectbeschrijving aangegeven. Duurzaamheid is hierbij vertaald naar criteria voor ruimtegebruik, energie en afval. Hoofdstuk

108 Beleid en regelgeving Nationaal Ruimtegebruik Voor het ruimtegebruik in de glastuinbouw geldt geen wet- en regelgeving. Wel stelt de Nota Ruimte dat nieuwe projectlocaties multifunctioneel ingericht dienen te worden, waardoor de gebruiksmogelijkheden van het gebied worden vergroot en het gebied een toegevoegde waarde heeft voor de regio. Ook dient in principe te worden uitgegaan van een bruto-bruto/netto verhouding van 2. Concreet betekent dit dat ongeveer de helft van een projectlocatie bestaat uit louter kassen en circa een kwart uit voor glastuinbouw noodzakelijke infrastructuur, ondersteunende bebouwing (opslag), waterbassins en energievoorzieningen. Het overige areaal is bestemd voor fietspaden, groenvoorzieningen en watergangen. Daarnaast zijn ook de verkeersveiligheid, de landschappelijke inpassing en de mogelijkheden voor recreatie belangrijke aandachtspunten. Energie In 1997 is het convenant Glastuinbouw en Milieu ondertekend. In dit convenant hebben overheid en bedrijfsleven doelstellingen vastgelegd voor energiebesparing, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, lozingen op oppervlaktewater en andere activiteiten van de sector die het milieu kunnen belasten. Deze afspraken resulteerden in de Integrale Milieu Taakstellingen (IMT) en in het Besluit Glastuinbouw dat sinds 2002 van kracht is. In het besluit is vastgelegd dat in 2010 een energie efficiency verbetering van 65% ten opzichte van 1980 nagestreefd moet worden. Er wordt tevens gestreefd naar een aandeel duurzame energie van vier procent in Naast deze doelstellingen is door de afspraken in het kader van het klimaatverdrag van Kyoto een CO 2 -emissie doelstelling in ontwikkeling. Op EU-niveau zijn hierover afspraken gemaakt naar een verdere verdeling naar de lidstaten. Nederland kiest er vervolgens voor deze nationale doelstelling te vertalen naar een streefwaarde per onderscheiden sector waaronder de glastuinbouw. Deze streefwaarde is voor de glastuinbouw gezet op 6,5 miljoen ton CO 2 bij het huidige areaal. Voor woningbouw en utiliteitsgebouwen geldt dat sinds 1995 in het Bouwbesluit eisen gesteld worden ten aanzien van de energiezuinigheid. Hiertoe is de EPN (Energie Prestatie Normering) ingesteld. De EPN beschrijft hoe de energie-efficiëntie van een nieuw gebouw of een nieuwe woning in één getal kan worden uitgedrukt. Er is een EPN voor woningen en een EPN voor kantoren en andere utiliteitsgebouwen. De energie-efficiëntie wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De EPC wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, de gebouwgebonden installaties en een gestandaardiseerd gebruikersgedrag. Hoe lager de EPC des te beter de energie-efficiëntie. Bij een EPC van 0 is een gebouw energieneutraal. 204 Deel C - Verantwoording

109 Aanvullend hierop is in 1998 het Energie Prestatie Label (EPL) ontwikkeld. De EPL gaat in tegenstelling tot de EPN en EPC niet over één gebouw maar over meerdere gebouwen inclusief de energienetten en -bronnen voor de energielevering aan deze gebouwen. De EPL wordt uitgedrukt in een (rapport)cijfer van 1 tot 10. De hoogte van de EPL-score wordt bepaald door drie factoren: - het verbruik op gebouwniveau - de keuze van de energiedrager (gas, elektriciteit of warmte) - de wijze van productie van de energiedrager (efficiëntie van de energievoorziening). Een EPL-score van 10 geeft aan dat in een wijk netto geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Dit kan bereikt worden door een efficiënte energievoorziening, een hoge mate van isolatie van de gebouwen en/of het gebruik van veel duurzame energie. Vanaf het jaar 2000 moet tenminste een EPL van 6 worden gerealiseerd. Dit cijfer 6 is al haalbaar wanneer woningen worden gebouwd met een EPC van 1,0 bij toepassing van individuele gasverwarming en een normale elektriciteitsvoorziening. De aanscherping van de EPC per 1 januari 2006 naar 0,6 heeft tot gevolg dat een nieuwe woonwijk een EPL heeft van 6,6. Afval Het Besluit Glastuinbouw regelt ook welke afvalwaterstromen geloosd mogen worden op de gemeentelijke riolering en welke op het oppervlaktewater. Lozing van afvalwater op het oppervlaktewatersysteem is alleen toegestaan wanneer het afvalwater (nagenoeg) niet schadelijk is voor het ontvangende oppervlaktewater. Afvoer van zowel huishoudelijk- als bedrijfsafvalwater dient volgens het besluit via het riool plaats te vinden. Vanaf 2005 mag er wettelijk geen afvalwater meer worden geloosd op oppervlaktewater of in de bodem worden geïnfiltreerd. De Wet Milieubeheer schrijft voor dat de gemeente zorg draagt voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater door een openbaar vuilwaterriool. Dit ter bescherming van het milieu en de waterkwaliteit. Provinciaal Ruimtegebruik Voor het plangebied Zuidplas Noord (gemeenten Zevenhuizen-Moerkapelle en Waddinxveen) geldt dat het huidige areaal kassen wordt uitgebreid met 280 ha netto glastuinbouw. Gezien het beschikbaar areaal leidt dit tot een zeer strakke brutonetto verhouding die vraagt om zeer hoge eisen aan intensief en meervoudig (dubbel) ruimtegebruik. Het concretiseren van die eisen is onderdeel van de totale ontwikkeling. In het streekplan en het Intergemeentelijk Structuur Plan (ISP) staan globale, maar ambitieuze eisen, zoals het streven dat 20% van de ruimte meervoudig wordt gebruikt. Hoofdstuk

110 Energie Aanvullend op het besluit Glastuinbouw hebben de provincie, de Zuidplasgemeenten, de Tuindersvereniging en de OCAP 29 met elkaar een energieconvenant afgesloten (Convenant Duurzame Exploitatie Energiepotentieel Zuidplaspolder (Noord), november 2007) waarbij ze het belang van een energiesysteem waarbij uitwisseling van warmte, elektriciteit en CO 2 mogelijk is, onderschrijven en zich zullen inspannen voor de oprichting van een energie agentschap. 29 OCAP is een joint venture tussen gassenleverancier Linde Gas (Benelux) en bouwconcern VolkerWessels. OCAP levert zuivere CO 2 aan glastuinbouwers. Deze CO 2 komt vrij als restprodukt bij de productie van waterstof bij Shell in de Botlek. 206 Deel C - Verantwoording

111 Kassen houden jaarrond per saldo warmte over. Deze warmte kan geleverd worden aan verschillende vragers. Dat kunnen zowel tuinbouwbedrijven zijn als, in een latere fase ook andere typen bedrijven, gebouwen en huizen. Zo kan een lokaal of regionaal energieweb gerealiseerd worden dat aanbieders en vragers van warmte bij elkaar brengt. Voor de Zuidplaspolder bestaat de ambitie ook de levering van elektriciteit en CO 2 op een dergelijke manier in te richten. Nota Wervel In de nota Wervel heeft de provincie Zuid-Holland de gewenste ontwikkeling van windenergielocaties vastgelegd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen te realiseren locaties, gewenste locaties en zoekgebieden. Een van de zoekgebieden is gelegen in het plangebied Zuidplas Noord. Afval De gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle heeft tot 1 januari 2009 van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland ontheffing gekregen voor het aansluiten op de riolering voor woonaansluitingen en tot 1 januari 2010 voor glastuinbouwbedrijven. Eventuele overige bedrijven behoren tot de categorie woonaansluitingen. Huidige situatie Ruimtegebruik In het jaar 2005, waarin de startnotitie voor het MER Zuidplas Noord is opgesteld, bestond een deel van het plangebied reeds uit glastuinbouwkavels. Deze kavels zijn traditioneel ingericht en kennen een bruto/netto verhouding van gemiddeld 1,5. Waterberging vindt plaats in bassins naast de kassen. Op het kavel bevindt zich veelal ook een WarmteKrachtKoppeling (wkk), waarmee de tuinder in zijn eigen energiebehoefte voorziet. Dergelijke voorzieningen gaan ten koste van het beschikbare teeltoppervlak. Wonen vindt reeds plaats in de linten maar is ter plaatse van de glastuinbouw beperkt tot bedrijfswoningen. In alle linten is nog ruimte voor intensivering. De mogelijkheden hiertoe zijn beperkt door de geluidscontouren van de doorgaande wegen in het plangebied. In het gebied bevinden zich in de huidige situatie alleen solitaire bedrijven. Van zuinig ruimtegebruik in de vorm van meervoudig, intensief of ondergronds ruimtegebruik is in de huidige situatie geen sprake. Autonome stijging van de grondprijs kan er mogelijk toe leiden dat tuinders en projectontwikkelaars vanuit bedrijfsmatige overweging de ruimte efficiënter zullen gaan gebruiken. Deze ontwikkelingen zijn echter onzeker en worden daarom niet meegenomen in de referentiesituatie. Energie Het merendeel van de in het gebied aanwezige kassen maakt gebruik van een wkk om te voorzien in warmte, elektriciteit en CO 2. De woningen worden op traditionele Hoofdstuk

112 wijze voorzien van energie. De kavels waar in het voornemen nieuwe glastuinbouw is voorzien hebben in de huidige situatie een agrarische bestemming. De energievraag is hier nihil. Langs de A12 bevinden zich in het gebied drie windmolens. In de Quick Scan Windenergie (Bosch en Van Rijn, oktober 2008) worden de plaatsingsmogelijkheden voor windturbines langs de A12 vanaf afslag Zevenhuizen- Moerkappele tot het Gouwe-aquaduct beschreven. Het betreft hier een uitwerking van het zoekgebied uit de Nota Ruimte. De quick scan onderscheidt een viertal potentiële locaties voor de opstellingen van windturbines. De resultaten zijn beoordeeld op realiseerbaarheid en ruimtelijke inpasbaarheid, waarbij de lijnopstelling van 3+1 windturbines ten noorden langs de A12 tussen de ringvaart en het midden van Het Plantagekwadrant als meest reële opstelling is geacht. Deze lijnopstelling sluit visueel goed aan op de hoofdinfrastructuur en op de bestaande lijnopstelling van windturbines op Distripark A12. Nadere plaatsingsstudie moet duidelijk maken of en hoe de turbines exact tussen de glastuinbouwkassen en de A12 en in relatie tot enkele nabijgelegen woningen zijn te plaatsen. Afval Een deel van het buitengebied in de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle is nog niet aangesloten op de riolering. De gemeente is momenteel bezig met de aanleg van een drukriolering in het plangebied. Glastuinbouwbedrijven mogen na aansluiting op het riool maar 0,5 m³ per hectare glasoppervlakte per uur lozen op het rioolstelsel. Dit zal gestuurd worden via een zogenaamd telemetriesysteem. Daarvoor is een afvalwaterbuffer noodzakelijk. Er is geen sprake van recycling van afval. De ontwikkeling van de bedrijfsactiviteiten van de Wagro leiden er mogelijk toe dat afval dat in het plangebied geproduceerd wordt, in de toekomst gerecycled kan worden Effecten Positieve effecten op het aspect duurzaamheid Voor de beoordeling van de effecten van de alternatieven op duurzaamheid is gebruik gemaakt van de ambities zoals verwoord in de bundel Bouwstenen voor glastuinbouwbedrijvenlandschap, de intentieverklaring Duurzaam bouwen en het convenant Exploitatie Energiepotentieel. Duurzaamheid wordt hierin opgevat als: - de mate waarin sprake is van efficiënt ruimtegebruik - de mate waarin de energiebehoefte beperkt wordt, de energieopwekking duurzaam is en de CO 2 uitstoot wordt gereduceerd. - de mate waarin de afval wordt gerecycled 208 Deel C - Verantwoording

113 Aspect Duurzaamheid Criterium Zuinig ruimtegebruik - Meervoudig ruimtegebruik - Intensief ruimtegebruik - Ondergronds ruimtegebruik Energie - Beperken van de energievraag - Duurzaam opwekken van energie - Efficiënte energie voorziening Afval - Reclycing van afval en afvalwater Zuinig ruimtegebruik Een gunstigere bruto-netto verhouding kan bereikt worden door zuinig ruimtegebruik. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen meervoudig, intensief en ondergronds ruimtegebruik. Onder meervoudig ruimtegebruik wordt het stapelen van verschillende functies verstaan. Intensief ruimtegebruik vindt plaats door het ruimtegebruik van een bepaalde functie te optimaliseren. Ondergronds ruimtegebruik is het benutten van de ondergrond voor gebouwde voorzieningen of het benutten van het watervoerende pakket voor de opslag van gietwater of energie. De alternatieven scoren positief wanneer ze procentueel meer oppervlakte meervoudig, intensief of ondergronds benutten dan in het nul-alternatief. Energie De alternatieven zijn onvoldoende concreet uitgewerkt om aan te geven wat de daadwerkelijke CO 2 reductie is en in hoeverre de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen wordt verminderd. Wel worden voor de alternatieven streefwaarden genoemd voor het energieprestatie label. De verschillende mogelijkheden om dit te bereiken zijn (conform de Trias Energetica) daarom als criteria in de effectbeoordeling meegenomen. 1) Beperking van de energievraag kan gerealiseerd worden door compact te bouwen of zongericht verkavelen voor te schrijven in het bestemmingsplan. Ook kunnen aanvullend op het bouwbesluit eisen ten aanzien van de energiekwaliteit van een woning of gebouw worden vastgelegd. Een alternatief scoort positief wanneer de energievraag ten opzichte van het nulalternatief afneemt, neutraal wanneer deze gelijk blijft en negatief wanneer de energievraag door het voornemen toeneemt. 2) Voor het opwekken van duurzame energie bestaan verschillende mogelijkheden. Te denken valt aan zonne-energie, windenergie, biomassa, omgevingswarmte, koude/warmte opslag of geothermie. Een alternatief scoort positief wanneer in het plangebied naar verwachting meer duurzame energie wordt opgewekt dan in het nulalternatief. 3) De energie efficiency voor het plangebied kan worden verhoogd door gebruik te maken van industriële restwarmte of toepassing van collectieve warmte Hoofdstuk

114 kracht koppeling voor stadsverwarming. Een alternatief scoort positief wanneer gebruik gemaakt wordt van reststromen of collectieve voorzieningen. Afval Voor de effectbeoordeling wordt gekeken in hoeverre recycling van afval plaatsvindt. Een alternatief scoort positief wanneer het geproduceerde afval binnen het plangebied wordt gerecycled. Beoordeling van de effecten heeft plaatsgevonden op basis van expert judgement. Voor een uitgebreide beschrijving van de effecten van de gebiedsontwikkeling in het plangebied Zuidplas-Noord wordt verwezen naar de MER Zuidplas-Noord. Ontwerpbestemmingsplan In het ontwerpbestemmingsplan is een EPL van minimaal 8 opgenomen voor woningen en glastuinbouw, in combinatie met een maximale uitstoot voor de glastuinbouw van 0,35 ton CO 2 per MWh. Op termijn is het streven de EPL op te laten lopen naar Geluid Inleiding Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient gekeken te worden naar de geluidsbelasting veroorzaakt door (spoor)wegverkeerslawaai en industrielawaai op geluidgevoelige objecten. De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het afwegingskader hiervoor. Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd 30. Het bestemmingsplan Zuidplas Noord is een globaal bestemmingsplan met uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden. In dit bestemmingsplan wordt dan ook nog geen definitieve indeling van het gebied vastgelegd. In dit stadium heeft daarom op hoofdlijnen akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Bij het uitwerken van het bestemmingsplan zal nader akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. 30 Akoestisch rapport Regionale infrastructuur Zuidplaspolder van DHV, dossier: C registratienummer MD-MK versie 02 van december Deel C - Verantwoording

115 Wettelijk kader Wegverkeerslawaai Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 Wgh iedere weg in beschouwing te worden genomen tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. De te beschouwen wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. Op grond van artikel 82 Wgh bedraagt de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen 48 db. Op grond van artikel 83 lid 1, 2 en 4 Wgh kan een hogere waarde worden vastgesteld dan de in artikel 82 Wgh genoemde 48 db. Voor buitenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 53 db en voor binnenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 58 db (op grond van artikel 83 lid 1 Wgh). Voor nieuw te bouwen woningen in binnenstedelijk gebied bij een bestaande weg bedraagt deze waarde ten hoogste 63 db (op grond van artikel 83 lid 2 Wgh). Bij de realisatie van een agrarische bedrijfswoning in buitenstedelijk gebied bedraagt deze waarde ten hoogste 58 db (op grond van artikel 83 lid 4 Wgh). Alvorens aan bovenstaande waarden wordt getoetst, mag op grond van artikel 110g Wgh jo artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 een factor van de berekende waarde worden afgetrokken: 2 db voor wegen waarvan de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en 5 db voor de overige wegen. Hoofdstuk

116 Figuur : Geluidcontouren locale wegen huidige situatie (inclusief 5 en 2 db aftrek ex art 110g Wgh) 212 Deel C - Verantwoording

117 Figuur : Geluidcontouren A12 huidige situatie (inclusief 2 db aftrek ex art 110g Wgh) Hoofdstuk

Conferentie gebiedsontwikkeling

Conferentie gebiedsontwikkeling Conferentie gebiedsontwikkeling 31 oktober 2017 Dorpshuis Swanla Voorwoord Wethouder Hordijk #OntwikkelZuidplas Programma Opening door wethouder Hordijk Toelichting op het programma Presentatie een reis

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013

Startdocument Schuytgraaf Veld 17b. juni 2013 Startdocument Schuytgraaf Veld 17b juni 2013 1 Inleiding In mei 2012 heeft de gemeente Arnhem het project Schuytgraaf overgenomen van de GEM (Grondexploitatie maatschappij). De gemeente heeft nu de leiding

Nadere informatie

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: 14-4-2009 Huidige situatie De locatie maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Heerenveen Noordoost; een langgerekt gebied tussen grofweg de

Nadere informatie

GS brief aan Provinciale Staten

GS brief aan Provinciale Staten GS brief aan Provinciale Staten Postadres Provinciehuis Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum Zie verzenddatum linksonder Aan Provinciale Staten DOS-2013-0002911 Bijlagen

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011 Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011 Verordening Ruimte ontwerp wijzigingsbesluit ONTWERP VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING RUIMTE Provinciale Staten van Zuid-Holland; Gelezen het

Nadere informatie

MER Zuidplas Noord. Rapport. Projectbureau driehoek RZG Zuidplas januari 2009 eindconcept

MER Zuidplas Noord. Rapport. Projectbureau driehoek RZG Zuidplas januari 2009 eindconcept MER Zuidplas Noord Rapport Projectbureau driehoek RZG Zuidplas januari 2009 eindconcept MER Zuidplas Noord Rapport dossier : B2903-01.001 registratienummer : WN-ZH20090013 versie : 3.0 Projectbureau driehoek

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

Alternatieve locaties Hoeksche

Alternatieve locaties Hoeksche Alternatieve locaties Hoeksche Waard Nieuw Reijerwaard / Westelijke Dordtse Oever Nota Ruimte budget 25 miljoen euro (11 miljoen euro voor Nieuw Reijerwaard en 14 miljoen euro voor Westelijke Dordtse Oever)

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

streekplan Zuid-Holland Oost

streekplan Zuid-Holland Oost streekplan Zuid-Holland Oost TWEEDE PARTIËLE HERZIENING ZUIDPLAS streekplan Zuid-Holland Oost TWEEDE PARTIËLE HERZIENING ZUIDPLAS PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND 24 MEI 2006 Inhoud 1 Inleiding 4 1.1

Nadere informatie

Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen

Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen 22 april 199797-000527 concept-nota Hoofdlijnen ruimtelijk beleid regio Gooi en Vechtstreek Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen Het bebouwde deel

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling bij Structuurvisie Zuidplas 2030

Vormvrije m.e.r.-beoordeling bij Structuurvisie Zuidplas 2030 Vormvrije m.e.r.-beoordeling bij Structuurvisie Zuidplas 2030 Colofon Titel: Vormvrije m.e.r.-beoordeling bij Structuurvisie Zuidplas 2030 Documentnummer: A12.003139 Status: Vastgesteld door de gemeenteraad

Nadere informatie

MER Zuidplas West. Rapport. Projectbureau RZG Zuidplas. februari 2009 eindconcept versie 4.0

MER Zuidplas West. Rapport. Projectbureau RZG Zuidplas. februari 2009 eindconcept versie 4.0 MER Zuidplas West Rapport Projectbureau RZG Zuidplas februari 2009 eindconcept versie 4.0 - Eindconcept Rapport dossier : B3564-01.001 registratienummer : WN-ZH20090012 versie : 4.0 Projectbureau RZG Zuidplas

Nadere informatie

Grondbank RZG Zuidplas. Bijstelling AANKOOP STRATEGIEKADER

Grondbank RZG Zuidplas. Bijstelling AANKOOP STRATEGIEKADER Grondbank RZG Zuidplas Bijstelling AANKOOP STRATEGIEKADER 2008-2011 0 Inleiding Bij de vaststelling van het ASK op 18 juni 2007 door het Algemeen Bestuur van de Grondbank RZG Zuidplas is besloten tot een

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Bijlage 3 Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk

Nadere informatie

De kracht van Midden-Holland. Koersnotitie Midden-Holland

De kracht van Midden-Holland. Koersnotitie Midden-Holland De kracht van Midden-Holland Koersnotitie Midden-Holland Oktober 2013 Positie Midden-Holland in zuidelijke Randstad In deze koersnotitie wordt weergegeven waar Midden-Holland voor staat, welke koers Midden-Holland

Nadere informatie

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie Wernhout 2025 Reactienota Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025" 1. Inleiding De ontwerp structuurvisie "Wernhout 2025" is op dinsdag 22 oktober 2013 gepresenteerd aan de bewoners en de Dorpsraad van Wernhout.

Nadere informatie

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland

Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland Toepassing van de ladder in Provincie Zuid-Holland Seminar, Ladder voor duurzame verstedelijking: lessen uit de praktijk, 10 maart 2015 Willemien Croes Wat is de Ladder voor Provincie Zuid- Holland? Instrument

Nadere informatie

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST concept DECEMBER 2003 GEMEENTE DIENST STEDELIJKE ONTWIKKELING CONCEPT versie december 2003 1 Gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling Met medewerking van: Dienst Stadsbeheer Ingenieursbureau Den

Nadere informatie

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht)

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Bijlage: Projecten in de provincie Utrecht (hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Inleiding In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Verordening

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN VREDENBURGHZONE (PARTIËLE HERZIENING LANDELIJK GEBIED WEST)

BESTEMMINGSPLAN VREDENBURGHZONE (PARTIËLE HERZIENING LANDELIJK GEBIED WEST) (PARTIËLE HERZIENING LANDELIJK GEBIED WEST) GEMEENTE WADDINXVEEN Ontwerp: Vastgesteld: In werking: Onherroepelijk:........ 28 mei 2009 074151603:A.1 B01055.000061 Toelichting en Regels 074151603:A.1 ARCADIS

Nadere informatie

Inhoudsopgave DEEL A - INLEIDING DEEL B - PLANBESCHRIJVING

Inhoudsopgave DEEL A - INLEIDING DEEL B - PLANBESCHRIJVING Inhoudsopgave pagina DEEL A - INLEIDING 1. INLEIDING 7 1.1 Plangebied 7 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 10 1.3 Doel 10 1.4 Vigerende plannen 12 1.5 Leeswijzer 13 1.6 Splitsing bestemmingsplan 14 2.

Nadere informatie

Geachte mevrouw Dekker,

Geachte mevrouw Dekker, Datum 16 mei 2006 Ons kenmerk PNH: 2006 7382 PZH: DRM/ARW/06/4369 Onderwerp Eindrapportage Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek Bezoekadres Houtplein 33 Haarlem Aan: de minister van VROM, mevrouw

Nadere informatie

Ontwerp wijziging PRVS

Ontwerp wijziging PRVS Model bekendmaking regeling provinciale staten 1 8 Ontwerp wijziging PRVS Ontwerp besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van [..], tot wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Nadere informatie

Beleidskader windenergie

Beleidskader windenergie Bijlage 1 Beleidskader windenergie Europese richtlijn 2009/28/EG De Europese richtlijn 2009/28/EG verplicht Nederland om in 2020 14 procent van het totale bruto-eindverbruik aan energie afkomstig te laten

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

AMBITIEDOCUMENT ZONNE-ENERGIE UITWERKING OMGEVINGSVISIE - GEMEENTE OPSTERLAND

AMBITIEDOCUMENT ZONNE-ENERGIE UITWERKING OMGEVINGSVISIE - GEMEENTE OPSTERLAND GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Opsterland. Nr. 25469 16 februari 2017 AMBITIEDOCUMENT ZONNE-ENERGIE UITWERKING OMGEVINGSVISIE - GEMEENTE OPSTERLAND 1.INLEIDING ZONNE-ENERGIE IN OPKOMST Het

Nadere informatie

Aanvraag Ontheffing conform art. 3.2, lid 1. van de Verordening Ruimte 1. voor de realisatie van 2 burgerwoningen

Aanvraag Ontheffing conform art. 3.2, lid 1. van de Verordening Ruimte 1. voor de realisatie van 2 burgerwoningen Aanvraag Ontheffing conform art. 3.2, lid 1 van de Verordening Ruimte 1 voor de realisatie van 2 burgerwoningen Albert van t Hartweg 46, Nieuwerkerk a/d IJssel 1. Aanleiding Dhr. R. Reijm, wonende te Moordrecht,

Nadere informatie

Integrale Gebiedsontwikkeling Zuidplaspolder Bouwen in diepe polders 28 september 2011

Integrale Gebiedsontwikkeling Zuidplaspolder Bouwen in diepe polders 28 september 2011 Integrale Gebiedsontwikkeling Zuidplaspolder Bouwen in diepe polders 28 september 2011 Frank van Pelt, projectleider plan en inhoud Zuidplaspolder inhoud presentatie 1. Gebiedsontwikkeling Driehoek RZG:

Nadere informatie

5. Typologieën voor bebouwing

5. Typologieën voor bebouwing 5. Typologieën voor bebouwing Met de eerder genoemde landschappelijke nrichting als basis is tijdens workshops gediscussieerd over geschikte vormen van bebouwing in het gebied. Belangrijke conclusie daarin

Nadere informatie

Toelichting. Wijzigingsplan Glastuinbouw Nieuwe Dijk 2, 4, 6, 8. Artikel 3.6 Wro

Toelichting. Wijzigingsplan Glastuinbouw Nieuwe Dijk 2, 4, 6, 8. Artikel 3.6 Wro Toelichting Wijzigingsplan Artikel 3.6 Wro INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 3 1.1. Gegevens initiatiefnemer... 3 1.2. Glastuinbouw Het Grootslag... 3 2. Bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Het Grootslag 2003,

Nadere informatie

As Leiden - Katwijk. Plan van Aanpak. Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland. 13 september 2004

As Leiden - Katwijk. Plan van Aanpak. Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland. 13 september 2004 As Leiden - Katwijk As Leiden - Katwijk Plan van Aanpak Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland 13 september 2004 Het gebied De opgave komt uit: - Programma van Afspraken ( 2002, Duin&Bollenstreek,

Nadere informatie

Heukelum. Zicht op de Linge

Heukelum. Zicht op de Linge Heukelum Zicht op de Linge Het stadje Heukelum is een van de vijf kernen van de gemeente Lingewaal. Heukelum ligt in de Tielerwaard, aan de zuidoever van de rivier de Linge, in een van de meest westelijke

Nadere informatie

Woningbouwlocaties Oosterhout

Woningbouwlocaties Oosterhout Woningbouwlocaties Oosterhout Maak even een stap terug in de tijd en beredeneer zoals de provinciebestuurders/stadbestuurders toendertijd (1990) redeneerde op het feit dat er in 20 jaar tijd 4500 woningen

Nadere informatie

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens Rucphen, 7 november 2012 INHOUD; 1. Procedure 2. Ingediende zienswijzen 3. Inhoud zienswijzen en inhoudelijke

Nadere informatie

CONVENANT. inzake de ontwikkeling van het Restveen en Groene Waterparelgebied in de gemeenten Moordrecht en Nieuwerkerk aan den Ijssel

CONVENANT. inzake de ontwikkeling van het Restveen en Groene Waterparelgebied in de gemeenten Moordrecht en Nieuwerkerk aan den Ijssel CONVENANT inzake de ontwikkeling van het Restveen en Groene Waterparelgebied in de gemeenten Moordrecht en Nieuwerkerk aan den Ijssel Parti jen: 1. Staatsbosbeheer, rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw

Nadere informatie

Gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle. Bestemmingsplan 'Zuidplas West'

Gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle. Bestemmingsplan 'Zuidplas West' Gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle Bestemmingsplan 'Zuidplas West' Gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle Bestemmingsplan 'Zuidplas West' Opdrachtgever: Gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle Titel rapport: Bestemmingsplan

Nadere informatie

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1. Algemeen 1.2. Aanleiding en doel 1.3. Plangebied 1.4. Leeswijzer 2. PLANBESCHRIJVING 2.1. Bestaande situatie 2.2. Gewenste

Nadere informatie

Aan de gemeenteraad. Documentnummer 2015.0.071.050. Zaaknummer 2015-08-00856. Voorstel

Aan de gemeenteraad. Documentnummer 2015.0.071.050. Zaaknummer 2015-08-00856. Voorstel Aan de gemeenteraad Documentnummer 2015.0.071.050 Zaaknummer 2015-08-00856 ONDERWERP: Vaststellen bestemmingsplannen "Schuytgraaf 2011, gedeeltelijke herzieningen 2015-01 en 2015-02 en de 5e herziening

Nadere informatie

Uitbreiding Theater De Willem

Uitbreiding Theater De Willem Stedenbouwkundige verkenning Uitbreiding Theater De Willem Gemeente Papendrecht, november 2008 Stedenbouwkundige Verkenning Onderwerp: Theater De Willem 1. Inleiding De mogelijkheden voor uitbreiding van

Nadere informatie

Westflank Haarlemmermeer

Westflank Haarlemmermeer Nota Ruimte budget 48 miljoen euro Planoppervlak 1500 hectare Trekker Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Westflank Haarlemmermeer Westflank Haarlemmermeer is een Randstad Urgent - project.

Nadere informatie

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen Beleidskader Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen In het buitengebied 1. Inleiding Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor

Nadere informatie

Nota van beantwoording reacties op het gebruik van de ontheffing Verordening. Ten behoeve van het bestemmingsplan

Nota van beantwoording reacties op het gebruik van de ontheffing Verordening. Ten behoeve van het bestemmingsplan Nota van beantwoording reacties op het gebruik van de ontheffing Verordening ruimte Ten behoeve van het bestemmingsplan Glasparel+ Colofon Titel Nota van beantwoording reacties ontheffing verordening ruimte

Nadere informatie

Kwalitatieve onderbouwing bestemmingsplan Groendijck-Oost

Kwalitatieve onderbouwing bestemmingsplan Groendijck-Oost Kwalitatieve onderbouwing bestemmingsplan Groendijck-Oost In deze notitie wordt het woningbouwprogramma dat met het bestemmingsplan De Groendijck- Oost, Driebruggen kan worden gerealiseerd, onderbouwd.

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren

Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren Proactieve aanwijzing recreatieve zone De Heihorsten, Someren ONTWERP Inhoudsopgave Regels 3 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 4 Artikel 1 Begripsbepalingen

Nadere informatie

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting

Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking. Samenvatting Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking Samenvatting Samenvatting Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd,

Nadere informatie

Toelichting Wijzigingsplan Glastuinbouw Nieuwe Dijk 7 Artikel 3.6 Wro

Toelichting Wijzigingsplan Glastuinbouw Nieuwe Dijk 7 Artikel 3.6 Wro Toelichting Wijzigingsplan Artikel 3.6 Wro INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 3 1.1. Gegevens initiatiefnemer...3 1.2. Glastuinbouw Het Grootslag...3 2. Bestemmingsplan Glastuinbouwgebied Het Grootslag 2003

Nadere informatie

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25.

1 Inleiding 2. 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3. 3 Uitgangspunten 5. 4 Marktanalyse Laddertoets 19. Bijlage A 25. Laddertoets De Smaragd Waalre Laddertoets De Smaragd Waalre 1 Inleiding 2 2 Ladder voor duurzame verstedelijking 3 3 Uitgangspunten 5 4 Marktanalyse 11 5 Laddertoets 19 Bijlage A 25 Artikel 4.3 Nieuwbouw

Nadere informatie

Almelo Waterrijk >>>

Almelo Waterrijk >>> Almelo Waterrijk >>> Masterplan Stedenbouwkundig plan Fase 1 HOSPER - ALMELO WATERRIJK p.2/8 Uitwerkingsplannen eerste twee buurten Almelo Waterrijk project masterplan stedenbouwkundig plan, bkp en landschappelijk

Nadere informatie

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012

Structuurvisie Losser. Commissie Ruimte 24 april 2012 Structuurvisie Losser Commissie Ruimte 24 april 2012 Doel en status nwro verplicht gemeenten een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijk beleid in hoofdzaak vastligt en de samenhang met andere

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 1 van 5 Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24 Pagina 2 van 5 Inleiding Op donderdag 3 april 2014 is door Dierenrijk

Nadere informatie

Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan 'De Nieuwe Vaart'

Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan 'De Nieuwe Vaart' Raadsvoorstel Voor de gemeenteraadsvergadering d.d. 9 maart 2015 Documentnummer : 2015.0.013.143 Zaaknummer: 2014-09-00312 Onderwerp: Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan 'De Nieuwe Vaart' Aan de gemeenteraad.

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Onderzoek duurzame bedrijfsterreinen

Onderzoek duurzame bedrijfsterreinen Onderzoek duurzame bedrijfsterreinen In de afgelopen maanden heeft de Stichting Groene Hart samen met IVAM en Grontmij hard gewerkt aan het verduurzamen van vier bedrijfsterreinen ITC, gemeente Alphen

Nadere informatie

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt

Nota van B&W. onderwerp Beleidsregels Ruimtelijke inpassing zonnepanelen parken. Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt 7 gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp Portefeuilehouder Adam Elzakalai, John Nederstigt Collegevergadering 6 januari 201 5 inlichtingen Herman Nijman (023 5676889) Registratienummer 2014.0057122

Nadere informatie

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept Samen Ontwikkelen 2. Water Bodem & Gebruik 3. Het Groene Hart, met zijn veenweiden, Over de realisatie van

Nadere informatie

Nota van Beantwoording en Wijziging op de zienswijzen bij INTERGEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ZUIDPLAS TWEEDE PARTIËLE HERZIENING

Nota van Beantwoording en Wijziging op de zienswijzen bij INTERGEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ZUIDPLAS TWEEDE PARTIËLE HERZIENING Nota van Beantwoording en Wijziging op de zienswijzen bij INTERGEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN ZUIDPLAS TWEEDE PARTIËLE HERZIENING STREEKPLAN ZUID-HOLLAND OOST Gemeente Gouda, Gemeente Moordrecht, Gemeente

Nadere informatie

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking Ladder voor duurzame verstedelijking Klik om de modelstijlen te bewerken Tweede niveau Derde niveau Vierde niveau Vijfde niveau Ladder voor duurzame verstedelijking 1. Waar komt het vandaan? 2. Wat is

Nadere informatie

Woningbouwlocatie Watergang t Schouw

Woningbouwlocatie Watergang t Schouw Woningbouwlocatie Watergang t Schouw Inspraakavond voor het Stedenbouwkundig programma van eisen Woningbouwlocatie Watergang t Schouw 20.00 uur Welkom en korte inleiding 20.10 uur Presentatie stedenbouwkundige

Nadere informatie

Structuurvisie deel 2 Uitvoeringsparagraaf fonds Noordse Buurt en Woonfonds

Structuurvisie deel 2 Uitvoeringsparagraaf fonds Noordse Buurt en Woonfonds Structuurvisie deel 2 Uitvoeringsparagraaf fonds Noordse Buurt en Woonfonds 1 Inleiding Deze notitie, in de vorm van een uitvoeringsparagraaf van de Structuurvisie, bestaat uit twee onderdelen; namelijk

Nadere informatie

2b// -Döoo S-Sa. Ruimtelijke onderbouwing

2b// -Döoo S-Sa. Ruimtelijke onderbouwing 2b// -Döoo S-Sa Ruimtelijke onderbouwing 2) beschrijving van feitelijke en toekomstige situatie Aanvrager is eigenaar van het perceel Kloosterstraat 2 zwart, kadastraal gem. Schoten sectie B no. 2429 en

Nadere informatie

"Administratieve herziening Hoogspanningsleiding"

Administratieve herziening Hoogspanningsleiding Bestemmingsplan "Administratieve herziening Hoogspanningsleiding" Inhoud. Toelichting Regels Kaart nr. 090207 Procedure. Kennisgeving voorbereiden bestemmingsplan Gepubliceerd d.d. : 10 december 2009 Ontwerpbestemmingsplan

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree Ruimtelijke onderbouwing Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree 16-08-2011 1. Inleiding Algemeen De heer Wijnen heeft het verzoek gedaan om een loods op het perceel

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. J.A.R.M. van Egmond (GROENLINKS) (d.d. 2 maart 2015) Nummer 3022

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. J.A.R.M. van Egmond (GROENLINKS) (d.d. 2 maart 2015) Nummer 3022 van Gedeputeerde Staten op vragen van J.A.R.M. van Egmond (GROENLINKS) (d.d. 2 maart 2015) Nummer 3022 Onderwerp Ontwikkelplan Oranjebonnen Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller

Nadere informatie

Milieueffectrapport Tweede fase Zoetermeer-Zuidplas. Samenvatting

Milieueffectrapport Tweede fase Zoetermeer-Zuidplas. Samenvatting Milieueffectrapport Tweede fase Zoetermeer-Zuidplas Samenvatting 1 Inhoudsopgave 1. AANLEIDING, DOEL EN STATUS MILIEUEFFECTRAPPORT... 3 2. PROJECTDOELSTELLINGEN EN AUTONOME ONTWIKKELING... 5 3. ACHT PROJECTALTERNATIEVEN...

Nadere informatie

Bijlage 2a. Advies m.e.r.-plicht

Bijlage 2a. Advies m.e.r.-plicht Bijlage 2a Advies m.e.r.-plicht Notitie Contactpersoon Rob Evelein Datum 27 november 2012 Kenmerk N001-4793200REV-evp-V03-NL Advies m.e.r.-plicht bestemmingsplan glastuinbouwgebied Oostland-Pijnacker

Nadere informatie

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht

Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Proactieve aanwijzing Windpark Kabeljauwbeek, Woensdrecht Inhoudsopgave Regels Bookmark not defined. 3 Error! Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Begripsbepalingen 3 Hoofdstuk 2 Algemene regels Artikel

Nadere informatie

HERONTWIKKELING MOLENWAL

HERONTWIKKELING MOLENWAL STARTNOTITIE HERONTWIKKELING MOLENWAL (VOORMALIGE BUSREMISE) Maart 2011 Gemeente Oudewater Sector REV 1 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 1 INLEIDING... 3 2 PLANGEBIED... 4 2.1 HET PLANGEBIED... 4 2.2 PROGRAMMA...

Nadere informatie

Convenant Vestigingscriteria Bedrijventerreinen Noord-Veluwe

Convenant Vestigingscriteria Bedrijventerreinen Noord-Veluwe Convenant Vestigingscriteria Bedrijventerreinen Noord-Veluwe Partijen, 1. De gemeenten die lid zijn van het Sociaal-Economisch Overleg Noord-Veluwe (Hattem, Heerde, Oldebroek, Elburg, Nunspeet, Harderwijk,

Nadere informatie

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg

POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg POL-uitwerking Landelijk Gebied Noord-Limburg Bestuursafspraken CONCEPT versie 27 november 2015 1. Inleiding Het landelijk gebied van de regio Noord-Limburg is divers van karakter; bestaande uit beekdalen,

Nadere informatie

Cramer geeft startsein voor superduurzame Zuidplaspolder

Cramer geeft startsein voor superduurzame Zuidplaspolder Cramer geeft startsein voor superduurzame Zuidplaspolder Minister Cramer heeft 3 juni het startsein gegeven voor de ontwikkeling van de Zuidplaspolder tot een icoon van duurzaamheid. In de brandweerkazerne

Nadere informatie

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Januari Ontwerpbesluit. Provinciale Staten van Zuid-Holland,

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Januari Ontwerpbesluit. Provinciale Staten van Zuid-Holland, Voordracht aan Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten Vergadering Januari 2009 Nummer 6004 onderwerp Wijziging partiële herziening Zuid-Holland West; As Leiden Katwijk 1 Ontwerpbesluit Provinciale

Nadere informatie

Ontwerp begroting 2013

Ontwerp begroting 2013 DB 28-03-2012 Ontwerp begroting 2013 en Meerjarenraming 2014-2016 Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas Vastgesteld door het Algemeen Bestuur d.d.2012 Inleiding Voor u ligt de ontwerpbegroting 2013

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP Provincie Utrecht partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Vogelenzang ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 juli 2010 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Provinciaal belang 3.

Nadere informatie

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202 VISIEKAART 8 9 s t r u c t u u r v i s i e G o o r 2 0 2 5 structuu Goor 202 rvisie 5 1. Structuurvisie Goor 2025 2. Analyse 3. Visie en ambitie: Goor in 2025 4. Ruimtelijke kwaliteit 5. Wonen 6. Economie

Nadere informatie

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) De gemeente Berkelland vraagt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, Kieftendijk Haaksbergseweg

Nadere informatie

Bijlagen Referenties en kaarten

Bijlagen Referenties en kaarten Bijlagen Referenties en kaarten 2020 Visie 2020 95 Groen - Blauw Natuur en ecologie 96 Water 97 Mobiliteit Weginfrastructuur 98 Openbaar vervoer 99 Fietspaden 100 Wonen Economie Woningbouwlocaties 101

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening

Hoofdstuk 3 Beleid. 3.1 Inleiding. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening Hoofdstuk 3 Beleid 3.1 Inleiding Bij het maken van een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met het beleid van hogere overheden (het rijk en de provincie) en de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders.

Nadere informatie

Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan 'Saksen Weimar fase 5 t/m 7'

Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan 'Saksen Weimar fase 5 t/m 7' Raadsvoorstel Voor de gemeenteraadsvergadering d.d. 13 juli 2015 Documentnummer : 2015.0.053.562 Zaaknummer: 2015-02-00709 Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan 'Saksen Weimar fase 5 t/m 7' Aan de gemeenteraad.

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief. De gemeenteraad van Albrandswaard. Betreft: bod voor nieuwe regionale woningmarktafspraken. Geachte raadsleden,

Raadsinformatiebrief. De gemeenteraad van Albrandswaard. Betreft: bod voor nieuwe regionale woningmarktafspraken. Geachte raadsleden, Raadsinformatiebrief De gemeenteraad van Albrandswaard Uw brief van: Ons kenmerk: 1351107 Uw kenmerk: Contact: Jeannette Wijnmalen Bijlage(n):1 Doorkiesnummer: 010-506 1158 E-mailadres: j.wijnmalen@bar-organisatie.nl

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel Inleiding en planbeschrijving In Netersel is in de huidige situatie een speelterrein gelegen (zie figuur 1). Dat speelterrein is deels binnen het plangebied

Nadere informatie

Veelgestelde vragen Transformatie Schieoevers-Noord

Veelgestelde vragen Transformatie Schieoevers-Noord Veelgestelde vragen Transformatie Schieoevers-Noord Wat is het plan voor Schieoevers? In 2010 heeft het college van B&W van de gemeente Delft de gebiedsvisie Schieoevers 2030 vastgesteld. De gebiedsvisie

Nadere informatie

Woonvisie Zuidplas. A4_omslag_woonvisie_v2.indd 1 17-02-2009 14:58:48

Woonvisie Zuidplas. A4_omslag_woonvisie_v2.indd 1 17-02-2009 14:58:48 Intergemeentelijke visie op het wonen in de vijf Zuidplaspoldergemeenten Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Waddinxveen en Zevenhuizen-Moerkapelle tot 2020 A4_omslag_woonvisie_v2.indd 1 17-02-2009

Nadere informatie

Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006

Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006 DEEL C Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006 Deel C Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006 Voor de belangrijkste tekstblokken uit het Omgevings plan Flevoland 2006 is hierna een voorstel gedaan voor

Nadere informatie

2.2 Provinciaal beleid

2.2 Provinciaal beleid Bijlage behorend bij het raadsvoorstel en -besluit tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan Hoek Markt- Veestraat (wijzigingen tekst toelichting zijn cursief weergegeven). 2.2 Provinciaal beleid

Nadere informatie

INLEIDING EN LEESWIJZER

INLEIDING EN LEESWIJZER INHOUD BLZ INLEIDING EN LEESWIJZER De talenten van Oirschot...3 Wat is een structuurvisieplus?...3 Het planproces...5 Opbouw van de structuurvisieplus...7 028-252 gemeente Oirschot StructuurvisiePlus "Inleiding

Nadere informatie

Programma ruimte. Partiële wijziging inzake stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare. Ontwerp. Gedeputeerde Staten 15 maart 2016

Programma ruimte. Partiële wijziging inzake stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare. Ontwerp. Gedeputeerde Staten 15 maart 2016 Programma ruimte Partiële wijziging inzake stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare Ontwerp Gedeputeerde Staten 15 maart 2016 1 2 1. Inleiding De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) is op 9 juli 2014

Nadere informatie

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D Inhoud Toelichting Regels Verbeelding 19 oktober 2010 Projectnummer

Nadere informatie

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Besluit Studielocaties Windenergie Nationale Landschappen.

Voordracht aan Provinciale Staten. van Gedeputeerde Staten. Besluit Studielocaties Windenergie Nationale Landschappen. Voordracht aan Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten Vergadering April 2012 Nummer 6456 Onderwerp Besluit Studielocaties Windenergie Nationale Landschappen 1 Ontwerpbesluit Provinciale Staten van

Nadere informatie

Windenergie in Almere

Windenergie in Almere In dit boekje is te vinden: Ambitie: Almere energieneutraal in 2022 Waarom deze ambitie? Hoe bereiken we de ambitie? Energie Werkt! Vergelijking met ontwikkeling zonder beleid Ambitie: Almere energieneutraal

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik dialoogavonden toelichting uitwerking

Nadere informatie

Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Bedrijventerrein A4 - zone West te Haarlemmermeer. 20 februari

Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Bedrijventerrein A4 - zone West te Haarlemmermeer. 20 februari Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Bedrijventerrein A4 - zone West te Haarlemmermeer 20 februari 2003 1322-56 ISBN 90-421-1118-6, Commissie voor de milieueffectrapportage. Gemeenteraad

Nadere informatie

KLANKBORDGROEP DRIESPRONG. 28 mei 2019

KLANKBORDGROEP DRIESPRONG. 28 mei 2019 KLANKBORDGROEP DRIESPRONG 28 mei 2019 AGENDA Opening Thema s voor de Structuurvisie Wonen Ruimtelijke aspecten Verkeer en mobiliteit Groen en water Glastuinbouw en milieu Duurzaamheid en klimaatadaptatie

Nadere informatie

KLAVERTJE 4 GREENPORT VENLO

KLAVERTJE 4 GREENPORT VENLO KLAVERTJE 4 GREENPORT VENLO LUCHTFOTO REALISATIE EERSTE FASE Venlo en omgeving willen als eerste regio ter wereld de principes van Cradle to Cradle (C2C) gaan toepassen. De aanstaande wereldtuinbouwtentoonstelling,

Nadere informatie

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg Welstandsparagraaf Locatie Voorweg concept november 2010 inhoudsopgave 1 Locatie en programma 2 Ruimtelijke structuur 3 Stedenbouwkundig uitgangspunt 4 Welstandsbeleid 5 Welstandscriteria Algemeen Hoofdvorm/Massavorm

Nadere informatie